Hoofdpijn
special
Hoofdpijn door geneesmiddelen
Aan de top van de meest gemelde bijwerkingen M.C.H. de Groot, medisch bioloog L.J. Stoker, apotheker E.P. van Puijenbroek, huisarts Nederlands Bijwerkingen Centrum Lareb, ’s-Hertogenbosch
Hoofdpijn vertegenwoordigt 6,5% van het aantal meldingen bij Lareb en staat samen met misselijkheid aan de top van meest gemelde bijwerkingen. Verschillende pathofysiologische mechanismen kunnen een rol spelen.
H
oofdpijn is een frequent voorkomend verschijnsel dat een op zichzelf staand ziektebeeld kan zijn, maar ook een uitingsvorm van vele andere aandoeningen. Hoofdpijn komt vaak voor in samenhang met het gebruik van geneesmiddelen. Het is daarom veelal moeilijk een onderscheid te maken tussen hoofdpijn als bijwerking of als uiting van het onderliggende ziektebeeld. Bij hoofdpijn ten gevolge van medicatiegebruik laat zich een subklasse onderscheiden van hoofdpijn ten gevolge van geneesmiddelgebruik ter bestrijding van reeds bestaande hoofdpijn [1]. Het Nederlands Bijwerkingen Centrum Lareb is verantwoordelijk voor het spontanemeldingsysteem van bijwerkingen. In opdracht van het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen registreert en analyseert Lareb meldingen van artsen en apothekers. In het eerste deel van dit artikel wordt een overzicht gegeven van de meldingen van hoofdpijn in de Lareb-databank. Deze resultaten worden vervolgens aan de hand van de literatuur en de mogelijke werkingsmechanismen besproken.
Methoden Om de relatie tussen hoofdpijn en verdachte geneesmiddelen te analyseren, wordt in dit overzicht gebruikgemaakt van de ‘reporting odds ratio’ (ROR) [2] die eerder in dit tijdschrift besproken is [3]. Een ROR >1 betekent dat een associatie van bijwerking en geneesmiddel in de Lareb-databank vaker voorkomt dan andere associaties. Indien ook de ondergrens van het 95%-betrouwbaarheidsinterval (BI95) >1 is, stellen we dat de verhoging van de frequentie van optreden van de associatie statistisch signiGcant is [4]. Op deze wijze is het goed mogelijk een indruk te geven van de onderlinge verschillen tussen de geneesmiddelen. Spontanemeldingsystemen zijn minder geschikt om uitspraken te doen over absolute incidenties. Voordat meldingen worden opgeslagen bij Lareb, worden de bijwerkingen voorzien van een MedDRA-code. Alle meldingen met de ‘preferred terms’ “Headache Not Otherwise SpeciGed” (NOS), “Migraine NOS”, “Migraine aggravated” werden geselecteerd. Vervolgens werden de meldingen in deze selectie gesorteerd op geneesmiddel en geneesmiddel-
[1424]
4 oktober 2002 • Jaargang 137 Nr. 40 • Pharmaceutisch Weekblad
groep volgens de eerste 7 respectievelijk eerste 5 tekens van de ATC-code (ATC7-groep respectievelijk ATC5-groep). Van associaties die meer dan 5 keer aanwezig zijn, werden de ROR en het BI95 berekend. Hierbij vormden de meldingen op betrokken genees-
De Groot MCH, Stoker LJ, Van Puijenbroek EP. Aan de top van de meest gemelde bijwerkingen. Hoofdpijn door geneesmiddelen. Pharm Weekbl 2002;137(40):1424-1428.
Keywords Adverse drug reaction reporting systems Adverse efects Headache Migraine Abstract At the top of the most reported adverse reactions. Drug-induced headache
The Netherlands Pharmacovigilance Centre Lareb evaluates the reports as generated by the spontaneous adverse event reporting system in the Netherlands. This article describes the association between the adverse drug reactions (ADRs), headache and migraine and reported suspected drugs. In a case/non-case design, reporting odds ratios were calculated in order to analyse this association. Additionally the results of this analysis were compared with data from literature. Taken together, the ADRs headache and migraine are the second most reported ADR. The results of the analysis of the association between drugs and both ADRs in the Lareb data set are generally in accordance with literature data. Especially drugs causing vasodilative efects have often been associated with headache or migraine. Correspondentie kan worden gericht aan dr. M.C.H. de Groot, Nederlands Bijwerkingen Centrum Lareb, Goudsbloemvallei 7, 5237 MH ’s-Hertogenbosch.
Kernpunten ●
Hoofdpijn is, naast misselijkheid, met 6,5% van het totaal
●
Bij hoofdpijn als bijwerking kunnen verschillende patho-
●
Bijwerkingen van geneesmiddelen met vasodilaterende
●
Migraine is relatief weinig gemeld als bijwerking.
●
De meldingen bij Lareb corresponderen met gegevens uit de
aantal meldingen, de meest gemelde bijwerking bij Lareb. fysiologische mechanismen een rol spelen. eigenschappen zijn frequent gemeld.
literatuur.
reporting odds ratio 1
10
100
nitraten
Hoofdpijn
reporting odds ratio’s (ror) met 95%-betrouwbaarheidsintervallen van associaties tussen hoofdpijn en geneesmiddelgroepen (gegroepeerd naar atc-codes met 5 tekens)
special
Figuur 1
calciumantagonisten (dihydropyridinederivaten) parasympathicolytica (ipratropium + mebeverine) aminochinolinen (mefloquine)
gelekoortsvaccin trombocytenaggregatieremmers (dipyramidol, carbasalaatcalcium) estreenderivaten (tibolon)
foliumzuur en derivaten
orale anticonceptiva
calciumantagonisten (verapamil)
tweede generatie H1-receptorantagonisten sulfonamiden met trimethoprim (co-trimoxazol)
nitrofuraanderivaten
mesalazine en sulfalazine
H2-receptorantagonisten
bètablokkers
middel en geneesmiddelgroep de onderzoeksgroep en alle andere meldingen in de databank de controlegroep. ‘Cases’ hadden betrekking op meldingen gecodeerd met een van de genoemde coderingen voor hoofdpijn, ‘non-cases’ vormden meldingen die niet voorzien waren van een van deze codes.
Resultaten In dit overzicht zijn de meldingen tot 25 juni 2002 verwerkt. Hoofdpijn is, naast misselijkheid, de meest gemelde bijwerking bij Lareb, en vertegenwoordigt 6,5% van het totaal aantal meldingen. De Larebdatabank bevat 2047 meldingen op hoofdpijn en 95 met betrekking tot migraine. Op een enkele uitzondering na staat hoofdpijn bij deze middelen vermeld in de
bijsluiter- of 1B-tekst. Hoofdpijn komt bij mannen en vrouwen relatief even vaak voor. Migraine wordt bij vrouwen tweemaal zo vaak als bij mannen gemeld. Geneesmiddelgroepen waarbij signiGcant frequenter hoofdpijn gemeld werd, zijn samen met
De Lareb-databank bevat 2047 meldingen over hoofdpijn en 95 over migraine ROR en BI95 weergegeven in Gguur 1. In tabel 1 worden die geneesmiddelen getoond die meer dan vijfmaal in de Lareb-databank aanwezig zijn en statistisch signiGcant
4 oktober 2002 • Jaargang 137 Nr. 40 • Pharmaceutisch Weekblad
[1425]
Hoofdpijn
special
Tabel 1
overzicht van geneesmiddelen (atc7) met reporting odds ratio (ror) en 95%-betrouwbaarheidsinterval (bi95) Verdacht geneesmiddel
Aantal meldingen ROR (BI95)
Isosorbidedinitraat
35
16,0
(9,9-25,7)
Isosorbidemononitraat
42
11,9
(7,9-17,8)
Dipyridamol
18
7,1
(4,1-12,4)
Felodipine
11
6,0
(3,0-12,1)
Nifedipine
66
3,8
(2,9-7,9)
6
7,1
(2,7-18,6)
Oestrogeen met norgestrel Terfenadine
24
3,6
(2,3-5,6)
Nitroglycerine
11
4,3
(2,2-8,5)
161
2,2
(1,9-2,6)
7
4,3
(1,9-9,9)
15
3,1
(1,8-5,4)
Mefloquine Isradipine Ipratropium Gele koorts, levend verzwakt vaccin
6
4,0
(1,6-9,8)
Tibolon
15
2,7
(1,5-4,6)
Cisapride
23
2,2
(1,4-3,5)
6
3,4
(1,4-8,2)
Foliumzuur Verapamil
17
2,2
(1,3-3,7)
Loratadine
14
2,3
(1,3-4,1)
Indometacine
14
2,3
(1,3-4,0)
Sulfamethoxazol met trimethoprim
45
1,7
(1,3-2,4)
Nitrofurantoïne
37
1,8
(1,2-2,5)
Cyproteron met oestrogeen
10
2,4
(1,2-4,7) (1,2-6,9)
Mebeverine
6
2,9
Oestrogeen met desogestrel
19
1,9
(1,2-3,1)
Alfuzosine
11
2,2
(1,2-4,2)
Theofylline
22
1,8
(1,2-2,8)
Salmeterol
13
2,0
(1,1-3,5)
Sulfasalazine
13
2,0
(1,1-3,5)
Minocycline
13
1,8
(1,0-3,5)
oververtegenwoordigd zijn. De geneesmiddelen zijn gesorteerd op aHopende ondergrens van het BI95. Hoofdpijn kan zowel door het fysiologische werkingsmechanisme van bepaalde stofen veroorzaakt worden als door reactie op speciGeke chemische structuren. Er is dus verschil te verwachten tussen groepsefecten en individuele stofen. Een voorbeeld is indometacine dat in de literatuur en de Lareb-database prominent aanwezig is, terwijl de corresponderende ATC5-groep niet scoort bij de analyse. De bijwerking “migraine” werd alleen vaker gemeld bij de geneesmiddelgroep “oestrogenen met progestagenen in vaste verhouding” (ROR 11,2; BI95 5,5-22,6). Er is voor gekozen deze niet in de graGek op te nemen.
Beschouwing In de literatuur is in de loop der tijd verschillende malen melding gemaakt van hoofdpijn als bijwerking, meestal in de vorm van case reports. Indien hoofdpijn en migraine als bijwerking optreden, kunnen verschillende pathofysiologische mechanismen een rol spelen.
intracraniale vasculaire oorzaken Vermoedelijk is het rekken van de wand van cerebrale bloedvaten, waardoor prikkeling van de
[1426]
4 oktober 2002 • Jaargang 137 Nr. 40 • Pharmaceutisch Weekblad
nociceptieve receptoren plaatsvindt, in vele gevallen de oorzaak van geneesmiddelgeïnduceerde hoofdpijn [1]. Deze hoofdpijn is typisch bilateraal, pulserend en fronto-temporaal gelokaliseerd. De klachten hebben een acuut karakter, zijn rechtstreeks gerelateerd aan het farmacologische efect, zijn dosisaKankelijk en treden over het algemeen op binnen een vaste tijd na inname. Na eliminatie van het geneesmiddel uit het lichaam verdwijnen de klachten [5]. Vermoedelijk zijn de vasodilaterende eigenschappen van nitraten, calciumantagonisten, ACE-remmers, bètablokkers en enkele andere antihypertensiva verantwoordelijk voor dit efect [5, 6]. Analoog kan ook van angiotensine-IIantagonisten en β-receptorantagonisten verwacht worden dat zij door vasodilatatie hoofdpijn kunnen veroorzaken. Ook geneesmiddelen waarvan dit efect minder op de voorgrond staat, kunnen via dit mechanisme hoofdpijn veroorzaken; de trombocytenaggregatieremmer dipyridamol (mogelijk door remming van heropname van adenosine in de erytrocyt, de trombocyt en de vaatwand) [7], het xanthinederivaat theofylline (mogelijk door fosfodiësteraseremming of blokkade van de adenosinereceptoren) [7] en β2-sympathicomimetica, zoals terbutaline, salbutamol en salmeterol. Het feit dat zowel bètablokkers als β2-sympathicomimetica vasodilatatie kunnen veroorzaken, lijkt tegenstrijdig, maar valt te verklaren uit een verschil in selectiviteit voor β-receptorsubtypes van bètablokkers en β2-sympathicomimetica. Indometacine kan arteriële vasoconstrictie veroorzaken, waardoor de cerebrale doorbloeding afneemt. Na staken van dit geneesmiddel of binnen 24 uur na één enkele dosis vindt compensatoire vasodilatatie plaats [6]. Indometacinegeïnduceerde hoofdpijn kan ook andere oorzaken hebben, zoals zout- en waterretentie [6]. Analyse van de Lareb-databank toonde volgens verwachting een statistisch signiGcante samenhang bij meldingen met betrekking tot hoofdpijn en het gebruik van isosorbidedinitraat, isosorbidemononitraat, nitroglycerine, felodipine, nifedipine, isradipine, verapamil, alfuzosine, dipyridamol, theofylline, salmeterol en indometacine. Op groepsniveau werd een associatie gevonden met nitraten, calciumantagonisten (dihydropyridinederivaten en verapamil), trombocytenaggregatieremmers en bètablokkers. De rol van histamine in de pathogenese van hoofdpijn en migraine is controversieel. Alhoewel histamine-infusie leidt tot vasodilatatie en hoofdpijn, zijn histaminereceptorantagonisten niet geschikt als therapeuticum of profylacticum. De H1-antagonisten en de H2-antagonisten zelf kunnen echter ook hoofdpijn veroorzaken [6], hetgeen vooralsnog onverklaarbaar is, maar bij beide klassen geneesmiddelen zowel in de literatuur als in de Lareb-databank wordt teruggevonden. Wat betreft de H1-antagonisten wordt dit efect vooral gezien bij terfenadine en loratadine. Een ander type hoofdpijn waarbij een vasculaire oorzaak centraal staat, is migraine. Naast ernstige hoofdpijn, die vaak pulserend en unilateraal is, gaan aanvallen vaak gepaard met een aura en ontregeling van het autonome zenuwstelsel. Met name oestrogenen en
special
Hoofdpijnweek: 19 vragen om rekening mee te houden
Bij de Infolotgenotenlijn van de Nederlandse Vereniging van Hoofdpijnpatiënten (NVvH) kunnen bellers alles bespreken wat ze dwars zit bij hoofdpijn. De vragen die ze stellen, zijn vanzelfsprekend heel verschillend. Mensen stellen hele korte praktische vragen, of leggen hun eigen
Hoofdpijn
de combinatie van oestrogenen en progestagenen zijn in de literatuur in verband gebracht met het uitlokken van migraine-aanvallen [6]. Hormoongerelateerde aanvallen vinden met name in de stopweek plaats. Verrassend genoeg zijn er juist ook veel vrouwen bij wie de migraineklachten verminderen tijdens gebruik van orale anticonceptiva [6]. Van deze groep is alleen de combinatie van ethinylestradiol en gestodeen oververtegenwoordigd.
specifieke probleem neer. Hun vragen gaan vaak over de
benigne intracraniale hypertensie Benigne intracraniale hypertensie (BIH; pseudotumor cerebri) wordt veroorzaakt door cerebraal oedeem en presenteert zich als hoofdpijn. BIH is vrijwel altijd geassocieerd met papiloedeem, dat aanleiding kan geven tot visusklachten. Dit zeldzame fenomeen wordt soms door geneesmiddelen veroorzaakt. In 1951 werd isotretinoïne als eerste geassocieerd met BIH. Inmiddels zijn onder andere corticosteroïden [8], oestrogenen, nitrofurantoïne, mesalazine [9] en tetracyclinen in de literatuur in verband gebracht met het induceren van benigne intracraniale hypertensie [5, 6, 10]. De pathofysiologie is mogelijk een stoornis in terugresorptie van liquor [11]. Het is mogelijk dat de natriumsparende eigenschappen van oestrogenen en corticosteroïden verantwoordelijk zijn voor het optreden van BIH [6]. Orale anticonceptiva kunnen eventueel ook via een ander mechanisme BIH induceren. Er is toenemend bewijs dat verandering van veneuze sinusdrainage, mogelijk veroorzaakt door een trombose, van belang is [1]. De Lareb-databank bevat geen meldingen van BIH.
klachten, waar zij langer of korter mee te maken hebben. Soms gaan die vragen ook over geneesmiddelen. Bij het bekijken van de lijst met de 19 meest gestelde vragen in het afgelopen jaar wordt misschien duidelijk dat er behoefte bestaat aan praktische en inhoudelijke informatie over geneesmiddelen bij hoofdpijn. Wie bekruipt het gevoel dat daar een taak voor apotheken is weggelegd? 1 Ik heb zo’n hoofdpijn, weet u wat dat is? 2 Kunt u mij mondeling/schriftelijk informatie geven over ... (diverse hoofdpijnsoorten)? 3 Kunt u mij een hoofdpijndagboek sturen? 4 Hoeveel mag ik per dag gebruiken van ... (medicijn wordt genoemd)? 5 Mijn huisarts wil mij geen triptan voorschrijven, wat moet ik nu doen? 6 Mijn huisarts wil mij geen ergotamine voorschijven, maar ik heb het nodig. Wat moet ik doen? 7 Ik wil naar een specialist, maar krijg geen verwijzing van mijn huisarts, kunt u mij adviseren? 8 Weet u een goede arts/neuroloog die mijn hoofdpijn kan behandelen? 9 Welke medicijnen mag ik naast mijn
aseptische meningitis Een breed scala aan geneesmiddelen is in verband gebracht met het optreden van aseptische meningitis. Tot de symptomen van dit zeldzame klinische beeld behoren (naast hoofdpijn): koorts, fotofobie, nekstijKeid, misselijkheid en braken. Deze relatie is met name van antibiotica en prostaglandinesynthetaseremmers beschreven. Ibuprofen [12], naproxen, sulindac [13] en, meer recentelijk, rofecoxib [14] zijn in meerdere of mindere mate in verband gebracht met het optreden van aseptische meningitis [15]. Aseptische meningitis ontwikkelt zich doorgaans snel na starten van de medicatie, maar is ook gerapporteerd na langdurig gebruik. Bij co-trimoxazol [16], de β-lactamantibiotica amoxicilline [17] en cefalosporinen en enkele andere antibiotica zijn verbanden gesuggereerd [15]. Ook immunoglobuline, intrathecale geneesmiddelen, vaccins en diverse andere geneesmiddelen zijn geassocieerd met aseptische meningitis [15]. Deze associaties zijn vaak gebaseerd op slechts één of enkele case reports. Mogelijke mechanismen zijn directe chemische ‘irritatie’ van de meninges of een immunologische reactie [15]. Lareb heeft geen meldingen van aseptische meningitis ontvangen. De hoofdpijnmeldingen in de Lareb-database van geneesmiddelen die in de literatuur geassocieerd zijn met aseptische meningitis, zijn niet te herleiden tot deze aandoening en hebben vermoedelijk een andere oorzaak.
hoofdpijnmedicatie wel/niet gebruiken? 10 Ik gebruik een antidepressivum, mag ik dan wel triptanen gebruiken? 11 Ik slik elke dag pijnstillers tegen de hoofdpijn, maar het helpt niet meer, wat moet ik doen? 12 Ik gebruik een middel om hoofdpijn te voorkomen, maar ik word er zo beroerd van. Wat moet ik doen? 13 Ik wil graag informatie over migraine in relatie tot de hormoonhuishouding. 14 Ik ben zwanger, mag ik medicijnen tegen de hoofdpijn gebruiken? 15 Mijn baas begrijpt niet dat ik wegens hoofdpijn/ migraine regelmatig mijn werk niet kan doen, wat moet ik doen? 16 De arbo-arts neemt mij niet serieus, wat moet ik doen? 17 Mijn kind heeft hoofdpijn, hebt u daar informatie over? 18 Ik zie lichtflitsen en krijg dan erge hoofdpijn, weet u wat dat is? 19 Aanvragen voor folders, brochures, posters, lezingen, informatiebijeenkomsten, medewerking aan radio/tv-uitzendingen of onderzoeken, perspublicaties enzovoort.
4 oktober 2002 • Jaargang 137 Nr. 40 • Pharmaceutisch Weekblad
[1427]
Hoofdpijn
special
medicatieafhankelijke hoofdpijn In tegenstelling tot eerder genoemde mechanismen, is bij medicatieaKankelijke hoofdpijn sprake van een situatie waarin chronisch gebruik van ‘hoofdpijnstillers’ de hoofdpijnklachten negatief beïnvloedt. De efecten van frequent gebruik van analgetica zoals ergotamine, triptanen [18, 19], NSAID’s en opioïden zijn uitvoerig beschreven [20]. Het exacte mechanisme voor het ontstaan van medicatieaKankelijke hoofdpijn is onbekend. Er zijn observaties van een verlaging van de
Het mechanisme voor het ontstaan van medicatieafhankelijke hoofdpijn is onbekend serotoninespiegel in bloedplaatjes bij overmatig gebruik van analgetica door zowel hoofdpijn- als migrainepatiënten [21]. Het blijkt dat deze analgetisch geïnduceerde hoofdpijn voornamelijk optreedt wanneer hoofdpijn de reden van dit geneesmiddelgebruik is [22]. Dit kan betekenen dat onderdelen van het intrinsieke systeem van pijnmodulatie bij hoofdpijnpatiënten extra gevoelig zijn voor overmatig gebruik of dat mentale attentie voor pijn een rol speelt [23]. Ergotaminegeïnduceerde hoofdpijn komt zowel voor bij chronisch gebruik als na staken van dit geneesmiddel [22]. Meldingen van hoofdpijn bij NSAID’s, ergotamine, triptanen en opioïden zijn aanwezig in de Larebdatabank. Hoofdpijn is echter in vergelijking met andere bijwerkingen niet oververtegenwoordigd.
andere oorzaken Naast de besproken werkingsmechanismen zijn er nog enkele andere oorzaken van geneesmiddelgeïnduceerde hoofdpijn. In zeldzame gevallen kan (ernstige) hypertensie resulteren in hoofdpijnklachten. Een hypertensieve crisis door interactie van monoamino-oxidaseremmers met amfetamine, efedrine, tricyclische antidepressiva of tyraminebevattend voedsel (wijn en ‘oude kaas’) gaat vaak gepaard met hoofdpijn [1]. In vele andere gevallen kan naar het werkingsmechanisme van geneesmiddelgeïnduceerde hoofdpijn slechts gegist worden. Vele geneesmiddelen kunnen op onbekende wijze hoofdpijn veroorzaken zonder dat hiervan een pathofysiologische mechanisme bekend is. In onze database hebben we sterke associaties gevonden met enkele geneesmiddelen die niet gemakkelijk zijn onder te brengen bij een van de besproken werkingsmechanismen: cisapride, co-trimoxazol, foliumzuur, gelekoortsvaccin, ipratropium, mebeverine, meHoquine, nitrofurantoine, sulfasalazine en tibolon.
Conclusie Hoofdpijn als bijwerking van geneesmiddelen wordt zeer frequent gemeld bij Lareb. De Lareb-analyse is grotendeels in overeenstemming met eerdere bevindingen in de literatuur [5, 6, 20]. Middelen met vasodilaterende eigenschappen zijn in de databank frequent geassocieerd met hoofdpijn. Migraine is relatief weinig gemeld. Alleen bij de combinatie ethinylestradiol met gestodeen wordt een signiGcant disproportionele associatie waargenomen ●
literatuur 1 Neurological disorders. In: Blain PG, Lane RJM, Davies DM, et al., red. Davies’s textbook of adverse drug reactions. 5e ed. Londen: Chapman & Hall Medical; 1998:585-629. 2 Moore N, Kreft-Jais C, Haramburu F, et al. Reports of hypoglycaemia associated with the use of ACE inhibitors and other drugs: a case/non-case study in the French pharmacovigilance system database. Br J Clin Pharmacol 1997;44(5):513-8. 3 Diemont WL, Van Puijenbroek EP, Van Grootheest AC. Het duiden van een associatie. Renale bijwerkingen van geneesmiddelen. Pharm Weekbl 2001;136(36):1354-8. 4 Egberts AC, Meyboom RH, De Koning FH, et al. Non-puerperal lactation associated with antidepressant drug use. Br J Clin Pharmacol 1997;44(3):277-81. 5 Silberstein SD. Drug-induced headache. Neurol Clin 1998;16(1):107-23. 6 Askmark H, Lundberg PO, Olsson S. Drug-related headache. Headache 1989;29(7):441-4. 7 Van Loenen AC, red. Farmacotherapeutisch kompas. Amstelveen: College voor Zorgverzekeringen; 2002. 8 Newton M, Cooper BT. Benign intracranial hypertension during prednisolone treatment for inflammatory bowel disease. Gut 1994;35(3):423-5. 9 Rottembourg D, Labarthe F, Arsene S, et al. Headache during mesalamine therapy: a case report of mesalamine-induced pseudotumor cerebri. J Pediatr Gastroenterol Nutr 2001;33(3):337-8. 10 Drug-induced benign intracranial hypertension. Prescrire Int 1998;7(34):55-6. 11 Oosterhuis HJGH. Klinische neurologie. 12e ed. Houten: Bohn Stafleu Van Loghum; 1995:118.
[1428]
4 oktober 2002 • Jaargang 137 Nr. 40 • Pharmaceutisch Weekblad
12 Lee RZ, Hardiman O, O’Connell PG. Ibuprofen-induced aseptic meningoencephalitis. Rheumatology (Oxford) 2002;41(3):353-5. 13 Von Reyn CF. Recurrent aseptic meningitis due to sulindac. Ann Intern Med 1983;99(3):343-4. 14 Bonnel RA, Villalba ML, Karwoski CB, et al. Aseptic meningitis associated with rofecoxib. Arch Intern Med 2002;162(6):713-5. 15 Jolles S, Sewell WA, Leighton C. Drug-induced aseptic meningitis: diagnosis and management. Drug Saf 2000;22(3):215-26. 16 Meng MV, St Lezin M. Trimethoprim-sulfamethoxazole induced recurrent aseptic meningitis. J Urol 2000;164(5):1664-5. 17 Czerwenka W, Gruenwald C, Conen D. Aseptic meningitis after treatment with amoxicillin. BMJ 1999;318(7197):1521. 18 Limmroth V, Kazarawa Z, Fritsche G, et al. Headache after frequent use of serotonin agonists zolmitriptan and naratriptan. Lancet 1999;353(9150):378. 19 Dowson A. Drug-induced headaches. Lancet 1999;354(9174):254-5. 20 Headache Classification Committee of the International Headache Society, inventor. Classification and diagnostic criteria for headache disorders, cranial neuralgias and facial pain; Proposal for modification. 2002. 21 Srikiatkhachorn A, Maneesri S, Govitrapong P, et al. Derangement of serotonin system in migrainous patients with analgesic abuse headache: clues from platelets. Headache 1998;38(1):43-9. 22 Olesen J. Analgesic headache. BMJ 1995;310(6978):479-80. 23 Bushnell MC, Duncan GH, Hofbauer RK, et al. Pain perception: is there a role for primary somatosensory cortex? Proc Natl Acad Sci U S A 1999;96(14):7705-9.