Hoek van Holland – Den Helder 2013
Hoofdstuk 1: Voorspel Op 20 oktober 2013 hadden we afgesproken HvH-DH te gaan rijden. ‘We’ zijn: Jeroen Mous (schrijver dezes, ofwel ikke), Jacob de Maar, Hans Frederiks, Gerard Kuijs, Hans Leeuwerik, Jos Albers en Bert Hendriksen. Ruwweg de ‘leden’ van het donderdag ochtend grupetto. Wil Brakenhoff deed ook mee, maar had z’n vervoer al eerder geregeld. Vervoer is altijd een issue bij HvH-DH. Zie maar iemand te krijgen die je zondagochtend vroeg (06:00 uur) heen wil brengen naar HvH. Maar Bert had z’n Anja zover gekregen en ik mijn zoon Thomas (waarvoor dank). 4 fietsers met fietsen en 1 chauffeur per auto. In mijn auto was nog een plekje ingeruimd voor Sebastiaan ten Zeldam (plaatselijke topper: elite amateur en na wat problemen afgelopen zomer weer volop in de opbouw voor het strandfietsseizoen). Wat Bert (auto 1)wel had voorgenomen en wij (auto 2) niet, had Bert niet gedaan en wij wel: namelijk de fietsen de avond tevoren in en op de auto. Zodoende arriveerden wij op tijd om de mannen van auto 1 om kwart voor zes aan te treffen in ontredderde staat: pielend met fietsen en een drager op een auto zonder chauffeur, want Bert lag nog in bed. De mannen van auto 1 hadden afgesproken om samen de rit als toertocht te rijden. JM en StZ wilden echter voor de ‘prijzen’ (nou ja, d.w.z.: voor een PR). Dus wij lieten auto 1 voor wat die was en togen richting HvH om op tijd aan de start te kunnen staan. In HvH ontstaat dan toch weer de nodige stress voor de start. Je raakt elkaar kwijt; de een moet schijten, de ander niet en nog een ander nog wat anders. StZ wilde nog wat lucht in z’n banden en had alleen patronen, dus had mij gevraagd om een pompje, maar op het moment dat ik die wilde geven, was hij nergens te bekennen. Ik wordt nerveus en besluit naar het startvak te gaan. Later hoor ik van StZ: hij had een pompje geleend van iemand anders; had daar z’n band volledig mee leeg laten lopen; leende nog een ander: ook zonder werking en kreeg uiteindelijk voldoende lucht in z’n band om zich 1 minuut (!) voor de start redelijk voorin het startvak (ingang: zijkant) te kunnen opstellen. De adrenaline van alle spanning zorgde er vervolgens voor dat hij een superstart had en lekker met de kopgroep meeging.
Vlak voor de start zag ik de andere mannen van auto 2 – de toergroep (GK, HL, HF, JA en BH) ook achteraan in het startvak aansluiten.
Hoofdstuk 2: Hoofdact Van start dus om 8:00 uur. Zelf stond ik niet zo heel erg vooraan, maar ook niet slecht. Een paar minuten nadat de dames waren gelanceerd mochten de mannen. De start ging goed, de inhaalmanoeuvres begonnen. Beetje proberen bij het water weg te blijven: de ketting te snel met zout water afspoelen is niet fijn als je 135 km te gaan hebt. Rechts van me zie ik een bekende van BRC (Eric Peet,) met nog meer snelheid inhalen dan ik, dus dat wiel pakken en mee. Dat gaat mooi tot de zandmotor bij Kijkduin zand in de ‘motor’ strooit. Het strand is daar rul en zuigt en Eric rijd bij me weg op wel heel erg zachte banden. Jammer, maar geen paniek: er rijden nog volop goede treintjes om bij aan te haken. Na dit obstakel kom ik in een groepje met o.a. Raymond Rol: ook geen slecht gezelschap (fietssportief gesproken; als persoon ken ik ‘m verder niet).
Volgend obstakel is de strandafgang en haven van Scheveningen. Ik kom er redelijk goed af – alhoewel ik niet kan blijven rijden, dus daar moet nog aan gewerkt worden. Op de weg wordt er behoorlijk aan gesleurd, maar het lukt me om bij de groep te blijven. Om de haven heen pikken we o.a. Eric weer op, die op de stenen toch wel hinder heeft van de erg zachte band(en). Vlak voor de strandopgang is de groep behoorlijk uitgedijd. Haven uit, strand weer op, richting Katwijk. De grote groep breekt en ik zit niet vooraan. Mijn groepje is ook nog voldoende groot om de krachten te kunnen verdelen en ik maak me niet druk. Alles gaat z’n gangetje, ik draai ook netjes mee, maar laat het kaas niet van m’n brood eten en rij met wat reserve.
Katwijk: in verband met zandsuppleties moeten we wat eerder dan gewoonlijk het strand af en een stuk over de boulevard. Ook hier gaat alles goed. Ik laat wel een gaatje vallen en moet dat op de boulevard weer dichtrijden, maar dat gaat allemaal nog zonder dat het zwart voor m’n ogen wordt. Vervolgens om de monding van de Leidse Rijn heen en weer het strand op. Dat gaat hard en links voor me vliegt een groepsgenoot over de kop. Na Katwijk is de volgende hindernis pas IJmuiden. Een flink eind over het strand dus. Ik zit in een groepje van een man of 7, met o.a. Marcel Beukers en Raymond Rol. Na een tijdje pikken we Bram Imming op, die een lekke band heeft gehad. Het is een mooi koppel en er wordt goed samengewerkt en doorgereden. Als Bram op kop rijdt laat ie ons even voelen wat het tempo van de kopgroep is (oké …zijn er nog vrijwilligers om in dit tempo over te nemen?). Af en toe sluit er nog iemand aan (o.a. ook Pim de Waard) en ik laat me een beetje zakken en het kopwerk aan anderen over. Vlak voor IJmuiden wordt er een beetje getemporiseerd, totdat Ramses Bekkenk (ook lek gereden) hard voorbij komt en de hele meute in z’n wiel springt. IJmuiden: strandafgang en eerste verzorgingspost.
Bij IJmuiden kom ik goed het strand af en kan ik een bidon aanpakken. Wel voel ik daar een eerste signaal van kramp (hierover later meer). Lastig nu: 2 bidonnen (leeg en bijna leeg) in de houders, 1 in de hand, rugzakken vol met banaan, repen en andere shit. Ehhh, hoe nu? Er wordt hard doorgereden op de weg en ik wil graag 2 handen aan het stuur, zonder een bidon in één ervan. Gelukkig zakt het tempo iets, kan ik wat shit in de rugzakken herschikken, een lege bidon in een achterzak stoppen en de volle in de houder: relax. Bij de sluizen staan er allemaal verzorgers voor waarschijnlijk iedereen, behalve ik (dat gaat me later nog opbreken). Even gaat het wat rustiger, er wordt wat gegeten en gedronken in het pelotonnetje en kan ik ook m’n hartslag onder de 160 laten zakken (pffff …). We ronden de Hoogovens en richting WaZ gaat het prima: het zonnetje laat zich zien en even lijkt het wel of we gewoon lekker aan het fietsen zijn. Maar dan: langs Heliomare en bij de strandopgang worden de duivels weer ontketend. Ik heb me een beetje in slaap laten sussen, dus niet zo alert, ben ook iets te behoedzaam bij het strand oprijden en verlies de aansluiting. De groep breekt weer, met o.a. Bram Imming en Pim de Waard in een groep voorin, een man of 7-8 daarachter en ik alleen (tenminste met niemand direct voor me), achter. Tegemoet komt de Deining trein in training en we groeten elkaar. Ik niet enthousiast, want net de slag gemist. Vlak daarna wordt ik ingehaald door een vent die ik herken als een van de sterken in de groep voor IJmuiden en die gaat het gat dichtrijden. Dus ik spring in z’n wiel en bijt me met een mes tussen de tanden aan ‘m vast: buigen of barsten. Het wordt buigen en hij brengt me weer bij de groep. Niet die van Imming, maar de groep erachter, met o.a. R.Rol. Vlak voor Castricum staat Hidde op het strand en roept: je rijdt ca. 55e! Wow, da’s mooi, maar het is nog een eind. M’n lege bidon smijt ik aan Hidde in bewaring. Iets na Castricum, raak ik Rol en nog een paar man kwijt (beter gezegd: zij mij) en zijn we nog met z’n vieren. De wind is nu pal zuid, het strand goed en al begint de vermoeidheid parten te spelen, we rijden met z’n vieren aardig door. Vooral dankzij het kopwerk van een man, die ons er ook graag bij houdt. Heel fijn voor ons, want als ie weggereden was hadden we niet meer kunnen volgen. Hop, over de Hondsbossche zeewering, langs de gestrande viskotter en nog een laatste bidon aanpakken bij de verzorging aan het eind van de zeewering. We hebben inmiddels van achter weer wat extra gezelschap gekregen, waaronder van Alieke Hoogenboom, de latere winnares bij de dames. De krampsignalen zijn inmiddels heviger geworden en ik durf al een tijdje niet meer te rekken en strekken. Bij de laatste strekpoging ,kilometers terug, schoot het al van voor en achter in de bovenbenen. Als ik m’n reet af en toe wat
uit het zadel hef om wat lucht te geven, doe ik dat heel behoedzaam. Vanaf Petten wordt het martelen. Schouders, kont, benen; alles doet zeer en het is nog 20 km. Alieke Hoogenboom rijdt op kop. Bij een strekdam valt ze, er wordt op haar gewacht en we rijden dan even zo langzaam, dat – als ze hard voorbij komt – bijna niemand kan aanpikken en ze met twee man doorrijdt. De groep is nog nauwelijks een groep. Samengewerkt wordt er niet meer, ik ben niet de enige die er al behoorlijk doorheen zit. Ik weet aan te pikken in een groepje van drie en moet mezelf een aantal keren overwinnen om niet te lossen. Met verlangen, maar ook met huiver kijk ik uit naar de laatste strandafgang. Verlangen, vanwege de nabijheid van de finish en huiver vanwege de dreigende kramp: wat gebeurt er als ik straks de fiets af moet?! Dat m’n groepje nog tempo maakt blijkt wel uit het feit dat we R. Rol (tijd niet gezien) inhalen en ook StZ! Daar is die dan: strandslag Donkere Duinen: hoera en help dus. Hier tegen op fietsen kan niet. Afstappen: het gaat nog goed. Klein drafje? Nee dus, rustig lopen. Pas helemaal boven weer op de fiets. Naar beneden weer door zand. “Links aanhouden, langs het duin, dan kun je blijven rijden” zegt een vlaggenist van de organisatie. Dat doe ik, maar ga in de fout door toch te vroeg in te sturen en kom stil te staan in het rulle zand. Ik stap af en KNAL: de kramp schiet er definitief in: rechterbeen: hamstring: hard als een kabel en de katrol moervast. Ik probeer te strekken, maar de quadriceps femoris zegt: dacht het niet: hamstring vast, dan ik ook vast! Ik probeer op te stappen en m’n rechterbeen in m’n pedaal te krijgen, maar dat lukt niet. Wat nu: ik wordt inmiddels al weer voorbijgereden door StZ en die vermaledijde R. Rol. Ik besluit met alleen m’n linkerbeen verder te rijden - het is niet ver meer, nog 2 km - en m’n rechter er maar bij te laten bungelen. Na een tijdje probeer ik het rechterbeen er weer bij te trekken, maar de eerste poging lukt niet. ‘Oude’ strijdmakkers van eerder onderweg rijden me voorbij. Vlak voor de finish krijg ik het rechterbeen toch aan boord en al duwend met m’n rechterarm, ‘strompel’ ik – letterlijk krampachtig - over de finish. 3 uur 53 en nog wat heit de klok en ik voel me op slag weer beter. Het leed is geleden. De beloning – een mooie tijd en een louter symbolische overwinning op het vege lijf – smaakt zoet. De warme douche is geweldig en de soep een pure traktatie.
Epiloog Terug in de trein met Jacob en Sebas wisselen we onze ervaringen uit. Sebas zat in de kopgroep tot en met Castricum, waar de man met de hamer hem grijnzend opving en hij de kopgroep moest laten gaan. In lager maar eigen tempo heeft hij zo toch nog een mooie tijd neergezet. Hij wordt weer beter en het belooft nog wat voor de rest van het seizoen. Jacob startte achteraan en heeft veel alleen of aan kop van diverse groepjes gereden en naar eigen zeggen heerlijk getraind. Uiteraard hebben we
het over drinken en voeding gehad en met advies van Sebas heb ik nu – een paar dagen later - m’n ‘apotheek’ weer wat aangevuld, met o.a. magnesiumpillen. Meer vocht, minder zoet en volgend jaar zelf voor verzorgers zorgen is de les.