U ontvangt deze nieuwsbrief omdat u heeft bijgedragen aan ons onderzoek naar taalverwerving. Graag willen we u op de hoogte brengen van de laatste ontwikkelingen in het Research Center. Wij hopen dat het u motiveert nog eens een bezoek aan ons te brengen. Het onderzoek is immers niet mogelijk zonder uw hulp.
Hoe kunt u zich aanmelden? Telefoon: 024-3611203, dinsdag-vrijdag 9:30-15:30 Of bezoek onze nieuwe website op: www.mpi.nl/babylab
Komen en gaan.. Sinds de vorige nieuwsbrief zijn er vele ontwikkelingen geweest. Daniel Swingley is samen met zijn vrouw en kinderen vertrokken naar de USA. Hij doet sinds juni van dit jaar onderzoek aan de University of Pennsylvania. Ook Christiane Dietrich heeft ons verlaten. Zij werkt sinds kort in Vancouver, Canada. Maar gelukkig zijn er ook nieuwe gezichten te bespeuren. Het werk van Daniel Swingley is overgenomen door Elizabeth Johnson. Zij werkte hiervoor in het Infant Language Research Lab in Baltimore (USA). De namen van andere nieuwe en iets minder nieuwe medewerkers vindt u verderop in deze nieuwsbrief waar zij u iets vertellen over hun onderzoek.
Onderzoek over taalgrenzen heen. Elizabeth Johnson
Japans is niet hetzelfde als Engels Enige tijd geleden ontdekten wetenschappers dat pasgeboren baby’s het liefst luisteren naar hun moedertaal. Franstalige kinderen luisterden bijvoorbeeld liever naar het Frans dan naar het Japans. Het lijkt er dus op dat baby’s hun eigen taal al vroeg kunnen herkennen. Dit zou kunnen komen doordat ze deze al veel in de baarmoeder hebben gehoord. Maar onderzoek met Frans- en Engelstalige
baby’s heeft laten zien dat kinderen eigenlijk iets simpelers doen dan hun moedertaal herkennen: als kinderen namelijk twee talen horen met hetzelfde ritmepatroon dan verdwijnt de voorkeur. Engelse baby’s luisteren dus bijvoorbeeld wel liever naar het Engels dan naar het Japans, maar even graag naar het Nederlands als het Engels. Dit zijn allebei Germaanse talen met eenzelfde ritme. Dit is ook niet zo gek als je bedenkt dat het geluid erg gedempt wordt door de baarmoederwand voordat het het oor van de baby bereikt. Hoe weten kinderen dat ze Nederlands leren? Op het Baby Research Center wil Elizabeth Johnson gaan onderzoeken wanneer baby’s het verschil leren tussen twee talen met eenzelfde ritme. Eerder onderzoek in Amerika wijst erop dat kinderen ergens tussen de leeftijd van 2 en 5 maanden leren dat Engels en Nederlands niet dezelfde taal zijn. Kunnen kinderen die Nederlands leren met 5 maanden een verschil maken tussen beide talen? Zo ja, welke informatie gebruiken ze hiervoor? Kunnen Nederlandse baby’s onderscheid maken tussen twee verschillende dialecten? Zal een kind dat zowel Nederlands als Engels leert op dezelfde of jongere leeftijd onderscheid kunnen maken tussen beide talen? Antwoord op deze vragen geeft ons meer inzicht in hoe kinderen omgaan met hun taalaanbod.
Hoe woorden klinken Tania Zamuner
Baby’s weten onvoorstelbaar veel van taal, zelfs voordat ze beginnen met praten. We weten, gebaseerd op eerder onderzoek, dat baby’s het liefst luisteren naar klanken uit hun eigen
taal. Maar de meeste onderzoeken die dit hebben aangetoond, hebben gekeken naar de klanken aan het begin van een woord. Er is maar weinig bekend over wat kinderen weten over klankpatronen aan het einde van woorden. In het Research Center onderzoeken we dit bij 9, 10 en 11 maanden oude baby’s. In een experiment kijken we of kinderen een voorkeur hebben voor Nederlandse klanken boven nietNederlandse. De ‘n’-klank, komt bijvoorbeeld wel in het Nederlands voor, maar een woord begint of eindigt nooit met de ‘nj’-klank, terwijl we deze klank wel in bijvoorbeeld het Russisch kunnen horen (njet). Een ander onderzoek kijkt of kinderen klankveranderingen aan het begin van een woord makkelijker oppikken dan aan het eind van een woord. We kijken bijvoorbeeld of baby’s het verschil tussen ‘kep’ en ‘ket’ even goed kunnen horen als het verschil tussen ‘pos’ en ‘tos’. Dit is interessant omdat het ons kan helpen te begrijpen hoe en wanneer kinderen de klankpatronen van woorden leren.
EEG-onderzoek
behulp van een encephalogram).
EEG
(electro-
Valesca Kooijman
Onderzoek heeft aangetoond dat Nederlandse kinderen vanaf ongeveer 9 maanden woorden leren herkennen in gesproken taal. Hierbij gaat het alleen nog maar om de klank van de woorden, de betekenis kennen ze nog niet. Hoe zulke jonge kinderen in staat zijn om al woorden te leren herkennen in gesproken taal is nog niet duidelijk. Wel wordt aangenomen dat het ritme van de taal hier veel mee te maken heeft. In de Nederlandse taal valt bijvoorbeeld de klemtoon van een woord vaak op de eerste lettergreep. Om dit nauwkeuriger te kunnen onderzoeken maken we bij het EEG babylab van het Baby Research Center gebruik van een onderzoeksmethode waarmee we de hersenactiviteit kunnen meten terwijl een kindje naar woordjes en zinnetjes luistert. Dit gebeurt met
Hierbij wordt gebruik gemaakt van een soort high-tech badmuts, die de kleine elektrische golfjes kan oppikken die door een baby worden geproduceerd tijdens, in dit geval, het luisteren naar taal. Op deze manier kunnen we kijken wat er gebeurt op het moment dat een kindje een woord in gesproken taal herkent. Het meten van hersenactiviteit met deze EEG methode wordt in verschillende onderzoekscentra over de hele wereld gebruikt om de ontwikkeling van jonge kinderen te onderzoeken. Tijdens de opening van het F.C. Donders Centrum op 12 oktober 2002, bracht de koningin een bezoek aan het babylab. Op de foto geeft Valesca Kooijman haar een rondleiding door het lab.
Waar is de bal?
De ene fout is de andere niet
Daniel Swingley
Suzanne van der Feest
Als we een plaatje voor een kind benoemen, is dat kind geneigd naar dat plaatje te kijken. Door een bal en een hond op het scherm te laten zien en te zeggen: “Waar is de bal?” en vervolgens te kijken naar welk van de twee plaatjes het kind kijkt, weten we of het kind het woord wel of niet herkent en weet wat het betekent. Maar als kinderen dit kunnen, betekent dit dan ook dat ze weten hoe woorden klinken (bijvoorbeeld bal= b-a-l)?
Binnenkort begint een nieuw onderzoek waarbij gebruik wordt gemaakt van het kiezend kijken paradigma (zie voor uitleg onze website). In dit experiment wordt onderzocht of kinderen een bepaald soort fouten in de uitspraak van woorden beter kunnen opmerken dan een ander soort fouten. (Bijvoorbeeld: de p verschilt anders van een b dan van een t). We weten al dat kinderen fouten in de uitspraak opmerken, maar er zijn nog geen onderzoeken gedaan waarin verschillende soorten fouten met elkaar worden vergeleken. We hopen er met deze experimenten achter te komen hoe heel jonge kinderen woorden onthouden.
Om te testen in hoeverre baby’s precies weten hoe een woord klinkt zeiden we soms “waar is de bal”, maar ook soms “waar is de dal”. Kinderen tussen 12 en 24 maanden keken meer naar de bal wanneer het woord goed werd uitgesproken. In een vervolgonderzoek keken we of kinderen woorden ook begrijpen als ze anders worden uitgesproken. Kinderen kregen eerst een filmpje te zien waarin de spreker een raar accent had (sommige klanken werden anders uitgesproken). Daarna deden we de “waar is de bal”- test waarbij het woord werd uitgesproken volgens het accent van het filmpje. Het bleek dat kinderen woorden met een accent moeilijker herkenden dan woorden die normaal werden uitgesproken. Aan de ene kant betekent dit dat accenten niet zo gemakkelijk te leren zijn (tenminste als kinderen ze maar twee minuten hebben gehoord). Anderzijds bleek nogmaals dat kinderen heel goed weten hoe woorden horen te klinken.
Als kleine kinderen zelf woorden beginnen uit te spreken, maken ze deze in het begin vaak makkelijker. Het zou goed kunnen dat ze woorden die ze horen in het begin ook ‘makkelijker’ maken, zodat ze ze beter kunnen onthouden. In het toekomstige onderzoek testen we of bepaalde fouten beter worden opgemerkt dan andere: zo hopen we te leren of kinderen bepaalde eigenschappen van woorden eerder of beter hebben opgeslagen dan andere. Voor meer informatie kunt u de volgende publicaties raadplegen:
Swingley, D. and Aslin, R.N. (2000) Spoken word recognition and lexical representation in very young children. Cognition, 76, 147-166. Fernald, A., Swingley, D., and Pinto, J.P. (2001). When half a word is enough: infants can recognize spoken words using partial phonetic information. Child Development, 72, 1003-1015.
Hoeveel spraak hoort een baby eigenlijk? Als baby’s met praten beginnen, hebben ze al ongeveer een jaar luisteren achter de rug. In die tijd maken hun luistervaardigheden een hele ontwikkeling door. Baby’s van 6 maanden kennen de spraakklanken van hun moedertaal nog niet. Baby’s van 9 à 10 maanden wel. Baby’s van 6 maanden kunnen dus de mogelijke en onmogelijke woorden in de moedertaal nog niet van elkaar onderscheiden, terwijl baby’s van 9 à 10 maanden dit wel kunnen. Het eerste levensjaar is dus heel belangrijk voor het leren van taal.
Voor zijn proefschrift (KUN 1999) heeft Joost van de Weijer het gehele spraakaanbod opgenomen dat een Nederlands- lerende baby tussen de leeftijd van 6 en 9 maanden hoorde. Hij analyseerde de hele eerste week, middelste en laatste week. In totaal hoorde het kindje in die drie weken meer dan 8500 uitingen Niet de totale 3 maanden werden geanalyseerd, want dan was hij nu nog bezig geweest.. Per dag hoorde de baby ongeveer twee-en-een half uur spraak. Hierin zijn pauzes niet meegerekend en worden dus alle uitingen aan elkaar geregen. Van die twee-en-een half uur spraak was echter maar 20 minuten direct aan het kind gericht. De rest werd gesproken tussen de ouders of tegen het andere kind. Dit lijkt niet veel voor een baby om een taal op te kunnen bouwen! Toch is het prima gelukt. Inmiddels zit de baby op school en doet het uitstekend.
Een taal is een taal is een taal Anne Cutler
Voordat baby’s in staat zijn iets te zeggen, moeten ze eerst een woordenschat opbouwen. Immers, je kunt geen woord spreken als je dat woord niet eerst hebt gehoord en het in je geheugen hebt opgeslagen. Het probleem is dat niemand woordjes leert aan een baby die nog niet kan spreken. We kunnen het wel proberen, maar we geven al gauw op als de baby ondanks alle pogingen maar geen woord blijft nazeggen. Baby’s moeten dus hun eerste woordjes leren uit de uitingen die ze horen. Omdat deze uitingen meestal zinnetjes zijn en geen geïsoleerde woorden (dit stelde eveneens Joost van de Weijer vast, zie hierboven), moeten ze woorden herkennen binnen een continue zin.
Dat kunnen baby’s daadwerkelijk. In luisterexperimenten zien we dat ze langer luisteren naar verhaaltjes waarin woorden voorkomen die ze tevoren kregen aangeboden, dan naar verhalen met andere soortgelijke woorden. De woorden die werden aangeboden waren geen woorden waarvan je verwacht dat baby’s ze al kennen voordat ze aan het onderzoek deelnemen (bijvoorbeeld karper, pendel etc.)
De komende tijd wordt een drukke testperiode
Onlangs hebben we vastgesteld dat baby’s hetzelfde kunnen doen in een tweede taal die ze helemaal niet kennen! Het onderzoek waarin we getoond hadden dat Nederlands lerende baby’s woorden als karper en pendel in een verhaaltje terugvonden, werd met Engels lerende baby’s van dezelfde leeftijd (9 maanden) in Amerika herhaald. De Amerikaanse baby’s hadden nooit eerder een woord Nederlands gehoord, maar ze vonden het best om naar Nederlands te luisteren, en ze luisterden ook langer naar de verhaaltjes met de zojuist gehoorde woorden. Op die leeftijd is een baby kennelijk net een kleine woordzoekmachine...
Margret van Beuningen Anne Cutler Suzanne van der Feest Paula Fikkert Angela Khadar Valesca Kooijman Elizabeth Johnson Fieke Noordzij Dennis Pasveer Elske Schoenmakers Iris Westers Ellen Westrek Annelies van Wijngaarden Tania Zamuner
Voor meer informatie kunt u de volgende publicaties raadplegen: Houston, D.M., Jusczyk, P.W., Kuijpers, C., Coolen, R. & Cutler, A. (2000) Cross-language word segmentation by 9-month-olds. Psychonomic Bulletin and Review, 7, 504-509.
Zoals u heeft kunnen lezen in deze nieuwsbrief zijn er naast de lopende onderzoeken voldoende plannen aanwezig voor het uitvoeren van nieuwe experimenten. We hopen u dan ook snel weer in ons lab te mogen begroeten. Wij wensen u prettige herfstdagen: