Brandpunt Hoe komt een Europees patent tot stand? Ing. PhD Didier Pollet MSc is patentonderzoeker bij het Europees Patentbureau
Wereldwijd worden er elk jaar ongeveer 800.000 patentaanvragen geregistreerd. Sinds 1977 kan men via het Europees Octrooibureau (European Patent Office of EPO) in München een uitvinding in meerdere Europese landen tegelijk laten beschermen. Sinds haar oprichting noteerde het EPO meer dan 2 miljoen aanvragen en verleende het meer dan 760.000 patenten. Het aantal aanvragen neemt jaarlijks met 9 procent toe. Patenten zitten duidelijk in de lift en daar zijn enkele goede redenen voor. Over de vele facetten van het patent en de wijze waarop het tot stand komt hadden we een uitvoerig gesprek met Ing. PhD Didier Pollet MSc. Hij onderzoekt patentaanvragen op de hoofdzetel van het EPO. ! Van onze hoofdredacteur
Boeiende loopbaan Collega Pollet (°1968, Oostende) is een van de 387 Belgen en de enige industrieel ingenieur die momenteel voor het EPO werkt. Hij kwam er in 1999 terecht na een sollicitatie voor een vacature die zijn vader, zelf industrieel ingenieur, toevallig in een Vlaamse krant had gelezen. Na een eerste voorselectie uit enkele honderden kandidaten werd hij bij het EPO in München uitgenodigd voor een examen en een interview. Hij moest er een patent beoordelen in het Duits, Engels en Frans, de drie officiële talen die het EPO gebruikt. Hij slaagde en dankt dat welslagen aan zijn gedegen opleiding als industrieel ingenieur, aan zijn studies en onderzoekswerk aan een Engelse universiteit en niet in het minst aan zijn meertaligheid. Hij schrok nochtans van het klein aantal kandidaten dat was geslaagd, een vijf procent. Vijf jaar later stelden 23.000 kandidaten zich voor gelijkaardige functies kandidaat. 700 werden er voor het interview en het examen uitgenodigd en amper 3 procent slaagde. Didier Pollet behaalde in 1991 aan de KHBO in Oostende de graad en het diploma van industrieel ingenieur elektronica. Daarna trok hij naar de universiteit van
Hull in Engeland, waar hij promoveerde met een MSc-graad in de mechatronica. In een interview in I-mag (januari 2000) vertelde hij ons dat de MSc-graad in Engeland hetzelfde niveau heeft als de graad van industrieel ingenieur. De MScgraad van de universiteit van Hull was eerder een aangepaste voorbereiding op zijn doctoraat dat hij zes jaar later aan dezelfde universiteit zou behalen. Omdat hij zijn hogere opleidingskwalificatie in ons Vlaams bedrijfsleven niet direct kon verzilveren - hij solliciteerde onder meer bij Barco, Picanol e.a. - solliciteerde hij bij het EPO in München. Hij werkt er in een internationale gemeenschap aan een schitterende loopbaan, in het mekka van een internationale bedrijfswereld met grote bedrijven zoals Siemens, Philips, Rohde & Schwarz, BMW, HP e.a. Naargelang één van de drie officiële talen die het EPO hanteert, voert hij de titel van patent examiner, Patentprüfer of examinateur de brevet. Aan de Duitse wereldstad heeft de Vlaamse expat inmiddels zijn hart verpand.
Europese patentovereenkomst Het idee om een gemeenschappelijk Europees patentsysteem in te voeren dateert
AUGUSTUS / SEPTEMBER 2006
Ing.PhD Didier Pollet MSc
uit 1973. België stond toen mee aan de wieg van dat gedachtegoed. De wetten die de industriële eigendom en de patenten regelden, waren nationale wetten die alleen uitwerking hadden binnen de grenzen van een gegeven land. Een Belg die bijvoorbeeld in Frankrijk een patent wilde, moest daarvoor een aanvraag indienen in Parijs. Om hetzelfde patent in Duitsland te kunnen toepassen moest een nieuwe aanvraag in dat land ingediend worden. Er was dus behoefte aan internationale regelgeving. Dat werd de opdracht van het EPO.
België stond mee aan de wieg van het Europees patentsysteem Het Europees patentsysteem is gesteund op het Europees Patentverdrag (European Patent Convention of EPC), dat in München op 5 oktober 1973 werd ondertekend
5
I-mag
Brandpunt en op 7 oktober 1977 van kracht werd. Die overeenkomst leidde tot de oprichting van het Europees Patentbureau. Het EPC bundelt de nationale patenten. Op 1 november 1998 telde het EPO 19 aangesloten lidstaten. Vandaag maken 31 lidstaten en enkele geassocieerde landen er deel van uit. Sinds de jaren zeventig streeft men naar één Europees eenheidspatent of Gemeenschapspatent. Het is een moeilijke discussie en de landen geraken het maar niet eens. Het struikelblok is dat het Engels de eventuele eenheidstaal zou worden. Het Europees patentsysteem is in zijn huidige vorm een unieke procedure voor nieuwheid- en verleningsonderzoek dat in alle lidstaten die bij het EPO zijn aangesloten, erkenning vindt. Wereldwijd bestaan er drie grote patentorganisaties: een Amerikaanse, een Japanse en een Europese. China werkt aan een eigen patentsysteem, maar het heeft nog een lange weg af te leggen.
Expansie Het EPO huist in München in een monumentaal gebouw met uitzicht op de Isarrivier. Het gebouw werd in de jaren tachtig opgetrokken en paalt aan het gerenommeerde Duitse patentbureau. In de jaren negentig kende de patentaanvraag een enorme boom. Er werden veel nieuwe medewerkers in dienst genomen en daaruit volgde een voortdurende nieuwbouw van kantoren. Het EPO telt momenteel 3.300 werknemers, maar er is ook een vestiging in Den Haag met circa 2.400 medewerkers en twee kleinere in Berlijn en Wenen. Het totale personeelsbestand ligt op 6.118 medewerkers, onder wie 3.500 met een hogere opleiding of een PhD. Daarnaast zijn er zowat 300 patentinformatiecentra aangesloten die meestal ondergebracht zijn bij de nationale patentbureaus. Zo heeft men onder meer in Brussel de Federale Overheidsdienst voor de Intellectuele Eigendom.
Patenten bevorderen kenniseconomie en stimuleren innovatie
ders. De 'European inventor of the year awards' werden door Alain Pompidou, president van het EPO, en commissaris Günter Verheugen, vicepresident van de Europese Commisie, uitgereikt. In de toekomst wil het EPO haar samenwerking met de Europese Commissie verstevigen. Sinds kort beschikt ze daarvoor in de 'achtertuin' van de Europese Commissie in Brussel over een 'verbindingsbureau'.
de Zwitser Roland Grossenbacher. De raad houdt onder meer toezicht op de budgetten, de hoge benoemingen, enz. en stelt een president aan die de dagelijkse leiding heeft. De huidige president is prof. Alain Pompidou, zoon van de vroegere Franse president. De president wordt verkozen voor een termijn van 7 jaar. In 2007 wordt Pompidou opgevolgd door mrs Allison Brimelow, het huidige hoofd van het UK Patent Office.
Patentprocedures
Het EPO heeft vijf algemene directoraten die elk worden geleid door een vicepresident. Ieder directoraat-generaal heeft een specifieke opdracht. Zo houden DG1 en DG2 zich bezig met het technisch gedeelte van het patentonderzoek en de formaliteiten.
Een patent is een wettelijk document dat aan de uitvinder of aan zijn rechthebbende een exclusief en tijdelijk exploitatierecht voor zijn uitvinding verleent. Het uitsluitend tijdelijk recht van exploitatie en het recht om de exploitatie aan een derde te verbieden vormen de grondslag van de patentwetten. Wereldwijd onderscheidt men voor een patentprocedure drie systemen: het systeem van registratie zonder onderzoeksrapport (zoals bijvoorbeeld in België), het systeem van registratie met onderzoeksrapport (ook mogelijk in ons land) en het systeem met een voorafgaand onderzoek (het Europees patent).
Levensloop van Europees patent Een Europees patent doorloopt verschillende fasen. In grote lijnen komt het neer op de registratie en publicatie van de patentaanvraag, de opstelling van een onderzoeksrapport en het onderzoek van de patentmogelijkheid. Op deze basis verleent het EPO al dan niet het patent. In de laatste fase van de levensloop van een patent neemt de geldigheidsduur een einde. Dat is ook het geval, als de jaartaksen niet meer worden betaald. Als die jaartaksen wel worden betaald, blijft het patent 20 jaar geldig vanaf de datum waarop de aanvraag werd ingediend. Een patent zonder onderzoeksrapport, zoals in België, heeft een levensduur van 6 jaar. Patenten voor bepaalde geneesmiddelen worden op aanvraag op nationaal niveau voor 5 jaar verleend.
Hoewel het EPO losstaat van de Europese Commissie in Brussel, namen beide instellingen onlangs het initiatief om de zogenaamde Lissabon-agenda te dynamiseren. De kenniseconomie bevorderen en innovatie stimuleren is immers één van de Europese doelstellingen uit de Lissabonovereenkomst. Een internationale jury lauwerde op 3 mei 2006 in Brussel voor het eerst enkele belangrijke Europese uitvin-
Organisatiestructuur
I-mag
AUGUSTUS / SEPTEMBER 2006
6
In 2005 behandelde het EPO 193.623 patentaanvragen. De behandeling vergt een zorgvuldige organisatie en organisatiestructuur. Het EPO wordt bestuurd door een administratieve raad (Council), die is samengesteld uit vertegenwoordigers van de aangesloten lidstaten. De raad wordt momenteel voorgezeten door
In de eerste fase van de patentprocedure worden de aanvragen of aanmeldingen gecatalogeerd in een bepaalde klasse: medicijnen, mechanica, scheikunde, biochemie, fysica, computers,voertuigen, enz. Dat behoort tot de taak van de ondersteunende administratie van DG2. Elke klasse wordt op zijn beurt onderverdeeld. De patentonderzoeker gaat vervolgens na of er al gelijkaardige of vergelijkbare patenten of uitvindingen bestaan (search phase). Dat werk behoort tot de taak van ingenieurs of PhD's. De onderzoekers beschikken over uitgebreide databanken met ruim 56 miljoen documenten die afkomstig zijn uit een zeventigtal landen. De aanmelding wordt binnen een termijn van 18 maanden gepubliceerd. Op het EPO noemt men dit een A-publicatie. Een patent dat is toegekend, noemt men een B-publicatie. A-publicaties verschijnen in de Official Journal van het EPO. Tegenwoordig worden ze gedigitaliseerd op een cd-rom of dvd.
Voorlopige bescherming Didier Pollet: “ Een A-publicatie betekent nog niet dat aan de aanvrager een patent is toegekend. De aanvrager geniet in die fase van de procedure enkel een voorlopige bescherming op zijn uitvinding. De filosofie achter die werkwijze is dat technische innovaties moeten worden gestimuleerd en aangemoedigd en dat techniek, technologie en wetenschap moeten worden bevorderd. Een A-publicatie maakt de uitvinding openbaar. Het woord patent is immers afgeleid van het Latijn patens, wat 'open' of zichtbaar betekent. In Nederland gebruikt men veelal de term octrooi. Dat is afgeleid van het Latijnse
Brandpunt 'auctorizare': geautoriseerd of gewaarborgd. Wie iets uitvindt, maar zijn uitvinding geheimhoudt, belet de vooruitgang van de techniek. Dat wil men precies vermijden door de uitvinder ertoe te bewegen zijn uitvinding via een gewaarborgde en openbare publicatie te laten publiceren. Als tegenprestatie krijgt hij een wettelijke, zij het dan voorlopige bescherming op zijn innovatie. Hij geniet met andere woorden een monopolie op het uitbaten van zijn uitvinding. De aanvrager betaalt voor de A-publicatie een relatief kleine jaarlijkse vergoeding, taxatie of fee. Na het stadium van de A-publicatie beslist de uitvinder of hij al dan niet met de procedure wenst verder te gaan. In dat stadium heeft hij immers nog geen patent. Pas in de tweede fase van het proces (examination phase) wordt de aanvraag verder onderzocht. Dat leidt tot het verlenen of weigeren van het patent. In 2005 werden 53.259 patenten toegekend. Het gebeurt ook dat de uitvinder niet meer geïnteresseerd is in zijn patent. In de derde fase gelden de patentrechten en betaalt men de jaartaksen. De hele procedure neemt gemiddeld 4 jaar in beslag en kost circa 4.600 euro. Tot voor kort werd de eerste fase altijd op het patentbureau in Den Haag of Berlijn uitgevoerd. De tweede en derde fase werden afgehandeld in München. Die werkwijze hield dubbel werk en veel tijdverlies in, want de aanmelding moest tweemaal bestudeerd worden. Nu kan men voor de hele procedure in München, Den Haag of Berlijn terecht. De aanvrager kan weliswaar niet zelf beslissen waar zijn aanvraag behandeld wordt. Met andere woorden een aanvraag ingediend in Den Haag wordt niet noodzakelijk ook daar onderzocht.”
Voorwaarden voor een Europees patent Het patent is geldig in verschillende Europese landen. Het wordt gemiddeld voor negen landen aangevraagd. Een patentaanvraag moet aan bepaalde voorwaarden voldoen. Niet alle zaken komen voor een patent in aanmerking. Er worden strenge voorwaarden gesteld: de uitvinding moet nieuw zijn, een inventief karakter hebben en geschikt zijn voor industriële toepassing.
Uitvinding Wat het begrip uitvinding precies inhoudt, is niet duidelijk omschreven in de wet op de patenten. Uitvindingen die geen technisch karakter hebben, zijn uitgesloten. Ook kunnen ze om bepaalde ethische redenen worden geweigerd.
het Europees Patentbureau (EPO) in Munchen
Een beetje geschiedenis In de veertiende eeuw werd in Venetië voor het eerst een reglementering opgesteld die technologische voorrechten verleende. Die vaak op subjectieve wijze toegekende voorrechten hebben de opkomst van de industriële revolutie aan het einde van de achttiende eeuw niet overleefd. In de ruime zin was een voorrecht of octrooi toen een vergunning, concessie of monopolie die door een vorst of een regering werd verleend aan een persoon of instelling. In de engere zin kreeg het vanaf de achttiende eeuw de betekenis van 'exclusief recht dat voor een uitvinding werd toegekend in de VS, het Verenigd Koninkrijk en Duitsland.' In Nederland werd de eerste wet op patenten in 1817 ingevoerd, maar de bedrijven maakten er weinig gebruik van. In België werd het octrooirecht in 1854 bij wet ingesteld. De eerste stap naar de harmonisering van bepaalde regels voor de bescherming van de industriële eigendommen en uitvindingen kwam er met de ondertekening van het Verdrag van Parijs in 1853. Nederland en Zwitserland gingen hun eigen weg. Pas in 1910 werd in Nederland na een jarenlange discussie en talrijke wetsvoorstellen de wet op de octrooien gestemd. In 1947 werd in Den Haag tussen België, Frankrijk, Luxemburg en Nederland een overeenkomst gesloten die leidde tot de oprichting van het Internationaal Octrooibureau in Den Haag. Het had als doel de regering van de vier landen te adviseren over de nieuwheid van uitvindingen. Het kwam destijds alleen aan de onderscheiden overheden toe om een patent te verlenen. De regeringen werden geacht daarvoor over de nodige competenties te beschikken. Aan de bijeenkomst van 1947 hield Den Haag zijn zetel voor het verlenen van patenten over. (NL)
AUGUSTUS / SEPTEMBER 2006
7
I-mag
Brandpunt Didier Pollet: “De vraag is wat men onder 'uitvinding' verstaat. Een puur abstract iets, zoals een foto of een tekst is geen techniek en kan dus niet door een patent worden beschermd, maar kan wel een auteursrecht genieten. Wiskundige methodes en ontdekkingen op natuurkundig vlak komen ook niet voor een patent in aanmerking. Men kan dus niet de logica van de fysica patenteren. Wie het perpetuum mobile of het wiel opnieuw denkt te hebben uitgevonden, is er aan voor de moeite. Utopische uitvindingen of bijvoorbeeld methoden om zaken te doen alsook computerprogramma's zijn evenmin patenteerbaar. Hetzelfde geldt voor mensen, plantensoorten en diersoorten. Let wel: planten en dieren op zich zijn patenteerbaar. In België kan echter een plantenras worden beschermd via het Belgisch kwekersrecht. Een Belgisch kwekerscertificaat verleent aan de houder het alleenrecht op het voortbrengen van teeltmateriaal voor handelsdoeleinden. Microbiologische processen en producten (gentechnologie) en medicijnen kunnen daarentegen wel worden gepatenteerd. De toekenning van een patent steunt bovendien op een ethische code. Op de uitvinding van een martelwerktuig of een bom wordt vanzelfsprekend geen patent verleend, ook niet op het klonen van mensen.”
193.623 patentaanvragen in 2005
ten opzichte van de 1.493 aanvragen in 2004.
Nieuwheid Didier Pollet: “Nieuwheid betekent dat de uitvinding geen deel mag uitmaken van de stand van de techniek. Onder 'stand van de techniek' verstaat men het geheel van de technische kennis die gepubliceerd is of toegankelijk is voor het publiek. Dat laatste moet men ruim opvatten. Het begrip 'publiek' kan zich beperken tot één persoon die niet aan geheimhouding is gebonden. Een idee dat bijvoorbeeld publiek is gemaakt in een tijdschrift, krant of op openbare voordrachten en discussies kan niet als nieuw worden beschouwd. Uitvindingen zijn niet altijd wereldschokkende zaken. Soms zijn het verbeteringen van wat al bestond.”
Inventief karakter en toepasbaarheid Een uitvinding heeft een inventief karakter, als ze niet vanzelfsprekend voortvloeit uit de stand van de techniek. Dat betekent dat de uitvinding voor een vakman niet voor de hand mag liggen. De snelle evolutie van de techniek maakt het de patentonderzoekers niet gemakkelijk om uit de enorme verzameling van wat in de wereld bekend is na te gaan of de uitvinding voor een patent in aanmerking komt. Bij twijfel gaat de onderzoeker de uitvinding beoordelen door zich op te stellen als een gekwalificeerd vakman. Een belangrijke eis om voor een patent in aanmerking te kunnen komen is de industriële toepasbaarheid van de uitvinding. De uitvinding moet gerealiseerd kunnen worden in de industrie.
Uitvinders kunnen privé-personen zijn of deel uitmaken van een groep of team van inventieve mensen die als zelfstandige of in een bedrijf werken. De grootste aanmelder bij het EPO is Philips met 4.883 aanvragen in 2005, gevolgd door Siemens met 1.863 aanvragen en Samsung met 1.585 aanvragen. Microsoft komt op de achtste plaats in de rij met 879 aanvragen. In hetzelfde jaar stond NEC onderaan de top-25 van het aantal aanmeldingen (431). De helft van alle aanvragen komt uit Europa. De Verenigde Staten dienden in 2005 ruim 26 procent (32.738) van het totaal pakket aanvragen voor een Europees patent in. Japan was goed voor 16,7 procent of 21.461 aanvragen. Wat het patentaandeel van de verschillende Europese landen betreft, spant Duitsland de kroon met ruim 23.789 aanvragen of 18,5% in 2005, gevolgd door Frankrijk (8.034), Nederland (7.799), Zwitserland (5.027), het Verenigd Koninkrijk (4.649) en Zweden (2.486). Uit België kwamen er in 2005 bij het EPO 1.658 aanmeldingen binnen, een lichte stijging
Patentaanvragen dienen te voldoen aan bepaalde vormvereisten: een beschrijving van de uitvinding, eventuele illustratie met tekeningen of met een uitvoeringsvoorbeeld en de opsomming van een aantal conclusies (claims) die de juridische draagwijdte van het patent toelichten. Een degelijke beschrijving en de vermelding van adequate claims zijn zeer belangrijk. Uitvinders die kosten willen besparen, schrijven vaak zelf de aanvraag en maken dan dikwijls grote fouten die later tot een weigering van de aanvraag kunnen leiden. Het is heel belangrijk om de aanvraag zo correct mogelijk in te dienen. Daarom is het nuttig een beroep te doen op een gemachtigd vertegenwoordiger. België telt er 135, Duitsland heeft er ruim
I-mag
AUGUSTUS / SEPTEMBER 2006
8
Vormvereisten
2.732. Zodra de patentaanvraag is ingediend, kan die niet zo eenvoudig meer worden veranderd. Alleen wat is neergeschreven, is geldig. Niet wat men achteraf van plan was of wat men ondertussen nog nieuw ontdekt heeft. De claims moeten aan bepaalde artikels van het wetboek voldoen. Dat geldt ook voor de voorwaarden van de uitvoerbaarheid. Didier Pollet: “Een patentaanvraag vertoont soms tekortkomingen. Foutieve claims komen het meest voor. Ik meld dat aan de aanvrager of aan zijn vertegenwoordiger. Men heeft dan zes maanden de tijd om te reageren. Sommige examiners geven ook advies en aanwijzingen over hoe de claims moeten worden aangepast. Ik doe dat niet.” Een EPO- examencommissie is samengesteld uit drie examiners. De eerste laat de aanmelder weten dat het patent voorwaardelijk in orde is. De tweede gaat na of alle formaliteiten zijn vervuld. De derde fungeert als voorzitter.
Geschillen Patenten kunnen ook aanleiding geven tot geschillen tussen het EPO en de patenthouder of tussen de patenthouder en andere partijen. Wanneer het patent de status heeft gekregen van een B-publicatie, met andere woorden wanneer de aanvraag is omgezet in een patent, heeft de eventuele tegenpartij negen maanden de tijd om dat aan te vechten. Dat noemt men bij het EPO 'in oppositie gaan'. Vaak zijn het concurrenten die de oppositieprocedure inzetten. Zij volgen immers nauwlettend de A-publicaties op. De meeste oppositieprocedures kunnen niet schriftelijk worden afgehandeld. Dan worden de partijen, eventueel in het bijzijn van getuigen, gehoord. Een dergelijke hoorzitting wordt voorgezeten door een college van drie leden. Enkele dagen na de opname van dit interview was Didier aangesteld als voorzitter van een oppositiehoorzitting. Maar regelmatig wordt hij aangesteld als eerste of tweede jurylid. Sommige zaken die in oppositie voorkomen, zijn zeer complex of dateren van enkele jaren geleden. Dan kunnen er ook getuigen worden opgeroepen. De ondervraging van de getuigen is een speciale procedure. Dat is dan het werk van
Brandpunt Eerste Europese prijzen voor uitvinders Op 3 mei 2006 werden in Brussel voor het eerst belangrijke prijzen aan uitvinders toegekend, op initiatief van de Europese Commissie en het Europees Patentbureau in München. Onder het voorzitterschap van de gewezen Nederlandse minister-president Wim Kok werden uitvinders uit 11 verschillende landen voor de titel van 'Europese uitvinder van het jaar' genomineerd. De jury maakte een selectie uit 380.000 technologische patenten die het EPO tussen 1991 en 2000 had toegekend. 18 groepen van uitvinders van in totaal 35 personen werden voor de awards genomineerd. Er waren geen Belgen en Nederlanders onder de gegadigden. In de categorie lifetime achievement werden de Engelsman Dyson, de Italiaan Faggin en de Duitser Brandenburg gelauwerd.
een jurist die de drie leden van het college bijstaat. De geschillencommissie kan het patent nietig verklaren, de patenthouder verzoeken om zijn claims te herzien of het geschil nietig verklaren. In 2005 werden 2.331 zaken in oppositie behandeld. Sinds de start van het EPO in 1977 zijn er dat ongeveer 45.000. Wie niet akkoord gaat met de uitspraak in oppositie, kan beroep aantekenen bij het Hof van Beroep, de Board of Appeal van het directoraat DG3. Dat is een onafhankelijk orgaan, samengesteld uit verschillende kamers, dat nagaat of de beslissingen die in oppositie werden genomen al dan niet gerechtvaardigd zijn. In 2005 werden 1.432 zaken in beroep behandeld.
Commerciële waarde Een patent is niet alleen een exclusief recht op een uitvinding. Het kan ook het voorwerp uitmaken van een overdracht of verkoop. Het onderhandelen van wederzijdse licenties op hun patenten maakt het kleinere ondernemingen vaak mogelijk om belangrijke commerciële overeenkomsten te bedingen. Didier Pollet: “Een patent heeft op zichzelf weinig waarde. Het krijgt pas een reële waarde, als men er iets mee aanvangt, bijvoorbeeld iets onder een wettelijke bescherming fabriceren of het verkopen. Patenten zijn vaak een belangrijk onderdeel van de bedrijfsactiva. Bij de verkoop van een bedrijf houdt men meer en meer rekening met de waarde van een patentenportefeuille. Net als gebouwen en aandelen maken ze deel uit van het bedrijfspatrimonium.”
Karlheinz Brandenburg (1954) vond het bestandformaat mp3 uit om muziek digitaal op te slaan. Zijn uitvinding maakte het mogelijk de hoeveelheid opslagcapaciteit die nodig is voor het opslaan van geluid sterk te verminderen. Dat gebeurt door elementen uit het geluid weg te laten die men niet echt waarneemt. De compressie- en decompressiealgoritmen van mp3 zijn gepatenteerd door de eigenaar, het Fraunhofer Instituut voor digitale mediatechnologie waarvan Brandenburg momenteel directeur is en houder van 25 patenten. Het Fraunhofer Instituut heeft zijn hoofdzetel in München en telt 12.500 werknemers. Brandenburg vond het mp3-formaat uit op aangeven van de promotor van zijn doctoraatsproefschrift. Een ander genomineerde in deze categorie is de Brit James Dyson (1947), de uitvinder van de zakloze stofzuiger die zijn naam draagt. Vandaag heeft hij 10 miljoen stofzuigers verkocht en behoort hij tot de rijkste inwoners van Groot-Brittannië. Dyson heeft 130 patenten verworven, waaronder die voor een kruiwagen met bolwiel en een 'boot-met-wielen'. Het ging hem in zijn leven nochtans niet altijd voor de wind. Hij kreeg het aan de stok met enkele grote multinationals en werd in een niet aflatende commerciële en juridische strijd gewikkeld die hem naar de rand van het faillissement dreef. De Italiaan Federico Faggin (1941) maakt deel uit van een team dat als eerste een centrale processing unit (cpu) onderbracht in één chip, de Intel 4004-processor. Hij werkte ook aan de opvolger van de 4004 en richtte zijn eigen bedrijf, Zilog, op. Het bedrijf verwierf 27 patenten en ontwikkelde de Z80-processor die beter presteerde dan de Intel-chip van dat ogenblik. (NL)
Ing. Noël LAGAST MSc
Het miljoenste patent uitgereikt door het EPO
AUGUSTUS / SEPTEMBER 2006
9
I-mag