FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu
Hoge Gezondheidsraad Zelfbestuursstraat 4 B-1070 BRUSSEL
Advies van de Hoge Gezondheidsraad met betrekking tot het ontwerpbesluit met regels tot vaststelling van de criteria en de procedure tot het bekomen van een typegoedkeuring voor rookmelders die radioactieve stoffen bevatten (HGR 8100/2 – Uitgebracht en goedgekeurd op 11 juli 2005 door de werkgroep “Rookmelders 2005” en gevalideerd door het Overgangscollege op 13 juli 2005)
Een tijdige alarmering van brand door rookmelders kan vele mensenlevens redden. Momenteel zijn voornamelijk twee types rookmelders op de markt te vinden: optische en ionisatierookmelders. De ionisatierookmelders bevatten radioactieve bronnen in het bijzonder 241 Am, een langlevende alfastraler, en in het verleden ook 226Ra. Overeenkomstig artikel 3.1.d)2 van het Koninklijk Besluit van 20 juli 2001 houdende algemeen reglement op de bescherming van de bevolking, van de werknemers en het leefmilieu tegen het gevaar van de ioniserende stralingen (ARBIS) worden dergelijke toestellen vrijgesteld van een vergunningsplicht wanneer de hoeveelheid radioactiviteit een bepaalde vrijstellingslimiet niet overschrijdt. Ondanks de vele inspanningen om de radioactiviteit van dergelijke rookmelders te minimaliseren, blijft ze in de meeste rookmelders hoger dan de vrijstellingslimiet van 241 Am. Ionisatierookmelders die deze grenswaarde overschrijden kunnen eveneens worden vrijgesteld van vergunning als ze van een type zijn dat door het Federaal Agentschap voor Nucleaire Controle (FANC) werd goedgekeurd en op 0.1 m van de buitenzijde geen dosisdebiet van meer dan 1 µSv/h veroorzaken. In dat geval is de vrijstelling evenwel afhankelijk van een typegoedkeuring. Hierbij dient het FANC, volgens het artikel 65.3 van het ARBIS, het advies van de Hoge Gezondheidsraad (HGR) te vragen voor elke vergunningsaanvraag voor het gebruik van radioactieve stoffen in uitrustingen die bestemd zijn voor de bescherming van personen. Op vraag van het FANC, formuleert de HGR volgend advies met betrekking tot het ontwerpbesluit van 11 april 2005 met regels tot vaststelling van de criteria en de procedure tot het bekomen van een typegoedkeuring voor rookmelders die radioactieve stoffen bevatten.
1. Advies van de HGR met betrekking tot ionisatierookmelders van 13 juni 2003 (nr. 7787) In 2003 heeft het FANC aan de HGR advies gevraagd over het uitstippelen van een gefundeerde strategie en aanpak met betrekking tot het gebruik en verwijdering van ionisatierookmelders. De voor- en nadelen van optische en ionisatierookmelders en de aspecten van brandveiligheid en milieubescherming werden hierbij afgewogen. De HGR stelt dat, in het algemeen, rekening dient te worden gehouden met dit vorig advies waarvan de belangrijkste punten zijn: • Het gebruik van rookmelders ter bescherming van personen tegen de gevaren van brand is zeer nuttig en moet aangemoedigd en veralgemeend worden. • Voor huishoudelijke toepassingen dient een uitdovingsbeleid voor het gebruik van ionisatierookmelders te worden gevoerd, gekoppeld aan het stimuleren van het gebruik van optische rookmelders. Documentnaam: Contactpersoon: E-mail: Tel.: Fax:
http://www.health.fgov.be/CSH_HGR/
•
• • •
Het verdient aanbeveling de ionisatierookmelders selectief in te zamelen met als eindbestemming de Nationale Instelling voor Radioactief Afval en Verrijkte Splijtstoffen (NIRAS). Deze inzameling dient te gebeuren via containerparken en/of via een uitbreiding van de “recupelregeling” (“de vervuiler betaalt”). Een duidelijke etikettering van de toestellen en een duidelijke gebruiksaanwijzing voor de gebruiker dienen te worden voorzien. De afvoervoorwaarden moeten vastgelegd worden en dienen te worden gekoppeld aan de goedkeuring van types van ionisatierookmelders. De traceerbaarheid van de afvoer, m.a.w. het in kaart brengen van de radioactiviteitsstromen, dient bijzondere aandacht te krijgen.
2. Het gevolg, gegeven door het FANC, aan het advies van de HGR met betrekking tot ionisatierookmelders van 13 juni 2003 (nr. 7787) Op uitdrukkelijke vraag van de HGR heeft het FANC een samenvatting van het vervolg dat het heeft gegeven aan dit eerder advies gevoegd bij de adviesvraag (bijlage 1). Dit document werd doorgenomen en volgende vaststellingen en/of opmerkingen werden geformuleerd: • De HGR is verheugd te zien dat men ingaat op het eerder voorstel om een selectieve inzameling van de ionisatierookmelders te organiseren en een afvoer via NIRAS te voorzien. Het voorgestelde systeem is laagdrempelig, zowel wat betreft de toegang van de particulier (containerparken) als wat betreft de “vergunningsvrijstellingen” voor de verschillende partners (inzamelopslag, vervoer naar verwerker,...). Het spreekt voor zich dat de verwerker (ontmanteling van de rookmelders) onderworpen is aan de vergunningsplicht volgens het ARBIS. De HGR merkt echter op dat het aspect “Evaluatie” ontbreekt in het voorgestelde inzamelings- en verwijderingsscenario. • Het feit dat het FANC reeds verregaande contacten heeft gelegd met de Openbare Afvalstoffenmaatschappij voor het Vlaamse Gewest (OVAM), maar nog niet met de andere gewesten vormt een hinderpaal voor de huidige advisering van de HGR. • Omdat de financieringsproblematiek de sluitsteen is voor de doelmatige werking van de inzameloptie, adviseert de HGR deze dringend op te nemen in het overleg tussen het FANC en de gewesten. NIRAS dient duidelijk bij dit overleg te worden betrokken. Als voorbeeld zou men de “recupel-techniek” voor de nieuwe toestellen kunnen invoeren. Als het uitdovingsbeleid eenmaal zijn uitvoering kent, zullen er echter minder nieuwe toestellen op de markt komen en dient men zeker een financieringsoplossing te vinden voor de toestellen die zich nu reeds op de markt bevinden en ook in het selectieve ophalingsscenario zullen worden verzameld. De HGR adviseert dus deze overeenkomsten snel te finaliseren. • De HGR stelt vast dat het FANC geen aandacht heeft besteed aan de traceerbaarheid (nl. het in kaart brengen van de verschillende stromen : invoer, ‘diffuse’ invoer via distributie, afvoer, verwerking door NIRAS,...), zoals geadviseerd in het eerder advies van de HGR. In dit kader wordt ook opgemerkt dat het FANC geen initiatieven genomen heeft of voorstellen doet om deze problematiek op te volgen. De HGR adviseert gebruik te maken van de eventuele “bijzondere voorwaarden” in het goedkeuringscertificaat om aan de houder op te leggen jaarlijks melding te maken aan het FANC en NIRAS van het aantal op de markt gebrachte toestellen. Samen met gegevens van NIRAS rond het aantal afgevoerde rookmelders moeten deze meldingen het FANC in staat stellen het “succes” van het (uitdovings)beleid te evalueren.
•
De HGR stelt tevens vast dat het FANC in zijn gevolg aan het eerder advies geen gegevens heeft opgenomen betreffende eventuele Europese initiatieven terzake.
Vervolgens wijst de HGR op volgende nieuwe elementen binnen deze problematiek: • Vanaf 1 juli 2005 wordt de installatie van een niet-ionische rookmelder verplicht in alle huurpanden in het Brussel Hoofdstedelijk Gewest. Voor de bestaande rookmelders wordt een overgangsmaatregel tot 1 januari 2010 voorzien (Ministrieel Besluit van 15 april 2004). In een besluit van de Waalse regering van 21 oktober 2004 wordt de installatie van een optische rookmelder verplicht in elk type woning in heel Wallonië. In een decreet van 1 mei 2004 (er zijn echter nog geen uitvoeringsbesluiten) worden de Vlaamse gemeenten belast met de plaatsing van minstens één rookmelder per woning. Dit decreet is gebaseerd op een initiatief van de gemeente Oostende die één optische rookmelder aanbiedt en plaatst in woningen van de eigen inwoners. Op 2 jaar tijd is op deze manier reeds 10 % van de woningen voorzien van een optische rookmelder. Deze verschillende initiatieven van de gewesten geven de facto vorm aan het door de HGR in een eerder advies aan het FANC voorgesteld uitdovingsbeleid en het stimuleren van het installeren van optische rookmelders in woningen. • Het verzamelen van rookmelders met 241Am kan een risico inhouden voor terroristisch misbruik die bij het bepalen van een typegoedkeuring in acht dient genomen te worden. Een dergelijke aanzet tot het misbruik van deze bronnen werd recent ontdekt in London. • In het gevolg aan het eerder advies van de HGR beschrijft het FANC gedetailleerd hoe de ophaling en het transport van de selectief ingezamelde rookmelders in de containerparken naar de eigenlijke verwerkers dient te gebeuren. Onder andere wordt voorgesteld om de rookmelders in te zamelen in plastieken zakken in plastieken vaten (60 l) in de containerparken. Voor het eigenlijke vervoer zouden de plastieken zakken worden overgeheveld naar metalen 200 l vaten. Men kan een besmettingsrisico niet uitsluiten omdat de rookmelders eventueel beschadigd binnen gebracht kunnen worden in de containerparken. De nodige aandacht dient dus te worden besteed aan het vermijden van eventuele restbesmettingen in de plastieken vaten. De HGR adviseert daarom om geen extra manipulatie van de plastieken zakken uit te voeren en de plastieken vaten als zodanig naar de verwerker te sturen.
3. Vaststellingen bij adviesaanvraag van het FANC inzake het ontwerpbesluit van 11 april 2005 met regels tot vaststelling van de criteria en de procedure tot het bekomen van een typegoedkeuring voor rookmelders die radioactieve stoffen bevatten • Algemene vaststellingen o Aangezien het voorgelegde ontwerpbesluit enkel van toepassing is op ionisatierookmelders die aan welbepaalde criteria zullen moeten voldoen, en het feit dat het gaat om het afleveren van type-goedkeuringscertificaten, vraagt het FANC om een “globaal” advies met betrekking tot alle toekomstige aanvraagdossiers tot het bekomen van een type-goedkeuringscertificaat. Er wordt opgemerkt dat er geen “globaal” advies kan worden verstrekt voor verschillende types ionisatierookmelders. Met name wordt gesteld dat de “scope” van het advies van de HGR beperkt is tot ionisatierookmelders voor huishoudelijk gebruik, uitgerust met een 241Am-bron van maximaal 40 kBq. Voor ionisatierookmelders, uitgerust met andere radionucliden en/of een hogere activiteitswaarde van de bron en voor ander gebruik, dient een andere typegoedkeuring en procedure opgesteld te worden en een nieuw advies van de HGR worden gevraagd.
o De HGR stelt vast dat de onderhandelingen betreffende het voorgestelde inzamelingsen verwijderscenario met het Brussels Hoofdstedelijk en Waals Gewest nog niet zijn afgehandeld. Eveneens dienen de gesprekken over de financiering van deze procedure nog afgerond te worden met de drie gewesten. Tenslotte wordt er opgemerkt dat het voorgestelde systeem uitsluitend de afvoerprocedure behandelt. De HGR wenst dan ook te onderlijnen dat onderhavig advies slechts betrekking heeft op het voorgelegde document. •
Specifieke vaststellingen bij het voorstel van ontwerpbesluit van 11 april 2005 met regels tot vaststelling van de criteria en de procedure tot het bekomen van een typegoedkeuring voor rookmelders die radioactieve stoffen bevatten ( bijlage 2): o Om verwarring te vermijden tussen de verschillende types van rookmelders (optisch, ionisatie), wordt er voorgesteld de term “ionisatierookmelder” in de titel en in gans te tekst op een uniforme wijze te gebruiken. o In de aanhef van het ontwerpbesluit op pagina 1, zou de term “degelijke” in de zin “Overwegende dat rookmelders als een degelijke uitrusting...” dienen te worden gewijzigd in “verantwoorde”, in overeenstemming met ons eerder advies. o Artikel 1 van het ontwerpbesluit zou dienen te worden vervolledigd met de term “voor zover ze de voorwaarden zoals vermeld in artikel 3 volgen”’. o Bij de definitie van de ionisatierookmelder, weergegeven in artikel 2, zou de tekst na het woord “radioactieve stof” moeten worden geschrapt. De HGR stelt voor de houder van een goedkeuringscertificaat te definiëren als de persoon aan wie een goedkeuringscertificaat werd toegekend of degene aan wie een goedkeuringscertificaat werd overgedragen. De term KGA zou moeten worden gedefiniëerd in de definitie van de “Inleverings- en verzamelsystemen”. o In paragraaf 2.2 van het artikel 4 zou de term “bestemming van het toestel” dienen te worden veranderd in “toepassingsgebied van het toestel”. De HGR oppert dat de aanvrager zou moeten opgelegd worden om, in de inlichtingen nodig tot de beoordeling van het specifieke nut van het toestel, uitdrukkelijk te argumenteren waarom de ionisatierookmelder op de markt wordt gebracht in het bijzonder voor gebruik in woningen en verdeling via de kleinhandel. o De verschillende vermeldingen waarvan sprake in paragraaf 2.9 van het artikel 4 worden niet noodzakelijk vermeld op een etiket. Enkel de plaats waar de verschillende vermeldingen worden aangebracht dient te worden aangeduid. o De HGR stelt voor dat aan de houder wordt gevraagd welke (financiële) inspanning hij doet om het voorgestelde selectieve inzamelproces, de ontmanteling van de toestellen en de afvoer van de radioactieve bronnen via NIRAS te kunnen financieren (bv. heffing per toestel) (artikel 4). Er dient uiteraard ook gekeken te worden naar een overgangsmechanisme voor de reeds op de markt zijnde toestellen (zie ook de opmerkingen, weergegeven in punt 2 van het advies). o Het is niet duidelijk weergegeven in artikel 5 wat de termijn wordt indien het FANC motiveert waarom een antwoord uitblijft. We adviseren om bij een gemotiveerd uitblijven van een antwoord van het FANC de termijn te verlengen met een volgende periode van 3 maand. Ook dient men een beroepsmogelijkheid voor de aanvrager te voorzien bij negatief besluit van het FANC. o De HGR adviseert dat het goedkeuringscertificaat geldig is voor een beperkte termijn (paragraaf 2 van artikel 6). Alleen op deze wijze kan men een uitdovingsbeleid gestalte geven. Omdat er uiteraard reeds ionisatierookmelders van een goedgekeurd type op de markt zijn waar het certificaat geldig is voor onbepaalde duur, adviseert de
o
o o o
o
HGR om een overgangsregeling te voorzien om ook deze goedkeurigscertificaten te herbekijken in het licht van de nieuwe criteria en een beperkte geldigheidstermijn te geven. De HGR adviseert dat het FANC de houders van deze certificaten aanschrijft met de vraag een hernieuwde aanvraag tot type goedkeuring te willen indienen. De vermelde gegevens en symbolen onder paragraaf 2.9 van artikel 4 zouden op een “duidelijke en blijvende” manier op de toestellen dienen te worden aangebracht (paragraaf 2 van artikel 7). De term ‘stedelijk afval’, weergegeven in paragraaf 4 van artikel 7, dient te worden verandert in ‘huishoudelijk afval’. Het overgedragen certificaat is slechts opnieuw geldig na bekendmaking aan het FANC (artikel 8). De HGR adviseert een artikel toe te voegen dat betrekking heeft op de traceerbaarheid. Om toe te laten de verschillende stromen (oa. invoer, verdeling op de Belgische markt, afvoer naar NIRAS, ...) in kaart te brengen dient aan de houder van het goedkeuringscertificaat te worden gevraagd om jaarlijks de op de Belgische markt gebrachte hoeveelheden ionisatierookmelders te melden aan het FANC en/of NIRAS. Het is duidelijk dat het 2de punt van paragraaf 4 van artikel 7 niet uitvoerbaar is zolang er geen overeenkomst bestaat tussen het FANC en de gewesten voor de afvoer van de ionisatie rookmelders, in het bijzonder een overeenkomst nopens de financiering en de hieruit voortvloeiende aanpassingen van het ARBIS. Dit moet worden verwerkt in artikel 10 (zie ook de opmerking, weergegeven onder het punt “Algemene vaststellingen”).
Samenvattend adviseert de Hoge Gezondheidsraad aan het FANC
Het advies van de HGR met betrekking tot ionisatierookmelders van 13 juni 2003 (nr. 7787) wordt bevestigd.
De scope van dit advies is beperkt tot ionisatierookmelders voor huishoudelijk gebruik, uitgerust met een 241Am-bron van maximaal 40 kBq.
De Hoge Gezondheidsraad beveelt aan rekening te houden met de punctuele opmerkingen zoals ze hierboven werden geformuleerd betreffende de verschillende bijlagen die de vraag voor advies vergezelden met name de documenten: “Ontwerpbesluit met regels tot vaststelling van de criteria en de procedure tot het bekomen van een typegoedkeuring voor rookmelders die radioactieve stoffen bevatten” en “Samenvatting van het vervolg dat door het FANC werd gegeven aan het advies nr. 7787 van de Hoge Gezondheidraad en overzicht van onder welke voorwaarden en criteria een vergunning voor ionische rookmelders wordt verkregen, in het bijzonder bij de afvalverwerking”
Er wordt op aangedrongen dat ook het FANC een uitdovingsbeleid voor het gebruik van ionisatie rookmelders in woningen vorm zal geven. De Hoge Gezondheidsraad stelt echter vast dat een aanzet tot dit beleid in het voorstel van het FANC ontbreekt, dit in tegenstelling tot de pragmatische politiek van de Gewesten.
De Hoge Gezondheidsraad verwelkomt dat men ingaat op het voorstel tot selectieve ophaling en dat de eindbestemming NIRAS weerhouden werd. De eindfinanciering blijft echter het probleem, dus adviseert de Hoge Gezondheidsraad dat het FANC dringend een regeling met de Gewesten en NIRAS uitwerkt terzake.
Een opvolgingsbeleid dient uitgewerkt door het FANC. Traceerbaarheid, in de ruime zin van het woord (incl. van de radioactiviteitstromen en afval), dient hierbij een bijzondere aandacht te krijgen.
Het operationeel maken van het beleid dient meer vorm te krijgen (oa. vorming van het personeel van de containerparken, verpakking,..) en dient te worden gecoördineerd met NIRAS en de Gewesten.
Samenstelling van de ad hoc werkgroep: M. Braeckeveldt, E. dela Faille(*), G. Delfini, G. Eggermont, A. Ferrant (*), F. Hardeman, J. Michiels (*), A. Poffyn, J. Van Cauteren, W. Van Loock(*), H. Vanmarcke (*): namen geen deel aan de vergaderingen
Professor De Backer G. Voorzitter van de Hoge Gezondheidsraad,