Holland, regionaal-historisch tijdschrift
Holland is een tweemaandelijkse uitgave van de Historische Vereniging Holland, die voorts de reeks Hollandse Studiën uitgeeft. Hollanden de Hollandse Studiën worden kosteloos aan de leden toegezonden. Redactie J. E. A . Boomgaard, R. F. Claassen, R. Huybrecht, Th. M . Koornwinder-Wijntjes, D. J. Noordara, E. N . Palmboom, M . S. Polak, T. N . Schelhaas, B. C. Sliggers, W . M . Zappey. Vaste medewerkers J. Alleblas (bibliografie). P. J. Woltering (archeologie), J. Cahen, (musea). Kopij (getypt) voor Holland en Hollandse Studiën alsmede te bespreken publikaties te zenden aan de redactiesecretaris van Holland. Drs. J. F.. A . Boomgaard, Postbus 156, 2300 A D , Leiden, telefoon 07 1 - 2 1 1711. Opgave van publikaties op het gebied van de geschiedenis van Holland, die door hun wijze van uitgave gemakkelijk aan de aandacht ontsnappen, gaarne aan de vaste medewerker voor de bibliografie. J. Alleblas. Gemeentearchief Dordrecht, Postbus 742, 3300 A S Dordrecht, telefoon 078- 14 1 1 88. Opgave van mededelingen bestemd voor de rubriek Kort nieuws, gaarne aan M r . R. Huybrecht, Algemeen Rijksarchief. Postbus 90520. 2509 L M 's-Gravenhage, telefoon 070 - 81 43 81. Historische Vereniging Holland De Historische Vereniging Holland stelt zich ten doel de belangstelling voor en de beoefening van de geschiedenis van Noord- en Zuid-Holland in het bijzonder in haar regionale lokale aspecten te bevorderen. Secretariaat: Mevrouw M . B. Lohmann-de Roever, p/a Gemeentelijke Archiefdienst. Amsteldijk 67. 1074 H Z Amsterdam, telefoon 020-76 31 31. Ledenadministratie: Mevrouw M . Timmers. Kantelenweg 5, 3233 R A Oostvoorne. telefoon 01815-4188. Contributie: ƒ 45 per jaar voor gewone leden (personen), /' 50 per jaar voor buitengewone leden (instellingen), na ontvangst van een acceptgirokaart te storten op postgirorekening nr. 339121 ten name van de Historische Vereniging Holland te Oostvoorne. Zij die in de loop van een kalenderjaar lid worden, ontvangen kosteloos de in dal jaar reeds verschenen nummers van Holland, evenwel niet de reeds verschenen delen van de Hollandse Studiën. Losse nummers: ƒ 7,50, dubbele nummers/ 15, vermeerderd met ƒ 2 , 5 0 administratiekosten voor een enkel nummer, ƒ 5 voor meerdere nummers of voor een dubbel nummer. Losse nummers kunnen worden besteld door overmaking van het verschuldigde bedrag op postgirorekening nr. 3593767 ten name van de penningmeester van de Historische Vereniging Holland, afd. verkoop publikaties te 's-Gravcnhage. onder vermelding van het gewenste. Apparaat: nummers van het Apparaat kunnen op dezelfde wijze besteld worden als losse nummer van Holland. Gegevens over hel Apparaat zijn te vinden in de catalogus, die ieder jaar aan de leden wordt toegestuurd.
© 1983 Historische Vereniging Holland. Niets uit deze uitgave mag. op welke wijze dan ook, worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de redactie.
Hollandse Historische Reeks
O p 28 november 1983 is de Stichting Hollandse Historische Reeks opgericht. Deze stichting stelt zich ten doel het uitgeven of doen uitgeven van monografieën en andere studies betreffende de Hollandse geschiedenis in de ruimste zin. De Hollandse Historische Reeks komt tot stand in samenwerking met de Historische Vereniging Holland. In de Hollandse Historische Reeks zullen monografieën en andere studies met een wetenschappelijk karakter verschijnen, zowel van de hand van professionele historici als van amateur-historici. Daarnaast zal de Historische Vereniging Holland een reeks blijven uitgeven. Het bestuur van de Stichting Hollandse Historische Reeks is als volgt samengesteld: voorzitter: Dr. T h . J . Meijer, directeur Musea, Monumenten en Archieven van het Ministerie van W V C . secretaris: Dr. H . M . Brokken, rijksarchivaris in Zuid-Holland, penningmeester: P. J . M . de Baar, administrateur van het gemeentearchief van Leiden, leden: Drs. H . J . M . Akkermans, directeur van de Stichting Culturele Raad Zuid-Holland. Drs. R. E. O. Ekkart, directeur van het Rijksmuseum Meermanno-Westreenianum. E. van Faassen, registeraccountant. Drs. F. J . M . Otten, rijksarchivaris in Noord-Holland. W. Penders, directeur van de Stichting Culturele Raad Noordholland. N . Plomp, vice-voorzitter van de Historische Vereniging Holland. Adres van het secretariaat, tevens redactieadres: Dr. H . M . Brokken Rijksarchief in Zuid-Holland Prins Willem Alexanderhof 20 2595 B E 's-Gravenhage telefoon 0 7 0 - 8 1 4 3 8 1 . De redactiecommissie van de Hollandse Historische Reeks wordt gevormd door: Dr. H . M . Brokken, hoofdredacteur. Prof. dr. J . C . H . Blom, hoogleraar in de Nederlandse geschiedenis sedert de Middeleeuwen aan de Universiteit van Amsterdam. Prof. dr. H . P. H . Jansen, hoogleraar in de middeleeuwse geschiedenis en haar hulpwetenschappen aan de Rijksuniversiteit te Leiden. Drs. T h . M . Koornwinder-Wijntjes, namens de redactiecommissie van de Historische Vereniging Holland. Drs. M . S. Polak, namens de redactiecommissie van de Historische Vereniging Holland. Prof. dr. H . de Schepper, hoogleraar in de geschiedenis van het recht, in het bijzonder in de geschiedenis van de staatsinstellingen aan de Universiteit van Amsterdam. Prof. dr. J . J . Woltjer, hoogleraar in de vaderlandse geschiedenis van de zestiende en zeventiende eeuw aan de Rijksuniversiteit te Leiden.
In de Hollandse Historische Reeks zullen per jaar één of meer monografieën of andere studies worden uitgebracht in harde band met een kleuren omslag. De delen in de reeks worden uitgegeven door B . V . Uitgeverij De Bataafsche Leeuw te Dieren. Als eerste delen staan op het programma: Drs. H . F. K . van Nierop, Van ridders tot regenten. De Hollandse adel in de zestiende en de eerste helft van de zeventiende eeuw. Omvang: ca. 352 blz. In de eerste helft van de zestiende eeuw was de adel nog in veel opzichten de toonaangevende klasse in Holland. In de zeventiende eeuw, Hollands 'Gouden Eeuw', horen we alleen nog maar van kooplieden en burgerlijke regenten. Het 'burgerlijk' karakter van de Republiek, en vooral van haar kerngewest Holland, is haast spreekwoordelijk. Wat is er, in het tijdperk van de Nederlandse Opstand, met de Hollandse adel gebeurd? In deze studie wordt beschreven hoe in de zestiende en de eerste helft van de zeventiende eeuw de plaats van de Hollandse adel in de samenleving veranderde onder invloed van demografische, sociale, economische en politieke factoren. De auteur komt tot de verrassende conclusie: de Hollandse adel heeft zich met succes aangepast aan de nieuwe omstandigheden die in de burgerlijke regentenrepubliek heersten, zonder zijn aparte en geprivilegieerde positie te hoeven opgeven. Drs. J . A . F. de Jongste, Onrust aan het Spaarne. Haarlem in de jaren 1747 1751. Omvang: ca. 496 blz. In deze studie beschrijft de auteur de sociaal-economische en politieke ontwikkelingen in Haarlem tijdens de turbulente jaren van het stadhouderschap van Willem IV. Deze periode is door historici alleen voor de stad Amsterdam intensief bestudeerd. Haarlem was echter in juni 1748 de eerste Hollandse stad, waar het tot oproeren tegen de belastingpachters kwam. Ook nadien bleef er onrust heersen, totdat uiteindelijk Willem IV het leger inzette om de orde te herstellen. De auteur beschrijft een aantal economische en sociale aspecten van deze ontwikkeling en besteedt voorts uitvoerig aandacht aan het regentenbewind en de schutterij, aan oligarchisering en factievorming in Haarlem in de eerste helft van de achttiende eeuw. Verder zijn in voorbereiding studies over De begraafplaatsen van de graven van Holland en Zeeland in de abdijen en kerken en over Verzuiling in tien Hollandse gemeenten 1850-1925.
De abonnementsprijs van de Hollandse Historische Reeks, zowel voor particulieren als voor instellingen, bedraagt voor 1984: ƒ 5 0 , — . Particuliere leden van de Historische Vereniging Holland ontvangen een reductie op het jaarabonnement; voor hen bedraagt de abonnementsprijs in 1984: ƒ 4 5 , — . Studenten kunnen zich voor maximaal vier jaren abonneren voor hetzelfde bedrag als de particuliere leden van de Historische Vereniging Holland; bij aanmelding dient het nummer van de collegekaart te worden vermeld. Voor het jaarabonnement ontvangt men alle delen die in dat jaar in de reeks verschijnen. Bij toezending van de delen wordt in 1984 per deel ƒ 1 0 , — voor de verzendkosten in rekening gebracht. De verzendkosten worden niet verrekend wanneer de delen worden afgehaald op é é n van de navolgende afhaaladressen: Noord Holland Alkmaar: Gemeentearchief, Oudegracht 247, tel.: 072 - 1 1 9 3 4 9 Amsterdam: Administratiekantoor van Uitgeverij De Bataafsche Leeuw, Rooseveltlaan 191, tel.: 020 - 446458 Haarlem: Rijksarchief in Noord-Holland, Kleine Houtweg 18, tel.: 023 - 319525 Zuid-Ho//ancf Delft: Gemeentelijke archiefdienst, Oude Delft 169, tel.: 015 -133111 Dordrecht: Gemeentelijke archiefdienst, Stek 13, tel.: 078 - 1 4 1 1 8 8 Gouda: Gemeentelijke archiefdienst, Spieringstraat 1, tel.: 01820 • 16135 Den Haag: Stichting Culturele Raad Zuid-Holland, Benoordenhoutseweg 23, tel.:070-245535 Leiden: Gemeentearchief, Boisotkade 2 A , tel.: 071 -120191 en 134421 Rotterdam: Archiefwinkel, Coolsingel 89-93, tel.: 010 - 775166 Men kan zich opgeven als abonnee door overmaking van het abonnementsgeld van ƒ 5 0 , — resp. ƒ 4 5 , — , op girorekening nr. 5529035 of rekening nr. 4 4 8 2 4 9 3 8 3 van de A M R O - B A N K , t.n.v. de penningmeester van de Stichting Hollandse Historische Reeks te Leiden. Men dient bij de overschrijving aan te geven waar men de delen eventueel wenst af te halen. Indien de delen niet afgehaald worden bij een van de bovengenoemde afhaaladressen bedraagt het abonnementsgeld voor 1984 (2 delen) ƒ 7 0 , — resp. ƒ65,—. Van te voren ontvangt u bericht wanneer een deel in de reeks verschijnt. De delen die verschijnen in de Hollandse Historische Reeks zullen ook verkrijgbaar zijn in de boekhandel. De prijs van de beide in 1984 verschijnende titels zal in de boekhandel tezamen ca. ƒ 1 2 5 , — bedragen.
Lokale en regionale tijdschriften in Holland
Ellen Palmboom D i t overzicht bevat alleen H o l l a n d s e lokale en regionale tijdschriften en jaarboeken, geen landelijke bladen die wel eens artikelen over de geschiedenis van H o l l a n d bevatten. Tijdschriften die gespecialiseerd zijn in é é n bepaald onderwerp, zoals archeologie, genealogie, b o d e m k u n d e , molens enz. zijn niet opgenomen. Publikaties die incidenteel d o o r H o l l a n d s e verenigingen uitgegeven w o r d e n , ontbreken ook in dit overzicht. V a n de genoemde ti jdschriften wordt tevens het eerste j a a r van uitgave en het aantal afleveringen per jaar v e r m e l d . D e gegevens zijn ter b e s c h i k k i n g gesteld d o o r het P. J . Meertens-lnstituut v o o r D i a l e c t o l o g i e , V o l k s k u n d e en N a a m k u n d e te A m s t e r d a m .
Algemeen H o l l a n d . Uitgave van de Historische V e r e n i g i n g H o l l a n d (1969, 5-6x)
Noordholland Regionaal G o o i (E):
Tussen V e c h t en E e m / V r i e n d e n van het G o o i . T i j d schrift van de "Stichting Tussen V e c h t en E e m ' en van de vereniging ' V r i e n d e n van het G o o i ' (1983, voortzetting van Tussen V e c h t en Eem).
Uselmeer, rond hel (B):
Het Peperhuis. Uitgave van het Z u i d e r z e e m u s e u m Enkhuizen (1952,3x).
K e n n e m e r l a n d (C):
L e d e n b u l l e t i n van de K e n n e m e r O u d h e i d k a m e r en het Historisch Genootschap ' M i d d e n - K e n n e m e r l a n d ' (1975. l x ) .
Westfriesland (A):
West-Frieslands O u d en N i e u w . Uitgave van hel Historisch G e n o o t s c h a p ' O u d W e s t - F r i e s l a n d ' (1926, lx).
Zaanstreek (D):
A n n o 196 1. Orgaan van de vereniging ' V r i e n d e n van het Zaanse.huis' ( 1 9 6 2 , 4 x ; v ó ó r 1978:... van de Zaanse Schans).
Lokaal A a l s m e e r (16):
O u d N u u s . Uitgave van de 'Stichting O u d A a l s m e e r ' (1971.4x).
A l k m a a r (2):
A l k m a a r s e historische reeks(1977, l x ; voortzetting van het A l k m a a r s Jaarboekje); A l k m a a r s e V o l k s a l m a n a k , uitgave van de 'Stichting A l k m a a r s e H i s t o r i sche Publicaties' (1978, lx). O u d A l k m a a r ; periodiek van de historische vereniging "Oud A l k m a a r ' (1925) (1975, ca. 3x).
A m s t e r d a m (14):
Diverse tijdschriften, onder andere: Jaarboek van het G e n o o t s c h a p A m s t e l o d a m u m (1902, 1 x); M a a n d b l a d A m s t e l o d a m u m (1914, 6x); O n s A m s t e r d a m (1949, 12x).
Bennebroek:
Z i e Heemstede.
Bloemendaal (10):
Ons Bloemendaal (1977,2x).
Broek in W a t e r l a n d (8):
Broeker Bijdragen. Uitgave van de V e r e n i g i n g "Oud Broek in W a t e r l a n d ' (1972, onregelmatig).
249
Lokale en regionale tijdschriften in Holland
250
regionaal tijdschrift
©
lokaal tijdschrift
©
L o k a l e en regionale tijdschriften in H o l l a n d
E n k h u i z e n (1):
Steevast. Jaaruitgave van de V e r e n i g i n g ' O u d E n k -
H a a r l e m (12):
Jaarboek'Haerlem'(1929, lx).
H a a r l e m m e r m e e r (15):
M e e r - H i s t o r i e (1973, ca. 4x).
Heemstede-Bennebroek (13):
N i e u w s b r i e f van de V e r e n i g i n g ' O u d Heemstede-
huizen'(1979. lx).
Bennebroek' (4x). Heilo(4)
H e y l o o e r C r o n y c k (1976, onregelmatig).
H i l v e r s u m (20):
Eigen Perk. U i t g a v e van de H i l v e r s u m s e Historische
H o o r n (3):
O u d - H o o r n . K w a r t a a l b l a d van de V e r e n i g i n g ' O u d -
Huizen(18):
H u i z e r K r i n g Berichten (1980, ca. 4x).
K a s t r i k u m (5):
Jaarboekje van de ' S t i c h t i n g W e r k g r o e p O u d -
K r i n g ' A l b e r t u s Perk' (1981. onregelmatig). Hoorn'(1979,4x).
Castricum'(1978, lx). De Kwakel: L a r e n (19):
Zie Uithoorn. K w a r t a a l b e r i c h t van de ' H i s t o r i s c h e K r i n g L a r e n ' (1982,4x).
M o n n i k e n d a m (7): Santpoort (9):
Jaarverslag O u d M o n n i c k e n d a m (1973. l x ) . D e Z a n d p o o r t . Orgaan van de Stichting 'Santpoort' (1978, onregelmatig).
Uitgeest (6):
Hutgheest. U i t g a v e van de V e r e n i g i n g ' O u d Uitgeest' (1980.3.x).
U i t h o o r n (17):
D e Lange Brug. Uitgave van de Stichting ' O u d U i t h o o r n / D e K w a k e l ' (1976, 4x).
Z a n d v o o r t (11):
D e K l i n k . Officieel orgaan en informatieblad van het G e n o o t s c h a p ' O u d Z a n d v o o r t ' (1981, 4x).
Zuidholland Regionaal A l b l a s s e r w a a r d en V i j f H e e r e n l a n d e n (H):
Jaarboek(1983, lx).
D e l f l a n d (F):
M i d d e n - D e l f l a n d . Uitgave van de
'Midden-Delfland
V e r e n i g i n g ' (1977, 6x). Hoekse W a a r d (I):
B u l l e t i n van de V r i e n d e n k r i n g van het
Streekmuseum
•Hoekse W a a r d ' ( 1 9 7 7 , 6x). K r i m p c n e r w a a r d (G):
Historische E n c y c l o p e d i e K r i m p e n e r w a a r d H . E . K . (1976.4.x).
Lokaal A l k e m a d e (28):
D e A l k m a d d e r s . Uitgave van de werkgroep ' O u d A l k e m a d e (4x).
A l p h e n a/d R i j n (32):
Jaarboekje.
Uitgave van de Historische V e r e n i g i n g
A l p h e n a/d R i j n ( l x ) . Barendrecht (45):
C o n t a c t b l a d van de Historische V e r e n i g i n g Barendrecht (1978, onregelmatig).
Delft (37): Dordrecht (47):
G e n o o t s c h a p D c l f i a B a t a v o r u m (1977, 9x). K w a r t a a l en teken van Dordrecht; uitgave van de Gemeentelijke Archiefdienst Dordrecht ( 1 9 7 5 , 4 x ) . Jaarverslag van de vereniging ' O u d D o r d r e c h t ' .
251
L o k a l e en regionale tijdschriften i n H o l l a n d
G e e r v l i e t (44):
O u d n i e u w s . C o n t a c t b l a d van de "Stichting O u d Geervliet" (1979, 4x).
G o u d a (38):
Jaarboek. Uitgave van de O u d h e i d k u n d i g e K r i n g ' D e G o u d e ' (1 x).
's-Gravcnhage (35):
D i e Haghe. Jaarboek van de G e s c h i e d k u n d i g e V e r e n i ging ' D i e H a g h e ' ( 1 8 8 9 , lx).
H a r d i n g s v e l d - G i e s e n d a m (46):
Publikaties van de Historische V e r e n i g i n g H a r d i n x v e l d - G i e s s e n d a m (1979, 1 a 2 x ) .
K a t w i j k (25):
M e d e d e l i n g e n "Oud K a t w i j k " ( 1 9 6 6 , l x ) .
L e i d e n (30):
Leids Jaarboekje. U i t g a v e van de V e r e n i g i n g O u d Leiden (1904, 1 x). Deze vereniging geeft ook een mededelingenblad uit.
L e i m u i d e n (22):
D e K l a p w a k e r . Uitgave van de S t i c h t i n g "Oud L e i m u i d e n - R i j n s a t e r w o u d e ' (4x).
N o o r d w i j k (21):
D e Blauwdotter. Uitgave van het G e n o o t s c h a p " O u d
R o t t e r d a m (43):
R o t t e r d a m s Jaarboekje. Tevens jaarboekje van het
Noordwijk'([1962],4x). H i s t o r i s c h G e n o o t s c h a p R o t e r o d a m u m (1903, 1 x). K r o n i e k R o t e r o d a m u m (1 \ ) . R i j n s b u r g (24):
Jaarboekje van het G e n o o t s c h a p "Oud R i j n s b u r g ' (1977, l x ) .
Scheveningen (34):
I n f o r m a t i e - B u l l e t i n van de V e r e n i g i n g "Vrienden Schevenings M u s e u m ' en "Slichting O u d Scheveningen' (1975, l - 2 x ) .
S c h i e d a m (42):
S c y e d a m . Uitgave van de Historische V e r e n i g i n g Schiedam (1975,6x):
V a l k e n b u r g (29):
M e d e d e l i n g e n b l a d . U i t g a v e van de V e r e n i g i n g ' O u d V a l k e n b u r g ' (4x).
Vianen(39):
In het L a n d van Brederode. H i s t o r i s c h Tijdschrift v o o r het L a n d van V i a n e n ( 1 9 7 5 , 4 x ) .
V l a a r d i n g e n (41):
H i s t o r i s c h Jaarboek V l a a r d i n g e n ; uitgave van de Historische V e r e n i g i n g V l a a r d i n g e n (1977, l x ) . T i j d schrift van de Historische V e r e n i g i n g V l a a r d i n g e n (ca. lx).
W a r m o n d (26):
W a r m o n d voorheen en thans. Uitgave van het H i s t o r i s c h G e n o o t s c h a p ' W a r m e l d a ' (4x).
W o e r d e n en o m g e v i n g (33):
H e e m t i j d i n g h e n . Orgaan van de ' S t i c h t s - H o l l a n d s e Historische V e r e n i g i n g ' ( 1 9 5 8 , 4 x ) .
Woubrugge (27):
D e Jacobsladder. Uitgave van de Historische V e r e n i g i n g ' O t t o C o r n e l i s van H e m e s s e n ' (6x).
Z e v e n h o v e n (23):
D e B a a r d m a n . Uitgave van de Stichting Historische
Zoetermeer (36):
K w a r t a a l b l a d . U i t g a v e van het
K r i n g ' Z e v e n h o v e n ' (2x). Historisch
Genoot-
schap ' O u d Zoetermeer' (4x). Zoeterwoude (3 I):
Suetan. M e d e d e l i n g e n b l a d van de S t i c h t i n g "OudZoeterwoude' (1970,4x).
252
Archeologische kroniek van Zuid-Holland over 1982 Daan P. Hallewas Prehistorie 's-Gravenhage. U i t een b o u w p u t v o o r een tennishal op het terrein van ' D e B a t a a f tussen de B . M . Teldersweg en de V e r H u e l l w e g i n D e n H a a g ( c o ö r d . : 0 8 0 . 3 2 / 4 5 7 . 1 7 ) k o n d e n d o o r F . B . S i m o n i s en B . v.d. V a l k ( A . W . N . afdeling D e n Haag) een aantal aardewerkfragmenten tezamen met enig bot- en steenmateriaai w o r d e n v e r z a m e l d uit een ca. 25 c m d i k n i v e a u dat z i c h v a n a f 110 tot 150 c m onder het m a a i v e l d als een donkere b a n d i n het O u d e D u i n z a n d aftekende. Het aardewerk heeft een dikte van 8 tot 18 m m en is verschraald met witte kwarts en in m i n d e r e mate ook granietgruis. E e n enkele m a a l k o m t naast de m i n e r a l e verschraling potgruis als mageringsmiddel voor. D e verschraling varieert i n grootte van 1 tot 5 m m . O p een fragment met een bodemaanzet k o m e n vier verticale n a g e l i n d r u k k e n v o o r i n twee verticale (?) rijen. D e botfragmenten zijn afkomstig v a n r u n d en v a r k e n . D e aangetroffen natuursteen, die ter plaatse van nature niet v o o r k o m t , bestaat v o o r het merendeel uit b r o k s t u k k e n met een vers b r e u k v l a k . E e n fragment van een k l o p steen kan daar mogelijk mee i n verband gebracht w o r d e n . E n k e l e b r o k s t u k k e n vertonen een glanzend o p p e r v l a k , vermoedelijk veroorzaakt d o o r het gebruik als slijpsteen. Naast H e t Geestje bij M o n s t e r en M e e r en Bosch i n D e n H a a g gaat het hier o m de derde vindplaats van Bronstijdaardewerk op de strandwallen ten Z u i d e n van de Oude Rijn. B r o n : V a n Heeringen 1982 Leiden: Stevenshofjespolder. Bij het verbreden van de V e e n w a t e r i n g i n het kader v a n het b o u w r i j p m a k e n van een gedeelte van de Stevenshofjespolder werden d o o r G . Claes scherven en botten gevonden die v o o r l o p i g i n de M i d d e n Ijzertijd k u n n e n w o r d e n gedateerd. D e vondsten k o n d e n d o o r de hoge grondwaterstand niet i n situ w o r d e n v e r z a m e l d . Ir. A . P. Pruissers (Rijks G e o l o g i s c h e Dienst) k o n op grond van een b o r i n g en de nog aan de juist gevonden scherven klevende k l e i , vaststellen dat het materiaal gelegen heeft o p de grens van D u i n k e r k e 1- en T i e l O-kleiafzettingen. D e uitslagen van een tweetal C l 4 datering van materiaal uit de vondstcnlaag geven een o u d e r d o m van 2205 ± 30 B . P . en 2 2 2 0 ± 25 B . P . (resp. G r N 11662 en 1 1680). Naast veel scherven van potten werden fragmenten gevonden van driehoekige weefgewichten, twee fragmenten van platte aardewerk platen met d o o r b o r i n g e n , een s p i n steentje, stukken van een maalsteen, een aangepunt houten paaltje, een ijzeren pennetje en veel botten. Het grootste deel van de potten had een gepolijste hals i n c o m b i n a t i e met een ofwel gepolijste ofwel besmeten b u i k . E e n kleiner deel had een geheel besmeten, dus ruw o p p e r v l a k . D e r a n d v a n de laatste groep was steeds met vingert o p i n d r u k k e n versierd. E e n k l e i n deel van de potten was - meestal o p de b u i k - versierd, v o o r n a m e l i j k met vingertop- en n a g e l i n d r u k k e n en ingekraste lijnen, m a a r o o k kamversiering en ingedrukte ' d e l l e n ' k o m e n voor. O p v a l l e n d is dat ca. 10 procent van de botten afkomstig is van w i l d (ree, edelhert, w i l d varken en haas). E e n dergelijk hoog percentage van botten van w i l d is o o k bij een Ijzertijd nederzetting in de B o s c h - en G a s t h u i s p o l d e r vastgesteld. In het duingebied ligt het percentage van dieren die gejaagd zijn meestal tussen de 0 en 4 procent. D e huisdierbotten vertonen een v o o r de Ijzertijd n o r m a a l beeld: r u n d , schaap o f geit, v a r k e n , h o n d en paard zijn in v o o r die periode gewone verhoudingen aanwezig. B r o n : V a n Heeringen 1983 Leidschendam (afb. 2 en 3).
V a n 2 j u n i tot en met 4 j u n i 1982 werd er een k l e i n
onderzoek ingesteld naar resten van de V l a a r d i n g e n c u l t u u r die bij een opgraving v a n een oude boerderij (17de eeuw?) d o o r de N J B G waren aangetroffen. H e t onderzoek werd ingesteld o m de precieze positie van het n e o l i t h i s c h materiaal vast te leggen en de mogelijkheden v o o r een toekomstige opgraving te bekijken.
253
Archeologische kroniek van Zuid-Holland over 1982
Afb. I. Overzicht > in 1982. Tek. ROB.
Arkel Delft Dordrecht Giesenburg Goedereede Ciouda 's-Gravenhage Katwijk Leiden: Klein Cronestcinse Polder
19(VM) P(LM) 22(LM) 18 (LM) 20 (R) 13 (LM) 9(B) IR, VM/LM) 6(R)
P-269 p. 269 p.271 p. 279 p. 260 P-279 p. 253 p. 261 p. 265
Leiden: Steneveld Leiden: Stevenshofjespolder Leidschendam Midden Delfland Monster Oegstgeest Strijen Valkenburg Vlaardingen: Hoogstraat Vlaardingen: Van Heutzpark Voorne-Putten Zoetcrwoude Wassenaar: Waalsdorp
4 ( R . LM) 5 (IJ) 10 (N) 14(IJ,R,LM) 11 (LM) 2(1J,VM,LM) 21 (LM) 3 (R) 16 ( V M , L M ) I5(R) 17 (IJ. R, LM) ^( ) 8 (B. IJ, R, LM) IJ
De vindplaats, nabij de Prinses Carolinalaan, is gelegen op een globaal Noord-Zuid lopende strandwal. Hier werd een kleine proefsleuf aangelegd van 13 m lang. Waargenomen kon worden dat de westzijde van de oude strandwal grenst aan een veenlaag, vermoedelijk gevormd in een depressie. De breedte van de strandwal kon niet vastgesteld worden. Het terrein wordt begrensd door bebouwing en een singel, daarnaast is het ook nog sterk verstoord door sub-recente vergravingen. Desondanks kon in een klein, deels ongestoord gedeelte gegraven worden. De vondsten liggen op de helling van de strandwal in een iets humeuze laag onder een veenlaag. Deze veenlaag verdwijnt hoger op de strandwal. Verder naar het Noorden 254
p. 281 p. 253 p. 253 p.256 p. 281 p. 281 p. 283 p. 265 p. 284 p. 268 p. 258 Pp. 258 2 6 0
Archeologische kroniek van Zuid-Holland over 1982
h LÜJ>
m< •>
Afb. 2. Leidschendam. Profiel over strandwal en sloot. Legenda: 1. venige klei/kleiïg veen, 2. veen, 3. humeus zand, 4. zandige klei, 5. iets kleihoudend zand, 6. venig
O
7
_ [_> & l l > &
zand, 7. zand, 8. zandlens (erosief), 9. strandwal, 10. puin, 11. paal, 12. wortels, 13. houtskool. 14. vondst, 15. dierenholen. 16. water. Tck. R M O .
werd een zandlens aangetroffen tussen twee veenlagen, waarin een Vlaardingen-scherf werd gevonden. Het begin van veengroei, rond 2000 v. Chr., ligt volgens Groenman et al. (1968) op een diepte van 2,80 m - N A P . Het wordt dan duidelijk dat het neoIithische materiaal in secundaire positie ligt. Materiaal van een mogelijk op de strandwal gelegen nederzetting is door erosie onder en in de veenlaag terecht gekomen. De vondstlaag wordt doorsneden door een 5 m brede sloot die zeer recent is gedempt. Op de bodem van de sloot zijn oudere scherven, 17de- en 18de-eeuws, aangetroffen. De vondsthoeveelheid is zeer bescheiden. Het omvat aardewerk, botten en enkele vuursteentjes. Het aardewerk kan als V L lb gekarakteriseerd worden door de magering die overwegend uit kwarts bestaat en het voorkomen van een bodemscherf met stand-
Afb. 3. Leidschendam. Aardewerk en vuurstenen krabber vervaardigd uit een bijlfragment. Aardewerk
I
255
schaal 1:3, vuursteen schaal 1:1. Tck. R M O .
A r c h e o l o g i s c h e k r o n i e k van Z u i d - H o l l a n d over 1982
voet. Daarnaast is o o k een bodemfragment gevonden dat geen uitgesproken standvoet bezit. H e t v o o r k o m e n van een enkele scherf met potgruisvcrschraling en een w a n d scherf met spatelindrukjes op een stafband, lijken er op te wijzen dat o o k de late fase van de V l a a r d i n g e n - c u l t u u r vertegenwoordigd is. Tenslotte moeten M o n i q u e v a n V e e n en Ben C l a a s z C o o c k s o n hartelijk bedankt w o r d e n v o o r h u n m e d e w e r k i n g aan het onderzoek. R M O , Letden
L
- B
M
-
V
e
r
h
a
r
t
Midden Delfland (afb. 4). D e archeologische v e r k e n n i n g van dit gebied werd met kracht voortgezet (zie de vorige kroniek). V a n a f het najaar van 1981 tot i n het voorjaar v a n 1982 w e r d een systematische veldkartermg uitgevoerd. Deze kartering bestond uit het aflopen v a n akkers en weilanden waarbij de b o d e m , de slootkanten en de molshopen werden g e ï n s p e c t e e r d op de aanwezigheid van archeologica. Bij deze veldkartering werd ca. 2 0 0 0 k m l o p e n d d o o r de polders afgelegd. D i t had tot resultaat dat i n totaal 258 vindplaatsen werden opgespoord, waaronder o o k vindplaatsen die al in de eerste fase van het onderzoek - de inventarisatie van bekende gegevens - waren geregistreerd. O m de wisselwerking tussen de vroegere bewoners en hun fysisch m i l i e u te k u n n e n bestuderen is een kaart vervaardigd waarop de v o o r een dergelijke studie relevante gegevens betreffende aan en nabij de oppervlakte v o o r k o m e n d e afzettingen is weergegeven. D o o r de vindplaatsen uit verschillende perioden daarop aan te geven en te vergelijken met de afzettingen die i n die periode aan de oppervlakte lagen wordt een i n d r u k verkregen van de samenhang tussen de bewoningssporen en de verschillende b o d e m k u n d i g - l a n d s c h a p p e l i j k e eenheden. D a a r u i t k o m t onder andere naar voren, dat v o o r a l i n het westelijke deel van M i d d e n D e l f l a n d , waar over de oudste vindplaatsen twee kleilagen zijn afgezet, het aantal gemiste sites uit de Ijzertijd veel groter moet zijn dan i n het oostelijke deel van het gebied, waar het o p p e r v l a k uit de Ijzertijd niet onder sedimenten is begraven. D e i n M i d d e n D e l f l a n d aangetroffen vindplaatsen dateren uit de Ijzertijd, de R o meinse T i j d en de M i d d e l e e u w e n . In de Ijzertijd v o r m d e de ontwatering van het veen een belangrijke vestigingsvoorwaarde. B e w o n i n g uit deze periode is dan o o k alleen aan de r a n d v a n het veen aangetroffen, i n de directe nabijheid van geulen die het gebied ontwaterden. In het Westen van M i d d e n D e l f l a n d , waar veen vrijwel ontbreekt, werd gewoond op de brede geulafzettingen die daar eerder waren afgezet. D e mensen waren niet i n staat daar te blijven w o n e n , toen overstromingen optraden en klei w e r d afgezet. D e toenmalige stand van technologie en de sociale organisatie maakten het met mogelijk o m voldoende weerstand te bieden tegen dit natuurgeweld. In de R o m e i n s e T i j d w e r d i n M i d d e n D e l f l a n d vrijwel uitsluitend gewoond op de zavelige geulafzettingen. D e z e relatief wat hoger gelegen sedimenten i n het westelijke kleigebied boden een stevige ondergrond v o o r b e w o n i n g . B o v e n d i e n was de grond daar geschikt v o o r l a n d b o u w . U i t de nederzettingsstructuur z o u k u n n e n w o r d e n opgemaakt dat M i d d e n D e l f l a n d i n de periferie lag van het gebied o m de R o m e i n s e provinciestad die bij V o o r b u r g is aangetroffen. A a n de b e w o n i n g van het gebied k w a m i n het derde kwart v a n de derde eeuw een einde. M o g e l i j k speelde daarbij de ineenstorting van de grens van het R o m e i n s e R i j k langs de (Oude) R i j n een r o l . In de M i d d e l e e u w e n w e r d het gebied o p n i e u w b e w o o n d . V a n a f de oever v a n de M a a s en v a n u i t het gebied rond Delft drongen k o l o n i s t e n v i a de bestaande waterlopen het b i n n e n l a n d i n en werd het gebied van M i d d e n D e l f l a n d tot o n t g i n n i n g gebracht. In de 12de eeuw veroorzaakten overstromingen en kleiafzettingen grote p r o b l e m e n . D e sociale organisatie i n deze tijd, waarbij de territoriale macht van de H o l l a n d s e graaf een grote r o l speelde, en de stand van technologie maakten het n u mogelijk het overstroomde gebied o p n i e u w te ontginnen. D a a r v o o r moesten cultuurtechnische maatregelen w o r d e n getroffen: het aanleggen van dijken en het graven van vaarten v o o r de
256
Archeologische kroniek van Zuid-Holland over 1982
Afb. 4. Midden Delfland. Vindplaatsen van archeologica, stand van zaken op 31 okt. 1982. Het geïnventariseerde gebied is met een gesloten lijn aangegeven, het reconstruktiegebied Midden-Delfland met een
streepjeslijn. Verticaal gearceerd is het stedelijke en het opgespoten gebied (van dicht naar ruim gespatieerd respectievelijk vóór 1855, in 1955 en in 1982). Tek. E. J. Bult.
afvoer van water. De uitbreiding van de ontginning en de daarmee gepaard gaande verlaging van het grondwaterpeil leidde tot inversie (omkering) van het reliëf van het landschap, waardoor zich nieuwe afwateringsproblemen voordeden. Aanvankelijk werden deze problemen op lokaal niveau opgelost, langzamerhand werd een meer collectieve aanpak echter noodzakelijk. Dit leidde er uiteindelijk toe dat molens werden geïntroduceerd om het overtollige water van het landbouwgebied op het boezemwater te lozen, omdat het maaiveld van het bedijkte gebied tot beneden het gemiddeld laagwaterpeil was gedaald. De overstromingen en de problemen met de waterhuishouding weerspiegelen zich in de van streek tot streek verschillende ophogingen van de woonplatforms waarop de boerderijen in Midden Delfland werden gebouwd. Bron: Bult 1983 257
Archeologische kroniek van Zuid-Holland over 1982
Oegstgeest, zie p. 28 1. Voorne-Putten. Bij het volgen van de werkzaamheden ten behoeve van de ruilverkaveling op Voorne-Putten kon C. Herweyer in samenwerking met leden van de A W N afd. De Nieuwe Maas en het bureau Oudheidkundig Onderzoek van de Gemeente Rotterdam een aantal vindplaatsen uit de Ijzertijd, Romeinse Tijd en Late Middeleeuwen vaststellen. Bij Abbenbroek en Zuidland werd een drietal nederzettingsplaatsen uit de Ijzertijd aangetroffen. De nederzettingen lagen in een veengebied en waren, nadat ze waren verlaten, met veen overgroeid geraakt. Tot de vondsten behoren met nagelindrukken en groeven versierde scherven, botten en hout. In het profiel werden de nederzettingen gekenmerkt door mesdagen. In dezelfde omgeving werden ook een drietal nederzettingen uit de Romeinse Tijd gevonden. Eén daarvan, dicht bij het Haringvliet gelegen, was ten dele door Laat Middeleeuwse overstromingen verspoeld. Evenals de beide andere nederzettingen lag ook deze woonplaats op veen. Door deze ligging waren de resten goed geconserveerd. In de uit de sloten gegraven grond werden palen en zelfs grote stukken van een vlechtwerkwand gevonden. Op één van de plekken werd naast Romeins import aardewerk ook inheems aardewerk aangetroffen. Op enkele plaatsen werden bewoningsresten uit de 12de eeuw aangetroffen die ten gevolge van latere overstromingen waren verlaten. Ten Oosten van Hekelingen werd een nederzetting gevonden die vanaf de 12de eeuw tot ca. 1400 bewoond is geweest. Uit de 13de eeuw dateert het afval van schelpkalkovens ten Zuiden van Oudenhoorn. Verder werd bij de Wolvenpolder een woonplaats uit de 13de/14de eeuw en bij de Katerwaalsedijk aardewerk van een buurschap uit de 14de/15de eeuw gevonden. Bron: Herweyer 1982 Wassenaar: Waalsdorp (afb. 5). De archeologische verkenning van het gebied waar ten behoeve van de drinkwaterwinning spaarbekkens zijn geprojecteerd werd voortgezet. Door de A W N afd. Den Haag e.o. werd een tweetal proefsleuven gegraven. In deze sleuven werd een cultuurlaag uit de Romeinse Tijd vastgesteld. Vondsten en grondsporen wijzen op de aanwezigheid van een nederzetting. Zowel inheems-Romeins als importaardewerk werd verzameld. Opvallend is dat terra sigillata vrijwel ontbreekt. De resultaten van deze verkenning maakten duidelijk dat er over grotere afstanden sleuven gegraven zouden moeten worden om te kunnen vaststellen waar archeologisch belangrijke plekken liggen en hoe de resten uit het verleden geconserveerd zijn. In overleg met het Duinwaterleidingbedrijf, het Instituut voor Prae- en Protohistorie te Amsterdam en de ROB werd daarom een plan de campagne voor verder onderzoek ontworpen. J. A . Waasdorp en J. van der Roest, studenten aan resp. het IPP en het Instituut voor Prehistorie te Leiden werden voor de uitvoering daarvan door het waterleidingbedrijf'ingehuurd'. Zij zullen tevens een rapport over hun bevindingen opstellen. Doel was om door middel van sleuven en andere waarnemingen zoveel mogelijk gegevens over vroegere bewoning en exploitatie te weten te komen in het gebied van de geprojecteerd spaarbekkens. Alle door beide onderzoekers gegraven sleuven hadden gemeen het voorkomen van een middeleeuwse cultuurlaag, waarin spit- en plocgsporen voorkwamen. Daardoor is aangetoond dal hier vóór de overstuiving van de Jonge Duinen akkerbouw werd uitgeoefend. Op verschillende plaatsen werden sloten aangetroffen die mogelijk akkerbegrenzingen vormden. In de akkerlaag gevonden Paffrath-aardewerk duidt op een datering van de overstuiving van de akkers in de 12de of 13de eeuw. Een datering van het begin van de middeleeuwse akkerbouw kon niet worden vastgesteld. Op het gebied van de overblijfselen uit de tijd vóór de Middeleeuwen vertonen de in de sleuven vergaarde gegevens een veel gecompliceerder beeld. Er kan een drietal concentraties van vondsten worden onderscheiden. Een groep in het Zuiden van het onder258
Archeologische kroniek van Zuid-Holland over 1982
?3.50m
NAP
[ 2.50
150
asoij
"li 1
[TTTTi l i 2
3
Afb. 5. Wassenaar: Waalsdorp. Deel van een van de profielen, ongeveer loodrecht op de richting van de strandwal. In het profiel komen bijna alle bij de opgraving gevonden stratigrafische eenheden voor. Duidelijk is te zien dat de laag uit de
LJ
4
[
_2
5
Late Bronstijd wordt afgesneden door die uit de Late IJzertijd/Romeinse Tijd. Op zijn beurt is deze laag weer voor een groot deel opgenomen in de Laat Middeleeuwse lagen. Legenda: l . bovenste laag Laat Middeleeuws akkerland,
5m
2. onderste laag Laat Middeleeuws akkerland, 3. Ijzertijd/Romeinse Tijd laag, 4. Bronstijd laag, 5. Oude Duinen, 6. Jonge Duinen. De pijlen duiden Laat Middeleeuwse sloten aan. Tek. R O B .
zochte gebied met vondsten uit de Late Bronstijd en de Late Ijzertijd, een groep in het Noorden van dat gebied met vondsten uit het begin van de late Ijzertijd en daartussenin een groep met voornamelijk aardewerk uit de Romeinse Tijd, afkomstig uit de door de A W N gegraven sleuven. De drie sleuven in het zuidelijke deel van het gebied liggen alle op de plek waar een infiltratieplas is geprojecteerd. De hoeveelheid aardewerk uit de Bronstijd neemt in westelijke richting, de strandwal op, duidelijk toe. Dit is ook het geval met het aantal sporen. Verondersteld kan dan ook worden dat het centrum van de Bronstijdnederzitting ten Westen van de sleuven heeft gelegen. In de noordelijker gelegen sleuven is geen Bronstijd materiaal meer gevonden. Op grond van de verspreiding van het aardewerk uit de Late Ijzertijd in dit gebied is het niet onwaarschijnlijk dat ook de bewoners uit die periode de iets hogere strandwal ais vestigingsplaats hadden uitgezocht. In dat geval zijn de sporen van deze nederzetting waarschijnlijk uitgewist door de activiteiten van de middeleeuwse boeren. In de sleuven in en bij de meest noordelijk gelegen infiltratieplas in ontwerp werd een grote hoeveelheid aardewerk uit de Late Ijzertijd gevonden. Dit aardewerk is duidelijk ouder dan het Late Ijzertijd aardewerk uit de sleuven in het zuidelijke deel van het gebied. De aangetroffen grondsporen zijn gering in aantal, een met klei gevuld kuiltje en enkele mogelijke afvalkuilen. Zij geven geen indicatie over de plaats waar de bewoning heeft plaatsgevonden. 259
Archeologische kroniek van Zuid-Holland over 1982
Tijdens het onderzoek werd de door Prof. dr. J. L. van Soest voor de Wereldoorlog II op de Waalsdorpervlakte verzamelde collectie vondsten herontdekt. De documentatie van deze collectie was zodanig dat een verspreidingskaart kon worden getekend van zijn vondsten. Het door hem verzamelde aardewerk blijkt goed overeen te komen met de boven beschreven onderzoeksresultaten. Bron: Van der Roest en Waasdorp 1983 Zoeterwoude: Weipoortse Vliet. Bij afkleien van een perceel grasland juist ten Westen van de Weipoortse Vliet werd aardewerk uit de Ijzertijd gevonden. Behalve een tweetal met kwartsgruis gemagerde scherven uit de Vroege Ijzertijd dateert het materiaal uit de Midden Ijzertijd. Op het aardewerk komt met een kam en met vingertoppen aangebrachte versiering voor. De scherven werden aangetroffen in ongeveer de bovenste 30 cm aan de top van een vette grijze met hout doorspekte kleilaag (Tiel 0). Deze laag was afgedekt door een bruine kleilaag (Duinkerke 1). Bij het afkleien werd de bovenste kleilaag en plaatselijk de top van de onderliggende (Tiel 0) klei afgegraven. De vindplaats ligt op afzettingen van een zijtak van de Rijn die zich sterk in het achterliggende veengebied vertakte. De huidige Weipoortse Vliet (vroeger waarschijnlijk Zwiet geheten) is een relict van deze zijtak. Romeinse tijd Delft, zie p. 269. Goedereede. In 1982/1983 is door de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (Amersfoort) ten Noorden van het stadje Goedereede, in het ruilverkavehngsgebied De Stelle, een noodopgraving verricht op de plaats van belangrijke overblijfselen van een Romeinse nederzetting uit de 1ste - 3de eeuw na Chr. Financiële steun werd hiervoor gegeven van de Provincie Zuid-Holland en de Landinrichtingsdienst. In feite betrof het een aanvullend onderzoek op een bij een eerdere ruilverkaveling in 1958/1959 gedane opgraving, die destijds om financiële redenen moest worden afgebroken. De in de jaren vijftig opgegraven nederzettingssporen wezen op een niet-inheemse, althans sterk geromaniseerde bewoning die gevestigd was langs de oevers van een brede, beschoeide vaargeul of kreek. De gedachten gaan uit naar een handelsnederzetting in de omgeving van een Romeinse versterking. Zo is bekend dat enige kilometers ten Noorden van het opgravingsterrein, onder de duinen of in zee verdwenen, de 'Oude Wereld' heeft gelegen. Hierover wordt reeds in 1618 verhaald dat er overblijfselen van huizen en straten te voorschijn zijn gekomen die op de bezoekers de indruk maakten te behoren tot een voormalige stad. Ter plaatse werd 'een menigte aan Romeinse oudheden gevonden'. Mogelijk betrof het hier resten van een militair steunpunt (castellum?) uit de Romeinse tijd. Het hernieuwde onderzoek naar de Romeinse nederzetting bij de stad Goedereede (in de Oude Oostdijkpolder) vond plaats in september-november 1982 en maart-april 1983. De verhuizing van het melkveebedrijf van de heer Troost (in het kader van de ruilverkaveling De Stelle), waarbij een nieuwe boerderij zou worden gebouwd aan de rand van het beschermde archeologische monument, maakte het gewenst opgravingen te verrichten in een strook grond van 50 m breed (ca. 100 m lang) evenwijdig aan de te bouwen bedrijfspanden. Op deze strook waren een woonhuis, enkele toegangswegen en een erfbeplanting gepland. De diepe beworteling van de toekomstige bomen en de aanleg van wegen en een nieuw drainstelsel zouden de ondergrond niet alleen beschadigen, maar ook moeilijker toegankelijk maken voor eventueel aanvullend oudheidkundig onderzoek. In de in 1982/1983 onderzochte 50 m brede strook bevonden zich verscheidene opgravingsputten uit 1958/1959. Belangrijke gedeelten in het totaalplan van de 260
Archeologische kroniek van Zuid-Holland over 1982
Romeinse nederzetting (o.a. plattegronden van enige woningen) waren echter tot 1982 oningevuld gebleven, hetgeen een storend, incompleet beeld gaf. In 1958/1959 moest in het kader van een werkverschaffmgsobject hoofdzakelijk met handkracht worden gewerkt. De breedte van de opgravingsputten bedroeg gewoonlijk dan ook niet meer dan 5 m. Er werd destijds vooral ook aandacht besteed aan de verticale opbouw van de nederzetting in samenhang met de bodemgesteldheid in de eerste eeuwen van onze jaartelling. Gebruikmakend van de vroeger opgedane kennis werd in 1982/1983 veel grootschaliger gewerkt met een dagelijks op het terrein aanwezige hydraulische kraan; de afwerking gebeurde met handkracht. Vrijwel de gehele 50 m brede strook is met putten van ca. 20 x 30 m systematisch opgerold, inclusief de oude opgravingsputten. Het voordeel hiervan was dat betere aansluiting werd verkregen op de in 1958/1959 opgegraven en ingetekende standsporen. Bovendien waren de oude hoofdmeetpunten in de loop der jaren verloren gegaan. Nieuwe gezichtspunten heeft het tweede onderzoek niet opgeleverd, hetgeen ook niet te verwachten was. Het doel, de grote gaten in de opgravingsplattegrond op te vullen, is bereikt. Ofschoon de nieuwe gegevens nog niet zijn uitgewerkt en gecombineerd met de oude overzichten, menen we te mogen stellen dat het aanvullende onderzoek, ondanks de vaak meest miserabele weersomstandigheden, goed geslaagd is. Het buiten de 50 meterstrook vallende, grotendeels niet opgegraven deel van de Romeinse nederzetting (met vaargeul) blijft als archeologisch uiterst waardevol monument en studieobject gehandhaafd. Het ligt in onze bedoeling de definitieve publikatie over de opgraving bij Goedereede in 1984 afgerond te hebben. ROB, Amersfoort J. A. Trimpe Burger Katwijk (aft>. 6 en 7). De aanleiding tot het IPP-onderzoek in de bouwput voor de uitwateringssluis in 1982, vormde de vondstmelding door de Leidse geoloog A. W. Janssen (Rijksmuseum van Geologie en Mineralogie) in het najaar van 1981. Op zoek naar schelpen in de wand van de bouwput, was zijn aandacht getrokken door een hoeveelheid Romeinse scherven en dakpannen in één bepaald niveau. Na reiniging bleken twee dakpanfragmenten voorzien te zijn van stempels van het 30ste legioen, de scherven dateren uit de tweede helft van de 2de en de 3de eeuw na Chr. Gezien de nabijheid van de zee, werd al snel verband gelegd met het Romeinse castellum bij de monding van de Rijn, dat bekend staat als de 'Brittenburg' (zie Dijkstra en Ketelaar 1965). Deze sterk tot de verbeelding sprekende fortificatie is in de loop van de 16de t/m 18de eeuw door het afslaan van de kust onder de duinen te voorschijn gekomen en tenslotte in zee verdwenen. Na een oriënterend bezoek aan de sluisput op 4 maart, werd in overleg met de provinciaal archeoloog, Drs. D. P. Hallewas, op 22 maart 1982 een eerste verkenning gestart. In april is de situatie verder verkend en werd het noordelijk talud van de sluisput (waarin de eerste vondsten waren gedaan) ter hoogte van het Romeinse lagenpakket, dat onder het zand van de Jonge Duinen lag, geheel schoon gemaakt en in tekening gebracht over een lengte van meer dan 100 meter. Daarbij kon worden vastgesteld dat er over een grote afstand kuilen, palissaden en andere bewoningsrestcn uit de Romeinse tijd voorkwamen. Bovendien rees het vermoeden dat er plaatselijk wel eens kon zijn geploegd. De sporen tekenden zich het duidelijkste afin het westelijk deel van het sluisputtalud. In uitvoerig overleg met vertegenwoordigers van de opdrachtgever van de bouw van de uitwateringssluis, het Hoogheemraadschap Rijnland, te weten de heren P. S. Anes en P. J. Smit, en van de aannemingsmij. B. M . van Noordenne, te weten de heren B. M . van Noordenne en M . Makkink, bleek het mogelijk te zijn om op aangepaste schaal onderzoek te verrichten zonder dat daarbij de bouwwerkzaamheden aan de sluis zouden worden vertraagd. Een voorbeeld van samenwerking dat navolging verdient! Dankzij een ruime subsidie van het Provinciaal Bestuur van Zuid-Holland konden de 261
rcheologische kroniek van Zuid-Holland over 1982
Afb. 6. Katwijk. Werkput V met duidelijke aftekening van ploegsporen, ingewaaid met zand, aan de basis van de Jonge Duinen. Foto
1PP. plannen worden gerealiseerd. Eens te meer verheugend omdat immers slechts zelden in het gebied van de Nederlandse (kust)duinen de gelegenheid wordt geboden tot het verrichten van een oudheidkundig bodemonderzoek op deze schaal. Bij leiding en dagelijkse verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het onderzoek waren betrokken: P. Bitter, Prof. dr. J. H . F. Bloemérs, H . N . Donker, A . M . Numan, H. C. van Ramshorst, A. Waasdorp en Drs. M . D. de Weerd. Gedurende de gehele campagne kon ten volle profijt worden getrokken van de wijzigingen in het werkschema van de bouw van de sluis, waardoor het onderzoek zich onverwacht in enkele middelgrote werkputten ruim kon ontplooien; de stratigrafie bleek soms verrassend gecompliceerd. De resultaten van deze gezamenlijke inspanningen (4 juni-6 augustus, 15-16 september, 6-29 oktober en 15 november-16 december 1982) kunnen als volgt worden samengevat. Het woonniveau ligt in de Romeinse tijd op een hoogte van ca. 0,0 m N A P op een tamelijk geaccidenteerd terrein, waarschijnlijk een zandplaat. De vondsten dateren de bewoning uitsluitend in de jaren 160-240 na Chr. Gebouwsporen zijn niet aangetroffen; wèl afvalkuilen, een waterput, enkele greppels en houten palissaden. Voorzover hierbij sprake is van een richting, is deze Noordoost-Zuidwest of haaks daarop. Deze oriëntering lijkt samen te hangen met het verloop van de Rijnmonding in de Romeinse tijd. De waterput hoort thuis in een van de oudste bcwoningsfasen. Hij is opgebouwd uit overlangs gehalveerde elzestammetjes met een doorsnee van 10-15 cm. Uit de water262
Archeologische kroniek van Zuid-Holland over 1982
Afb. 7. Katwijk. Zijaanzicht van uit gekloofde elzcstammeljes opgebouwde waterput in werkput V , uit het begin van de periode 160-240 na Chr. Foto A . Waasdorp.
put zelf kwam o.a. een dikke leren schoenzool te voorschijn. Een waterput wijst op werkelijke bewoning in de nabijheid; het is daarom merkwaardiger dat nergens huisplattegronden zijn gevonden. Wel was in het westelijk deel van de bouwput het cultuurniveau uit de Romeinse tijd rijkelijk doorspekt met kleine brokjes tufsteen: een materiaal dat de Romeinen in grote formaten gewoonlijk als bouwsteen gebruikten. Romeinse steenbouw kan dan ook niet erg ver verwijderd zijn geweest. In de zone waar werd opgegraven zijn ook aanwijzingen gevonden dat het Romeinse niveau door de invloed van water is aangetast en verplaatst, zonder evenwel overal volledig te zijn verspoeld. Uit de vulling van de greppels is af te leiden dat ten tijde van de bewoning de invloed van de zee of van de riviermonding toenam. In de doorgaans zandige greppelopvullingen komen kleilensjes voor. Het gaat waarschijnlijk om de eerste symptomen van een versterkte invloed van de zee, omdat het maaiveld hier ten tijde van de Romeinse bewoning laag lag en omdat de zee omstreeks 200 na Chr. ten hoogste één kilometer meer naar het Westen lag. De waarnemingen te Katwijk onderbouwen enkele al eerder gedane waarnemingen en uitgesproken vermoedens over de geleidelijke vernatting van het milieu in WestNederland in de tweede helft van de tweede eeuw na Chr. Deze vernatting leidde hier tot het opgeven of inkrimpen van de Romeinse bewoning; daarna werd het gehele terrein afgedekt door een kleidek, in samenhang met de Post Romeinse Duinkerke IItransgressiefase. Het vondstmateriaal bestaat, wat de 'potterie' betreft, uitsluitend uit terra sigillata en 'gewoon' Romeins draaischijfaardewerk, en verder uit allerhande ander nederzettingsafval, w.o. een zilveren munt van Commodus (190/191 na Chr.). Op de dakpanfragmenten zijn meer dan 40 stempels gevonden, zoals gebruikelijk grotendeels van het leger van Nedcr-Germanië, het op één na grootste aandeel wordt gevormd door stempels van de vloot van Germanië: een opmerkelijk feit. De vondsten kunnen goed passen in een militaire context, waarbij men kan speculeren of de vloot al dan niet was gestationeerd aan de Rijnmond. De vondsten, in combinatie met de oriëntering van de grondsporen, parallel of haaks op de loop van de Rijn in de Romeinse tijd, maken aannemelijk dat de bewoning behoort tot het kampdorp (vicus) rondom het verdronken fort (castellum) •Brittenburg'. Dit kampdorp strekte zich uit van de Brittenburg, langs de zg. //mes-weg op de zuidelijke oever van de (Oude) Rijn, naar het Zuidoosten richting Valkenburg Z.H. 263
Archeologische kroniek van Zuid-Holland over 1982
Bij de opgraving zijn vermoedelijk de meest oostelijke uitlopers van de vicus aangesneden, die zich in de loop van zijn bestaan had uitgebreid tot de laagst gelegen delen van het nederzettingsareaal. Tot de problemen die het archeologisch onderzoek op deze meest westelijke plek van Romeins Katwijk wellicht nader tot een oplossing zou kunnen brengen, behoren: - Het probleem van de Laat-Romeinse (4de eeuwse) datering van de Brittenburg die dan op het continent het meest noordelijke bastion zou zijn van de Litus Saxonicum, een kustverdediging aan weerszijden van het Kanaal en de zuidelijke Noordzee. In de Midden- en Laat-Romeinse tijd zou de Brittenburg als graan-depot hebben gefunctioneerd in de doorvoer van graan uit Oost Engeland naar de garnizoenen aan de Rijn. In het kampdorp bij de Brittenburg zou op z'n minst enig herkenbaar 4de eeuws importmateriaal tevoorschijn gekomen moeten zijn. Ondanks wishfull thinking ontbreekt dergelijk materiaal totaal. - Het probleem van een eventuele continuïteit van bewoning van de Romeinse Tijd tot in de Vroege Middeleeuwen die hier tot dusverre archeologisch nog niet kon worden aangetoond. Dit probleem kan mogelijk worden opgelost in gebieden die nog niet sterk zijn verstoord, zoals de duinen. Wat dat laatste betreft kreeg het onderzoek een interessante dimensie door de aanwezigheid van een uitgestrekt akkercomplex met ploegsporen. De akker is aangelegd op duinzand te rekenen tot de Oude Duinen III, dat was gevormd op het Duinkerke II-kleidek. Dit zand ligt onder de Jonge Duinen. De akkerlaag kan dus dateren uit de periode tussen de 8ste en de 12de eeuw na Chr. (vgl. Jelgersma et al. 1971). Lang niet overal in het onderzochte gedeelte van de sluisput was deze Oude Duinen III-Iaag nog intact bewaard, omdat deze laag doorgaans was opgenomen in de middeleeuwse akkerlaag. Op sommige punten moet het Oude Duinen III-zand afgedekt zijn geweest door een vrij sterk ontwikkeld vegetatiedek. De akkers zijn geploegd met een keerploeg: in het oostelijk deel van het terrein eerst in Noord-Zuid richting, daarna in Oost-West richting. Verder naar het Westen komen nog enkele ploegsporen voor met een wat afwijkende oriëntatie. In dit deel van de sluisput is ook een Noord-Zuid gerichte, ruim 5 m brede, wal waargenomen die voorzien kan zijn geweest van een houten vlechtwandbeschoeiing. Deze wal werd aan de oostzijde begeleid door een ca. 1,5 m brede, enkele decimeters diepe greppel. Over een lengte van 8 m was de wal onderbroken: een doorgang. De wal kan tot de eerste aanleg van het akkerland hebben behoord, omdat de oriëntatie dezelfde is als die van de oudste ploegsporen. De jongere Oost-West lopende ploegsporen lopen door tot in de bovenzijde van de sloot(kant). Er zijn aanwijzingen dat de ploeg daar is opgetild en gekeerd. Ter hoogte van de onderbreking in de wal lopen de ploegsporen wat verder door dan elders. Nabij het oostelijk talud van de sluisput is midden in de akker een Oost-West gerichte 6 m lange wal(basis) gevonden van ca. 1 m lange kleiige zoden. De betekenis hiervan is niet duidelijk. Het zou een restant van een zodenwand van een huis kunnen zijn geweest, maar verdere bewijzen konden hiervoor niet worden verkregen. Over de akker en de zodenwal heen liep een houten palissade van Zuidwest naar Noordoost. De vulling van de vierkante paalgaatjes bestond bovenin uit schoon geel zand, dat na het verrotten van de paaltjes vanuit het later overwaaiende Jonge Duinzand in de paalgaten was gezakt. Eén van de op stratigrafische gronden jongste archeologische fenomenen op deze akkers zijn de duizenden indrukken van koeiepoten, die waren opgevuld met hetzelfde schone gele zand. In aanmerking nemend dat ook de jongste ploegsporen grotendeels waren gevuld met dit schone zand, blijkt onmiskenbaar dat de akkers met duinzand overstoven raakten. Op dit niveau - op enkele decimeters boven N A P - hebben zich de Jonge Duinen ontwikkeld tot een hoogte die thans varieert van 11 tot 14 m. Op doorgaans 30 cm boven de akkerlaag is over het hele terrein nog een dun, maar duidelijk zichtbaar. 264
A r c h e o l o g i s c h e k r o n i e k van Z u i d - H o l l a n d over 1982
kleiig bandje waargenomen. Samen met andere dunne vegetatiebandjes geeft dit aan dat het vormingsproces van de Jonge D u i n e n z i c h i n fasen heeft v o l t r o k k e n en dus m o m e n t e n van stilstand kende. D o o r dit proces moet o o k de - nabije - R i j n m o n d i n g met d u i n z a n d opgevuld zijn geraakt. D e gedetailleerde stratigrafische successie èn de bewaarde houtresten z u l l e n t.z.t. belangrijke gegevens k u n n e n opleveren v o o r de (C 14-) datering van dit proces. Het relatief beperkte o u d h e i d k u n d i g b o d e m o n d e r z o e k te K a t w i j k i n 1982 blijkt een schat aan informatie te hebben opgeleverd dat, als volgt kan w o r d e n samengevat: 1. De rand v a n een R o m e i n s e nederzetting die z i c h vermoedelijk langs de R o m e i n s e heerbaan o p de zuidelijke oever van de R i j n uitstrekte en die zeer w e l k a n worden opgevat als het k a m p d o r p bij het v e r d r o n k e n castellum de Brittenburg k o n w o r d e n gelokaliseerd. D e vondsten dateren uit de jaren 160-240 na C h r . Eerder en later materiaal ontbreekt. 2. E e n nauwkeurige datering k o n w o r d e n verkregen van de eerste s y m p t o m e n v a n de D u i n k e r k e II - transgressie (omstreeks 2 0 0 na C h r . ) . 3. E r werd een uitgebreid akkersysteem aangetroffen, waarvan met b e h u l p van de r a d i o - k o o l s t o f (C14) methode een goede datering z a l k u n n e n w o r d e n verkregen: naar verwachting i n de periode van de 8ste tot de 12de eeuw na C h r . 4. Samenhangend met 3) z a l een goede datering verkregen k u n n e n w o r d e n v o o r de v o r m i n g van de O u d e D u i n e n III en v o o r het begin v a n de v o r m i n g van de Jonge D u i n e n en daarmee ook v o o r het m o m e n t waarop de R i j n m o n d d o o r de Jonge D u i n e n (gedeeltelijk) werd afgesloten. IPP, Amsterdam
J . H , F . B l o e m e r s en M . D . de W e e r d
Leiden: Klein Cronesteinse of Knotterpolder Bij de i n r i c h t i n g van het polderpark Cronestein ten Z u i d e n van de stad werden op een aantal plaatsen tamelijk grote hoeveelheden aardewerk uit de R o m e i n s e T i j d aangetroffen. D e vondsten werden gedaan d o o r M e v r . H . S u u r m o n d - v a n L e e u w e n en Ir. L . Barendregt ( S u u r m o n d - v a n L e e u w e n 1983). O p de meeste vindplaatsen domineert het R o m e i n s e i m p o r t aardewerk; op é é n plek is het inheems R o m e i n s e aardewerk ver i n de meerderheid. D e R o m e i n s e i m porten dateren uit het e i n d v a n de 1ste o f het begin v a n de 2de eeuw tot i n de 3de eeuw, zij werden gedetermineerd d o o r M e v r . drs. M . B r o u w e r i n het kader van haar onderzoek naar R o m e i n s i m p o r t aardewerk i n Z u i d - H o l l a n d . O p een i m b r e x k o m t het stempel [ E j X G E R I N F voor. O p alle p l e k k e n werden o o k wat Laat M i d d e l e e u w s e scherven, soms o o k enkele K a r o l i n g i s c h e en zelfs M e r o v i n g i s c h e scherven gevonden. D e vondsten lagen op klei die afgezet is tijdens de laatste p r é - r o m e i n s e transgressiefase en waren bedekt met een 10-40 c m d i k k e Laat M i d d e l e e u w s e kleilaag. D e vindplaatsen liggen ongeveer een k i l o m e t e r ten Z u i d w e s t e n van het castellum R o o m b u r g i n het overgangsgebied van de gculafzettingen van de O u d e R i j n en de dekafzettingen daarnaast. Leiden: Steneveld, zie p. 2 8 1 . Midden Delfland, zie p. 256. Valkenburg (atb. 8). O p 1 1 aug. 1980 gaf het toenmalige M i n i s t e r i e van C R M een b e s c h i k k i n g uit waarbij het Gemeentebestuur van V a l k e n b u r g toestemming werd verleend tot de b o u w van een sportzaal ter plaatse van de voormalige kleuterschool, alsmede op het westelijk deel v a n het aangrenzende perceel Hoofdstraat 4, i n de dorpskern van V a l k e n b u r g . H i e r a a n w e r d echter w e l de voorwaarde verbonden dat de bescherming v a n het archeologisch m o n u m e n t i n de ondergrond centraal diende te staan. R e d e n w a a r o m de ondergrond niet meer dan tot een diepte van 50 a 60 c m onder het ' m a a i v e l d ' m o c h t w o r d e n geroerd. H i e r m e e was een einde g e k o m e n aan een
265
Archeologische kroniek van Zuid-Holland over 1982
Afb. 8. Valkenburg. Romeins imporlaardewerk, beschreven in de tekst. Foto IPP.
juridisch steekspel tussen het Rijk (als uitvoerder van de monumentenwet) en de Gemeente (pogend ontheffing te verkrijgen van het op grond van deze wet bepaalde ten aanzien van het bovengenoemde terrein, teneinde de beoogde sportzaal te kunnen bouwen). De Raad van State aan wie de kwestie te langen leste was voorgelegd, kon derhalve zijn arbitrerende rol staken. Vertegenwoordigers van de ROB te Amersfoort en van het IPP te Amsterdam hebben een belangrijk aandeel gehad in het bereikte compromis. Aangezien het desondanks niet uitgesloten kon worden dat bij de bouwwerkzaamheden voor de sportzaal toch nog wetenschappelijk belangrijke gegevens verloren zouden gaan, is besloten tot een archeologische begeleiding van deze werkzaamheden door medewerkers van het IPP. In de praktijk kwam het erop neer dat onderzoek werd verricht in de,geplande funderingssleuven, poeren en kruipruimte tot een diepte van 266
Archeologische kroniek van Zuid-Holland over 1982
1,10 m + N A P en in het tussen de sleuven gelegen deel van de bouwput tot het niveau 1,70 m + N A P . Het Ministerie was bereid de kosten van het archeologisch onderzoek voor zijn rekening te nemen. Afgezien van een verkennende fase in het westelijk gedeelte van het perceel Hoofdstraat 4 tijdens de voorafgaande 17de opgravingscampagne in 1980 (zie Holland 13, 1981, 266-268) kan als datum van aanvang van de 18de campagne worden beschouwd 14 sept. 1981. Reeds na drie dagen - toen het terreingedeelte, dat in aanmerking kwam voor archeologisch onderzoek op het niveau van 1,70 m + N A P was gebracht - diende de campagne te worden onderbroken, aangezien de verwachte toestemming van Gedeputeerde Staten van Zuid-Holland tot de bouw van de sportzaal nog niet was verkregen. Deze toestemming kwam eerst af op 15 dec. 1981. De weersomstandigheden waren er debet aan dat met de aanvang van de bouwwerkzaamheden - dus ook met de voortzetting van het archeologisch onderzoek -gewacht moest worden tot 2 maart 1982. De 18de campagne kon daarna zonder onderbreking worden voortgezet en werd beëindigd op 19 maart 1982. De resultaten van het onderzoek kunnen als volgt worden samengevat: 1. De grondsporen. Slechts twee grondsporen tekenden zich af, die inpasbaar waren in één der plattegronden van de opeenvolgende castella in de dorpsheuvel. Beide zijn aangetroffen in de tot ca. 1,15 m + N A P verdiepte westelijke funderingssleuf. Beide waren West-Oost lopende puinsporen van ca. 1 m dik, die elk over een afstand van ca. 3 m waren te vervolgen. De zuidelijke is hoogstwaarschijnlijk een deel van het heden nog niet ontgraven oostelijk gedeelte van de zuidwand van gebouw 7 van periode 6. De noordelijke is hoogstwaarschijnlijk een deel van het eveneens nog niet ontgraven deel van de WestOost lopende middenwand van gebouw 6 van periode 6. 2. De vondsten. Het verzamelen van vondsten kon om drieërlei redenen geen hoofddoel zijn van dit archeologisch onderzoek. In de eerste plaats, omdat de bescherming van het archeologisch monument in de ondergrond centraal stond. In de tweede plaats, omdat de tijdsdruk zulks niet toestond, daar - mede ter beperking van de kosten - het archeologisch onderzoek was gekoppeld aan de bouwwerkzaamheden van de sportzaal. In de derde plaats, omdat - zoals verwacht werd - vrijwel alle vondsten afkomstig waren uit verstoorde grond. Derhalve volgt hieronder slechts een overzicht van de meest opvallende vondsten, die bij een voorlopige determinatie de aandacht hebben getrokken. Uit vondstnummer 1982-1 (losse vondsten, verzameld op het dorpsplein, bij de aanleg van een waterleidingput): Terra sigillata, bodemfragment van type Drag. 18, ZuidGallië, Claudius/Nero, met stempel O F V I T A ; Terra sigillata, bodemfragment van bord, Zuid-Gallië, Claüdius/Nero, met stempel ]ITALI; Terra sigillata 2 aaneenpassende rand/wandfragmenten van type Drag. 37, Zuid-Gallië, Flavisch (zie afb. 8-1); Terra sigillata, wandfragment van type Déch, 67, Zuid-Gallië, Flavisch (zie atb. 8-2); Geverfd aardewerk, wandfragment, techniek c, met witte verfstrepen (zie aib. 9-3); Gladwandig wit aardewerk, wandfragment van type Stuart 128 (zie atb. 8-4); Gladwandig wit aardewerk, wandfragment van kruik/amfoor met graffito jRlj. Uit vondstnummer 1982-4 (monster van sterk verweerde plank, in situ, op 0,40-0,45 m + NAP): Bronzen munt, niet te determineren aangezien slechts de corrosiekorst aanwezig is en het muntlichaam derhalve is verdwenen (mededeling P. Vons). Uit vondstnummer 1982-15 (afkomstig uit het eerder genoemde noordelijke spoor van beide West-Oost lopende puinsporen): Vensterglasfragment (determinatie S.M.E. van Lith). Uit vondstnummer 1982-16 (afkomstig uit eerder genoemd zuidelijk spoor van beide West-Oost lopende puinsporen): Glas, 2 aaneenpassende wandfragmenten van vaatwerk (determinatie S.M.E. van Lith); Gebronsd aardewerk, randfragment, gelijkend op terra sigillata type Drag. 36, met barbotine-versiering in de vorm van gesteeld(e) 267
Archeologische kroniek van Zuid-Holland over 1982
Afb. 9. Vlaardingen: Van Heutzpark. Bronzen speld met vierkante geprofileerde kop, aan het uiteinde versierd met een piramidaal
gevormd stukje glas en een opengewerkte fibula in de vorm van een vaas. Beide uit de Romeinse Tijd. Tek. ROB.
Afb. 10. Arkel. Karolingische schijfvormige fibula. Tek. R O B .
blaadje(s) op de uitstaande rand (zie afb. 8-5); Gebronsd aardewerk, wand/bodemfragment van type Stuart 302 (zie afb. 8-6). IPP, Amsterdam
B. L. van Beek
Voorne-Putten, zie p. 258. Wassenaar, zie p. 258.
Vlaardingen: van Heutzpark (afb. 9). In het voorjaar werden de vijvers in het Van Heutzpark drooggelegd en machinaal uitgediept. Daarbij werden door de A W N afdeling Helinium op een tweetal plaatsen vondsten gedaan. In de langgerekte vijver ten Zuiden van de grote vijvers werden veel scherven van Romeins import aardewerk, een speld, een op de Keltische vormentaal geïnspireerde fibula, botten, stukken van dakpannen, brokken tufsteen, grint en enig inheems Romeins aardewerk aangetroffen. Dit materiaal lag in verspoelde toestand in de vulling van een geul, waarin o.a. ook een boomstam en verspoelde brokken veen voorkwamen. De resten van een aangepunte, rechtopstaande paal bevonden zich echter in situ. Ongeveer honderd meter noordelijker, in de westelijke grote vijver werden dergelijke vondsten gedaan. Ook hier betreft het waarschijnlijk verspoelde vondsten. Hoewel er 268
A r c h e o l o g i s c h e k r o n i e k van Z u i d - H o l l a n d over 1982
o o k palen in situ v o o r k w a m e n . A a n g e n o m e n mag w o r d e n dat deze i n situ staande aangepunte palen uit de R o m e i n s e T i j d dateren. In het t a l u d van de vijver is waargen o m e n dat daar scherven v o o r k o m e n o p ca. 70 c m diepte onder een kleilaag. D e i n de vijver gevonden scherven lagen veel dieper. Het gevondene kan op twee manieren w o r d e n v e r k l a a r d . In het gebied r o n d V l a a r dingen k o m e n vele restgeulen uit de D u i n k e r k e O-transgressiefase v o o r die i n de D u i n k e r k e I-transgressiefase (de laatste p r é - R o m e i n s e transgressie) o p n i e u w actief werden. Het is mogelijk dat i n de R o m e i n s e T i j d nog enkele van deze geulen actief waren. D e b e w o n i n g uit de R o m e i n s e T i j d heeft zich dan aan de oever van een dergelijke geul afgespeeld. De aangepunte palen v o r m e n dan restanten van constructies i n de geul, bv. stijgers. U i t een i n de 2de eeuw gedateerde kleilaag i n de W e s t - A b t s p o l d e r blijkt dat deze geulen inderdaad tot i n de R o m e i n s e T i j d actief k u n n e n zijn geweest. E e n andere v e r k l a r i n g is dat er tijdens de 1 I de/12de eeuwse overstromingen een geul ontstond die d o o r een nederzetting uit de R o m e i n s e tijd sneed, w a a r d o o r veel materiaal verspoeld werd. D e palen moeten dan resten zijn van b o u w w e r k e n op het land. Middeleeuwen A r k e l (alb. 10). D o o r de heer J . B . N . K u y p c r te T i l b u r g werd i n de buurt van de kerk te A r k e l een b r o n z e n schijf-fibula gevonden. B i n n e n het afgerond zeshoekige centrale deel van de fibula ligt een verdiepte c i r k e l w a a r b i n n e n een ronde verdieping. O p de zijden van de zeshoek sluiten ronde lobben aan, eveneens v o o r z i e n v a n een verdiepte c i r k e l en een centrale ronde verdieping. D e verdiepingen b i n n e n de cirkels hebben mogelijk vroeger e m a i l bevat. Dergelijke uit de K a r o l i n g i s c h e T i j d daterende fibulae zijn onder andere bekend van D o m b u r g en S c h o u w e n (Capelle 1976 en 1978). Reeds eerder werden i n deze o m g e v i n g scherven uit de K a r o l i n g i s c h e T i j d gevonden (zie Holland
9, 1977, 258).
Delft (afb. 11 en 12). In j u l i 1982 zijn de panden N i e u w e Langendijk 22 t / m 26, eigend o m van de Delftse K a t h o l i e k e Stichting Bejaardenzorg, gesloopt i . v . m . i n m i d d e l s gerealiseerde n i e u w b o u w p l a n n e n van de Stichting. D e aanwezigheid van mogelijk historisch interessante b e b o u w i n g was a a n l e i d i n g v o o r het instellen van een b o u w historisch onderzoek. Spoedig bleek dat de panden van origine uit de 15de en 16de eeuw dateerden, - v o o r een deel dus van v ó ó r de grote Delftse stadsbrand van 1536, waarbij de stad 'op driehonderd h u i z e n na o n g e l u k k i g is verbrand'. H e t onderzochte gebied behoort bij het gedeelte van Delft dat i n 1355 stadsrechten kreeg. D e oudste geroerde laag bevatte, vermoedelijk verspoeld, inheems R o m e i n s materiaal. D i r e c t op deze laag troffen we de eerste middeleeuwse c u l t u u r l a a g aan. H e t oudste materiaal daaruit is i n het eerste kwart van de 14de eeuw te dateren. V a n een gedeelte van het d o o r ons onderzochte terrein was het eerste middeleeuwse bewoningsniveau bezaaid met schervenmateriaal afkomstig van een pottenbakker. V a n u i t dit 'schervenn i v e a u ' waren k u i l e n gegraven die volgestort zijn met misbaksels en ander ovenafvalmateriaal. Resten van een pottenbakkersoven zijn op het terrein niet aangetroffen, m a a r het afvalmateriaal strekt z i c h uit over de grenzen van het onderzochte gebied, b o v e n d i e n is i n latere tijden de b o d e m e n o r m verstoord. D a a r d o o r is het i n p r i n c i p e mogelijk dat resten van de oven zijn vergraven. Het aardewerkafval is v o o r l o p i g gedateerd op het tweede e n / o f derde kwart van de 14de eeuw. Het laat z i c h als volgt kort omschrijven: r o o d en grijs gedraaid aardewerk, waarbij het rode sterk overheerst. De belangrijkste groepen zijn: kannen, i n een enorme diversiteit, en potten met een oor op drie uitgeknepen teentjes. V a n m i d d e n 14de tot m i d d e n 15de eeuw is het terrein, mede d o o r het graven van greppels en k u i l e n , die weer met afval werden volgestort, geleidelijk ca. é é n meter op269
Archeologische kroniek van Zuid-Holland over 1982
Afb. I 1. Delft. Ligging en datering van de aan de Nieuwe Langen Dijk gelegen onderzochte gehouwen. Tck. T H Dclft/ROB.
gehoogd. Zo ontstond een patroon van tientallen door elkaar gegraven kuilen, waarvan de diepe exemplaren ook gedeeltelijk de ovenafvalkuilen verstoorden. Opmerkelijk is dat deze activiteiten zich vooral in het midden van de zone tussen de Nieuwe Langendijk en de Trompetstraat afspeelden. Vermoedelijk hebben toen zowel de Nieuwe Langendijk als de Trompetstraat reeds een zekere straatfunctie gehad. Gezien de vele 270
A r c h e o l o g i s c h e k r o n i e k van Z u i d - H o l l a n d over 1982
Afb. 12. Delft. Misbaksels van aan de Nieuwe Langen Dijk geproduceerd aardewerk uit de eerste helft van de 14de eeuw. Foto T H Delft.
aangetroffen m e s t k u i l e n moet het onderzochte gebied een toch m i n o f meer agrarische bestemming hebben gehad. T e r plaatse van N i e u w e Langendijk 26 zijn drie b o v e n elkaar liggende woonhuisplattegronden aangetroffen, respectievelijk i n de tweede helft van de 14de, eerste helft van de 15de, en de eerste helft van de 16de eeuw te dateren. Laatstgenoemde stond v o o r de sloop nog overeind. Bij het i n de eerste helft van de 15de eeuw gedateerde huis is geconstateerd dat 'het v u u r ' van het m i d d e n van het huis naar de wand verplaatst is. H e t oudste v o o r de sloop nog bestaande huis bevond z i c h achter N i e u w e Langendijk 22 en 2 4 , het stamde uit het m i d d e n van de 15de eeuw. H e t was een groot zaalgebouw (8 + 12,5 m), zeer zwaar gefundeerd, v o o r z i e n van muurstijlen, korbelen, m o e r b a l k e n en k i n d e r b i n t e n , de zijgevels anderhalfsteens, de kopgevels tweesteens d i k . D i t gebouw heeft i n de l o o p der tijd een aantal verschillende v o o r b o u w e n gehad. V a n de oudste twee zijn alleen restjes aangetroffen, de jongste was het pand N i e u w e Langendijk 22. D i t huis, geheel daterend uit het derde kwart van de 16de eeuw verkeerde nog i n een bijzonder gave oorspronkelijke staat. H e t bestond uit een o n d e r b o u w met anderhalfsteensmuren, v o o r z i e n van vroeg klassieke hardstenen consoles en een moer- en kinderbintenlaag. H i e r o p rustte v o o r de verdieping een houtskelet van muurstijlen, korbelen, sleutelstukken (ojief i n g e k l e m d tussen twee rechte kantjes) en eveneens moer- en k i n d e r b i n t e n . D e verdieping was v o o r z i e n van een stookplaats met een uitkragend op een console staand stookplaatje. D e achterwand van de stookplaats was bekleed met haardsteentjes, aan de bovenzijde b e k r o o n d d o o r een steen met het wapen van K a r e i V . T H Delft
C . J . van Haaften
Dordrecht: Groenmarkt (afb. 13-18). V a n november 1981 lot j u n i 1982 heeft de R O B een onderzoek uitgevoerd achter de v o o r m a l i g e panden G r o e n m a r k t 3-5 (zie ook de v o o r a a n k o n d i g i n g i n Holland
14, 1982, 277). Het opgravingsterrein b e v o n d zich aan-
sluitend aan het terrein langs de - thans grotendeels v o o r m a l i g e - TolbrugstraatWaterzijde, waar tussen 1968 en 1971 uitgebreid archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden (Sarfatij 1972). Directe aanleiding tot het huidige onderzoek was het voornemen G r o e n m a r k t 5 te reconstrueren. T e r voorbereiding werd daartoe het grootste 271
Archeologische kroniek van Zuid-Holland over 1982
Afb. 13. Dordrecht: Groenmarkt. Overzicht over de funderingen van het huis De Gouden Leeuw met verschillende (sub)recente kelders en beerputten. Waar de pompslang ligt
liep de gang aan de zijkant van het huis die bij de verbouwing in 1709 werd aangelegd. De Groenmarktzijde is linksonder. Foto R O B .
gedeelte van de bebouwing direct achter de voorgevel geamoveerd. Bij dit onderzoek langs de Tolbrugstraat was gebleken dat het stadsgedeelte ten Noordwesten van de Wijnstraat-Groenmarkt-Grotekerksbuurt, tijdens de Middeleeuwen doorgaans Poortzijde genoemd, vrijwel geheel kunstmatig aangelegd was door aanplemping en ophoging in een v erdwenen rivierloop. Dit proces van stadsuitbreidingen vanaf de Groenmarkt naar de Varkenmarkt kon bij deze gelegenheid nagegaan worden vanaf het midden van de 13de tot in de 16de eeuw. Het terrein Groenmarkt 5 zou nu informatie kunnen geven over a) het oudste Dordrecht direct langs de Groenmarkt, b) de eerste fasen van de genoemde ophogingen, c) de verkaveling en eerste bebouwing van dit opgehoogde nieuwe land, en d) de verdere ontwikkelingen in latere eeuwen ter plaatse in verbinding met de bevindingen uit het oudere onderzoek. a. Betreffende ontstaan en ontwikkeling van het allervroegste Dordrecht kon geconstateerd worden, dat de eerste nederzetting gevestigd moet zijn op een gyttja-achtige strook die op veen rust. De gyttja strook kan opgevat worden als een soort van oeverwal langs de Voorstraatshaven, die in oorsprong een natuurlijke veenstroom was. Op deze oeverwal is vermoedelijk een weg aangelegd (= thans Wijnstraat-GroenmarktGrotekerksbuurt) met een zeer smalle bebouwingsstrook aan de noordzijde. Gezien de 272
Archeologische kroniek van Zuid-Holland over 1982
Alb. 14. Dordrecht: Groenmarkt. Tussen de lange doorgaande muren van het huis De Gouden Leeuw bevinden zich I) de bovenzijde van het houten schot uil de eerste ophoging en 5) de muur met ingangspartij van de eersle bak=
stenen bebouwing. Het benedendeel van de muren wordt gevormd door 2) een deel van het oorspronkelijke voorhuis met breed uitkragende muurvoet en 4j een deel van het achterhuis dat als pakhuis in gebruik was. Over de open ruimte tussen
beide zijn daarna muren geslagen 3) waardoor het huis De Gouden Leeuw ontstond. Ook nu is de Groenmarktzijde linksonder. Foto ROB.
geringe diepte van deze strook - vanuit de huidige rooilijn Groenmarkt 15 m! - kon van deze oudste bebouwing slechts de uiterste rand in de opgraving aangesneden worden. De onderste ophogingslagcn begonnen op ca. - 3,80 m N A P (dat is op 6,80 m onder het maaiveld) en leverden een assortiment van laat-12de-eeuwse vondsten op. Dergelijke assortimenten zijn bekend van tal van vindplaatsen in de nabijgelegen veengebieden, zoals de Ablasserwaard. Zij representeren de fase van ontginning van deze veengebieden, waartoe ook Dordrecht en naaste omgeving vóór de grote laat-Middcleeuwse overstromingen behoorde. Vondsten uit de eerste helft van de 13de eeuw kwamen uit iets hogere lagen; op deze ophogingslagen werden enige sporen van een houtbouw aangetroffen, die als de vroegste bebouwing ter plaatse aangemerkt kan worden. Vermoedelijk betreft het de achterwand met een hoek van een huis. Aanpalend werd nog een hoek van een tufstenen bouwwerk gevonden. Een en ander kon echter maar zeer summier waargenomen worden, aangezien het zich in de uiterste hoek van de opgravingsput bevond, b. Het verdere gedeelte van de opgravingsput leverde voor de vroege ontwikkeling van de 'oerbebouwing' het beeld op van gedurige ophoging achter de oorspronkelijke terp273
Archeologische kroniek van Zuid-Holland over 1982
Atb. 15. Dordrecht: Groenmarkt. Tinnen ampul in de vorm van een vis uit omstreeks 1250; lengte 72 mm. Foto R O B .
achtige aanleg. Ook deze ophogingen vingen nog aan in de eerste helft van de 13dc eeuw. De samenstelling van de opgebrachte grond bestond hoofdzakelijk uit sterk venige klei. Aan de Groenmarktzijde was de aflopende lijn van de terpstructuur nog duidelijk merkbaar; verder naar achteren had de nieuwe ophoging weer de neiging enigszins op te lopen. De bovenzijde van deze ophoging lag gemiddeld op - 1 m N A P . De ophoging bleek strooksgewijs te zijn uitgevoerd. De twee onderzochte stroken in de opgravingsput waren gescheiden door een rij palen waartegen aan een zijde grondkerende schotten geplaatst waren (NB. dit houtwerk vormde dus geen afkanting of walbeschoeiing). De grondsamenstelling aan weerszijden van het schot vertoonde enige kleine verschillen, waaruit valt op te maken dat eenzelfde proces van ophoging door individueel verschillende ophogers is uitgevoerd. De lijn van het houtwerk geeft daarmee ook een eerste verkaveling van het nieuw opgeworpen land aan. Deze lijn werd van de aanvang af bovendien gemarkeerd door een met natuursteen en kloostermopbrokken verhard pad. Bij de oudere onderzoekingen was reeds geconstateerd dat deze eerste ophoging zich in noordelijke richting heeft voortgezet tot ca. 70 m uit de Goenmarkt, waar zij eindigde op een laaggelegen beschoeiing in een aldaar aanwezige rivier. Bij het huidige onderzoek is duidelijk geworden dat deze ophogingen het eerste stadium weergeven in het proces van omvorming van het oorspronkelijke kolonistendorp der veenontginners uit de 12de eeuw tot de grote stedelijk gestructureerde nederzetting uit de daaropvolgende eeuw. Hoe stormachtig dit in zijn werk gegaan is, bleek met name uit de ontwikkeling van de eerste bebouwing op het nieuwe land. c. De eerste bebouwing op het opgehoogde terrein achter de 'oerbebouwing' ontstond ca. 1250. Gevonden werd een 12,50 m lange muur van moppen (baksteenformaat 28/31 x 13/15 x 5,5/7 cm), die in dc lijn van het eerste pad bleek te zijn opgetrokken. Aan weerskanten leken zich enige vertrekken te bevinden, die echter, wegens gebrek aan ruimte, niet volledig onderzocht konden worden. Functioneel lijkt het geheel eerder ambachtelijk geweest te zijn, dan onderdeel te hebben uitgemaakt van een woonhuis. Vóór het einde van de 13de eeuw hebben verschillende verbouwingen plaats gevonden. De opmerkelijkste bestond uit de aanleg aan iedere zijde van de muur van een cirkel van gestapelde schone moppen met een soort van 'ingangspartij' aan de noordzijde en bij één aan de zuidzijde een rechthoekige massieve uitkraging. Deze cirkels vertonen grote gelijkenis met een tweetal in 1969 enige tientallen meters verder noordwaarts opgegraven zg. 'ovens' (Sarfatij 1972, 625, afb. 6). Bij eenzelfde aanleghoogte en eenzelfde soort bouwmateriaal zijn de nieuwe cirkels echter veel groter, 274
Archeologische kroniek van Zuid-Holland over 1982
Afb. 16. Dordrecht: Groenmarkt. In het midden de voortzetting van de eerste bakstenen bebouwing: een muur met twee cirkels aan weerszijden en een stukje verhard pad. Er
omheen het uiteinde van het pakhuis met op de voorgrond de middeningang in de achtergevel. De Groenmarktzijde is nu boven. Foto ROB.
hebben ze geen verharde bodem en verionen ze geen brandsporen. "Ovens' zullen het nu dus niet geweest zijn, maar wat dan wel, blijft voorlopig onbekend. De veranderingen in het bouwwerk hebben verschillende ophogingen en nieuwe bestratingen van het oude pad zowel binnen als buiten tot gevolg gehad. Onder meer werd een nieuwe ingangspartij aan de zuidzijde gemaakt, die kennelijk ten doel had de eerdergenoemde cirkels bereikbaar te maken vanaf de bebouwing aan de Groenmarkt. De laatste ver275
A r c h e o l o g i s c h e k r o n i e k van Z u i d - H o l l a n d over 1982
Atb. 17. Dordrecht: Groenmarkt. Kademuur uit het begin van de 14de eeuw met natuurstenen buiten mantel en stootpalen voor schepen. Foto ROB. b o u w i n g moet i n het begin v a n de 14de eeuw hebben plaats gevonden. D a n voltrekt z i c h een radicale verandering. E r v i n d t een complete h e r v e r k a v e l i n g plaats, waarbij nieuwe perceelsgrenzen getrokken w o r d e n . H e t oude p a d met m u u r en cirkels verdwijnt m i d d e n onder een n i e u w perceel. O p dit perceel verrijst over de volle breedte (gem. 7 m) een z a a l v o r m i g b o u w w e r k , opgetrokken i n iets kleinere m o p p e n . Het heeft een lengte van ca. 2 0 m en slechts é é n ingang i n de noordelijke achtergevel. O o k dit is geen w o o n h u i s geweest; het heeft meer iets van een grote loods o f een p a k h u i s . H e t is i n feite gesitueerd op het achterterrein van de b e b o u w i n g direct langs de G r o e n m a r k t , die o o k i n deze tijd ingrijpend veranderde. O p dit voorterrein werd een k l e i n deel v a n een w o o n h u i s gevonden uit het begin van de 14de eeuw, opgetrokken i n nog weer iets kleinere m o p p e n . D e tussenruimte tussen de aldus verkregen voor- en aehterbouw b o o d plaats aan een forse gemetselde beerput. D e v o o r b o u w was i n ieder geval toegankelijk v i a een ingang i n de noordelijke achtergevel; over eventuele ingangen aan de voorzijde direct aan de G r o e n m a r k t is uiteraard niets bekend. O o k op het belendende perceel aan de noordwestzijde werd i n deze tijd een loodsachtig b o u w w e r k met slechts é é n m i d d e n a c h t c r i n g a n g opgetrokken. H e t stak beduidend m i n d e r ver d o o r naar achteren dan zijn b u u r m a n , zodat een trapvormige achterrooilijn was ontstaan. H e t verder onbebouwde achterterrein van beide gebouwen eindigde op een gemeenschappelijke zware afsluitingsmuur van grote m o p p e n (formaat 2 8 / 3 0 x 1 3 / 1 4 x 6 cm), die aan de noordzijde bekleed was met een natuur276
Archeologische kroniek van Zuid-Holland over 1982
Atb. 18. Dordrecht: Groenmarkt. Een tweetal schaatsen uit de late 13de eeuw in bovenaanzicht, lengteen dwarsdoorsnede. De houten
opbouw is met nerf getekend, het ijzerbeslag aan de onderzijde is wit gelaten. Lengte 225 en 228 mm. Tek. ROB.
stenen (buiten)mantel. De muur kon van Oost naar West ca. 40 m vervolgd worden, waarna hij in een rechte hoek naar het Zuiden (= richting Groenmarkt) omboog; het verloop in oostelijke richting kon niet verder onderzocht worden. Aan de noordzijde direct voor de muur bevond zich een korte rij van zeer zware staanders, mogelijk stootpalen voor aanmerende schepen; verderop was nog een korte rij van vrijstaande, echter onderling verankerde palen, die als remwerk geïnterpreteerd zou kunnen worden. De muur zou in deze opvatting dan ook als kademuur gezien moeten worden hetgeen zeer wel mogelijk is. In dat geval zou men dan het gehele complex als een in 277
A r c h e o l o g i s c h e k r o n i e k van Z u i d - H o l l a n d over 1982
het water uitgebouwd landhoofd achter de b e b o u w i n g langs de G r o e n m a r k t k u n n e n z i e n , waarop twee aaneengebouwde loodsen stonden met aansluitend een kadeplateau/achtererftot aan de stenen wallekant. D e totale lengte van het landhoofd bedroeg toen 60 m gerekend vanuit de G r o e n m a r k t . Blijkens vondsten direct v o o r de w a l l e k a n t heeft het c o m p l e x i n deze v o r m maar kort gefunctioneerd: ca. 1325-1350. N o g tijdens die periode o f zeer kort na 1350 zijn de a a n p l e m p i n g e n buiten de wallekant op grote schaal en zeer snel doorgegaan. D i t had tot gevolg dat de zware en kostbaar uitgevoerde m u u r m e r k w a a r d i g snel b u i t e n gebruik is geraakt. D o o r de voortschrijdende a a n p l e m p i n g e n werd de aanlegmogelijkheid v o o r schepen steeds verder naar het N o o r d e n verlegd, waar kort na 1400 de N i e u w e H a v e n in gebruik werd genomen. D i t laatste proces van gefaseerde a a n p l e m p i n g e n en ophogingen i n de periode 1 3 5 0 - 1 5 5 0 is bij de reeds gememoreerde opgravingen TolbrugstraatWaterzijde uitgebreid onderzocht. d. D e veranderingen op het kadeplateau hadden tevens ingrijpende veranderingen in de b e b o u w i n g ter plaatse tot gevolg. D e op het ene perceel geconstateerde voor- en achterbouw werden n u tot é é n langgerekt b o u w w e r k gekoppeld. Natuurstenen penanten o p regelmatige afstanden i n de secundaire o p b o u w v a n de m u r e n wijzen op het v o o r k o m e n van muurstijlen i n de d o o r l o p e n d e lange wanden van v o o r tot achter. D i t gebouw, dat nog steeds de v o l l e breedte van het perceel behield, kreeg n u een totale lengte van 45 m v a n a f de G r o e n m a r k t ! E e n deel van het gebouw had zeker een woonfunctie, m a a r i n dit s t a d i u m van u i t w e r k i n g zijn de overige onderdelen v o o r een specifieke functionele t o e w i j z i n g nog o n v o l d o e n d e geanalyseerd. H e t b o u w w e r k moet kort na 1400 tot stand zijn g e k o m e n . H e t stond bekend als D e G o u d e n L e e u w en v o r m d e é é n van de grote panden in het hart van middeleeuws D o r d r e c h t . H e t langgerekte b o u w w e r k is i n de daaropvolgende eeuwen nog vele m a l e n op detailpunten gewijzigd. Z o werd rond 1 6 0 0 de achterbouw enige meters naar achteren uitgelegd, W a a r b i j een soort van driedeling tot stand k w a m : een diep v o o r h u i s , een kort middendeel met kelder en beerput, een kort achterdeel met achterplaatsje dat zijdelings v i a een gangetje met poort u i t k w a m op de T o l b r u g s t r a a t - W z . In 1709 onderging het p a n d een grote 'face-lift'. H e t v o o r h u i s werd aan de buitenzijde i n de stijl van de tijd gebracht; het m i d d e n d e e l werd tot binnenplaatsje veranderd w a a r i n een grote kelder en een uitgebreid stelsel v a n gemetselde r i o l e n werd aangelegd; het achterdeel w e r d a a n m e r k e l i j k v e r s m a l d d o o r het i n b o u w e n van een gang aan een zijde. H e t is dan dit b o u w w e r k dat o p de voorgevel n a recentelijk gesloopt werd, wat tot de opgraving aanleiding gaf. W a a r d e v o l l e m e d e w e r k i n g bij deze opgraving w e r d verleend d o o r de afdeling V o o r l i c h t i n g van de gemeente D o r d r e c h t , de Dienst van O p e n b a r e W e r k e n en Stadsontwikk e l i n g (afd. V e r b e t e r i n g O u d b o u w ) , het Gemeentearchief, de K a m e r van K o o p h a n d e l en F a b r i e k e n v o o r D o r d r e c h t en O m s t r e k e n , alle te D o r d r e c h t . H e t onderzoek werd mede mogelijk gemaakt d o o r een belangrijke f i n a n c i ë l e bijdrage van het P r o v i n c i a a l Bestuur van Z u i d - H o l l a n d . U i t v o e r e n d e n vanwege de R O B : H . H . C . C . C l e v i s , M . J . A . de H a a n , H . Sarfatij. C o n t a c t p e r s o o n v o o r de gemeente D o r d r e c h t : ir. A . te Kiefte. R O B , Amersfoort
H . Sarfatij
D o r d r e c h t : V o o r s t r a a t . V a n a f j u n i 1982 is het archeologische onderzoek i n de stadskern van D o r d r e c h t d o o r de R O B voortgezet op een terrein aan de Voorstraat nabij de Visstraat. T e r plaatse heeft van kort v o o r 1248 tot kort na 1572 het klooster der F r a n c i s c a n e n o f M i n d e r b r o e d e r s k l o o s t e r gestaan. H e t terrein was v o o r onderzoek beschikbaar gekomen d o o r een felle b r a n d die i n februari een grote meubelzaak i n de as gelegd had. A a n g e z i e n het onderzoek z i c h o o k over 1983 heeft uitgestrekt en w e l licht tot i n 1984 z a l d o o r l o p e n , wordt hier met een korte v o o r a a n k o n d i g i n g volstaan. R O B , Amersfoort
27S
H . Sarfatij
A r c h e o l o g i s c h e k r o n i e k van Z u i d - H o l l a n d over 1982
Giessenburg. O p de G i e s s e n o o r d liggen tussen de weg ten N o o r d e n van de Giessen en de Giessen een tweetal huisterpen. O p de meest westelijke heeft nog tot 1935 een boerderij gestaan, de andere terp was al v ó ó r de o p n a m e van de oudste kadastrale kaart o n b e b o u w d . In beide terpjes werd d o o r de heer D . van den D o o l een proefputje gegraven. D e oostelijke w o o n h e u v e l bleek het eerst te zijn aangelegd. O p een, op natuurlijke kleiafzcttingen liggend, ophogingspakket van mest-, veen- en kleiplaggen (ca. 20 c m dik) werden 12de-eeuwse vondsten aangetroffen. In de 12de o f 13de eeuw is de heuvel verder opgehoogd met een ca. 4 0 c m d i k pakket zware klei. D a a r o p lag een i n de 13de eeuw te dateren woonlaag. M o g e l i j k nog i n de 13de eeuw werd de heuvel v o o r het laatst opgehoogd met een ca. 60 c m d i k k e kleilaag. D e totale dikte van de terp inclusief de verstoorde b o v e n g r o n d bedraagt ca. 1,40 m . D e historie van het ten Westen van deze heuvel gelegen terpje is iets anders. O p de oudste ophogingslaag van k l e i - en veenplaggen, waarin huttenleem v o o r k o m t (ca. 30 c m dik), ligt een 13de-eeuwse woonlaag. N o g i n de 13de eeuw w e r d de heuvel verder verhoogd met een ca. 70 c m d i k k e kleilaag die 13de-eeuwse scherven bevatte. In de laatste ophogingslaag die ca. 90 c m d i k was lagen veel 13de-/14de-eeuwse scherven en wat 15de-/16de-eeuwse scherven. D e totale dikte van deze terp bedroeg dus ca. 2 m. Het beeld dat beide huisterpjes geven lijkt nogal op elkaar. D e eerstgenoemde terp is weliswaar iets ouder dan de ander, m a a r de 12de-eeuwse o p h o g i n g is zeer bescheiden. D i t is een groot verschil met de in 1980 deels opgegraven terp op het terrein D e T i l dat ongeveer driekwart k i l o m e t e r verder oostelijk aan de z u i d k a n t van de Giessen ligt (zie Holland
13, 1981, 270-274). D i e terp werd in de 12de eeuw twee keer opgehoogd
tot een totale dikte van I m. Gouda (afb. 19). Het kasteel van G o u d a wordt v o o r het eerst v e r m e l d i n een b r o n uit 1360/61. In 1577 werd het grotendeels gesloopt. U i t het M i n u u t Vroedschapsboek blijkt dat de toren w a a r i n de charters werden bewaard en het m u u r w e r k langs de IJsscl toen werden gespaard (Tersteeg, 1902). Het m u u r w e r k langs de IJssel bleef bewaard o m te w o r d e n opgenomen i n de stadsmuur. E e n deel daarvan is waarschijnlijk ook thans nog aanwezig i n de h u i z e n tussen de P u n t en de N i e u w e Veerstal. D e Chartertoren werd i n 1808 afgebroken. Reeds eerder werden de fundamenten van een i n het H o u t m a n p l a n t s o e n , tegen de noordwesthoek van de huizen aan de Punt, gelegen fundament van een ronde toren teruggevonden. D i t fundament k o m t waarschijnlijk overeen met de d o o r G u i c c i a r d i n i (1611) o p zijn kaart van G o u d a aangegeven torenfundering. Deze fundering is op deze kaart met de Chartertoren verbonden d o o r het fundament van een m u u r . In 1630 werd tegen de Chartertoren aan een v o l m o l e n gebouwd, die o p de kaart van B l a e u (1648) is ingetekend. V o o r t d u r e n d doken berichten op over onderaardse gangen die i n deze o m g e v i n g zouden l o p e n . In 1937 werd er zelfs d o o r een wichelroedeloopster naar gezocht. D e z e berichten brachten de heer J . C . S m i t (Punt 1 1) er toe o m bij en n a de restauratie van zijn huis een onderzoek i n te stellen. V a n u i t zijn souterrain gelegen achter de achtergevel w a n d van de h u i z e n aan de punt, aan het H o u t m a n p l a n t s o e n , groef hij een tunnel ongeveer loodrecht op deze gevel. D a a r v o o r moest hij eerst d o o r deze m u u r , die ca. 2,30 m d i k bleek te z i j n , heenbreken. D e buitenkant van deze m u u r is erg onregelmatig, waarschijnlijk is er een gedeelte afgekapt, zodat de dikte oorspronkelijk nog groter was. H e t steenformaat van deze m u u r is 28 x 1 3 x 6 , 5 c m . W a a r s c h i j n l i j k gaat het o m het d o o r G u i c c i a r d i n i getekende fundament tussen de C h a r t e r t o r e n en het fundament van de ronde toren. D a a r n a groef hij de t u n n e l langs een duidelijk jongere m u u r (IJsselsteen), mogelijk van de v o l m o l e n , i n de richting van de voorgevel aan de Punt. Bij het e i n d van de jongere m u u r v o n d hij i n de tegenover de m u u r gelegen t u n n e l -
279
Archeologische kroniek van Zuid-Holland over 1982
wand de aanzet van een gewelf (steenformaat ook 26 x 13 x 6,5 cm). Nader onderzoek wees uit dat het ging om een met een tongewelf overdekte ca. 3,20 m brede gang, die evenwijdig aan de gevel aan de Punt verloopt. Waarschijnlijk staat deze voorgevel gedeeltelijk op de zuidmuur van deze gang. Het gewelf over deze gang bleek over een lengte van ca. 10 m nog voorhanden te zijn. Naar het Westen is het waarschijnlijk bij de bouw van de Volmolen afgebroken. Ook verder in oostelijk richting eindigt het gewelf. De situatie is daar echter nog niet duidelijk. Het gewelf werd ondersteund door een drietal met spitsbogen doorbroken muren. Het is nog niet duidelijk of deze muren gelijktijdig zijn gebouwd met de gang of later daarin zijn gebouwd. Waarschijnlijk dateren deze muren nog wel uit de kasteelperiode. Het geheel is bedekt met een laag 380
A r c h e o l o g i s c h e k r o n i e k van Z u i d - H o l l a n d over 1982
pleisterwerk. In de gang zijn verder jongere m u r e n aanwezig deels gebouwd o m het gewelf te steunen, deels o m bergruimtes te c r e ë r e n . E e n gedeelte van de gang, die n u plaatselijk zelfs bijna geheel met p u i n en klei is gevuld, was nog tot i n deze eeuw als bergruimte i n gebruik. D e gang maakte oorspronkelijk waarschijnlijk deel uit van de kelders onder é é n van de kasteelgebouwen. L e i d e n : Steneveld. H e t kasteel Steneveld waarvan de stichtingsdatum onbekend is, w e r d i n het begin van 1574 afgebroken i n verband met het beleg van L e i d e n . In de 17de eeuw werd er een buitenhuis gebouwd op de plek waar het kasteel had gelegen. O p de kaart van V a n Deventer en de oudste kadastrale kaart is nog te zien dat het kasteel o p een vierkant omgracht terrein vlak langs de Z i j l heeft gelegen. O p dit terrein was tot v o o r kort een scheepswerf gevestigd, die de noordelijke niet dichtgegooide gracht als insteekhaven gebruikte. P l a n n e n tot w o n i n g b o u w op dit terrein leidden tot een k l e i n onderzoek. M i d d e n over het terrein werd van West naar Oost een tweetal sleuven gegraven. Daarbij werden inderdaad twee dichtgegooide N o o r d - Z u i d lopende grachten gevonden. D e zuidelijke Oost-West lopende gracht werd i n een derde sleuf vastgelegd. D e vondsten uit de grachten waren echter niet ouder dan de 18de eeuw. D u i d e l i j k e sporen van het middeleeuwse kasteel werden nauwelijks gevonden. Langs de Oost-West lopende gracht werd op het kasteelterrein op ca. 2,50 m onder het m a a i veld een restant gevonden van een m u u r van het kasteel, die evenwijdig aan deze gracht liep. In de westkant van een van de sleuven, juist b i n n e n de gracht werd op een van de weinige plaatsen waar de b o d e m o p b o u w tamelijk ongestoord was een inheems R o m e i n s e scherf gevonden. D e scherf lag op het grensvlak van een p r e - R o m e i n s e en een Laat M i d d e l e e u w s e afzetting. M i d d e n D e l f l a n d , zie p. 2 5 6 . M o n s t e r (afb. 20). Tijdens de afronding van de grondwerkzaamheden ten behoeve van de t u i n b o u w op het v o o r m a l i g e kasteelterrein P o l a n e n , k o n d e n enige waarnemingen w o r d e n verricht, die een belangrijke a a n v u l l i n g v o r m e n op de gegevens van de opgravingen van het jaar ervoor. Naast tal van vondsten, waaronder blijdekogels en v o o r a l steengoedkruiken, was v o o r a l de localisatie van de waterput op het kasteelterein van belang. D e z e w e r d teruggevonden i n het Z u i d - W e s t kwadrant van het rechthoekige omgrachte terrein, tegenover het hoofdgebouw. V o n d s t e n uit de put illustreren dat deze nog i n het e i n d van de 14de eeuw en mogelijk zelfs het begin van de 15de eeuw i n gebruik was. In de noordelijke slotgracht werd de top van de noordgevel van de gemakstoren op de grachtbodem aangetroffen. D e z e v a n v ó ó r 1351 daterende gevelwand was v o o r z i e n van twee i m i t a t i c k a n t e l e n . R O B , Amersfoort Oegstgeest (afb. 21). Z o a l s i n de voorgaande k r o n i e k gemeld (Holland
E. J. Bult 14, 1982, 282)
v o n d de heer P. de G e u s ten N o o r d w e s t e n van het G r o e n e Kerkje K a r o l i n g i s c h en jonger aardewerk. Dergelijke vondsten zijn gezien de historische overlevering betreffende Oegstgeest o o k te verwachten. B e k e n d is i m m e r s dat de op de strandwal Oegstgeest-Sassenheim gelegen kerk zeer waarschijnlijk door W i l l i b r o r d is gesticht. T o e n er ten Oosten en ten N o o r d e n van het kerkterrein een gebied b o u w r i j p gemaakt werd speurde de heer D e G e u s o o k daar naar scherven. Juist ten Oosten v a n het kerkterrein v o n d hij een grote hoeveelheid M e r o v i n g i s c h , K a r o l i n g i s c h en jonger aardewerk dat tot i n de 12de o f 13de eeuw dateert. Later middeleeuws materiaal lijkt te ontbreken. Een enkele met n a g e l i n d r u k k e n versierde scherf dateert uit de Late Ijzertijd. D e v o n d sten waren afkomstig uit z a n d dat gewonnen was bij het verbreden en uitdiepen van de sloot r o n d het kerkterrein. D e z e vondsten waren aanleiding tot het instellen van een nader onderzoek. T e n 281
A r c h e o l o g i s c h e k r o n i e k van Z u i d - H o l l a n d over 1982
Alb. 20. Monster. In de kasteelgracht gestort muurfragment. De top van de gemakstoren, voorzien van
twee imitatiekantelen. Foto E. J. Bult.
Oosten van het kerkterrein werden een drietal opgravingsputten aangelegd. Het aantal sporen uit de periode waaruit de aan de oppervlakte gevonden scherven dateren was gering. Langs en evenwijdig aan de sloot werd een met klei gevulde ingraving geconstateerd, w a a r i n M e r o v i n g i s c h e , K a r o l i n g i s c h e en 1 lde-/12de-ceuwse vondsten voork w a m e n . Z e e r waarschijnlijk is hieruit o o k minstens een deel van de op het terrein gevonden scherven afkomstig. T o t op ca. 15 m van de kcrkhofsloot werden enkele k u i l e n aangetroffen die uit de M e r o v i n g i s c h e T i j d dateren. In een profiel o p ca. 10 m afstand parallel aan de sloot is i n een lokale depressie van het z a n d van de strandwal een veenlaag aangetroffen. O p dit veen en op het strandwalzand ligt een laag d u i n z a n d . In het onderste deel van dit z a n d k w a m e n tamelijk veel houtskoolbrokjes voor. Scherven o f ander artefacten werden er niet i n gevonden. H e t is niet onwaarschijnlijk dat de aan de oppervlakte gevonden Ijzertijd scherf uit dit h o u t s k o o l r i j k e n i v e a u afkomstig is. Het daarop liggende d u i n z a n d is dan jonger dan de Late Ijzertijd en ouder dan de Merovingische Tijd. O p het d u i n z a n d ligt een akkerlaag w a a r i n een drietal fasen k u n n e n w o r d e n onderscheiden. D e oudste daarvan is waarschijnlijk d o o r ploegen ontstaan, de middelste d o o r spitten en mogelijk ploegen, de bovenste is de recente b o u w v o o r . D e spitsporen van de middelste laag v o r m d e n , ten dele, langgerekte ca. 2.50 tot 3,50 m brede velden. De lengte daarvan bedroeg m i n i m a a l 50 m . In deze velden zijn steeds haaks op de lengterichting 20 tot 30 c m diepe voren gegraven. Deze v o r e n zijn vrijwel steeds van elkaar gescheiden d o o r een enkele centimeters breed niet verspit gedeelte. Daarnaast k o m e n i n het terrein grenzend aan de kerkhofsloot ook kortere bredere velden van dergelijke spitsporen voor. Het gaat waarschijnlijk o m enigszins gediepspitte t u i n b o u w akkertjes. In de nabijheid van de kerkhofsloot waren i n het z a n d enkele licht gekleurde
282
Afb. 21. Oegstgeest. Aardewerk uit de Laat Merovingische en Karolingische Tijd. Tek. R O B .
greppelachtige structuren te zijn van ca. 70 cm breedte die met een onderlinge afstand van ca. 1,50 m onder een hoek van ca. 30* op de kerkhofsloot verliepen. Mogelijk gaat het om graafwerk ten behoeve van grondverbetering. Enkele vondsten dateren de akkerlaag in de 17de-/18de eeuw. Een bij de middeleeuwse vondsten behorend niveau werd nergens aangetroffen. Op ca. 100 meter van het kerkterrein werd tussen de bovengrond en onderliggend zand en veen een kleilaag gevonden waarin 1 lde-/12deeeuwse en oudere scherven voorkwamen. Het gaat dus waarschijnlijk om de ook elders in het mondingsgebied van de Oude Rijn voorkomende Duinkerke Ui-afzettingen. Uit het onderzoek kunnen de volgende conclusies worden getrokken: 1. In de Late Ijzertijd werd hier waarschijnlijk gewoond. 2. Er heeft hier van de Merovingische Tijd tot in de 12de eeuw bewoning plaatsgevonden. Het bij deze bewoning behorende niveau is, waarschijnlijk door zandafgraving in of vóór de 17de-/18de eeuw, verdwenen. Op de bodemkaart van het gebied worden hier echter ongestoorde strandwalgronden aangegeven (Van der Meer, 1952). 3. Vanaf de 17de-/18de eeuw is hier waarschijnlijk langere tijd tuinbouw beoefend. Het onderzoek werd uitgevoerd vanwege de ROB door K. Greving en D. P. Hallewas. Strijen. Door de Archeologische Werkgroep Hoekse Waard werd in de dorpskern van Strijen naast het gemeentehuis een onderzoek ingesteld. Strijen ligt aan de dijk van de polder Het Oudeland van Strijen, het enige gebied in de verre omgeving dat van langdurige overstromingen in de Late Middeleeuwen verschoond bleef. Bij de opgraving werd in de profielen een terpachtige structuur vastgesteld. Door zijn gewicht was de terp zover in het veen en andere slappe lagen van de ondergrond weggezakt, dat de dikte van het terplichaam niet kon worden vastgesteld. De maximale diepte die bij het onderzoek kon worden bereikt was 6,50 m onder het maaiveld. Op deze diepte werden vondsten uit het midden van de 13de eeuw aangetroffen. Uit die periode dateren ook 283
3m
N.A.R
h-2
-4m
11
Afb. 22. Vlaardingen: Hoogstraat. Profiel loodrecht op de Hoogstraat. Legenda: 1. ongestoorde ondergrond (klei), 2. klei; opgehoogd, 3. venige
tot gyttja-achtige klei, 4. klei met puin, 5. humcuze vuile klei, 6. mest, 7. zwarte zandige klei, 8. baksteen, de wanden van de beerputten, 9. in
r c r e n e nu ües ooru Tek. R O B .
andere handelsnederzettingen zoals i n M e d e m b l i k en verder oostelijk i n F r i e s l a n d en O o s t - F r i e s l a n d k o m e n dergelijke langgerekte terpstructuren voor. B o u w p l a n n e n van de fa. B l o k k e r op een terrein s c h u i n tegenover de V i s b a n k f l a t waren d a a r o m aanleid i n g tot een k l e i n onderzoek.
de oudste vastgestelde sporen v a n steenbouw. V e r o n d e r s t e l d wordt dat het daarbij gaat o m resten van een 'openbaar' gebouw. M e t de o p h o g i n g van de terp v o n d steeds op een hoger n i v e a u h e r b o u w v a n het gebouw o f de gebouwen plaats. E n k e l e muurresten uit het laatste kwart van de 15de eeuw zijn mogelijk de overblijfselen van een stadspoort. Vastgesteld k o n w o r d e n dat er i n het derde kwart van de 14de eeuw en het begin van de 15de eeuw b r a n d heeft gewoed. O p m e r k e l i j k is de vondst van een grote hoeveelheid waarschijnlijk i n de periode r o n d 1500 te dateren glaswerk. H e t betreft scherven van tientallen bekers, M a i g e l e i n , schaaltjes en flessen en zelfs Venetiaanse glazen. B r o n : V a n den B o s c h en Biemans 1982 Vlaardingen: Hoogstraat (afb. 22). In 1979 werd bij de b o u w van de zg. Visbankflat aan de Hoogstraat onder andere enig aardewerk uit de K a r o l i n g i s c h e tijd geborgen. D e Hoogstraat v o r m t een deel van de dijk langs de noordoever van de M a a s . V o o r a l het zuidelijke deel van de Hoogstraat heeft het karakter van een langgerekte terp. O o k i n
284
G e z i e n de beschikbare tijd en m i d d e l e n k o n alleen een onderzoek w o r d e n gedaan naar de o p b o u w van de b o d e m d o o r m i d d e l van een sleuf haaks op de Hoogstraat. O p o n geveer zes meter uit de Hoogstraat werd op ca. 1,60 m onder N A P de top van de natuurlijke ondergrond bereikt, die uit zeer hutneuze klei bestond. Het huidige opperv l a k lag daar op ca. 2 meter boven N A P en loopt i n de r i c h t i n g van de Hoogstraat verder op. In westelijke r i c h t i n g zakt zowel de natuurlijke ondergrond (op 20 m uit de Hoogstraat op ca. 2,50 m onder N A P ) als h e l o p p e r v l a k (op 20 m ongeveer op 80 c m b o v e n N A P ) . In het profiel zijn naast de natuurlijke ondergrond een drietal lagen of laagpakketten te onderscheiden. a. H e l e m a a l o n d e r i n i n het meest oostelijke deel van de sleuf k o m t een laag venige klei v o o r w a a r i n scherven uit de Laat M e r o v i n g i s c h e en K a r o l i n g i s c h e T i j d werden aangetroffen. N i e t geheel zeker is o f deze laag natuurlijk dan wel anthropogecn is. b
D a a r b o v e n ligt een pakket van Oost naar West hellende ophogingslagen. D e z e
lagen bestaan v o o r a l uit m i n o f meer h u m c u z e k l e i , hier en daar vermengd met b r o k ken en brokjes schone k l e i , daarnaast k o m e n lagen schone klei en mcstlagen voor. O p
285
grond van de vondsten kunnen deze lagen globaal worden gedateerd van de eerste helft van de 13de eeuw tot in de 15de eeuw. Aan de basis van dit pakket werden in de natuurlijke ondergrond ingegraven kuilen gevonden, die dichtgeraakt waren met het materiaal waaruit ook de ophogingslagen bestaan. Deze kuilen dateren uit de 13de eeuw. e. De geroerde bovengrond. Dit pakket lijkt de schuin aflopende lagen van pakket b) af te snijden. Ook een uit de tweede helft van de 16de eeuw daterende beerput wordt door dit pakket afgesneden. Het pakket is waarschijnlijk grotendeels ontstaan bij de sloop van de op het terrein aanwezige gebouwen. Naast wat hout en leer bestonden de vondsten voornamelijk uil aardewerk. l ussen het bovenste en het onderste deel van hel I3de-eeuwse pakkcl zijn verschillen ie constateren in hel voorkomen van aardewerktypen. In hei bovenste deel komt meer "vroeg steengoed', 'Vlaams' en 'blauw-grijs' aardewerk voor dan in het onderste deel (resp. van 9,6% naar 18,6%, van 2,3% naar 11,8% en van 13% naar 22,4% van de in het onderste en bovenste deel verzamelde scherven). Paffrath, kogelpot en Andenne scherven komen in het bovenste deel minder voor. Het aandeel van het roodbakken aardewerk en merkwaardigerwijs ook van het Pingsdorf aardewerk blijft vrijwel onveranderd. Zeer waarschijnlijk is het Pingsdorfaardewerk overgerepresenteerd. Opmerkelijk is dat uit het 14de-eeuwse pakket slechts twee 'Vlaamse' scherven afkomstig zijn, Vlaams aardewerk komt hier dus voornamelijk in de tweede helft van de 13de eeuw voor. Op grond van het in pakket a) gevonden aardewerk kan worden aangenomen dat hier, of hier vlak in dc buurt, in de Laat Merovingische en Karolingische Tijd werd gewoond. In het profiel is er een hiaat tussen de Karolingische Tijd en de 13de eeuw. In het 13de-eeuwse ophogingspakket komen naast wat Laat Merovingische en Karolingische scherven ook enkele scherven in de 12de eeuw te dateren Pingsdorfaardewerk voor. Mede op grond hiervan kan worden vermoed dat in de nabije omgeving, mogelijk in de buurt van de kerk vanaf de Laat Merovingische tijd onafgebroken bewoning heeft plaatsgevonden. Het onderzoek werd uitgevoerd vanwege de ROB door D. P. Hallewas en F. Laarman, met medewerking van de A W N afdeling Helinium. Voorne-Putten, zie p. 258. Wassenaar, zie p. 258.
Literatuur Bloemers, J. H . F . / M . D. de Weerd, 1983: Het romeinse kampdorp van de Brittenburg, Leidsch Jaarboekje 75, 245-251. Bosch, J. van den/P. Biemans, 1982: Archeologisch dorpskern-onderzoek Strijen 1982 (gestencild verslag). Bult, E. J., 1983: Midden-Delfland een archeologische kartering; inventarisatie, waardering en bewoningsgeschiedenis, Amersfoort/Maasland. Capelle, T., 1976: Die frühgeschichtliche Metallfunde von Domburg auf Walcheren. Capelle, T., 1978: Die karolingische Funde von Schouwen. Dijkstra, H./F. C. J. Ketelaar, 1965: Brittenburg: raadsels rond een verdronken ruïne. Groenman-van Waateringe, W . / A . Voorrips/L. H. van Wijngaarden-Bakker, 1968: Settlements of the Vlaardingen Culture at Voorschoten and Leidschendam (ecology), Helinium 8, 105-130. Heeringen, R. M . van, 1982: 's-Gravenhage, BKNOB 81, 230. 386
Heeringen, R. M . van, 1983: Een vondstcomplex uit de Ijzertijd in de Stevenshofjespolder in Leiden, Bodemonderzoek in Leiden, 77-88. Herweijer, C , 1982: Verkenningen 1981-'82 -Ruilverkaveling op Voorne-Putten', Jaarverslag 1982 A. W.N.-Afdeling 9 (Rotterdam e.o.) De Nieuwe Maas'. Meer, K . van der, 1952: De bloembollenstreek. De Bodemkartering van Nederland XI, 's-Gravenhage. Roest. J. van der/J. A . Waasdorp. 1983: Proefopgravingen op de Waabdorpervlakte, Leiden. Sarfatij, H., 1972: Dordrecht; opgravingen in hollands oudste stad. Spiegel Histonael 7. 620-629. 659-667. Suurmond-Van Leeuwen, H„ 1983: De Kleine Cronesteinsepolder in Leiden, een veldkartering. Bodemonderzoek in Leiden, 63-67. Tersteeg, J., 1902: De sloping van het kasteel te Gouda, 30 october 1577, Bijdr. Vad. Gesch. en Oudheidk. 4e reeks, 2. 153-157. Trimpe Burger, J. A., 1979: Vondsten uit de Romeinse Tijd op Goeree, in: Van I 'oome tot St. Adoljsland, Ouddorp, 29-49.
287
Overzicht van inventarissen van Hollandse archieven verschenen in 1982
T . N . Schelhaas
F l u i t , T h . P. M . v a n der, V o o r l o p i g e inventaris van de archieven van de (arrondissements-)-
V o o r de zesde m a a l verschijnt i n dit tijdschrift een
ingenieurs van de Rijkswaterstaat in N o o r d -
overzicht van inventarissen van archieven die
H o l l a n d , 1801-1900(1974). Haarlem, Rijksarchief
v o o r de geschiedenis van de p r o v i n c i e s N o o r d - en
in N o o r d - H o l l a n d , 1982.
Z u i d - H o l l a n d en van het v o o r m a l i g e gewest H o l land van belang zijn. D e meeste inventarissen ver-
F l u i t , T h . P. M . van der, V o o r l o p i g e inventaris
schenen i n het jaar 1982. V a n Delft zijn thans
van de archieven van de opzichters van de W a t e r -
tevens opgenomen de inventarissen die i n 1981
staat i n N o o r d - H o l l a n d v ó ó r 1850. H a a r l e m ,
gereed k w a m e n . V a n de archivaris van de m i n d e r -
R i j k s a r c h i e f i n N o o r d - H o l l a n d , 1982.
broeders C a p u c i j n e n te 's-Hertogenbosch ontvingen wij een overzicht van alle tot dusver
G r a a t ï , S. A . L . de. Inventaris van de archieven
gereedgekomen inventarissen van H o l l a n d s e
van de toezichthoudende colleges over de P r o v i n -
kerkelijke archieven.
ciale z i e k e n h u i z e n i n N o o r d - H o l l a n d , (1840)
G a a r n e zeggen wij op deze plaats dank aan alle
1848-1944 (1953). H a a r l e m , R i j k s a r c h i e f i n
archivarissen die ons nauwgezet hun gegevens
N o o r d - H o l l a n d , 1982.
toesturen. V a n de 53 aangeschreven archiefdiensten reageerde slechts Brielle niet. Bij de
K n o t t e r , A . , Inventaris van het a r c h i e f v a n de
overige die i n deze lijst niet v o o r k o m e n k w a m e n
Bijlage A - W bij het verslag van de c o m m i s s i e van
in 1982 geen inventarissen gereed.
e n q u ê t e betreffende w e r k i n g en uitbreiding der
Indien aan de titelbeschrijving iets ontbreekt ligt
wet van 19 september 1874 (Stbl. 130) en naar
dat aan o n v o l d o e n d e informatie aan ons verstrekt.
den toestand van fabrieken en werkplaatsen,
In sommige gevallen k o n o o k de samensteller van
ingesteld d o o r de Tweede K a m e r op 13 oktober
deze lijst de ontbrekende gegevens niet achter-
1886, 1866-1887. A m s t e r d a m , Gemeentelijke
halen.
Archiefdienst, 1982 (vanaf begin 1984 te raad-
Soms kan worden betwijfeld o f een a r c h i e f wel van
plegen in het A l g e m e e n R i j k s a r c h i e f te ' s - G r a v e n -
belang is v o o r de geschiedenis van H o l l a n d .
hage).
V o o r a l bij familie- en persoonlijke archieven is dat m o e i l i j k uit te m a k e n , v o o r a l als m e n niet
O t t e n , J . F . M . , Inventaris van het a r c h i e f van de
beschikt over de betreffende inventaris. In der-
R i d d e r s c h a p van N o o r d - H o l l a n d , 1814-1860.
gelijke gevallen is toch m a a r v o o r o p n a m e
H a a r l e m , R i j k s a r c h i e f i n N o o r d - H o l l a n d , 1982.
gekozen. D e redactie heeft besloten dit overzicht tevens toe
S c h m i d t Ernsthausen, A . A . M . , Inventaris van
te voegen aan de apart te publiceren bibliografie.
het a r c h i e f van de G r a v e n van B l o i s , 1304-1397.
Het ligt i n de bedoeling elke d r i e j a r e n een boekje
Rijksarchieven in H o l l a n d , Inventarisreeks nr. 26.
uit te brengen.
's-Gravenhage, R i j k s a r c h i e f i n Z u i d - H o l l a n d .
Echt heel bijzondere archieven werden i n 1982
1982.
niet g e ï n v e n t a r i s e e r d , wel valt de hoeveelheid op. S i e p m a n , P. A . , Inventaris van het a r c h i e f van de K a m e r van K o o p h a n d e l en F a b r i e k e n te Rotterd a m , (1797) 1803-1949 (1950). R o t t e r d a m . Rijks- en provinciale archieven
G e m e e n t e l i j k e A r c h i e f d i e n s t , 1982.
D r i e l - K o o l e n . A . W . M . van, Voorlopige inven-
Valenbredcr-Everse, J . , V o o r l o p i g e inventaris van
taris van het a r c h i e f van de R i d d e r s c h a p en edelen
het a r c h i e f van de G a r n i z o e n s c o m m a n d a n t te
van H o l l a n d en W e s t - F r i e s l a n d , 1572-1795.
A m s t e r d a m , 1858-1913. H a a r l e m , R i j k s a r c h i e f i n
's-Gravenhage, R i j k s a r c h i e f in Z u i d - H o l l a n d ,
N o o r d - H o l l a n d . 1982.
1982. V a l c n b r e d e r - E v e r s e , J . . V o o r l o p i g e inventaris van F c l i u s , J . A . v a n . V o o r l o p i g overzicht van de
de archieven van de M i l i t a i r e hospitalen tc
archieven van de Krijgsraden in N o o r d - H o l l a n d ,
A m s t e r d a m , H a a r l e m en N a a r d e n , 1852-1940.
1830-1913. H a a r l e m , R i j k s a r c h i e f in N o o r d -
H a a r l e m , R i j k s a r c h i e f in N o o r d - H o l l a n d , 1982.
H o l l a n d , 1982. 288
Inventaris van H o l l a n d s e archieven verschenen i n 1982
Valenbreder-Everse, J . , V o o r l o p i g e inventaris van
D o n g e n , C . van. Inventaris van het archief van de
het a r c h i e f van de Inspectie prijsbeheersing
Eerste vijfjarige H . B . S . , 1865-1965 (1971).
A m s t e r d a m , 1941-1952. H a a r l e m , R i j k s a r c h i e f i n
A m s t e r d a m , Gemeentelijke Archiefdienst, 1982.
N o o r d - H o l l a n d , 1982. K l e i n . P. en K n o t t e r , A . , Inventaris van het Valenbreder-Everse, J . , V o o r l o p i g e inventaris van
archief van de direkteur v o o r het stedelijk
het a r c h i e f van het Rijkskrankzinnigengesticht
' O c t r o o i ' ( T o c t r o i m u n i c i p a l e ' ) , 1812-1813
M e d e m b l i k , 1884-1924. H a a r l e m , R i j k s a r c h i e f i n
november 17, en de k o m m i s s a r i s v o o r de stede-
N o o r d - H o l l a n d , 1982.
lijke A c c i j n z e n en belastingen, (1813 november
Valenbreder-Everse, J „ V o o r l o p i g e inventaris van
chiefdienst, 1982.
17) 1814-1867. A m s t e r d a m , Gemeentelijke A r de archieven van de Tuchtgerechten prijzen te A l k m a a r , A m s t e r d a m en H a a r l e m , 1945-1951. H a a r l e m , R i j k s a r c h i e f i n N o o r d - H o l l a n d , 1982.
W e r k m a n . H . W . , Inventaris van het a r c h i e f van het Stadsfabriekambt, later Stadswerken en G e b o u w e n , 1558-1820, en Rooimeesters,
Valenbreder-Everse, J . , V o o r l o p i g e inventaris van
1537-1645. A m s t e r d a m , Gemeentelijke A r c h i e f -
de archieven van de U k k a n t o r e n i n N o o r d - H o l -
dienst, 1982.
land, 1820-1918. H a a r l e m , R i j k s a r c h i e f i n N o o r d H o l l a n d , 1982.
Capelle aan den IJssel
W i g m a n s . J . , V o o r l o p i g e inventaris van de ar-
B o o m , H , ten. Inventaris van het a r c h i e f van de
chiefbescheiden, afkomstig van de Dienst voor het
Gemeente C a p e l l e aan den IJssel, 1556-1949, en
Kadaster en de Openbare registers, kantoor A m -
Hoge H e e r l i j k h e i d C a p e l l e , 1341-1808. Rotter-
sterdam, 1819-1965. H a a r l e m , R i j k s a r c h i e f i n
d a m , Gemeentelijke Archiefdienst, 1982.
N o o r d - H o l l a n d , 1982. Dirksland W i g m a n s , J . , Inventaris van de a a n v u l l i n g op de N o t a r i ë l e archieven v ó ó r 1842. H a a r l e m , Rijks-
V r o l i j k , P. F. A . , Inventaris van de archieven van
a r c h i e f i n N o o r d - H o l l a n d , 1982.
de voormalige Gemeente D i r k s l a n d , 1580-1965. 's-Gravenhage. P r o v i n c i a l e Inspectie der A r c h i e -
W o u t e r s , P. F . T . M , m . m . v . M e i b o o m , W . E „
ven i n Z u i d - H o l l a n d , 1982 (te raadplegen
Inventaris van het a r c h i e f van het K o n i n k l i j k
in het gemeentehuis van D i r k s l a n d , waar ook het
C o n s e r v a t o r i u m v o o r M u z i e k . 1826-1955 (1957).
archief berust).
Rijksarchieven i n H o l l a n d , Inventarisreeks nr. 27. 's-Gravenhage. R i j k s a r c h i e f i n Z u i d - H o l l a n d . 1982.
Dordrecht M u l d e r s , J . G . A . , Inventaris van het a r c h i e f van het V e r e n i g d A r m e Wees- en N i e u w A r m h u i s te
Gemeentelijke archieven
D o r d r e c h t , (1744) 1820-1936. D o r d r e c h t . G e meentelijke Archiefdienst, 1982.
Amstelveen Egmond Panne-van D e u r e n , C . J . H . M . van de, Inventaris van het a r c h i e f van N i e u w e r - A m s t e l , 1601 - 1811.
Veer, A . A . , Inventaris van het oud a r c h i e f van
A m s t e l v e e n 1982 (te raadplegen in het gemeen-
E g m o n d - B i n n e n (met W i m m e n u m ) , 1576-1857.
tehuis van A m s t e l v e e n , waar o o k het a r c h i e f
A l k m a a r , Gemeentelijke Archiefdienst, 1982.
berust). Veer, A . A . , Inventaris van het o u d archief van Amsterdam
C g l U U l l U a<J.,
.--^
.^..ruMuaai,^
t e l i j k e A r c h i e f d i e n s t , 1982. B r o c k m e i e r , J . M . , Inventaris van het archief van de Gemeente Sloten, 1811-1920. A m s t e r d a m , Gemeentelijke Archiefdienst. 1982. 389
Inventaris van H o l l a n d s e archieven verschenen i n 1982
Enkhuizen
S c h o o n h o v e n , Streekarchivariaat K r i m p e n e r waard. 1982.
W i g m a n s , J . , Inventaris van het a r c h i e f van het L e p r o z e n h u i s o f G u l d e n H o o f d , 1609. In: West-
Graft
friese inventarisreeks nr. 4. H o o r n , Archiefdienst Westfriese G e m e e n t e n , 1982.
Fasel, W . A . , Inventaris van het a r c h i e f van de G e m e e n t e Graft, 1817-1929. A l k m a a r . G e m e e n -
W i g m a n s , J . , Inventaris van het a r c h i e f van het
telijke Archiefdienst, 1982.
O u d e A r m e n Weeshuis, 1617-1810. In: Westfriese inventarisreeks nr. 4. H o o r n , Archiefdienst West-
Haarlemmerliede en Spaarnwoude
friese G e m e e n t e n , 1982. G l a u d e m a n s , C , Inventaris van de oude archieven W i g m a n s , J . . Inventaris van het a r c h i e f van het
van de tegenwoordige Gemeente H a a r l e m m e r l i e d e
A a l m o e z e n i e r s - en N i e u w e A r m e n Weeshuis,
en Spaarnwoude. 1407-1811 (1824). H a a r l e m .
1650-1810. In: Westfriese Inventarisreeks nr. 4.
Gemeentearchief,
1982.
H o o r n , A r c h i e f d i e n s t Westfriese G e m e e n t e n , 1982.
Haarlemmermeer
W i g m a n s , J . , Inventaris van het a r c h i e f van het
M e u l e n , W . H . A . , van der, Inventaris van een
(Oude A r m e n ) G a s t h u i s , 1775-1810. In: West-
gedeelte (volksgezondheid, ruimtelijke ordening
friese Inventarisreeks nr. 4. H o o r n , Archiefdienst
en huisvesting, openbare v e i l i g h e i d , waterstaat,
Westfriese G e m e e n t e n , 1982.
verkeer en vervoer) van het a r c h i e f der Gemeentesecretarie H a a r l e m m e r m e e r , 1910-1945. H o o f d -
W i g m a n s , J . , Inventaris van het a r c h i e f van het
d o r p , 1982 (te raadplegen i n het gemeentehuis
Wees- en A r m h u i s na 1841, het A l g e m e e n A r m -
van H a a r l e m m e r m e e r , waar o o k het a r c h i e f
bestuur (1842-1862) en het Gereformeerde Wees-
berust).
huis, 1810-1855 (1965). In: Westfriese inventarisreeks nr. 4. H o o r n , Archiefdienst Westfriese
Hoorn
G e m e e n t e n , 1982. Br(icffies), P., Inventaris van het a r c h i e f van de Gorinchem
Brandweer van H o o r n , 1795-1964. H o o r n , Archiefdienst Westfriese G e m e e n t e n , 1982.
B u s c h , A . J „ V o o r l o p i g e inventaris van het a r c h i e f van het Stedelijk g y m n a s i u m C a m p h u s i a n u m .
Katwijk
1883-1972. G o r i n c h e m , Gemeentelijke A r c h i e f dienst, 1982.
H o v y , L . en M e i j e r , A . C , Inventaris van de archieven der Gemeente K a t w i j k , 1656-1931
Busch, A . J . , V o o r l o p i g e inventaris van het archief
(1975). K a t w i j k , 1981 (te raadplegen i n het
van het college van C u r a t o r e n van het Stedelijk
gemeentehuis van K a t w i j k , waar ook het a r c h i e f
g y m n a s i u m C a m p h u s i a n u m , 1943-1964.
berust).
G o r i n c h e m , Gemeentelijke Archiefdienst, 1982. Krommenie Gouda G a l i a r t , J . A . A . M . , Inventaris van het a r c h i e f W i l m e s , J . G . , Inventaris van de archieven v a n de
van de Gemeente-secretarie van K r o m m e n i e ,
G o u d s e schutterij (en aanverwante verenigingen),
1814-1940. Zaanstad, Gemeentearchief, 1982.
1795-1908. G o u d a , Gemeentelijke Archiefdienst, 1982. Gouderak
Leiden B l i j d o r p , L . W . , Inventaris van het a r c h i e f van de Gemeentelijke C o m m i s s i e v o o r de Burgerlijke
H a r t , F . van der, Inventaris van het Secretarie-
A r m e n z o r g , sedert 1930 Gemeentelijke C o m m i s -
archief van de G e m e e n t e G o u d e r a k , 1813-1947.
sie v o o r M a a t s c h a p p e l i j k H u l p b e t o o n . 1918-1944
290
Inventaris van H o l l a n d s e archieven verschenen i n 1982
(1947). L e i d e n , Gemeentelijke Archiefdienst,
V o o r b u r g , 1982 (te raadplegen in het gemeente-
1982.
huis van V o o r b u r g , waar o o k het archief berust).
Ridderkerk Waterschaps- en poldcrarchieven Z a a l , R . , Inventaris van het a r c h i e f van de G e m e e n t e R i d d e r k e r k , 1943-1959. R i d d e r k e r k ,
Alblasserwaard
1982 (te raadplegen i n het gemeentehuis van R i d d e r k e r k , waar ook het a r c h i e f berust).
B u s c h , A . J . , Inventaris van de archieven van de
Rotterdam
n o m e n de archieven van de polders O u d - en
Polder G o u d r i a a n en N o o r d z i j d e , waarin opgeN i e u w - G o u d r i a a n , (1725) 1831 -1955; de polder D i j k , K . F. v a n . Inventaris van het archief van de
N o o r d z i j d e N o o r d e l o o s , (1802) 1875-1955; het
Gemeentelijke G a s v o o r z i e n i n g Z u i d - H o l l a n d ,
waterschap van de gemeenschappelijke b e m a l i n g
1952-1977. R o t t e r d a m , Gemeentelijke A r c h i e f -
van de polders O u d - G o u d r i a a n en N o o r d z i j d e
dienst, 1982.
N o o r d e l o o s , 1921-1955 en de polder G o u d r i a a n en N o o r d z i j d e , 1956-1972. G o r i n c h e m , G e m e e n -
Schoone, F . A . M . , V o o r l o p i g e inventaris v a n het
telijke Archiefdienst, 1982.
archief van de P o l i t i e , 1845-1949. R o t t e r d a m , Gemeentelijke Archiefdienst, 1982, Velsen
Amstelland K o u w e n h o v e n , G . , Inventaris van het a r c h i e f van de O s d o r p e r b i n n e n p o l d e r , 1924-1981 (aanvul-
W o u d s m a , J „ V o o r l o p i g e inventaris van het
ling). A m s t e r d a m , Gemeentelijke Archiefdienst,
archief van de G e z o n d h e i d s c o m m i s s i e V e l s e n te
1982.
V e l s e n , 1907-1934. I J m u i d e n , G e m e e n t e a r c h i e f V e l s e n . 1982.
Noord-Kennemerland
Vlaardingen
Fasel, W . A . , Inventaris van het archief van de E g m o n d e r m e e r p o l d e r , 1578-1977. A l k m a a r ,
B o v é e , L . J . M . , Inventaris van het a r c h i e f van de
Gemeentelijke Archiefdienst, 1982.
C o m m i s s i e van A d v i e s inzake het O p e n b a a r Onderwijs te V l a a r d i n g e n , 1951-1972. V l a a r d i n -
Rijnland
gen, Gemeentelijke Archiefdienst, 1982. B o o m g a a r d , J . E . A . , H o e k , J . A . van den, Iterson, Gast, C . D . , Inventaris van het archief van de
R . A . van Sloof, J . H . M , O v e r z i c h t van
Plaatselijke S c h o o l c o m m i s s i e van V l a a r d i n g e n ,
archieven en verzamelingen van het H o o g h e e m -
1815-1936. V l a a r d i n g e n , Gemeentelijke A r c h i e f -
raadschap van R i j n l a n d , 1255-1978. L e i d e n ,
dienst. 1982.
Hoogheemraadschap van R i j n l a n d . 1982.
Gast, C . D . , Inventaris van het a r c h i e f van het
K i e v i t s , W . A . M , Inventaris van het archief van
Stadsarmbestuur van V l a a r d i n g e n . 1812-1855.
de Slag- o f G r o t e K l e i n e Stadspolder onder de
V l a a r d i n g e n , Gemeentelijke Archiefdienst, 1982.
gemeenten L e i d e n en L e i d e r d o r p , 1651-1970. L e i d e n , Hoogheemraadschap van R i j n l a n d , 1982.
Gast, C . D . , Inventaris van het a r c h i e f van het Burgerlijk A r m b e s t u u r van V l a a r d i n g e n ,
K r e t z s c h m a r , L . P. E . , Inventaris van het a r c h i e f
1855-1932. V l a a r d i n g e n , Gemeentelijke A r c h i e f -
van de K a l k p o l d e r onder de gemeente L e i d e r d o r p ,
dienst, 1982.
1640-1972. L e i d e n . Hoogheemraadschap van R i j n l a n d , 1982.
Voorburg Voorne Eijle, R . W . v a n , Inventaris van het a r c h i e f van het Gemeentebestuur van V o o r b u r g , 1929-1939.
291
H o r d i j k , L . W . , Inventaris van het a r c h i e f v a n het
Inventaris van H o l l a n d s e archieven verschenen i n 1982
Hoogheemraadschap van de Bernisse, (1834)
B o v é e , L . J . M . , Inventaris van het a r c h i e f van C o r
1868-1954. B r i e l l e , W a t e r s c h a p de Brielse D i j k -
Don, schrijver, dichter, c o m p o n i s t en beiaardier. 1936-1981 en van Uitgeverij van p o ë z i e , p r o z a en
ring, 1982.
m u z i e k w e r k e n De U i t e r t o n , 1979-1980. V l a a r dingen, G e m e e n t e l i j k e Archiefdienst, 1982.
Westfriesland Fasel, W . A . , Inventaris van het a r c h i e f van het
K r a n s , R . H . , Inventaris van het a r c h i e f van de
Heemraadschap M i j z e n , 1847-1976. A l k m a a r ,
familie Dutilh,
Gemeentelijke Archiefdienst. 1982.
lijke Archiefdienst, 1982.
1692-1981. R o t t e r d a m . G e m e e n t e -
K r a n s . R . H . . Inventaris van de persoonlijke verz a m e l i n g van M r . .1. Dnlilh,
1827-1981. Rotter-
d a m , G e m e e n t e l i j k e Archiefdienst, 1982. Familie-, persoonlijke- en huisarchieven
Valenbreder-Everse, J . , Inventaris van het huisa r c h i e f Elswout,
Bervoets, J . A . A . , V o o r l o p i g e inventaris van het
1500-1969. H a a r l e m , R i j k s -
a r c h i e f i n N o o r d - H o l l a n d , 1982.
archief van J . van Baal (geb. 1900), 1935-1949. 's-Gravenhage, A l g e m e e n Rijksarchief, Tweede
Bervoets, .1. A . A . , Inventaris van het a r c h i e f van
A f d e l i n g , 1982.
J. H . Groen (1903-1981) en enige verwanten,
V o o r l o p i g e inventaris van de a r c h i v a l i a van
archief, Tweede A f d e l i n g , 1982.
1903-1981. 's-Gravenhage, A l g e m e e n R i j k s J. Beekmans,
1952-1971. N i j m e g e n , K a t h o l i e k Bervoets, J . A . A . , V o o r l o p i g e inventaris van het
D o c u m e n t a t i e C e n t r u m , 1982.
archief van D r . L . G . Konenhorst (1886-1963), Bervoets. J . A . A . , V o o r l o p i g e inventaris van het
1764-1974. 's-Gravenhage, A l g e m e e n Rijksar-
archief van N . P. van den Berg (1813-1918),
chief, Tweede A f d e l i n g , 1982.
1831-1918. 's-Gravenhage. A l g e m e e n RijksarBervoets, J . A . A „ V o o r l o p i g e inventaris van het
chief, Tweede A f d e l i n g , 1982.
archief van C . Lekkerkerker
(1869-1942).
M e i b o o m , W . E . , V o o r l o p i g e inventaris van het
1911-1924. 's-Gravenhage, A l g e m e e n Rijksar-
archief van Pieter van Bleiswijk,
chief, Tweede A f d e l i n g , 1982.
1772-1787.
's-Gravenhage, R i j k s a r c h i e f i n Z u i d - H o l l a n d , M u l l e r , J . M . , Inventaris van het archief van Prof.
1982.
dr. H . A . P. Lorentz (1853-1928), 1866-1930. Berge, M . J . van den, Inventaris van de ver-
's-Gravenhage, A l g e m e e n Rijksarchief, Tweede
z a m e l i n g C a r e l Bloemen,
A f d e l i n g . 1982.
1982. Rijswijk, 1982 (te
raadplegen i n het gemeentehuis van Rijswijk, waar o o k de v e r z a m e l i n g z e l f berust).
T e m p e l a a r s , A . M . , V o o r l o p i g e inventaris van het archief van M r . H . G . baron Nahuys, heer van
Jong, J . de, Inventaris van het a r c h i e f van de fami-
Burgst (1782-1858), (1788) ca. 1800-1835.
lie Cambier, 1643-1909. Rijksarchieven i n H o l -
's-Gravenhage, A l g e m e e n Rijksarchief, Tweede
l a n d , Inventarisreeks nr. 20. 's-Gravenhage, Rijks-
A f d e l i n g , 1982.
archief i n Z u i d - H o l l a n d , 1982. Bervoets, J . A . A . , V o o r l o p i g e inventaris v a n het Bervoets, J . A . A . , Inventaris van het a r c h i e f van leden v a n het geslacht (Naudin)
ten Cate,
1748-1982. 's-Gravenhage, A l g e m e e n R i j k s -
archief van A . D . de Pater (geb. 1920). 1961-1976 's-Gravenhage, A l g e m e e n Rijksarchief, Tweede A f d e l i n g , 1982.
archief, T w e e d e A f d e l i n g , 1982. Feringa, M . M . S., Inventaris van de persoonlijke T r a p m a n , H . A . , Inventaris van de collectie Cnoll,
v e r z a m e l i n g van D r . L . J. Pieters, 1948-1980. Rot
1678-1709. 's-Gravenhage, A l g e m e e n Rijksar-
t e r d a m . G e m e e n t e l i j k e Archiefdienst, 1982.
chief, Eerste A f d e l i n g , 1982. 292
Inventaris van H o l l a n d s e archieven verschenen i n 1982
T e m p e l a a r s , A . M . Inventaris van het a r c h i e f van
K r a n s , R. H . , Inventaris van de persoonlijke ver-
Prol'. C . G . C . Reinwardi
z a m e l i n g van C . Vermey, oprichter en directeur
(1 773-1854). (ca. I 760)
1815-1828. 's-Gravenhage, A l g e m e e n Rijksar-
van het concern Olie-Scheepvaart, (1863) 1892-1973. R o t t e r d a m , Gemeentelijke A r c h i e f -
chief. Tweede A l d e l m g . 1982.
dienst, 1982. V o o r l o p i g e inventaris van het archief van L . J . Rogier,
1918-1974. N i j m e g e n . K a t h o l i e k
V o o r l o p i g e inventaris van de verzameling van D . Visser, 1843-1908, (ca. 1975). N i j m e g e n ,
D o c u m e n t a t i e c e n t r u m , 1982.
K a t h o l i e k D o c u m e n t a t i e c e n t r u m , 1982. Bervoets, J . A . A . . V o o r l o p i g e inventaris van het a r c h i e f van D . de Roo van
Alderwcrell
W a r n i n g . M . M . , Inventaris van het a r c h i e f van
(1898-1981), 1920-1980. 's-Gravenhage. A l g e -
huize Welgelegen.
meen Rijksarchief, Tweede A f d e l i n g , 1982.
a r c h i e f i n N o o r d - H o l l a n d , 1982.
Bervoets, J . A . A . , Inventaris van het a r c h i e f van
G r ü n f e l d , J . en V e e n , A . v a n . Inventaris van het
H . R . Rookmaker(1887-1945),
archief van de vereniging, sinds 1967 stichting
1906-1937.
1630-1809. H a a r l e m , Rijks-
's-Gravenhage, A l g e m e e n Rijksarchief, Tweede
familie Wertheim,
A f d e l i n g . 1982.
W e r t h e i m , 1812-1981. A m s t e r d a m , Gemeente-
1913-1967, e n v a n de familie
lijke Archiefdienst. 1982. K o m p a g n i c . J . H . . Inventaris van het a r c h i e f van B. Roolvink
(1912-1979), (1930) 1944-1979.
Bervoets, J . A . A . . V o o r l o p i g e inventaris van het
's-Gravenhage, A l g e m e e n Rijksarchief, Tweede
a r c h i e f v a n H . II7c.cc/(geb. 1941). 1978-1981
A f d e l i n g , 1982.
('fanmail', ontvangen als minister van B i n n e n landse Z a k e n ) , 's-Gravenhage, A l g e m e e n Rijks-
W a r n i n g , M . M . , Inventaris van de papieren nage-
archief, Tweede A f d e l i n g , 1982.
laten d o o r N i c l o l a e s R u y c h a v e r , 1570-1579. Haarl e m , R i j k s a r c h i e f in N o o r d - H o l l a n d , 1982.
Bervoets. J . A . A . , Inventaris van het archief van
K o u w e n h o v e n , G . , Inventaris van het a r c h i e f van
hage, A l g e m e e n Rijksarchief, Tweede A f d e l i n g ,
J. H . Scheps, l i d van de Tweede K a m e r en l i d van
1982.
H . B . J . Witte (1909-1973), 1952-1959. ' s - G r a v e n -
de vaste K a m e r c o m m i s s i e v o o r Binnenlandse Z a k e n , betreffende de B i j l m e r m e e r , (1952) 1957-1968. A m s t e r d a m . G e m e e n t e l i j k e A r c h i e f Kerkelijke archieven een archieven van kerkelijke
dienst, 1982.
instellingen. V o o r l o p i g e inventaris van het a r c h i e f van J. N . J . Smulders,
1930-1939. N i j m e g e n ,
Amsterdam
K a t h o l i e k D o c u m e n t a t i e c e n t r u m , 1982. Inventaris van het archief van de M i n d e r b r o e d e r s Bervoets, J . A . A . , V o o r l o p i g e inventaris van het
fraterniteit,
archief van A . D . W . Tilanus
der M i n d e r b r o e d e r s C a p u c i j n c n , z.j.
(geb. 1910),
1965-1973. 's-Hcrtogenbosch, A r c h i e f
1966-1981. 's-Gravenhage, A l g e m e e n Rijksarchief, Tweede A f d e l i n g , 1982.
K e u l e n , A . W . M . van. Inventaris van het a r c h i e f van de R . k . kerk H . N i c o l a a s . 1669-1971 (aan-
V o o r l o p i g e inventaris van het archief van
v u l l i n g en bewerking). A m s t e r d a m , G e m e e n t e l i j k e
L . G . J . Verberne, 1856-1956. N i j m e g e n , K a t h o -
Archiefdienst. 1982.
liek D o c u m e n t a t i e c e n t r u m , 1982. K e u l e n , A . W . M . v a n . Inventaris van het archief V o o r l o p i g e inventaris van het a r c h i e f van B. A . Vermaseren,
1939-1966. N i j m e g e n , K a t h o -
liek D o c u m e n t a t i e c e n t r u m , 1982.
293
van de R . k . kerk H . W i l i b r o r d u s buiten de Veste, 1661-1971 ( a a n v u l l i n g e n bewerking). A m s t e r d a m . Gemeentelijke Archiefdienst, 1982.
Inventaris van H o l l a n d s e archieven verschenen i n 1982
Peschar, H . , Inventaris v a n het a r c h i e f van de
Papendrecht
Doopsgezinde gemeente D e Z o n , w a a r i n opgenom e n de gemeente D e A r k e N o a c h en de gemeente
Boer, A . M . den. Inventaris van de archieven dei-
D e O u d e V l a m i n g e n , (1604) 1664-1801 (1809).
H e r v o r m d e gemeente Papendrecht, 1631-1960.
A m s t e r d a m , Gemeentelijke Archiefdienst, 1982.
In: Inventarisreeks nr. 13. 's-Gravenhage, A r c h i e f dienst Nederlandse H e r v o r m d e kerk, 1982 (het archief berust bij de H e r v o r m d e gemeente van
Delft
Papendrecht). Bogaerdt, P. C . A . van den. Inventaris van het arRotterdam
c h i e f van de Congregatie van R . k . jongeren, 1857-1975 en haar onderafdelingen, 1885-1967.
B o o m , H . ten, Inventaris v a n het a r c h i e f van de
Delft, G e m e e n t e l i j k e A r c h i e f d i e n s t , 1982.
Waalse G e m e e n t e (supplement), (1640) 1657Bogaerdt, P. C . A . van den. Inventaris van het
1978. R o t t e r d a m , Gemeentelijke Archiefdienst, 1982.
archief van R . k , A m b a c h t s t e e k e n s c h o o l , 1913-1920. Delft, Gemeentelijke Archiefdienst,
B o o m , H . ten, Inventaris van het a r c h i e f van de
1982.
Nederlands(ch)e Protestantenbond, Vere(e)niging Bogaerdt, P. C . A . van den, Inventaris van het
v o o r V r i j z i n n i g e R e l i g i e , V r i j z i n n i g Protestantsch
a r c h i e f v a n de K a t h o l i e k e Arbeidersjeugd Delft
V e r b o n d te R o t t e r d a m en K r i n g I V (later 7) van
(St. Josephparochie), 1946-1947. Delft, G e m e e n -
de Nederlands(ch)e Protestanten B o n d R o t t e r d a m , 1890-1975. R o t t e r d a m , G e m e e n t e l i j k e A r c h i e f -
telijke A r c h i e f d i e n s t , 1982.
dienst, 1982. F r a n k , J . , Inventaris van het a r c h i e f van de St. H y p o l i t u s p a r o c h i e te Delft en het Dekenaat Delft,
O k k e m a , J . C , Inventaris van het a r c h i e f van de
(1795) 1796-1971 (1975). Delft, Gemeentelijke
Particuliere Synode van Z u i d - H o l l a n d (zuidelijk
Archiefdienst, 1981.
gedeelte) van de Gereformeerde K e r k e n i n Neder-
W u l p , B . v a n der, Inventaris van het a r c h i e f v a n
Archiefdienst, 1982.
land, 1906-1958. R o t t e r d a m , G e m e e n t e l i j k e het R . k . A r m b e s t u u r , 1680-1975. Delft, G e m e e n S i k k e m a , J . H . P., Inventaris van het a r c h i e f van
telijke A r c h i e f d i e n s t , 1981.
het R o o m s K a t h o l i e k P a r o c h i a a l A r m b e s t u u r , 1857-ca. 1950 (1968). R o t t e r d a m , Gemeentelijke
Dordrecht
Archiefdienst, 1982. V l i e t , I. W . v a n . Inventaris v a n het a r c h i e f der beheerders van de St. O d u l p h u s k a p e l en het B u r -
Inventaris van het a r c h i e f van het Rectoraat
gemeesterspoortje, 1536-1845. D o r d r e c h t ,
H . Margaretha M a r i a A l a c o q u e te Katendrecht, 1911-1934, 's-Hertogenbosch, A r c h i e f der
Gemeentelijke A r c h i e f d i e n s t , 1982.
M i n d e r b r o e d e r s C a p u c i j n e n , z.j. Enkhuizen Inventaris van het archief van het K l o o s t e r en W i g m a n s , J . , Inventaris van het a r c h i e f van het
Rectoraat (incl. scholen en verenigingen)
Gereformeerde Weeshuis 1810-1955 (1965). In:
H . H . M i c h a e l en C l e m e n s te C h a r l o i s ,
Westfriese Inventarisreeks nr. 4. H o o r n , A r c h i e f -
1924-1980. 's-Hertogenbosch, A r c h i e f der
dienst Westfriese G e m e e n t e n , 1982.
M i n d e r b r o e d e r s C a p u c i j n e n , z.j.
Naaldwijk
Rijnsburg
Smit, P. A . , Inventaris van het a r c h i e f van de-
B l o m , H . C . P., Inventaris van de archieven der
Stichting K a p i t t e l Sint A d r i a a n te N a a l d w i j k ,
H e r v o r m d e gemeente R i j n s b u r g , 1553-1962. In:
1295-1627. N a a l d w i j k , Gemeentearchief,
1982.
Inventarisreeks 13. 's-Gravenhage, Archiefdienst Nederlandse H e r v o r m d e K e r k , 1982 (het a r c h i e f berust bij de H e r v o r m d e gemeente v a n Rijnsburg)
294
Inventaris van H o l l a n d s e archieven verschenen i n 1982
Voorburg
Delft
Inventaris van het a r c h i e f van het Pokrofklooster
C r o o n e n b e r g , J. en K o k , H . E . , Inventaris van het
+ Oosters W e r k , 1947-1980, 's-Hertogenbosch.
archief van de C o n t a c t c o m m i s s i e E l e c t r o t e c h -
A r c h i e f der M i n d e r b r o e d e r s C a p u c i j n e n , z.j.
nische Installateurs Delft, 1955-1974. Delft, Gemeentelijke Archiefdienst, 1982.
Woubrugge K o k , H . E . , V o o r l o p i g e inventaris van het archief W i n k e l m a n , H . , Inventaris van de archieven der
van de V e r e n i g i n g ' H e t K i n d e r h u i s ' , 1904-1980.
H e r v o r m d e gemeente Woubrugge, (1523) 1561-
Delft, Gemeentelijke Archiefdienst, 1981.
1970. In: Inventarisreeks nr. 13. 's-Gravenhage, Archiefdienst Nederlandse H e r v o r m d e K e r k , 1982
K o k , H . E . , V o o r l o p i g e inventaris van het a r c h i e f
(het a r c h i e f berust bij de H e r v o r m d e gemeente van
van de V e r e n i g i n g tot o p r i c h t i n g en instand-
Woubrugge).
h o u d i n g van een gebouw v o o r Christelijke
Umuiden
chiefdienst, 1981.
Belangen, 1920-1969. Delft, Gemeentelijke A r -
Inventaris van het a r c h i e f van het K l o o s t e r en
K o k , H . E . en W u l p , B . van der, Inventaris van
Rectoraat (incl. scholen, ziekenhuis en verenigin-
het archief van de Sociëteit 'Standvastigheid' te
gen) H . L a u r e n t i u s van B r i n d i s i te I J m u i d e n - O o s t ,
Delft, 1781-1967. Delft, Gemeentelijke A r c h i e f -
1907-1974. 's-Hertogenbosch, A r c h i e f der M i n -
dienst, 1982.
derbroeders C a p u c i j n e n , z.j. K o k , H . E . en C r o o n e n b e r g , J . , Inventaris van het W o u d s m a , J . , Inventaris van het a r c h i e f van de
archief van het D i s p u u t G l a d i u s , onderafdeling
Nederlands H e r v o r m d e G e m e e n t e te I J m u i d e n -
van Societas S t u d i o s o r u m R e f o r m a t o r i u m
West, 1879-1976. U m u i d e n . G e m e e n t e a r c h i e f
(S.S.R.). afd. Delft, 1945-1979. Delft, Gemeente-
V e l s e n . 1982.
lijke Archiefdienst, 1982. K o k , H . E . , Inventaris van het a r c h i e f van de Delftse Studenten V o l l e y b a l V e r e n i g i n g ' S i g i ' , 1958-1979 en de afd. Basketbal, 1967-1975. Delft,
Verenigings- en stichtingsarchieven Amsterdam
G e m e e n t e l i j k e Archiefdienst, 1982. K o k , H . E . , Inventaris van het archief van de Stichting v o o r v l u c h t e l i n g e n h u l p , Delft,
K o u w e n h o v e n . G . , Inventaris van het a r c h i e f van
1955-1975. Delft, Gemeentelijke Archiefdienst,
de V e r e n i g i n g C e n t r a a l Luthers Weeshuis,
1982.
1899-1975. A m s t e r d a m , Gemeentelijke A r c h i e f dienst, 1982.
K o k , H . E . , Inventaris van het a r c h i e f van de
K o u w e n h o v e n , G . , Inventaris van het a r c h i e f van
V e r g i l i u s en de K a t h o l i e k e Studenten Sociëteit
K a t h o l i e k e Studenten V e r e n i g i n g Sanctus de Nederlandse B o n d M a a r t e n L u t h e r , afdeling
A l c u i n . 1897-1979. Delft, Gemeentelijke A r c h i e f -
M a a r t e n L u t h e r k e r k te A m s t e r d a m , 1944-1971.
dienst, 1982.
A m s t e r d a m , G e m e e n t e l i j k e Archiefdienst, 1982. K r a s , J . H . M . , V o o r l o p i g e inventaris van het Stoop, A . . Inventaris van het a r c h i e f van de M a a t -
archief van de Delftse V r o u w e l i j k e Studenten-
schappij tot N u t van 't A l g e m e e n , (1802) 1945-
vereniging, 1900-1977. Delft, G e m e e n t e l i j k e
1970 (1974) (aanvulling). A m s t e r d a m ,
Archiefdienst, 1981.
G e m e e n t e l i j k e Archiefdienst, 1982. K r a s , J. H . M . V o o r l o p i g e inventaris van het arc h i e f v a n de Jeugdraad Delft, 1951-1974. Delft, Gemeentelijke Archiefdienst, 1981.
39 5
Inventaris van H o l l a n d s e archieven verschenen i n 1982
Roest, K . , Inventaris van het a r c h i e f van de
Belang' te IJsselmonde, 1920-1941. R o t t e r d a m ,
Delftsche G y m n a s t i e k V e r e n i g i n g 'Sparta',
Gemeentelijke Archiefdienst, 1982.
1894-1975. Delft, Gemeentelijke Archiefdienst, 1982.
B o o m , H . ten, Inventaris van het a r c h i e f van de V e r e e n i g i n g tot U i t b r e i d i n g van het G o d s r i j k i n en
Gorinchem
buiten Delfshaven, 1855-1865. R o t t e r d a m , G e meentelijke Archiefdienst, 1982.
V o o r l o p i g e inventaris van het a r c h i e f van de Stichting V r i j w i l l i g Pensioenfonds v o o r het per-
B o o m , H . ten, Inventaris v a n het a r c h i e f van het
soneel van D e V r i e s R o b b é & C o . te G o r i n c h e m ,
C o m i t é ' H a n d h a v i n g R i j k s e e n h e i d ' , 1946-1949.
1935-1978. G o r i n c h e m , Gemeentelijke A r c h i e f -
R o t t e r d a m , Gemeentelijke Archiefdienst, 1982.
dienst, 1982. Cossee-de W i j s , F . , Inventaris van het a r c h i e f van V o o r l o p i g e inventaris van het archief v a n de
de A l g e m e n e Nederlandse V r o u w e n v e r e n i g i n g
Stichting Sociaal Fonds D e V r i e s R o b b é ,
'Tesselschade - A r b e i d A d e l t ' , 1871-1967. Rotter-
1970-1981. G o r i n c h e m , Gemeentelijke A r c h i e f -
d a m , Gemeentelijke Archiefdienst, 1982.
dienst, 1982. Cossee-de W i j s , F . , Inventaris van het archief van 's-Gravenhage
de S t i c h t i n g v o o r K i n d e r d a g v e r b l i j v e n ( v ó ó r 1966
Biesta, F. R . , Inventaris van de archieven van de
bewaarplaatsen te Rotterdam), 1884-1979. Rotter-
V e r e n i g i n g Haagse K u n s t k r i n g , 1891-1971. Inven-
d a m , Gemeentelijke Archiefdienst, 1982.
V e r e e n i g i n g tot i n s t a n d h o u d i n g van kleine kinder-
tarissenreeks nr. 9. 's-Gravenhage, Gemeentearchief, 1982.
Cossee-de W i j s , F . , Inventaris van het a r c h i e f van het G e n o o t s c h a p V o o r V r o u w e n D o o r V r o u w e n ,
Fledderus, L . , Inventaris van het a r c h i e f van de
1809-1975. R o t t e r d a m , Gemeentelijke A c h i e f -
Haagse Jeugdherberg Stichting ( 1 9 3 0 ) 1 9 3 2 - 1 9 7 3
dienst. 1982.
(1974). 's-Gravenhage, Gemeentearchief, 1982. Eijssens, H . J . , Inventaris van het a r c h i e f van de G r o o t v e l d , R . , Inventaris van de archieven van de
Nederlandse R i j n - M a i n - D o n a u V e r e n i g i n g ,
C o m m i s s i e tot beheer der N u t s s c h o l e n , de eerste
1951-1964. R o t t e r d a m , Gemeentelijke A r c h i e f -
twee scholen van het N u t , het Nutsscholenfonds
dienst, 1982
en het Steunfonds der N u t s s c h o l e n , 1803-1973. 's-Gravenhage, Gemeentearchief, 1982.
Eijssens, H . J . , Inventaris van het a r c h i e f van de Vereeniging tot Bevordering van Fabrieks- en
Hogerhuis, D . , V o o r l o p i g e inventaris van het ar-
H a n d w e r k s n i j v e r h e i d , 1861-1976. R o t t e r d a m .
c h i e f van het N o o d - C o m i t é 's-Gravenhage, 1945.
G e m e e n t e l i j k e Archiefdienst, 1982.
's-Gravenhage, A l g e m e e n Rijksarchief, Tweede A f d e l i n g , 1982.
Eijssens, H . J . , Inventaris v a n het a r c h i e f van het
Leiden
H o g e n d o r p , (1923) 1940-1970. R o t t e r d a m .
Rotterdamsch G e n o o t s c h a p Gijsbert K a r e i van Gemeentelijke Archiefdienst, 1982. S c h m i d t - K r a m e r , S., V o o r l o p i g e inventaris van het a r c h i e f van het P h a r m a c e u t i s c h , c h e m i s c h en
Eijssens, H . J . , Inventaris van het a r c h i e f van de
botanisch genootschap onder de z i n s p r e u k ' C o n -
Vereeniging van Effectenhandelaren,
c o r d i a ' , 1822-1898. L e i d e n , Gemeentelijke
R o t t e r d a m , Gemeentelijke Archiefdienst, 1982
1860-1974.
Archiefdienst, 1982. Feringa, M . M . S., Inventaris van het a r c h i e f van Rotterdam
de Studiestichting H o t e l b o u w W e e n a , 1957-1963. R o t t e r d a m , Gemeentelijke Archiefdienst, 1982
Bollemeijcr, B. J . , Inventaris van het a r c h i e f van de Bijzondere A v o n d v a k t e e k e n s c h o o l ' A l g e m e e n
N i e u w e n h u i s , J . G . B . , Inventaris van een onderdeel van het a r c h i e f van de S t i c h t i n g K o n i n k l i j k e
246
Inventaris van H o l l a n d s e archieven verschenen i n 1982
Rotterdamse Diergaarde uit de persoonlijke ver-
Bedrijfsarchieven
z a m e l i n g van M r . J . D u t i l h , 1948-1972. Rotterd a m , Gemeentelijke Archiefdienst, 1982. Vlaardingen
Amsterdam K o u w e n h o v e n . G . , Inventaris van het archief van Gebroeders Huijsinga, c o m m i s s i o n a i r s en
B o v é e , L . J . M . , Inventaris v a n het a r c h i e f v a n de
makelaars i n effecten, 1785-1956. A m s t e r d a m ,
A f d e l i n g V l a a r d i n g e n van de Nederlandsen R . k .
Gemeentelijke Archiefdienst, 1982.
V o l k s b o n d , vanaf 1946 K a t h o l i e k e A r b e i d e r s Beweging, vanaf 1964 Nederlands K a t h o l i e k
Delft
V a k v e r b o n d , 1917-1979; en van het fonds E i g e n H u i s , 1924-1938; en van de Eucharistische B o n d ,
C r o o n e n b e r g , J . en K o k , H . E . , Inventaris van het
v ó ó r 1925 Mannenapostolaat, 1917-1950, onder-
archief van de C o ö p e r a t i e v e vereniging ' G a s en
afdelingen van de afdeling V l a a r d i n g e n .
Elektriciteit U . A . ' , 1963-1969. Delft, Gemeente-
V l a a r d i n g e n , Gemeentelijke Archiefdienst, 1982.
lijke Archiefdienst, 1982.
Gast. C . D . , Inventaris van het a r c h i e f van de
's-Gravenhage
Jeugdbiljartvereniging O l y m p i a , 1969-1980. V l a a r d i n g e n , Gemeentelijke Archiefdienst, 1982.
Bervoets, J . A . A . , V o o r l o p i g e inventaris van het archief van het A d v i e s b u r e a u K o r t e n horst,
Gast, C . D . , V o o r l o p i g e inventaris van het archief
1941-1965. 's-Gravenhage, A l g e m e e n R i j k s -
van de A f d e l i n g V l a a r d i n g e n van de K o n i n k l i j k e
archief, Tweede A f d e l i n g , 1982.
algemene V e r e n i g i n g V o l k s b o n d tegen D r a n k m i s b r u i k , 1892-1979. V l a a r d i n g e n , Gemeentelijke
Leiden
Archiefdienst, 1982, H e n d r i k s , A , B . , Inventaris van de persoonlijke L u t h , H . J . , Inventaris van het a r c h i e f van de
archieven van de firmanten en eigenaren van het
A r b e i d e r s m u z i e k v e r e n i g i n g , later m u z i e k v e r e n i -
bedrijf J. J . K r a n t z & Z o o n te L e i d e n , w a a r i n
ging V o o r w a a r t s , 1905-1979. V l a a r d i n g e n ,
opgenomen stukken betreffende het beheer van de
Gemeentelijke Archiefdienst, 1982,
bedrijven de stoffenhandel ' F a . K r a n t z & Z o o n te 's-Gravenhage', de l a k e n - en wollenstoffenfabriek
L u t h , H . J . , Inventaris van het archief van de V e r -
'fa. .1. J. K r a n t z & Z o o n te L e i d e n ' , de ' W o l l e n -
zetsgroep W i l l e m te V l a a r d i n g e n van de Neder-
garenfabriek' te L e i d e n en de V o l k s b a d h u i z e n te
landse Binnenlandse Strijdkrachten. 1944-1946.
L e i d e n , (1731) 1797-1970. L e i d e n , Gemeentelijke
V l a a r d i n g e n , Gemeentelijke Archiefdienst, 1982.
Archiefdienst, 1982.
Weesp
Vlaardingen
K e m p e r m a n - W i l k e , I., V o o r l o p i g e inventaris van
B o v é e , L . .1. M . , V o o r l o p i g e inventaris van de
het a r c h i e f van de A n t i - R e v o l u t i o n a i r e Partij,
archieven van Visserij-Maatschappij V l a a r d i n g e n
afdeling Weesp, 1946-1980. Weesp, Gemeente-
N . V . , 1904-1964, N . V . Visscherij-Maatschappij
archief W e e s p , 1982.
M e r c u r i u s , 1943-1950. G . K o r n a a t ' s H a n d e l maatschappij N . V . . 1959-1964 en van de
Zaanstad
Onderlinge Verzekering-Maatschappij Vlaardingen, 1900-1936. V l a a r d i n g e n , Gemeentelijke
G r o o t , T . de, Inventaris van het a r c h i e f van de Maatschappij tot N u t van 't A l g e m e e n , departement K o o g - Z a a n d i j k , 1788-1978. Z a a n d a m , G e m e e n t e a r c h i e f Zaanstad, 1982.
297
Achiefdienst, 1982.
Een nieuw instrument bij de beoefening van de stadsgeschiedenis G . van Herwijnen D e laatste decennia is er een duidelijke verande-
o n t w i k k e l i n g v a n een nederzetting o f van delen
ring bij de beoefening van de stadsgeschiedenis
daarvan. Daarnaast wijst Visser o p het belang v a n
zichtbaar. Naast de meer traditionele bestudering
onderwerpen als de grootte en het gebruik v a n de
van de rechtshistorische o n t w i k k e l i n g en de
percelen, de aard van de b e b o u w i n g o p die per-
politieke, institutionele, kerkelijke en e c o n o m i -
celen, de d i c h t h e i d van de b e b o u w i n g , de aan-
sche geschiedenis en de iets later tot o n t p l o o i i n g
wezigheid van een coherent stratenplan, de aan-
gekomen sociale geschiedenis, is er n u ook aan-
dacht v o o r de waterwegen (grachten, havens)
dacht v o o r het onderzoek naar de oudste kernen
b i n n e n een stad, het ontstaan v a n p l e i n e n en
en de vroegste ruimtelijke o n t w i k k e l i n g van de
m a r k t e n , de verschillende stadia van o m w a l l i n g o f
stedelijke nederzettingen. Naast de op schrift ge-
ommuring.
stelde b r o n n e n zijn de archeologische b r o n n e n ,
U i t de school v a n Visser, die sinds 1971 b u i t e n -
dat w i l zeggen de v o o r w e r p e n , fundamenten en
gewoon hoogleraar i n de stedenbouwgeschiedenis
grondsporen die i n de b o d e m waren, alsook de
aan de T e c h n i s c h e H o g e s c h o o l te Delft is,
b o u w w e r k e n en bouwresten b o v e n de grond, de
k w a m e n twee interessante publikaties: de
stadsplattegronden en het landschap onderwerp
omvangrijke studie van V a n Oerle over L e i d e n en
van onderzoek geworden. V o o r a l i n D u i t s l a n d
de onlangs verschenen dissertatie van R a u e over
3
waar na de Tweede W e r e l d o o r l o g i n veel g e b o m -
Delft . Beide auteurs zijn architecten van professie
bardeerde steden archeologisch onderzoek op
en beiden zijn g e ï n t e r e s s e e r d i n de ruimtelijke en
4
grote schaal plaatsvond, bereikte m e n de eerste
stedebouwkundige o n t w i k k e l i n g van de d o o r hen
resultaten van deze Stadtkernjorschung,
behandelde steden. Speciale aandacht w i l l e n wij
de bestu-
dering v a n de oude binnenstad, de stadskern.
hier geven aan het tweede deel van het werk van
G r o t e stimulans ging daarbij uit van het i n 1958
V a n Oerle: een A t l a s met een groot aantal re-
verschenen boek van E r i c h K e y s e r over de oudste
produkties van oude stadsplattegronden en met
vestiging en b e b o u w i n g in de Noordwestduitse
vele nieuwe kaarten. W i j n o e m e n daarvan de
steden i n de M i d d e l e e u w e n ' . In die studie wordt
belangrijkste o m de grote betekenis aan te geven
aangegeven hoe m e n met b e h u l p van niet-geschre-
van deze A t l a s v o o r de bestudering van de t o p o -
ven b r o n n e n en v o o r a l met stadsplattegronden een
grafische geschiedenis van L e i d e n . E r is een kaart
dergelijk onderzoek moet uitvoeren.
waarop de groei van het stedelijk gebied tot het
In ons l a n d is het stadskernonderzoek eerst na
jaar 1675 is aangegeven. O p een reeks kaarten
1960 van groter belang geworden en het zijn i n het
(schaal 1:2.000) w o r d e n het oudste stadsgebied en
bijzonder de archeologen, historisch-geografen en
de middeleeuwse en 17de-eeuwse stadsvergrotin-
stedebouwkundigen geweest die hier als eersten
gen gereconstrueerd op basis van metingen die
aan het werk gingen. D e historici volgden, daar-
sinds 1585 verricht zijn en op basis van tekenin-
naast hebben o o k kunsthistorici en n a a m k u n d i g e n
gen i n de p r e n t e n v e r z a m e l i n g van het Leidse
h u n bijdragen geleverd.
gemeente-archief. V a n Oerle heeft echter op deze
V a n de p u b l i k a t i e s van de historisch-geografen en
kaarten de percelen b i n n e n een d o o r straten
stedebouwkundigen is v o o r het onderzoek naar de
omgeven terrein niet k u n n e n aangeven, dus ook
middeleeuwse hollandse stadsvorming en vroegste
niet w e l k e gebieden b i n n e n de stad precies
stadsgeschiedenis - en i n het vervolg w i l l e n wij
b e b o u w d en o n b e b o u w d waren. V o o r deze
ons tot de regio H o l l a n d beperken - van zeer grote
periode ontbraken hem daartoe voldoende ge-
betekenis de studie van J . C . V i s s e r over S c h o o n h o v e n . In dit i n 1964 verdedigde proefschrift 2
toont V i s s e r aan dat de r u i m t e l i j k e o n t w i k k e l i n g en de m a t e r i ë l e verschijningsvorm van een nederzetting enerzijds b e ï n v l o e d worden d o o r de eisen die de bewoners maatschappelijk en e c o n o m i s c h stellen, m a a r anderzijds o o k en eigenlijk zeer dwingend d o o r het fysische m i l i e u w a a r b i n n e n die nederzetting z i c h o n t w i k k e l t . Fysisch-geografische factoren als de gesteldheid van b o d e m en terrein, de ligging aan een rivier, m a a r o o k ontginningsactiviteiten en de l o o p van l a n d - en waterwegen oefenen grote i n v l o e d uit o p de vestiging en de
298
1 E. Keyser. Stadlegriindungen und Stadtebau in Nordwestdeutschlandim Mittelalter. Rcmagen 1958. 2 J.C. Visser, Schoonhoven. De minnelijke ontw ikkeling van een kleine stad in het rivierengebied gedurende de middeleeuwen. Assen 1964. 3 H . A . van Oerle, Leiden binnen en buiten de stadsvesten. De geschiedenis van de stedebouwkundige ontwikkeling binnen het Leidse rechtsgebied lol aan het einde van de gouden eeuw. 2 dln. Leiden 1975. 4 J.J. Raue. De stad Delft. Vorming en ruimtelijke ontwikkeling in de late middeleeuwen. Interpretatie van 25 jaar binnenstadsonderzoek. Delft 1982.
De stedenallas
gevens. Een uitzondering maakt hij voor de gebouwen van wereldlijke en geestelijke instellingen, waarvan ook vele afzonderlijke kaartjes in het eerste deel van het boek te vinden zijn. Op de kaarten met de stadsuitbreidingen van na 1574 zijn zoveel mogelijk alle grondaankopen, die door de stad gedaan zijn, geregistreerd. In de Atlas vindt men een serie kaarten, door Van Oerle sociografische kaarten genoemd (schaal 1:1.000), waarop een demografisch beeld van de stad aan het einde van de 16de eeuw wordt gegeven. Voor deze serie is gebruik gemaakt van gegevens van de volkstelling van 1581, het Register Vetus van 1585 en het Oud Belastingboek van 1601. Van elk perceel (ook op deze kaarten niet precies ingetekend) worden voor zo ver mogelijk op de kaart aangegeven het huisnummer, de huurwaarde ingedeeld naar klassen, de beroepen van de bewoners en het aantal huishoudens per huis. Ook voor het gebied buiten de stadsvesten geeft Van Oerle verschillende kaarten, onder andere van het Leidse Ommeland omstreeks 1600 (schaal 1:1.000 met als ondergrond de daartoe vergrote topografische kaart van 1957), waarop de binnen het Ommeland liggende kastelen, kerken, kloosters, gasthuizen en andere instellingen binnen en buiten Leiden. De laatste door Van Oerle gepresenteerde kaart is een reproduktie van de stadsplattegrond van W.A. van Campen uit 1850. Van Campen was landmeter bij het kadaster en hij volgt dan ook de kadastrale kaart. Zo zieri we eerst nu van elk perceel binnen Leiden de precieze ligging en omvang, welk gedeelte van het perceel bebouwd of onbebouwd is, waar in de stad grote binnenplaatsen, tuinen, parken begraafplaatsen e.d. liggen en welke gebouwen openbare gebouwen zijn (donkerder gekleurd). Op het belang van dit type kaarten komen we later terug. Naast de studies van de historisch-geografen en stedebouwkundigen is het werk van archeologen van grote betekenis voor het stadskernonderzoek. De lezers van dit tijdschrift worden jaarlijks ingelicht over de belangrijke vorderingen binnen de Hollandse steden op dit wetenschapsgebied. Opgravingen in Dordrecht, Rotterdam, Schiedam, Delft, Leiden, Haarlem, Amsterdam, Alkmaar, Hoorn en Medemblik leveren vele nieuwe gegevens voor de stadsgeschiedenis. Als voorbeeld noemen we hier de opgravingen in Holands oudste stad: Dordrecht. Dankzij die opgravingen is nu bekend dat ten Westen van de oudste bebouwing, die in een lange strook aanwezig was op de verhoogde 299
oever van een binnenwater (de Oude Haven of Voorstraatshaven) en waarvan de erven aan de achterzijde tot aan de oever van een buitenwater doorliepen, landaanwinning heeft plaatsgevonden door aanplemping het water in. De aanwezigheid ter plaatse van dat buitenwater was noch uit geschreven bronnen, noch uit oude plattegronden bekend. Archeologische gegevens tonen nu aan dat dit proces van aanplemping begon in de tweede helft van de 13de eeuw en gedurende enige honderden jaren tot omstreeks 1550 in etappes is voortgegaan. Zo werd een nieuw woon- en werkgebied gecreëerd. Ook aan de oostzijde waar een moerassig veengebied lag, heeft men in de Middeleeuwen met zware lagen van kleiplaggen en huisvuil het terrein opgehoogd en voor bewoning geschikt gemaakt . Nieuwe gegevens over de oudste stadsuitbreiding in Dordrecht zijn bekend geworden dankzij archeologisch onderzoek. Het belang van de archeologie voor het stadskernonderzoek werd onlangs nog eens onderstreept in het rapport Het bodemarchief bedreigd''. Hierin werd aangetoond dat in talrijke steden in Nederland, ook in Holland, de laatste jaren veel mogelijkheden voor archeologisch onderzoek verloren zijn gegaan wegens gebrek aan geld, tijd of belangstelling of uit onwetendheid, daar men eigenlijk niet wist dat men op een voor stadskernonderzoek belangrijke plaats bezig was de bodem grondig te verstoren. Op kaarten heeft men bij de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek te Amersfoort voor elke stad deze voor archeologisch onderzoek verloren gegane terreinen ingetekend. Tevens heeft men voor elke stad op die kaarten aangegeven waar gelet op de prognoses in structuur- en bestemmingsplannen de komende jaren kansen voor onderzoek verloren dreigen te gaan, omdat men van plan is stadsdoorbraken en saneringen uit te voeren of fundamenten te leggen voor 5
5 H . Sarfatij in: L.P. Louwe Kooijmans en H . Sarfatij (red.). Archeologen werken in Zuid-Holland. Leiden 1975. p. 48-55. Vgl. voor Amsterdam J. Baart e.a.. Opgravingen in Amsterdam. Twintig jaar stadskernonderzoek. Amsterdam-Haarlem 1977 en voor Haarlem H . H . van Regteren Altena en B.M.J. Speet, Middeleeuws Haarlem. Een archeologische en stadsvcrgelijkende verkenning, in: Bulletin KNOB%\ (1982), p. 14-82. 6 Hei bodemarchief bedreigd. Archeologie en planologie in de binnensteden van Nederland, onder redactie van W . A . van Es e.a., Amersfoort's-Gravenhage 1982.
D c stcdcnallas
Afb. I. Haarlem, stadsplattegrond door Jacob van Deventer, ca. 1560 (Foto Algemeen Rijksarchief, Den Haag).
gebouwen die diep de grond i n gaan (parkeergara-
en L e i d e n . Het rapport pleit n u v o o r maatregelen
ges bijvoorbeeld). D e percentages verloren en be-
o m het aantal verloren kansen v o o r archeologisch
dreigde terreinen zijn in veel steden verrassend
onderzoek zo k l e i n mogelijk te houden. E é n van
hoog. H e t rapport geeft deze percentages v o o r alle
de maatregelen is het aanstellen van een stads-
Nederlandse steden en behandelt als voorbeeld
archeoloog, die - mits toegerust met voldoende
een twaalftal steden, waaronder H o o r n , D e n H a a g
m i d d e l e n - kan meehelpen d a l gegevens uit het
300
D e stedenatlas
Atb. 2. Haarlem, stadsplattegrond door F. J. Nautz uit 1822 (Foto Gemeentearchief Haarlem).
b o d e m a r c h i e f toch nog tijdig k u n n e n w o r d e n vast-
steden reeds stadsarcheologen w e r k z a a m o f zijn er
gelegd. G e l u k k i g zijn er i n een aantal H o l l a n d s e
attente archeologische commissies. T o c h is waak-
301
D c stedenatlas
zaamheid geboden zoals dit rapport duidelijk aantoont. Door deze nieuwe, hierboven geschetste wijze van beoefening van de stadsgeschiedenis ontstond de behoefte aan atlassen met goede kaarten, goede stadsplattegronden. En wel om drie redenen. Ten eerste wenst men kaarten die een zo vroeg mogelijke en een zo precies mogelijke weergave van een stad bieden, kaarten die op zich een bron van onderzoek kunnen zijn, zoals Keyser bepleitte. Het kaartbeeld is dan uitgangspunt bij de bestudering van de topografische ontwikkeling. De kaart laat immers zien: de loop van waterwegen en straten in een stad, de verbinding van straten met elkaar en de aansluiting op waterwegen, de plaats in een stad waar bruggen, markten, pleinen, gebouwen van wereldlijke en geestelijke instellingen liggen, waar het eventueel aanwezige kasteel ligt of heeft gelegen, waar een opvallende concentratie van bedrijfsgebouwen is, waar de verschillende omwallingen of ommuringen hebben gelegen. De kaart helpt mee antwoord te vinden op vragen als: waarom lopen die straten juist zo en van waar naar waar? Waarom liggen markten en gebouwen juist daar? Waar ligt het centrum, de kern of zijn er meer kernen? Oude kadastrale kaarten laten op betrouwbare wijze de topografische situatie van een stad zien en geven tevens de precieze ligging, grootte en aard van bebouwing van alle percelen in die stad. Ten tweede wil men kaarten, basiskaarten, waarop resultaten van onderzoek ingetekend kunnen worden, zoals bijvoorbeeld op veel kaarten van de hierboven genoemde Atlas van Leiden van Van Oerle is gebeurd, in het bijzonder zijn sociografische kaarten. Verder denken wij hierbij aan kaarten waarop een middeleeuwse wijkindeling wordt aangegeven. Het was immers reeds in de Middeleeuwen gebruikelijk de stad te verdelen in een aantal wijken en wel om militaire, bestuurlijke, financiële en juridische redenen. Andere voorbeelden zijn de kaarten waarop de straatnamen, die vermeld worden in de bronnen van een bepaalde periode, zijn ingetekend, of kaarten waarop wordt aangegeven waar in een stad archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden (vondstverspreiding) en met welke resultaten, in het bijzonder de datering van de vondsten. Het naast elkaar leggen van deze kaarten, waarop verschillende thema's uit de geschiedenis van een bepaalde stad behandeld worden, werkt verhelderend. Ten derde wenst men kaarten die gebruikt kunnen 302
worden bij het vergelijkend stadskernonderzoek. Door onderlinge vergelijking van steden kunnen vragen vaak beantwoord worden, wordt men op zaken attent gemaakt, blijkt dat bijzonder geachte situaties ook elders voorkomen en daar gemakkelijk te verklaren zijn of juist elders niet voorkomen en in dat geval uniek zijn. Dan is het nodig dat men over kaarten beschikt die ook onderling vergelijkbaar zijn, omdat ze uit een zelfde tijd dateren, gelijksoortig zijn en op een zelfde schaal getekend. Zo is bij de Internationale Commissie voor Stedengeschiedenis het plan ontstaan dergelijke atlassen te vervaardigen. In deze Commissie werken stadshistorici uit alle Europese landen samen. Voor Nederland hebben Prof. dr. C. van de Kieft (Universiteit van Amsterdam) en Prof. dr. ir. J.C. Visser (Technische Hogeschool Delft) zitting in deze Commissie'. Inmiddels zijn voor Engeland, Duitsland, Frankrijk en de Scandinavische landen de eerste delen van deze stedenatlassen verschenen . Ook voor Nederland zijn de eerste twee afleveringen, gewijd aan Haarlem en Amersfoort, onlangs gepubliceerd . De derde aflevering, waarin de stad Zutphen wordt behan8
9
7 Naast de vervaardiging van atlassen zijn er nog twee projecten van de Commissie waaraan Nederland medewerkt: de samenstelling van bibliografieën en de uitgave van teksten. Voor Nederland verschenen reeds: C. van dc Kieft, Recueil de textes d'histoire urbaine néerlandaise des origines au milieu du X H l e siècle, in: Elenchus fonlium historiae urbanae, deel 1. Leiden 1967, en G . van Herwijnen. Bibliografie van de stedengeschiedenis van Nederland. Leiden 1978. 8 Historie towns. Maps and plans oftowns and cities in the British Isles, with historical commentaries from the earliest times to circa 1800, ed. by M . D . Lobel. 2 dln. verschenen. Londen 1969 en 1975. Deutscher Stadteatlas, herausg. von H . Stoob. 3 dln. verschenen. Dortmund 1973-1982. Atlas historique des villes de Frdnce, sous la direction de C h . Higounet. J.B. Marquette et Ph. Wolff, 3 afleveringen verschenen. Parijs 1982. Scandinavian atlas oj historie towns, ed. by E. Jutikkala, 2 afleveringen verschenen. Odense 1977. Plannen tot uitgave van dergelijke atlassen in België en Oostenrijk zijn in een ver gevorderd stadium. 9 Historische stedenatlas van Nederland, onder redactie van G . van Herwijnen, C. van de Kieft. J.C. Visser en J.G. Wegner, 2 afleveringen verschenen: I (Haarlem) en II (Amersfoort), tekst B.M.J. Speet, kaarten T h . Rothfusz. Delft 1982.
D c stedenatlas
deld, is ter perse. Volgende afleveringen worden voorbereid, onder andere voor de Hollandse steden Delft, Dordrecht, Gouda, Schoonhoven en Weesp. Wat bieden deze atlassen? Hoewel er tussen de atlassen van de verschillende landen wel enige verschillen bestaan, zijn de basisprincipes gelijk en hebben de atlassen een aantal dezelfde typen kaarten. In alle atlassen, ook de buitenlandse, is de hoofdkaart voor elke stad een kaart op schaal 1:2.500. Deze nieuw getekende kaart is gebaseerd op het kadastrale minuutplan uit de eerste decennia van de 19de eeuw. Voor dit tijdstip is gekozen omdat eerst dan, na de invoering van het kadaster, deze precieze en gedetailleerde kaarten voor alle steden beschikbaar zijn, en omdat korte tijd daarna ten gevolge van de industrialisatie de ruimtelijke structuur van veel steden ingrijpend verandert. De kaarten geven dus een beeld van de steden nog voordat zij door vestiging van nieuwe industrieën, door toename van de bevolking, door stadsuitbreidingen en door toename van het verkeer (naast de land- en waterwegen nu ook de spoorwegen) een geheel ander aanzien krijgen. De kwaliteit van vele van de oudste minuutplannen en de vele kadastraal-technische mededelingen, die op de kaarten staan, lieten niet toe die kaarten te reproduceren in de atlas. Daarom zijn er nieuwe kaarten getekend op de genoemde schaal van 1:2.500. Op de kaarten in de Nederlandse atlas kon niet zoals in de buitenlandse atlassen door een kleur worden aangegeven op welke wijze de ruimte van elk perceel benut werd (bebouwd of onbebouwd). Daarom is ter aanvulling op de hoofdkaart voor elke stad een reproduktie van een vroeg-19deeeuwse stadsplattegrond opgenomen waar de bebouwing binnen een stad wel nader is aangegeven. Deze stadsplattegronden werden in die tijd voor een groter publiek vervaardigd door landmeters werkzaam bij het kadaster. Zo maakte F.J. Nautz in 1822 de plattegrond van Haarlem en W.A. van Campen in 1850 de reeds eerder door ons genoemde plattegrond van Leiden, waarmee Van Oerle zijn atlas afsloot. Naast de eerste helft van de 19de eeuw, wanneer de eerste kadastrale minuutplannen worden gemaakt, zijn de jaren rond 1560 een tweede zeer belangrijk moment in de geschiedenis van de Nederlandse stedelijke cartografie. Dan meet Jacob van Deventer in opdracht van koning Filips II voor militaire doeleinden de Nederlandse 303
steden op en maakt hij van deze steden plattegronden die uniek zijn in hun soort . De nauwkeurigheid waarmee Van Deventer zijn kaarten vervaardigd heeft, maakt deze kaarten tot een uiterst waardevol hulpmiddel voor de bestudering van de ruimtelijke structuur van de 16de-eeuwse stad, en wel op een moment dat de middeleeuwse stadsontwikkeling is afgesloten en men aan de vooravond staat van de laat-16de-eeuwse en 17deeeuwse stadsuitbreidingen en van de introductie van nieuwe vormen van vestingbouw. Daarom is in de Nederlandse stedenatlas een reproduktie van deze kaarten van Van Deventer opgenomen en wordt hierbij op gelijke schaal een transparant van de kadastrale minuutplan gevoegd. Vergelijking van de situatie in 1560 met die van het begin van de 19de eeuw is hierdoor gemakkelijk mogelijk en leidt tot verrassingen. Tevens is het mogelijk om de gegevens die op de kaarten van Van Deventer staan te gebruiken voor de hoofdkaart. Op de hoofdkaart zijn namelijk ingetekend de openbare gebouwen, verdedigingswerken (muren, poorten, torens), molens, geestelijke instellingen, liefdadigheidsinstellingen en oude waterwegen. 10
Gebouwen die dateren van vóór 1560 zijn in rode kleur aangegeven, gebouwen die tussen 1560 en de eerste helft van de 19de eeuw zijn gebouwd in grijze kleur. Vergelijking van de aanwezigheid en ligging van genoemde bouwwerken voor beide perioden is zo zeer gemakkelijk. Door het gebruik van een bepaalde arcering is tevens aangegeven of een gebouw in het begin van 19de eeuw nog aanwezig of reeds verdwenen is. Een legende licht een en ander toe. Tevens zijn zo veel mogelijk de begrenzingen van de bij de gebouwen behorende terreinen aangegeven en wordt van alle hierboven genoemde en op de kaart ingetekende gebouwen in het tekstgedeelte van de atlas een korte bouwgeschiedenis gegeven. Elke aflevering van de stedenatlas bevat ook een kaart (schaal 1:10.000) waarop de vroeg-19deeeuwse fysisch-geografische situatie van de stad en haar omgeving is aangegeven. Deze situatie is immers voor de topografische ontwikkeling van
10 J.C. Visser, De waarde van de stedenatlas van Jacob van Deventer voor de topografie van de LaatMiddeleeuwse stad, in: Bedrage zur Wirtschafis- und Stadtgeschichte. Festschriftfiir Hektor Amtnann. Wiesbaden 1965, p. 116-123.
Dc stedenatlas
een stad van zo grote betekenis. Op deze kaart zijn hoogtelijnen ingetekend en zijn de bodemgesteldheid en het grondgebruik van het om de stad liggend gebied aangegeven. Zo wordt voor Haarlem op deze kaart getoond waar de strandwal liep, waarop Haarlem ontstaan is, en waar de overgang van duinzand naar veen plaatsvond. In een gebied van ongeveer 9 km is rond Haarlem aangegeven waar in het begin van de I9de eeuw precies weilanden, bouwland, bossen, tuinen, boomgaarden e.d. lagen en waar wegen en waterlopen waren. Om een overzicht te geven van een nog groter gebied rond de stad is aan het kaartmateriaal een reproduktie uit de Topografische Atlas van ca. 1850 toegevoegd (schaal 1:50.000). Deze Atlas heeft de oudste volledige serie topografische kaarten die wij voor Nederland kennen. Indien enigszins mogelijk worden voor elke stad kaarten toegevoegd waarop zijn aangegeven dc verschillende fasen van de stadsuitbreiding, de middeleeuwse wijkindeling en de middeleeuwse straatnamen. Voor Haarlem zijn deze drie kaarten in de atlas opgenomen. De basiskaart voor deze kaarten is de steeds eerder genoemde hoofdkaart, maar nu verkleind (1:5.000) en in lichtgrijs gedrukt, terwijl de gegevens die betrekking hebben op het onderwerp van de kaart in donkere kleuren zijn gedrukt".
hun medewerkers. Met recht kan hier gesproken worden van een interdisciplinaire samenwerking.
2
Tenslotte completeren reprodukties van enige oude, goede informatie verschaffende stadsplattegronden de atlas. Elke aflevering van de atlas wordt geopend met een korte schets van de topografische geschiedenis van de stad die in die aflevering behandeld wordt. Voor deze schets wordt niet alleen gebruik gemaakt van gedrukte bronnen en literatuur, maar ook van nog niet gepubliceerde archivalia. Aan de samenstelling van de Nederlandse Historische Stedenatlas werken velen mee. De zorg voor de tekst is in handen van leden van de vakgroep Middeleeuwse Geschiedenis van de Universiteit van Amsterdam, voor het tekenen van de kaarten en voor de technische uitvoering van de atlas zijn leden van de vakgroep Geschiedenis van de afdeling Bouwkunde van de Technische Hogeschool te Delft verantwoordelijk. Verder is er de onontbeerlijke hulp van anderen. Zo is deze atlas het resultaat van de samenwerking tussen historisch-geografen, stedebouwkundigen, cartografen, archeologen, kunsthistorici, naamkundigen en historici, vooral ook historici ter plaatse in het bijzonder de stadsarchivarissen en 304
Zie voor het op deze wijze gebruiken van de vroegI9de-eeuwse kadastrale minuutplannen ook de vele stadsplattegronden van Dordrecht, Middelburg, Zicrikzee en Haarlem in: P.A. Henderikx, De oudste bedelordekloosters in het graafschap Holland en Zeeland. Dordrecht 1977, Hollandse Studiën 10.
Boekennieuws
Psychiatrische inrichtingen
kundige visie en de behandeling van de p a t i ë n t e n , de zorg van de verpleging, de herkomst van de
Joost Vijselaar, Krankzinnigen Psychiatrische 1880-1910.
inrichtingen
in
Gesticht. Nederland
H a a r l e m 1982. F i b u l a - V a n D i s h o e c k .
p a t i ë n t e n . H i e r u i t blijkt dat de auteur z i c h b i j z o n der goed heeft ingewerkt i n de veelzijdigheid van het begrip k r a n k z i n n i n g e n z o r g , v o o r w a a r geen
Prijs: f 3 3 . 5 0 .
sinecure. Z o a l s de inleider. Jan van de L a n d e
D e zorg v o o r de k r a n k z i n n i g e n is een maatschap-
te taal, hij weet voorzeker de sfeer op te roepen
pelijke aangelegenheid, die de laatste t w i n t i g jaar
v a n de eeuwwisseling, toen de V i c t o r i a a n s e taboe-
sterk aan veranderingen onderhevig is geweest. D e
sfeer het gevoelsleven beklemde en Freuds leer
positie van de k r a n k z i n n i g e , de medische en maat-
nog als hoogst onzedelijk werd beschouwd. M e d e
schappelijke zorg, de omgeving, w a a r i n de geestes-
d o o r deze sfeer is het boek spannend geschreven,
schrijft, hanteert de auteur een prachtig aangepas-
gestoorde verblijft, de o p n a m e en ontslag u i l de
zonder enig spoor v a n sensatie.
inrichtingen, zijn factoren die niet langer i n een
Z e k e r , het onderwerp is niet o p w e k k e n d , maar de
besloten k r i n g van deskundigen w o r d e n be-
evenwichtige behandeling, met de vaak vertede-
handeld, maar waarbij allerlei groeperingen uit de
rende foto's en tekeningen, m a k e n het tot een
samenleving w o r d e n betrokken. Sinds 1911 is het
document
aantal geasyleerde k r a n k z i n n i g e n i n N e d e r l a n d
k r a n k z i n n i g e n z o r g betrokken is, van belang kan
gaan dalen, na de Tweede W e r e l d o o r l o g zijn veel
zijn.
humain,
dat v o o r een ieder, die bij de
i n r i c h t i n g e n , w a a r i n de geestesziekten voorheen levenslang ' i n bewaring gesteld werden', tot
A . M . Luyendijk-Elshout
psychiatrische z i e k e n h u i z e n geworden, waarin de p a t i ë n t e n v o o r beperkte tijd worden opgenomen. In de periode 1880-1910 was dit zeer zeker niet het geval. D e geschiedenis van de psychiatrische
Ornamenten van zink
inrichtingen werd tot v o o r kort niet te boek gesteld, maar bleef beperkt tot gedenkboeken en
M c i n d c r t Stokroos, Zink
artikelen i n de Psychiatrische
bruik van het metaal zink in de 19de eeuw. A m -
Bladen.
en
Neurologische
In de laatste jaren is daar duidelijk ver-
in Nederland.
Het ge-
sterdam (1983). G e m e e n t e l i j k Bureau M o n u m e n -
andering i n gekomen. In de meeste Westerse lan-
tenzorg, A m s t e r d a m . Prijs: f 12,50. W o r d t franco
den wordt de geschiedenis van de k r a n k z i n n i g e n -
toegezonden na storting van dit bedrag op bank-
zorg bestudeerd en er verschijnen sinds 1978 vele
reknr. 94.96.14.378 van de C e n t r u m b a n k ,
boeken en tijdschriftartikelen over dit onderwerp.
D a m r a k 53 ten name van Bureau M o n u m e n t e n -
N e d e r l a n d blijft daarbij niet achter. E e n van de
zorg A m s t e r d a m - p u b l i c a t i e s onder v e r m e l d i n g
voortrekkers op dit gebied is de auteur van dit
van "Zink i n N e d e r l a n d ' .
boek. In 1979 werd d o o r het N a t i o n a a l C e n t r u m v o o r
M e i n d e r t Stokroos heeft ons i n z i c h t in het 19de-
Geestelijke V o l k s g e z o n d h e i d ( N C G V ) een werk-
eeuwse b o u w w e z e n verrijkt met dit boekje over de
groep opgericht ' H i s t o r i s c h e Bezit Psychiatrische
fabricage en de toepassing van z i n k . Bij z i n k denk
Z i e k e n h u i z e n ' , die tot doel had historisch erfgoed
je meestal meteen aan dakgoten en de ouderen o n -
van psychiatrische i n r i c h t i n g e n te inventariseren
der ons misschien aan verzinkte emmers en teilen,
en te b e h o u d e n . H e t is de verdienste van Joost
die n u wel geheel door plastic dito verdrongen
Vijselaar geweest dat hij z i c h v o o r dit doel heeft
zijn. Het materiaal biedt echter ruimere mogelijk-
ingezet op een wijze, die niet alleen de belangstel-
heden.
ling van de historici heeft g e p r i k k e l d , maar die
D e techniek van het bereiden van z i n k werd aan
allen, die met de zorg v o o r geesteszieken te m a k e n
het eind van de 18de eeuw o n t w i k k e l d , de fabri-
hebben, bij zijn werk heeft b e t r o k k e n .
cage k w a m pas i n de 19de eeuw goed op gang. Het
Reeds eerder publiceerde Vijselaar het boek Ver-
vinden van toepassingen ging niet zo snel. Z i n k
loren Gewaand
bleek uiteindelijk een goed en niet-giftig alter-
(1981), w a a r i n hij de resultaten
van zijn speuractie mededeelde. M a a r dit recente
natief v o o r loden d a k b e d e k k i n g te zijn, waarvan
werk is historisch beter o n d e r b o u w d , de auteur
de eerder genoemde dakgoten nog een restant vor-
gaat hier i n op de maatschappelijke context,
m e n . Behalve van z i n k e n d a k b e d e k k i n g werden de
waarin de inrichtingen functioneerden, de genees-
daken ook van andere z i n k e n ornamenten voor-
305
Boekennieuws
zien, balustrades, sierhekwerk, dakvazen, mansarderamen e.d. Het materiaal leende zich ook voor het gieten van beelden, die dan afgewerkt werden met een laagje van een ander materiaal dat aantrekkelijker oogde of met een verflaag. Er zijn drie methodes van bewerking: drijven op een draaibank met holle en bolle mallen van voorgewalste zinkplaten, stampen van die platen tussen twee metalen stempels, gieten met vloeibaar zink. Er zijn in Nederland een aantal zinkfabrieken geweest, waarvan de belangrijkste Braat in Delft, Schütz in Zeist en Scholte in Amsterdam waren. Er heeft nog geen inventarisatie van zinken objecten plaatsgevonden, dit boekje wil daartoe een aanzet geven. Ik hoop dat het daarin slaagt. De huidige luchtverontreiniging is niet best voor het zink, dus enige haast is misschien niet misplaatst. Geheel terecht gaat de auteur niet in op de artistieke kwaliteiten van de zinken objecten, dat is op dit moment van ondergeschikt belang. Th. M . Wijntjes
Kerken Ken Uw kerk. Uitgave Kerkvoogdij Hervormde Gemeente Maasland, 1983. Verkrijgbaar bij de kerk, Prijs: f7,50. J. W. Moerman, De kerk van Schipluiden. Uitgave Hervormde Gemeente te Schipluiden ter gelegenheid van kerkepad 1983. Verkrijgbaar bij de kerk, prijs: f4,50. P. J. J. M . van Wees, 200 Jaar Parochie St. Jan Uithoorn 1782-1982. Uitgave kerkbestuur St. Jan Uithoorn (1982). Joop Roest, Vrije vogels, de geschiedenis van de vrijzinnig protestanten in Vlaardingen, 1983. Prijs: f21,50; te bestellen: Binnensingel 57,3134 NB Vlaardingen. Vier boekjes over plaatselijke kerkgeschiedenis waarvan de laatste twee een zekere pretentie hebben. De beide eerstgenoemde mogen echter ook genoemd worden. Het zijn uitgaven naar aanleiding van de kerkepadroutes die de N C R V in dc zomer van 1983 o.a. in het Westland organiseerde. Deze nu al voor het vijfde jaar met groot succes uitgestippelde toeristische routes langs bezienswaardige kerkgebouwen geven de kerkelijke gemeenten ter plaatse meestal wel aanleiding tot het (laten) maken van een boekwerkje over hun 306
gebouw. De publikaties over Maasland en Schipluiden behoren tot de goede voorbeelden van zo tot stand gekomen gidsen. Beide berusten op historisch onderzoek, zijn aantrekkelijk uitgegeven en niet duur. Van het door de heer Moerman geschreven boekje over Schipluiden wordt zelfs aangekondigd, dat het t.z.t. zal worden gevolgd door een meer uitgebreide uitgave. De kerk met zijn vooral heraldisch interessante interieur is het zeker waard. Het Maaslandse boek gaat natuurlijk over de fatale brand van juni 1945 en de herbouw die in 1954 gereed kwam. Maar ook worden bv. de drie predikantenborden duidelijk afgebeeld en alle namen (1576-1951) vermeld zoals die op de borden voorkomen. Hierdoor en door de overige complete documentatie en afbeeldingen van het kerkzilver, de gebrandschilderde ramen en het orgel is dit boek evenals dat van Schipluiden meer geworden dan een vlotte gids voor de vluchtige toerist. Het gedenkboek van dc Vlaardingse remonstrantse gemeente, want dat is het ondanks de misleidende titel, is helaas een gemiste kans. Het is te betreuren, dat de verantwoordelijke kerkeraad niet heeft ingezien, dat de geschiedenis van de remonstranten in het overigens orthodoxe Vlaardingen het waard zou zijn geweest om er een serieus historisch onderzoek aan te wijden. Er zijn remonstranten in Vlaardingen geweest sinds het ontstaan van de Remonstrantse Broederschap na de synode van 1619 en zelfs al eerder, want Isaac Naeranus werd toen wegens remonstrantse gevoelens afgezet. Wat Joop Roest over deze eerste Vlaardingse gemeente, die rond 1800 te niet ging, vertelt is in de bekende handboeken duidelijker te vinden, maar een verwijzing daarnaar ontbreekt helaas (de bronvermelding mag die naam niet dragen). Met de stichting van de Nederlandse Protestantenbond ter plaatse (1881) en het verdwijnen van de vrijzinnige prediking in de hervormde komen we bij de eigenlijke aanleiding tot dit boek: het 75-jarig bestaan van de nieuwe remonstrantse gemeente die in 1909 de eerste eigen predikant kreeg. Wat hierover en over de latere tijd verteld wordt door de heer Roest, die als koster het wel en wee van de gemeente goed kent, is interessant voor (oud-) Vlaardingers die er veel herinneringen in zullen terugvinden. Het fraai gebonden uitgevoerde boek is enthousiast geschreven, wat sympathiek aandoet. Het blijft echter jammer, dat de auteur blijkbaar niet begeleid werd bij zijn pogingen om een samenhangend historisch overzicht te geven. Het tegendeel van een gemiste kans is het boekje
Boekennieuws
over de 200-jarige parochie van St. Jan te Uithoorn. De auteur heeft de kans met beide handen aangegrepen om alle historische feiten op een rij te zetten. Het interessantst voor buitenstaanders is de beschrijving van de lang slepende grensgeschillen tussen de pastoors van de twee staties in de buurtschappen De Hoef en De Kwakel. De oplossing kwam door de Staten van Utrecht die tenslotte toestonden dat de vervallen kerk van De Hoef verplaatst werd naar De Schans, d.w.z. Uithoorn, waar door een grote brand in 1781 bouwterrein vrij gekomen was. Dan komt de bouw van de eerste kerk van de nu jubilerende parochie. In 1869 toen de statie tot parochie was geworden is die oude kerk vervangen door het huidige gebouw, dat in 1962 door de bouw van een nieuw priesterkoor ingrijpend gewijzigd werd. Het goed geïllustreerde en gedocumenteerde (lijst van pastoors, noten, index) boek geeft van deze veranderingen en die in het kerkelijk leven een duidelijk verslag. J. H . Rombach
Gezin in het verleden
Donald Haks, Huwelijk en gezin in Holland in de 17de en 18de eeuw. Processtukken en moralisten over aspecten van het laat 17de- en 18de-eeuwse gezinsleven. Assen 1982, Van Gorcum. Prijs: f49,50. Haks vraagt zich in dit boek, waarop hij in oktober 1982 aan de Leidse universiteit promoveerde, af of het moderne gezin in het 17de- en 18deeeuwse Holland al voorkwam. Hij verstaat onder deze term, waarvoor hij later meestal het conjugale gezin gebruikt: '. . . een gezin met weinig contact met verwanten, een vrije en affectief gerichte partnerkeuze en een zekere mate van gelijkberechtiging en intimiteit tussen de echtgenoten en tussen ouders en kinderen'. Haks behandelt deze aspecten in een zeer gedetailleerde studie en beantwoordt hierbij de centrale probleemstelling positief. Bovendien geeft hij een verklaring voor het feit, dat het conjugale gezin in Holland veel vroeger optrad dan elders in Westeuropa (waar dat pas in de loop van de 19de eeuw gebeurde). In een methodisch zeer verantwoord eerste hoofdstuk bespreekt Haks de belangrijkste -buitenlandse - literatuur, de conclusies die eruit worden getrokken en de problemen die deze studies opwerpen. De schrijver bezondigt zich hierbij 307
gelukkig niet aan gekoketteer met theorieën uit de sociale wetenschappen, die slecht verwerkt en onduidelijk weergegeven, een min of meer verplichte openingspassage in sommige sociaalhistorische werken vormen. Haks geeft in duidelijke termen een degelijk overzicht van recente en ter zake doende literatuur. Het boek steunt op twee belangrijke bronnen: processtukken van rechterlijke acties (zoals scheidingen van tafel en bed, vaderschapsacties e.d.) en geschriften van moralisten, schrijvers die zich in de tijd zelf met allerlei aspecten van het huwelijk en de huwelijkswetgeving hebben beziggehouden. In dit inleidende overzicht wordt de bron kritisch bekeken. Hierna volgt een analyse van de rol die verwanten en buren speelden in het leven van het conjugale gezin. Zij traden in de processen wel als getuigen op, maar slechts in een klein aantal gevallen. Dc rol van buren en verwanten lijkt bovendien in de loop van de 18de eeuw af te nemen. In 'ongehuwde moeders en vaderschapsacties' gaat Haks uitgebreid in op de verschillende soorten relaties die er konden bestaan tussen de mannen en de door hen zwanger gemaakte ongehuwde vrouwen, op de rol van de trouwbelofte, van de feesten en van de gevolgen van het daar gelegde seksuele contact: de ontdekking van de zwangerschap en het proces. Vaak won de vrouw, tenminste als zij sociaal tot dezelfde groep hoorde als de man. Ook de ontwikkeling van de aantallen zwangere bruiden en ongehuwde moeders komt ter sprake. Een belangrijke onderdeel van het boek gaat over de keus van de huwelijkspartner. Voor het eerst in de historische literatuur over dit onderwerp, wordt hier diepgaand op de factoren die leiden tot de partnerkeus van gewone mensen, ingegaan. Er blijkt een streven naar endogamie te zijn, d.w.z. het zoeken van iemand met een (in dit geval!) gelijke sociale en religieuze achtergrond. In toenemende mate gaat ook liefde een rol spelen, wat blijkt uit het groeiend aantal huwelijken tussen ongelijken. Wat summier komen daarna het huishouden en de rol van de mannen, vrouwen en kinderen aan de orde. De vrouw blijkt betrekkelijk zelfstandig te staan ten opzichte van haar echtgenoot. Tussen ouders en kinderen bestonden wederzijdes plichten. Het laatste hoofdstuk behandelt de scheiding van tafel en bed èn de echtscheiding. Spectaculair zijn de ontwikkelingen bij de eerste vorm van huwe-
Boekennieuws
lijksontbinding: i n L e i d e n steeg het percentage van
wensen, te h u l d i g e n , te troosten o f van het betreu-
ca. 0,3 (1671-1680) tot ca. 14,0 (1791-1794) van
ren van iemands heengaan blijk te geven. V a n de
het aantal huwelijken dat i n diezelfde periode ge-
648 vermelde gedichten blijken er 438 bruilofts-
sloten werd. D e cijfers van de echtscheidingen ver-
gedichten en 161 lijkdichten te zijn. D e rest be-
toonden echter w e i n i g verandering i n de 18de
staat uit gedichten o p verjaardagen (7), promoties
eeuw en de formele o n t b i n d i n g van het huwelijk
(22), ambtsaanvaarding (13), ambtsaftreden (2),
bleef dan o o k een betrekkelijk onbelangrijk ver-
a m b t s j u b i l e u m (2), kloosterintrede (1) en w e l k o m
schijnsel.
(1) (het verschil van é é n i n de totaaltelling en de
T w e e conclusies vatten tenslotte nog eens de tal-
uitsplitsing wordt de auteur gaarne vergeven). D e ondertitel van het werk geeft aan, dat i n de
rijke gegevens samen.
collectie van de K o n i n k l i j k e B i b l i o t h e e k niet zijn H e t werk is v o o r a l gericht op de beschrijving en
opgenomen de gedichten op historische gebeurte-
m i n d e r op het verklaren van de o n t w i k k e l i n g e n .
nissen, e v e n m i n als verzen op h u w e l i j k , geboorte,
E e n v e r k l a r i n g is ook lastig te geven. E r blijkt wel
overlijden enz. van vorsten en stadhouders. D i e
verschil te zijn tussen het platteland (in het boek
c a t e g o r i e ë n zijn i m m e r s reeds o p g e n o m e n i n
vertegenwoordigd d o o r het d o r p Wassenaar) en de
W . P. C . K n u t t e l . Catalogus
steden (waarvoor L e i d e n en M a a s s l u i s m o d e l
verzameling
staan). H a k s zoekt bij het verklaren van de gege-
theek ('s-Gravenhage 1899-1920).
berustende
van de
pamfletten-
in de Koninklijke
Biblio-
vens echter meer i n de r i c h t i n g van e c o n o m i s c h e
Het boek is v o o r z i e n v a n een uitstekende i n l e i -
o o r z a k e n en van sociaal-culturele.
ding, waarin het een en ander wordt medegedeeld
D e behandeling en de keus van de gebruikte litera-
over eerdere pogingen deze collectie i n ruimere
t u u r is werkelijk voorbeeldig, ook m.b.t. de b u i -
k r i n g bekendheid te geven, over het genre gelegenheidsgedichten, over de criteria toegepast v o o r o p -
tenlandse werken. E n k e l e onderwerpen k o m e n niet o f slechts aan de orde, zoals prostitutie en de leeftijdsgroep van de adolescenten
( G i l l i s , de M a u s e en Peters ontbre-
ken dan ook i n de literatuurlijst). D e z e lacunes worden veroorzaakt, o m d a t H a k s z i c h wat eenzijdig richt o p het civiel recht, en het strafrecht,
name en over de wijze van b e w e r k i n g en de orden i n g . E e n literatuurlijst ontbreekt e v e n m i n . E e n groot aantal afbeeldingen, achteraan i n het boek bijeengebracht, geeft een goede i n d r u k v o o r a l v a n de titelpagina's en i n é é n geval van het gehele gedicht.
dat een nog rijkere b r o n v o o r deze en andere o n -
H e t is goed dat hier uitvoerig aandacht wordt be-
derwerpen kan v o r m e n , meestal onbesproken laat.
steed aan deze i n de literatuurgeschiedenis ver-
O o k ontbreekt een register, een gemis, dat niet o n -
guisde p o ë z i e . A l is de i n h o u d gewoonlijk van
dervangen wordt door de uitvoerige i n h o u d s -
w e i n i g literaire waarde, de bewaarde aantallen v a n
opgave.
deze gedichten bewijzen dat het genre indertijd
H a k s heeft een werk geschreven, dat o n m i s b a a r is
zeer geliefd was.
v o o r iedereen die g e ï n t e r e s e e r d is i n de geschiede-
Behalve de g e ï n t e r e s s e e r d e i n de geschiedenis van
nis van het gezin, de v r o u w o f het k i n d , maar ook
de Nederlandse letterkunde is het uiteraard v o o r a l
v o o r degenen die belang stellen i n de cultuurge-
de genealoog die plezier aan deze uitgave zal bele-
schiedenis en mentaliteit i n het verleden.
ven. V o o r a l v o o r deze laatste is het van belang dat het boek v o o r z i e n is van een uitvoerig persoonsregister, w a a r i n zowel de n a m e n van de betrokke-
D . J. N o o r d a m
nen als die van de dichter en de b o e k d r u k k e r s en -verkopers zijn verwerkt. H o e w e l de auteur in de i n l e i d i n g spreekt van de
Gelegenheidsgedichten
' u n i e k e collectie gelegenheidsgedichten van de J. B o u m a n , Nederlandse
gelegenheidsgedichten
K . B . ' w i l dat niet zeggen dat die collectie ook
vóór 1700 in de Koninklijke
Bibliotheek
m a a r bij benadering alles bevat wat op dit gebied
te
's-Gra
venhage. Catalogus van gedrukte gedichten op
bewaard is gebleven. In vele andere b i b l i o t h e k e n ,
gedenkwaardige gebeurtenissen i n het leven van
zowel i n die van universiteiten als o o k i n die van
particuliere personen. N i e u w k o o p 1982, B . de
het C e n t r a a l B u r e a u v o o r G e n e a l o g i e , bij archief-
Graaf. Prijs: f 9 5 .
instellingen en i n particuliere archieven is nog veel van dit materiaal te v i n d e n . Bij wijze van
G e l e g e n h e i d s p o ë z i e heeft tot doel i e m a n d geluk te 308
steekproef werden uit de collectie van het C e n t r a a l
Boekennieuws
Bureau voor Genealogie tien willekeurige gelegenheidsgedichten van vóór 1700 gelicht, weten: - huwelijksgedicht Nicolaas van Hyc - Margareta van den Berch, Leiden 1601: - 'eer-dicht' op het vertrek van Jan Willemsen Bogaert, oud-schepen van Amsterdam 2 febr. 1629: - huwelijksgedicht Arnoldt Brant - Hillegonde van den Boetselaer, 12 juni 1631; - huwelijksgedicht Albrecht Plate - Margarita Grootwijk, Amsterdam 2 nov. 1632; - gedicht op het overlijden van Mr. Steven Pietersz. Bosch, medicus, dijkgraaf van de Starnmeer enz.. 1638 (handschrift); - huwelijksgedicht Adriaen Bommel - Johanna van Lennick, Deventer 8 aug. 1648; - gedicht op het overlijden van Everhard Sigers, Groningen 29 mei 1662; - huwelijksgedicht Kornelis van der Bel - Anna de Vries, Dordrecht 13 sept. 1667; - gedicht op het overlijden van Herman Brinkhuizen, toneelspeler, 14 sept. 1695; - gedicht op het overlijden van Catharina de Ruischer, huisvrouw van Petrus Boudaen, Arnhem 18 aug. 1693. Geen van deze gedichten vinden wij in het alhier besproken werk vermeld. Hieruit blijkt dat het ten zeerste gewenst lijkt ook de elders berustende collecties op een dergelijke wijze in de openbaarheid te brengen. Een gezamenlijke aanpak van de verschillende beherende instanties zou daarbij ideaal zijn. Voor wat betreft de collectie berustende bij de Koninklijke Bibliotheek wordt medegedeeld, dat catalogi van deze gedichten uit de 18de en 19de eeuw (een veel groter aantal) en van de buitenlandse (voornamelijk Duitse) hopelijk zullen volgen.
drukken van een werkje van W. C. H . Staring, waarvan de laatste versie ruim 80 jaar geleden verscheen. Hoe waardevol en onmisbaar de gegevens in dit boekje ook waren voor het bepalen van niet meer gangbare maten, ze lieten de onderzoeker toch regelmatig in de steek. Gelukkig is daar met het verschijnen van het werk van Verhoeff een eind aan gekomen. Het is een handig en overzichtelijk ingedeeld boek, dat uit twee delen bestaat. In het eerste worden in een geografische overzicht, per plaats en streek, de daar gebruikte gewichten, inhouds-, lengte- en oppervlaktematen behandeld. Bovendien zijn, waar bekend, ook verwijzingen naar maten in andere plaatsen aangegeven. In het tweede deel staat een woordenlijst met een overzicht van het gebruik en de periode waarin dat gebeurde, van vele maten en gewichten. Het lijkt een zeer bruikbaar boek te zijn, dat in de praktijk zijn waarde zeker zal bewijzen. Het biedt naast vele nieuwe gegevens, ook herzieningen van oude. Zo moet de meest bekende graanmaat, de last. in plaats van 3003,9 1 1 nu 3010 I bedragen. Als gebruiker kon ik vele Delftse maten nu, zonder enige onzekerheid zoals vroeger met Staring, thuisbrengen. Niet vond ik een lood (voor peper en foelie), een pint (voor slaolie), terwijl een vierling (voor meel) meer moet zijn dan Vmo pond. Maar het is natuurlijk onvermijdelijk, dat er bepaalde lacunes in een dergelijk werk te vinden zijn. Juist door verder onderzoek op lokaal niveau is het mogelijk tot bijstelling en aanvulling van de gegevens te komen. Daarom valt te hopen, dat dit werk goed verkocht en intensief gebruikt wordt, zodat snel een herziene druk nodig zal zijn en gerealiseerd kan worden! D. J. Noordam
C. W. Delforterie Kleermakersopleiding Maten en gewichten
J. M . Verhoeff, De oude Nederlandse maten en gewichten. Amsterdam 1982, P. J. Meertens-Instituut. Prijs: f 18,50, te bestellen bij het P. J. Meertens-Instituut, Postbus 19888, 1000 G W Amsterdam. Tot nu toe was men voor het omrekenen van oude maten en gewichten aangewzen op één van de vier 309
A. G. van der Steur. De opleiding tot kleermaker in de loop der eeuwen. Geschreven naar aanleiding van het 75-jarig bestaan van de Technische School voor Mode en Kleding te 's-Gravenhagc. 's-Gravenhage 1983, Technische School voor Mode en Kleding. Prijs: f20 incl. porto, te bestellen door storting van dit bedrag op gironummer 1 1 33 70 t.n.v. de penningmeester Vereniging Technische School voor Mode en Kleding, Dorpersdreef 150, 's-Gravenhage.
Boekennieuws
Het 75-jarig jubileum van zijn oude school, de Technische School voor Mode en Kleding te 's-Gravenhage, was voor Van der Steur aanleiding om een studie te maken van het vakonderwijs aan kleermakers. Wie zou daarvoor ook beter geschikt zijn dan hij, telg uit een geslacht dat nu al zes generaties kleermakers heeft opgeleverd? Het is een boeiend werkje geworden, doordat de auteur steeds de relatie weet te leggen met de veranderende maatschappelijke omstandigheden. Tot aan het opheffen van de gilden in 1811 was het opleiden van kleermakers in gildeverband uitstekend geregeld. Na 1811 verdwijnt dit systeem van gecontroleerde en gewaarborgde opleiding. Door het vervallen van dc gilderestricties ontstaan er nu grote kleermakersateliers, waar verschillende gespecialiseerde kleermakers werken. Op die grote ateliers konden leerlingen het vak leren door te rouleren langs de verschillende specialisten. Ook als leerling van een solitaire plattelandsklcermaker was een all-round opleiding mogelijk. Er was echter geen examensysteem meer. Omstreeks 1850 brachten de uitvinding van de naaimachine en het invoeren van de confectie grote veranderingen op gang, die de vakbekwaamheid en de arbeidsomstandigheden van de kleermakers ernstig verslechterden. De ateliers verdwenen, de kleermakers gingen thuis werken voor patroons zonder atelier die het werk verdeelden. Soms hadden ze leerjongens, die echter maar bitter weinig van hen konden leren maar wel erg hard moesten werken. Overigens kwamen de grote ateliers later, na 1910, weer terug, maar nu ten dienste van de confectie en grotendeels bevolkt door vrouwelijke werknemers. Omstreeks 1895 deed zich de noodzaak van een betere opleiding voelen, wat resulteerde in de oprichting van een aantal gesubsidieerde scholen. De werknemers brachten de bal aan het rollen, uiteindelijk waren het de patroons die de scholen wisten te realiseren. Praktijkles nam een voorname plaats in. De scholen kenden de nodige aanpassingen en ups en downs, tot in de jaren-60 en -70 een dieptepunt werd bereikt met het nagenoeg verdwijnen van de maatkleermakerij. Hoewel al eerder stappen in de richting van de confectie waren gedaan, werd in de jaren-70 het roer definitief omgegooid en een opleiding gecreëerd die een brede oriëntatie biedt op het hele textielvak. Meisjes deden ook nu pas op grote schaal hun intrede, al ontbraken ze voordien niet geheel en al. Dit boekje is een goede illustratie van het feit dat een situatie die we in een recent verleden aantref3 10
fen niet per definitie al heel oud hoeft te zijn. De maatschappij was in het verleden heel wat minder statisch dan het op een afstand soms lijkt. Een speciale vermelding verdienen nog de illustraties bij de eerste paragrafen, die met hun onderschriften een soort beeldverhaal vormen van het kleermakersbedrijf in vroeger eeuwen. Th. M . Wijntjes
Weimar Aug. J. M . Weimar, Het boek Weimar; een tekenend leven van tekeningen. 's-Hertogenbosch 1981. Uitgegeven door de samensteller. Prijs: f50 (niet in de boekhandel). In het Rotterdamse kunstleven opereert nu al ongeveer een halve eeuw lang een aantal schilders en tekenaars, geboren in de eerste decennia van deze eeuw, die hun onderwerpen voornamelijk in de topografie zoeken. Bekende namen zijn in djt verband Jan Burgerhout (overleden in 1981), Jan Goedhart, Charles Kemper, A d Kikkert en Ed van Zanden. Hun werk - voornamelijk aquarellen treft men aan in de topografische verzamelingen van verscheidene gemeentearchieven in het Westen van ons land. De meeste van deze artiesten kregen hun opleiding aan de Rotterdamse Academie van Beeldende Kunsten, waar docenten als D. Bautz, A. P. Derkzen van Angeren, J. G. Heijberg en H. E. Mees inspirerende leermeesters waren. Een van de oudere kunstenaars van deze generatie is August Weimar, in 1908 geboren te Rotterdam. Ook hij bezocht de Academie in zijn vaderstad, waar hij later, naast zijn beroep van leraar, het tekenen en schilderen beoefende. Tot 1967 bleef Weimar - met een korte onderbreking in de jarendertig - werkzaam in Rotterdam; in dat jaar verhuisde hij naar 's-Hertogenbosch, waar hij nu nog woont. In Het boek Weimar geeft de auteur een terugblik op en een verantwoording van zijn activiteiten als tekenaar gedurende ongeveer 50 jaar. Ruim 125 tekeningen van zijn hand zijn er in afgebeeld, elk vergezeld van een min of meer uitvoerig, soms wel eens wat te breedsprakig en niet altijd even zakelijk, commentaar. De afbeeldingen, uitstekend gereproduceerd en nauwkeurig gedateerd, worden in chronologische volgorde gepresenteerd. Hoewel
Boekennieuws
1. Het Papendrechtseveer in Dordrecht, 1949. Contétekening. Eigendom Dienst Verspreide Rijkscollecties, 's-Gravenhage. Boek Weimar afbeelding 55. we uit dit boek heel wat over W e i m a r s belevenis-
beelding van een uit de w e r k e l i j k h e i d gelicht
sen en opvattingen te weten k o m e n , geeft het een
object. Het academische, hem tijdens zijn o p l e i -
te o n v o l l e d i g beeld van zijn leven o m het een
d i n g bijgebracht en ook zijn eigen preciesheid ziet
autobiografie te k u n n e n n o e m e n . Z i j n werk als
hij hierbij als b e l e m m e r e n d .
schilder, eerst w e r k e n d i n impressionistische, later
T o c h w i l W e i m a r z i c h niet helemaal onttrekken
in expressionistische trant, blijft bijvoorbeeld
aan de sfeer w a a r i n hij tot beeldend kunstenaar is
geheel buiten beschouwing, evenals zijn activitei-
opgeleid. Z i j n academieleraar Heijberg bracht
ten als leraar.
h e m bij dat tekenen een methode is o m te leren
V r i j w e l alle afgebeelde tekeningen zijn gemaakt i n W e i m a r s favoriete materialen, conté en houtskool.
Siberisch
D e onderwerpen zijn te rangschikken
waarnemen. D i t tekenen moet heel precies gebeuren; Heijberg v o n d schetsen 'zo m a a r wat k n o e i e n ' , W e i m a r toont z i c h i n zijn boek in dc
in de c a t e g o r i e ë n topografie en menselijke figuren.
eerste plaats een waarnemer, vaak schetsend, m a a r
In de begeleidende k o m m e n t a r e n is W e i m a r
heel dikwijls ook werkend volgens de regels van
voortdurend i n discussie met zichzelf. Bij de
Heijberg. Verscheidene van de aldus ontstane
beoordeling van zijn werk toont hij een duidelijke
meer uitgewerkte tekeningen w o r d e n met enige
v o o r k e u r v o o r het vrije lijnenspel, dat v o o r a l in
verontschuldigingen gepresenteerd. M i s s c h i e n
zijn figuurschetsen, m a a r o o k i n een aantal stads-
begrijpelijk v o o r een kunstenaar die z i c h als i m -
gezichten en landschappen tot u i t d r u k k i n g k o m t .
pressionist en later als expressionist beschouwde
H i e r b i j laat de kunstenaar, zoals hij herhaaldelijk
en die b o v e n d i e n leefde i n een periode waarin dc
zegt, het stukje zwart krijt zelf het werk doen. i n
figuratieve kunst duidelijk i n dc verdediging werd
de h o o p d a l er iets op het papier k o m t dat v o o r dc
gedrongen.
beschouwer w a a r d e v o l l e r is dan alleen m a a r de af-
Het is i n wezen dezelfde discussie die i n het ver-
31 1
Boekennieuws
2. Het stadshuis te Schiedam, 1954. Contétekening. Boek Weimar afbeelding 92.
wervingsbeleid van de hedendaagse topografische atlassen nog altijd een rol speelt. Moet de in onze tijd gemaakte tekening een zo objectief mogelijke weergave van een dorps-, een stadsgezicht of een landschap geven, öf is juist de subjectieve visie van de kunstenaar de rechtvaardigiging van het blijven aankopen van tekeningen naast bijvoorbeeld foto's? Naar mijn mening het laatste, wat niet wegneemt dat voor een topografische verzameling enige exactheid in de weergave van de zichtbare werkelijkheid vereist blijft. De subjectieve bijdrage van de artist zit dan in de keuze van het onderwerp, het isoleren van het object of juist het nadrukkelijk plaatsen ervan in zijn omgeving, het weglaten of accentueren van bepaalde details, de sto flage van een stadsgezicht of landschap, het materiaal enzovoort. Wie Weimars bespiegelingen volgt en meekijkt naar zijn tekeningen kan veel leren over de werkwijze van de kunstenaar, hoe hij zijn onderwerp kiest en het resultaat toetst aan de maatstaven die hij, dikwijls tientallen jaren later, ontwikkeld heeft. Verscheidene keren noemt Weimar zichzelf een jager, op zoek naar een beeld dat hem treft. De essentie daarvan tracht hij vast te leggen, soms in grote lijnen, zoals in de hierbij afgebeelde tekening 312
van het Papendrechtseveer in Dordrecht, soms meer uitgewerkt. Een met veel krulwerk opgesmukte smeedijzeren lantaren kan de tekenaar dwingen ook de rest van het object gedetailleerd weer te geven, waardoor hij, ongewild, een geromantiseerd, maar daardoor goed verkoopbaar plaatje maakt. Een andere keer drijft de wens om in het atelier een schilderij van het onderwerp te maken hem ertoe zoveel details vast te leggen dat de tekening op de inventarisatie van een niet door hogere idealen bezielde kruidenier lijkt. De afgebeelde contétekening van het Schiedamse stadhuis wordt door Weimar beoordeeld als meer plaatsbeschrijvend dan artistiek. Zijn eigen visie vindt hij hier slechts terug in de spelende kinderen, die het anders wat doodse stadsgezicht moeten opvrolijken. Doordat de voorstelling ongewild hoofdzaak is geworden zullen velen voor dit oude stadsbeeld toch waardering kunnen hebben, denkt Weimar. Dit laatste zullen de bekijkers van Het boek Weimar zeker meer malen ervaren. De zwerftochten van Weimar leverden, met name van Rotterdam, Schiedam, de omgeving van Zevenbergen en tal van plaatsen in Frankrijk een groot aantal boeiende topografische afbeeldingen op. Veel tekeningen maakte Weimar ook in de omgeving
Boekennieuws
v a n zijn atelier aan de Essendijk, even buiten
Een tekenaar uit de Maasstad
R o t t e r d a m . D o o r de stadsuitbreidingen van de laatste decennia is hier veel veranderd, w a a r d o o r
M . E. Deelen, A . M . Meyerman, M . C . P l o m p .
deze tekeningen n u al een grote historisch-
P . R a t s m a , Dirk Langendijk
documentaire waarde hebben.
tussen kruitdamp
(1748-1805),
en vaderlands
tekenaar
gevoel. Rotter-
d a m 1982, uitgave Stichting Historische P u b l i c a V o o r belangstellenden - en ik hoop dat dit er velen zijn - is Het boek Weimar
ties R o t e r o d a m u m , 111 b l z . Prijs: f 5 0 .
verkrijgbaar op de
volgende adressen:
De R o t t e r d a m m e r D i r k Langendijk (1748-1805)
Amsterdam, Bond Heemschut, Nieuwezijds K o l k
genoot in zijn lijd bekendheid als v irtuoos tekenaar
28; 's-Hertogenbosch, B i b l i o t h e e k en P r e n t e n k a b i -
van krijgstaferelen. Z i j n oorlogsseries waren geliefd
net v a n het P r o v i n c i a a l G e n o o t s c h a p . Sint-
bij verzamelaars. Hij heeft een omvangrijk oeuv re
Josephstraat 1; R o t t e r d a m , A r c h i e f w i n k e l , C o o l -
nagelaten van fijn-gedetailleerde tekeningen, voor-
singel 89.
stellende ruitergevechten, legerplaatsen en troepenbewegingen in weidse landschappen. H o e w e l
P. R a t s m a
hij niet zelden de 17de eeuwse landschapsschilder N i c o l a c s B e r c h e m en diens tijdgenoot P h i l i p s W o u w e r m a n imiteerde, plaatste hij h u n thema's o p originele wijze m eeen eigen, laat-18de eeuwse, context. S o m m i g e van zijn interieurs en militaire
Lierse bronnen
s c è n e s doen denken aan soortgelijk werk van C o r nehs Troost (1696-1750).
K . F . van D i j k (ed.), Lierse bronnen: d l . 1. D e
In een deel van zijn werk treilen wc ook de sfeer
rekeningen van kerkmeesters, 1600-1625, d l . 2,
aan van het 18de eeuwse V e r l i c h t e vernieuwings-
D e rekeningen van de heilige geestmeesters,
streven. D i t blijkt uit zijn afbeeldingen van stoom-
1577-1624. D e L i e r 1982, W e r k g r o e p O u d - D e
gemalen, ballonvaarten en de uitdeling van voed-
L i e r . Prijs: f 2 5 , te bestellen bij K . F . van D i j k , D e
zame soep aan de a r m e n r o n d 1801. D i t laatste
L i e r , girorekening 15931 1 (ook afzonderlijk lever-
motief v i n d e n we eveneens terug bij de Haarlemse
baar).
schilder en tekenaar W y b r a n d H e n d r i k s (1744-1831).
D e zeer actieve werkgroep O u d - D e L i e r is begon-
In dit uitstekend gedocumenteerde boek wordt veel
nen met de uitgave v a n een nieuwe serie Lierse
moeite gedaan o m uit een k l e i n gedeelte van L a n -
bronnen.
gendijks oeuvre diens politieke gezindheid af te
K . F . v a n D i j k heeft daarvoor de eerste
twee delen bewerkt, die de rekeningen van v ó ó r
leiden. Z e l f v i n d ik dit van secundair belang. U i t
1626 van de kerk en heilige geestmeesters betref-
enkele tekeningen van episoden uit de Patriotse
fen. H i j schreef o o k een korte i n l e i d i n g , met daar-
woelingen te R o t t e r d a m in 1781. 1784 en vooral
i n o.a. de spectaculaire v e r m e l d i n g van d r u i v e n -
I 787 blijkt dat onze tekenaar in die jaren een uitge-
teelt i n D e L i e r i n 1600, dus veel eerder dan m e n
sproken hekel had aan Oranjeklanten, maar dat w i l
traditioneel aanneemt. V a n D i j k geeft i n de b r o n -
nog niet zeggen dat hij zonder meer bij het Patriot-
n e n p u b l i k a t i e een bijna letterlijke weergave van
se k a m p kan worden ingelijfd. Z i j n afstandelijke
de posten die v o o r a l bij de heilige geest erg.talrijk
s y m p a t h i e ë n in die richting lijken weinig anders te
zijn. V o o r b e e l d i g e registers o p v o o r - en achter-
zijn dan een opportunistische navolging van de ge-
n a m e n , evenals op t o p o n i e m e n , zaken en
z i n d h e i d v an zijn Rotterdamse broodheren, de
beroepen zijn i n beide deeltjes opgenomen.
maecenassen G e r r i t van der P o l van G r o e n e v e l d en
Het is d a a r o m een uitgave die niet alleen v o o r ge-
G e r r i t van der Pais. Tenslotte werkte een tekenaar
nealogen van belang is, m a a r ook v o o r andere
destijds meestal op bestelling en dan gold het
g e ï n t e r e s s e e r d e n i n het verleden van H o l l a n d s e
w o o r d "Wiens b r o o d men eet, diens w o o r d m e n
dorpen.
spreekt'.
D . J. N o o r d a m
krijgstafereel verdient v o o r a l de aandacht als de
D i r k Langendijk als beoefenaar van het genre illustrator van de -vergeten o o r l o g ' van 1799. D i t betrof de Engels-Russische l a n d i n g bij C a l l a n l s o o g op 27 augustus van dat jaar, gevolgd d o o r dc ge-
3I3
Boekennieuws
vechten bij Bergen (19 september) en de slag bij
Z o o o k i n D o r d r e c h t , waar m e n i n 1853 een aan-
C a s t r i c u m o p 6 oktober 1799. Het waren m i l i t a i r e
tal grachten dempte en i n 1866 besloot tot de aan-
ondernemingen waarbij i n totaal rond 65.000 man
leg van een riolering. O o k hier k w a m de d r i n k -
Bataafse, Franse, Engelse en Russische soldaten
w a t e r v o o r z i e n i n g pas als laatste aan de orde.
waren betrokken, evenveel als de gehele t o e n m a -
B o v e n d i e n is de auteur nagegaan o f bij politieke
lige b e v o l k i n g van het N o o r d e r k w a r t i e r . D i r k en
v e r h o u d i n g e n i n D o r d r e c h t de gezondheidszorg i n
zijn z o o n en navolger in het m i l i t a i r e genre. Jan
het geding was. Bij keuze van kandidaten bleek dit
A n t h o n i e (1780-1818), hebben zelf geen gevechten
geen enkele rol te spelen.
bijgewoond als ooggetuige, want hun paspoort
H e t k l i n k t vrij treurig, temeer als men bedenkt dat
dateert van 15 n o v e m b e r 1799 en toen waren de
C . L . B l u m e s ' boekje, dat in 1832 verscheen, aan
krijgshandelingen al afgelopen. W e l hebben beiden
vrijwel alle gemeenten i n N e d e r l a n d is toege-
het strijdtoneel bezocht en het vertrek gadegeslagen
stuurd, ter attentie van de plaatselijke C o m m i s s i e
van de Engelse en Russiche troepen uit D e n H e l -
van T o e v o o r z i c h t . In dat boekje staan 'de v r u c h -
der, e i n d n o v e m b e r 1 799. V e l e schetsjes d o o r D i r k
ten zijner o n d e r v i n d i n g ' i n het afweren en genezen
van de buitenlandse soldaten zijn vermoedelijk
der cholera. D i t 'afweren', zo betuigde B l u m e ,
naar het leven gemaakt, maar de tekeningen zelf
berustte op het k o k e n van het drinkwater. In
werden steeds a c h t e r a f i n het atelier vervaardigd.
m e n i n g gemeentearchief ligt dit boekje nog o n -
Waarschijnlijk heeft L . C h r . V o n k , van 1 799 tot
opengesneden.
1802 secretaris van het Departementaal Bestuur
D e v e r k l a r i n g van dit d r a m a is te v i n d e n i n de
van T e x e l , aan Langendijk de opdracht verstrekt
medisch-historische literatuur over deze periode.
tot het m a k e n van een soort beeldverslag. V o n k gaf
O n z e auteur heeft z i c h echter allereerst verdiept i n
in 1801 -02 bij de H a a r l e m s e uitgever F. B o h n een
het plaatselijke archief, waaruit hij o.a. op b o e i e n -
tweedelig en g e ï l l u s t r e e r d werk over de landing en
de wijze de p r o b l e m a t i e k van de r i o l e r i n g heeft be-
krijgsbedrijven van 1799 in het licht, w a a r i n gravu-
schreven. D e maatregelen die de plaatselijke
res v o o r k o m e n naar Langendijks tekeningen.
Commissie
D e teksten van de vier auteurs zijn goed en met
schreef waren leefregels, die berustten op het
veel deskundigheid geschreven. De wijze waarop
medisch i n z i c h t i n de verspreiding van epide-
van Geneeskundig
Toevoorzigt
voor-
de talrijke illustraties zijn afgedrukt, alsook de ge-
m i e ë n , leefregels die i n feite reeds dateren uit de
hele boekverzorging, n o e m ik zonder aarzeling
Salernitaanse school (elfde eeuw), m a a r die aan
voortreffelijk. T e betreuren is alleen, dat in dit
het einde van de achttiende eeuw weer i n de
werk geen enkele atbeeldmg in k l e u r is o p g e n o m e n ;
belangstelling k w a m e n . D i t moge ons thans w e i n i g
was dit wel geschied, dan zouden we D i r k L a n g e n -
effectief v o o r k o m e n , maar de strijd
dijks oeuvre nog beter naar waarde k u n n e n
miasma
schatten.
den geen andere preventieve maatregelen ter
contagium-
was nog i n v o l l e gang, en de artsen had-
beschikking. W . M . Zappey
Ongetwijfeld is het boekje een bijdrage tot onze kennis van de cholerabestrijding i n de negentiende eeuw. Z o a l s gezegd, de archieven liggen v o l dossiers. E e n overzicht over de cholerabestrijding in
Cholera in Dordrecht
N e d e r l a n d , maar dan i n s a m e n w e r k i n g met een medisch-historisch instituut, lijkt een m o o i pro-
J . A . S. M . O l v e r s , Cholera en Gemeentebeleid Dordrecht
in de negentiende
in
eeuw: 1982 ( G e m e e n -
telijke A r c h i e f d i e n s t D o r d r e c h t ) Prijs: f 8 .
ject, waar veel werk v o o r verzet z o u moeten worden m a a r waaruit ongetwijfeld belangwekkende gegevens uit voort z o u d e n k o m e n . M i s s c h i e n k a n dit boekje van Drs. J . A . S. M . O l v e r s een aan-
C h o l e r a - e p i d e m i e ë n hebben i n de l o o p van de
moediging zijn!
negentiende eeuw n a d r u k k e l i j k i n v l o e d uitgeoefend o p het gemeentebeleid i n z a k e de gezondheidszorg en de openbare h y g i ë n e . In vrijwel alle archieven van Nederlandse steden zijn dossiers over dit onderwerp te v i n d e n . Steeds weer herhalen de patronen van bestrijding z i c h , zij het langs andere wegen en o p een andere tijdstip.
314
A . M . Luyendijk-Elshout
Kort nieuws
Werkgroep strafrechtsgeschiedenis
Het voetverenkaartspel
De actieve werkgroep strafrechtsgeschiedenis, waarin o.a. sociaal-historici, juristen, criminologen, archivarissen en amateur-historici samenwerken, bestond kort geleden tien jaar. Ter gelegenheid van dit tweede lustrum verscheen een verslag van de werkzaamheden in deze tien jaar. Belangrijk zijn de voordrachten die meerdere malen per jaar werden gehouden en het onderzoeksproject SRJ8, een afkorting van Strafrecht 18de eeuw. In dit project wordt door een aantal leden van de groep een analyse gemaakt van vonnissen die voor enkele rechtbanken, verspreid over de hele Republiek, in die eeuw zijn geveld. Er is een publikatie van de onderzoeksresultaten gepland, waarin vijf onderdelen centraal zullen staan: het criminaliteitspatroon, de crimineel, de strafrechtprocedure, de straffen en de ideeën over strafrecht en weerslag ervan in de praktijk.
Voetveren (pontjes) zijn karakteristiek voor ons waterrijke land. Toch zijn er de laatste decennia heel wat pontjes opgeheven. Tot voor kort vormden de gebruikers van pontjes geen duidelijk herkenbare, aaneengesloten groep. Zij wonen overal en zijn onder alle bevolkingsgroepen te vinden. Daardoor zijn ze moeilijk te mobiliseren om hun gemeenschappelijk belang - de pont - te verdedigen. De Vereniging Vrienden van de Voetveren wil daar verandering in brengen. Zij wil de nog bestaande pontjes in de vaart houden en bevorderen, dat opgeheven pontjes terug komen. De vereniging heeft onlangs het voetverenkaartspel uitgebracht. Het kaartspel is tevens een losbladig informatieboekje, dat foto's en de belangrijkste gegevens van de 44 voetgangerspontjes die Nederland nog rijk is, bevat. Om aan de 52 spelkaarten te komen, zijn er nog vier kleine autoponten gefotografeerd, één grote, maar belangrijke autopont, die met opheffing wordt bedreigd en drie plekjes, waar ooit een pontje voer en waar een nieuwe veerdienst een belangrijke aanwinst zou betekenen. Zij die het kaartspel willen bestellen kunnen dit doen door de somma van f7,50 met de portokosten over te maken op girorekening nr. 5265803 t.n.v. de Vereniging Vrienden van de Voetveren, Stadhouderslaan 299 te Ridderkerk. Het lidmaatschap van de vereniging kost f 10 per jaar, te storten op dezelfde girorekening.
Het verslag is te verkrijgen door f5 over te maken op postgiro 2798654 t.n.v. Sjoerd Faber, Secretaris werkgroep strafrechtsgescheidenis, Postbus 7161, 1007 M C Amsterdam.
Werkgroep dokumentatie handmcrken
De laatste jaren is in Nederland meer belangstelling gegroeid voor de zogenaamde hand- of huismerken. In 1982 is dan ook een Werkgroep Dokumentatie Handmcrken opgericht. In oktober 1982 heeft de W.D.H. zich met een mededeling . gericht tot al diegenen die hiervoor belangstelling zouden kunnen hebben. Een standaard registratieformulier, dat door de Werkgroep werd ontworpen, is in enkele duizenden exemplaren toegezonden aan degenen die toezegden medewerking te willen verlenen. Zo langzamerhand beginnen de ingevulde formulieren bij het secretariaat binnen te druppelen. Inmiddels geeft de werkgroep ook een mededelingenblad uit. In het oktobernummer van dit blad vinden wij achtereenvolgens behandeld: de geschiedenis en doelstellingen van de werkgroep, de reacties op de oproep van oktober 1982, een literatuuroverzicht, het beeldmerk van de werkgroep en enige sprekende merken uit de Collectie Bijl. Het contactadres van de W.D.H. is: M . A. Struijs, p/a Gemeentelijke Archiefdienst, Plein Emaus 5, 3135 JN Vlaardingen, tel. 010-342972. 315
Nadere inlichtingen inzake de vereniging kunnen worden verkregen op bovengenoemd adres, tel. 01804-13304.
'Die Haghe'
Het secretariaat van de historische vereniging Die Haghe is van adres veranderd. Het nieuwe adres is: Galvanistraat 95, 2517 RB 's-Gravenhage, tel. 070-648904 (om 16.30 uur), 070-633260 (om 19.30 uur).
Inhoud van de 15de jaargang
Artikelen
J. E. J. Geselschap Drie Noordhollandse amateurfotografen van het eerste uur
24-27
J. W. Heringa Van zelfstandig collecteur tot ambtenaar Problemen rond de belastingdienst in Holland, 1750-1760
81-101
M . W. Heslinga Oude en nieuwe denkbeelden over de waterstaatkundige geschiedenis van Holland
121-128
L. W. Hordijk Jhr. L. F. Teixeira de Mattos
159-163
H. L. Houtzager Hugo de Groot en de dokter
76-80
H. van der Linden S. J. Fockema Andreae
174-184
R. I. A. Nip Bengaert Say, een 15de eeuws ambtenaar
65-75
H. Noordegraaf De Christelijk-Democratische Unie in Schiedam Ellen Palmboom Lokale en regionale tijdschriften in Holland J. H . Rombach De Hollandse tuin Bij het nieuwe omslag van Holland
28-39
249-252
3-5
H, Schoorl Rutger Paludanus
129-136
H. Schoorl Jacob Westenberg
164-173
Eddy Smink Vondsten van bedrijfsaardewerk uit de Haarlemmertrekvaart van loodwitmolen De Star. Een beknopte geschiedenis van de loodwitindustrie
40-51
3I6
Annie Stolp Onderzoeker J. DeC. P. Moprichting . Ramaer Toebakmet vanpolsstok de stedelijke en waterlaarzen gasfabriek te Leiden
145-158,6-23 247