Dit artikel uit Vennootschap & Onderneming is gepubliceerd door Boom juridisch en is bestemd voor anonieme bezoeker
Vennootschap & Onderneming
Hoofdlijnen van Wetsvoorstel 28 179 Inleiding
Op 8 januari 2002 is bij de Tweede Kamer ingediend het voorstel van wet tot wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met aanpassing van de structuurregeling (hierna: het Wetsvoorstel). Het Wetsvoorstel volgt op het advies van de Sociaal-Economische Raad (SER) van 19 januari 2001 over het functioneren en de toekomst van de structuurregeling, dat werd uitgebracht op verzoek van het kabinet en de Tweede Kamer. De SER geeft in zijn advies concrete voorstellen voor de aanpassing van de structuurregeling, mede ingegeven door het actuele debat omtrent corporate governance. Naar aanleiding van het advies van de SER heeft het kabinet toegezegd de structuurregeling aan te passen in overeenstemming met het advies. Het Wetsvoorstel strekt tot uitvoering van deze toezegging. De huidige structuurregeling is van toepassing op NV’s en BV’s en in hoofdlijnen tevens op grote coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen. Het Wetsvoorstel beperkt zich, evenals het advies van de SER, tot NV’s – zowel beursgenoteerde als niet-beursgenoteerde – en BV’s. De SER heeft toegezegd in een later stadium terug te komen op de implicaties van de voorstellen voor structuurcoöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen. Het Wetsvoorstel omvat meer wijzigingen dan de titel doet vermoeden. Naast aanpassing van de structuurregeling voor NV’s en BV’s worden ook voorstellen gedaan die mede van toepassing zijn op niet-structuurvennootschappen. Het debat over corporate governance heeft evident zijn weerslag gevonden in het Wetsvoorstel. Het streven naar het vergroten van de invloed en betrokkenheid van kapitaalverschaffers is terug te vinden in menig artikel. Daarnaast streeft het Wetsvoorstel voor structuurvennootschappen naar het vergroten van de betrokkenheid van de ondernemingsraad bij de benoeming van de leden van de raad van commissarissen. Het evenwicht tussen het bestuur, het toezichthoudend orgaan, de kapitaalverschaffers en de ondernemingsraad heeft als uitgangspunt gediend. Het Wetsvoorstel brengt geen wijziging in het systeem waarbij voor structuurvennootschappen een verplichte scheiding wordt aangebracht tussen het bestuur en het toezicht daarop. In de visie van het kabinet en de SER blijft de
42
raad van commissarissen het meest aangewezen orgaan om toezicht uit te oefenen op het bestuur bij structuurvennootschappen. De achtergrond is dat de raad van commissarissen zich bij het uitoefenen van zijn taak uitdrukkelijk dient te richten naar het belang van de vennootschap en de daarmee verbonden onderneming, waardoor niet alleen met de belangen van de kapitaalverschaffers rekening gehouden moet worden, maar ook met de belangen van werknemers. Hierna volgt een overzicht van de hoofdlijnen van de in het Wetsvoorstel voorgestelde wijzigingen. Eerst komen de algemene wijzigingen aan de orde, die zowel op structuurvennootschappen als op gewone vennootschappen betrekking hebben. Daarna wordt ingegaan op de wijzigingen betreffende structuurvennootschappen. Algemene wijzigingen Goedkeuring bestuursbesluiten, artikel 2:107a/217a BW
Het nieuwe voorgestelde artikel 2:107a/217a BW onderwerpt bepaalde belangrijke bestuursbesluiten dwingendrechtelijk aan de goedkeuring van de algemene vergadering. Hiermee zal wettelijk worden vastgelegd dat bestuursbesluiten waarvan gezegd kan worden dat deze als gevolg hebben dat het karakter van de vennootschap of de onderneming en daarmee de aard van het aandeelhouderschap wijzigt, ter goedkeuring moeten worden voorgelegd aan de algemene vergadering. Het betreft besluiten van het bestuur omtrent: a. overdracht van de onderneming of vrijwel de gehele onderneming aan een derde; Hieronder valt ook de verkoop van activa indien dit in wezen de overdracht van onderneming of vrijwel de gehele onderneming inhoudt. Blijkens de memorie van toelichting (MvT) valt ook de aankoop van activa onder a, indien dit in wezen de overdracht van onderneming of vrijwel de gehele onderneming inhoudt. De wettekst en/of de toelichting zou op het punt van aankoop mijns inziens verduidelijking behoeven. b. het aangaan of verbreken van duurzame samenwerking van de vennootschap of een dochtermaatschappij met een andere rechtspersoon of vennootschap dan wel als volledig aansprakelijk vennote in een commanditaire vennootschap of vennootschap onder firma, indien dezesamenwerkingofverbrekingvaningrijpendebetekenis is voor de vennootschap; Het criterium dat de samenwerking of de verbreking van ingrijpende betekenis moet zijn, dient te worden
V&O maart 2002, nr. 3
Dit artikel uit Vennootschap & Onderneming is gepubliceerd door Boom juridisch en is bestemd voor anonieme bezoeker
Vennootschap & Onderneming gelezen tegen de achtergrond dat dit artikel slechts ziet op bestuursbesluiten die de identiteit van de vennootschap raken. c. het nemen of afstoten van een deelneming in het kapitaal van een vennootschap ter waarde van ten minste een derde van de activa volgens de geconsolideerde balans met toelichting volgens de laatst vastgestelde jaarrekening van de vennootschap, door haar of een dochtermaatschappij. Bewust is gekozen voor een ander criterium dan het eigen vermogen bedoeld in artikel 2:164/274 BW. Ook voorzieningen en schulden worden in het criterium sub c meegenomen. Net als in artikel 2:164/274 BW wordt verwezen naar de toelichting, zodat ook de stille reserves, genoemd in de toelichting, dienen te worden meegerekend. Het ontbreken van de vereiste goedkeuring tast de vertegenwoordigingsbevoegdheid van bestuurders niet aan. Agenderingsrecht, artikel 2:114a/224a BW
Het voorgestelde artikel 2:114a/224a BW geeft een agenderingsrecht aan aandeelhouders die ten minste één procent vertegenwoordigen van het geplaatste kapitaal. Voor beurs-NV’s geldt daarnaast een lagere drempel: houders van aandelen met een beurswaarde van ten minste vijftig miljoen euro volgens de prijscourant van de desbetreffende beurs hebben eveneens een agenderingsrecht. In de statuten kunnen de criteria lager worden gesteld. De voorgestelde wettekst geeft geen peildatum. Blijkens de MvT moet aan een van de criteria worden voldaan op het moment dat het verzoek kenbaar wordt gemaakt aan de vennootschap. Daarbij dient de kapitaalverschaffer de omvang van zijn belang voldoende aannemelijk te maken. Een nadien opgetreden koersdaling of een verkoop van zijn belang heeft derhalve geen effect. Houders van certificaten van aandelen in een NV die met medewerking van de NV zijn uitgegeven, hebben eveneens het agenderingsrecht. Hierbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen certificaten die wel of niet ter beurze zijn genoteerd. Blijkens de MvT geldt het agenderingsrecht voor houders van met medewerking van de vennootschap uitgegeven certificaten eveneens voor de BV krachtens lid 2 van artikel 2:224a BW. In het Wetsvoorstel ontbreekt evenwel dit tweede lid waarnaar verwezen wordt. Voor NV’s dienen de schriftelijke verzoeken ten minste zestig dagen voor de vergadering door de vennootschap te zijn ontvangen. Voor BV’s geldt een termijn van dertig dagen. Deze termijnen kunnen in de statuten korter worden gesteld.
V&O maart 2002, nr. 3
De langere termijn voor NV’s is ingegeven door de mogelijke verlenging van de termijn voor de registratiedatum teneinde proxy voting in de toekomst beter mogelijk te maken. Van het agenderingsrecht kan gedurende het gehele jaar gebruik worden gemaakt; het is niet afhankelijk van de bekendmaking van de datum voor een algemene vergadering. Het verzoek kan worden afgewezen indien een zwaarwichtig belang van de vennootschap zich daartegen verzet. De term ‘zwaarwichtig’ betekent dat een afwijzing niet snel gerechtvaardigd is. Met een beroep op het recht op inlichtingen (art. 2:107/217 BW) kan in de aandeelhoudersvergadering door elke kapitaalverschaffer met een vergaderrecht om een motivering van de afwijzing worden verzocht. Hiermee wordt het standpunt onderschreven dat het informatierecht in de algemene vergadering toekomt aan individuele aandeelhouders. De MvT meldt dat een niet afdoende gefundeerde afwijzing zou kunnen leiden tot onbehoorlijk bestuur van de desbetreffende bestuurders dan wel een onrechtmatige daad jegens de kapitaalverschaffer die het geweigerde agendapunt heeft voorgesteld. Ik neem aan dat een en ander ook geldt voor de commissarissen, nu de bevoegdheid tot agendering en tot afwijzing van een verzoek niet alleen berust bij het bestuur, maar ook bij de raad van commissarissen. Stemrecht certificaathouders, artikel 2:118a BW
In artikel 2:118a BW wordt stemrecht voor certificaathouders geïntroduceerd. De regeling is beperkt tot (1) NV’s (2) waarvan certificaten ter beurze zijn genoteerd en (3) welke certificaten met medewerking van de NV zijn uitgegeven. Het stemrecht wordt gebaseerd op een wettelijk recht van de certificaathouder op een volmacht van, kort gezegd, het administratiekantoor. Deze volmacht heeft op grond van de wet privatieve werking. De gevolmachtigde certificaathouder mag het stemrecht naar eigen inzicht uitoefenen en is derhalve niet gebonden aan de doelomschrijving van het administratiekantoor. In de administratievoorwaarden kan aansprakelijkheid van het administratiekantoor voor het stemgedrag van de gevolmachtigde certificaathouder worden uitgesloten. Indien de verhouding van het certificaat ten opzichte van het onderliggende aandeel niet één op één is, dienen de administratievoorwaarden een regeling te geven voor de berekening van het stemrecht dat toekomt aan certificaathouders. De volmacht wordt verstrekt op verzoek van de certificaathouder en geldt voor de in de volmacht aangegeven vergadering.
43
Dit artikel uit Vennootschap & Onderneming is gepubliceerd door Boom juridisch en is bestemd voor anonieme bezoeker
Vennootschap & Onderneming In het slot van lid 1 van artikel 2:118a BW wordt de toepassing van artikel 2:88 lid 4 BW en van artikel 2:89 lid 4 BW uitgesloten (certificaathoudersrechten bij pand en vruchtgebruik). In de MvT wordt tevens verwezen naar de spiegelbeeldige bepalingen voor de B. Dit zal op een vergissing berusten, nu artikel 2:118a BW alleen voor de NV geldt. Ik begrijp de uitsluiting aldus dat indien er op grond van de vestiging van een recht van vruchtgebruik of een pandrecht op aandelen certificaathoudersrechten worden toegekend aan aandeelhouders zonder stemrecht, aan vruchtgebruikers zonder stemrecht of aan pandhouders zonder stemrecht, deze laatstgenoemden niet het recht hebben om van de stemgerechtigde een stemvolmacht te verlangen. Wellicht zou het duidelijker zijn om artikel 2:118a BW buiten toepassing te verklaren in lid 4 van de artikelen 2:88 en 89 BW. Indien een pandrecht of recht van vruchtgebruik wordt gecreëerd nadat aandelen zijn gecertificeerd en het stemrecht toekomt aan de pandhouder of vruchtgebruiker, kan de certificaathouder zijn recht op een stemvolmacht inroepen jegens de pandhouder of vruchtgebruiker. Een volmacht kan worden beperkt, geweigerd of ingetrokken in oorlogstijd. In lid 2 van artikel 2:118a BW worden de drie situaties van oorlogstijd omschreven. In de eerste plaats de situatie van een aangekondigd of uitgebracht vijandig openbaar bod op de aandelen of de certificaten. Ten tweede het geval dat één certificaathouder of meer certificaathouders volgens een onderlinge regeling tot samenwerking al dan niet samen met dochtermaatschappijen ten minste 25% van het geplaatste kapitaal van de vennootschap (doen) verschaffen. Ten slotte als restcategorie de situatie dat naar het oordeel van de stemgerechtigde de uitoefening van het stemrecht door een certificaathouder wezenlijk in strijd is met het belang van de vennootschap of de daarmee verbonden onderneming. Indien de meerderheid van het bestuur van een administratiekantoor bestaat uit (oud) bestuurders, (oud) commissarissen, werknemers of vaste adviseurs van de vennootschap of haar groepsmaatschappijen, is lid 2 niet van toepassing en kan derhalve de stemvolmacht in oorlogstijd niet worden beperkt, geweigerd of ingetrokken. Indien een minderheid van het bestuur van een administratiekantoor bestaat uit vermelde niet-onafhankelijke personen, geldt lid 2 wel, maar mogen deze personen bij het besluit van het administratiekantoor tot het toepassen van lid 2 geen stem uitbrengen. Voorzover geen stemvolmachten aan certificaathouders zijn verstrekt, blijft het administratiekantoor zelf bevoegd om te stemmen. Niet-onafhankelijke bestuurders van een administratiekantoor mogen in de bestuursvergadering
44
geen stem uitbrengen over de wijze waarop het stemrecht zal worden uitgeoefend. Informatie van het bestuur aan de raad van commissarissen, artikel 2:141/251 lid 2 BW
Voor alle BV’s en NV’s wordt een aanvulling voorgesteld op de reeds bestaande verplichting van het bestuur om aan de raad van commissarissen alle informatie te verschaffen die deze nodig heeft voor de uitoefening van zijn taak. De aanvulling verplicht het bestuur om ten minste eenmaal per jaar de raad van commissarissen schriftelijk op de hoogte te brengen van de hoofdlijnen van het strategisch beleid, de algemene en financiële risico’s en het beheersen controlesysteem van de vennootschap. Motivering herbenoeming commissaris, artikel 2:142/252 lid 3 BW
Artikel 2:142/252 BW handelt over de benoeming van commissarissen en de verschaffing van informatie over kandidaten. Hier zal worden toegevoegd dat in geval van herbenoeming bij de motivering rekening moet worden gehouden met de wijze waarop de kandidaat zijn taak als commissaris heeft vervuld. De toevoeging vindt plaats aan lid 3, hoewel daar bij vergissing voor de BV niet expliciet naar wordt verwezen in het Wetsvoorstel. Wijzigingen in de structuurregeling
Hierna volgen de voorgestelde wijzigingen die enkel betrekking hebben op structuurvennootschappen. Criteria
In artikel 2:153/263 BW staan de criteria opgesomd voor de toepassing van het structuurregime. Dit artikel wordt niet gewijzigd. Wel wordt voorgesteld om het grensbedrag voor het eigen vermogen, dat thans is vastgesteld op 13 miljoen euro, te verhogen tot 16 miljoen euro. Vaststellen jaarrekening
In de huidige structuurregeling is de vaststelling van de jaarrekening opgedragen aan de raad van commissarissen. Bij gewone vennootschappen is de algemene vergadering hiertoe bevoegd. Voorgesteld wordt om de vaststelling van de jaarrekening ook voor structuurvennootschappen toe te kennen aan de algemene vergadering. Hiertoe zal het huidige artikel 2:163/273 BW worden geschrapt en vindt een aanpassing plaats van de artikelen 2:101/210, 105/216 en 155/265 BW. Einde verplichte toepassing structuurregime, artikel 2:154/264 leden 4 tot en met 7 BW
In de voorgestelde leden 4 tot en met 7 van artikel 2:154/264 BW wordt gevolg gegeven aan het advies van
V&O maart 2002, nr. 3
Dit artikel uit Vennootschap & Onderneming is gepubliceerd door Boom juridisch en is bestemd voor anonieme bezoeker
Vennootschap & Onderneming de SER om de algemene vergadering te laten besluiten over het al of niet blijven toepassen van de structuurregeling nadat de vennootschap niet meer voldoet aan de criteria voor toepassing van het volledige of gemitigeerde structuurregime.Voor een nadere toelichting op dit artikel en op het overgangsrecht terzake verwijs ik naar de bijdrage van R.A.F. Timmermans in deze aflevering van V&O. Verzwakt structuurregime bij geconcentreerde kapitaalverschaffing, artikel 2:155a/265a BW
Ingevolge artikel 2:155a/265a BW zal op vennootschappen waarvan het kapitaal wordt verschaft door een natuurlijke persoon, door een stichting, vereniging of publiekrechtelijke rechtspersoon, het verzwakte regime van toepassing zijn, ter versterking van de mogelijkheid tot een centrale leiding. Het verzwakte regime houdt in dat de bevoegdheid tot benoeming van bestuurders niet toekomt aan de raad van commissarissen, maar bij de algemene vergadering blijft. Met het oog op familievennootschappen is de regeling in de eerste plaats van toepassing op een vennootschap waarin het gehele geplaatste kapitaal direct of indirect wordt verschaft door één natuurlijke persoon of volgens een onderlinge regeling tot samenwerking door twee of meer natuurlijke personen. Met natuurlijke personen worden gelijkgesteld hun echtgenoten, geregistreerde partners en bloedverwanten in de rechte lijn. Volgens de MvT is deze gelijkstelling opgenomen met het oog op het overlijden van een kapitaalverschaffer, teneinde te voorkomen dat bij het ontbreken van een onderlinge regeling tot samenwerking van de erfgenamen, op de vennootschap het volledige structuurregime van toepassing wordt. De voorgestelde wettekst is evenwel niet beperkt tot het overlijden van een kapitaalverschaffer. In de huidige redactie zou daardoor kunnen worden gesteld dat ook ingeval tijdens het leven van de ondernemer het kapitaal wordt verschaft door deze beperkte groep familieleden, een onderlinge regeling tot samenwerking niet is vereist. Volgens de MvT kan de onderlinge regeling tot samenwerking de vorm hebben van een overeenkomst, alsook van een stichting of vennootschap die de aandelen voor economisch belanghebbenden houdt. Hoe deze toelichting zich verhoudt tot het vereiste dat in lid 2 aan een stichting wordt gesteld, namelijk dat zij de aandelen voor eigen rekening dient te houden, wordt niet duidelijk. Ik merk voorts op dat in de praktijk de statuten van een stichting administratiekantoor en de administratievoorwaarden voor een familievennootschap niet zelden door een grootaandeelhouder worden vastgesteld, waarbij niet de samenwerking tussen de erfgenamen voor ogen heeft gestaan, maar het veilig stellen van de centrale leiding van de onderneming. Zo kan het voorkomen dat de certificaat-
V&O maart 2002, nr. 3
houders geen invloed hebben op de samenstelling van het bestuur van het administratiekantoor. Ik veronderstel dat het verzwakte regime ook voor deze gevallen geldt. De regeling is ook van toepassing indien het gehele geplaatste kapitaal voor eigen rekening wordt verschaft door een stichting, vereniging of een publiekrechtelijke rechtspersoon of volgens een onderlinge regeling tot samenwerking door twee of meer van zulke rechtspersonen. Het vereiste dat het kapitaal voor eigen rekening wordt verschaft, ziet op het voorkomen van misbruik van de bepaling door bijvoorbeeld een vennootschap waarvan de aandelen worden gehouden door een stichting administratiekantoor waarbij het kapitaal wordt verschaft via ter beurze genoteerde certificaten. Benoeming leden raad van commissarissen, artikel 2:158 BW
Artikel 2:158 BW betreffende de benoemingsprocedure van leden van de raad van commissarissen zal geheel worden gewijzigd. In de huidige structuurregeling worden commissarissen benoemd door een systeem van gecontroleerde coöptatie. Het Wetsvoorstel stelt voor om ook voor structuurvennootschappen de bevoegdheid tot benoeming van commissarissen aan de algemene vergadering te laten. Het Wetsvoorstel voorziet in een door de raad van commissarissen vast te stellen profielschets voor de omvang en samenstelling van de raad. De profielschets zou het gebruik van het hierna te bespreken aanbevelingsrecht kunnen vereenvoudigen en ertoe leiden dat een benoeming zorgvuldiger totstandkomt. De raad van commissarissen dient de profielschets en de wijzigingen daarin te bespreken in de algemene vergadering en met de ondernemingsraad, zonder dat deze formele adviesrechten hebben. Hiermee is de vrees van de SER weggenomen dat in geval van onenigheid over de profielschets de rechter hierover zou moeten oordelen. De raad van commissarissen moet, net als onder het huidige recht, bestaan uit ten minste drie personen. Commissarissen worden benoemd door de algemene vergadering, op voordracht van de raad van commissarissen. De algemene vergadering kan de voordracht van de raad van commissarissen afwijzen met ten minste twee derde van de uitgebrachte stemmen, vertegenwoordigend ten minste een derde deel van het geplaatste kapitaal. Na een afwijzing dient de raad van commissarissen opnieuw een voordracht op te maken. Indien de algemene vergadering niet besluit tot afwijzing en de voorgedragen persoon
45
Dit artikel uit Vennootschap & Onderneming is gepubliceerd door Boom juridisch en is bestemd voor anonieme bezoeker
Vennootschap & Onderneming ook niet benoemt, is de raad van commissarissen zelf bevoegd de voorgedragen persoon te benoemen. De algemene vergadering en de ondernemingsraad kunnen aan de raad van commissarissen personen aanbevelen om als commissaris te worden voorgedragen. De raad van commissarissen dient hun daartoe tijdig op de hoogte te stellen van een vacature. De MvT noemt in dit verband een termijn van ten minste twee maanden. De algemene vergadering kan het aanbevelingsrecht telkens voor hooguit twee jaar overdragen aan een commissie van aandeelhouders. De ondernemingsraad heeft een versterkt aanbevelingsrecht voor een derde deel van het aantal commissarissen, waarbij, kort gezegd, breukdelen worden afgerond naar beneden. Het versterkte aanbevelingsrecht houdt in dat de raad van commissarissen de door de ondernemingsraad aanbevolen persoon op de voordracht plaatst, tenzij de raad van commissarissen bezwaar maakt. Een grond voor bezwaar kan zijn de verwachting dat de aanbevolen persoon ongeschikt zal zijn voor de vervulling van de taak van commissaris of dat de raad van commissarissen bij benoeming overeenkomstig de aanbeveling niet naar behoren zal zijn samengesteld. Indien de raad van commissarissen bezwaar maakt tegen een persoon die door de ondernemingsraad met gebruik van het versterkte aanbevelingsrecht is aanbevolen, dient er overleg plaats te vinden tussen de raad van commissarissen en de ondernemingsraad om tot overeenstemming te komen. Indien er geen overeenstemming wordt bereikt, kan een vertegenwoordiger van de raad van commissarissen na vier weken na aanvang van het overleg de ondernemingskamer verzoeken om het bezwaar gegrond te verklaren. Indien de ondernemingskamer het bezwaar ongegrond verklaart, moet de raad van commissarissen de aanbevolen persoon op de voordracht plaatsen. Verklaart de ondernemingskamer het bezwaar gegrond, dan kan de ondernemingsraad een nieuwe aanbeveling doen. In de statuten van de vennootschap kan worden afgeweken van het wettelijke benoemingsstelsel, mits voor het besluit tot statutenwijziging de voorafgaande goedkeuring van de raad van commissarissen en de instemming van de ondernemingsraad is verkregen. Voor het besluit tot statutenwijziging gelden de gewone wettelijke of statutaire meerderheids- en quorumeisen. De mogelijkheid voor overheden om een overheidscommissaris te benoemen wordt in het Wetsvoorstel geschrapt.
Ontslag raad van commissarissen, artikel 2:161a/271a BW
Aan de bestaande regeling van ontslag van individuele commissarissen wordt in een afzonderlijk artikel een voorziening toegevoegd voor het heenzenden van de gehele raad van commissarissen. In het licht van de specifieke verantwoordingsplicht van de raad van commissarissen jegens de verstrekkers van risicodragend kapitaal wordt aan de algemene vergadering van aandeelhouders de mogelijkheid gegeven te besluiten om het vertrouwen in de raad van commissarissen op te zeggen. Dit besluit heeft het onmiddellijke ontslag van de commissarissen tot gevolg. Het besluit kan slechts worden genomen met ten minste twee derde van de uitgebrachte stemmen, vertegenwoordigend ten minste een derde van het geplaatste kapitaal. Het besluit kan niet eerder worden genomen dan nadat het bestuur ten minste dertig dagen voor de algemene vergadering de ondernemingsraad in kennis heeft gesteld van het voornemen. Indien de ondernemingsraad een standpunt inneemt, dient het bestuur de raad van commissarissen en de algemene vergadering hiervan op de hoogte te stellen. Voorts kan de ondernemingsraad zijn standpunt in de algemene vergadering toelichten. Na het ontslag van de gehele raad van commissarissen dient het bestuur onverwijld een verzoek in te dienen bij de ondernemingskamer om tijdelijk één of meer commissarissen aan te stellen. Deze tijdelijke commissarissen kunnen niet worden heengezonden met gebruikmaking van het voorgestelde artikel. De ondernemingskamer regelt de gevolgen van de aanstelling en bepaalt de termijn waarbinnen de tijdelijke commissarissen dienen te bevorderen dat er een nieuwe raad van commissarissen wordt samengesteld. Overgangsrecht
Voor de implementatie van de nieuw voorgestelde regeling op bestaande structuurvennootschappen, verwijs ik naar de bijdrage van R.A.F. Timmermans in deze aflevering van V&O. Samenvatting
De structuurregeling zal in aangepaste vorm blijven bestaan. Twee bevoegdheden die thans aan de raad van commissarissen toekomen, te weten het vaststellen van de jaarrekening en de benoeming van commissarissen, zullen krachtens hetWetsvoorstel door de algemene vergadering worden uitgeoefend.Voorts zal de benoemingsprocedure van commissarissen ingrijpend worden veranderd en ontstaat de mogelijkheid van het heenzenden van de raad van commissarissen als geheel. Als gevolg van het debat omtrent corporate governance
46
V&O maart 2002, nr. 3
Dit artikel uit Vennootschap & Onderneming is gepubliceerd door Boom juridisch en is bestemd voor anonieme bezoeker
Vennootschap & Onderneming worden voorstellen gedaan ter vergroting van de betrokkenheid en de invloed van de kapitaalverschaffers, welke voorstellen voor alle vennootschappen gelden. Het gaat om het onderwerpen van belangrijke bestuursbesluiten aan de goedkeuring van de algemene vergadering en het agenderingsrecht. Voor beursvennootschappen wordt daarnaast stemrecht voor certificaathouders geïntroduceerd. Mr. P.M. de Jong Stibbe
De gevolgen van Wetsvoorstel 28 179 voor structuurvennootschappen Inleiding
Op 8 januari 2002 is bij de Tweede Kamer ingediend het wetsvoorstel houdende Wijziging van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek in verband met aanpassing van de structuurregeling, hierna genoemd: het Wetsvoorstel. Het Wetsvoorstel volgt op het advies van de Sociaal-Economische Raad onder leiding van de heer H.H.F. Wijffels (hierna: SER-advies), welk advies onder de titel ‘Het functioneren en de toekomst van de structuurregeling’ op 19 januari 2001 is vastgesteld en aan het kabinet is overhandigd. Het SER-advies bevat een uitgebreide analyse van de praktijk en een visie op het functioneren en de toekomst van de structuurregeling. Het Wetsvoorstel is een uitwerking van dit SER-advies en beoogt de waardevolle kenmerken van de structuurregeling voor het vennootschappelijke systeem te behouden. Op onderdelen blijkt aanpassing van de structuurregeling echter noodzakelijk om zodoende tegemoet te komen aan de gerechtvaardigde wens van meer openheid omtrent het functioneren van de raad van commissarissen en meer invloed van de belanghebbenden (zoals kapitaalverschaffers en werknemers) bij de samenstelling van die raad (Kamerstukken II, 2001/02, 28 179, nr. 3, p. 16). Zo wordt in artikel 2:158/268 lid 4 van het Wetsvoorstel voorgesteld dat de commissarissen worden benoemd door de algemene vergadering uit een voordracht op te maken door de raad van commissarissen. De ondernemingsraad zou een versterkt aanbevelingsrecht moeten krijgen voor ten hoogste een derde van het aantal van de leden van de raad van commissarissen. (Zie over de voornaamste voorgestelde aanpassingen P.M. de Jong elders in deze aflevering van V&O.) Als uitwerking van de gedachte om kapitaalverschaffers
V&O maart 2002, nr. 3
meer invloed te geven kan ook worden gezien het voorstel om de algemene vergadering de bevoegdheid te geven om de structuurregeling al dan niet vrijwillig voort te zetten. Hierbij kan worden gedacht aan de situatie dat een Nederlandse vennootschap wordt overgenomen door een internationale groep, waardoor toepassing van de structuurregeling niet langer verplicht is. In die situatie zou de algemene vergadering zich vrijelijk moeten kunnen uitlaten omtrent vrijwillige voortzetting van de structuurregeling. In deze bijdrage zal ik de gevolgen van het Wetsvoorstel voor structuurvennootschappen behandelen.Als eerste zal ik de gevolgen van het Wetsvoorstel voor structuurvennootschappen in het algemeen bespreken. Vervolgens komen de gevolgen voor structuurvennootschappen die onder het Wetsvoorstel voor een vrijstelling in aanmerking komen dan wel niet langer aan de criteria voor verplichte toepassing voldoen aan de orde. Daarna behandel ik de gevolgen van het Wetsvoorstel voor vennootschappen die de structuurregeling vrijwillig wensen toe te passen. Ten slotte zal ik stilstaan bij de gevolgen voor vennootschappen die de structuurregeling vrijwillig toepassen en de overgangsregeling van het Wetsvoorstel (Kamerstukken 28 179, nr. 2, Artikel IV). Het geheel zal worden afgesloten met een conclusie. Gevolgen voor de structuurvennootschap in het algemeen
Van een verplichte toepassing van de structuurregeling is sprake indien een vennootschap die aan de criteria van artikel 2:153/263 lid 2 (meer dan 13 miljoen euro geplaatst kapitaal en reserves, een wettelijk verplicht ingestelde ondernemingsraad bij de vennootschap of een afhankelijke maatschappij en meer dan 100 werknemers bij de vennootschap en een afhankelijke maatschappij) voldoet, gedurende drie jaren onafgebroken is ingeschreven bij het handelsregister. Op het moment van het in werking treden van het Wetsvoorstel zal de structuurvennootschap haar statuten in overeenstemming moeten brengen met onder meer het bepaalde in artikel 2:158/268 (Kamerstukken 28 179, nr. 3, p. 44). Dit betekent dat de statuten zullen moeten bepalen dat de commissarissen worden benoemd door de algemene vergadering uit een voordracht op te maken door de raad van commissarissen en dat de ondernemingsraad een versterkt aanbevelingsrecht heeft voor ten hoogste een derde van het aantal van de leden van de raad van commissarissen. In de praktijk zal dit betekenen dat het bestuur aan de algemene vergadering het voorstel zal moeten doen tot wijziging van de statuten conform het Wetsvoorstel. Om de raad van commissarissen de in het Wetsvoorstel beoogde samenstelling te geven zal bij het vrijvallen van een eer-
47