Hoe kunnen wij goed ouder worden? Joep Dohmen
In Het handwerk van de vrijheid. Over de ontdekking van de eigen wil verdedigt Peter Bieri (2006) de stelling dat onze persoonlijke vrijheid een kwestie van handwerk is. Mensen zijn niet zomaar vanzelf vrij, maar moeten gaandeweg hun leven hun eigen vrijheid veroveren en hun leven vormgeven. Deze Bildungsfilosofie van Peter Bieri vertoont een nauwe samenhang met zijn literaire werk. In Nachttrein naar Lissabon, de succesvolle roman van Pascal Mercier, het alter ego van Peter Bieri, stapt een man van middelbare leeftijd van de ene op de andere dag uit zijn gewone bestaan en gaat op reis. Hij probeert een nieuw leven te beginnen. In deze bijdrage onderzoek ik eerst de Bildungsfilosofie van Peter Bieri, in het bijzonder het verband tussen persoonlijke identiteit, tijd en vrijheid. Centraal staan Bieri’s opvatting van motivatie en reflectieve wilsvorming, zijn narratieve hermeneutiek van het verlangen, en zijn schets van onvrijheid. Daarna wijs ik op enkele belangrijke parallellen in Nachttrein naar Lissabon, zoals de opvatting van het leven als reis. De voornaamste stelling van Bieri/Mercier is: benut de speelruimte die je hebt en leef goed gemotiveerd! Ik ben benieuwd of en hoe deze aanbeveling zou kunnen worden toegepast op de ‘tweede levenshelft’. Hiermee wil ik bijdragen aan een geloofwaardige visie op goed ouder worden.
Vrijheid als Bildungsproject Volgens Peter Bieri hangt ons persoonlijk leven, hoe ons leven zich ontwikkelt en hoe vrij we daarbij zijn, af van verschillende voorwaarden. Vrijheid hangt onder meer af van de mogelijkheden die de wereld biedt, de middelen waarover je beschikt en de vaardigheden die je hebt. Op elk van die terreinen kan onze vrijheid worden ingeperkt of uitgebreid. Deze toename en afname is in hoge mate afhankelijk van politieke en maatschappelijke voorwaarden. De overheid kan bijvoorbeeld meer of minder restrictief zijn in het toestaan van bepaalde handelingen van individuen, maar zij kan ook de voorwaarden scheppen zodat mensen zoveel mogelijk hun wil kunnen omzetten in bepaald handelen. Onze persoonlijke vrijheid hangt behalve van factoren als mogelijkheden, middelen en vaardigheden bovendien in bepaalde zin van onszelf af. Het betreft de vorming van onze eigen wil. Bieri sluit hiermee aan bij de opvattingen van de Amerikaanse filosoof Harry Frankfurt (1988). Het belangrijkste kenmerk van personen is volgens Frankfurt dat ze afstand kunnen nemen van hun wensen en dat ze zich met bepaalde wensen wel en met andere niet kunnen identificeren. Dit is het uitgangspunt van de zogenaamde split-level self theorie. 1
Frankfurts‘ stelling is dat mensen handelen op basis van verlangens of wensen, en bovendien op basis van volities, wensen over concrete wensen en verlangens. Mensen kunnen willen dat bepaalde verlangens hun handelen sturen en andere verlangens niet. Je kunt verlangen om te roken en verlangen om gezond te zijn; je kunt zowel willen roken als gezond willen blijven, en je kunt bovendien het genot van het roken willen prefereren boven de waarde van gezondheid. Een doelbewuste roker is misschien geen gezonde, maar wel een vrije, autonome persoon. Door hun biografie, genen en opvoeding (inclusief mogelijke trauma's) hebben mensen een unieke innerlijke architectuur gekregen van ideeën en verlangens, emoties en gewoontes die hun persoonlijkheid bepaalt. Bovendien wordt onze identiteit gevormd door de houding die wij ten opzichte van die bepaaldheid innemen. Door na te gaan wat we echt willen en het vormen van volities, vormen we de oriëntatie van onze eigen persoonlijkheid. Onze identificaties zijn een uitdrukking van wat wij echt willen, waarmee we instemmen en waarnaar we willen handelen. In kritische navolging van Frankfurt pleit Bieri ervoor om niet alleen ad hoc stelling te nemen ten aanzien van een concreet verlangen, maar om ons bovendien de samenhang van onze verlangens toe te eigenen. Je moet proberen te worden wie je bent.
Wensen en wilsvorming Het vormgeven van onze vrijheid veronderstelt een opvatting van actorschap. Iemand die handelt, is als actor de bron van zijn daad. Zonder actor is er geen handeling, maar slechts een gebeurtenis. Als je jezelf als actor ervaart, beleef je je beweging als uitdrukking van een bepaalde wil. Als je door een andere wil werd bewogen, zou er een andere beweging gevolgd zijn. En als er geen eigen wil was, dan was de beweging niet meer dan een reflex of een stuiptrekking. Handelingen krijgen pas een betekenis door de wil die hen leidt. Als iemand iets wil, schrijven we die persoon een bepaalde wens toe. We hebben een heleboel wensen, maar slechts enkele daarvan worden een wil. Pas als een wens de overhand heeft gekregen op andere wensen en tot handelen geleid heeft, kunnen we spreken van een wil. Een wens kan pas tot handelen leiden als je een voorstelling hebt van de stappen die nodig zijn om die wens te vervullen. Pas als je iets niet alleen wenst maar ook echt wilt, denk je erover na hoe je iets kunt doen. Dat een wens het gedrag begint te sturen zoals een wil dat doet, wijst er dus op dat er een denkproces op gang is gekomen dat betrekking heeft op de keuze van de middelen. Voor een loutere wens is het niet nodig om ook werkelijk de middelen te kennen. Het typische van een wil is dus dat het niet blijft bij het spelen met een 2
gedachte. In het vormen van een wens tot wil ontwikkel je een bereidheid om de benodigde stappen daadwerkelijk te zetten. De wil is dus in het mensbeeld van Peter Bieri geen aparte instantie. Dit is van fundamenteel belang. De wil is geen zelfstandig menselijk vermogen of zelfstandige innerlijke kracht. Als iemand iets wil, betekent dit niet meer dan dat er een samenspel van wens, overweging, overtuiging en bereidheid aanwezig is. Uit dat samenspel resulteert een wil, en het is deze innerlijke structuur die verantwoordelijk is voor het handelen. Dit geldt niet alleen voor het handelen maar voor de hele levensloop. We willen immers niet alleen iets doen, we willen ook iemand worden en uiteindelijk iemand zijn. We hebben allerlei wensen over onze toekomst, maar alleen die wensen die tot een wil leiden, bepalen – naast eerder genoemde factoren – werkelijk onze toekomst.
De inkadering van onze speelruimte Hoe vrij is onze wil? Volgens Bieri is er een speelruimte van mogelijke handelingen, ook al is die niet onbeperkt. Ik kan bij thuiskomst na mijn werk meteen een glas wijn inschenken of gaan koken, maar ik kan ook eerst gaan sporten. Vrij zijn betekent dat je ook iets anders kunt doen dan wat je in feite doet. In die zin heeft een vrij mens een open toekomst voor zich. Als er slechts één toekomstmogelijkheid was, zou je niet vrij kunnen zijn in je handelen. Bieri onderscheidt tenminste vier verschillende aspecten die de speelruimte voor ons handelen inkaderen: gelegenheid, middelen, vaardigheden en het innerlijk profiel.
1. Een eerste aspect van onze speelruimte is de gelegenheid. Vrijheid betekent dat we ons in een situatie bevinden waarin er verschillende kansen zijn, gelegenheden om onze wil te vormen en deze ook in praktijk te brengen. Je moet dus nadenken over de vraag welke gelegenheden de werkelijkheid op een bepaald tijdstip aan jou biedt.
2. Ten tweede zijn er de (al dan niet beperkte) middelen die je hebt om de gelegenheden die de wereld biedt, te benutten. Dat zijn bijvoorbeeld geld, voedsel, woning, kleding, vervoer et cetera. Zo biedt de wereld tal van studiemogelijkheden, maar misschien kun jij zulke studies niet betalen.
3. De speelruimte voor het handelen hangt ten derde ook af van je vaardigheden. Niet iedereen kan schrijven, schilderen of pianospelen, ook al zou men het nog zo graag willen.
3
Een gebrek aan vaardigheden betekent ook een inperking van de vrijheid, omdat iemand zijn wensen dan niet kan omvormen tot een wil die hem tot bijvoorbeeld pianospelen in staat stelt.
4. Een vierde en laatste inperking van onze speelruimte is die van ons innerlijk profiel. Gevormde behoeften en gewoontes, opvattingen en gevoelens, maar ook trauma’s en kwetsures, onze hele biografie is van invloed op de verlangens en wensen die we hebben. In die zin is het verleden voor het scheppen van onze toekomst van groot belang. Iemand die zich altijd erg heeft moeten inspannen, zal anders met zijn verlangens omgaan dan iemand voor wie altijd alles is komen aanwaaien.
Uit deze vier inperkingen van onze vrijheid wordt duidelijk dat onze wilsvorming fundamenteel afhankelijk is van een speelruimte die we niet zelf geschapen hebben. Daarom stelt Bieri met grote nadruk dat we hoe dan ook slechts kunnen spreken van een voorwaardelijke wil. Toch bestaat er te midden van al deze vrijheidsbeperkende factoren een speelruimte waar we het wél zelf voor het zeggen hebben. In dat domein vormen we onze wil.
De bepaling van de wil Als de voorwaarden voor het praktiseren van onze vrijheid gunstig zijn, hangt het vervolgens alleen nog af van wat je zelf wilt. We betreden nu het terrein van onze meest persoonlijke, meest eigen speelruimte. Hier ligt het werkelijk alleen nog aan ons zelf. Wat we willen is niet onafhankelijk van ons denken. We kunnen met onze gedachten onze wil beïnvloeden. We kunnen door te overwegen, door na te denken over onze wensen, door te wikken, te wegen en te evalueren aan onze wil werken en beslissen hoe die zal uitvallen. We zijn de actoren van onze wil en hebben een zekere macht over onze wensen. Hier komen we in de buurt van het echte handwerk van de vrijheid. Als we erin slagen om onze wil via allerlei cognitieve wegen te bepalen zodat het onze eigen wil is, dan is de wil vrij. Dat is onze beslissingsvrijheid. Bieri maakt onderscheid tussen instrumentele en substantiële beslissingen. Bij een instrumentele beslissing gaat het erom te bepalen wat ik het beste kan doen gesteld dat ik x wil. Deze wil komt over het algemeen vrij snel en zonder al te veel inspanning tot stand. Dit is geen blind proces maar het resultaat van inschattingen welke middelen voor welke doelen het meest geschikt zijn. Naast instrumentele zijn er ook substantiële beslissingen. Hier luidt de vraag: wil ik x werkelijk en waarom? Wil ik gaan studeren of een onderneming beginnen? Wil ik wel of geen kinderen krijgen? Wil ik me inzetten voor het lot van anderen of alleen voor mezelf? Het gaat 4
nu om de substantie van ons leven. Je vraagt je af wat voor iemand je wilt zijn. Niet alle substantiële beslissingen zijn van dezelfde orde. Er zijn wensen die inhoudelijk goed met elkaar te verenigen zijn, maar niet tegelijkertijd. Dan is het een kwestie van volgorde aanbrengen, prioriteiten stellen. Met dit soort beslissingen doe je iets met en voor jezelf. Je gaat eerst een tijd studeren, dan werken en dan kinderen krijgen. Je geeft een bepaalde ordening aan je bewuste wensen die er eerst niet was. Je vormt in die zin jezelf. Andere substantiële wensen zijn niet met elkaar verenigbaar, ze sluiten elkaar inhoudelijk uit. Je kunt niet wel en niet gaan studeren, wel en geen kinderen krijgen, voor en tegen het milieu zijn, links en rechts zijn, een rustig of een hectisch leven leiden. Je moet partij kiezen voor de ene wens, en de andere wens uitsluiten als een wens die nooit een wil zal worden. Als je een bepaalde richting bent ingeslagen, kun je dat niet of niet zonder grote gevolgen ongedaan maken. Naarmate we ouder worden komen andere substantiële beslissingen aan de orde dan voorheen. Dan gaat het niet langer om wel of niet trouwen, wel of geen kinderen krijgen, een studie dan wel een onderneming beginnen. Dan gaat het bijvoorbeeld om proberen opnieuw te beginnen, met een nieuw huwelijk, een nieuwe baan. Het kan ook gaan om een radicaal andere levensstijl, waarbij je doelbewust onthecht van je vorige bestaanswijze omdat je daar helemaal genoeg van hebt. Of je besluit om helemaal niet verder te leven en de dood onder ogen te zien. Steeds identificeren we ons met specifieke wensen en bepalen daardoor onze identiteit. Op die manier proberen we onze levensloop enige sturing te geven en daarmee te worden we wie we graag willen zijn.
De verbeelding aan de macht Hoe vindt dit identificatieproces plaats? Hoe nemen we het best zulke belangrijke beslissingen? Hier komt Bieri met een begrip dat centraal staat in zijn werk, de sleutelterm in zijn filosofie en romans: de verbeelding. De verbeelding helpt ons bij het nemen van beslissingen over wat we willen. Verbeelding (fantasie, voorstellingsvermogen) is volgens Bieri de vaardigheid om innerlijke mogelijkheden uit te proberen. Deze heb je nodig bij instrumentele beslissingen. Wie inventief is, vindt vaak wel een middel om een bepaald doel te bereiken. Ook dat hoort bij het bepalen van je handelingsvrijheid. Bij substantiële beslissingen, dus bij belangrijke levenskeuzes speelt de verbeelding zonder twijfel een enorme rol. Daarbij moeten we ons immers proberen voor te stellen hoe het ons in toekomstige situaties zal vergaan. Daarvoor is een behoorlijke mate van zelfkennis noodzakelijk, om te voorkomen dat je beslissingen neemt waar je later spijt van krijgt. 5
Verbeelding betekent dat je afstand neemt van jezelf en je wensen evalueert. Bij die evaluatie spelen zelfkennis en reflectie, fantasie en verbeelding een grote rol. Je verbeelding moet betrouwbaar en nauwkeurig zijn, vooral in het geval van onomkeerbare beslissingen. Op dat moment kies je voor een bepaalde identiteit en verwerp je een andere. Je verbeelding moet zich dan ook op een groot aantal verschillende zaken richten. Je moet er bijvoorbeeld achter zien te komen of je je in de voorgestelde situatie zult kunnen handhaven, en of je jezelf wel echt kunt vinden in zo’n bestaan. Wie arts of monnik wil worden, zal zich in het artsenbestaan of kloosterleven moeten verdiepen. Dat geldt nog sterker voor het ouderschap, of voor het beramen van een moord (Bieri bespreekt uitvoerig de figuur van Raskolnikov uit Schuld en boete van Dostojewsky). Hoe zal je innerlijke profiel zich vanaf je beslissing verder ontwikkelen? Dat is de ene kant van de medaille. De andere kant is dat je in je verbeelding ook alles mee moet meenemen waarvan je dan afstand hebt gedaan. Hoe leef je verder met de herinnering aan de mogelijkheden die je hebt verworpen toen je de politiek in ging: een intiem gezinsleven, een artistiek bestaan? Wat zal het voor je betekenen om alleen verder te leven nadat je gescheiden bent van je jarenlange levenspartner? Weegt het voordeel van de vrijheid op tegen het nadeel van het niet langer verbonden zijn? Kun je na de moord verder leven zonder schuld en spijt? Uiteindelijk zul je dan je beslissing nemen en je met een zaak of persoon engageren. Je identificeert jezelf met je kinderwens en maakt die tot wil. Als de omstandigheden buiten jouw beïnvloedingssfeer ook meewerken, ga je voortaan als vader of moeder door het leven.
Hermeneutiek van het verlangen
De openheid van de toekomst Wij ervaren de toekomst van ons handelen en leven als open, tot aan het moment dat we een besluit genomen hebben en de handeling wordt voltrokken. Tot dat moment kan er nog van alles gebeuren waardoor de beslissing op het laatste moment kan veranderen. De ervaring van een open toekomst heeft drie aspecten:
1. De activiteit van het beslissen als zodanig heeft een open karakter. Ik ben degene die door overwegingen en verbeelding een bepaalde beslissing neemt en een keuze maakt uit verschillende alternatieven. Ik sta niet machteloos ten opzichte van mijn wil. Het is míjn beslissing.
6
2. Het aspect van herroepbaarheid. De ene overweging kan door een andere, tegengestelde vervangen worden. Zolang we bezig zijn met het overwegen van alternatieven, kan ik nog terugkomen op een voorlopige beslissing en is de wilsvorming niet afgesloten. Onder invloed van reflectie en verbeelding kan onze wil nog steeds veranderen.
3. Het aspect van onafgeslotenheid. Het is onmogelijk tot het moment van besluit zeker te weten wat we uiteindelijk willen en op grond daarvan dan doen. De laatste gedachte, waarin we meenden een beslissing te forceren, kan juist door zijn optreden zelf toch een andere wil en daarmee een andere beslissing teweegbrengen.
Als deze drie aspecten: beslissen, herroepbaarheid en onafgeslotenheid, er niet waren, zou er geen open toekomst zijn. Het zou slechts de tijd na het heden zijn. Tijd zouden we ervaren als een statische dimensie waarnaar we ons zouden voegen. Als de wil vaststond en aan onze invloed onttrokken was, zou de doorleefde tijd tot stilstand komen. Er zou een opeenvolging van ervaringen zijn, maar het zou geen tijd zijn waar je zelf iets mee te maken hebt.
Articuleren, begrijpen en beoordelen Wilsvrijheid is een breekbaar ideaal. De vrijheid van de wil is iets waaraan je hard moet werken. Bieri gaat er vanuit dat we (deels) vrij zijn om onszelf te vormen, door ons met behulp van ons denken en onze verbeelding onze wil toe te eigenen. Aan het proces van identificatie of toe-eigening zitten volgens Bieri drie dimensies: articulatie, begrijpen en beoordelen. Dit kan worden bezien als het narratieve aspect van Bieri’s Bildungsfilosofie. Articulatie gaat over een zo goed mogelijke verwoording van wat je wilt. Begrijpen gaat over het doorzien van de betekenis van je verlangens. Ten slotte is goedkeuring nodig, je moet instemmen met wat je wilt. Je moet er achter staan. Niet weten wat je wilt, bezet worden door onbegrijpelijke verlangens, je eigen wil afkeuren, dat alles maakt een mens onvrij. Niet toevallig is het doorgaans een existentiële crisis die ons dwingt om ons voor onszelf te verduidelijken.
- De vrije wil als gearticuleerde wil Als aan mensen gevraagd wordt wat hen werkelijk drijft in het leven, hebben ze niet altijd meteen een (goed) antwoord. Wat we op korte termijn willen, weten we doorgaans redelijk goed. Wat we op langere termijn willen, is echter vaak onduidelijk. ‘Een wens hebben’ betekent bepaald nog niet dat je die ook gemakkelijk kunt articuleren. Je moet er iets voor 7
doen om de inhoud van je wil te leren kennen. Je moet dus zoeken naar methoden om die te articuleren. Articuleren betekent in taal uitdrukken, verwoorden wat je bezighoudt. Dat is belangrijker dan men wellicht zou denken. Door de amorfe inhoud van de wil te uiten, plaats je die op afstand van jezelf. Dat schept ruimte om de inhoud van je wil te onderzoeken, je duidingen ervan te corrigeren en scherp te stellen. Ook verdrongen of verbannen wensen kunnen dan aan de oppervlakte komen. Door dit articuleren kan er een toespitsing in de wens ontstaan. Niet alleen door woorden, maar ook door beelden, romans of films, via verbeelding en fantasie kan wat we echt willen, voor onszelf meer helder, duidelijk worden.
- De vrije wil als inzichtelijke wil Je ervaart onvrijheid als je je wil niet begrijpt, als hij je voorkomt als een vreemde wil, inconsistent met je andere wensen, een wil die als het ware buiten je staat. Het kan zijn dat je je innerlijk landschap van wensen niet overziet en dat je je wil daarin niet kunt plaatsen. Je snapt bijvoorbeeld niet dat je droomt van een andere baan, omdat het eigenlijk best goed gaat op je werk. Dat kun je verhelpen door te proberen die vreemde wil toch te begrijpen. Je wil begrijpen betekent niet zozeer de causale verbanden doorzien van je binnenwereld, maar een interpretatie kunnen geven van je wil. Het gaat eerder om een hermeneutiek van je verlangens. Bij dit proces van zelfkennis moet je je vreemde wil nauwkeurig articuleren. Wat is die wil precies, hoe kun je dat verlangen het best omschrijven? Daarna ga je interpreteren en proberen om die wil in een verhaal op te helderen: wat betekent die wil eigenlijk? Bij nader inzien past die vreemde wens juist heel goed bij je andere wensen. Het kan ook zijn dat je vreemde wil iets heel anders betekent dan je eerst dacht. Dan had de wens zich als het ware een beetje vermomd: je wilde wel degelijk kinderen krijgen, maar je stond het jezelf niet toe. Het kan ook zijn dat de wens staat voor een veel omvattender wens. Hoewel je wel degelijk erg ambitieus bent, wil je liefst absoluut geen carrièrevrouw zijn, maar heel graag thuiszijn om een groot gezin draaiende te houden. Als het je lukt om die vreemde kinderwens te duiden en daarmee voor jezelf een soort innerlijke consistentie te verwerven, is dat een toename van wilsvrijheid. De interne spanningen in jezelf worden dan opgeheven en de wens conflicteert niet langer met andere verlangens. Het doel van Bieri’s Bildungsfilosofie, vrijheid, verwijst dus naar een zekere mate van integratie. De inzet is om in de loop van je leven, naarmate je ouder wordt een meer samenhangende persoonlijkheid te ontwikkelen.
8
- De vrije wil als goedgekeurde wil Zelfkennis is een maatstaf voor wilsvrijheid. Articulatie en inzicht zijn twee belangrijke aspecten van zelfkennis. De vrije wil is een wil waarmee je je kunt identificeren, die je aan jezelf kunt toeschrijven omdat je hebt begrepen hoe hij ligt ingebed in je biografie, in ontstaan en ontwikkeling van de persoon die je vandaag bent. Je moet afstand nemen tot je eigen wil om die goed te kunnen benoemen, begrijpen en beoordelen. Vanuit die distantie keuren we een wil goed of af. Er zijn twee vormen van beoordeling: een functionele en een kwalitatieve. Gewoonlijk schatten we in of onze wil een gunstig of schadelijk effect heeft op onze toekomst. Als ik die auto koop, ben ik vrij om te reizen waarheen ik wil. Maar hij is wel erg duur. Meer substantiële oordelen gaan over de vraag wat voor leven je wilt leiden, wat voor mens je wilt zijn. Je kunt bijvoorbeeld kiezen voor een hardnekkige, op je werk niet algemeen gerespecteerde wil om part-time te werken. Het kan ook gebeuren dat je in opstand komt tegen de innerlijke censuur die bij elk zelfbeeld hoort. Ineens doorzie je dat je al je hele leven lang aan de verwachtingen van je ouders hebt willen voldoen. Je houdt ermee op om dag en nacht te werken. Wil een beoordeling kunnen bijdragen aan je wilsvrijheid, dan moet je je eigen wil ook werkelijk goedkeuren. Dit is wat ik wil, dit is wat ik begrijp van mezelf, hier sta ik achter.
Vrijheid in gebondenheid De vrijheid van de wil hangt dus af van ons denken, verbeelden, oordelen en goedkeuren. We hadden ook iets anders kunnen willen en juist daarin ligt onze vrijheid. Maar we willen ook weer niet zomaar wat anders. Als we zeggen - ik had ook iets anders kunnen willen - bedoelen we: als ik tot een ander oordeel was gekomen! Als de wil ons volstrekt willekeurig zou overkomen, zouden we niet vrij zijn. Wilsvrijheid betekent geen ongebondenheid of willekeur, de vrijheid van de wil bestaat juist dankzij zijn gebondenheid. Uiteindelijk leg je je wil vast door een bepaalde overweging en dan beslis je. Als de wil zich niet door jouw oordeel zou laten vastleggen, zou de externe wereld jouw wil volledig bepalen en zou je niet vrij zijn. Besluiteloosheid kan onze vrijheid inderdaad slopen. We blijven dan maar heen en weer gaan tussen onze verlangens en komen niet tot een eindoordeel waarmee we ons identificeren. Weliswaar kan de uitdrukking ‘hier sta ik, ik kan niet anders’ inderdaad verwijzen naar een onvrij mens, bijvoorbeeld naar een junk die moet stelen omdat hij verslaafd is. Maar zij kan ook heel erg goed vrijheid uitdrukken: ik ben tot dit oordeel gekomen en nu voegt mijn wil 9
zich naar mijn oordeel. In het dagelijks leven voelen we ons inderdaad vrij als we zelf hebben kunnen bepalen wat we willen, en de kans krijgen om die wil ook werkelijk door te zetten. Tot zover Bieri’s idee van vrijheid, opgevat als een altijd van vele voorwaarden én van ons oordeel en goedkeuring afhankelijke, eigen wil.
Ervaringen van onvrijheid Een van de meest indringende analyses van Bieri’s Het handwerk van de vrijheid gaat over ervaringen van onvrijheid (Hoofdstuk 4). Juist door zijn behandeling van vormen van onvrijheid laat Bieri zien dat, hoe en waarin onze vrijheid wel degelijk bestaat. We begrijpen heel goed wat vrijheid is en hoe belangrijk het is dat we zelf kunnen handelen zoals we willen, op het moment dat wij niet zelf kunnen beslissen, of dat onze wil gefrustreerd of onmogelijk gemaakt wordt. Bieri schetst verschillende onvrije figuren zoals de windvaan die met alle winden meewaait, de meeloper die altijd andermans wil volgt, degene die onder hypnose staat of die gegijzeld wordt. Volgens Bieri is je wil vrij als die door je eigen denken gestuurd wordt. Toch kunnen we, zelfs als we wel echt nadenken en zelf oordelen, nog steeds zeer onvrij zijn. Dit is het geval bij degene die gevangen is in een onbegrepen identificatie met een ander, of bij dwangmatig handelen. In dat geval ben je onvrij en een slaaf van je neigingen. Het lukt je dan niet je wil naar je betere inzicht te richten. We noemen een verslaafde wilszwak, maar dat is niet helemaal waar, aldus Bieri. De dwangmatige wil van de verslaafde is doorgaans juist bijzonder sterk. Zijn wil is niet zwak, maar zijn denken en oordelen vermag weinig tegen die sterke wil en daardoor lukt het niet om tot een minder dwangmatige wil te komen. De ervaring van innerlijke dwang bestaat uit twee elementen: de onbeïnvloedbaarheid van de wil en de vreemdheid ervan, het feit dat de eigen wil wordt afgekeurd. De dwangmatige wil woekert in mij als een vreemd gewas, en bedreigt de kwaliteit van mijn persoon. Mijn toekomst verliest in deze situatie zijn openheid. Ik weet al lang wat er zal gebeuren, want mijn dwangmatige wil is ijzersterk en dominant:
Wellicht worden veel van de dingen die u doet, door u gedaan omdat u nog steeds gehoorzaam bent aan het verinnerlijkte gezag van uw ouders. Dit gezag beveelt u altijd de beste te zijn. U bent niet gelukkig, want u bent voortdurend buiten adem. Maar u kunt het niet laten. Telkens wanneer u weer een zaak hebt volbracht met de gebruikelijke perfectie die u de keel uithangt, en u zich even zou willen laten gaan, moet u onmiddellijk de volgende prestatie willen. Aan alle kanten ziet u opgaven die 10
u, en u alleen, werkelijk goed kunt vervullen. Het is om wanhopig van te worden, want u koerst aan op een volledige uitputting. Maar ophouden kunt u niet, en dat maakt u tot een werkverslaafde. (o.c p. 92-93) Het meest verrassende aan Bieri’s analyse is wel dit interne verband tussen identiteit, wil en tijd. Bieri laat zien hoe al deze onvrije figuren op heel verschillende manieren in de tijd staan, al naar gelang het met hun wil is gesteld. Pas als we begrijpen hoe het met iemands wil is gesteld, zien we in hoe hij in de tijd staat. Degene die met alle winden meewaait, heeft een vlakke tijd. Alles is even saai, want er is geen eigen motivatie en betrokkenheid. De meeloper leeft in andermans tijd en dus in een vervreemde tijd: hij wil altijd wat die ander wil. De dwangmatige mens leeft in wachttijd, in afwachting van de tijd waarop hij eindelijk zijn eigen wil in bezit kan nemen. Dit levert een onthutsende ontdekking op: mensen die innerlijk onvrij zijn, leven in een tijdsmodus die we van buitenaf nauwelijks herkennen. Ze leven niet in de ‘tegenwoordigheid’, zegt Bieri, maar ervaren hun leven als vlak, vervreemd of opgeschort. Ze staan soms levenslang in de wacht. De romans van Pascal Mercier zijn overbevolkt met dit soort onvrije figuren.
Nachttrein naar Lissabon Raimund Gregorius, leraar klassieke talen aan het gymnasium van Bern, 57 jaar oud, al jaren gescheiden en alleenwonend, wordt zo van zijn stuk gebracht door een ontmoeting met een hem onbekende Portugese vrouw, dat hij het drastische besluit neemt de zekerheden van zijn bestaan op te geven. Hij onderbreekt zijn onderwijs, verlaat het klaslokaal en stapt uit zijn leven als docent. Zo opent de roman Nachttrein naar Lissabon, geschreven door Pascal Mercier. Gregorius bezoekt een antiquariaat en vindt daar bij toeval een Portugees boek, Um ourives das palavras (‘Een goudsmid van woorden’) dat hij van de eigenaar cadeau krijgt. Dit boek van Amadeu Inácio de Almeida Prado intrigeert hem zo dat hij de volgende avond de nachttrein naar Lissabon neemt om meer te weten te komen over de auteur. Prado blijkt al ruim dertig jaar geleden overleden, vlak voor de Anjerrevolutie. Door in contact te komen met zijn twee zussen en een aantal andere intimi, en door een bezoek te brengen aan zijn graf en zijn oude school, slaagt Gregorius erin Prado’s leven stukje bij beetje te reconstrueren. Prado moet een charismatische persoonlijkheid zijn geweest: briljant als leerling op het lyceum, superieur tijdens zijn medicijnenstudie, gevierd als arts in zijn praktijk. In overdenkingen die Gregorius doen denken aan de Persoonlijke Notities van Marcus Aurelius, filosofeert deze Prado over de innerlijke ervaring en de mogelijkheid van zelfkennis, de kracht van de 11
verbeelding en de macht van de taal, belangrijke gebeurtenissen en beslissingen verbeeld via de metafoor van het leven als reis, de relatie met anderen, het verstrijken van de tijd, de kans om opnieuw te beginnen. We herkennen hierin de hoofdthema’s van Bieri’s filosofische werk. Ik bespreek hier kort de metafoor van het leven als reis, de rol van de taal en die van de ander, als illustraties van het feit dat Nachttrein naar Lissabon, meer dan Merciers andere romans, een Bildungsroman is.
Het leven als reis Waarom gaat Gregorius op zoek naar een hem volkomen onbekende schrijver? Het alter ego van Pascal Mercier, de filosoof Bieri, heeft gesteld dat je afstand moet nemen van jezelf om jezelf goed te kunnen begrijpen:
Was het mogelijk dat de beste weg om je van jezelf te vergewissen bestond uit het leren kennen en begrijpen van een ander? Iemand wiens leven heel anders was verlopen en een heel andere logica had bezeten dan zijn eigen leven? (Mercier, 2008, p. 98)
Via het leven van een ander evalueert Gregorius zijn eigen levensweg, de keuzes die hij heeft gemaakt en ook wat hij allemaal heeft laten gebeuren. Hij verwondert zich erover dat zijn leven gegaan is zoals het gegaan is, terwijl het toch heel anders had kunnen verlopen. Nu loopt het dan ook daadwerkelijk helemaal anders:
Als iemand hem een week geleden, in zijn woning in Bern, zou hebben gezegd dat hij over zeven dagen in een nieuw kostuum en met een nieuwe bril op in Lissabon op een veerboot zou zitten om bij een gemarteld slachtoffer van het Salazarregime iets over een Portugese arts en schrijver te weten te komen die al meer dan dertig jaar dood was, dan zou hij die persoon voor gek hebben verklaard. Was dit nog steeds hij, Mundus, de bijziende boekenwurm? (Mercier, 2008, p. 113)
Gregorius, bijgenaamd Mundus, spiegelt zijn leven aan dat van Prado. Deze schrijver van het Portugese boek redt als arts het leven van Rui Luís Mendes, ‘de slager van Lissabon’ en beul van het Salazar-regime. Deze reddingsactie was voor hem als arts een vanzelfsprekende beslissing. Hij verliest het respect van de inwoners van Lissabon en wordt de rest van zijn
12
leven door hen uitgekotst. Hij worstelt met deze smaad en de vraag of hij anders had moeten handelen en waarom dan wel. Naar analogie hiervan ziet Gregorius zich voor belangrijke vragen gesteld over zijn eigen leven. Wat was in zijn verleden nu zíjn eigen speelruimte? Wat is hij zelf voor iemand geworden? Welke waren zíjn substantiële beslissingen?
In Nachttrein naar Lissabon wordt het leven op verschillende plaatsen vergeleken met een treinreis. Mercier werkt deze metafoor prachtig uit:
Ik woon nu in mijzelf als in een rijdende trein. Ik ben niet vrijwillig ingestapt, had geen keus en weet niet waar we heen gaan. Op een dag in het verre verleden werd ik wakker in mijn coupé en voelde de trein rijden. […] Ik kan de spoorbaan en de richting niet veranderen. Ik bepaal niet het tempo. Ik zie de locomotief niet en weet ook niet of de machinist te vertrouwen is. Ik weet niet of hij de seinen in de gaten houdt en merkt of een wissel verkeerd staat. […] De laatste wagons zijn nog in de tunnel en de eerste rijden alweer naar buiten. […] De verlichting in de coupé verandert telkens zonder dat ik er invloed op heb. […] De verwarming laat het vaak afweten. […] In mijn coupé gaat het heel anders dan ik had verwacht. […] De ruiten zijn vuil door het frequente slechte weer. Ik denk: die ruiten geven een vertekend beeld van wat hier binnen is. […] Wat kan ik doen tijdens de reis? De coupé opruimen. De dingen vastzetten, zodat ze niet meer rammelen. […] Ik duw mijn hoofd tegen de ruit en concentreer me uit alle macht. Ik wil één keer, één enkele keer proberen te begrijpen wat er buiten gebeurt. […] Het lukt niet. […] De reis duurt lang. Er zijn dagen waarop ik hoop dat de reis eindeloos zal zijn. Dat zijn zeldzame, kostbare dagen. Er zijn andere dagen waarop ik blij ben met de wetenschap dat er een laatste tunnel zal zijn waarin de trein voor altijd tot stilstand komt. (Mercier, 2008, p. 352-254) De metafoor illustreert treffend een aantal hoofdlijnen van Bieri’s betoog over zijn visie op de menselijke levensloop. We zien hoe verschillende factoren en voorwaarden onherroepelijk een rol spelen op onze ‘levensreis’, maar ook dat we een beperkte speelruimte hebben om de koers ervan zelf te bepalen. Er is een spoor waarover we in een bepaalde richting rijden. Op onze route zijn haltes en wissels, we hebben tijd om in, uit en over te stappen. De reis ligt
13
voor een groot deel vast, maar soms is er ineens een ernstige vertraging; de trein staat stil en je moet een omweg nemen. Intussen hebben wij de innerlijke ervaring dat we onderweg zijn. Als de situatie kritiek wordt, rijst de vraag: waarom maak ik eigenlijk deze reis? Zit ik in de verkeerde trein en had ik niet al lang moeten uitstappen? Dan moeten we onszelf op het spoor komen, nagaan welk verlangen ons hierheen gebracht heeft. Vrijheid is weten in de zin van begrijpen waarom je de dingen doet die je doet, en ook goedkeuren dat je die dingen doet. Zorgvuldig je reisplan bestuderen, de mogelijke routes in kaart brengen, zo goed mogelijk substantiële keuzes maken en weten welke weg je wilt inslaan, dat maakt ons vrij. Naarmate we ouder worden ontdekken we of het inderdaad een goede keus was die we gemaakt hebben, en ook welke keuzes we misschien ten onrechte niet gemaakt hebben. We kunnen de wegen die we ooit ingeslagen zijn, de substantiële keuzes uit het verleden niet terugdraaien. Maar door bewust een bepaalde nieuwe weg in te slaan, kan onze toekomst het verleden wellicht alsnog goedmaken en ons leven opnieuw zin geven. Nachttrein naar Lissabon eindigt wanneer Gregorius, gelouterd door een bizarre omzwerving, weer terugkeert naar zijn woonplaats Bern. Zijn toekomst ligt meer open dan toen hij vertrok en innerlijk onvrij was. Hoe dan ook is hij zich bewust geworden van het belang om gemotiveerd te leven. Bij thuiskomst gaat hij naar het ziekenhuis. Dat wordt misschien zijn laatste halte, het eindstation.
Toe-eigening via de taal De taal speelt een grote rol in Het handwerk van de vrijheid, omdat wij onszelf niet anders kunnen begrijpen dan door ons uit te drukken of te articuleren. We moeten dus ons innerlijk, onze wensen, gevoelens en gedachten eerst verwoorden. De mate waarin dat lukt, bepaalt onze staat van innerlijke vrijheid. Ook in Nachttrein speelt de taal een hoofdrol. Gregorius is docent klassieke talen. De titel van het boek van Prado, ‘Een goudsmid van woorden’, is een verwijzing naar Morgenrood van Friedrich Nietzsche (Voorwoord nummer 5). Daarin noemt Nietzsche de filologen ‘goudsmeden en goudexperts van het woord’, omdat zij de eerbiedwaardige kunst verstaan om ‘ter zijde te gaan staan, zich tijd te gunnen, stil te worden, langzaam te worden.’ Het belang van ter zijde gaan staan en zich tijd voor reflectie te gunnen zagen we ook in de opvatting van Bieri over de centrale rol van articulatie, inzicht en evaluatie van onze wensen en verlangens bij het toe-eigenen van onze wil. De opvattingen over taal die Mercier zijn romanpersonages in de mond legt, zijn een echo van de nadruk die de filosoof Bieri legt op het belang van articulatie en verwoording voor het vormen van onze identiteit:
14
Het is een strijd tegen innerlijke verlamming. Waarom ben ik er in hemelsnaam niet eerder mee begonnen! Je bent niet werkelijk wakker als je niet schrijft. En je hebt er geen idee van wie je bent. Om maar niet te spreken van wie je niet bent. (o.c. p. 110)
In het voetspoor van Nietzsche laten Bieri in zijn filosofie en Mercier in zijn romans zien dat en hoe taalgebruik mede bepaalt wie wij zijn. Het risico van klakkeloos taalgebruik is dat we onszelf en elkaar helemaal verkeerd begrijpen. Het is zaak over jezelf niet in termen van clichés te denken. Elk mens heeft een persoonlijk taalgebruik, een eigen manier van verwoording nodig die uitdrukt wat hij voelt, denkt en wenst, in plaats van afgesleten metaforen die niet de kern van zijn wezen raken.
Wanneer ik de krant lees, naar de radio luister of in het café let op wat de mensen zeggen, ervaar ik steeds vaker weerzin, ja walging tegenover almaar dezelfde woorden, die geschreven en gesproken worden – de almaar gelijkluidende uitdrukkingen, frasen en metaforen. En het ergste is nog dat ik als ik naar mezelf luister, moet constateren dat ik ook almaar dezelfde dingen zeg. Ze zijn zo verschrikkelijk afgezaagd en uitgewoond, de woorden, versleten doordat ze miljoenen keren zijn gebruikt. Hebben ze eigenlijk nog wel een betekenis? Natuurlijk, het uitwisselen van woorden functioneert, de mensen handelen ernaar, ze lachen en huilen, ze lopen naar links of naar rechts, de ober brengt koffie of thee. Maar dat is niet wat ik wil vragen. De vraag is: zijn ze nog uitdrukkingen van gedachten? (o.c p. 32)
Gregorius is doodsbang om een kitscherige wil te hebben. De inhoud van een kitscherige wil is ontleend aan clichés en komt voort uit slordigheid en angst. Eigenzinnigheid is het tegenovergestelde van kitsch en de sleutel naar een echt vrij leven. Volgens Bieri zijn mensen zich er doorgaans veel te weinig bewust van dat het algemene mediajargon uiterst schadelijk is voor hun eigen persoonlijkheid. Goed articuleren: zoeken naar de taal die jouw ervaringen het beste verwoordt, en naar de juiste woorden om die ervaringen het best te interpreteren, is onontbeerlijk voor je innerlijke vrijheid. Het ontwikkelen en toezicht houden op een zo persoonlijk mogelijk taalgebruik vermindert het gevaar op een kitscherig leven.
De rol van de ander
15
Aan het eind van zijn boek Het handwerk van de vrijheid besteedt Bieri apart aandacht aan de rol die de ander speelt bij de totstandkoming van mijn identiteit en innerlijke vrijheid (Hoofdstuk 11. De zelfstandigheid van de wil en de ander). Als individu leef ik samen met anderen die van meet af aan een rol spelen bij het vormen van mijn persoonlijkheid. Ik onderga hun invloed, zij zijn een spiegel voor mij en ik voor hen, ik ben in een innerlijke monoloog met hen verwikkeld. Dit is een complexe aangelegenheid: zonder anderen kan ik mezelf niet leren kennen, met anderen is dat nog niet meteen evident. Dat hangt onder meer af van welke bedoelingen de ander met mij heeft. Het hangt natuurlijk ook af van wat ik en de anderen elkaar te bieden hebben, en bijvoorbeeld of we elkaar inspireren, maar deze dimensie ontbreekt nagenoeg bij Bieri. In algemene zin zou men kunnen zeggen dat de ander voor mijn vrijheid zowel een hulp en verrijking kan zijn als een bedreiging. De beslissende vraag luidt daarom volgens Bieri: “Wat is het verschil tussen een in wisselwerking met anderen ontwikkelde en door hen veranderde zelfstandige wil, en een door anderen gewoon in beheer genomen, door hen gemanipuleerde wil?” (p. 383) Als anderen ons manipuleren, misleiden of belangrijke informatie achterhouden, verminderen ze onze vrijheid. Als ze me helpen bij de toeëigening van mezelf, dan vergroten ze mijn vrijheid. In laatste instantie beslissen wij zelf ‘in het trommelvuur van andermans influisteringen’ (p. 385). In Nachttrein vervult de ander inderdaad een complexe rol. Gregorius heeft de inspiratie van een ontmoeting met een vrouw nodig om opnieuw te beginnen. Hij heeft anderen nodig om Prado te leren kennen. Hij heeft Prado nodig om tot zelfinzicht te komen. Opmerkelijk genoeg zijn dit voornamelijk instrumentele, niet zelden asymmetrische relaties. Je zou zeggen dat er dan een lampje bij hem gaat branden, maar dat is niet het geval. Gregorius ‘gebruikt’ al die mensen, en gaat in feite uitsluitend instrumentele relaties aan. Hij blijft voortdurend op afstand. Wellicht is daarmee uiteindelijk zijn onvrijheid enigszins afgenomen en is hij aan het eind van het boek iets meer verlicht en vrij geworden. Maar of hij ook een beter leven gekregen heeft, daarover blijven we in het ongewisse.
Overwegingen en bedenkingen Wie het literaire werk van Mercier wil doorgronden, doet er goed aan om het Handwerk van de vrijheid te bestuderen. Wie dat boek begrijpt, is eerst en vooral wijzer geworden over hoe hij zijn eigen vrijheid vorm kan geven. Bovendien snapt hij waarom de meeste van Merciers romanfiguren zo jammerlijk mislukken: ze zorgen slecht voor zichzelf en komen niet tot wilsvorming, miskennen hun gesitueerdheid en blijven opgesloten in zichzelf. Omgekeerd 16
kunnen vanuit Nachttrein interessante kanttekeningen geplaatst worden bij het Handwerk van de vrijheid. Daarbij moet worden aangetekend dat de romans van Mercier geen één op één vertaling zijn van het filosofisch gedachtegoed van Bieri. Je kunt niet zomaar zeggen dat Nachttrein naar Lissabon alleen maar pedagogische doeleinden nastreeft. Het boek is ook wat het is, een roman, fictie, literatuur. Toch kunnen we tot een rijker begrip komen zowel van Handwerk van de vrijheid als van Nachttrein naar Lissabon door ze met elkaar te verbinden en na te denken over Bieri’s aansporing tot een goed gemotiveerd leven. Als we uit Merciers literaire verbeelding kunnen opmaken hoe levens kunnen mislukken, moeten we aan de filosoof Bieri vragen wat zijn Bildungsfilosofie tegen deze echecs vermag. Over de inzet zowel van filosofie als roman kan weinig twijfel bestaan. Zowel de filosoof Bieri als de romancier Mercier zijn moralisten van de goede soort: ze bepleiten Bildung. Ze proberen allebei op eigen wijze te laten zien in welke netwerken, maatschappelijk en persoonlijk, moderne mensen verwikkeld zijn, en hoe daarbinnen onze vrijheid zowel kan lukken als mislukken. Het sterkste punt van Bieri is zonder twijfel zijn gelijktijdige nadruk op onze voorwaardelijke vrijheid en op de speelruimte die er voor mensen overblijft als de omstandigheden gunstig zijn. De menselijke levensloop wordt op tal van manieren bepaald, door de maatschappelijke omstandigheden en door iemands persoonlijke gesitueerdheid daarbinnen; door iemands biografie en door de vaardigheden waarover iemand beschikt. Dit zijn de coördinaten van de speelruimte waarover we beschikken. Pas op dat punt komt onze persoonlijke verantwoordelijkheid in beeld: de vorming van onze wil via reflectie en verbeelding. Wij hebben wel degelijk een zekere speelruimte om onszelf te vormen. Bieri laat heel duidelijk zien dat we niet zomaar over onszelf beschikken, maar dat daartoe een persoonlijke zoektocht is vereist. De narratieve hermeneutiek van onze verlangens omvat verwoording, begrip en goedkeuring. Ons leven is slechts zinvol in de mate dat we de motieven van ons handelen op het spoor komen, ontdekken wat we echt willen en die wil ook goedkeuren. Onze wil is dus niet een eigenstandig vermogen dat aangestuurd wordt door het verstand. ‘Willen’ betekent dat we op grond van een zorgvuldige narratieve hermeneutiek een verantwoorde keuze maken uit onze verlangens, sommige daarvan tot wil maken en aldus onze levensloop gestalte geven. Dat doen we vooral door
het nemen van substantiële
beslissingen en door ons te bevrijden van oude dwangbeelden en storende invloeden. Als we een zinvol leven willen leiden en onszelf willen worden, kunnen we zulke substantiële beslissingen niet uit de weg gaan. Dan kunnen we ook niet langer meeloper zijn of gebukt blijven onder dwangmatigheid. 17
De wereld en wijzelf veranderen voortdurend en daarom moeten we in een voortdurend proces van toe-eigening en wilsvorming steeds opnieuw proberen onze oriëntatie op ons leven in handen te nemen. Het achterliggende doel van de vrijheid, van de toe-eigening van de eigen wil is een uniek, eigenzinnig en samenhangend zelf. Bieri gebruikt het woord niet, maar lijkt te pleiten voor authenticiteit. Het Bildungsideaal van Bieri/Mercier is immers om de mens meer zichzelf te laten worden tegen de horizon van een open toekomst. Bij dit hooggestemde Bildungsideaal zijn echter ook wel enkele kritische kanttekeningen op zijn plaats.
1. De invloed van denken en verbeeldingskracht op de wilsvorming. Bieri’s Bildung is sterk cognitief en - via de verbeelding - exploratief van aard. Onduidelijk blijft of en hoe je vaardigheden op de gebieden van zelfreflectie en verbeeldingskracht kunt ontwikkelen. De praktische kant van de zaak blijft bij Bieri onuitgewerkt. De belangrijkste vraag aan Bieri is of hij de mogelijkheid tot zelfkennis via reflectie en verbeelding niet overschat. Bieri presenteert een narratieve hermeneutiek, maar kun je wel te weten komen wat je echt wilt? Hoever kun en moet je daarbij vooruit kijken? Gedachtenexperimenten zijn belangrijk om dit punt van onze persoonlijke speelruimte te verkennen. Bieri laat er geen twijfel over bestaan dat zij juist heel erg nodig zijn als het gaat om substantiële beslissingen, bijvoorbeeld wel of geen kinderen krijgen. Via de verbeelding kan ik proberen om me voor te stellen of ik geschikt ben voor het
vaderschap. Ik moet mijn mogelijk vaderschap dan in de tijd
projecteren en me afvragen of ik, als de kinderen bijvoorbeeld 10 en 12 zijn, nog steeds een geschikte vader ben. Dat lijkt mij erg moeilijk te voorspellen, al was het maar omdat er intussen van alles kan gebeuren dat ik niet kan voorzien. Hoe weet ik trouwens of de verbeelding mij geen parten speelt en mij niet misleidt? Misschien ligt de zaak nog wel complexer en is zelfkennis principieel slechts beperkt mogelijk, omdat sommige verlangens zich aan elke bewuste voorstelling onttrekken. Dit betekent uiteraard nog niet dat het geen zin heeft om cognitief na te gaan wat ik wil, maar wel dat deze cognitieve methode van wilsvorming principiëel zijn beperkingen heeft.
2. Het belang van oefenen en het ontwikkelen van praktische vaardigheden. Zoals gezegd blijft de praktische kant van de wilsvorming bij Bieri sterk onderbelicht. Dat is opmerkelijk want theorie en praktijk hangen immers nauw samen. Mensen hebben niet alleen allerlei ideeën over substantiële (en instrumentele) keuzes, ze ontwikkelen ook allerlei gewoontes en praktijken die zulke keuzes ondersteunen. Men zou naast cognitie een reeks 18
praktische oefeningen verwacht hebben. Naarmate iemand beter getraind is en zichzelf een aantal gewoontes heeft aan- of afgeleerd, kan hij waarschijnlijk beter inschatten waartoe hij in staat is. Nemen we als voorbeeld (de kunst van) het opnieuw beginnen. In de loop van ons leven hebben we doorgaans een aantal substantiële keuzes gemaakt en in aansluiting daarop jarenlange gewoontes ontwikkeld. Volstaan afstand nemen van jezelf, cognitie en verbeelding dan om de gekozen levensloop en de ingesleten gewoontes te doorbreken? Opnieuw beginnen veronderstelt niet alleen afscheid nemen van de oude situatie en een cognitieve oriëntatie hebben op de nieuwe, maar ook en vooral visie, levenskracht en allerlei vaardigheden om in de nieuwe situatie overeind te blijven. Gauguin verliet zijn gezin en vier kinderen om ver weg een heel ander leven als kunstschilder te beginnen: we weten hoe verschrikkelijk hij met zijn nieuwe leven heeft geworsteld en dat hij in volstrekte eenzaamheid is gestorven. In die zin roept Nachttrein naar Lissabon de nodige vragen op. Gregorius vertrekt spoorslags naar Lissabon en gaat daar op onderzoek uit, maar de man – al tientallen jaren leraar op een gymnasium -
is in praktische zin nauwelijks toegerust voor zo’n onderneming. Het is
nauwelijks geloofwaardig hoe gemakkelijk zo’n onhandige man zich alleen in de stad Lissabon weet te handhaven. Met andere woorden: opnieuw beginnen vereist veel meer dan louter cognitie, zoals het vermogen tot rouwverwerking en praktische vaardigheid.
3. De rol van de ander Bieri huldigt de afstand, op goede gronden. Afstand nemen van jezelf is nodig om zicht te krijgen op waar je zelf intussen staat. Dat is behalve belangrijk in tweeërlei zin ook gevaarlijk. Ten eerste betekent afstand nemen van jezelf ook het risico dat je, op afstand, nog steeds in een innerlijke monoloog verwikkeld blijft. Met andere woorden, afstand nemen van jezelf betekent ook werkelijk een ander standpunt innemen. Opmerkelijk is toch wel het vrijwel volledig ontbreken van de dialoog bij Bieri. Als het om wilsvorming gaat en om belangrijke beslissingen in het leven, zijn betekenisvolle anderen toch de aangewezen personen om advies te geven? Juist de ander is een belangrijke toetssteen voor de oordelen waarmee ik mijn wil toe-eigen. Bieri introduceert het criterium ‘eigenzinnigheid’ als toets om aan een al te gemakkelijk subjectivisme te ontkomen. Maar zijn openheid en nieuwsgierigheid hier niet veel beter? Of eigenzinnigheid opgevat als de moed om je onzekerheid te laten blijken en de durf met de ander het lastige gesprek aan te gaan? Ten tweede is de ander niet alleen voor onze zelfkennis van belang, maar ook voor de praktijk van de wilsvorming, voor vorming van dominante verlangens zelf. Erkenning door anderen is 19
een sterke, positieve kracht die mensen juist het zelfvertrouwen kan verlenen om zichzelf een bepaalde wil toe te eigenen. Die positieve inspiratie ontbreekt opmerkelijk genoeg zowel bij Bieri als bij Mercier. In de romans domineert juist de angst om door de ander onteigend te worden. Ook Gregorius blijft voortdurend op afstand. Hij ‘gebruikt’ allerlei mensen en gaat in feite uitsluitend instrumentele relaties aan. Dit standpunt van Bieri/Mercier is een kruising van de uitgangspunten van Hobbes en Sartre: mensen zijn in wezen vreemd voor elkaar en moeten altijd op hun hoede zijn voor elkaar. De ander is onze vijand, de hel, altijd uit op overheersing. Hij bevrijdt ons niet van onze dwangbeelden, hij zadelt ons er juist mee op. Vrijheid is primair vrij worden van de ander. In deze literatuur komt het hegeliaanse idee dat je vrijheid ook kan toenemen door de erkenning van de ander, nauwelijks of niet voor. Het kan geen toeval zijn dat de romanfiguren van Mercier doorgaans liefdeloos door het leven gaan. Wellicht wreekt zich hier dat Mercier de reis als metafoor voor het leven gebruikt. In beginsel lijkt die metafoor zeer bruikbaar: geboorte en dood zijn vergelijkbaar met aankomst en bestemming. In beide gevallen ga je op weg: je maakt een reisplan en je richt je leven in. We leven of reizen single of in gezelschap. Je hebt bagage en je hebt kapitaal. Er zijn verkeerde afslagen en allerlei echecs. Er is een reisverhaal en er is een levenshaal. Kortom, de reis is een krachtige metafoor ter illustratie van allerlei levenservaringen. Toch is de reis ook een erg misleidende metafoor, voorzover daarmee sterk de nadruk komt te liggen op een individueel proces van zelfverwerkelijking, op grond van een levensplan met middelen en doelen, met als eindbestemming het bereiken van een geïntegreerde persoonlijkheid. Het leven kan en moet waarschijnlijk toch geheel anders bezien worden, als een reeks elkaar vaak doorkruisende ondernemingen, op verschillend tijdstippen, in allerlei netwerken en sociale verbanden, waarin de verschillende doelen door het toeval en door belangrijke anderen meebepaald worden en er geen sprake is van een uiteindelijke (eind)bestemming, maar van steeds met anderen gedeelde, tijdelijke en eindige projecten met het oog op uiteenlopende doelen. De verantwoordelijkheden tijdens al die reizen lopen zeer uiteen en worden onderweg steeds opnieuw door de betrokkenen vastgesteld. Voor een betere vergelijking zou mogelijk eerder een principieel sociale metafoor als de muziekimprovisatie in aanmerking komen, waarin zonder vooraf vaststaande compositie, de muzikanten elkaar afwisselen en steeds zo goed mogelijk op elkaar inspelen met het oog op een geslaagde uitvoering.
4. Een open toekomst 20
Bieri heeft overtuigend laten zien hoe aan de ene kant tijd, aan de andere kant identiteit en vrijheid met elkaar samenhangen. We weten doorgaans niet goed van elkaar hoe de ander in de tijd staat, omdat we niet weten op welke manier de ander zijn (on)vrijheid ervaart. Bieri laat goed zien hoe belangrijk het is om vanuit een eigen motivatie in het leven te staan. Het handwerk van de vrijheid geldt zowel voor concrete handelingen als voor de gehele levensloop. Bieri wijst op het belang van substantiële beslissingen en het openhouden van de toekomst. Maar wat betekent dat naarmate je ouder wordt en voor de vraag komt te staan: wat wil ik vanaf nu nog verder met mijn leven? Wat verwacht ik er nog van? Wat moet ik daarvoor doen en laten? De vraag rijst of en in hoeverre Bieri’s handwerk van de vrijheid ook van toepassing is op wat ik hier gemakshalve maar ‘de agenda van de tweede levenshelft’ noem. Vermoedelijk zou Bieri antwoorden dat je leven dan verregaand is uitgetekend omdat je de meeste substantiële beslissingen dan al achter je hebt. Je bent wel of niet getrouwd, hebt wel of geen kinderen gekregen, hebt wel of niet ambitieus een carriére nagestreefd, wel of niet gestudeerd, gezond of ongezond geleefd enzovoorts. Sommige beslissingen ben je uit de weg gegaan, maar nu is het te laat om dat nog te herstellen. Bieri zou waarschijnlijk zeggen dat je toch net als Gregorius nog steeds moet proberen om zo goed mogelijk te streven naar een open toekomst en dus onder het juk van het verleden vandaan moet zien te komen, als je daar tenminste nog steeds onder gebukt gaat. De concrete vraag of het ook in de tweede levenshelft noodzakelijk is om substantiële beslissingen te nemen, blijft echter onbeantwoord. Handwerk van de vrijheid gaat over de moeizame weg naar innerlijke vrijheid. Is dat dan het voornaamste dat we voor ons leven kunnen wensen? Krijgt de vrijheid het laatste woord bij Bieri? Als we goed lezen is dat niet het geval. Uiteindelijk is de vrijheid ook voor Bieri de weg naar een hoger doel, namelijk een vorm van integratie. Het doel van Bieri’s Bildungsfilosofie is dat we een min of meer harmonieus mens worden, die weet wat hij wil en niet langer bezet wordt door zijn demonen. De inzet van Bieri’s moraal is te worden wie we zijn, en dat is voor hem een samenhangende persoonlijkheid. Wat dat precies is en hoe je die kunt bereiken, daarover zwijgt Peter Bieri. Daarom doe ik ten slotte zelf enkele concrete suggesties.
Besluit: agenda voor de tweede levenshelft Wij hebben als mens een beperkte tijd van leven en die beperkte tijd kunnen we proberen zo goed mogelijk in te vullen. Onze eindigheid kan ons inspireren om ons leven vorm te geven en ‘niet te dulden dat het op een gedachtenloze toevalligheid gaat lijken’ (Nietzsche, 21
Schopenhauer als opvoeder, 179). Peter Bieri laat zien hoe belangrijk het is om goed gemotiveerd te leven. Verborgen verlangens onderkennen en je opvattingen regelmatig herijken, dwangbeelden elimineren en aandacht hebben voor substantiële beslissingen, dat is voor een zinvol leven van wezenlijk belang. De psychiater Carl Gustav Jung wees er in zijn Keerpunt van het leven (C. G. Jung, 1995) op dat naar zijn bevindingen volwassen mensen doorgaans ‘volslagen onvoorbereid aan hun tweede levenshelft beginnen.’ Jonge mensen hebben tenminste nog opvoeding en scholing om te ontdekken waarin ze zich moeten bekwamen en waarop ze zich moeten richten. Ouder wordende mensen missen zulke scholing en opvoeding. Ze leven gewoon door met hun sterk verouderde programma en melden zich vervolgens depressief bij de psychiater. Voor een zinvol ouder worden volstaat het echter niet om alleen maar terug te blikken, men moet ook vooruitkijken en zich nieuwe doelen stellen. Het voorstel van Jung levert een uitstekende aanvulling op Bieri’s handwerk van de vrijheid. Wilsvorming is tot op hoge leeftijd van groot belang, al was het maar dat je je niet wilt uitleveren aan de ideologie van het Zwitserlevengevoel. Er bestaan tegenwoordig veel voorstellingen van het ouder worden die voor veel mensen onteigenend werken, hetzij omdat ze oudere mensen per se onbekwaam achten voor zinvolle activiteiten, hetzij omdat ze de oudere mens alleen maar als consument benaderen. We mogen trouwens niet vergeten dat de eigen vrijheid voorwaardelijk is en het hele leven verregaand is voorgeprogrammeerd. In die zin blijft wilsvorming tot op hoge leeftijd van groot belang, al was het maar om de eigen verlangens niet te verloochenen. Ook ouderen moeten er goed op letten dat het leven hun eigen leven wordt. De wil tot een vrijwillig levenseinde bewijst bovendien dat het handwerk van de vrijheid inderdaad een levenslange aangelegenheid is en tot op het laatst belangrijk blijft. Omdat de wilsvorming dus een wezenlijk onderdeel is van de kunst van het goed ouder worden, zijn substantiële keuzes ten aanzien van een aantal levensstijlen voor de tweede levenshelft van algemeen belang:
- Teruggetrokken leven of in het volle leven blijven staan? - Ambitieus, actief werkzaam zijn of gericht op het hier en nu? - Sober en eenvoudig zijn of leven in welstand en luxe? - Mild of streng zijn voor jezelf? - Gefragmenteerd en spanningsvol leven, of min of meer geïntegreerd? - Worstelen met de eindigheid en bang zijn voor de dood, of leven in gemoedsrust? 22
Bovendien moeten we zoals gezegd goed in het oog houden dat de reis een bedrieglijke metafoor is die het leven al te zeer als een louter individueel project voorstelt. Omdat je je hele leven lang te midden van anderen leeft, is jouw leven vaak ook hún reis en ben je op allerlei reizen eerder een reisgezel. Je deelt in de levensprojecten, waarden en doelen van anderen en bent dan ook voor het bereiken van hún levensdoelen medeverantwoordelijk. Daarom zou het een heel belangrijke substantiële beslissing kunnen zijn om naarmate je ouder wordt, minder zelfbetrokken en meer sociaal gericht te gaan leven. Je kunt je gaan inzetten voor toekomstige generaties en daarmee voor een betere wereld. Dat kan gaan over je kinderen en kleinkinderen, vrijwilligerswerk, adviseurschap, gesprekspartner voor jongeren, deeltijdwerk in niet-gouvernementele organisaties, enzovoorts. Ten slotte ben ik er niet zeker van of wilsvorming toereikend is voor een open toekomst, voor een goed leven in de tweede levenshelft, en dus voor goed ouder worden. Wat substantieel heet, is vanuit het perspectief van een ouder wordend iemand misschien niet langer zo substantieel. Het ouder worden gaat niet alleen over wilsvorming, voor een (ander) deel gaat het over het stileren van een zekere gelatenheid. Je staat immers anders in de tijd wanneer je het grootste deel van je leven achter je hebt en nog maar beperkte tijd van leven voor je. Als je meer herinneringen hebt dan verwachtingen, wat is dan je grondstemming? Je kunt wel proberen om je te verzoenen met het verleden, maar dat lukt niet altijd. Je kunt niet bang willen zijn voor de dood, maar het intussen wel zijn. Het komt mij voor dat naarmate je ouder wordt, het belang van substantiële beslissingen afneemt, terwijl het dan veel meer gaat om een bredere, existentiële houding waarin aanvaarding, gemoedsrust en loslaten een steeds grotere rol spelen. Kortom: tot de kunst van het goed ouder worden behoren dus waarschijnlijk zowel wilsvorming als vormen van loslaten. Op die manier kan het gebeuren dat de toekomst de echecs uit je verleden op de een of andere ongeplande en onverwachte manier alsnog goedmaakt. Het grootste geluk is dat waarnaar we niet gestreefd hebben, maar dat ons toevalt.
Literatuurlijst Bieri, P. (1972). Zeit und Zeiterfahrung: Expositon eines Problembereichs. Frankfurt: Suhrkamp Verlag Bieri, P. (1981). Analytische Philosophie des Geistes. Stuttgart: Hain Verlag. Bieri, P., & Brandtstädter, J. (1987). Struktur und Erfahrung in der psychologischen Forschung. Berlin: De Gruyter. 23
Bieri, P. (2001). Das Handwerk der Freiheit: Über die Entdeckung des eigenen Willens. München: Carl Hanser Verlag. Bieri, P. (2006). Het handwerk van de vrijheid: Over de ontdekking van de eigen wil. Amsterdam: Wereldbibliotheek. Bieri, P. (2008). Hoe zou het zijn om ontwikkeld te zijn? De Groene Amsterdammer, 132(34). Vertaling door Rob van Erkelens van een feestelijke toespraak van Peter Bieri op 4 november 2005 aan de Philosophische Hochschule te Bern. Mercier, P. (1995). Perlmanns Zwijgen. Amsterdam: Wereldbibliotheek. Mercier, P. (2006). Nachttrein naar Lissabon. Amsterdam: Wereldbibliotheek. Mercier, P. (2008). De pianostemmer. Amsterdam: Wereldbibliotheek. Mercier, P. (2009). Lea. Amsterdam: Wereldbibliotheek. Frankfurt, H. (1988). The Importance of what we care about. Cambridge: Cambridge University Press. Jung, C.G (1995). Mens en cultuur. Rotterdam: Lemniscaat. Nietzsche, F. (1874/1998). Oneigentijdse Beschouwingen. Amsterdam: Arbeiderspers Nietzsche, F. (1881/2009). Morgenrood: Gedachten over de morele vooroordelen. Amsterdam: Arbeiderspers.
Interviews met Peter Bieri: ‘Een woord is voor mij pure magie.’ Interview door Margot Dijkgraaf NRC Handelsblad 14 september 2007, 32 ‘Vrijheid begint met fantasie.’ Interview door Peter Giessen De Volkskrant 27 maart 2010, 37
24