Wat hebben Jayson Blair, Boudewijn Büch, George Clinton en Pinocchio gemeen? Het zijn betrapte leugenaars. Maar geef toe: zelf kunt u er ook wat van. Bij de koffieautomaat, op een eerste afspraakje of in een sollicitatiebrief: de leugen regeert. Zijn collega's zijn nog steeds geschokt dat ze zich zo hebben laten voorliegen, maar de man zelf toont geen greintje spijt. 'Ik heb een paar van de slimste mensen in de journalistiek voor de gek gehouden', zei verslaggever Jayson Blair in het eerste interview dat met hem werd gehouden, nadat uitkwam dat hij jarenlang bronnen had verzonnen of geplagieerd in artikelen voor The New York Times. Hij maakte de redactie geregeld wijs dat hij op reis was en schreef zijn stukken intussen met de duim in zijn mond vanuit de luie stoel in New York. Vele verklaringen voor zijn leugens passeerden de revue: hij was verslaafd aan drank en drugs, de druk was te groot, een zwarte moet zich extra bewijzen op een vrijwel geheel blanke redactie, maar uiteindelijk maakten zijn leugens vooral stil. En de monden vielen open toen Blair aankondigde zijn verzonnen verhalen in boekvorm te zullen gaan uitgeven. Het verhaal van leugenaar Jayson Blair is er een uit vele. Het afgelopen jaar werd er heel wat afgelogen, ook in Nederland: een staatssecretaris met geheugenverlies (Philomena Bijlhout); frauderende boekhouders (Ahold), plagiërende columnisten (Mohammed Benzakour en Peter Bügel), een schrijver met een uit de duim gezogen levensgeschiedenis (Boudewijn Büch), een arts van het AMC verdacht van verzinnen van patiëntenonderzoek, en een kwart van de sollicitanten liegt in zijn sollicitatiebrief of cv. Vaker liegen en bedriegen In de Verenigde Staten zijn geregeld geluiden te horen dat liegen epidemische vormen begint aan te nemen, maar liegen mensen inderdaad steeds vaker? Het Josephson Institute of Ethics, een non-profitorganisatie in Californië, houdt sinds 1992 elke twee jaar een onderzoek onder ruim tienduizend studenten. Daaruit blijkt dat de bereidheid tot liegen, bedriegen en stelen sindsdien met zo'n vijftien procent is gestegen. Tijdens het laatste onderzoek in 2002 gaf 74 procent van de studenten toe wel eens te hebben gespiekt bij een examen, 93 procent loog tegen zijn ouders, 83 procent tegen leraren en 37 procent was bereid om te liegen om een baan te krijgen. Jongens en meisjes logen evenveel. Studenten van privé-scholen van christelijke signatuur waren geen haar beter dan anderen. Het gebod 'Gij zult niet stelen' overtraden ze weliswaar minder dan andere studenten, maar die rechtschapenheid compenseerden ze door extra veel te liegen tegen hun docenten en ouders. 'Het bewijs is geleverd dat de bereidheid om te liegen de norm is geworden, en dat ouders, leraren, trainers en zelfs godsdienstleraren er niet in zijn geslaagd om het tij te keren', concludeerde directeur Michael
Josephson. 'Het is verontrustend dat zoveel kinderen met de instelling en vaardigheden van bedriegers en dieven de arbeidsmarkt zullen betreden om bedrijfsmanager, politicus, vliegtuigtechnicus of nucleair inspecteur te worden.' Hoe normaal is liegen? Hoe normaal is liegen eigenlijk? Hoeveel minuten geleden vertelde u zelf uw laatste leugen? Leugenonderzoekers die zulke vragen zouden kunnen beantwoorden, zijn dun gezaaid, het gaat wereldwijd maar om een handjevol mensen. De grand old lady van het leugenonderzoek is de Amerikaanse psychologe Bella DePaulo, die in 1996 het allereerste onderzoek naar de frequentie van liegen deed. Zij liet proefpersonen in 1996 dagboeken bijhouden van gesprekken die tien minuten of langer hadden geduurd. Eén groep bestond uit studenten, de andere uit doorsnee burgers. Na afloop van elk gesprek moesten ze aantekenen of ze de ander opzettelijk hadden voorgelogen, al was het maar een klein leugentje. De studenten bleken in een op de drie gesprekken te liegen, wat neerkwam op twee leugens per dag; hun stadgenoten logen een keer per dag; gemiddeld logen de deelnemers anderhalf keer per dag. In de helft van de gevallen logen de deelnemers om er zelf beter van te worden of om een goede indruk te maken op anderen. Een kwart van de leugens was bedoeld om de gevoelens van de ander te sparen of om de gesprekspartner een hart onder de riem te steken -- bijvoorbeeld het uiterlijk prijzen van een vriendin die net aan de kant is gezet door haar vriend. De meeste leugens werden verteld tegen vreemden, de minste tegen vrienden of de partner. Een opvallende uitkomst was dat studenten in een op de twee gesprekken tegen hun moeder logen (meestal smoesjes om meer geld te krijgen of onder een bezoekje uit te komen). Het vertellen van deze leugens ging de deelnemers gemakkelijk af, het uitspreken ervan leverde geen spanning op en schuldgevoelens bleven uit. Ze kwamen er ook goed mee weg, want vier van de vijf leugens bleven onopgemerkt, vond DePaulo. Andermans bestwil en eigenbelang Ook uit onderzoek van de Nederlandse psycholoog Aldert Vrij van de Universiteit van Portsmouth blijkt dat mensen elke dag een à twee leugens vertellen. Interessant is dat zijn proefpersonen een te mooie voorstelling van zichzelf hebben. Ze schatten dat driekwart van hun leugens om andermans bestwil is en slechts een kwart uit eigenbelang, terwijl DePaulo juist had laten zien dat mensen twee keer zo vaak liegen uit puur eigenbelang. Ook onderzoek van Esther Backbier, die in 2001 aan de Universiteit van Amsterdam promoveerde op alledaagse vormen van liegen, geeft aan dat mensen een te hoge pet op hebben van hun eigen eerlijkheid. 'Ze denken vrijwel zonder uitzondering dat anderen meer geneigd zijn om te liegen dan zij. Gek, hè?' Volgens psycholoog Robert Feldman van de University of Massachusetts zijn mensen zich vaak niet eens bewust hoe vaak ze liegen tijdens alledaagse gesprekken. Hij deed een experiment om te kijken hoe mensen
leugens hanteren om zichzelf op een positieve manier te presenteren. Daarbij bracht hij twee onbekenden in zijn lab met elkaar in contact en liet ze met elkaar praten. Daarna bekeek hij met elk van hen een video van het gesprek, waarbij de proefpersoon moest aangeven op welk moment hij/zij het niet zo nauw had genomen met de waarheid. Drie van de vijf mensen bleken te liegen in zulke gesprekken. 'Ze vertelden, vaak tot hun eigen verbazing, drie à vier leugens per gesprek', zegt Feldman. 'Ze beweerden bijvoorbeeld vroeger in een popbandje te hebben gespeeld of deelden iemands opinie terwijl ze het er helemaal niet mee eens waren. Buiten het laboratorium zal het niet anders toegaan.' Sekseverschillen bij liegen Leugenonderzoekers hebben ook studie gemaakt van sekseverschillen bij liegen. 'Vrouwen bedienen zich even vaak van leugens als mannen,' zegt Vrij, 'maar ze verschillen in het type leugens dat ze vertellen. Mannen liegen vaker uit eigenbelang en vrouwen bedienen zich vaker van sociale leugens, zoals valse complimenten. Dat soort leugens gebruiken ze vooral tegen andere vrouwen. Ze zeggen dat iemand er leuk uitziet terwijl ze dat helemaal niet vinden, of geven een ontwijkend antwoord.' Vrij refereert aan een onderzoek waarbij mannen en vrouwen tegen de schilder zelf moesten zeggen wat ze vonden van zijn schilderij. 'Mannen zeggen dan ronduit dat ze het niet mooi vinden, maar vrouwen kleden dat aan door te benadrukken wat ze wel mooi vinden, bijvoorbeeld de kleurencombinatie, en door niet uit te spreken wat ze lelijk vinden. Dat is een typische vrouwenleugen.' Dit onderscheid tussen mannen en vrouwen is al op jonge leeftijd zichtbaar. Bij een onderzoek waarbij jongens en meisjes een tegenvallend cadeautje kregen voor hulp bij een karwei, lieten de meisjes veel minder blijken dat ze teleurgesteld waren. Het is een fabeltje dat vrouwen beter zouden zijn in het ontdekken van leugens, zegt Vrij. 'Ze zijn wel beter in het interpreteren van non-verbaal gedrag, vooral gezichtsuitdrukkingen. Vrouwen hebben bijvoorbeeld beter door welke emoties mensen willen uitstralen. Maar als je liegt, probeer je juist wat anders uit te stralen dan wat je voelt. Dat maakt vrouwen dus juist kwetsbaarder voor leugens. Ze zijn goedgeloviger en denken vaker dat iemand de waarheid vertelt.' Geloofwaardigheid telt Niet alle mensen zijn even goed in liegen. 'Het komt aan op geloofwaardigheid en dat heeft te maken met presentatie', zegt psycholoog Ronald Riggio van het Claremont McKenna College in Californië. 'Je hebt mensen die betrouwbaarder overkomen, of ze nou de waarheid vertellen of niet, en je hebt ook mensen die een onbetrouwbare presentatiestijl hebben, ook als ze helemaal niet liegen.' De indruk die mensen maken, heeft te maken met stereotypen. 'Mensen die snel praten, met weinig spreekfouten, en die een levendige, positieve gelaatsuitdrukking hebben, vinden we geloofwaardiger dan mensen die langzaam praten, met veel spreekfouten, en die je niet aankijken. Een voorbeeld van het laatste is president Nixon, met zijn schichtige oogopslag en zijn halfgeschoren wangen, een voorbeeld van het eerste is
Bill Clinton. Maar in leugenachtigheid bleken ze elkaar weinig te ontlopen', zegt Riggio. Volgens Vrij liegen extraverte mensen ook daadwerkelijk vaker dan introverte types. 'Maar we labelen introverte mensen niet als eerlijk, maar als sociaal onhandig, precies omdat ze zo eerlijk zijn.' Feldman deed een experiment met een groep tieners waaruit bleek dat de populairste tieners het beste konden liegen. Hoe ouder ze waren, hoe beter het hen afging. Populaire meisjes waren het best in liegen. 'Mensen die niet zo goed kunnen liegen, blijken minder vrienden te hebben. Om goed met elkaar te kunnen omgaan, is een zekere mate van bedrog nodig. Misschien geen plezierige conclusie voor mensen die hoge morele waarden hebben, maar het is wel de realiteit. ' Liegen op school en tijdens studie Elke docent kent voorbeelden van studenten die een werkstuk van internet plukken en inleveren als eigen werk. Een bekend verweer is dat de oorspronkelijke auteur het onderwerp dermate grondig had behandeld dat de student geen kans meer zag om die prestatie nog te overtreffen. Maar er zijn ook studenten met creatiever smoezen, ondervond een docent. 'Een student had een werkstuk in mijn postvak gestopt dat mij na lezing erg bekend voorkwam. Uiteindelijk ontdekte ik dat hij het met verschrijvingen en al had overgenomen van een student die dat lang geleden voor mij had gemaakt. Toen de examencommissie hem daarmee confronteerde, zei hij dat hij het werkstuk nooit had ingeleverd en dat iemand anders het in mijn postvak moest hebben gestopt om hem zwart te maken. Een verrassend verweer natuurlijk, waar wij weinig tegenin konden brengen.'
De Onderwijsinspectie meldde vijf jaar geleden al dat leerlingen steeds meer spieken tijdens proefwerken en examens. Daarbij maken ze gebruik van de meest geavanceerde middelen, zoals mobiele telefoons, horloges met e-mailontvangst en geheugenfuncties van de rekenmachine. Veel scholen en universiteiten hebben daarom een verbod ingesteld op het meenemen van mobiele telefoons bij examens en wissen de geheugeninhoud van rekenmachines voorafgaand aan tentamens. Ook is de surveillance verscherpt, en is toiletbezoek tijdens tentamens verboden of alleen onder toezicht toegestaan. Studenten en scholieren zijn waarschijnlijk niet representatief voor de bereidheid tot liegen van de doorsnee burger. Uit het hierboven beschreven onderzoek van DePaulo bleek dat studenten twee keer zoveel logen als willekeurige stadgenoten. DePaulo geeft daar geen verklaring voor, maar leugenexpert Backbier oppert dat het te maken heeft met de gevarieerde sociale verbanden van studenten. 'Je moet ook een reden hebben om te liegen. Als je alleen maar thuiszit, is de noodzaak en de gelegenheid daartoe minder groot. Maar als student heb je je baantje, je ouders, je vrienden, je docenten, noem maar op, veel variatie aan situaties, met veel mogelijkheden tot communicatieconflicten waar je je met liegen uit kunt proberen te redden. Daar komt bij dat studenten vaak nog een kwetsbaar zelfbeeld hebben
omdat hun persoonlijkheid nog niet volledig ontwikkeld is. Ze willen zich vaak niet helemaal blootgeven en hebben daardoor meer leugens nodig om zich staande te houden.' Doordat mensen in het algemeen sociaal mobieler zijn dan vroeger, en meer opereren in verschillende sociale verbanden, ligt het wel in de lijn der verwachting dat mensen in het algemeen meer liegen, denkt Backbier. 'Maar dat wil helemaal niet zeggen dat de mensen nu slechter zijn geworden, er doen zich gewoon meer situaties voor waarin liegen een goede oplossing kan zijn.' Liegen bij sollicitaties ' We hadden als voorwaarde voor de baan gesteld dat de werknemer op termijn naar Amsterdam zou verhuizen, omdat hij daar veel zou moeten netwerken. Dat was geen probleem, hij zou op zoek gaan naar een huis, kregen we te horen. Maar tijdens zijn eerste functioneringsgesprek, een half jaar later, liet hij weten dat hij grote huwelijksproblemen zou krijgen door een verhuizing, omdat zijn vrouw de grote stad haatte. Dat wist hij natuurlijk ook al tijdens het sollicitatiegesprek', zegt een leidinggevende van een Amsterdams bedrijf. 'Het is liegen, maar je vergeeft het iemand als hij zijn werk goed doet.' Backbier denkt dat in een prestatiemaatschappij sneller gelogen wordt. Ze stond dan ook niet te kijken van het recente bericht van Hofmann Bedrijfsrecherche dat 25 procent van de Nederlandse sollicitanten liegt in zijn cv. 'Als dat betekent dat 75 procent de waarheid spreekt, valt het me nog mee.' Haar collega Vrij verwijst naar onderzoek dat laat zien dat mensen liegen bij sollicitatiegesprekken heel gewoon vinden. 'Zo'n tachtig procent van de mensen geeft aan bij die gelegenheid gelogen te hebben of te zullen gaan liegen. Het is bijna net zo geaccepteerd als liegen bij het eerste afspraakje, wat zelfs 95 procent van de mensen doet. Je wilt jezelf nu eenmaal zo goed mogelijk presenteren, en goed of leuk gevonden worden.' Feldman heeft net een studie afgerond over sollicitatiegesprekken, waarbij hij de vereisten voor de baan varieerde. 'De ene keer vroegen we iemand die verbaal goed was en sociaal vaardig, en de andere keer legden we de nadruk of wiskundige vaardigheden. Je ziet dan dat sollicitanten óf hun sociale vaardigheden overdrijven óf hun wiskundige. Zo werkt dat nu eenmaal als je een baan wilt hebben.' Volgens Riggio zouden sollicitatiecommissies veel wantrouwiger moeten zijn over wat mensen vertellen of melden in hun cv. 'Brutale leugenaars komen vaak weg met hun gedrag omdat er zoveel lichtgelovige mensen zijn. Op dezelfde manier geven we te makkelijk ons vertrouwen aan politieke leiders en managers. Het publiek veronderstelt meestal dat mensen in machtsposities wel eerlijk zullen zijn en dat er een soort screening heeft plaatsgevonden. Daarom is iedereen zo verbijsterd als vooraanstaande figuren betrapt worden op een leugen. Ze denken dat zulke mensen hogere morele standaarden hebben, maar waarschijnlijk hebben ze juist lagere standaarden, vooral in de politiek.' De politiek voedt bedrog, zegt Riggio. 'Clinton durfde zo brutaal te liegen omdat hij
er eerder in zijn politieke carrière gewoon mee weg is gekomen. En ook de Lewinsky-affaire heeft hij overleefd. Hij geeft nu duurbetaalde lezingen en geniet nog altijd veel achting. De boodschap die de maatschappij daaruit oppikt, is dat liegen slecht is, maar je geen onoverkomelijke problemen hoeft te bezorgen ' Beroepsleugenaars: mankerende gewetensfunctie Fotograaf Maarten Corbijn denkt met pijn terug aan zijn ervaringen met Jonathan Kern, een internationaal opererende oplichter die zich uitgaf voor de ex-autocoureur en tijdschriftuitgever Jonathan Palmer. 'Hij wilde met mij een nieuw glossy magazine over Amsterdam opzetten. We hebben toen een vennootschap opgericht en een lening gekregen van de bank. Na het verschijnen van het eerste nummer kreeg ik argwaan en heb ik hem voor de zekerheid een peperdure Mazda-RX7 in de onderneming laten inbrengen, maar die bleek hij te hebben gestolen in Italië. Uiteindelijk heb ik voor alle schulden moeten opdraaien, ook de zijne. Het had weinig gescheeld of ik was eraan failliet gegaan. Hij speelde het knap, dat moet gezegd. Hij was charmant, praatte makkelijk, kende de gebruiken in de tijdschriftenwereld goed en had een ijzeren geheugen voor zijn eigen leugens. Ik dacht dat hij wel snel zou inbinden nadat ik hem had ontmaskerd als oplichter, maar tot mijn verbijstering probeerde hij toen iedereen wijs te maken dat ík een oplichter was en niet hij. Je kunt bewondering hebben voor iemand die zo intelligent liegt en mensen voor zijn karretje weet te spannen, maar zulke oplichters laten ook een spoor van ellende achter. Onlangs zag ik hem opduiken in een BBCdocumentaire. Hij zat in de cel, maar bleek geen greintje spijt te hebben en zei dat hij een mooi leven had kunnen leiden door zijn oplichterij.' Oplichters als Jonathan Kern-Palmer zijn een genre apart onder de leugenaars. Bij psychiatrisch onderzoek blijkt vaak dat hun gewetensfunctie niet goed ontwikkeld is. 'Normale mensen komen meestal niet op een hellend vlak terecht nadat ze ontdekt hebben hoe makkelijk liegen is, doordat toch altijd dat stemmetje blijft klinken dat je bij je opvoeding hebt meegekregen, dat zegt dat je niet mag liegen’, zegt Backbier. ‘Maar sommigen sussen hun geweten door een hogere rechtvaardiging te zoeken voor hun leugens. Politici of topmanagers kunnen hun leugens goed verkopen aan zichzelf met het argument dat ze in het landsbelang of dat van de onderneming handelen. Goed kunnen liegen is in sommige functies ook een voordeel. Hoe hoger de functie, hoe meer belangen je te behartigen hebt voor jezelf en voor anderen, dus als je heel goed in staat bent om informatie voor je te houden of anders voor te stellen om je doel te bereiken, scheelt dat. Je kunt het ver schoppen met leugens in het dagelijks leven.'