Université catholique de Louvain
Interdisciplinair centrum voor onderzoek naar gezinnen en seksualiteit CIRFASE
Hoe het gebruik van gezinsbemiddeling bevorderen bij familiale conflicten? Ref. 2008/02/D.FAM Onderzoek gevorderd door de heer Melchior Wathelet, Staatssecretaris voor het Gezinsbeleid
B. Wynants N. Willemen C. Guislain J. Marquet (promotor)
Eindrapport 2009
HOE HET GEBRUIK VAN GEZINSBEMIDDELING BEVORDEREN BIJ FAMILIALE CONFLICTEN? September 2009
B. Wynants, N. Willemen, C. Guislain J. Marquet (promotor)
INLEIDING: HET VOORWERP VAN DE STUDIE Het doel van de studie, zoals omschreven in de offerteaanvraag gelanceerd op initiatief van Melchior Wathelet, Staatssecretaris voor het Gezinsbeleid, is het identificeren van de oorzaken van de beperkte ontwikkeling van de gezinsbemiddeling en het “zoeken naar een manier om het gebruik van gezinsbemiddeling te bevorderen (…) voorafgaand aan het ter gerechte brengen van het familiale conflict om te zorgen voor een maximum aan slaagkansen (…)”. Onder gezinsbemiddeling bij echtscheiding verstaan we “een tussenkomst waarbij de conflictpartijen, en in dit geval de scheidende individuen, zich wenden tot een derde, de bemiddelaar, en gedurende een beperkt aantal sessies met hem samen zoeken naar regelingen waardoor ze hun geschillen kunnen overwinnen en hun contacten na de scheiding kunnen regelen, onder meer wat betreft de kinderen.”1 Maar onze studie dekt ook andere familiale spanningen zoals conflictmatige opvolging, conflicten tussen generaties en broers en zussen. 1.
Legitiem aanbod en aarzelende vraag
De wet van 21 februari 2005 op de gezinsbemiddeling past binnen een perspectief waarin dit wordt gezien als een manier om familiale conflicten op te lossen. Dat is onder meer het geval bij scheidingen en breuken waarbij de wetgever steeds meer aandacht lijkt te besteden aan het creëren van een kader waarin het mogelijk is om op een relatief vreedzame manier te scheiden en waarbij alle kansen worden behouden zodat de expartners kunnen blijven functioneren als een ouderkoppel en waarbij bemiddeling één van de elementen is die bijdragen tot de vreedzaamheid van de conflicten. Maar dat is ook het geval voor geschillen in verband met de nieuwe samenstelling van het gezin of erfeniskwesties. De opkomst van bemiddelaars op het gebied van het gezinsrecht evenals op het ruimere, sociale vlak wijst op een nieuwe verhouding tot de norm, een “postmoderne” visie op het gerecht. De verticale logica in het oplossen van conflicten die eigen is aan de moderne tijd krijgt geleidelijk aan een eerder horizontale richting waarbij discussie en onderhandeling de betrokkenen in staat moeten stellen zich de conflicten opnieuw eigen te maken. Het model van de bemiddeling als manier voor het oplossen van conflicten mag dan al aan legitimiteit winnen, de praktijk blijft eerder aarzelend. Anders gezegd, ondanks een legitiem dienstenaanbod dat ondersteund wordt door transformaties in verhouding tot de norm, 1
B. BASTARD, “Mais à qui profite la médiation familiale?”, Dialogue, 2005, 4de kwartaal p. 65.
2
raakt de vraag naar gezinsbemiddeling “niet uit de startblokken” bij de bevolkingsgroepen die mogelijk betrokken zijn. Welke zijn de oorzaken van dit gebrek aan ontwikkeling van de gezinsbemiddeling? Om deze vraag te beantwoorden, lijkt het ons gepast om zowel de beschikbare methodes voor het oplossen van conflicten als de ervaringen van de betrokkenen onder de loep te nemen. 2.
Bemiddeling als middel voor conflictbeheersing
Wat de middelen betreft moeten we eerst begrijpen waarover bemiddeling eigenlijk gaat. Bemiddeling is niet de enige manier om tot conflictbeheersing te komen maar concurreert met andere methodes. Waarin is bemiddeling dan specifiek in vergelijking met die andere methodes? Hoe staan ze in verhouding tot elkaar? In welke mate kunnen de verschillende manieren om tussenbeide te komen bij gezinnen in moeilijkheden elkaar aanvullen? Wordt bemiddeling meer in het bijzonder gezien als vervanging of eerder als aanvulling op de gerechtelijke processen voor de beheersing van familiale conflicten? 3.
De aanpak en het proces van de bemiddeling
Wat de ervaringen betreft, gaat het erom te begrijpen hoe de betrokkenen de bemiddeling ingaan. Welk idee hebben zij van bemiddeling? Wat zijn hun angsten, hun verwachtingen, hun doelstellingen? Welke strategieën worden gemobiliseerd om hun doelstellingen te bereiken? Welke plaats heeft bemiddeling in deze strategieën? Hoe wordt de bemiddelaar gezien (bondgenoot, tegenstander, neutraal)? Wordt bemiddeling gezien als een verticale of eerder een horizontale onderhandeling onder gelijken? Welke plaats wordt gelaten aan de machtsverhoudingen (genegeerd, stilzwijgend aanvaard, rekening mee gehouden, …)? Welke voordelen en ongemakken zien de betrokkenen? 4.
Bemiddeling en de bemiddelaars
Het veld van de gezinsbemiddeling wordt gekenmerkt door een vrij snelle structurering van een korps van professionals met een aanvankelijke opleiding en bijscholingen. De opkomst van een nieuw “vak” of een nieuwe “rol” in het gezins- en gerechtelijk beleid, gedeeltelijk ondersteund door de recente wetgeving (wet van 21 februari 2005) is een gegeven waarmee men rekening moet houden, niet alleen als symptoom van de legitimisatie van het aanbod maar ook als middel om toegang te verkrijgen tot informatie en de analyse van praktijken. Het professionele milieu dat voortvloeit uit de gezinsbemiddeling ontwikkelt een intense vraagstelling en denkproces rond het beroep.
3
HOOFDSTUK 1 ONDERZOEKSVRAGEN, PROBLEMATIEK EN METHODE 1.
Onderzoeksvragen en probleemstellingen
Volgen de wetten de zeden of gaan ze eraan vooraf?, zo vroeg Tocqueville zich af. We zouden kunnen veronderstellen dat op het gebied van bemiddeling het institutionele en professionele aanbod (ondersteund door de wetgeving) vooruitloopt op de praktijken en de vraag van de gebruikers. Of nog, zoals Benoît Bastard suggereert, dat de bemiddeling een zeker succes kent bij de professionals uit het gerecht, het maatschappelijk werk en het politiek personeel terwijl in de praktijk “de bemiddeling zijn cliënten nog niet heeft gevonden”2. Om deze interessante en intrigerende situatie te doorgronden, moet men zich vragen stellen over de manier waarop bemiddeling gezien wordt door de verschillende betrokkenen, de uitspraken en de evaluaties van de bemiddeling binnen alle gezinsgerichte interventiemiddelen, zowel gerechtelijk als sociaal of therapeutisch. Deze verklaringen en evaluaties hebben een dubbele opbouw, enerzijds worden ze geuit door de gebruikers vanuit hun eigen leefwereld, anderzijds zijn ze ook gebaseerd op het aanbod en de praktijk zelf die bijdragen tot het vormen van een familiale en maatschappelijke norm. Deze gezamenlijke opbouw moet ook gesitueerd worden in een globaler proces van culturele en politieke transformaties dat zijn invloed heeft op de hedendaagse praktijken en deze ook zin geeft. 1.1.
De culturele en politieke context van de opkomst en de ontwikkeling van bemiddeling
De opkomst en de ontwikkeling van bemiddeling moeten we situeren in het kader van veranderde houding ten opzichte van de norm, zoals deze al enkele jaren gezien wordt door de sociologie en de filosofie van het recht3: de hedendaagse praktijken worden gekenmerkt door het opnieuw in vraag stellen van de idee van een vooraf opgestelde norm die aan de individuen wordt opgelegd. We zien een proceduralisatie van de normen, dat wil zeggen een evolutie waarbij het recht minder tussenbeide komt. Zo ontstaat een normsubstantie die een proces voor de opbouw van normen garandeert. De opgelegde norm, die beperkend werkt voor de burgers, wordt vervangen door het werk van de betrokkenen die samen de norm bepalen. In deze context worden gerechtelijke en sociale tussenkomsten eerder gezien als de begeleiding van het werk van de betrokkenen, zoals een zachte aanpak van het proces voor het opbouwen van de norm, dan als een herinnering aan de norm. Deze veranderingen vloeien ook meer in het algemeen voort uit een verandering in de verhoudingen tussen de Staat en de burgermaatschappij en de inrichtingen voor maatschappelijke regularisatie. Jean-Louis Genard4 onderscheidt op schematische wijze drie periodes:
2
B. BASTARD, ibidem, pp. 69. Bijvoorbeeld J. DE MUNCK en M. VERHOEVEN, Les mutations du rapport à la norme, Un changement dans la modernité?, Brussel, De Boeck – Universiteit, 1997. 4 J-L. GENARD, « La médiation en contexte », in Médiation et santé mentale, Les cahiers de la santé de la Commission Communautaire française, Studiedag, Brussel, 24 september 2004. 3
4
die van de Liberale Staat die de tussenkomsten beperkt tot Koninklijke functies, die de formele rechten en vrijheden valoriseert; deze liberale staat werd in vraag gesteld onder de druk van de opkomst van de ongelijkheden en de arbeidersbeweging; die van de Voorzienige staat die de rechten, sociale en collectieve, bepaalt; de voorzienige staat treedt in conflict met het einde van de controle van de economie door de naties en door een vermindering van de sociale bescherming; die van de netwerkstaat die het contract, de plannen, de responsabilisering van de betrokkenen valoriseert; deze staat neemt zowel de vorm aan van de animerende als van de sociaal-actieve staat. Deze wordt gekenmerkt door het proceduraliseren van de normen, de oproep tot bemiddeling en het verwijzen naar de betrokkene en diens autonomie. De opkomst en de ontwikkeling van bemiddeling zijn zowel een uitdrukking als een versterking van deze veranderingen. De bemiddeling is gebaseerd op een proceduraliseren van de normen, op het principe van de gezamenlijke opbouw van de normen door de betrokkenen, op de oproep tot autonomie en verantwoordelijkheid van de betrokkenen; 1.2.
De opbouw van de uitspraken en de evaluaties van bemiddeling
Deze globale culturele en politieke veranderingen moeten geconfronteerd worden met de concrete werkelijkheid van het terrein van de familiale conflicten. In welke mate geven zij vorm aan de praktijken? In welke mate ondersteunen zij al dan niet de uitspraken en evaluaties van de bemiddeling, zowel vanwege de professionals uit de gerechtelijke en sociale sfeer als vanwege de gebruikers? De gezamenlijke beduchtheden rond bemiddeling, vanwege professionals en gebruikers, worden ook in grote mate gevoed door een min of meer normatieve visie op het hedendaagse gezin. 1.2.1. De gezinsmodellen Volgens François de Singly5 is de centrale functie van het hedendaagse gezin die van de opbouw van de persoonlijke identiteit van de leden door het werk aan erkenning, onthulling en consolidatie van de identiteiten. Het ideaal van de persoonlijke ontplooiing primeert op de andere projecten. Het hedendaagse gezin is een verlenging op het moderne gezin maar met meer aandacht voor de relaties en het individu. Binnen deze context wordt op het gebied van maatschappelijke en gerechtelijke interventies een “onderhandelend” gezinsmodel ontwikkeld, gekenmerkt door een samenwerkingsverband tussen de partners, gebaseerd op een contractueel model waarbij de partners onderhandelen over het begin en het einde van het echtelijk paar. Tegenover dit model van het “onderhandelende” gezin staat dat van het “fuserend” gezin waarbij de partners niet gezien worden als twee individuen in onderhandeling maar als een afzonderlijke entiteit van het koppel. Volgens Benoît Bastard vormt het model van het onderhandelende gezin de nieuwe norm, de nieuwe gezinsorde, gesteund en overgevaloriseerd op het gebied van de gezinssociologie, de maatschappelijke interventie en de politiek. Voor veel gezinnen en in het bijzonder voor de maatschappelijk kwetsbare gezinnen, de klanten van het maatschappelijk werk, blijft dit model echter veraf en zelfs vreemd.
5
Fr. DE SINGLY, Sociologie de la famille contemporaine, Parijs, Nathan, 1993.
5
De gezinsbemiddeling gaat dan weer over tot het overvaloriseren van het onderhandelende gezin. Ze draagt bij tot het creëren van een stijf model van de werking van het koppel en het gezin: “de bemiddeling integreert en bevordert voortdurend dit model van een “geprivatiseerd”, onderhandelend, open, egalitair en democratisch gezin. De bemiddeling is de uitdrukking en de vector van dit dominante model.”6 Samen met deze bevordering van het onderhandelende gezin ondersteunt het gerechtelijke en sociale interventieveld ook de norm volgens dewelke de partners een verstandhouding moeten onderhouden zodra ze ouders zijn. Ze moeten in het belang van de kinderen een serene dialoog weten te behouden. Jacques Marquet7 geeft ook dit onderdeel van het "nieuwe gezinscontract" aan. De verantwoordelijkheid ten opzichte van de kinderen is onvergankelijk geworden. De bevestiging van de onvoorwaardelijke band tussen de ouders contrasteert met de kwetsbaarheid van de banden tussen de partners zelf. Gaat de bemiddeling uit van de “mythe van een stalen ouderlijke as”? Ze kan gezien worden als een poging tot deconflictualiseren om het ouderpaar te vrijwaren. Maar dit model van het ouderpaar dat “voor het leven verbonden is”8, wordt minder frequent gezien in volkse milieus waar een zekere vervangingslogica domineert. We kunnen de hypothese opstellen van een afwijking tussen de gerechtelijke procedures die gericht zijn op het herstellen van rust en orde en die de continuïteit van het ouderpaar beogen en de realiteit met moeilijke situaties tussen de partners, gekenmerkt door conflicten. In de praktijk blijken talrijke gezinnen het moeilijk te hebben om het ouderpaar los te zien van het echtpaar. 1.2.2. De verwachtingen van interventiemiddelen
gebruikers
ten
opzichte
van
de
Welke zijn de verwachtingen van de gebruikers met betrekking tot de betrokkenen waar zij mee te maken kunnen krijgen bij het beheren van een gezinsconflict? En welke zijn de verwachtingen ten opzichte van de bemiddeling in het bijzonder, in contrast met of als aanvulling op andere gerechtelijke of maatschappelijke methodes voor het beheersen van conflicten? Recente studies9 wijzen op de veelzijdigheid van de verwachtingen ten opzichte van het Gerecht. Zonder de bemiddeling te herleiden tot een para- of metagerechtelijke tussenkomst kan het toch interessant zijn om de verwachtingen die eraan worden gehecht te vergelijken met die ten opzichte van het Gerecht. François Ost onderscheidt drie modellen van het Gerecht: het model vertegenwoordigd door Jupiter, gebaseerd op een heilige wet die op logische en deductieve manier wordt toegepast in een verticale beweging ten opzichte van de te berechten personen; het model vertegenwoordigd door Hercules waarbij de opgelegde beslissing rekening houdt met de aanwezige belangen en streeft naar een evenwicht tussen de gelijktijdig bestaande belangen; het model vertegenwoordigd door Hermes waarbij het er minder om gaat bij rechte en vonnis te beslechten dan wel om een procedurematige oplossing van conflicten. 6
B. BASTARD, ibidem, pp. 69. J. MARQUET, Les défis de la famille contemporaine, Unité d’anthropologie et de sociologie et Institut d’études de la famille et de la sexualité UCL. 8 Volgens de uitdrukking van I. Théry. 9 A. FRANSSEN et J-L. GENARD, La Justice en questions : concept d’enquête sur les attentes des citoyens à l’égard de la justice, Federale Diensten voor Wetenschappelijke, Technische en Culturele zaken (DWTC), Brussel, 2000. 7
6
De auteurs geven aan dat de hedendaagse praktijken gekenmerkt worden door een spanning tussen meerdere modellen van het gerecht: de tegenstelling tussen een opgelegd gerecht (de beslissing is de toepassing van een a priori gerechtvaardigde norm) en een communicerend gerecht (de beslissing wordt opgesteld op basis van de kennis van de betrokkenen); de tegenstelling tussen de instrumentele verwachtingen (volgens een logica kostenbaten) en de verwachtingen van hersymbolisering (volgens een substantieel concept van het gerecht als zijnde een garantie voor normen en waarden); de tegenstelling tussen een gerecht dat dichtbij is en veraf; de tegenstelling tussen een gerecht dat veralgemeend is en individueel. Kunnen de verwachtingen ten opzichte van de bemiddeling verhelderd worden aan de hand van deze types gerechtelijke modellen? Bepaalt de bemiddeling een ideale horizon voor een gerecht dat communicatief is, dichtbij en individueel aangepast, belichaamd door Hermes? En vooral, hoe vinden de gebruikers aansluiting bij dit ideale type en de bijbehorende modellen? 1.2.3. De normativiteit van de interventiemiddelen ten opzichte van de gebruikers De middelen voor sociale en gerechtelijke interventie en in het bijzonder de bemiddeling dragen bij tot het opbouwen en verspreiden van een norm die de vorm kan aannemen van min of meer expliciete geboden voor de gebruikers. De confrontatie met de praktijk van de bemiddeling (via de gesprekken met de bemiddelaars en andere professionals) was ook gericht op het verkennen van deze intuïtie. Dit onderzoek heeft geprobeerd om aan de hand van de gesprekken gevoerd met professionals uit de wereld van de familiale conflictbeheersing en met gebruikers van deze middelen de hypothese te toetsen dat gezinsbemiddeling een ondersteuning vormt: 1/ van het model van het onderhandelende gezin; 2/ van het principe van de continuïteit van het ouderpaar; 3/ van het communicatie-ideaal (de verplichting om zich uit te drukken en te luisteren); 4/ van een streven naar het herstel van rust en orde (komen tot dialoog en verstandhouding boven het conflict uit); 5/ van een norm van responsabilisering (de gebruiker is een betrokkene die als bekwaam wordt geacht, niet alleen als een te berechten persoon). We hebben geprobeerd om de houdingen van gezinnen in conflict ten opzichte van dit middel te begrijpen: hun aansluiting, hun weerstand, hun moeilijkheden, de rijkdommen en de beperkingen die zij erin zien. 2.
Methodologische perspectieven
Op het kruispunt tussen de uitspraken en de praktijken van de verschillende betrokkenen – rechter, advocaat, notaris, bemiddelaar, psycholoog, ouder, kind – bij eenzelfde situatie vinden we de belangrijke aspecten van bemiddeling. Daarom is het zo belangrijk deze verschillende betrokkenen te ontmoeten. Naast kwesties van ethische en morele aard was het ongetwijfeld ideaal geweest mochten we concrete gevallen hebben kunnen bestuderen waarbij al deze betrokkenen verenigd waren. Omwille van begrijpelijke redenen van vertrouwelijkheid en anonimiteit is dat echter onmogelijk, evenmin als er sprake was in een “algemeen” onderzoek, dus zonder specifieke middelen of een methodologie die specifiek is aangepast aan deze leeftijdsgroep, van het ondervragen van kinderen. De betrokkenen 7
die wij in het kader van dit onderzoek hebben ontmoet, zijn dus slechts zelden betrokken bij dezelfde interactie; de diversiteit van de standpunten is evenwel verzekerd. 2.1.
Semi-directieve gesprekken
Om het standpunt van de betrokkenen te begrijpen, zijn we overgegaan tot individuele semi-directieve gesprekken. Het gebruik van individuele gesprekken is volgens ons slechts een noodoplossing maar ongetwijfeld toch de beste die er is. We kunnen de hypothese vooropstellen dat de “onverbondenheid” van de standpunten het voordeel inhoudt dat men vrijer kan praten. De ondervraagde personen voelen immers nooit het risico van een mogelijke controle van hun uitspraken. Deze vrees voor controle zou overigens de realisatie van de gesprekken sterk hebben bemoeilijkt. Het ging er niet om alle betrokkenen bij hetzelfde geval te ontmoeten. De verschillende gespreksgidsen – rechter, advocaat, notarissen, bemiddelaar, psycholoog, “cliënt” van de bemiddeling – werden parallel ontwikkeld om de logica die betrokken is bij de onderlinge concrete interactie te kunnen achterhalen. De evolutie van een gespreksgids had meestal ook gevolgen voor de andere. De test van de gidsen had betrekking op drie punten: het begrip van de vragen, de structuur van de gespreksgidsen en hun vermogen om “een uitspraak uit te lokken” over alle thema’s van het onderzoek. Elke gespreksgids werd voorgesteld voor en besproken met het begeleidingscomité, getest bij minstens één tot twee personen en aangepast. De algemene doelstelling van de gesprekken is om aan te tonen hoe de gezinsbemiddeling wordt gezien door de verschillende betrokkenen om zo te begrijpen waarom zij er al dan niet beroep op doen teneinde het gebruik van de bemiddeling in gezinsconflicten te bevorderen. De gespreksgidsen willen op een gedifferentieerde manier de ervaring en de uitspraken benaderen van de verschillende categorieën relevante contactpersonen (enerzijds de professionals – rechters, advocaten, notarissen, psychologen en gezinsbemiddelaars – en anderzijds gebruikers of klanten die een gezinsbemiddeling hebben gevolgd en gebruikers of cliënten die gezinsbemiddeling geweigerd of niet beoefend hebben). Met het oog op de uitgebreide gespreksmethode vormen de gespreksgidsen een leidraad. Ze bestaan uit een lijst met te volgen richtlijnen en te behandelen thema’s. Het gaat dus niet om een gestandaardiseerde en geformaliseerde vragenlijst maar om redelijke aanwijzingen voor het verloop van het gesprek. Deze richtlijnen en thema’s werden daarna “omgezet” in mondelinge taal voor de gesprekken. De gespreksgidsen zijn in de bijlage te vinden. 2.2.
De populatie van de studie
Er werden tweeënzestig gesprekken gevoerd. Voor een kwalitatief onderzoek is dat een grote populatie; toch kunnen we dit niet als een “representatieve” populatie voor de betrokken bevolkingsgroep beschouwen. Hoe kunnen we immers de garantie hebben dat de enige Brusselse advocaat die geselecteerd werd (zie infra) representatief is voor al zijn confraters? Dat is compleet utopisch en heeft geen zin. We hebben dan ook een populatie gevormd die “significant is gezien het doel van het onderzoek". In die zin moesten de geselecteerde personen eerst en vooral rechtstreeks betrokken zijn bij het doel van het onderzoek; vervolgens moesten ze ook diverse gevallen vertegenwoordigen om een zo 8
breed mogelijk spectrum aan standpunten te dekken ten opzichte van dit doel van het onderzoek. De rechters die werken aan scheidingen, voogdij en gezinsconflicten, gespecialiseerde advocaten en notarissen, psychologen en gezinsbemiddelaars zijn afkomstig uit de drie gewesten van het land. Variabelen zoals het gerechtelijk arrondissement, de reputatie, het geslacht, de leeftijd (voor het generatie-effect), … variabelen die gecorreleerd kunnen worden met de standpunten en praktijken in verband met het doel van het onderzoek, werden gemobiliseerd om deze drie subpopulaties te diversifiëren. Ze werden gevraagd om rekening te houden met hun ervaringen en hun evaluatie van de evoluties ten gevolge van de wet van 21 februari 2005. Daarnaast werd hen ook gevraagd om als “tussenpersoon” op te treden om toegang te verschaffen tot "(potentiële) cliënten van bemiddeling” die recent een gezinsgeschil te beheersen hadden. De populatie "(potentiële) cliënten van de bemiddeling" werd grotendeels gevormd door de rechters, notarissen, advocaten, bemiddelaars en psychologen te vragen om als “tussenpersoon” op te treden zodat wij contact kregen met mensen die recent bemiddeling kregen voorgesteld; sommige van deze professionals hebben zelf meegewerkt aan de zoektocht door ons een gesprek toe te kennen, andere niet. De “(potentiële) cliënten van de bemiddeling” zijn van beide geslachten, afkomstig uit de drie gewesten van het land, uit een stedelijk en landelijk milieu en uit verschillende sociale klassen. Ze hadden te maken met diverse gezinsgeschillen: scheiding, huisvesting van de kinderen, voogdij, erfenis, … Sommige deden een beroep op bemiddeling maar anderen weigerden of zagen er het nut niet van in een bemiddelingsproces te volgen. Bevolking
Rechters
Advocaten
Notarissen
Bemiddela ars
Psycholog en
“Gebruiker s bem.”
“Gebruiker s zonder b.”
Vlaanderen: 25 Brussel: 14
2
2
2
5
2
6
6
1 2 5
1 2 5
1 2 5
4 4 13
1 2 5
2 9 17
4 3 13
Wallonië: 24 Totaal: 66
Naast de pre-testgesprekken werden 63 kwalitatieve gesprekken gevoerd. Ze werden uitgeschreven en samengebracht in de bijlage bij dit rapport. In het totaal werden 33 professionals – 5 rechters, 5 advocaten, 5 notarissen, 5 psychologen en 13 bemiddelaars – en 30 gebruikers – 17 met ervaring in bemiddeling en 13 zonder – geïnterviewd. De gewestelijke verdeling van de professionals ziet er als volgt uit: 13 in Vlaanderen, 12 in Wallonië en 8 in Brussel. Voor de gebruikers is de verdeling 12 in Vlaanderen, 12 in Wallonië en 6 in Brussel. Van de professionals waren er 21 vrouw en 12 man. Bij de gebruikers tellen we 17 vrouwen en 13 mannen. In het vervolg van de tekst (hoofdstuk 2) worden de uittreksels geïdentificeerd aan de hand van een code die bestaat uit letters en cijfers. De letters verwijzen naar de categorie waartoe de geïnterviewde persoon behoort en de cijfers naar de (volkomen willekeurige) rangschikking binnen deze categorie. De onderstaande tabel toont de lijst met codes en de betekenis. Codes
Rechters
Vlaander en
R1 tot R2
Brussel
J1 tot J3
Advocaten
Notarissen
Bemiddela ars
Psycholog en
“Gebruiker s bem.”
“Gebruikers zonder b.”
AD1 tot NO1 tot B1 tot B5 AD2 NO2 A1 tot A3 N1 tot N3 M1 tot
PS1 tot PS2 P1 tot P3
GB1 tot GB6 UM1 tot
GNB1 tot GNB6 NUM1 tot 9
en Wallonië
M8
UM11
NUM7
De gesprekken werden thematisch geanalyseerd. De belangrijkste resultaten daarvan worden voorgesteld in Hoofdstuk 2.
BIJLAGE 1 bij hoofdstuk 1 1. Gesprekken met de professionals Gespreksrichtlijnen: de gesprekspartners ertoe brengen om te onderscheiden wat hoort bij de praktijken en de uitspraken via eventuele herinneringen; zoveel mogelijk mikken op de ervaringen en de situaties die de contactpersonen zelf hebben beleefd; anders kan men de situaties in aanmerking nemen waar zij weet van hebben zonder er zelf bij betrokken te zijn. De onrechtstreekse getuigenissen zijn interessant als sporen van uitspraken die de ronde doen in de professionele milieus; de positieve of negatieve evaluatie van de bemiddeling, onder meer in punt 3. Geslaagde en gefaalde ervaringen mogen niet gezien worden als een eenvoudige evaluatie van de akkoorden waartoe de bemiddeling al dan niet leidde. De positieve of negatieve evaluatie kan zowel betrekking hebben op het proces als op het akkoord, zowel wat de relationele dimensie als de praktische gevolgen betreft. De contactpersonen vrij laten om hun evaluatiecriteria te formuleren; Het gesprek beëindigen met de vraag naar contacten voor volgende gesprekken.
1.1. De rechters 1. Beschrijving van het professionele kader waarin ze zich bewegen en de types dossiers waarmee ze geconfronteerd worden. 2. Ervaring met en perceptie van de bemiddeling: - wat weten ze over bemiddeling; hoe zouden ze dit omschrijven; - worden ze er vaak mee geconfronteerd, in welk kader (gedwongen of gekozen), voor welk type zaken; - zien ze veranderingen in de praktijken of uitspraken (al dan niet in verband met de wet van 21 februari 2005); - worden ze vaak gevraagd voor de homologatie van akkoorden afkomstig van bemiddeling; ontmoeten ze problemen bij deze taak; - hebben ze personen doorgestuurd naar bemiddeling; waarom; vaak? Stellen ze deze mogelijkheid systematisch voor en hoe doen ze dat? 3. Beschrijving van een geslaagde ervaring met gezinsbemiddeling en analyse ervan; beschrijving van een gefaalde ervaring of problematiek en analyse ervan. 10
4. Interactie tussen professionals: - omschrijving van de rollen: die van de rechter en van de andere professionals, in het bijzonder van de bemiddelaar, met onderscheid tussen de rollen (plaats, moment, methodes, relevante thema’s); wat is de specifieke eigenheid van de rol van de bemiddelaar; is een specifieke rol nodig? - wat is het verschil tussen een vonnis en bemiddeling; in welk tijdsverloop kunnen beide types werk zich voordoen? - interacties en samenvloeiingen tussen de rollen van de verschillende professionals, met onderscheid tussen de complementaire zones, de concurrentie of conflicten tussen eventuele onderlinge bevoegdheden. 5. Op basis van hun ervaring met gezinsbemiddeling, hoe bepalen zij de eventuele indicaties en contra-indicaties (context, type dossier, inzet van de verschillende partijen, type interventie van professionals, …). 6. Evaluatie en ontwikkeling van het middel: is een uitbreiding nodig, waarom en in welke context; op welke plaats (fysieke locatie) zou de bemiddeling moeten plaatsvinden; hoe kunnen we het gebruik van bemiddeling in het kader van gezinsconflicten bevorderen; welke pistes kan men suggereren om het gebruik van bemiddeling uit te breiden. 7. Afsluiting en controle van de persoonlijke informatie: leeftijd, geslacht, institutionele verankering, hoe lang zijn ze al actief in dit beroep.
1.2. De notarissen 1. Beschrijving van het professionele kader waarin ze zich bewegen en de types dossiers waarmee ze geconfronteerd worden. 2. Ervaring met en perceptie van de bemiddeling: - wat weten ze over bemiddeling; hoe zouden ze dit omschrijven; - worden ze er vaak mee geconfronteerd, voor welk type zaken; - hoe en waarom waren ze al eens betrokken bij de oplossing van een familiaal conflict waarbij een beroep werd gedaan op bemiddeling; - zien ze veranderingen in de praktijken of uitspraken wat betreft het gebruik van bemiddeling tijdens de voorbije jaren; - wat is het belang van bemiddeling; - heeft iemand op kantoor een opleiding in bemiddeling gevolgd of is iemand dat van plan? Zo ja, waarom? - hebben ze personen doorgestuurd naar bemiddeling; waarom; vaak? 3. Beschrijving van een geslaagde ervaring met gezinsbemiddeling en analyse ervan; beschrijving van een gefaalde ervaring of problematiek en analyse ervan. 4. Interactie tussen professionals: - omschrijving van de rollen: die van de notaris en van de andere professionals, in het bijzonder van de bemiddelaar, met onderscheid tussen de rollen (plaats, moment, methodes, relevante thema’s); wat is de specifieke eigenheid van de rol van de bemiddelaar; is een specifieke rol nodig? - wat is het verschil tussen het werk van de notaris en bemiddeling; in welk tijdsverloop kunnen beide types werk zich voordoen?
11
- treedt de notaris met een opleiding bemiddeling daadwerkelijk op als bemiddelaar in bepaalde zaken of wordt de opleiding eerder gebruikt als troef tijdens het uitoefenen van het beroep van notaris; - interacties en samenvloeiingen tussen de rollen van de verschillende professionals, met onderscheid tussen de complementaire zones, de concurrentie of conflicten tussen eventuele onderlinge bevoegdheden; - wat is volgens de notaris de reactie wanneer een cliënt aankondigt beroep te gaan doen op bemiddeling; welke richtlijnen geven ze de cliënt in bemiddeling? 5. Op basis van hun ervaring met gezinsbemiddeling, hoe bepalen zij de eventuele indicaties en contra-indicaties (context, type dossier, inzet van de verschillende partijen, type interventie van professionals, …). 6. Evaluatie en ontwikkeling van het middel: is een uitbreiding nodig, waarom en in welke context; op welke plaats (fysieke locatie) zou de bemiddeling moeten plaatsvinden; hoe kunnen we het gebruik van bemiddeling in het kader van gezinsconflicten bevorderen; welke pistes kan men suggereren om het gebruik van bemiddeling uit te breiden. 7. Afsluiting en controle van de persoonlijke informatie: leeftijd, geslacht, institutionele verankering, hoe lang zijn ze al actief in dit beroep.
1.3. De advocaten 1. Beschrijving van het professionele kader waarin ze zich bewegen en de types dossiers waarmee ze geconfronteerd worden. 2. Ervaring met en perceptie van de bemiddeling: - wat weten ze over bemiddeling; hoe zouden ze dit omschrijven; - worden ze er vaak mee geconfronteerd, in welk kader, voor welk type zaken; - zien ze veranderingen in de praktijken of uitspraken (al dan niet in verband met de wet van 21 februari 2005); - hebben ze zelf of heeft iemand op kantoor een opleiding bemiddeling gevolgd of bestaan er plannen in die richting; waarom; - hebben ze personen doorgestuurd naar bemiddeling; waarom; vaak? 3. Beschrijving van een geslaagde ervaring met gezinsbemiddeling en analyse ervan; beschrijving van een gefaalde ervaring of problematiek en analyse ervan. 4. Interactie tussen professionals: - omschrijving van de rollen: die van de advocaat en van de andere professionals, in het bijzonder van de bemiddelaar, met onderscheid tussen de rollen (plaats, moment, methodes, relevante thema’s); wat is de specifieke eigenheid van de rol van de bemiddelaar; is een specifieke rol nodig? - wat is het verschil tussen het werk van de advocaat en bemiddeling; in welk tijdsverloop kunnen beide types werk zich voordoen? - rol van bemiddelingsadviseur: worden ze geraadpleegd als raadsman bij akkoorden in bemiddeling; hoe zien zij hun rol daarin; - treedt de advocaat met een opleiding bemiddeling daadwerkelijk op als bemiddelaar in bepaalde zaken of wordt de opleiding eerder gebruikt als troef tijdens het uitoefenen van het beroep van advocaat; - interacties en samenvloeiingen tussen de rollen van de verschillende professionals, met onderscheid tussen de complementaire zones, de concurrentie of conflicten tussen eventuele onderlinge bevoegdheden; 12
- wat is volgens de advocaat de reactie wanneer een cliënt aankondigt beroep te gaan doen op bemiddeling; welke richtlijnen geven ze cliënten in bemiddeling; wat is de impact van de bemiddeling op de evolutie van het dossier; op het werk van de advocaat; levert de bemiddeling relevante en nuttige informatie op voor het werk van de advocaat? 5. Op basis van hun ervaring met gezinsbemiddeling, hoe bepalen zij de eventuele indicaties en contra-indicaties (context, type dossier, inzet van de verschillende partijen, type interventie van professionals, …). 6. Evaluatie en ontwikkeling van het middel: is een uitbreiding nodig, waarom en in welke context; op welke plaats (fysieke locatie) zou de bemiddeling moeten plaatsvinden; hoe kunnen we het gebruik van bemiddeling in het kader van gezinsconflicten bevorderen; welke pistes kan men suggereren om het gebruik van bemiddeling uit te breiden. 7. Afsluiting en controle van de persoonlijke informatie: leeftijd, geslacht, institutionele verankering, hoe lang zijn ze al actief in dit beroep.
1.4. De psychologen 1. Beschrijving van het professionele kader waarin ze zich bewegen en de types dossiers waarmee ze geconfronteerd worden. 2. Ervaring met en perceptie van de bemiddeling: - wat weten ze over bemiddeling; hoe zouden ze dit omschrijven; - worden ze er vaak mee geconfronteerd, in welk kader, voor welk type zaken; - zien ze veranderingen in de praktijken of uitspraken over bemiddeling; - is het beroep van psycholoog veranderd door (of sinds) de opkomst van de bemiddeling; - wat is het belang van bemiddeling; - hebben ze personen doorgestuurd naar bemiddeling; waarom; vaak? 3. Beschrijving van een geslaagde ervaring met gezinsbemiddeling en analyse ervan; beschrijving van een gefaalde ervaring of problematiek en analyse ervan. 4. Interactie tussen professionals: - omschrijving van de rollen: die van de psycholoog en van de andere professionals, in het bijzonder van de bemiddelaar, met onderscheid tussen de rollen (plaats, moment, methodes, relevante thema’s); wat is de specifieke eigenheid van de rol van de bemiddelaar; is een specifieke rol nodig? - welke zijn de verschillen tussen het bemiddelingsproces en het therapeutische proces; binnen welk tijdsverloop doen deze beide processen zich voor; - wanneer ze zowel psycholoog als bemiddelaar zijn, hoe combineren ze beide rollen, hoe wisselen ze af; - wanneer ze een patiënt volgen die betrokken is bij bemiddeling, wat horen ze dan; - wat is volgens de psycholoog de reactie wanneer een cliënt aankondigt beroep te gaan doen op bemiddeling; welke richtlijnen geven ze de cliënt in bemiddeling? - treedt de psycholoog met een opleiding bemiddeling daadwerkelijk op als bemiddelaar in bepaalde zaken of wordt de opleiding eerder gebruikt als troef tijdens het uitoefenen van het beroep van psycholoog; - interacties en samenvloeiingen tussen de rollen van de verschillende professionals, met onderscheid tussen de complementaire zones, de concurrentie of conflicten tussen eventuele onderlinge bevoegdheden.
13
5. Op basis van hun ervaring met gezinsbemiddeling, hoe bepalen zij de eventuele indicaties en contra-indicaties (context, type dossier, inzet van de verschillende partijen, type interventie van professionals, …). 6. Evaluatie en ontwikkeling van het middel: is een uitbreiding nodig, waarom en in welke context; op welke plaats (fysieke locatie) zou de bemiddeling moeten plaatsvinden; hoe kunnen we het gebruik van bemiddeling in het kader van gezinsconflicten bevorderen; welke pistes kan men suggereren om het gebruik van bemiddeling uit te breiden? 7. Afsluiting en controle van de persoonlijke informatie: leeftijd, geslacht, institutionele verankering, hoe lang zijn ze al actief in dit beroep.
1.5. De bemiddelaars 1. Een kort overzicht van het professionele traject van de bemiddelaar: opleiding (aanvankelijk en voortgezet), tewerkstelling (vakken, werkgevers, context, …); hoe zijn er ertoe gekomen aan bemiddeling te gaan doen; welk project streven ze na via het beoefenen van bemiddeling. 2. Ervaring met en perceptie van de bemiddeling: - beschrijving van het professionele kader waarbinnen ze de bemiddeling uitoefenen (terrein, dossiers, domeinen, …). - welk belang zien ze in dit type proces; - hoe situeren ze zich in de wereld van de bemiddeling: concept van het vak, van de rol van de bemiddelaar; worden deze gedeeld door de meeste collega’s; - de bemiddelaars verklaren vaak neutraal te willen zijn: hoe stellen ze dat in het werk; welke zijn de moeilijkheden en hoe kunnen ze die overwinnen; - hoe reageren ze om weerstand te bieden aan instrumentalisering (van de cliënten en de verschillende professionele betrokkenen)? 3. Beschrijving van een geslaagde ervaring met gezinsbemiddeling en analyse ervan; beschrijving van een gefaalde ervaring of problematiek en analyse ervan. Wat is een geslaagde en wat is een gefaalde bemiddeling? Zijn ze al eens met bemiddeling gestopt, waarom en op wiens initiatief? 4. Interactie tussen professionals: - omschrijving van de rollen: die van de bemiddelaar en die van de andere professionals, met onderscheid tussen de rollen (plaats, moment, methodes, relevante thema’s); wat is eigen aan de rol van de bemiddelaar? Welke zijn de verschillen tussen bemiddeling en een therapeutische aanpak? Tussen bemiddeling en een vonnis, het werk van de notaris, van de advocaat? Binnen welk tijdsverloop kunnen deze types werk zich afspelen? - interacties en samenvloeiingen tussen de rollen van de verschillende professionals, met onderscheid tussen de complementaire zones, de concurrentie of conflicten tussen eventuele onderlinge bevoegdheden. - bemiddelaar/advocaat, bemiddelaar/psycholoog, bemiddelaar/notaris …: afstemming en samenstelling van de verschillende rollen; (on)verenigbaarheden; tijdsverloop. - is het al voorgekomen dat de informatie die tijdens een bemiddeling naar voren kwam gebruikt werd in een ander kader? 5. Op basis van hun ervaring met gezinsbemiddeling, hoe bepalen zij de eventuele sterke en zwakke punten van de bemiddeling, de eventuele indicaties en contra-indicaties (context, type dossier, inzet van de verschillende partijen, type interventie van professionals, …). 14
6. Evaluatie en ontwikkeling van het middel: - is een uitbreiding nodig, waarom en in welke context; hoe kunnen we het gebruik van bemiddeling in het kader van gezinsconflicten bevorderen; welke pistes kan men suggereren om het gebruik van bemiddeling uit te breiden? - op welke plaats (fysieke locatie) zou bemiddeling zich moeten afspelen; - hoe evalueren zij de opleiding, de wettelijke bepalingen, het professionele statuut (met inbegrip van de verloning) en de institutionele positie van de bemiddelaars. 7. Afsluiting en controle van de persoonlijke informatie: leeftijd, geslacht, institutionele verankering, hoe lang zijn ze al actief in dit beroep.
2. De gesprekken met de gebruikers Gespreksrichtlijnen: In de meeste gevallen zal de informatie of zij al dan niet beroep hebben gedaan op bemiddeling al voor het gesprek gekend zijn. Indien niet, aan het begin van het gesprek dit punt verduidelijken alvorens de aangepaste gids te gaan gebruiken. de positieve of negatieve evaluatie van de bemiddeling, onder meer in punt 4. Evaluatie van de ervaring, mag niet gezien worden als een eenvoudige evaluatie van de akkoorden waartoe de bemiddeling al dan niet leidde. De positieve of negatieve evaluatie kan zowel betrekking hebben op het proces als op het akkoord, zowel wat de relationele dimensie als de praktische gevolgen betreft. De contactpersonen vrij laten om hun evaluatiecriteria te formuleren.
2.1. De gebruikers die beroep deden op bemiddeling 1. Bemiddelingstraject: - hoe zijn ze ertoe gekomen; wie besliste of suggereerde er beroep op te doen, in welke omstandigheden; - hoe hadden ze erover gehoord (aandacht besteden aan het onderscheid met andere bemiddelaars, school, schulden, …); wat wisten ze erover toen ze de beslissing namen (of ertoe gedwongen werden); wat weten ze over het wetgevende kader; - dezen ze een beroep op een andere methode voor conflictbeheersing (therapie, andere derden, …); - hoe kozen zij hun bemiddelaar; - waar staan ze in het proces; is het al voltooid; - wat is er geworden van de akkoorden (of overeenkomsten) die eventueel werden gesloten? 2. Ervaring met bemiddeling - In welke context is de bemiddeling verlopen: de zaak, het moment, het kader; - overzicht van het verloop van de bemiddeling; - de eindbalans. 3. Rol van de bemiddelaar en interacties tussen professionals: - hoe hebben zij de rol van de bemiddelaar gezien? En die van de advocaat, de rechter, de notaris, de psycholoog … Wat is de specifieke eigenheid van de rol van de bemiddelaar? - staat de bemiddelaar in contact met de andere professionals (advocaat, rechter, notaris, psycholoog), waarom, met welk doel? Zo ja, hoe zijn deze contacten verlopen? Hoe zagen de gebruikers deze contacten? - konden de gebruikers hun weg vinden tussen de respectievelijke rollen van de verschillende professionals? Wisten ze tot wie ze welke vraag konden richten? 15
4. Evaluatie van de ervaring: - heeft het hen iets bijgebracht; wat hebben ze ervan onthouden; - wat vinden ze van hun bemiddelaar; - wat vinden ze van het verkregen resultaat; - en wat als ze het opnieuw konden doen; - zouden ze bij nieuwe problemen beroep doen op bemiddeling? 5. Ontwikkeling van de methode: - zouden ze bemiddeling aanraden aan naasten in geval van familiale conflicten, waarom; - Zien ze situaties waarin het gebruik van bemiddeling min of meer gepast is; - is het een praktijk die verder ontwikkeld moet worden; zo ja welke zijn dan de meest gerechtvaardigde manieren om het gebruik van bemiddeling te bevorderen. 6. Afsluiting en controle van informatie over de gebruiker: leeftijd, geslacht, beroep, studieniveau, type conflict.
2.2. De gebruikers die geen beroep deden op bemiddeling 1. De probleemsituatie - korte uitleg over het familiale conflict waarmee ze geconfronteerd werden - verduidelijking van het verloop van de zaak en de tussenkomst van de verschillende professionals. 2. Perceptie van bemiddeling: - kennis van de methode, langs welke weg (getuigenissen, media, advocaat, …); kennis van het wetgevend kader (aandacht besteden aan het onderscheid met andere bemiddelaars); - perceptie van de doelstellingen van bemiddeling; - perceptie van de rol van bemiddelaar, zijn specifieke kenmerken ten opzichte van de andere professionals; - dezen ze een beroep op een andere methode voor conflictbeheersing (therapie, andere derden, …). 3. Beslissing om geen beroep te doen op bemiddeling: - werd de mogelijkheid van bemiddeling hen voorgesteld, zo ja in welke bewoordingen; - waarom hebben ze geen beroep gedaan op bemiddeling (kennis, nut, geen akkoord tussen de partners, rol reeds vervuld door een andere professionals, …);
4. Evaluatie van de bemiddeling: - zou bemiddeling in bepaalde situaties aangewezen of uit den boze zijn; - en wat als ze het opnieuw konden doen? Zou het eventueel nuttig zijn geweest, voor wie, waarom; - moet het gebruik van bemiddeling aangemoedigd worden, zo ja langs welke weg? 5. Afsluiting en controle van informatie over de gebruiker: leeftijd, geslacht, beroep, studieniveau, type conflict.
16
BIJLAGE II. RICHTLIJNEN VOOR VRAAGGESPREK I.
HET WERKVELD
Richtlijnen : De gesprekspartners aanmoedigen om het onderscheid te maken tussen de praktijken en de voorstellingen door eventuele terugstappen te maken in het gesprek. Zoveel mogelijk ervaringen en doorleefde situaties van de gesprekspartners viseren ; of bij gebrek hieraan zouden we rekening kunnen houden met situaties waar men weet van heeft zonder er deel van uitgemaakt te hebben. Deze indirecte getuigenissen zijn interessant als sporen van voorstellingen die in de professionele middens circuleren. De negatieve of positieve evaluatie van de bemiddelingen (voornamelijk de geslaagde of mislukte ervaringen zoals besproken in punt 3) moet niet gezien worden als een simpele vaststelling over de akkoorden waaraan de bemiddeling al dan niet ten grondslag lag. De positieve of negatieve beoordeling kan evenveel vertellen over het proces en de relationele dimensies van de bemiddeling als over het akkoord en de praktische beslommeringen. De gesprekspartners vrij hun evaluatiecriteria laten formuleren ; Het gesprek beëindigen met het polsen naar mogelijke contacten voor volgende onderhouden.
1.1. De rechters 1. Omschrijving van het professionele kader waarin zij evolueren en de verschillende typen dossiers waarmee zij geconfronteerd worden. 2. Ervaring en perceptie van bemiddeling : - wat weten ze van bemiddeling ; hoe zouden ze dit definiëren ; - worden ze hier vaak mee geconfronteerd ; in welk kader (gedwongen of gekozen) ; voor welk soort zaken ; - stellen zij veranderingen vast in de praktijk of het discours (al dan niet gelinkt aan de wet van 21 februari 2005) ; - worden zij vaak benaderd voor een homologisering van akkoorden ten gevolge van bemiddeling ; ondervinden zij problemen bij het uitvoeren van deze taak ; - hebben zij mensen doorverwezen naar bemiddelaars ; waarom ?; vaak ; Stellen zij deze mogelijkheid systematisch voor en hoe stellen zij deze voor ? 3. Getuigenis over een geslaagde ervaring met de familiale bemiddeling en analyse hiervan ; getuigenis over een « mislukte » ervaring of problematiek en analyse hiervan. 4. Interactie tussen de professionelen : - definitie van de rollen : de rol van de rechter en die van de andere mensen uit het werkveld ; in het bijzonder die van de bemiddelaar, onderscheid maken tussen deze rollen (plaatsen, momenten, methoden, pertinente thema’s) ; wat is de specificiteit van de rol van bemiddelaar ; moet er een specifieke rol zijn ? - wat is het verschil tussen een rechterlijk oordeel en een bemiddeling ; in welke tijdsdimensie kunnen deze twee types van interventies voorkomen ? - interacties en voorkomen van de rollen van de verschillende professionelen, met aandacht voor de zones waarin deze complementair zijn, concurreren of waar er eventuele conflicten van competenties zijn.
17
5. Op basis van hun ervaring met de familiale bemiddeling, hoe zouden zij haar indicaties en eventuele contra-indicaties definiëren (context, dossiertype, aanwezigheid van verschillende spelers, types van professionele interventies,...). 6. Evaluatie en ontwikkeling van het dispositief : verdient de familiale bemiddeling uitgebreid te worden, waarom en in welke context ; op welke (fysieke) plaatsen zou de bemiddeling moeten plaatsvinden ; hoe kan het aanwenden van bemiddeling bij familiale conflicten bemoedigd worden ; welke pistes kan men suggereren om de toestroom tot bemiddeling te ontwikkelen. 7. Afronden van het gesprek en verificatie van persoonlijke informatie : leeftijd, geslacht, institutionele verankering, periode in dienst.
1.2. De notarissen 1. Omschrijving van het professionele kader waarin zij evolueren en de verschillende typen dossiers waarmee zij geconfronteerd worden. 2. Ervaring en perceptie van bemiddeling : - wat weten ze van bemiddeling ; hoe zouden ze deze definiëren ; - worden ze hier vaak mee geconfronteerd ; in welk kader (gedwongen of gekozen) ; voor welk soort zaken ; - op welke manier en waarom werden zij ingeschakeld bij de behandeling van een familiaal conflict of de stap naar bemiddeling ; - stelden zij de laatste jaren veranderingen vast in de praktijk of het discours over het beroep op dat op bemiddeling gedaan wordt - wat is het doel/ de meerwaarde van bemiddeling ; - heeft een lid van de praktijk een opleiding tot bemiddelaar gevolgd of heeft iemand zich voorgenomen dit te doen ? Zo ja, waarom ? - hebben zij mensen doorverwezen naar een bemiddelaar ; waarom ; vaak ? 3. Getuigenis over een geslaagde ervaring met de familiale bemiddeling en analyse hiervan ; getuigenis over een « mislukte » ervaring of problematiek en analyse hiervan. 4. Interactie tussen de professionelen : - definitie van de rollen : de rol van de notaris en die van de andere mensen uit het werkveld ; in het bijzonder die van de bemiddelaar, onderscheid maken tussen deze rollen (plaatsen, momenten, methoden, pertinente thema’s) ; wat is de specificiteit van de rol van bemiddelaar ; moet er een specifieke rol zijn ? - wat is het verschil tussen het werk van de notaris en een bemiddeling ?; in welk tijdskader kunnen deze interventies plaatsvinden ? - vervult de notaris die een opleiding tot bemiddelaar genoot in de realiteit de rol van bemiddelaar bij bepaalde zaken of wordt de opleiding eerder gebruikt als een meerwaarde bij het uitvoeren van het beroep van notaris ? - wat is de reactie van de notaris wanneer een cliënt aankondigt beroep te doen op bemiddeling ; welke aanwijzingen geeft met aan een cliënt in bemiddeling ? - interacties en voorkomen van de rollen van de verschillende professionelen, met aandacht voor de zones waarin deze complementair zijn, concurreren of waar er eventuele conflicten van competenties zijn. 5. Op basis van hun ervaring met de familiale bemiddeling, hoe zouden zij haar indicaties en eventuele contra-indicaties definiëren (context, dossiertype, aanwezigheid van verschillende spelers, types van professionele interventies,...). 18
6. Evaluatie en ontwikkeling van het dispositief : verdient de familiale bemiddeling uitgebreid te worden, waarom en in welke context ; op welke (fysieke) plaatsen zou de bemiddeling moeten plaatsvinden ; hoe kan het aanwenden van bemiddeling bij familiale conflicten bemoedigd worden ; welke pistes kan men suggereren om de toestroom tot bemiddeling te ontwikkelen. 7. Afronden van het gesprek en verificatie van persoonlijke informatie : leeftijd, geslacht, institutionele verankering, periode in dienst.
1.3. De advocaten 1. Omschrijving van het professionele kader waarin zij evolueren en de verschillende typen dossiers waarmee zij geconfronteerd worden. 2. Ervaring en perceptie van bemiddeling : - wat weten ze van bemiddeling ; hoe zouden ze deze definiëren ; - worden ze hier vaak mee geconfronteerd ; in welk kader (gedwongen of gekozen) ; voor welk soort zaken ; - stellen zij veranderingen vast in de praktijk of het discours (al dan niet gelinkt aan de wet van 21 februari 2005) ; - hebben zijzelf of iemand van hun kantoor een opleiding gevolgd tot bemiddelaar of zijn zij van plan dit te doen ; waarom ; - hebben zij mensen doorverwezen naar bemiddelaars ; waarom ?; vaak 3. Getuigenis over een geslaagde ervaring met de familiale bemiddeling en analyse hiervan ; getuigenis over een « mislukte » ervaring of problematiek en analyse hiervan. 4. Interactie tussen de professionelen : - definitie van de rollen : de rol van de advocaat en die van de andere mensen uit het werkveld ; in het bijzonder die van de bemiddelaar, onderscheid maken tussen deze rollen (plaatsen, momenten, methoden, pertinente thema’s) ; wat is de specificiteit van de rol van bemiddelaar ; moet er een specifieke rol zijn ? - wat is het verschil tussen het werk van de advocaat en een bemiddeling ; in welk tijdskader kunnen deze twee types van interventies voorkomen ? - rol van raadgever in bemiddeling : worden zij geconsulteerd over akkoorden binnen het kader van de bemiddeling ; hoe zijn zij hun rol in deze context ? - vervult de advocaat die een opleiding genoot als bemiddelaar, in werkelijkheid de rol van bemiddelaar bij bepaalde zaken of wordt deze opleiding eerder aangewend als meerwaarde om het beroep van advocaat uit te oefenen ; - wat is de reactie van de advocaat wanneer een cliënt aankondigt een beroep te doen om bemiddeling ; wat is de impact van de bemiddeling op de evolutie van het dossier ; op het werk van de advocaat ; bezorgt de bemiddeling pertinente en bruikbare informatie voor het werk van de advocaat ? - interacties en voorkomen van de rollen van de verschillende professionelen, met aandacht voor de zones waarin deze complementair zijn, concurreren of waar er eventuele conflicten van competenties zijn. 5. Op basis van hun ervaring met de familiale bemiddeling, hoe zouden zij haar indicaties en eventuele contra-indicaties definiëren (context, dossiertype, aanwezigheid van verschillende spelers, types van professionele interventies,...). 6. Evaluatie en ontwikkeling van het dispositief : verdient de familiale bemiddeling uitgebreid te worden, waarom en in welke context ; op welke (fysieke) plaatsen zou de 19
bemiddeling moeten plaatsvinden ; hoe kan het aanwenden van bemiddeling bij familiale conflicten bemoedigd worden ; welke pistes kan men suggereren om de toestroom tot bemiddeling te ontwikkelen. 7. Afronden van het gesprek en verificatie van persoonlijke informatie : leeftijd, geslacht, institutionele verankering, periode in dienst.
1.4. De psychologen 1. Omschrijving van het professionele kader waarin zij evolueren en de verschillende typen dossiers waarmee zij geconfronteerd worden. 2. Ervaring en perceptie van bemiddeling : - wat weten ze van bemiddeling ; hoe zouden ze deze definiëren ; - worden ze hier vaak mee geconfronteerd ; in welk kader (gedwongen of gekozen) ; voor welk soort zaken ; - stellen zij veranderingen vast in de praktijk of het discours - is het beroep van psycholoog veranderd met (of sinds) de opkomst van de bemiddeling; - wat is het doel/meerwaarde van de bemiddeling ? - hebben zij mensen doorverwezen naar bemiddelaars ; waarom ?; vaak ; 3. Getuigenis over een geslaagde ervaring met de familiale bemiddeling en analyse hiervan ; getuigenis over een « mislukte » ervaring of problematiek en analyse hiervan. 4. Interactie tussen de professionelen : - definitie van de rollen : de rol van de psycholoog en die van de andere mensen uit het werkveld ; in het bijzonder die van de bemiddelaar, onderscheid maken tussen deze rollen (plaatsen, momenten, methoden, pertinente thema’s) ; wat is de specificiteit van de rol van bemiddelaar ; moet er een specifieke rol zijn ? - wat zijn de verschillen tussen het bemiddelingsproces en het therapeutische proces ; binnen welk tijdskader situeren deze processen zicht ? - wanneer ze zowel psycholoog als bemiddelaar zijn, hoe benaderen zij deze beide rollen, hoe « zetten ze een andere pet op » ; - wanneer ze een patiënt opvolgen die verwikkeld is in een bemiddeling, vangen zij hier van echo’s van op ; de welke ; - wat is de reactie van de psycholoog als een cliënt aankondigt beroep te zullen doen op een bemiddeling ; welke raad geven zij aan een cliënt in bemiddeling ; - vervult de psycholoog die een opleiding tot bemiddelaar genoot in werkelijkheid de rol van bemiddelaar bij bepaalde zaken of wordt deze opleiding eerder aangewend als troef om het beroep van psycholoog uit te voeren ; - interacties en voorkomen van de rollen van de verschillende professionelen, met aandacht voor de zones waarin deze complementair zijn, concurreren of waar er eventuele conflicten van competenties zijn. 5. Op basis van hun ervaring met de familiale bemiddeling, hoe zouden zij haar indicaties en eventuele contra-indicaties definiëren (context, dossiertype, aanwezigheid van verschillende spelers, types van professionele interventies,...). 6. Evaluatie en ontwikkeling van het dispositief : verdient de familiale bemiddeling uitgebreid te worden, waarom en in welke context ; op welke (fysieke) plaatsen zou de bemiddeling moeten plaatsvinden ; hoe kan het aanwenden van bemiddeling bij familiale conflicten bemoedigd worden ; welke pistes kan men suggereren om de toestroom tot bemiddeling te ontwikkelen. 20
7. Afronden van het gesprek en verificatie van persoonlijke informatie : leeftijd, geslacht, institutionele verankering, periode in dienst.
1.5. De bemiddelaars 1. Kort het professionele traject van de bemiddelaar schetsen : opleiding (vooropleiding en verdere studies), tewerkstelling (beroepen, werkgevers, contexten...) ; hoe zijn ze aanbeland bij het verzorgen van bemiddeling ; welk doel hebben zij voor ogen bij de praktijk van de bemiddeling. 2. Ervaring en perceptie van bemiddeling : - beschrijving van het professionele kader waarin zij bemiddelen (terreinen, dossiers, domeinen...) - wat is de meerwaarde van dit type van proces - Hoe situeren ze zich binnen de wereld van de bemiddeling : conceptie van het beroep, de rol van bemiddelaar, worden deze concepties gedeeld door de meerderheid van collega’s ? - de bemiddelaars verklaren vaak dat zij neutraliteit beogen : wat doen ze om deze te bereiken ; wat zijn de moeilijkheden en hoe proberen ze deze te overkomen ? - hoe reageren zij om de instrumentalisering (van cliënten en verschillende professionele spelers) te vermijden 3. Getuigenis over een geslaagde ervaring met de familiale bemiddeling en analyse hiervan ; getuigenis over een « mislukte » ervaring of problematiek en analyse hiervan. Wat is een geslaagde bemiddeling, wat is een mislukte bemiddeling ? Is het hen overkomen dat een bemiddeling gestaakt werd, waarom en op wiens initiatief ? 4. Interactie tussen de professionelen : - definitie van de rollen : de rol van de bemiddelaar en die van de andere mensen uit het werkveld ; in het bijzonder die van de bemiddelaar, onderscheid maken tussen deze rollen (plaatsen, momenten, methoden, pertinente thema’s) ; wat is de specificiteit van de rol van bemiddelaar ; wat zijn de verschillen tussen een bemiddeling en de therapeutische insteek ? tussen een bemiddeling en een rechterlijk oordeel, het werk van de notaris en dat van de advocaat ? binnen welk tijdskader situeren deze processen zicht ? - interacties en voorkomen van de rollen van de verschillende professionelen, met aandacht voor de zones waarin deze complementair zijn, concurreren of waar er eventuele conflicten van competenties zijn. - bemiddelaar/advocaat, bemiddelaar/psycholoog, bemiddelaar/notaris... : het samengaan en de samenstelling van deze verschillende rollen, compatibiliteit en incompatibiliteit, tijdskader ; -Is het wel eens gebeurd dat informatie die de bemiddeling opleverde gebruikt werd binnen een ander kader ? 5. Op basis van hun ervaring met de familiale bemiddeling, hoe zouden zij haar troeven en zwaktes, indicaties en eventuele contra-indicaties definiëren (context, dossiertype, aanwezigheid van verschillende spelers, types van professionele interventies,...). 6. Evaluatie en ontwikkeling van het dispositief : - verdient de familiale bemiddeling uitgebreid te worden, waarom en in welke context ; - op welke (fysieke) plaatsen zouden de bemiddelingen moeten plaatsvinden ; hoe kan het aanwenden van bemiddeling bij familiale conflicten bemoedigd worden ; - welke pistes kan men suggereren om de toestroom tot bemiddeling te ontwikkelen. 21
- hoe evalueren zij de opleiding, de wettelijke disposities, het professionele statuut (vergoeding inbegrepen) en de institutionele positie van de bemiddelaars. 7. Afronden van het gesprek en verificatie van persoonlijke informatie : leeftijd, geslacht, institutionele verankering, periode van uitoefening.
II.
DE GEBRUIKERS
Gespreksrichtlijnen : In het merendeel van de gevallen zal de informatie over het al dan niet gebruikmaken van de bemiddeling bekend zijn voor het gesprek. Zo nee, het gesprek beginnen door dit punt duidelijk te maken alvorens zich tot de juiste aanwijzingen te richten. De negatieve of positieve evaluatie van de bemiddelingen (voornamelijk de geslaagde of mislukte ervaringen zoals besproken in punt 4) moet niet gezien worden als een simpele vaststelling over de akkoorden waaraan de bemiddeling al dan niet ten grondslag lag. De positieve of negatieve beoordeling kan evenveel vertellen over het proces en de relationele dimensies als over het akkoord en de praktische beslommeringen. De gesprekspartners vrij hun evaluatiecriteria laten formuleren ;
2.1. De gebruikers die een beroep deden op familiale bemiddeling 1. Bemiddelingstraject : - hoe zijn zij hier aanbeland ; wie heeft beslist of gesuggereerd om een beroep te doen op bemiddeling, in welke omstandigheden ; - hoe hebben zij over de mogelijkheid van bemiddeling gehoord (aandachtig zijn voor het onderscheid tussen de verschillende bemiddelaars : school, schuldbemiddeling) ; wat wisten ze hierover op het moment waarop de beslissing genomen werd (of deze opgelegd werd) ; wat is hun kennis van het wettelijke kader ; - hebben ze beroep gedaan op een andere soort van conflictbehandeling (therapie, andere derden) ; - hoe hebben ze hun bemiddelaar gekozen ; - hoever staan ze in het proces ; is dit afgerond ; - wat is er geworden van de akkoorden (of overeenstemmingen) die eventueel verkregen werden ? 2. Ervaring met de bemiddeling - Binnen welke context heeft de bemiddeling plaats gevonden : zaak, tijdstip, kader ; - schetsen van het verloop van de bemiddeling - de persoonlijke balans die zij hier van opstellen 3. Rol van de bemiddelaar en de interacties tussen professionelen : - hoe hebben zij de rol van de bemiddelaar beschouwd ? en die van de advocaat, rechter, notaris, psycholoog... Wat was de specifieke rol van de bemiddelaar ? - stond de bemiddelaar in contact met de andere professionelen (advocaat, rechter, notaris, psycholoog), waaromtrent, met welk nut ? Zo ja, hoe zijn deze contacten verlopen ? hoe hebben de gebruikers deze contacten beschouwd ? - Bevonden de gebruikers zich tussen de respectievelijke rollen van de verschillende professionelen ? Wisten ze tot wie ze zich moesten richten met welke vraag ? 4. Evaluatie van de ervaring: - heeft de bemiddeling hen iets opgebracht, wat hebben ze er aan overgehouden ; - wat vinden ze van hun bemiddelaar - wat vinden ze van het bereikte resultaat ; 22
- en wat als ze het opnieuw zouden moeten doen ? - als er zich een nieuw probleem stelt zouden ze dan beroep doen op bemiddeling ? 5. Ontwikkeling van het dispositief : - zouden zij naasten aanraden een beroep te doen op bemiddeling in het geval van een familiaal conflict, waarom ; - zijn er situaties waarin een beroep op bemiddeling min of meer aangewezen is ; - is de bemiddeling een praktijk die ontwikkeld moet worden, zo ja wat zijn de meest aangewezen wegen om mensen aan te moedigen een beroep te doen op bemiddeling 6. Afronden en verificatie van informatie over de gebruiker : leeftijd, geslacht, beroep, opleidingsniveau, type conflict.
2.2. De gebruikers die geen beroep deden op de bemiddeling 1. De problematische situatie - kort expliciteren met welk familiaal conflict zij geconfronteerd werden - het verloop van de zaak preciseren, alsook de interventie van verschillende professionelen. 2. Perceptie van de bemiddeling: - kennis van het dispositief, via welk informatiekanaal (getuigenissen, media, advocaat...) ; kennis van het wettelijke kader (aandachtig zijn voor het onderscheid tussen verschillende soorten bemiddelaars) - perceptie van de objectieven die de bemiddeling voor ogen heeft ; - perceptie van de rol van de bemiddelaar, van zijn eigenheden ten opzichte van andere professionelen ; - hebben zij gebruik gemaakt van een ander type van conflictbehandeling (therapie, andere derden....) 3. De beslissing om geen gebruik te maken van de bemiddeling : - werd deze mogelijkheid hen voorgesteld en zo ja, in welke termen ; - waarom hebben ze geen beroep gedaan op bemiddeling (kennis, bruikbaarheid, meningsverschil tussen partners, rol die reeds werd ingevuld door een andere persoon uit het werkveld) 4. Evaluatie van de bemiddeling: - de bemiddeling kan zij aangewezen of af te raden zijn in verschillende situaties ; - als ze het opnieuw moesten doen ? Zou bemiddeling achteraf gezien nuttig geweest kunnen zijn? Waarom ; - moet de bemiddeling aangemoedigd worden en zo ja, via welke weg ? 5. Afronden en verificatie van informatie over de gebruiker : leeftijd, geslacht, beroep, opleidingsniveau, type conflict.
23
BIJLAGE III bij hoofdstuk 1: BRIEVEN VOOR HET OPNEMEN VAN CONTACT BIJ PROFESSIONALS EN GEBRUIKERS
Louvain-la-Neuve, le 3 mars 2009
Madame, Monsieur, Le Secrétaire d’Etat à la Politique des Familles nous a confié une recherche sur le recours à la médiation familiale dans les conflits familiaux. Dans ce cadre, nous souhaitons recueillir le témoignage de différents professionnels – magistrats, avocats, notaires, psychologues et médiateurs – sur leur expérience de la gestion des difficultés familiales. Auriez-vous l’amabilité de nous accorder un entretien de 45 à 60 minutes ? Un des membres de notre équipe prendra contact avec vous à cette fin. Il est également utile de préciser que nous garantissons l’anonymat de cet entretien. En vous remerciant de votre attention, nous vous prions, Madame, Monsieur d’agréer l’expression de notre considération.
Jacques MARQUET Professeur de Sociologie UCL
Bernadette WYNANTS Chargée de cours invitée Assistante de recherche UCL
Equipe de recherche : Bernadette WYNANTS, Noëmi WILLEMEN, Cécile GUISLAIN, Jacques MARQUET, UCL.
Contact :
[email protected]
0477/513 587
24
Louvain-la-Neuve, le 3 mars 2009
Madame, Monsieur, Nous sommes chargés par le Secrétaire d’Etat à la Politique des Familles d’une recherche sur la médiation familiale. Dans ce cadre, nous souhaitons recueillir le témoignage de personnes ayant vécu un épisode de tension familiale : séparation, divorce, difficulté avec un enfant ou un parent, succession difficile… Nous garantissons totalement l’anonymat de ces entretiens : tous les noms propres seront supprimés ainsi que tous les éléments permettant d’identifier les personnes. Auriez-vous l’amabilité de nous accorder un entretien de 45 à 60 minutes ? Un des membres de notre équipe prendra contact avec vous à cette fin. En vous remerciant de votre attention, nous vous prions, Madame, Monsieur, d’agréer l’expression de notre considération.
Jacques MARQUET Professeur de Sociologie UCL
Bernadette WYNANTS Chargée de cours invitée Assistante de recherche UCL
Equipe de recherche : Bernadette WYNANTS, Noëmi WILLEMEN, Cécile GUISLAIN, Jacques MARQUET, UCL.
Contact :
[email protected] 0477/513 587
25
Louvain-la-Neuve, xx maart 2009
Mevrouw, Mijnheer De Staatssecretaris voor Gezinsbeleid heeft ons een onderzoek toevertrouwd over bemiddeling bij familiale conflicten. Binnen dat kader wensen wij getuigenissen te verzamelen van magistraten, notarissen, psychologen en bemiddelaars over hun ervaring met het behandelen van familiale conflicten. Graag hadden wij daarom uw toestemming verkregen voor het afnemen van een open interview gedurende ongeveer 45 tot 60 minuten. Een van onze teamleden zal hiervoor contact met u opnemen. Wij willen graag benadrukken dat de anonimiteit van het gesprek bewaard zal blijven. Wij danken u voor uw aandacht. Hoogachtend
Jacques MARQUET Professor Sociologie UCL
Bernadette WYNANTS Gastprofessor Onderzoeksassistente UCL
Onderzoeksteam: Bernadette WYNANTS, Noëmi WILLEMEN, Cécile GUISLAIN, Jacques MARQUET, UCL. Contactpersoon : Noëmi WILLEMEN,
[email protected] Tel. 0478.562572
26
Louvain-la-Neuve, XX maart 2009
Mevrouw, Mijnheer, De Staatssecretaris voor Gezinsbeleid heeft ons een onderzoek toevertrouwd over bemiddeling bij familiale conflicten. Binnen dat kader wensen wij getuigenissen te verzamelen van mensen die een periode van familiale spanning ervaren hebben: relatiebreuk, echtscheiding, moeilijkheden met een kind of een ouder, erfopvolgingskwesties... We garanderen de volledige anonimiteit van deze gesprekken: alle eigennamen zullen verwijderd worden, alsook alle elementen die het mogelijk maken om personen te identificeren. Graag hadden wij daarom uw toestemming verkregen voor het afnemen van een open interview gedurende ongeveer 45 tot 60 minuten. Wij danken u hartelijk voor uw aandacht. Hoogachtend
Jacques MARQUET Professor Sociologie UCL
Bernadette WYNANTS Gastprofessor Onderzoeksassistente UCL
Onderzoeksteam: Bernadette WYNANTS, Noëmi WILLEMEN, Cécile GUISLAIN, Jacques MARQUET, UCL.
Contact :
[email protected] 0477/513 587
27
HOOFDSTUK 2 PERCEPTIES VAN EN ERVARINGEN MET BEMIDDELING
1. De evaluatie van bemiddeling en de betrokkenen De ontmoetingen met de professionals en de personen die geconfronteerd werden met gezinsmoeilijkheden maakten het mogelijk de vermoede sterke adhesie bij het principe van de bemiddeling te bevestigen. Dat gaat, op vrij systematische wijze, gepaard met het stigmatiseren van het gerecht, de hoorzittingen en de wereld van de advocaten. De valorisatie van de gezinsbemiddeling is nagenoeg algemeen, zowel in principe als in project, bij professionals of deze nu wel of niet aan de slag zijn; bij de gebruikers, of ze nu al dan niet de ervaring hebben. Veel van de professionals die geen bemiddelaars zijn, bevestigen dat ze het beroep niet uitoefenen uit gebrek aan tijd, gebrek aan winst, opleiding of omwille van een onverenigbaarheid in hun rol, maar niet omdat ze er geen belangstelling voor hebben. De bemiddelaars zijn veelal trots op hun vroege instap in het beroep, hun aanwezigheid in een bepaalde opleidingsmodule of commissie. De familieleden die we ontmoetten, zijn het globaal eens met het idee dat bemiddeling wenselijk is. Ook al is het niet voor henzelf, voor anderen is het een goed idee; ook al zijn ze er bang van; ook al hebben ze het geweigerd; zelfs al hadden ze een negatieve ervaring ermee! Zo was er die man die zeer recent geconfronteerd werd met een verzoek om bemiddeling vanwege zijn ex-partner. Hij geeft toe bang en wantrouwig geweest te zijn tijdens het gesprek maar geeft uiteindelijk toe stomverbaasd te zijn geweest: UM9: “In de grond weet ik dat bemiddeling alleen maar goed kan zijn maar ik sta er zodanig wantrouwig tegenover dat ik wou weten waarom [zij bemiddeling aanvroeg] maar ik zal het nooit weten. Iedereen raadt het me aan en daarom ben ik er niet tegen. (…) Diep in mezelf ben ik ervan overtuigd dat ze geen bemiddeling wil voor het geld, het probleem is dat ik niet weet wat ze wil, dat ontbreekt. Ik weet dat ik niets riskeer door naar bemiddeling te gaan maar ik heb er geen vertrouwen in.”
Deze man is ervan overtuigd dat bemiddeling positieve eigenschappen heeft dankzij de ervaring van zijn vrienden, ook al gelooft hij dat in zijn eigen situatie bemiddeling geen hulp zou zijn geweest bij het oplossen van de problemen: GNB3: « Dat is iemand die probeert van voor het koppel zelf toch nog een klein beetje iets proberen recht te trekken of toch op een deftige manier iets probeert te regelen zonder dat je naar de rechtbank moet stappen, denk ik. (...) Maar dat hangt af van elke situatie, denk ik. (...) In mijn geval bijvoorbeeld, had dat zeker niet geholpen. (...) Wij konden trouwens al niet meer praten met elkaar. Het is wel de bedoeling, als je met een bemiddelaar werkt, dat je daar samen eens naartoe gaat, dat je eens een keer even de problemen op tafel legt en proberen vandaar een zo goed mogelijke oplossing voor te zoeken, voor beide partijen. Maar in mijn geval was dat gewoon niet meer waar (...) »
Deze vrouw, die na een eerste sessie verdere bemiddeling weigerde, omdat ze het zag als een risico op vervreemding en instrumentalisering, uit haar spijt: NUM3: “A priori, en afgezien van mijn eigen verhaal, vond ik het een positieve aanpak. (…) Ik vind dus wel dat de [psychologische en juridische] tussenstap van de bemiddeling interessant is. Het is misschien daarom dat ik een beetje down ben dat ik het zelf niet meer heb kunnen meemaken. Objectief gezien denk ik namelijk wel dat het interessant kan zijn.”
Deze man, die ervan overtuigd is dat de bemiddeling die hij heeft meegemaakt, gefaald heeft, en een valstrik was, omwille van de kwade trouw van zijn ex, meent toch dat voor anderen bemiddeling zou kunnen werken: 28
UM11: “Voor mij is het duidelijk dat dit verplicht zou moeten worden vooraleer men naar de rechtbank gaat, samen met een omstandig rapport waarin wordt aangegeven of één van de partijen te kwader trouw was.”
Er is ook nog deze dame (UM1) die na drie bemiddelingen, waarvan er twee moeilijk verliepen, een streng oordeel heeft over haar laatste bemiddelaar maar die toch bereid is om bemiddeling aan te raden aan haar naasten. Verschillende keren hebben we kunnen vaststellen dat een negatieve ervaring met bemiddeling geen reden is om deze oplossing af te wijzen; verschillende van deze getuigen menen dat hoewel het voor hun situatie niet gepast was, hoewel zij het voor zichzelf niet nodig hebben, het toch nuttig zou kunnen zijn voor anderen: NUM4: “Als men er alleen niet uit geraakt, moet men zich laten begeleiden. Ik vind dat een nuttige functie. In die situaties, ja.”
De positieve houding ten opzichte van het principe van de bemiddeling verhindert echter niet het uiten van twijfel of bij sommige gebruikers zelfs de weigering het proces in te gaan. Naarmate de valorisatie van de bemiddeling merkbaar is, in die mate wordt ook de ervaring van het gerecht en de typische beroepen gestigmatiseerd door talrijke gesprekspartners. Bemiddeling wordt zelden op zichzelf gevaloriseerd zonder negatieve verwijzing naar de hoorzittingen, de rechtbanken en vooral de advocaten, wiens karikatuur het omgekeerde lijkt te zijn van het ideaal van de bemiddelaar. De hoorzittingen worden door meerdere gebruikers beschreven als koude rituele momenten, procedures die buiten hen om verlopen, pijnlijke ervaringen die niet aangepast zijn aan de intimiteit van de problemen en het verdriet van de personen die aanwezig zijn. De advocaten worden dan weer vaak beschreven door de gebruikers en zelfs door bepaalde professionals als echte monsters: de advocaten zoeken ruzie, drijven de conflicten op de spits, zijn uit op winstbejag. Ze worden beschreven als acteurs in een kostuumfilm die olie op het vuur gooien. 1.1. Kennis van bemiddeling De professionals zijn meestal vrij goed op de hoogte van wat bemiddeling inhoudt. Naast de bemiddelaars kwamen velen van hen natuurlijk ook in contact met bemiddeling en met bemiddelaars tijdens hun loopbaan, zoals deze rechter: J1: “Al toen ik nog aan de balie was. Er was een andere partner in het kantoor die een intensieve opleiding had gevolgd. Echte cursussen. Ik wantrouwde het een beetje. En hij begon het beroep uit te oefenen. Ik heb er dus al ruim voor 2000 over horen praten, dat zal al snel 95 geweest zijn. Daarnaast waren er ook colloquia over gezinsrecht. Er waren steeds meer advocaten die zich aangetrokken voelden tot deze opleiding. Sommige voelden zich sterk aangetrokken, andere zagen het als een troef op hun CV.”
Andere professionals hebben een veeleer vage kennis van de bemiddeling. Ze kennen het bestaan en het principe ervan maar horen niets over de praktijk, hebben geen beoefenaars of gebruikers van bemiddeling ontmoet. Aldus deze psychologe: P2: “Zelfs in het PMS-centrum hadden we nooit contact … Ik had 18 scholen, dat was dus een vrij ruime groep! … Nooit.”
Of deze notaris, die systematisch over schuldbemiddeling begint maar nooit over gezinsbemiddeling, waarover hij nochtans ondervraagd wordt: N2: "Voor mij was schuldbemiddeling aanvankelijk, zoals ik u al zei, de opleiding die gegeven wordt gedurende 150 lesuren die aan notarissen worden aangeboden om schuldbemiddelaars te worden.”
Maar deze personen vormen eerder de uitzondering binnen een groep beroepen die redelijk op de hoogte zijn van de principes en de realiteit van de gezinsbemiddeling. Uitgezonderd de gerechtelijke bemiddeling namen de gebruikers van de gezinsbemiddeling ook kennis van het bestaan van de bemiddeling via twee bronnen, voornamelijk: 29
professionals gespecialiseerd in familiezaken (bijvoorbeeld voor gezinsplanning) en mondelinge reclame via vrienden. Bijvoorbeeld: UM2: “Ik weet niet meer precies door wie, maar op het terrein van UCL is er een centrum voor gezinsplanning. Ik was er persoonlijk advies gaan vragen omdat ik wat moeite kende op dat moment. Die dame daar heeft me doorverwezen naar iemand die bemiddeling deed bij ons in de buurt. Dus van een planning naar de andere, zo is het gegaan.” UM4: “We zijn naar I. gegaan. Waarom daar? Via kennissen die naar die dienst waren gegaan. Ze zijn gescheiden (…), het zijn erg goede vrienden.” GB2: « Tot dat we komen in het centrum in – ik dacht – in Dilbeek, dus een CAW in Dilbeek. (...) Mijn vrouw – mijn ex-vrouw – heeft die gezocht, die bemiddeling. Waarschijnlijk heeft ze via haar advocaat of via vrienden dat adres verkregen. »
Zo verkreeg deze dame, actief in de politiek, de gegevens van een bemiddelaar via één van haar collega’s: GB1: « Ik heb één van onze senatrices destijds aangesproken, die ook een advocate is, en zei sprak mij over G.D.C. (sic.) waarvan dat zij zei van: “Kijk, die heeft daarin een zeer goeie reputatie en ik ken hem als een hele goeie advocaat en die gaat u goed helpen.”. En dan heb ik aan G. gevraagd van: “Zie jij dat ook zitten? Gaan we daar naartoe?”. En dan was dat oké. »
De bevraagde personen die weinig of geen ervaring hadden met bemiddeling, waren vaak wel op de hoogte van het bestaan ervan. Sommige hadden het geweigerd, andere hadden het voorgesteld en stootten op een weigering, nog eens andere hadden erover horen praten, vaak via getuigenissen van kennissen. Bijvoorbeeld: NUM6: “Ik wist zelfs niet dat het bestond, we zijn in 99 gescheiden, ik weet niet sinds wanneer er bemiddeling bestaat. De eerste keer dat ik erover hoorde praten was twee jaar geleden toen we op wintersport gingen met vrienden, we waren met een hele groep, “de vrienden van uw vrienden zijn onze vrienden”, u snapt het wel. We waren een groep gescheiden mensen, hertrouwde of pas gescheiden mensen, het was een heel gedoe om uit te vissen wiens kinderen van wie waren, we hebben wat afgelachen! ’s Avonds wisselden we wat van onze ervaringen uit en daar heb ik over bemiddeling gehoord. Een van de net gescheiden meiden zat midden in bemiddeling om de voogdij te regelen van de kinderen enz. en voor haar was het ideaal.” GNB6: “Ja, ik had dat wel voorgesteld aan mijn ex maar die zei direct van in het begin: “Ofwel is het week om week” – voor de kleine dan – “ofwel is het ambras.”. (...) Ja, gehoord, ik had dat allemaal opgezocht op internet.”
1.2. De perceptie van bemiddeling en de principiële beoordeling Alvorens de evaluaties van bemiddeling op basis van ervaring te bekijken, die van de professionals die deze toepassen of waarnemen, die van de gebruikers die er aan deelnamen of erover hoorden, hebben we de percepties en principiële beoordelingen samengebracht. Hoe wekte de bemiddeling de belangstelling van de bemiddelaars of andere professionals aan het begin van hun contact met deze praktijk? Hoe wordt bij de gebruikers, of ze nu al dan niet ervaring hebben, hun aansluiting met het principe, het idee van de bemiddeling uitgedrukt? En hoe worden de twijfels en weigering ten opzichte van het principe en het idee van bemiddeling naar voren gebracht, nog voor er ervaring is op dat gebied? 1.2.1. Belangstelling van professionals, instemming van de gebruikers Meerdere professionals uit de bemiddeling geven belangstelling aan voor het multidisciplinaire karakter van de bemiddeling en de aanvullende inbreng op de aanvankelijke opleiding waarin ze zich soms beklemd voelden. Dat is in het bijzonder geval voor de juristen van opleiding: 30
M1: “Ik zal zeggen wat ik niet meer weet. Ik weet niet meer heel goed, ik heb zelf gewerkt in de ontwikkeling en daarna ook via politiek engagement, zo’n mensen, ik heb altijd veel contact gehad met het verenigingsleven. Als het over familie gaat, heb ik snel proberen samenwerken met een centrum voor gezinsplanning. Ik ben dan ook zo beginnen werken, er is een beetje een verband. Dat is ook een manier om het recht multidisciplinair aan te pakken. Dat was voor mij meteen heel duidelijk. Als ik me zou interesseren voor gezinnen, zou dat niet alleen op juridisch vlak zijn maar ook meer globaal.” A1: “En al snel gaf ik me er rekenschap van dat werken als jurist met koppels, dat het erg moeilijk was. Ik vond het interessant om samen te werken met een psycholoog, een psychiater, iemand met een opleiding in therapie voor koppels. Ook al is het geen therapie, men bevindt zich toch tussen twee werelden, de wereld van de psychologie en de gerechtelijke wereld. En ik vond het dus interessant om iemand te zien die een systemische gewoonte en aanpak had.” M3: “In het kader van mijn werk deed ik veel bemiddeling tussen daders en ik voelde me weerloos ten opzichte van de psychologische aspecten van hun conflict, dat op een meer proportionele manier doet denken aan de conflicten die onder koppels voorkomen eigenlijk, over de psychologische aspecten van eigendom, erkenning, deel uitmaken, identificatie en complementariteit in het conflict. Zo, zo zei ik tegen mezelf, de enige manier om deze psychologische aspecten te beheersen, daar ik jurist was van opleiding, dan heb ik deze uitstekende opleiding gevolgd aan de UCL, die duurde 2 jaar.” A2: “Ik heb me er rekenschap van gegeven dat in de vergaderingen onder advocaten, dat men het gevoel had tijdens een vergadering nauwelijks een akkoord te bereiken. De mensen voelden ongetwijfeld dat men tot een akkoord kwam en toen begonnen de problemen, de geschillen en de vergadering mislukte. Niet noodzakelijk dus, er is het probleem dat men zich tegenover een advocaat niet meteen open voelt staan voor onderhandeling, dat is waar. Het was toch iets dat bij mij ontbrak op niveau van vergadertechnieken. Het idee om mensen anders te kunnen helpen dan door te gaan pleiten voor een rechter (…) jammer, het is niet de plaats van een rechter en in familiezaken is het gerecht niet op de juiste plaats, het is niet aan het gerecht om daarover te oordelen.”
Meerderen onder hen vermelden ook de zorg om conflicten op te lossen of stellen een gebrek aan aangepaste middelen vast voor gezinnen die geconfronteerd worden met situaties van geweld: M2: “Wat ik interessant vond, het is een beetje het mythische feit van het conflict dat men kan proberen oplossen door naar de partijen te luisteren. En, dat moet ik erkennen, waarom niet proberen, het kan ook zijn voor de planning, een opening om de mensen aan te trekken. Er waren dus beide aspecten. En ik zei, vermits er in andere plannings bemiddelaars gaan zijn, dan kunnen we hier hetzelfde proberen te doen. De twee aspecten interesseerden me dus. Uiteindelijk ook het werken met de gezinnen, de mensen vertrouwen je veel toe. Je moet veel luisteren, tijdens de interviews. Ik vond dat dit goed paste bij wat we hier deden.” M6: “Men geeft zich er rekenschap van dat men alleen maar ontmoetingen tussen ouders en kinderen regelt zonder het conflict een beetje op te lossen, zo gaat het niet vooruit! Maar het zijn hier zo’n extreme situaties dat het vaak al te laat is. De mensen willen elkaar zelfs al niet meer ontmoeten.” M4: “We hebben in maart 2007 de vzw opgericht want ik deed een stage aan het Justitiepaleis in strafrechtelijke bemiddeling. Wanneer we praatten met de magistraten bleek dat wanneer er gezinsgeweld was en dit door de strafrechtelijke bemiddeling werd behandeld, er geen enkele structuur bestond waar het gezin de problemen kon bespreken. De dader werd aan de ene kant gezet, het slachtoffer aan de andere kant maar men ging niet kijken naar het leerproces en proberen om opnieuw een niet-gewelddadige dynamiek op te starten. Er was dus een tekort. Dus hebben we de vzw opgericht met als eerste doel het werken met gevallen van geweld. We waren het erover eens dat het gerecht al een grote stap is, we gaan dus zo vlug mogelijk iets proberen wanneer het geweld zich voordoet.”
Het project van de bemiddeling wordt ook ondersteund door de zorg om de gebruikers te responsabiliseren en hen in staat te stellen bij te dragen tot de opbouw van de oplossing. M5: “Dus en wat mij vooral geïnteresseerd heeft in de bemiddeling, dat is het feit dat we de mensen responsabiliseren ten opzichte van hun eigen verhaal. Vooral wanneer ze zich in een crisis bevinden, het probleem is dat ze zodanig in beslag genomen worden door hun persoonlijke emoties dat ze ergens zelfs het belang van het kind vergeten. Bemiddeling zorgt voor afstand en maakt het dus mogelijk om te praten over wat men beleeft maar ook over wat de ander beleeft. Zo kan men door deze uitwisseling opnieuw zijn plaats als ouder vinden, ook al is het niet meer als partner.” M7: “Ik heb oorspronkelijk een opleiding genoten als Rogeriaanse therapeute. Dus met het oog op nietdirectiviteit. Bij een expertise in het algemeen is een van de twee partijen niet bijzonder voorstander van de expertise, hoe kan je dan een minnelijke oplossing helpen bouwen met de mensen die natuurlijk veel kans maakt om te blijven bestaan. Het is met dat perspectief en die inzet dat ik mij ben gaan interesseren voor de bemiddeling.”
31
NO2 : “Het grote verschil is dat we geleerd hebben van bemiddeling, dat de mensen de oplossing moeten aanreiken. (...) Vroeger zouden we zeggen: “Ah meneer, madame, dat is het probleem, los dat zo op. Dat is het beste. En we schrijven dat op en maak dat je buiten bent dan kunnen we iets anders doen…”. Nu zullen we dat zo niet meer doen. We zullen nu eerder aan die mensen vragen: “Maar, hoe wil jij het? Wat denk je nu dat het beste voor u is?”, waardoor je het gesprek op zich alles stuurt. Misschien om bij dezelfde oplossing uit te komen maar de mensen gaan minstens het gevoel dat dit voor hen een betere oplossing is. (...) Omdat ze zelf meer aanleiding hebben gegeven tot het nadenken over de oplossing en de oplossing dan ook beter aanvaarden. » PS2 : « Ja, het is kiezen voor uw eigen oplossing te vinden, samen. Het is al een begin van samenwerking. Dat is al preventief ten opzichte van conflicten die er later kunnen zijn. je maakt je eigen oplossing op maat. Wat heb ik daar nog allemaal over te zeggen? Ja, je kiest zelf en je zit niet in een gevecht. Je probeert minimaal samen te werken. » GB1: “Ik heb ook als professional, hier, alleen maar goeie inzichten over – en goeie verhalen – over bemiddeling… Alleen denk ik dat veel mensen zich daar toch aan mispakken, dat ze zo iets hebben van: “De bemiddelaar, dat is een Deus ex Machina die ons hier gaat helpen.”. (...) Maar je moet het uiteindelijk zelf doen en… Dat je zo aangesproken wordt op je verantwoordelijkheid, op… Gedwongen worden tot nuancering en tot redelijkheid. Die redelijkheid bij jezelf moeten gaan zoeken. Dat is nogal… Allez, dat is niet evident. En je moet daar wel wat… Je moet daar ook klaar voor zijn. ik denk dat veel mensen het ook eigenlijk ergens als een excuus zien om zo nog altijd af te zien van de gevolgen van hun echtscheiding en dergelijk, omdat ze uiteindelijk niet het heft in handen genomen hebben om tot een redelijk akkoord te komen of (…) die emotie blijft bestaan hoor. Maar om tot dat akkoord te komen moet je daar wel even afstand moeten van doen.”
Het gebeurt dat een professional zich inzet voor bemiddeling door een samenloop van omstandigheden of door een opportuniteit: M6: “En daarna ben ik nu al 4 jaar geleden hier gaan werken, in de “ontmoetingsruimte”. Dit is een ontmoetingsruimte voor de kinderen en de ouders wanneer ze elkaar buiten niet kunnen zien. Ik heb een klein jaar in dat kader gewerkt. Er was al gezinsbemiddeling, … het project lag op tafel maar niemand had er de opleiding voor. En ook geen middelen om iemand aan te werven. Ik ging dan akkoord om bemiddeling te doen zonder te weten wat het inhield.”
Deze twee bemiddelaars, als koppel, zijn juristen van opleiding. Na een loopbaan in de privésector hebben ze een bemiddelingscentrum opgericht dat uniek is in Vlaanderen door de "commerciële" aanpak: ze gebruiken voornamelijk het internet om hun bemiddelingsdienst en relatietherapie aan te prijzen: B4 : “Dus ja, we zijn bijna drie jaar eigenlijk actief. En het hele opzet is eigenlijk geweest van: hoe kunnen wij mensen die in een conflictsituatie zitten – dan, heel specifiek in de beginperiode, was dat echtscheidingsconflicten, ja? – hoe kunnen we die iets bieden waar dat ze op een andere manier, een meer menselijke manier, tot regelingen kunnen komen? Het is eigenlijk vanuit twee hoeken tot ons doorgedrongen dat er iets moest gebeuren als we dat ook graag zouden doen: enerzijds de noodzaak omdat je natuurlijk, als je in je vriendenkring en netwerk rond hoort, de statistieken liegen er niet om, één op drie heeft ermee te maken en één op twee of iedereen heeft er ooit al eens van dicht of van niet zo heel ver hetzij betrokken bij geweest, hetzij het verhaal van heel nauw kunnen volgen. En anderzijds dat onze economische achtergrond – want we hebben geen achtergrond in de sociale sector – ons er heeft toe aangezet om te zeggen van: “Maar wacht eens, we hebben die overtuiging, we hebben dat gevoel.”. Maar er is natuurlijk ook een heel groot aanbod ook in de sociale sector die vooral georiënteerd is rond hulpverlening. (...) Hebben we op een bepaald moment gezegd van: “Goed, als je nu kijkt hoe een complex project wordt aangepakt, dan is dat puur vanuit een rationele benadering net hetzelfde als dat een menselijk conflict kan ontrafeld worden. (...). Omgekeerd, als je – wat voornamelijk gebeurt in de hulpverleningssector – vooral gaat gaan kijken naar de emotionele geladenheid van een zaak, dan geraak je ook natuurlijk ergens geblokkeerd (...). Wij hebben eigenlijk daar de reflex gemaakt van: “God, eigenlijk, als we die twee eens proberen samen te brengen.”. En we hebben ons… Allez, het warm water niet opnieuw uitgevonden. We hebben ons gebaseerd op een succesvol verhaal uit Nederland waar kennissen van mijn medevennoot aan de basis hebben gelegen, in 2003, om op die manier ook in Nederland een dienstverlening op te zetten.”
Bij de bevraagde gezinsleden wordt de bemiddeling vooral gewaardeerd omwille van de globale aanpak, naar het beeld, zo lijkt het, van de multidisciplinaire aanpak die door de professionals wordt geapprecieerd. Bijvoorbeeld: NUM1: “Ik kende erg weinig over bemiddeling. Ik had er over horen praten bij vrienden die het deden. Wat ik ervan begrijp, is dat ze zoeken naar een akkoord, als ik wil praten over de scheiding, de concrete modaliteiten van de scheiding met steeds de mogelijkheid, voor elk van de gebruikers, de leden van het koppel, om zich terug te trekken, in elk geval tot het bereiken van een instemming. Ik begrijp vooral dat onder bemiddeling. Ik
32
zou zeggen, waaraan doet het mij denken, het is eerder een mogelijkheid om te discussiëren met dimensies die men bijvoorbeeld niet snel zou aanhalen bij een notaris. - Waarom? - Omdat zoals ik het aanvoel de akkoorden die men bij een notaris sluit vooral de materiële aspecten, het vermogen regelen. Terwijl in de bemiddeling, ik heb de indruk dat men er ook kan praten over de psychologische, educatieve, affectieve en andere aspecten. Het is vooral die dimensie.”
Maar het is globaal de wil om het conflict te vermijden of te overwinnen die de gebruikers het meest interesseert. We merken hier op dat de vergelijking met de gerechtelijke behandeling van de problemen constant voorkomt, deze wordt gezien als ongepast om conflicten te beslechten. De advocaten worden gezien als anti-bemiddelaars. De vergelijkingen die aan bod komen, verwijzen allemaal impliciet naar de monsterlijke wereld van het proces, de zitting, de rechtszaal. Bijvoorbeeld “menselijker”, “minder conflictueel”, … Bijvoorbeeld: UM2: “En dus, we hebben geen fenomenaal inkomen en we hebben gezegd, Ok, als we gaan beginnen met advocaten enz., niet alleen is er die agressieve en zeer legislatieve kant, de regelkant van de advocaat. We wilden met onderlinge instemming scheiden. We twijfelden wel of er zaken te regelen vielen. Tenslotte leek de bemiddeling ons het meest geschikt voor iets menselijkers. (…). Ik heb situaties gehoord die door advocaten werden behandeld en dat is echt met getrokken messen. Dat is nooit onze bedoeling geweest. We hadden geen verwijten, geen rekeningen te vereffenen of belangen te verdedigen, we wilden echt dat alles minnelijk verliep. Het is die minnelijke kant van de bemiddeling die ons heeft aangetrokken. En het is ons goed bevallen. Later is dat nog bevestigd, er zijn echt situaties waarin men ten allen prijze zijn belangen verdedigt. En alles is toegelaten. Toch in de situaties waar ik over gehoord heb. Maar het is al een vreselijke situatie vanuit emotioneel standpunt, en dat er nog aan toevoegen, voor ons was het echt afgrijselijk. We hebben er nooit echt over gepraat maar dat was echt het standpunt van ons allebei. We hadden niets te verdedigen of aan te vallen.” UM3: “Ik wou bij het principe van de bemiddeling blijven en tot een akkoord komen. En dat leek me wel gepast, tezelfdertijd het juridische aspect om een overeenkomst op te maken en de bemiddelaar om ons overeen te doen komen. (…) Het is de vader van mijn kinderen, we hebben kinderen, dit contact moet behouden blijven en ik wou niet verzinken in van die lelijke verhalen die je vaak hoort. Ten allen prijze geen geruzie.” NUM3: “A priori, en afgezien van mijn eigen verhaal, vond ik het een positieve aanpak. Het gebeurt niet vaak dat men in alle vrede scheidt. Er is de uitzondering die de regel bevestigt. Wanneer plots de zaken slecht gaan wanneer men samen is, dan gaan ze goed eens men beslist elkaar te verlaten. Er staan dan immers veel zaken op het spel. Kwesties van trots, gekrenkte liefde, materiële spanningen. Aanvankelijk was ik eerder van mening, ah ja, een derde die het mogelijk maakt om de agressiviteit, de spanningen wat te temperen. Nu is het de bedoeling om eindelijk tot een akkoord te komen in die vorm. Ik verwachtte me er feitelijk niet aan. En kijk, ik was erg verrast.” UM8: “Waarom ruzie maken, elkaar verslinden wanneer het ook vreedzaam kan. Als we in bemiddeling een akkoord hadden kunnen vinden, was iedereen tevreden uit de slag gekomen.” NUM4: “wat ik zoek, is evenwicht. Ik heb dat met mijn ex-en zoals ik dat op algemene wijze heb. Als ik hard werk, dan ben ik bezig voor zaken, ik ben niet voor alles op het laatste. Ik probeer om iedereen zijn gading te laten vinden, om een evenwicht te zoeken. En dus hou ik niet van conflicten. Ik kan erg conflictueel zijn in situaties, ik kan zeer zeer conflictueel zijn. In conflicten ben ik meestal aan het opbieden, ik ken niemand die me kan verslaan. Zie je, wat betreft het conflict, niemand. Ik heb altijd een stapje voor in de agressiviteit. - En dat leek je dus niet nodig wanneer er geen conflictpositie was? - Nee want de aanvankelijke relatie was op iets anders opgebouwd. Wanneer je in een conflictrelatie zit, is dat omdat je deze van meet af aan op conflict hebt opgebouwd. Dus, als het zo is, ga er dan voor. En ik vind dat eerder sportief zelfs. Maar daar is het onderstel van de relatie, dat is de liefde. Het is ook contact, het versmelten. De tederheid van de uitwisselingen, de exclusiviteit. En vanaf dat onderstel komt men eigenlijk terecht in een soort van oorlogsverhouding en dan nagaan wat men alletwee heeft fout gedaan, ik heb daar wat moeite mee. Ik vind dat het een manier is om zichzelf te ontkennen, eigenlijk. - Maar buiten de situaties die jij hebt beleefd, als je geconfronteerd wordt met het verhaal van iemand die je na staat, die in een conflict leeft, lijkt het je dan een goed idee beroep te doen op bemiddeling? - Ja, want in een situatie die vastzet, met wederzijds misprijzen. En zelfs meer dan dat. - Praat je over je huidige partner? - Ja. En ik vind dat problematisch. Eerst en vooral omdat het een kanker is voor de een en voor de ander, in elk geval voor de een.”
33
Deze dame, die juriste is, benadrukt het belang van de bemiddeling voor het rationaliseren en het vereenvoudigen van de behandeling van conflicten: GB1 : “ Wel, omdat, als er een conflict is, dan heb je daarvoor een dialoog nodig, om uit dat conflict te geraken. En als je die dialoog zelf in de rechtbank moet voeren of door middel van een procedure moet beslechten, van: “Ik zeg nu dit en nu wacht ik veertien dagen op uw antwoord en dan nog een keer het kind nog veertien dagen voor mijn repliek en ik geef nog een tegeneis en nog een eis…”. Ik ben zelf juriste, ik weet wel een beetje hoe dat dat gaat. Dat is, denk ik, de zaken nodeloos bemoeilijken, soms. Terwijl, als je gewoon zegt van: “Voila, nu nemen wij… Dit uur gaat rechtstreeks naar die dialoog die hier nodig is om die en die en die punten uit te klaren. Want de rest is duidelijk.”, of: “De rest, dat moeten we nu niet doen.”. Zo een beetje een… Toegespitst op… Dan gaat dat veel, veel rapper vooruit. En je houdt het overzicht op uw zaak Neen, als dat zo de klassieke weg gaat, zoals het nu vaak loopt in familiale geschillen, ja, dat sleept eindeloos aan. Er wordt ongelofelijk gecompliceerd. Het zijn goede stappen dat ze ondernemen, Wathelet en Declerck, voor die zaken te vereenvoudigen. (...) En daar gaat ook heel veel manuren en dus ook geld naartoe dat de mensen uiteindelijk beter kunnen gebruiken.”
Bemiddeling wordt soms gezien als een alternatief voor het gerecht, niet alleen omdat het gericht is op het overwinnen van het conflict maar ook omdat het de betrokken personen een woord, een rol, een plaats geeft. Deze wens om als betrokkene beschouwd te worden, krijgt weerklank bij de bemiddelaars die de gebruikers proberen te responsabiliseren: NUM2: “Dan een eerste zitting. Ik was aanwezig voor de eerste zitting. De twee advocaten waren daar. En alles verliep tussen de advocaten en de rechter. Ik was er, vooraan, en ik mocht niet praten. Tijdens de tweede zitting mocht ik ook niet praten. Alles is dus verlopen zonder dat ik mij heb kunnen uitdrukken. - En wanneer je zegt dat je tijdens deze zittingen niets te zeggen had. Vond je dat erg? - Ja, absoluut. Zijn advocate stond te liegen in de rechtbank maar ik kon het zo niet zeggen. Zoals men zei in de conclusies, op de rechtbank heeft ze nog conclusies naar voren gebracht die compleet fout waren. Ik heb het niet kunnen zeggen. Ik vond dat inderdaad heel erg. Dat is de indruk van het gerecht dat boven de hoofden gaat. - Boven de hoofden van de mensen? - En fysiek, ik vooraan en de advocaten erachter. En alles verliep …. - En is het een beetje daarom dat je liever een onderhandelde oplossing had gehad? - Ik wou van meet af aan een onderhandelde oplossing om het gerechtelijke proces te vermijden. Dat leidt tot niets, het drijft de zaak alleen op de spits. (…) Alles wat buiten de gerechtelijke wereld kan verlopen, voor mij, krijgt de voorkeur. Want gewoon een gerechtelijke procedure instappen, fixeert het gedrag en verstijft het gedrag door het spel van bepaalde advocaten. Er zijn verzoenende advocaten en er zijn er compleet andere.” UM7: “Wat ik echt niet goed vond was dat men op een zekere dag een manier van huisvesting voor mijn dochters heeft opgelegd, een manier om mijn dochters te behandelen zonder dat ik er een woord in te zeggen had. Men moet een systeem vinden. Maar blijkbaar is het de enige manier in de huidige structuur van de maatschappij om vooruit te kunnen gaan. We hadden er samen opnieuw over moeten kunnen praten.”
Deze valorisatie van de verantwoordelijkheid wordt soms op meer viriele wijze uitgedrukt: NUM6: “En daarna worden ze zich ervan bewust dat het hen via de rechtbank niets gaat opleveren, ze gaan tonnen geld uitgeven om in elk geval niet tevreden te zijn met de beslissing. Het is dan beter rond de tafel te gaan zitten, de gal te spuwen en daarna samen te beslissen wat het beste is voor elkaar en voor de kinderen … Je moet het volwassen aanpakken! Ik denk dat daar de taak van de bemiddelaar ligt, hen helpen volwassen te worden!”
Tenslotte wordt soms de zorg om de kinderen aangehaald als motivatie voor de bemiddeling: NUM4: “En ik vind dat dit type conflict effecten heeft op de kinderen. Dat is nefast, want men verplicht ze een keuze te maken voor de een of de ander. Zelfs al is dat niet bewust. Men vraagt hen niet om te kiezen maar impliciet worden ze verscheurd. En zij lijden dus. Ik vind dat in dergelijke situaties men moet zeggen, als we het niet voor onszelf doen, laten we het dan voor hen doen. Als men er alleen niet uit geraakt, moet men zich laten begeleiden. Ik vind dat een nuttige functie. In die situaties, ja.” UM10: “Toen ik met de bemiddeling begon, zei ik tegen mezelf: “al het werk dat ik nu doe is het werk dat mijn zoon niet zal moeten doen”, want onze kinderen hebben wel iets anders te doen dan onze mislukkingen mee te dragen. Je moet echt vermijden dat onze kinderen zich daarmee moeten bezighouden.”
34
GB2: « De bemiddeling was voor mij enkel in functie van de kinderen. Inzet: de verdediging van de kinderen. Allez, verdediging niet van de kinderen maar van het hoederecht. Maar anderzijds ook de begeleiding van de kinderen als ouders.”
1.2.2. Aarzelingen en weigering De aarzelingen ten opzichte van de bemiddeling, anders dan de aansluitende principes, worden vaak geformuleerd in termen van weigering om het conflict te verlaten of zelfs een behoefte aan conflict. Het zijn vooral de professionals die tot die vaststelling komen. Bijvoorbeeld: J1: “Er zijn mensen die voortdurend in conflict zijn, die voortdurend zaken voor het gerecht brengen en weigeren tot bemiddeling over te gaan. Ze houden ervan ruzie te maken en ze vinden het goed dat de rechter beslist. Indien mogelijk vinden ze het ook leuk om daarna de beslissing van de rechter niet te respecteren. Dat is een dynamiek.” P2: “Het is een gevecht, het is hun bestaansreden. Het wordt hun bestaansreden, hun trots, hun ego. Soms hebben ze er niets bij te winnen. Ze vechten niet om het geld, het zijn mensen met normale middelen. Ze vechten niet om een voogdij die nefast zou zijn voor het kind. Het is echt hun stokpaardje. Ik zie veel mensen die liever in conflict leven dan niet te bestaan … in het leven van de ander. Het is het enige middel dat hen rest om de band te behouden.” NUM3: “Omdat de advocate die ik heb genomen, deel uitmaakte van een kantoor met advocatenbemiddelaars. Zij had me dus adressen aangeraden. Er was dan een akkoord om een eerste keer te gaan. Maar ik was wel wat pessimistisch. Ik ben er niet aan begonnen met het idee dat het zou werken … ik ben er wel geweest maar echt in een vijandige houding, met moeite … het is misschien ook mijn vooroordeel dat gespeeld heeft.”
Deze bemiddelaarster-psychologe benadrukt de mogelijke invloed van derden in het conflictklimaat: PS1: “En natuurlijk, als jij dan in een situatie zit waarin jij – er kan van alles gebeurd zijn – waarin jij ofwel juist te weten gekomen bent dat uw man eigenlijk al vijf maanden een ander heeft – of uw vrouw – en dan er een echtscheiding gaat gebeuren en je gaat dan naar je moeder en je moeder zegt: “Godverdomme, de smeerlap! We zullen hem pakken!”, ja, dan denk je niet zo van: “Zou ik misschien naar een bemiddelaar gaan waar we het vriendelijk kunnen oplossen.”
Niet alleen houden sommige personen van het conflict, men wil ook dat in hun plaats wordt beslist, ze weigeren om zelf te beslissen: A2: “Ja, maar die mensen weigeren bemiddeling, ze willen niet horen over bemiddeling, ze willen dat iemand anders in hun plaats beslist. Als advocaat zie ik mensen aan wie ik bemiddeling heb voorgesteld en die me zeggen, nee, dat heeft geen zin, ik wil niet rond de tafel gaan zitten, ik wil dat iemand voor ons de beslissing neemt. Sommige houden van het conflict, dat is zeker, er zijn er die van het conflict houden. Er zijn er die het conflict willen, dat is waar, en andere willen geen verantwoordelijkheid nemen, dat is gemakkelijker: u beslist, ik wil niet. (…) er zijn mensen die geen bemiddeling willen omdat ze willen dat iemand anders de knoop doorhakt, dat is gemakkelijker, men hoeft geen verantwoordelijkheid op te nemen. Het is altijd de mentaliteit, maar dat is de mentaliteit in onze huidige maatschappij.”
Nog steeds binnen het register van het conflict maar ook dat van het lijden, wordt de aanwezigheid van de ander ook gezien als een obstakel en een grote moeilijkheid. Deze vaststelling wordt zowel door de professionals als door de gebruikers gedaan: A3: “Iemand die pijn heeft praten over bemiddeling, dat is niet vanzelfsprekend.” J1: “Aarzeling? Wel, over de ander,de andere partij. Het feit van naar bemiddeling te gaan met de andere partner. Met de ander die een manipulator is, huilerig of wraaklustig. Algemeen gezien is de ander soms toch een obstakel. Als één van de ouders manipuleert, zal deze het snelste “ja” zeggen aan de rechter. Maar ja, bemiddeling, waarom niet. Maar hij zal het vrij snel torpederen. De ander weet dat. De ander zal dus nee zeggen.” M3: “En het is het moeilijkst voor de mensen om te aanvaarden dat ze samen zitten met de persoon met wie men een ernstig conflict heeft, in dezelfde ruimte, om met een derde in vertrouwen te praten, die ons zo werd aangeraden, onafhankelijk en neutraal.”
35
A2: “Andere willen elkaar niet ontmoeten, we mogen toch niet vergeten dat deze mensen komen omdat ze een conflict hebben en de ander niet langer kunnen kaderen vermits ze willen scheiden, ze willen een echtscheiding. Wanneer men zegt waarom er weinig gezinsbemiddeling is, mag men toch niet vergeten dat we de mensen vragen om rond de tafel te gaan zitten terwijl ze een conflict beleven op het vlak van gevoelens, op menselijk vlak, dat is helemaal niet zo vanzelfsprekend. Het is dus niet gemakkelijk om die mensen te zeggen, wel, ga nu rond de tafel zitten om een oplossing te vinden, soms kan het maar er zijn er veel die te gekwetst zijn om dat te kunnen doen.” UM9: “We hebben geprobeerd om naar een psycholoog te gaan maar nu zou ik daar niet meer aan beginnen, het is een gevecht met gebroken stokken. Ik zie haar, ik groet haar maar zij is zelfs niet in staat om goeiedag te zeggen en dan moeten we samen naar een bemiddelaar gaan, een maatschappelijk assistent of een psycholoog terwijl ze me zelfs niet gedag zegt!” B2 : “Onlangs belde mij een man voor een afspraak van… Omwille van het feit dat hij door zijn advocaat was doorverwezen. Door de twee advocaten. En de advocaten hadden gevraagd: “Wil jij de mensen uitnodigen voor een bemiddeling?”. En ik had dat gedaan en die man belt mij en die zegt: “Ik wil komen maar alleen maar om te tekenen want voor de rest wil ik daar helemaal geen woord zeggen want ik wil met dat mens niet praten.”. (...) Als de mensen geen openheid hebben om uit een conflict te willen geraken op die manier, dan geraak jij daar ook niet uit. (...) En wat ik dan soms dan wel doe, is, als ze echt niet anders willen, is ze elk een keer apart zien. Maar met duidelijk de voorwaarde van: “Alles wat hier gezegd wordt mag ik ook tegen de andere zeggen. Dus geen geheimen die ik wil delen. En het is niet de bedoeling dat ik uw partij kies. Maar dat ik gewoon aan u dan is kan uitleggen van wat dat bemiddeling is, wat dat dat betekent en wat je van mij kan verwachten en van de andere.”. Omdat sommigen ook wel bang zijn van: “Ja die heeft altijd geroepen en ik ga daar niet…”
Een van de bronnen van aarzeling staat in verband met de reserve, de schaamte om pijnlijke en intieme vragen te onthullen en de vermoeidheid van het nogmaals vertellen, het voortdurende blootleggen: P3: “Het is niet altijd gemakkelijk, ik begrijp het wel, de mensen hebben alles al verteld. Het nog eens aan iemand anders gaan vertellen, dat is niet eenvoudig.” M6: “(…) mijn zus, die ik niet heb kunnen overtuigen naar bemiddeling te gaan en die naar de rechtbank is getrokken, ze is bang dat ze bij bemiddeling alles nog eens gaat moeten uit de doeken doen. Ze wil het niet meer over het verleden hebben, alleen over het heden.” J2: “Eens ze een jaar lang alles hebben moeten vertellen, hebben de mensen er genoeg van …” UM1: “- En waarmee hield die aanvankelijke aarzeling verband? - Met het feit dat we al onze privézaken aan iemand anders moesten vertellen, onze grote moeilijkheden en schaamte. Het is schaamtelijk als je niet meer overeenkomt.” NUM3: “Het is een situatie waarin je nog eens je verhaal moet doen. Nog maar eens. Men heeft het zeker aan zijn naasten al verteld. Dan aan de advocaat. De kinderen. Men heeft zaken gezegd. Goed, dat is het onderwerp. En dan moet men er nog eens over vertellen. Men keert terug naar dezelfde onderwerpen. Ook al is het een andere optiek, het betekent toch dat je weer dezelfde dingen moet vertellen.”
Sommige van de bevraagde mensen geven duidelijk aan te aarzelen over bemiddeling omdat ze elke interventie van psychologische aard weigeren: N1: “En bovendien heb ik vaak aarzeling gevoeld omdat bij een gedeelte van het publiek, u weet het ongetwijfeld beter dan ik, er een soort twijfel bestaat bij alles wat met psychologen te maken heeft. Het lijkt wel of de mensen de bemiddelaar, de huwelijksconsulent en de therapeut, enz. (…) over dezelfde kam scheren. Er is een soort anti-psy reflex die volgens mij zeker toch bestaat. » NUM1: “Dat is echt een indruk, een standpunt. Ik ken eigenlijk het proces niet. Er is iets dat me hindert, ik heb de indruk dat aan bemiddeling beginnen een beetje gelijk is aan een proces van psychologische of therapeutische begeleiding. Je weet wanneer je eraan begint maar je weet niet wanneer het eindigt. Die indruk hindert me wel. Ik heb er in elk geval geen zin in voor mezelf, ik zou er niet over praten met anderen, beginnen aan een proces waarvan ik niet weet waarheen het me brengt. Daar zien we niet alleen de praktische modaliteiten opduiken maar de hele relatie waarover je geen zin meer hebt om te praten. Het is al gebeurd dat ik vrienden heb aangeraden om een derde te gaan raadplegen, zodat ze beide partijen kunnen horen en een standpunt kunnen innemen, maar ik heb het woord bemiddeling nog nooit gebruikt.” UM5: “- En hij, wat stond hem tegen in de bemiddeling? - Alles wat psycholoog is, hij is er tegen omdat hij manipuleert en zo in de val gelokt kan worden … dat is het.”
36
NO2 : “Ik denk dat een Belg, wat dat betreft… Dat dat een mentaliteit van een Belg is om zo gemakkelijk zijn ziel bloot te geven. Dat zal zeker zijn nut kunnen hebben. Dat zal zeker oplossingen kunnen bieden maar ik denk dat veel mensen daar niet toe bereid zijn.”
Bovendien wordt bemiddeling door een zekere vaagheid omgeven: de rol van de bemiddelaar wordt niet altijd geïdentificeerd en de methode wekt een gevoel van onveiligheid op omdat ze breekt met de gewoonten. Bijvoorbeeld: N1: “De mensen hebben nog niet de reflex aangeleerd om zichzelf te gaan verklaren bij iemand … Ze zien wel het nut in van een notaris of een advocaat maar niet noodzakelijk van een bemiddelaar. - Bestaat er verwarring over de rol? - Dat denk ik wel.” M4: “Het is een manier om conflicten op te lossen die de mensen niet gewoon zijn maar het schrikt af. Men zegt hen, “we gaan niet in uw plaats beslissen, we gaan geen partij trekken”, dus het wekt een gevoel van onveiligheid op. Ze zijn bang te verliezen. (…) Bedenken dat ze zelf in staat zijn om de oplossing te vinden, dat verrast hen heel sterk.”
De kost van de bemiddeling wordt ook geïdentificeerd als obstakel. Bijvoorbeeld: J3: “Er is de kost die volgens mij veel mensen afschrikt. Mijn advocaten zeggen me ja, maar het kost zoveel per uur, 70€ denk ik. Ze kunnen wel aanspraak maken op rechtsbijstand maar ze moeten daarvoor wel voldoen aan de voorwaarden.” GB1: “Dus ik vind, als het verplicht zou zijn, moet dat ergens een dienstverlening zijn of aan een zeer fair tarief aangeboden worden. Dat kan via Justitiehuizen (…) Ja, dat was verschrikkelijk duur (...) Dat was één van de redenen dat we toch maar snel een akkoord bereikt hebben, van: “Dit kunnen we niet blijven verder doen.” B2 : « Mensen kijken nog wel op hun geld. Allez, ik merk toch ook wel, sinds de economische crisis, dat mensen gelijk (…) Gelijk, als ze hier komen voor een echtscheiding met onderlinge toestemming. Als ze een huis hebben moet ik ze nog altijd naar de notaris sturen. De notariskost is een vaste kost van duizend à duizend tweehonderd euro. Of dat dat nu alleen over het huis gaat of over de volledige akte. Als mensen dan in bemiddeling komen over… Allez, ik vraag hen dan ook meestal of dat er discussies zijn rond het huis en de goederen. Als die er niet zijn dan zeg ik hen: “Doe het dan bij de notaris, dat is toch betaald in die duizend euro.”. Maar als ze dan voor de kinderen, bijvoorbeeld, hier komen of dat ik denk dat dat een meerwaarde is, dan moeten zij wel extra betalen. »
Een vrouw die bemiddeling weigerde, geeft aan dat de kost en vooral de energie die volgens haar nodig zijn voor een niet-substitutieve maar supplementaire aanpak: NUM3: “Wanneer er een scheiding is, zit men vol vragen. Je moet het dagelijkse leven blijven leven ondanks alle verwarring die dat veroorzaakt. De kinderen steunen of aanwezig zijn en proberen ten opzichte van de kinderen een dergelijke relatie te hebben in moeilijkheden. Begrijp je wat ik wil zeggen? De vragen van de advocaat, de discussies met de toekomstige ex, het gespannen klimaat … dat vergt enorm veel energie, al je energie. Alles verandert. En dan zou je nog een vrijwillige methode toevoegen aan de hele verwarring die al overweldigend is. Die je 24u/24 in beslag neemt en onafwendbaar is. De kinderen, je kan niet zeggen, later, het werk wacht, de advocaten zijn er, de besprekingen met de ander zijn onvermijdelijk. Het is onvermijdelijk. Je moet toch een beetje een leven houden … En het is dus een supplementaire methode, vrijwillig en betalend. En een scheiding kost al zo duur.”
1.3.
De evaluaties gebaseerd op ervaring 1.3.1. Het relatieve belang van de akkoorden in de evaluatiecriteria
De professionals zijn het er nagenoeg over eens: de kwaliteit van bemiddeling wordt niet afgemeten aan het bestaan of zelfs de kwaliteit van de akkoorden. De slaagcriteria zijn eerder relationeel of communicatief van aard. Bijvoorbeeld: A1: “Eerst moet men tot een overeenkomst kunnen komen, slagen of falen. Na talrijke bemiddelingen voor ons, het is omdat er een akkoord is dat de bemiddeling geslaagd is. En het omgekeerde, het is niet omdat er
37
geen akkoord is dat deze gefaald heeft. (…) Ook al leidt de bemiddeling niet tot een akkoord, indien er ruimte is voor dialoog kunnen de mensen blijven praten. Uiteindelijk, schriftelijke akkoorden …”. M2: “Het is niet omdat men geen akkoord tekent, dat het niet bevredigend is geweest. Het is omdat men het akkoord tekent, dat alles per definitie bevredigend is geweest.” M3: “De bemiddelaar is echt een externe contactpersoon, neutraal, onafhankelijk, die twee opdrachten heeft: een, garant staan voor het respecteren van een kader in het proces, de bemiddeling is een proces voor het herstellen van de dialoog. En het tweede punt, betekent de dialoog herstellen en desgevallend zeer concrete akkoorden verkrijgen over de kwesties die de partijen naar de bemiddeling meebrengen. - Desgevallend, betekent dit dat het misschien niet de essentie is? - Nee, ja, voor de partijen is het de essentie. Maar ik vind dat je in de bemiddeling de nederigheid moet hebben om te zeggen dat de akkoorden tijdens maar ook later, na de bemiddeling kunnen ontstaan. Het is de bedoeling om opnieuw een kader te geven, een ander kader aan het conflict tussen de partijen. Om echt te kunnen proberen elkaar opnieuw te begrijpen. Opnieuw in dialoog treden. En eens de dialoog is opgestart, misschien volgt het akkoord nog tijdens de bemiddeling of misschien erbuiten.” M4: “En het is bij ons niet zozeer de bedoeling om technisch doordachte akkoorden op te stellen, dat laten we over aan de advocaten, de notarissen, maar we willen ervoor zorgen dat er voldoende communicatie is en dat er een voldoende doeltreffende en efficiënte relatie is zodat het akkoord dat de personen vinden van tijd tot tijd kan worden aangepast. We moeten voor hen een akkoord vinden. Dat is gemakkelijk. U wilt vandaag co-ouderschap, OK, co-ouderschap. En in twee jaar tijd is er een van de kinderen, zijn uurrooster is veranderd op school, hij wil van school veranderen en doordat zijn ouders niet met elkaar kunnen praten, kunnen ze geen oplossing vinden. Dat heeft dus geen zin. Het is niet de bedoeling om vis te geven, het is de bedoeling ze te leren vissen.” M5: “Maar ik zou zeggen dat er twee grote stromingen zijn in het praktische type van de bemiddeling, een heeft als doel het komen tot een resultaat en dus een schriftelijk akkoord. De andere wil misschien werken aan het relationele en de dynamiek tussen de personen. Ik geef eerder de voorrang aan de relatie. Soms komen we niet noodzakelijk tot een schriftelijk akkoord maar dat betekent niet dat de bemiddeling niet geslaagd is, de mensen kunnen immers met elkaar praten en zelf akkoorden vinden die aansluiten bij de evolutie in hun leven. Ik vind het dus in elk geval interessanter om zo te werken dan een schriftelijk akkoord te hebben dat geen steek houdt.” J2: “Het akkoord is niet belangrijk. Het belangrijkste is dat de mensen hun standpunt kunnen uitdrukken en kunnen aannemen dat de ander een stuk waarheid in zich heeft.” B2: “Maar, ik denk dat elke bemiddeling geslaagd is als mensen… Allez, gewoon als je tot een overeenkomst komt maar dat is zelfs niet het meest essentiële maar dat mensen, als ze hier buiten komen ten minste van elkaar weten wat hun behoeften zijn en daar ook rekening nog mee houden, ondanks het feit dat ze gescheiden zijn. En dat ik weet van als die een conflict hebben, dat die daarover gaan praten en gaan proberen van er samen een oplossing aan te zoeken. Dan vind ik dat geslaagd. Als dat mensen zijn die, als die hier buiten komen, blijven ruzie maken en binnen de kortste keren naar de jeugdrechter gaan stappen, dan vind ik een bemiddeling mislukt. Al heb ik misschien in eerste instantie een akkoord.” B3 : “ Dat je voelt dat mensen terug naar elkaar hebben leren luisteren. Terug, ja, rekening houden met elkaar. Rekening houden met het standpunt. Begrip hebben voor elkaar, dus ook dat empathisch vermogen naar elkaar terug hebben weten op te bouwen.”
Voor sommige daarentegen is het sluiten van een akkoord een teken van succes, maar dat wordt niet gereduceerd tot de aanwezigheid of de kwaliteit van het akkoord: M2: “Wanneer men erin slaagt om de mensen rond de tafel te brengen en een akkoord te bereiken, wanneer iedereen opnieuw zijn plaats vindt als vader en als moeder, wanneer er een akkoord komt dat duurzaam is voor de kinderen, dan heeft men goed gebrainstormd. Dan zeg je, het is toch tof om daarin een rol te hebben kunnen spelen. En men zegt hen, kijk, dat is bemiddeling, de haren in 4 knippen zoals u zult doen voor de vergaderingen met de ouders. Bent u alleen of niet? En de mensen zeggen, “ja, het is waar, we hebben dat vergeten”. Of men opent opties voor de aankoop van een huis. Dan zeg je, ik heb toch wat creativiteit kunnen bijdragen.” N1: “Een voldoende recent voorbeeld waarbij ik uiteindelijk de voorwaarden van een scheiding met onderlinge toestemming heb geacteerd, daar heb ik de mensen echt naar de bemiddeling gestuurd. Dat heeft geleid tot een akkoord terwijl ze aanvankelijk toch lijnrecht tegenover elkaar stonden. (…) Ik heb ze naar bemiddeling gestuurd, het heeft lang geduurd maar uiteindelijk zijn ze tot een akkoord gekomen, dus het was een geslaagde bemiddeling. Wat is dat, een geslaagde bemiddeling? Het is maar mijn persoonlijke mening, het staat niet in steen gebeiteld, maar de mensen, wanneer ze de bemiddeling achter zich laten, ondanks alles, hebben ze een zaak die slecht liep beëindigd en zijn ze misschien gelukkig om deze te kunnen
38
beëindigen zonder te staan ruziemaken in de rechtbank maar ze hebben toch ook nog altijd de indruk dat zij de toegevingen hebben gedaan en niet de ander.”
1.3.2. Positieve ervaringen met bemiddeling en bemiddelaars De positieve evaluaties van bemiddeling zijn gebaseerd op het vermogen om conflicten te sussen evenals om een band te behouden of te herstellen tussen de leden van een echtpaar of een gezin. Een rechter wijst bijvoorbeeld op het herstel van rust en orde tussen twee ouders over de voogdij van hun dochter en is gelukkig dat de band tussen de dochter en de vader werd behouden: J1: “De moeder weigerde aanvankelijk compleet. Ze vond dat zelfs beter voor haar dochter. De moeder is echter niet ontevreden over hoe het nu gaat en de vader ook niet. Er is toch een gekalmeerde haat tussen hen. De dochter had toch een cruciale leeftijd en zij is haar vader niet verloren.”
Andere getuigenissen ondersteunen de vreedzame deugden van de bemiddeling: P1 : “Ik zou zeggen, de positieve kant van de bemiddeling is wanneer men erin slaagt om bepaalde situaties te dedramatiseren die echt zouden kunnen escaleren en die kunnen overgaan tot geweld, tot het niet respecteren, tot iemand die al het hebben en houden van het gezin meeneemt. Dergelijke zaken. Ik denk dat het toch mogelijk maakt om (?) heel wat situaties van het drama te ontdoen en te komen tot een vertraging en dat men (?) als volwassene verantwoordelijk wordt zonder vijanden te zijn. Een liefdevolle oorlog, of zo.” M4: “Meneer wou absoluut co-ouderschap. Mevrouw wou daar niets van weten. Nu leveren ze elkaar zelfs diensten. Wanneer mevrouw laat gaat werken, komt meneer de kleine ophalen. En er is nog geen akkoord tussen hen. Het sleept dus aan. De rechtbank … Er is niets. De hoofdverblijfplaats ligt nog altijd bij mevrouw. En om de drie, vier maanden even bellen, gaat het? Ja, ja. Soms komen ze terug. En ze zorgen voor organisatie. - Ze slagen erin een regeling te treffen. - Dat is natuurlijk prachtig.” P2: “Er is een koppel voor wie het goed heeft gewerkt maar dat zag er aanvankelijk niet naar uit ... Ik heb de indruk dat aan de basis vaak valse conflicten liggen. De mensen maken ruzie over zaken die maar futiliteiten zijn. Als je dieper graaft, zijn ze het vaak met elkaar eens. De spanningen worden afgestompt, het is echt voordelig voor hen.” AD2: “Ik heb dan eigenlijk bemiddeld tot echt alles, alles op punt stond, dat overgemaakt aan de notaris die dan de akte heeft opgesteld (...) Daar toch ook tegen de eerste zomervakantie waren daar dan toch ook al onduidelijkheden nog. Allez, dat je denkt: “Ja, dat was misschien dan, allez, op dat ogenblik wel allemaal heel duidelijk.” maar dat de situatie dan toch al een beetje verandert en… Het was daar toch ook al terug gekibbel maar uiteindelijk, allez, heb ik dan de, allez, neutrale interpretatie gegeven of wat er bedoeld was met een bepaald zinnetje en dan, allez, zijn ze er toch terug uitgeraakt.” UM3 : “En dat zorgde dus voor een zo sereen mogelijke scheiding. Zo hoefden we geen ruzie te maken, ik zou niet hebben gedacht dat men om geld zou ruzie maken of dat men de kinderen als getuige erbij zou betrekken. En dat men de kinderen gebruikt. En dat alles heeft ons geholpen om de kinderen niet te misbruiken, om geen troosteloze ruzies te voeren waar we later niet trots op zouden zijn. En om een basis te leggen die nu nog steeds werkt.” PS1: “Als je met twee zit te discussiëren en je praat gewoon naast elkaar door en een derde zegt van: “Mag ik u even onderbreken, kan u even zeggen wat mevrouw gezegd heeft?”, of: “…wat meneer gezegd heeft?”. Dat moet die mevrouw bij haar thuis niet proberen: “Mag ik u even onderbreken?”, want op dat moment zal dat niet lukken. Maar een derde kan dat wel. Dus die kan eigenlijk wat rust brengen in het gesprek ook.” UM11 : “Ik zou niet zeggen dat het tijdverlies was, het heeft me in staat gesteld om me echt rekenschap te geven van wie ik voor me had. De bemiddeling heeft één voordeel, het heeft ons in staat gesteld gesprekken te voeren zonder bitsig te worden. Er was een bemiddelaar om het gesprek in goede banen te leiden en opnieuw in zijn context te plaatsen en verkeerde interpretaties te vermijden.” R1 : “Ah, de grote meerwaarde is dat de partijen volledig zelf tot een akkoord… Een akkoord uitwerken waar dat ze honderd procent achter staan. Terwijl, als het dossier gepleit wordt en de rechter moet zelf een vonnis maken, dat vonnis zal nooit honderd procent gedragen worden door partijen. Er zal altijd wel op één of ander
39
punt een veroordeling zijn of een deeltje zijn van het vonnis waar dat ze zich niet kunnen in vinden. Waardoor dat eigenlijk… Ze blijven… R2 : …een eigen rol spelen. R1 : En de verhouding van gelijk en ongelijk zitten. Terwijl, als ze naar een bemiddelaar gaan en er wordt daar een akkoord gerealiseerd, dan staan beide partijen honderd procent achter dat akkoord en dan is een einde aan het geschil gekomen. R2 : Ik denk ook dat er een totale depolarisatie komt met de echte advocaten en beleven de mensen dat nog als een tegen elkaar opbotsen en proberen elk zijn gelijk zo goed mogelijk te hebben. Ik denk, als je dan de mens naar de bemiddelaar kan sturen, dat die dat op een heel andere manier ziet. Die plaatst het in een andere context, niet vanuit elk heeft zijn rechten en elk heeft zijn plichten maar laat ons hier los van uw rechten en plichten iets proberen samen op te bouwen. Dus eigenlijk, een bemiddelaar is meer… En met alle respect. Advocaten hebben ook de neiging – en dat is normaal – “Wat zijn de rechten? Wat moet ik hier accentueren om het gelijk te halen?”. Terwijl een bemiddelaar heeft eigenlijk daar geen… Moet zich daar niets van aantrekken, wie dat er nu gelijk of ongelijk heeft en dat is waarschijnlijk wel vooral met kinderen. U hebt het vooral over de ouderschapsbemiddeling, dat dat zo gevoelig ligt dat men er eigenlijk niet uit geraakt want, strikt juridisch, heeft men toch recht beiden op de helft maar er zijn zo veel factoren die die geldpremie (sic.) doorklieven en dan heeft men met een bemiddelaar, volgens mij, een veel betere gesprekspartner. Want met die advocaten waarbij dat blijft een polarisatie. Dus eigenlijk een beetje depolariseren, een beetje ontjuridissen. In feite, ja, het is tegen onze eigen…”
Andere gaan evenwel naar de bemiddelaar om een akkoord te verkrijgen en een duidelijk afgebakende conflictbeheersing: GB1 : “ - Maar dus er was geen akkoord nodig over onroerend goed of zo? Dat was niet het geval? - Wel, wij hadden… Dat was misschien het geval in het hoofd van mijn ex, maar op zich, ook omdat wij niet getrouwd waren, vond ik niet dat wij daar een akkoord over moesten hebben. Wat dat wel moest was de regeling van ons kind duidelijk, helder maken. Dus ik zocht ook hulp bij die bemiddelaar om het alleen daar rond te houden. En dan naar Gino toe iets te hebben van: “Kijk, de rest komt later. Of wil jij mij daarvoor voor de rechter trekken? Doe maar. Maar eerst moeten we nu dit doen zodanig dat we verder… Dat we weten hoe dat we dit nu gaan aanpakken, wanneer dat ons kind wie ziet en dergelijke.”. (...)voor het kind.”, ja, “en de rest, dat zien we dan wel, wat we daarmee doen. Maar nu doen we een bemiddeling voor de regeling van het kind en alleen daarover.”
De bemiddeling wordt ook gevaloriseerd omdat deze erkenning oplevert voor de persoon in zijn lijden of in zijn rol binnen het koppel of het gezin: M1: “Plots kon ze erkend worden als een moeder die daarentegen haar kind kon beschermen toen het echt in gevaar verkeerde. Op dat moment werd alles anders. Omdat ze daarin erkend werd, kon ze verder praten over de criteria van een risico op ontvoering. Ze heeft erkend dat die kerel, hoewel hij enkele jaren geleden op het punt stond om zijn kind te ontvoeren, vandaag alles veranderd is. Hij is immers hertrouwd in België, hij had werk terwijl hij dat vroeger niet had. Een geheel van criteria dat ervoor zorgde dat ze zich daar niet meer zoveel zorgen over hoefde te maken. Zo kon ze inzien hoe belangrijk het was voor zijn eer om zijn dochter te kunnen tonen aan zijn familie daar. En wat voor mij interessant was, het heeft mij ook veel bijgebracht, is dat ze uiteindelijk niet akkoord is gegaan Voor mij was het echt een sleutelmoment in mijn manier van bemiddelen. Eerder dan een extra betrokken partij te zijn, die zou gezegd hebben OK, mevrouw, … Daarna legde ze uit dat ze echt ongerust was, omwille van persoonlijke ervaringen uit haar kindertijd, dan kom je terecht in uw pathologie .. Ik heb haar gezegd OK, nu begrijp ik het, ik stel vast dat het voor u erg belangrijk is nee te blijven zeggen en niet de beslissing te nemen, zelfs niet als men weet dat de rechter een beslissing tot veroordeling zal nemen en dat ik ook weet dat u het beter gaat aanvaarden dan voorheen. Toch is het belangrijk om te blijven weerstand bieden, u gaat dus terugkeren naar de rechtbank, de rechter zal u veroordelen en de beslissing voor u nemen;” M7: “Wat zorgt voor een succes? Ik vind de erkenning van iedereen. Dat iedereen zich in zijn eigen beleving erkend voelt. Voor mij is dat de basis van alles. Als het zo niet verloopt, blijft de persoon gestut, en beweert erkend te zijn in iets. Zolang dat niet gebeurt, is er geen vooruitgang. Dat is een eerste zaak. En ik zou zeggen dat het soms volstaat. Ik ben erg vaardig met iets basaals in de interventie. Erg, hoe zegt men dat? – Minimalistisch. – Precies, juist. Extreem minimalistisch.” UM5: “IN het begin werd ik door hen beide erg ondersteund. Ze hebben me alle twee erkend als slachtoffer. Dat was heel heel hard in het begin. Het is moeilijk zo’n zaken toe te geven. En ik werd als dusdanig erkend zonder veroordeeld te worden. Dat deed echt goed.”
40
Een advocate die bemiddeling doet, voegt eraan toe dat deze methode de leden van een gescheiden echtpaar in staat stelt om hun individualiteit terug te vinden: A1: “Wat volgens mij belangrijk is in de bemiddeling is eerst en vooral dat de mensen een minimum aan individualiteit kunnen terugwinnen, binnen een koppel. Het gebeurt toch vaak dat de mensen echt aan elkaar kleven. Het interessante van de bemiddeling is dat iedereen zich echt kan losmaken van de ander en een eigen identiteit mag hebben. Die hebben ze niet op het moment van het conflict en van het koppel. Het koppel zorgt ervoor dat ze veel hebben gedeeld. Het koppel is er niet meer dus er is een gedeelte van hen dat er niet meer is. En zo. Je hebt de indruk dat het conflict dit koppel waarschijnlijk in staat stelt verder te leven. Dat is een van de effecten van bemiddeling, dat de mensen recht kunnen blijven staan, ook al zijn ze gescheiden.
Verschillende getuigenissen meten het succes van een bemiddeling af aan de verandering die zich heeft voorgedaan: de standpunten zijn veranderd, de mensen hebben anders leren denken. Bijvoorbeeld: M3: “En ze zijn zonder akkoord vertrokken. Ze zijn nog steeds niet teruggekomen. Ik heb nog niet gehoord dat het akkoord mislukt zou zijn. Dat zal misschien even duren, dus. Maar die tijd is nodig om tegen elkaar te zeggen, goed, we zullen binnen enkele jaren zien of het goed gaat of niet. Ze hadden echt, was het waar, je weet het niet, het belang van het kind dat moest primeren. (…) En we hebben in deze bemiddeling, die erg moeilijk verliep, gezien dat de mensen met slaande deuren vertrokken, ze zijn er toch in geslaagd, ze hebben hun standpunt aangepast en hun belangen gevonden. Ze hebben iets kunnen afsluiten, ze zijn tot een akkoord gekomen rond een gemeenschappelijk belang zonder via de rechtbank te gaan. Dat is nu een bemiddeling die ik interessant vond.” J2: “De bemiddeling die blijft hangen, brengt je iets bij. De mooie scheidingen met onderlinge toestemming zijn erg mooi vanuit een juridisch standpunt maar niet vanuit een relationeel standpunt. Dat is een geslaagde bemiddeling. Wanneer men begrip voor elkaar begint te vertonen …” UM7: “Ah ja, eerst ging het erom ons beide te zien en ervoor te zorgen dat we wat anders gingen denken. Dat we zeiden, ok, er is daar een struikelblok. Wat zou u voorstellen, als oplossing? Het was dezelfde discussie als aan de andere kant, wat stelt u dan voor? En daarna heeft meneer dat voorgesteld, wat vindt u daarvan? Mevrouw heeft dat voorgesteld, wat vindt u daarvan? Ja, dat is geen slecht idee maar ik dacht eerder aan dat. En zo zagen we de twee dames afzonderlijk; En we kwamen tot een akkoord. Het was geen persoonlijk akkoord maar het was toch een akkoord dat van beide kanten kwam.”
De meest optimistische evaluatie maar ook de meest bescheiden is waarschijnlijk die van deze bemiddelaarster: M4: "Er zijn zaken die de bemiddelaar niet beheerst. Je bent maar een klein steentje. Zelfs wanneer je de indruk hebt niets gedaan te hebben, was dat misschien genoeg. Niets doen kan misschien de oplossing zijn.”
De positieve evaluatie van de bemiddelaars maakt de beschrijving van de valorisatie van de bemiddeling compleet. Door de eigenschappen van de ontmoete bemiddelaars te beschrijven, komen onze gesprekspartners met een positieve evaluatie van hun eigen ervaringen met de bemiddeling, als professional, gebruiker of getuige van andere gebruikers. Een van de eigenschappen die het meest wordt aangehaald is hun empathie, hun vermogen te begrijpen en vooral om ruimte te maken voor emoties, kortom een menselijke kant: UM1: “We zijn drie keer geweest maar dat was de enige keer dat ik voelde dat ze het begrepen had en ik zag het in haar ogen, ik voelde dat ik bemoedigd was, dat er iets goeds was, dat zij een goede moeder was. (…) En bij mevrouw V., waren de zaken … ik was gelukkig toen ik buitenging, ik zie, ik voel dat er mogelijkheden zijn. (…) en zij is de enige die zei, “u zult het goed hebben, u drie”. U bent een goede moeder. U zult er wel in slagen, u moet u herpakken. Ik voelde, je voelt een aanmoediging, ze heeft vertrouwen in je, dat je er zal komen. En je bent niet de vreselijke vrouw die iedereen in je ziet. Dat was bijna geluk.” UM2: “Het was een heel coole meneer, echt cool op zijn baskets zoals men zegt, en we voelden ons meteen op ons gemak. Zijn stijl, die paste goed bij ons. En echt, hij liet ook ruimte voor emoties. Dat leek ons ook belangrijk, de dame zei me, hij is niet koud wanneer hij zegt “Mevrouw, u bent er om de praktische zaken te regelen, laten we dus de praktische zaken regelen, punt.” Goed, de emoties waren nog erg vers. Hij liet dus tijd om de emoties plaats te geven. En dat was erg belangrijk. En hij begreep meteen de zaken met die onderliggende emoties. Hij zag dus wel dat het niet gemakkelijk was maar dat we toch ergens wilden komen tot een regeling die voor beiden goed was. Maar met die menselijke connotatie.”
41
De tussenkomst van de bemiddelaar wordt ook gezien als een vaardigheid, omschreven als theoretisch maar meestal ook als knowhow, als de bekwaamheid om de voorwaarden voor een discussie te creëren en te voeden. Bijvoorbeeld: UM1: “Het was iemand die heel rijk was, in zijn manier van herformuleren bijvoorbeeld. Hij kon theorieën opmaken op basis van driehoeksrelaties en zo. Ik vond dat een goede manier van doen.” UM4: “Een bekwame persoon, met een luisterend oor, die probeert te begrijpen en niet oordeelt. Die met wetenschappelijke-psychologische hulpmiddeltjes een uitleg geeft. De man is zo, de vrouw is anders.” NUM4: “Ik denk dat er een echte knowhow is. Er zijn waarschijnlijk technieken die het mogelijk maken om banden opnieuw aan te knopen, om zich te gedragen … Ik denk dat het een vak is. Er is meer nodig dan alleen maar goede wil. De goede wil volstaat niet in dergelijke zaken.” UM3: “En we zijn naar een gezinsbemiddelaarster gegaan die ook juriste was van opleiding. Ze was ook advocate denk ik in een centrum voor gezinsplanning in Etterbeek. Het was echt goed, vonden we. Het ging vooruit. En tegelijkertijd waren we aan het praten. We hebben over alles gepraat. We dachten aan de opvoeding van de kinderen, de keuze van de scholen, de week wanneer begint die, wanneer eindigt die. Echt alles tot in het detail, zo hoefden we later niet meer te discussiëren, zelfs niet over de keuze van de scholen. Katholiek, Nederlandstalig, buurtschool? Ze heeft ons nadien een document opgemaakt, met een tiental pagina’s, waarin alles stond. Het is waard wat het waard is. Daarna zijn we met dat document naar de notaris geweest, we hebben het hem gegeven en hij heeft eruit gehaald wat hij nodig had voor een scheidingsovereenkomst. En de rest, we hebben er zodanig over gepraat dat we het wel weten. Ze heeft ons goed geholpen, ze wachtte altijd om te zien of we wel echt akkoord gingen. (…) ze probeerde niet de psycholoog uit te hangen. Ondertussen bespraken we alles in detail, de keuze van school, de kledij, de geneesmiddelen. »
De aanvankelijke opleiding of het hoofdberoep van de bemiddelaars roept vele opmerkingen op, vooral vanwege de professionals. De juristen en/of advocaten staan in een goed blaadje. Vooral bij … de juristen van opleiding. Bijvoorbeeld: J1: “Ik heb een beetje een voorkeur voor de bemiddelaars die jurist zijn, ik denk dat het akkoord dan preciezer zal zijn. A priori gaan ze al de juiste termen gebruiken. Zelfs de notarissen die scheidingsovereenkomsten opstellen gebruiken soms termen die al tien jaar zijn afgeschaft. Dat kan dus niet. Je kan dat type akkoord niet homologeren. Ik vind dat moeilijk. En dus, ik geef de voorkeur aan een bemiddelaar die jurist is want in principe, in principe gaat hij aan alles denken. De aspecten zoals alimentatie, fiscus, kinderbijslag en zo, ik denk wel dat hij daaraan gaat denken. Maar het is geen absolute voorkeur.” N1: “De bemiddelaar moet een zeer goede juridische opleiding hebben want van tijd tot tijd, wanneer de conflicten materiële conflicten zijn, moet men goed weten wat technisch mogelijk is om voor te stellen aan de mensen, met onder meer de gevolgen voor de kosten van de akten of op het niveau van de fiscale impact van bepaalde oplossingen. J3: “Voor mij moet het in verband blijven met het gerecht, zeker, het zijn de advocaten die dat zouden moeten doen of juristen volgens mij. Hier zijn wel stagiairs die stage komen lopen nu. Momenteel hebben we een maatschappelijk assistent maar ik denk wel dat die liever aan schoolbemiddeling gaat doen en een ander doet schuldbemiddeling. Het probleem in de familiale bemiddeling is dat men het juridische aspect van het dossier goed moet beheersen, de huisvesting van de kinderen … men moet dat goed beheersen om het te kunnen doen. Nu als anderen erin slagen dat te beheersen, waarom niet … (…) De bemiddelaars die ik aanbeveel, zijn altijd advocaten.” AD1 : “Wat ik ook al eens probeer, dat zijn akkoorden te maken over… “oké, over het huis hebben we een akkoord en over de verblijfsregeling van de kinderen hebben we een akkoord, maar we geraken er niet uit wie wat moet betalen.” Ik zeg: “oké, we kunnen een echtscheiding vragen die punten laten we noteren… Er is een akkoord en we blijven dan in dat stukje. Dan gaat de rechtbank maar beslissen.” Het is ook een oplossing want dan is er een derde die dat beslist heeft. Dan hebben ze niet moeten toegeven en dan is dat dikwijls eigenlijk bijna hetzelfde als waar we waren maar dan is dat psychologisch beslist en dan leggen ze zich daar dikwijls bij neer. Dus dat zijn ook oplossingen om het in z’n geheel opgelost te krijgen. (...) Ik denk dat wij heel dikwijls beter geplaatst zijn te zeggen: “ja, oké, we proberen oplossingen te zoeken, daar hebben we een akkoord en laat ons dat pleiten, één keer.” AD2 : “Daar bijvoorbeeld was voorzien dat de onderhoudsgelden niet zouden geïndexeerd worden voor de kinderen, terwijl de wet voorziet dat dat geïndexeerd wordt. Dat is zo iets dat… Juristenbemiddelaars gaan dat, denk ik, niet laten opstellen. Dat was iemand uit – wij noemen dat – de derde groep die dat wel zo had voorzien. Of bijvoorbeeld… Ja, soms gewoon ook de terminologie… (...) Ja, bijvoorbeeld, het woord coouderschap. (...)En dat ze dan eigenlijk bedoelen: “een week-weekregeling.”, terwijl dat een locatieregeling is. (...) Om nadien te vermijden dat de andere daar gaat op spelen is het wel belangrijk dat alles, natuurlijk, terminologisch goed verwoord is en uitsluit dat er nog discussies komen.( Wel ja, daar is dan, van de
42
advocaten uit, kritiek op de derde groep.(....) Dat de overeenkomsten… zijn meer in mensentaal en dat is zeker niet slecht maar daardoor soms onzorgvuldiger. »
Andere personen zijn genuanceerder: Je moet de situatie inschatten, en de diversiteit aan profielen is interessant. Bijvoorbeeld: A2: “We sturen gemakkelijker door naar een advocaat-bemiddelaar dan een psycholoog, gemakkelijker wanneer men zich rekenschap geeft dat het probleem veel belangrijke juridische connotaties heeft en dat de manier waarop het akkoord zal worden opgesteld erg belangrijk is. Als er een probleem is met communicatie, sturen we wel door naar een psycholoog-bemiddelaar. Ik denk niet dat ik de enige ben die er zo over denkt.” P1 : “Nee, ik vind dat net de rijkdom. Dat het juist een beroep is dat … dat de mensen die een opleiding in bemiddeling volgen afkomstig zijn uit verschillende werelden. Ik denk niet dat er een directe band moet zijn met de psychologen of de advocaten. Volgens de basisopleiding die men heeft, zal men zeker een andere aanpak hebben. Maar voor mij is dat eerder een rijkdom.”
In een uiterst doeltreffende formule vat een dame het ideaal van de opleiding van de bemiddelaar voor veel van de personen die wij spraken samen: UM10: “Eigenlijk is het een jurist met een psychologische achtergrond.”
Deze advocate spreekt dat niet tegen: AD1 : “Men moet proberen met de bemiddeling te bekomen dat de mensen de wrok die ze hebben, de haat die ze meedragen en de frustraties die ze meedragen… Die moet je daar allemaal in inbouwen. Die moet je trachten te neutraliseren om zo tot een eerlijke oplossing te komen. Ik vind dat, eerlijk gezegd, voor psychologen. Waar ik dan zeg: “psychologen”, pas op, want het is heel belangrijk dat je, afspraken die er dan uiteindelijk zijn, dat die juridisch kloppen, dat die uitvoerbaar zijn, en zo verder. En daar hebben ze dan weer geen ervaring mee, vind ik. (...) Ja, want ik heb een beetje moeite met het feit dat ik toegeef dat ik, psychologisch, daar niet echt voor opgeleid ben om echt mensen van extremere standpunten naar mekaar te brengen op menselijk vlak. Maar ik vind dat de meeste mensen van… die niet in juridische opleiding… zich ook wel eens wagen aan… die maken een heelakkoord, die vereffenen de huwgemeenschap, die verdelen de goederen, die doen dat allemaal. »
Voor een bemiddelaar is het vooral de praktijk die wijst op de “goede" bemiddelaar: M1: “Er is iets compleet omgekeerd in de wereld van de bemiddeling. Hoe zal ik het zeggen, in de meer algemene vakken hoe beter je bent, hoe meer je verdient, hoe beter de dienst die je wil, hoe meer je betaalt. In de bemiddeling is het omgekeerd. De beste bemiddelaars zijn deze in de planningcentra. Waarom? Omdat ze veel praktijkervaring hebben, ze zijn de goedkoopste. Dus het is helemaal omgekeerd. De beste bemiddelaars vindt men waar ze het minst kosten.”
Een bemiddelaar geeft twee stijlen van tussenkomst aan: een hyperpragmatische bemiddeling, eerder gedevaloriseerd, en een meer communicatieve bemiddeling die gericht is op dialoog: M3: “En er zijn bemiddelaars die meer, in Québec noemen ze die “les tordeurs de bras”. Ze komen meer met oplossingen. Voor mij moet het zo werken. Voilà. Uw dossier, dat zijn vaak de juristen, uw dossier, het is heel eenvoudig, ik heb de oplossing. Ik ben eigenlijk de redder. Andere zitten meer in een werk waar het gaat over begrip, over kleine akkoorden die het mogelijk maken deze dialoog te herstellen.”
Tenslotte wordt een debat geschetst, een spanning in de evaluaties rond de kwestie van de onpartijdigheid, de neutraliteit van de bemiddelaar. Deze overwegingen zullen explicieter zijn in de negatieve evaluaties van de bemiddeling en de bemiddelaars. Een dame wijst op de systematische inspanningen van haar bemiddelaarster om de onpartijdigheid te garanderen: UM10: “We hebben twee of drie keer huwelijkstherapie geprobeerd maar ik had de indruk dat het twee tegen een was. Maar deze ook want in het begin, die bemiddelaarster komt uit een burgerlijk milieu en ze denkt zoals mijn ex en op een gegeven moment heb ik het moeten verduidelijken: “ja, u begrijpt het wel samen maar ik heb de indruk dat ik me niet duidelijk kan maken en ik heb de indruk dat u meer voor hem bent dan voor mij” en zo kon ze … ze heeft ervoor gezorgd om meer onpartijdig te zijn. Ze heeft opgelet en ze heeft er altijd voor gezorgd de nadruk te leggen op het feit dat ze ook aan mij vroeg, “wat denkt u ervan, en u …”.
Een ander vertelt daarentegen opgelucht dat zijn bemiddelaarster meerdere keren een standpunt innam:
43
UM1: “Ze had verteld, ik denk dat het niet goed is om aan uw dochters te zeggen om te zeggen dat u iemand hebt. Dat is uw privé leven, dat moet zo blijven. En hij, oh ik, ik ben transparant. (lacht). Zo’n zaken.”
Anders gezegd, voor sommige is de “goede” bemiddelaar onpartijdig; voor andere moet hij een standpunt innemen. We zullen later nog op deze kwestie terugkeren. 1.3.3. Negatieve ervaringen met en kritiek op bemiddeling en bemiddelaars Enkele personen getuigen over problematische bemiddeling omwille van een verwarring tussen de rollen van bemiddelaar en advocaat of bemiddelaar en expert: M1: “Iedereen denkt op dit moment hetzelfde. Soms wordt dat wat verwarrend. Mensen die helemaal niets meer begrijpen. Ik weet het niet, gisteren kreeg ik een brief, ik zie een dame van wie de man een advocaat onder de arm heeft genomen die haar heeft geschreven en haar ervan heeft overtuigd om met hem naar de bemiddeling te gaan, bij hem, ik zeg, ik word geraadpleegd door meneer, dus als advocaat, kom bij mij, ik ben ook opgeleid voor bemiddeling. Dat is typisch, ik ken die kerel bovendien, ik vind hem tof. Maar dat zorgt voor een totale verwarring. Zij zegt OK, mijn man gaat een advocaat nemen die me zegt dat hij een opleiding bemiddeling heeft gehad. En dan, wat is zijn standpunt? En het is hetzelfde probleem wanneer de rechters, want dat zie je, uiteindelijk zo in de onderhandelingen opgaan dat ze niet meer kunnen beslissen. En de mensen weten niet meer van welk hout pijlen maken want iedereen doet zowat hetzelfde.” J1: “Er zijn bemiddelaars die het niet helemaal begrepen hebben. Het probleem is dat u het daarnet over alle betrokkenen had, de contacten met de rechter, er zijn mensen die men als expert aanstelt. De wet op de expertise werd gewijzigd. Die is vrij precies en moeilijk. Maar deze experts hebben een opleiding als psycholoog, soms als bemiddelaar. En ze zouden graag hebben dat de mensen elkaar begrijpen eerder dan een schriftelijk rapport aan de rechter over te maken. Het is ten eerste erg moeilijk om een schriftelijk rapport op te stellen. Daarbij moet elk woord afgewogen worden. Verder vinden ze zelf dat de expertise gevraagd door de rechter kan leiden tot een soort verlengde bemiddeling. Volgens mij vergissen ze zich, zelfs als de experts eerst moeten proberen om de partijen te verzoenen. Ze hebben een termijn en ook een kader … En dus, het is al gebeurd dat experts proberen te bemiddelen. Dat is ook geen goed idee, ze worden gemandateerd als experts en uiteindelijk moeten ze toch ook een rapport afleveren. Er zijn er enkele die het niet helemaal begrepen hadden. En de partijen waren ook helemaal niet tevreden.”
Enkele personen vertellen over een ervaring met een fout van de bemiddelaar tijdens een bemiddeling. Een advocate-bemiddelaarster en een bemiddelaarster vertellen over hun eigen fout. De eerste had het over een gebrek aan waakzaamheid die leidde tot een onrechtvaardige situatie in de bemiddeling; de tweede zette ongepaste stappen bij een rechter. A1: “Ze was van Thaise oorsprong en ze beweerde, ik denk dat het waar is, dat (?) ze het Frans onvoldoende machtig was. Ze vroeg om de aanwezigheid van een tolk. We zijn daarmee akkoord gegaan zonder dat voldoende duidelijk met meneer te bespreken of dat mogelijk was voor hem, en de tolk in kwestie, dat was ook een jeugdfout, was de werkgever. Zij had dus een advocaat bij de zitting, dat was dus naar de vaantjes …”. M7: "OP een gegeven moment gaf ik me er rekenschap van dat de vader in kwestie in mijn ogen werkelijk een gevaar voor het kind betekende. Dus, wat heb ik gedaan, wat doe je dan, want we waren met twee in de bemiddeling. Ik schreef naar de rechter. Magistrale fout Ik hoefde niet te schrijven naar de rechter. Ik moest schrijven naar de procureur des Konings. Voor de veiligheid van een kind. Ik heb dus geschreven naar de rechter dat het niet mogelijk is om de bemiddeling voort te zetten omdat er volgens mij een kind in gevaar was. En ik legde maar uit, ik legde uit. Dat was een vreselijke fout omdat de rechter daar niets mee kon doen. Ik heb dan nog het geluk gehad geen klacht te krijgen, een strafrechtelijke klacht wegens het schenden van het beroepsgeheim. Het was een fout, het soort fout dat je maar één keer maakt.”
Nog steeds bij de fouten stigmatiseert een dame in bemiddeling een inschattingsfout van haar bemiddelaarsters, die volgens haar overmatige de traditionele rol van de geslachten valoriseerden: UM5: “Er is iets dat ik hen kan verwijten, tijdens één van de sessies zijn ze een beetje in hun dossier verward geraakt. Ze hebben wat harde woorden gesproken. Ik was er met de kleine dus ik heb het daarna nog via de telefoon besproken met één van hen. En ze zeiden, “Ja, ik heb me vergist van dossier”. - Was het een technische fout?
44
- Ja maar ondertussen werden er dingen gezegd die op dat moment niet hadden mogen worden gehoord door de kinderen en zo. Ook vergelijkingen maken, dat was ook moeilijk. De kleine bekloeg zich erover dat als ze bij haar vader was, hij in de namiddag een dutje deed. Een van de twee zei daarop, “Ja, dat is normaal, de mannen, de holbewoners, de man was buiten en de vrouw zorgde voor de kinderen en zo. Dus, dat is normaal, dat is zo in de mentaliteit.” Daarna heb ik gezegd maar nee, nu werkt de vrouw toch evenveel als de man en ik heb dat besproken. Ik zei, “luister, ik voel me geraakt in mijn rol als moeder en vrouw. Het is een moeilijke situatie. Ik werk de hele dag, ik kom ’s avonds thuis en zorg voor de kinderen. Als ik ’s avonds thuiskom, zorg ik voor de kinderen en de rest.” Het is gemakkelijk te zeggen dat de man thuiskomt en een dutje doet omdat hij moe is, omdat hij is gaan werken. Je moet er niet mee lachen. Hij had haar de eerste keer 2 uur en daarna van 10 tot 17u. Je moet me niet zeggen dat hij geen kleine inspanning kan doen.”
Wat betreft de werkwijze wordt de pragmatische, operationele stijl gestigmatiseerd, zoals we hierboven al zagen wanneer we de prioriteit benadrukten die gegeven wordt door tal van de professionals die wij ontmoetten aan de relationele en dialoogdimensie van de bemiddeling: A1: “Ik vind dat je toch erop moet letten dat de mensen voldoende beschermd worden, zie je. Het hoeft niet, maar er zijn bepaalde bemiddelingspraktijken waar ik absoluut niet mee akkoord ga. De mensen die aankondigen, ik heb een beetje de indruk dat het erg Amerikaans is qua concept, u krijgt zes sessies. En het zal zo gaan. Ik weet niet of je dit type bundel al hebt gezien, het is erg georganiseerd. - Een soort contract? - Een operationele gedachte, zie je. Het zal zo verlopen, u zult uw emoties uitdrukken en daarna komen we tot een akkoord en tijdens de zesde sessie krijgt u uw contract. Ik overdrijf lichtjes natuurlijk. Maar soms heb je wel dat gevoel. Dat is natuurlijk erg. Je moet aanvaarden dat het tijd vraagt. Dat het gaat met vallen en opstaan. En niet lineair, zoals de psyche van de mens. Je hebt wel bepaalde bemiddelaars die soms echt druk leggen om tot een akkoord te komen. Dat is echt een probleem.”
We zien deze ideeën in de talrijke kritieken van de andere bemiddelaars op deze “commerciële” aanpak van het hoger vermelde bemiddelingscentrum: B2: « Dat is echt één commerce. Die beginnen ook heel veel met beginnende bemiddelaars die zelf niet een eigen zaak durven opstarten. Dus kwaliteit? Die bemiddelen aan huis. Kan je je voorstellen dat uw kinderen daar aan het spelen zijn en dat je hier zit afspraken te maken rond de verblijf van de kinderen? Ik vind gewoon niet kunnen zelfs. Ik vind dat echt niet kunnen, wat die uithalen. Maar dat is een pakket. Je betaalt zo veel voor een echtscheiding. Dus ik denk dat dat voor mensen misschien ook beter aanvoelt van: “Ja, het gaat ons zo veel kosten.”. (...) Ik denk dat wel. Ik denk dat mensen echt niet weten wat dat is. Het zijn ook mensen die vanuit een commercieel oogpunt daarmee gestart zijn. Dat vind ik nu juist de weg dat het niet moet op gaan. » PS1: “Het is een, eigenlijk, een soort van vereniging waarin verschillende bemiddelaars zitten en zij nemen een aantal taken op zoals de bemiddelaars bekend maken en een aantal… Goh. Ja, zij bouwen het uit en de bemiddelaars betalen eigenlijk van hun inkomsten voor die dienst die ze daar krijgen. De bekendmaking en die dingen allemaal. Ook juridische ondersteuning. Opleiding. Dus die dingen. (...). Ik wil me daar ook niet over uitspreken, wat P (naam van de firma) wil.”
De ontgoochelende ervaringen met de bemiddeling of de mislukking ervan worden vaak gebaseerd op het onvermogen om de verwachte verandering teweeg te brengen op het gebied van het herstel van rust en orde, het afzien van de procedures. Men is er niet in geslaagd om de standpunten te veranderen. Sommige bemiddelaars vrezen dat, soms, de bemiddeling enkel nog de spanningen opdrijft of dat deze geïnstrumentaliseerd wordt door één van de twee partners. In elk geval worden de spanningen en conflicten niet opgelost. Bijvoorbeeld: M3: “Een mislukte bemiddeling, dat is wanneer de mensen toch procederen. Maar misschien hebben ze het nodig om naar het gerecht te trekken en keren ze temidden van het proces terug omdat ze zich er rekenschap van geven dat 50 processen toch vreselijk is. Ik had een ander geval in burgerlijk en handels, waarbij een persoon een andere dagvaardt voor 2000 euro, in het kader van een contract voor 6000 euro. Na 2 jaar procedure, waarbij elk 7000 euro advocaatskosten hadden betaald, hebben ze gezegd, dat kan niet meer. Ze hebben de ervaring opgedaan met het gerecht, niet het gerecht, met het proces. En ze zijn naar de bemiddeling gekomen en in drie uur tijd was het beklonken. Dus. Het kan gebeuren dat de mensen naar de bemiddeling komen en dat een van hen er nog niet helemaal klaar voor is. Dat ze het belang er niet van inzien. Dat ze eerst via de gerechtelijke procedure gaan om daarna echt terug te keren naar de bemiddeling. Een bemiddeling die niet slaagt is wanneer de mensen zonder akkoord maar met een nog groter conflict weer buitengaan.”
45
P1 : “Ik heb situaties, ik denk aan een omdat ik die recent nog had, waarbij de bemiddeling niet echt lukt. Je blijft in een status quo hangen. Zonder communicatie. Waarbij iedereen op zijn hoede blijft.” M6: “Ze waren al 7 of 8 keer naar de rechtbank geweest. De minsten verandering was onbespreekbaar en moest naar de rechtbank. Hun verwachtingen van de bemiddeling waren vrij passief. Het was van: "Zoek mij een oplossing, ik kan niet meer maar ik zal niet buigen”. De een zowel als de ander en met geen enkele positieve herinnering samen. Onmogelijk om over zichzelf te praten, altijd kritiek leveren op de ander. Dat is moeilijk, ik ben er niet in geslaagd dat op te lossen.” M4: “Er was manipulatie binnen het koppel. En de manier waarop hij sprak, waarop hij naar zijn vrouw keek, enz. dat versterkte het fenomeen alleen nog maar. En we hebben verschillende keren geprobeerd hem te breken maar het lukte nooit. En wanneer we het spel van meneer een beetje belemmerden beschuldigde hij ons van een gebrek aan professionaliteit, van partijdigheid. Hij probeerde ons eronder te krijgen. En wanneer we in zijn spel meededen, verheerlijkte hij ons. We hebben het ook zo gezegd. We zeiden, “luister, dat gebeurt er. We voelen ons erg slecht, we kunnen niet bekwaam optreden in uw verhaal omdat we de indruk hebben meegesleept te worden in een spelletje dat niet gezond is. We zouden er liever mee stoppen.” UM11: “Ik heb me er na tien minuten rekenschap van gegeven dat de persoon voor mij (zijn echtgenote) niet was gekomen om een oplossing te vinden maar om te vermijden voor de rechter te moeten komen en haar houding te moeten rechtvaardigen. Het is 5 of 6 keer gebeurd dat we met ons conflict naar Methusalem konden en terug, waarom was ik vertrokken, de erkenning van het lijden … (meneer doet een viool na), niets dat schot in de zaak bracht wat betreft het onderwerp dat mij het meeste aanbelangde, namelijk mijn hoederecht voor M. en dat ze met mij op vakantie mocht. Aanvankelijk wou ze niets veranderen, na een zekere tijd verloor ik mijn geduld en de bemiddelaar heeft haar doen inzien dat haar houding dom was. (…) Een bokswedstrijd, nee ik ga niet zeggen een bokswedstrijd maar eerder een spelletje schaak of Monopolie waarbij iemand probeert zijn slag binnen te halen door zo min mogelijk schade aan te richten wat mij betreft. (…) Een verdomde situatie, vergeef mij de uitdrukking, maar dat was het echt. We hadden 5 of 6 vergaderingen waarbij er niets veranderde. Zo had de bemiddelaarster ons gevraagd om onze voorstellen op papier te zetten zodat we erover konden praten, kijken wat aanvaardbaar is en proberen om tot een akkoord te komen dat we alletwee zouden respecteren. Tijdens de eerste vergadering werd het protocol ingevoerd, de tweede vergadering duurde eindeloos en leverde niets op, vandaar het voorstel van de bemiddelaarster om alles op papier te zetten tegen de volgende vergadering. De derde vergadering, een echt circus, mijn ex had niets op papier gezet en kwam altijd terug op onze scheiding of futiele details. Tijdens de vierde vergadering had ze nog steeds geen schriftelijk voorstel. Daarna heeft ze er een of twee geannuleerd, een keer was ze ziek, daarna een vergadering, een rommeltje, kortom. Ondertussen deed ik mijn eerste aanvraag in september, we zijn nu december en er is nog niets veranderd.”
Voor een advocate die wel de opleiding volgde maar niet meer als bemiddelaarster werkt vormen de verplichting om een bijscholing te volgen en de meer “psychologische” benadering van de bemiddeling aanzienlijke hindernissen: AD1 : « Ja, wat weet ik van bemiddeling ? Het is te zeggen, ik ben opgeleid.. Ik heb de opleidingen gevolgd als bemiddelaar. Ik was geaccrediteerd bemiddelaar langs de O.V.B – de Orde van Vlaamse Balies – maar er is dan een reglement gestemd dat men per 2 jaar minstens 16 uur bijkomende opleiding moet volgen en ik heb gezegd dat ik dat niet meer doe omdat ik eigenlijk heel weinig bemiddelingen doe – quasi niet – en dat ik het eigenlijk al veel te eenzijdig vind van daar maar altijd in te specialiseren en in bij te leren waar dat ik het eigenlijk niet gebruik. (...)Ik vul dat anders in dan dat men echt verwacht van de bemiddelaar, zoals bij die opleiding hebben gekregen.(...) Mijn leeftijd laat mij toe van – en ook mijn karakter waarschijnlijk – van ook tegen mijn cliënten te zeggen wat ik werkelijk meen en die niet kost wat kost te steunen in soms wel gekke overtuigingen. Maar dat is niet wat men van een echte bemiddelaar vraagt. Van een echte bemiddelaar vraagt men eigenlijk dat je de mensen gewoon helpt om zelf tot akkoorden te komen. Je mag die helemaal niet leiden. Je mag die helemaal niet sturen. Je moet alle mogelijke technieken gebruiken om ze zelf tot bepaalde conclusies te laten komen. Nu, dat strookt eigenlijk niet met mijn karakter. Dat werkt op mijn zenuwen. Dat is eindeloos tijdverlies, vooral omdat je ook heel veel mensen in bemiddeling krijgt die eigenlijk niet willen bemiddelen. »
Een dame die drie keer naar de bemiddeling ging is erg expliciet over het gebrek aan erkenning en begrip dat zij ondervond tijdens haar eerste bemiddeling. In het eerste uittreksel verwijt ze haar bemiddelaarster haar woorden niet te hebben begrepen: praten over wasgoed, dat is praten over de relatie met haar man; de bemiddelaarster had dat niet zo begrepen. In het tweede uittreksel betreurt ze dat ze niet had begrepen wat ze zelf niet kon zeggen, namelijk dat ze slachtoffer was van fysiek geweld. In het derde uittreksel formuleert ze meer globaal haar behoefte aan erkenning. Ze wordt hier bijgetreden door een dame die het betreurt dat de bemiddelaarsters niet hadden erkend dat haar dochter gewelddadig werd behandeld door haar vader: 46
UM1: “Soms kwamen er zaken op tafel, hij helpt nooit met het huishouden. Grofweg. Ik heb het dus over de was, de strijk, het opbergen van het linnen en dat ik het te zwaar vind. Daarna vraag ik om zijn kousen uit te doen en ze in de wasmand te doen. En niet overal zijn was te laten slingeren, hij doet zijn kousen niet los en hij maakt de zakken niet leeg. Er waren dus familiale spanningen zo. De bemiddelaarster deed een voorstel. Ze begreep niet dat ik het wasgoed wou delen. Mijn ex-man stelde dan voor dat hij zijn was naar zijn moeder zou doen. Voor mij was dat ondraaglijk. Onaanvaardbaar. Ik vroeg niet om de was niet te moeten doen. Ik vroeg dat hij samen met mij de huishoudelijke taken zou doen. De was was gewoon een voorbeeld. De oplossing die hij voorstelde, dat is toch dramatisch, de was naar zijn moeder doen. Waarom doe je dat niet, zou dat je verlichten? En hij begreep niet wat ik niet begreep. En de bemiddelaarster, haar voorstel was om een strijkijzer te kopen waarmee de was kon worden verwerkt en om stoom te gebruiken zodat alles op zich kon ontkreuken. Alsof ze niet had begrepen dat er achter het wasgoed nog iets anders schuilging.” UM1: “We komen aan bij de bemiddelaarster. (nauwelijks hoorbaar: Hij was gewelddadig). We komen dus aan bij de bemiddelaarster, voor mij was het zo’n schande dat ik er niet over praatte. Een keer heb ik dat wel gedaan. En hij is erin geslaagd de zaken om te keren, dat het een uitzondering was, dat het door mij kwam dat hij gewelddadig was geweest. Dat was niet de enige keer maar op dat moment heb ik dat niet durven zeggen, het was niet alleen die keer. Ik voelde me telkens zo beschaamd over wat er gebeurde, beschaamd dat ik me zo liet behandelen, dat ik me liet manipuleren en dat ik niet vertelde hoe het echt was. Het is dus mijn fout. En nochtans de bemiddelaarster zag er vriendelijk uit, ze had zich daar rekenschap van moeten geven. - En voelde ze het niet aan? - Twee jaar deed ze dat al.” UM1: “Ik had veel troost en geruststelling nodig in mijn positie. Ik was niet verkeerd, wat ik zei had wel waarde. Ik heb dat echt gemist aan beide zijden, een beetje medelijden, wat welwillendheid.” UM5: “En hier bijvoorbeeld, ook iets dat ik verwijt aan de bemiddeling, de kleine die nu 9 jaar is werd erg gewelddadig door de papa geslagen, ze was 5 jaar, dus dat was net voor we zouden scheiden. Dat was in de maand mei. We zijn voor het eerst uit elkaar gegaan in mei maar daarna is hij terug thuis komen wonen, we zijn in februari van het volgende jaar opnieuw vertrokken. En ook daar voelde de kleine zich niet goed in haar vel. Ze zei me, ze was in de auto met hem en ze wou naar het liedje luisteren, ik weet het niet meer precies, maar goed. En hij kon het niet verdragen en ze is beginnen huilen omdat ze wou verder doen met wat ze wou doen. En hij heeft haar geslagen omdat hij ook veel meer nerveus was. Ze had toen een blauw oog, haar neus bloedde en toen ik ’s middags thuiskwam had ze nog bloedvlekken op haar. Ze stond paf. En het eerste wat ze me zei, was: “ik heb niets gedaan, het is niet mijn fout”. - En wat hebt u gezegd over de bemiddeling? - Over de bemiddeling, ze hebben daar niets mee gedaan. Ze vonden dat een klap wel eens kon. En ze zeiden dat in aanwezigheid van de kleine. Ik was niet … - Dus ze hebben in aanwezigheid van de kleine gezegd dat het normaal is. - Dat het kan gebeuren, dat mama en papa zenuwachtig kunnen zijn en dat men af en toe een klap geeft en zo. - En wat had u gewild? - De erkenning van het lijden van de kleine. Ze werd erdoor getekend. En ze was bang. Ze was helemaal lief en vriendelijk omdat ze bang was nog een klap te krijgen. Ze werd de laatste vakantie met hem nog geslagen. Ze zijn 10 dagen naar het buitenland gegaan en daar heeft ze nog een klap gekregen. Niet zo hard, gelukkig. Dat is het.”
Tussen de professionals en bepaalde gebruikers ontstaat een debat, zelfs een misverstand over de waterdichtheid van de bemiddeling ten opzichte van andere beroeps- of institutionele werelden. De professionals stigmatiseren de situaties waar er doorstroming is tussen de bemiddeling en de medische wereld en vooral tussen de bemiddeling en de gerechtelijke wereld. Enkele gebruikers betreuren het dan weer dat er in het gerecht geen rekening wordt gehouden met wat er in de bemiddeling wordt gezegd. De ene voelt zich bedonderd, had gewild dat de rechter ervan op de hoogte werd gebracht dat zijn ex-gezel verantwoordelijk was voor het mislukken van de bemiddeling; de ander voelt zich verontwaardigd, het akkoord ( dat voorzag dat hij zijn dochter niet meer zou zien) werd niet gevolgd door de rechter; hij is van mening dat in deze omstandigheden de bemiddeling nergens goed voor is:
47
A1: “We hadden het geval, het is door onze fout misgegaan. Er was een spoedarts die ons een situatie doorstuurde omdat hij vond dat het op leven en dood was. Dat is al zwaar, om zoiets te zeggen. Hij gaf 2, 3 woorden zoals de psychologen onderling doen wanneer ze patiënten doorsturen en dat deed meer kwaad dan goed. De mensen hebben ons niet gezegd dat ze van de spoed kwamen, ze hebben ons niet gezegd dat er een zelfmoordpoging was, dat de kinderen er ook hadden gedaan. En ze zeiden ons, “maar wat hebben we gedaan”. En als we er nadien over nadenken, hadden we moeten zeggen, “we hebben contact gehad met de arts. (…) Wanneer info wordt doorgegeven, doet het meer kwaad dan goed.” J1: “En daarna hebben de experts een voorlopig rapport opgesteld. Een van de ouders is met het rapport gaan zwaaien bij de bemiddelaar. Die is dan uit zijn rol getreden, het was een bemiddelaarster, want ze heeft dan gereageerd op het voorlopige rapport met de uitleg dat het waarom van het einde van de bemiddeling, dat het helemaal niet was zoals gezegd. We hadden de indruk dat ze een van de ouders verdedigde. Het was vanzelfsprekend de meest kwetsbare en meest bezorgde ouder, in dat geval de moeder. En dat maakte geen vooruitgang mogelijk, integendeel, het heeft de expertise gedeeltelijk gesaboteerd. De bemiddelaarster vond ook dat haar werk gesaboteerd werd.” NUM2: “En daarna, ik vond het jammer, is het teruggekeerd naar het gerecht, het is dus mislukt. Maar zonder motivatie, ik zou nu zeggen zonder motivatie, zonder te zeggen waarom het is mislukt. Ik zat toen in het proces, ik heb het spel gespeeld. Hoe moeilijk het ook was. En ik had soms het gevoel ergens dat ik bedonderd werd door het ontbreken van die motivatie. Door dit systeem dat helemaal buiten mij stond. Ik begrijp wel dat ze onpartijdig moest blijven. Die bemiddelaarster moet onpartijdig blijven. Maar zodra men faalt, moet men zijn verantwoordelijkheid kunnen nemen.” UM6: “Het akkoord werd getekend door de twee partijen en door Intermission. Het werd naar de rechter gestuurd. Hij heeft het twee maanden laten liggen. Daarna heeft hij het akkoord naar de prullenmand verwezen. Hij wou dat niet. Hij geeft die situatie niet toe. Hij weigert categoriek dat ik de kleine niet neem. (…) Ik kan dat niet begrijpen. Tenslotte, alles wat ik weet is dat we de zitting hebben moeten verlaten, dat we naar een kantoor zijn moeten gaan. De rechter zei, “ik, het kan me niets schelen dat mevrouw…”, ik weet niet meer wat hij zei. Komende van een rechter, ik vond het verbazingwekkend. Maar goed, hij zei rechtuit, “ik ben niet geïnteresseerd in uw verhalen, het gaat over het kind. En ik, ik zou niet toelaten dat u haar niet meer ziet. Dus hier is wat ik voorstel.” We zijn teruggekeerd naar de zaal. En hij heeft zo beslist. - U vindt dat het uiteindelijk niets heeft opgeleverd. - Nee, want de rechter heeft het gewoon in de vuilbak gegooid. Dus, ik denk dat de rechter een beetje belachelijk is. Ik stuurt ons naar die vzw en daarna gooit hij het papier in de vuilnisbak. Ik denk dat het toch absurd is.”
Maar het zijn vooral de kwesties over onpartijdigheid, neutraliteit, de gelijkheid van de bemiddelaars die kritiek oproepen bij de gebruikers. Veel personen stigmatiseren een gebrek aan neutraliteit of onpartijdigheid vanwege de bemiddelaars die ze hebben ontmoet. Maar velen betreuren ook een verstijfd concept van neutraliteit waardoor de bemiddelaars geen standpunt kunnen innemen. De trends die we hierboven zien (1.3.2) worden hier bevestigd en nog verruimd: Terwijl sommige elke bemiddeling die niet onpartijdig is weigeren, doen andere een oproep tot de bemiddelaars om meer een standpunt in te nemen. En soms gaat het over dezelfde personen. Een van de situaties die unaniem wordt bekritiseerd is die waarin de bemiddelaar een band heeft met een van de partners en dus niet meer eerlijk kan werken: NUM1: “M. (zijn ex partner) was daar, ik was daar en de notaris (die de bemiddeling zou doen) was daar. We waren met drie. En plots viel deze notaris de stelling van M. bij. Hij had niet naar me geluisterd, hij had me nog nooit ontmoet en al snel gaf ik me rekenschap van het feit dat we niet in een proces zaten met een derde, we waren in een proces van twee tegen een. Ik vond dat hij een beroepsfout had gemaakt door mij niet voor de ontmoeting te willen zien. Ik ben daar dan ook met slaande deuren vertrokken. Die kerel begon me te beoordelen en zei, “het gaat niet, u ziet toch in welke toestand u mevrouw brengt”. (…) Ik weet verder dat hij dicht bij de familie van M. stond. Hij had de zaken geregeld voor haar broers en zussen. Ik ben dus, ik ga niet zeggen getraumatiseerd door die ervaring, maar ik ben toch erg erg kwaad geworden. Als dat bemiddeling is, dan wil ik er geen”. UM1: “En hij zei me, “ik heb een bemiddelaar ontmoet die me zei dat ik me heb laten oplichten in deze zaak”. En hij wil je wel uitleggen waarom. En ik wou nog altijd dat het lukte, zo snel mogelijk nog wel, “wil je hem ontmoeten”. Ik ben niet teruggekomen op die historie van de advocaat, je vriend, ik wil hem zien, maar mijn vriend, jij mag hem niet zien. En ik heb gezegd van ja. En het was geen bemiddeling, het was een explosief verhaal. Per slot van rekening wou ik niet meer naar zijn bemiddelaar gaan.”
48
Meerdere gebruikers vertellen over een gebrek aan onpartijdigheid of neutraliteit tijdens de bemiddeling terwijl de aanvankelijke situatie niet problematisch was: UM6: “En de andere dame begon me te veroordelen. Dus, “Meneer, da is niet mogelijk, dat is tegen de natuur”. En zus en zo. Ik heb gezegd, “luister, ik ben hier niet om beoordeeld te worden. De rechtbank zal dat wel doen. Als het niet gaat, dan gaat het niet. Daar blijft het dan ook bij”. UM7: “We zijn twee keer gegaan. En de sessie duurde superlang. Er was helemaal geen klimaat van dialoog. Ik werd op alle fronten door mijn ex-man aangevallen. Het is niet omdat het tegen mij gericht was, maar de advocate heeft een standpunt ingenomen, ze heeft beslist om hem te verdedigen en telkens hij iets naar voren schoof, heeft ze me de les gelezen. En ik vond niet dat dit een bemiddeling was. - Wat verwachtte u, dan? - Dat we alle twee het woord zouden krijgen. Dat we samen iets zouden proberen op te bouwen. En toch zeker niet dat er voor een van de partijen zou worden partij getrokken. Ik denk dat we echt neutraal moeten blijven.”
Deze dame heeft onmiddellijk het kantoor van de bemiddelaar verlaten toen ze partijdigheid meende op te merken: GB1 : “We zijn eerst wel in zo’n centrum geweest voor relatiebemiddeling – denk ik dat dat heette. Dat waren geen advocaten, eerder maatschappelijk werkers die ook familiale bemiddeling deden. Maar dat werkte niet. (...) En hij had eerder contact gehad met die bemiddelaar dan ik. Dus dat gesprek begon… Dat begon meteen… Dus ons eerste gezamenlijk gesprek begon meteen al zo van: “Ja, zoals wij al eerder hadden besproken”. En toen heb ik de deur dicht gedaan. Ik dacht van: “Dat kan hier niet. Jij wordt niet geacht van…”. Ik had sterk het gevoel dat dat zo iemand was die hij in zijn vriendenkring of zo al kende en dus…”
Maar deze bevestigde neutraliteit van de bemiddelaar kan een onveilig gevoel geven en afstoten. Deze dame legt zo uit dat ze weigerde om naar bemiddeling te gaan omdat de bemiddelaarster zich voordeed als iemand die hun akkoorden goedkeurde, terwijl ze een situatie beleefde waarin ze voelde dat ze onrecht werd aangedaan in een machtsverhouding. Bemiddeling aanvaarden was verloren raken in deze machtsverhouding. En ook een dubbel verlies want na de bemiddeling zou het resultaat van de machtsverhouding publiekelijk gesteund worden. Ze verwachtte eerder een actieve rol van de bemiddelaarster om te streven naar een evenwicht, een gelijkheid in de oplossing: NUM3: “het was iemand heel bekend in de wereld van de bemiddeling. Toen we gingen, gaf ze uitleg over bemiddeling en dus haar rol. Door ons te zeggen dat haar rol, ongeacht de oplossing, zodra we akkoord gingen, was zij akkoord. En daarom had ik er niet erg veel vertrouwen in. Tenslotte verwachtte ik in de bemiddeling veel meer een evenwichtige rol. Dat betekent dat zij niet handelt, behalve in het evenwicht, maar het is moeilijk je daar rekenschap van te geven … - Er is geen gelijkheid. - Precies, zelfs niet een klein beetje gelijkheid tussen de twee partijen. Toen ze me dat uitlegde, werd ik bang. En ik zei, ik vind dat er een gebrek is aan gelijkheid. En ik ben hier met een buitenstaander die bovendien iets kan goedkeuren dat niet rechtvaardig is. Ik voelde me dus dubbel, ik zou zeggen, er was een goedkeuring daarvan. Ik zou dus niet meer de gelegenheid krijgen om te zeggen, “weet u, dat is niet juist”. In mijn ogen in elk geval. Er zou bovendien een externe goedkeuring zijn geweest toen we bij de bemiddelaarster gingen want zij heeft uw beslissingen goedgekeurd. (…) Maar in het klimaat, in de spanning, in de hardheid, zoals ik zei, in het feit dat ik zo door elkaar geschud was, zo gevoelig. Dus ja. Ik geloof dat deze goedkeuring me volledig zou hebben gebroken. (…) Zij zei: “ik keur uw akkoord goed”. Ze heeft dus niet gezegd “omdat ik het rechtvaardig vind”. Ze zei, “ik keur uw akkoord goed als u beiden akkoord gaat”. Dus, zo vond ik, als men echt zo’n vrijheid van spreken heeft, dan gaat het nooit eindigen.”
Een andere dame legt uit dat zij van de bemiddelaar had verwacht dat hij een standpunt kon innemen in een duidelijk onrechtvaardige situatie: UM1: “Omdat de bemiddelaar, hij zei tijdens de bemiddeling over de trein (voorwerp van een geschil, de trein afkomstig van de familie van de dame), in principe bij scheidingen blijft het goed van een familie in de familie. Dat is alles wat hij heeft gezegd. Hij is niet duidelijker geweest dan dat. Het is niet bij de trein gebleven. In principe is het zo. Maar hij is er niet meer op teruggekomen. We hebben bijna 2 uur over die trein zitten discussiëren en dat is alles wat hij zei. Hij heeft niet gezegd, “luister, je moet absoluut afstand doen van die trein. Je moet het laten gaan, zo is het nu eenmaal”. Hij heeft hem dat niet gezegd. Hij zei, “in principe is het zo”.
49
- Is dat wat je van hem verwachtte? Is dat wat je had verwacht? - Zeker weten. Op een moment moet men een standpunt innemen in stomme zaken zoals die. Ik bedoel maar, je kan daar niet alleen bemiddelaar in zijn. Men moet volgens mij een standpunt innemen. (…) En dan, het is waar dat ze geen standpunt mogen innemen maar soms wanneer de zaken zo onrechtvaardig zijn zoals het verhaal van die trein, dan moeten ze met een standpunt komen, men is niet verplicht om ervoor te zorgen dat de een bang moet zijn van de ander."
Voor een gebruiker is het duidelijk dat de bemiddelaar meer moet tussenbeide komen: UM11: “De bemiddelaar moet meer invloed hebben op het gesprek, hij zou de mensen sneller op hun plaats moeten zetten, maar hoe zou hij dat kunnen rechtvaardigen! Hij zou de mensen meer op hun verantwoordelijkheden moeten wijzen. Ik zeg niet dat hij de plaats van de rechter moet innemen, dat is niet zijn rol, maar wanneer de mensen te kwader trouw zijn of van slechte wil, moet men hen doen inzien dat ze op een impasse afstevenen.”
Deze discussie over neutraliteit (of eerder de meerpartijdigheid zoals de bemiddelaars het noemen) komt later nog eens terug in het gedeelte over het professionele veld van de bemiddeling (hieronder, 2.). We moeten nog een soort uitspraken aanhalen over de evaluatie van de hoofdtaak van de bemiddelaar. Hierboven hebben we gezien dat de juristen gevaloriseerd werden als bemiddelaars gezien hun opleiding. Maar voor enkele gebruikers zijn de advocaten geen goede bemiddelaars doordat ze een beroep uitoefenen dat in logica te ver van de bemiddeling af staat: UM3: “En dat was moeilijk, want het feit dat men een advocaat-bemiddelaar is, men hield geen rekening meer met het officiële aspect, het was te veel onder hen. Het formele aspect ging niet genoeg vooruit, en wat het psychologische aspect betreft, het feit dat het een advocaat-bemiddelaar was, bon, we voelden dat hij probeerde, het is zeker een heel goede man maar het ging niet op emotioneel vlak en het ging niet vooruit op formeel vlak. Bovendien kostte het veel geld want het was een grote advocaat. En het was erg duur. (…) hier was het onder ons. Tussen het emotionele en juridische standpunt, er kwam geen schot in de zaak. (…) het is misschien een persoonlijke kwestie. En ook een kwestie van omkadering. Het is het feit aan te komen in een groot kantoor, met puntgevel op straat. Het is alsof dit formele kader niet paste, we verwachtten iets te concreets en te juridisch. En het aspect, het feit dat het een advocaat-bemiddelaar was, dat was alleen om tot een overeenkomst te komen. De bemiddelaar werkt voor de twee partijen. Maar het is misschien omdat die persoon ons niet lag. Toen hij ons vroeg met een zeer menselijke toon of we echt akkoord waren, was hij te veel de psycholoog, zonder, dat was toch mijn indruk, zonder daartoe te zijn opgeleid. Dat hij het probeerde en dat we dit niet van hem verwachtten, enerzijds. En anderzijds, ook al verwachtten we het niet, we waren er wel gevoelig voor geweest. Bovendien was het duur. Wanneer het duur is en er per minuut wordt gerekend, dan heb je geen zin … zeker niet wanneer dit werk op voorhand werd gedaan. Ik denk dat het geen kwestie van opleiding is. Als ik opleiding zeg, bedoel ik vooral, het is geen psycholoog. Hij heeft natuurlijk een opleiding. Het is een advocaat-bemiddelaar, hij is opgeleid in bemiddeling. Maar het vlotte niet zo tussen ons. Ik vond, hij moet de psycholoog niet uithangen, hij is er geen. Hij mag niet de psycholoog gaan uithangen. We hadden dat ook niet verwacht We hadden het ook zo gezegd. Dat we al een psycholoog hadden geraadpleegd. Dat we concreet te werk wilden gaan. We wilden gewoon een overeenkomst. Een psycholoog zou nooit een overeenkomst maken voor ons. We wilden een overeenkomst.” UM7: “En zeker niet, ik denk dat bemiddeling niet door advocaten mag worden uitgeoefend. Eerst en vooral heb je de indruk dat ze zullen oordelen. Ze hebben dat proces niet, ze denken nog als advocaten. Bemiddeling, dat is nog, “u doet dat en u mag niet”. Ik denk dat je alles moet kunnen afbreken in de manier waarop men werkt om iets te kunnen heropbouwen. En de advocaten zijn niet bezig met het proces van het heropbouwen. In elk geval in mijn praktijk met de advocaat die we gingen bezoeken in Namen.” PS1 : “Maar je hebt ook advocaten die zeggen van: “Oké, we nemen dat erbij.”, maar die eigenlijk advocaat blijven. En die niet voldoende op het proces van mensen kunnen ingaan. En dan, denk ik… Ja, dan denk ik niet dat dat echt goeie bemiddelaars kunnen worden. Want er zijn dan ook mensen die in specialisatiecursussen of zo zaten, die dan zeggen: “Ja, ik kom hier gewoon voor de punten.”. (...) Maar een advocaat is niet opgeleid naar conflicthantering. (...) Als diezelfde advocaat die dat ene doet, dat ook die bemiddeling doet, dan moet die toch wel een beetje een dubbele persoonlijkheid hebben, denk ik.” B1 : “Ik ben geen jurist. Ik mag de scheidingen doen. Elke bemiddelaar, scheiding, mag, die dus erkend is, mag scheidingen doen. Maar ik weiger dat te doen. Ik vind dat je doorvoor een competentie, een veel grotere professionele competentie, juridisch, moet hebben. (...) Ik wil geen would be-jurist zijn. Maar ik zeg aan die advocaten en notarissen: “Jullie mogen geen would be-pedagoog of -psycholoog willen zijn, of -therapeut, want jullie kunnen dat niet. Het is niet omdat je thuis drie kinderen lopen hebt en opvoedt dat je denkt dat je het nu allemaal weet.”. Ik weet ook zo dat ik een briefje moet schrijven als ik iemand in gebreke moet stellen.
50
Maar het is niet omdat ik dat weet, empirisch, dat ik een jurist ben. Dat is een discussie. Veel advocaten noemen ons de witte producten van de advocatuur.”
1.4.
Het gerecht, omgekeerde spiegel van de bemiddeling: de advocaat antibemiddelaar
De bemiddeling wordt soms gezien als een antwoord voor de zwakke punten of de tekortkomingen van de wettelijke procedures, als een manier om geschillen na de scheiding op te lossen: A1: “Er zijn enorm veel conflicten na een onderlinge toestemming. Maar ik geloof wel dat de jeugdrechters dat kunnen bevestigen. Er zijn mensen die scheiden met onderlinge toestemming, gehaast, omdat ze er genoeg van hebben. En dan een jaar of twee jaar later zeggen ze, maar waarom ben ik daarmee akkoord gegaan, dat is niet juist ten opzichte van mijn kind. Dus ze keren terug naar de rechter en daarna proberen de rechters hun door te sturen naar de bemiddeling.”
Een rechter valoriseert de bemiddeling door deze te vergelijken met een zitting: J1: “Maar de zitting is zo kort dat wanneer ze met hun advocaat vertrekken, ze zich er rekenschap van zullen geven dat ze niet over de problemen hebben kunnen praten. Dat levert vaak grote problemen op voor de kinderen. Ze hadden de teugels niet mogen laten vieren voor de school van het kind. Dus ze voelen zich een beetje bekocht. - Dus de gerechtelijke sfeer is meer die van de argumenten, die van de bemiddeling is eerder emotioneel. Zou u het zo zeggen? - Het is meer over de “waarheid zeggen”. Je kan niet geëmotioneerd zijn en de waarheid zeggen. Terwijl we in de gerechtelijke wereld wel voelen dat de ouders zich inhouden, zelf … maar niet altijd, vinden dat de ander wel gelijk heeft over een bepaald punt. Waarom? Omdat ze toch bang zijn om bepaalde punten, bepaalde zaken over de organisatie van het leven van het kind te laten gaan. En ze zeggen dat als ze dat laten gaan, misschien gaan ze dan nog iets anders verliezen en krijgen ze niet meer alles wat ze hebben gevraagd. - Is dat omdat er een inzet is, terwijl er in de bemiddeling geen is? - In de bemiddeling is de inzet vlak.”
Zo bevestigt deze advocate het probleem zonder echter aan te geven dat een bemiddelaar het probleem gemakkelijker zou kunnen oplossen dan de advocaat: AD1 : « Je moet ook zeggen: “je moet de mensen van de rechtbank weghouden”. Ik ben de eerste om dat te zeggen en ik blijf dat zeggen en ik geraak meer en meer overtuigd omdat de rechters veel te weinig tijd hebben, in familierecht zeer specifiek. En ik heb hier al heel veel debatten meegemaakt met de magistratuur in de hoop dat er meer ruimte wordt gegeven, meer magistraten ter beschikking zijn, meer tijd ter beschikking staat om dat familierecht te pleiten. Dat is, bovendien, als men zo veel zaken op een zitting heeft, en men wil die allemaal behandelen, en men kan daar geen tijd aan besteden, dan zeg ik tegen mijn cliënten van: “oké, op een bepaald moment slaat die rechter er met zijn klak naar. Die heeft niet voldoende informatie en die moet een beslissing nemen, dus hou dat in handen. Doet een beetje toegevingen, wees wat soepel, maar tracht ten minste zelf uw beslissing te nemen over uw kinderen en over de verblijfsregeling van uw kinderen. En zo verder. »
Maar de andere getuigenissen hieromtrent zijn veel minder genuanceerd en veel kritischer ten opzichte van het Gerecht. De procedures worden beschreven als “een calvarietocht”, “een degenspel”. M3: “Bemiddeling, op een wat grondigere manier, natuurlijk, wanneer de mensen komen met een ernstig conflict, vanuit sociologisch standpunt, moet je dat conflict kunnen oplossen en vermijden dat deze mensen de calvarietocht van een gerechtelijke procedure moeten meemaken, van een conflict dat lang en duur kan zijn en dat gevolgen kan hebben niet alleen voor de partijen maar ook voor alle familieleden.” M7: “Dus meestal vormen de gerechtelijke procedures een grote kostuumfilm. Ik zeg dat niet zomaar, ik zeg niet dat het niet moet bestaan, ik vind het belangrijk dat het bestaat maar wat via de advocaten wordt gezegd, de mensen zijn moorddadig, echt. Ernstig moorddadig door wat ze de advocaten horen zeggen. (…) [De bemiddeling] is veel minder zwaar dan een gerechtelijke procedure en veel eerlijker. Ik denk dat er een besparing is, ook al is het erg hard, een besparing op diepe wonden. De mensen worden getekend door de uitspraken van de advocaten. Alles is goed om de rechter te proberen te overtuigen. Het is vreselijk. Ik ken
51
niemand die er ongeschonden uitkomt. Ze worden daardoor getekend. Bovendien wordt alles vervalst. Er zitten veel leugens in wat ze zeggen.
Enkele getuigenissen over hoorzittingen of gerechtelijke ervaringen zijn ijskoud. De getuigenis van NUM2 hierboven (1.2.1) waarbij de hoorzitting gezien wordt als een scene waarbij ze geen tekst krijgt, was al expliciet. Maar talrijke personen deden ons gelijkaardige verhalen: Een gebruiker van de bemiddeling vertelt over een recente zitting; een dame vertelt over haar scheiding drie dagen voor het gesprek: UM6: “Het is een rommeltje, ik weet niet of u er al bent geweest maar het is een enorme ruimte. Iedereen wordt erin gepropt. Je kan binnenkomen en weggaan zoals je wil. Maar alle advocaten staan aan de ingang en met beurtrol, “Meneer de rechter, het is nu aan mij”. En zo verder. Voilà. En zo gaat het voor iedereen. Het duurt vijf minuten, ik weet niet, een half uur. Dat hangt af van het geval. - Dus men kan niet ingaan op meer persoonlijke kwesties? - Nee, hij kijkt naar de rapporten en dat is alles. Nu, je hoort wel dingen. Hij geneert zich toch niet. Als hij iets persoonlijker wil vragen, dan vraagt hij dat wel in aanwezigheid van iedereen.” NUM3: “(Mijn scheiding?) Vreselijk, onmenselijk. Met de nieuwe wet en gezien we op verschillende plaatsen wonen, valt er niet te discussiëren. Volgens artikel 329 § 3? Ik ben het al vergeten. De eerste keer dat we gingen, dat is 3 weken geleden. Er zijn zoveel mensen die scheiden. En ik heb het niet goed begrepen. Het is onmogelijk voor de rechter om zoveel mensen te zien. Dus we wachten tot alle bijkomende nummers van de groep een andere afspraak hebben. Dus uitstel. Dus, ik begrijp dat niet goed. Men weet toch dat je geen 70 scheidingen op een voormiddag kan doen. Ik zie niet waarom we worden opgeroepen als er 70 zijn op die dag. Het is dus een moeilijke procedure. Je gaat scheiden alsof je naar Delhaize gaat. We worden naar een enorme menigte gebracht, je moet wachten. Daarna het gedoe voor de data. Er zijn mensen natuurlijk die moeten werken en zo, dat duurt. Het duurt een voormiddag of zo. We worden uitgesteld naar latere datum. De uitgestelden, zoals ze zeggen, krijgen dan de voorrang. Uiteindelijk zijn er vrijwillige vragen, ik denk dat het zo heet en daarna de uitgestelden en daarna … De tweede keer waren er minder mensen. Er is niets zo onpersoonlijks, je staat buiten de scheiding. Ik had geen advocaat. U. (de ex-man) wel. De papieren waren dus opgesteld. Je hoeft alleen maar een scheiding van domicilie te bewijzen. Dat is alles. Dus de documenten waren opgesteld, de rechter controleert ze. Ik heb geen woord gezegd, U ook niet. Geen een. We moesten niet tekenen. Het heeft een uur geduurd, dat is alles en we waren gescheiden. Dus. - Dus, het is alsof je aan een loket zou staan … - Een loket. Zonder ruit weliswaar. Dan is er ook de magistratuur die wil indruk maken want voordien had men ons gezegd dat als men in de zaal zou blijven praten, de magistraat de zitting zou opheffen. Het blijft ook een sterke hiërarchie met, hoe zeg je dat … - Rituelen? - Nee, met mensen die een titel hebben die je moet respecteren. - Hiërarchisch - Hiërarchisch, absoluut. Met Het Hof de hele tijd. Je mag gaan zitten wanneer het Hof dat gezegd heeft. Het Hof zal slecht gezind zijn en de zitting annuleren. (lacht). Het is echt een hiërarchische structuur, dit zijn de documenten, de advocaat die de rol van de hiërarchie speelt, daar, alsof de magistraten mensen waren die men moet vrezen door hun gezag. Men had me dat al gezegd over de vrederechter. Daar in elk geval, op de rechtbank … Dus. Heel onpersoonlijk. Ik vond het vreselijk. Ik vond het vreselijk. We kregen zelfs niets persoonlijks, om OK te zeggen. Ik was, ik was, … de scheiding was aangevraagd en dus verworven. Maar ik heb niets moeten doen om te zeggen dat het OK was, tekenen, niets. (…) Geen enkel ritueel, een pure administratieve kwestie, een administratieve controle. Een administratieve controle, daarna waren we gescheiden volgens artikel dit en dat. Voor de anderen spreek ik niet. Het volstaat dat je al een jaar niet meer samenwoont. Dat is een onverenigbaar verschil. Dat is het.” GNB6 : “Je komt gewoon in de rechtszaal en dat was zo plak: ik was een moeder dat haar kind niet los kon laten – wat dat helemaal niet waar is – en plak: hij was de vader dat zijn kind niet mocht zien. En van daaruit spreken zij recht. - (...) Hoe lang heeft die zitting geduurd? - Ja, op dat gebied hebben wij chance gehad. Het was de laatste van de dag en ze hebben daarom een beetje meer tijd genomen, maar dat is een kwartiertje. Een kwartiertje, langer is dat niet. Dat is een momentopname. En ze zien echt je kop en van daaruit spreken ze recht.” GB2 : « Op een gegeven moment vraagt hij (de rechter) aan mijn ex: “Waar gaan de kinderen naar school?”. (...) En dan vraagt die aan mij: “Ah, meneer”, zegt hij, “waarom stuur jij je kinderen naar het gemeenschapsonderwijs terwijl er op de andere straat een andere school is?”. Ik zeg: “Ja, dat is een keuze
52
van ons.”Dus in feite had die problemen met het feit dat mijn kinderen iets verder naar school gingen, naar het gemeenschapsonderwijs, dan, in feite, iets dichterbij, naar het katholiek onderwijs. Dan voel je zo al nattigheid.(...) Maar blijkbaar heb ik achteraf gehoord… Dus die persoon is ook van de gemeente waar wij afkomstig zijn, is dat een heel conservatieve rechter. En nu ja, ik heb… Hij vraagt: “Waar werkt u?”. Ik probeer dat zo een beetje algemeen te houden. Ik zeg: “Ja, op de algemene centrale.”. Hij zegt: “Wat is dat?”. Ik zeg: “Ja, dat is een deel van de vakbond.”.-“Welke vakbond?” Ik zeg: “Het ABVV.” - “Ik dacht het al.”.Ik vind dat een opmerking dat niet kunnen is. “Ja, wat doet dat ter zake, waar dat ik werk?”. Dus had ik ook zo een beetje het gevoel van: “Ja, ik heb het hier verkorven.”
Deze bemiddelaarster getuigt over de trauma’s die de procedures kunnen achterlaten: B3 : « Die procedure is opgestart. Daar zijn heel lelijke dingen gezegd en ik kan die niet wegtoveren, die zijn daar. Dus ik heb niet het gevoel dat ik die brokken moet opruimen. Ik heb het gevoel dat het gewoon dat het geheel veel moeilijker nog maakt. (...)Het feit dat die mensen zo vroeg in een juridische wereld verwikkeld… Maar dat is eigenlijk geen zicht op hebben als ze die stap zetten. - Dat is niet kunnen inschatten wat de gevolgen zullen zijn? - Neen. Want dat is een losgeslagen paard. (...) Ze betalen zich blauw aan advocaten, het gaat niet vooruit, het lost niets op, het drijft hen uit elkaar en ze slaan meer en meer worden en dan zijn ze na vijf jaar moegestreden.”
De hoorzittingen met kinderen worden ook vaak bekritiseerd: B2 : « Allez, ook zo dikwijls als ik dat hoor hoe dat die gehoord worden door je jeugdrechter, dat is soms een gesprekje van vijf minuten. “Bij wie wil jij zijn?” Ja, dat vraag je niet aan een kind. Ik bedoel… Besteed dat dan uit aan mensen die daar iets van kunnen, vind ik. Je moet dat als rechter van mij dan nog niet eens zelf doen. - Omdat het traumatiserend is? - Kinderen zijn daar echt meestal zeer ontgoocheld in. Zo’n pubers, die verwachten dan van: “Ik mag mijn verhaal hier is gaan doen aan de rechter. Die zal daar wel rekening mee houden.”. Dan zijn die daar op vijf minuten terug buiten en dan zegt die rechter nog dikwijls: “Ga maar naar de bemiddelaar”, tegen de ouders. Ja allez, dan denkt die jongere toch van: “Wat heb ik hier nu gezegd? Allez, wat telt dat nu?”. (...)Nochtans, ik heb een jeugdrechter in mijn opleiding zitten en die vindt zelfs al dat het hoorrecht voor jongeren moet afgeschaft worden. “Ja”, zegt hij, “want daar worden die, in feite, in een heel moeilijk geschil geplaatst. Dan moeten die partij kiezen.”. Ik zeg: “Ja, dat is nu wel niet de bedoeling van zo’n hoorrecht voor jongeren.”. Dus die bekijken dat ook echt fout, zo’n situatie.” B3: “Ja, die hoorzittingen, dat is echt waar nutteloos want het zijn mensen die daar niet voor opgeleid zijn. Ik blijf van kinderen af. Magistraten zijn daar eigenlijk niet voor opgeleid. Het is in een omgeving die echt wel niet kindvriendelijk is en ze krijgen vijf minuten. Wat wil jij op vijf minuten… (...). Schaf dat maar helemaal af want dat vind ik echt niet kunnen.”
De advocaten en de rechters zelf klagen over een aanzienlijk tijdsgebrek tijdens de zittingen: AD1: “Maar - je moet eens gaan kijken - in de zitting van de jeugdrechtbank staan 30 zaken van 9 tot 12. Sorry hoor. Daar worden er dan wel 10 of 15 van uitgesteld en dan ben je aan het pleiten en na 10 minuten zegt de jeugdrechter: “ja maar, Meester, u weet het: we hebben veel zaken”. In plaats van te zeggen: “oké, twee zaken per voormiddag.” (....) Maar wat mij vooral stoort in heel de problematiek van de benadering van het familierecht is dat daar veel te weinig aandacht wordt aan besteed en veel te weinig middelen worden voor vrijgegeven. (...) Want uiteindelijk, allez… Ja, hoe kan je dat, als je maar een kwartier tijd hebt, of maar een halfuurtje tijd hebt om naar de mensen te luisteren? Dan kan jij geen perfecte beslissing nemen. Dat gaat gewoon niet.”
Maar ze uiten dezelfde kritiek op de bemiddelaars: AD1: “Er was nu iemand die mij zei: “Ja, we gaan dan naar de bemiddelaar.”(...) En dan, ja, dan heb je om 11 uur een afspraak en dan om vijf voor twaalf is dat gedaan. Want om twaalf uur is de volgende afspraak. Ja, en dan ben je er bijna, of dan vlot het redelijk goed en dan: “Ja maar ja, de tijd is om.” En wat doen we dan? Alles dicht en binnen drie weken praten we verder. Dat zijn ook geen oplossingen hoor.(...). Als vergader met cliënten doe ik dat nooit tijdens mijn consultaties. Dan zorg ik altijd dat ik daar vrij veel… dat ik daar één, of twee uur de tijd desnoods, voor heb en ik stop wanneer is zeg van: “oké, hier geraken we nu toch niet verder. Laat ons maar stoppen. Laat ons, ik met mijn cliënt, jij met de jouwe… Praat er nog eens over”, en zo verder, “en dan gaan we dat nog wel eens terug hernemen, zij het binnen een paar weken om…” Of dan maken we direct een afspraak voor de volgende keer. Maar zo van… Dat doen we dus in blokjes van vijftig minuten en dan doen we een nieuwe afspraak binnen drie weken. »
53
Voor verschillende personen heeft de nieuwe wet op de echtscheiding de zaken niet vereenvoudigd. Bijvoorbeeld: NUM1: “Het zou beter zijn te voorkomen terecht te komen in een lange onzekere gerechtelijke procedure die duur is, gespannen en nog veel meer. Ik heb niet de indruk van wat ik heb gehoord dat de vereenvoudiging van de wet op de echtscheiding de zaken eenvoudiger heeft gemaakt. Non ?Nee? Waarom? - Men probeert de duur van de scheiding te verkoten. De mogelijkheid om het huwelijk sneller te verlaten. Maar als er conflicten of spanningen zijn, leidt het verkorten van de procedure tot niets. - Dus je bedoelt, er is een mogelijkheid om de conflicten op te lossen zonder dat ze daarom naar het gerecht gaan of eventueel nog verder? En dat er een manier is om daar iets aan te doen? - Men zou kunnen zeggen, neemt de bemiddeling eigenlijk niet de tijd en ruimte in die voorheen in beslag werd genomen door de echtscheidingsprocedure, de drie verschijningen voor de echtscheiding met onderlinge toestemming. Dat kan in elk geval in twee fasen verlopen, een fase van bemiddeling en een eigenlijke scheidingsfase.” J2: “dat betekent dat, een vrouw wiens man haar bedriegt met haar beste vriendin, enz., die vrouw heeft twee kinderen en een week later worden haar kinderen gehuisvest bij haar beste vriendin die met haar man is gaan lopen. Dat is toch niet menselijk! Men moet dit verhaal toch eerst kunnen verteren alvorens met aan iets anders kan beginnen. Ik ga akkoord dat een echtscheiding om welbepaalde redenen ook geen correcte manier is om dat op te lossen, maar het was het wel in zekere mate; Nu heb ik de indruk dat de wetgever een beetje autistisch is. Hij wil er niets meer over horen, “Het is niet mooi om al die slechte dingen te horen, de kinderen vinden dat niet leuk, …”. Maar dat is niet waar, de kinderen hebben het ook nodig dat de ouders tot een regeling kunnen komen en daarvoor moet men toch dingen kunnen zeggen.” R1: “Ik denk dat het probleem is, in België, …. Echtscheiden op zich is geen probleem, men kan scheiden met een fluit van een cent maar de problemen zijn absoluut niet opgelost. De problemen komen bij de notarissen terecht. De problemen komen bij kortgeding en dat gaan we dus meer en meer hebben. De notarissen gaan niet meer weten waarin of waaruit want zij gaan het gelag betalen. Dus er wordt niet meer gesproken. De communicatie is volledig zoek.” NO2: “Nu is het veel gemakkelijk om echt te scheiden. Je gaat naar de rechtbank, je zegt: “Voila, ik zie dat hier niet meer zitten.”, de rechtbank die zegt: “Oké, het is goed. Je bent gescheiden.”, maar er is niets geregeld.(...) En wat doet de rechtbank: “Hier zie, boem, we stellen een notaris aan om over te gaan tot vereffeningverdeling.(...) En dan komen wij tussen maar dan krijgen wij eigenlijk gewoon een gerechtelijke opdracht om te verdelen. Wij krijgen geen opdracht om te bemiddelen. Dus dat is, bij wijze van spreken, op dat moment, wat zeggen de mensen dan: “Oei, wat nu?”. Ze gaan naar een advocaat waardoor dat er polarisatie is van het geheel. (...) Ja, dan is het meestal om zeep. (...) Dat levert op dit ogenblik voor ons als notaris enorme problemen op want dat is veel moeilijker om dan tot een oplossing te komen dan als de problemen vooraf besproken waren. (...) Alleen zijn de moeilijkheden op die manier, volgens mij, veel groter dan wanneer ze op voorhand zouden besproken worden tussen die mensen omdat op dat ogenblik meteen er een totaalaanpak is over ook wat de kinderen betreft. (...) Dat is een gigantisch probleem. Wij worden overspoeld van aanstellingen door de rechtbank waar het jaren gaat duren om, bij wijze van spreke, in sommige dossiers tot een oplossing te komen. (...) Mijn suggestie is effectief van dat toch serieus te gaan herbekijken en de mensen eventueel op voorhand toch tot aan te zetten om de procedure echtscheiding onderlinge toestemming te gebruiken.”
Een bemiddelaarster verklaart dat de wet op de echtscheiding zonder schuld geen weerspiegeling is van de werkelijkheid van de psychologische beleving van de ex-partners en de kinderen, wat de bemiddeling niet eenvoudiger maakt: B3: “Maar wat ik ook wel ervaar is, als ,bijvoorbeeld in een koppel, één van beiden vreemd gaat, dat je er niet omheen kunt, ook al is er nu een schuldloze echtscheiding, dat je er niet omheen kunt dat tijdens de hele procedure van bemiddeling ook die schuld of het schuldige aspect van vreemd te gaan… Dat je de rekening blijft betalen. Dat zowel de kinderen daarin gesleurd… En dan kan je als bemiddelaar nog zo zeggen: “Uw kinderen moeten daar buiten blijven”. Dat is te theoretisch. De praktijk is dat kinderen daar ook een oordeel over hebben en… Ja, je hebt uiteindelijk het contract getekend, en één van beiden verbreekt dit door vreemd te gaan. En dan zeg je: “Jij bent niet de schuldige”, dus… Dat vind ik een aspect dat we in bemiddeling misschien te naïef oppakken en zeggen van: “Die zal wel reden gehad hebben om vreemd te gaan dus…”. Maar daar ben ik zelf nog niet over uit, hoe dat je dat moet oppakken als bemiddelaar zonder daarin te naïef te zijn. - Dat dat voorbij gaat aan de psychologische beleving van de cliënten dan.
54
- Ja, dat als je zegt: “Niemand is schuldig, iedereen heeft…”, dat je dat toch op een correctere manier moet oppakken want dat dat zo niet wordt ervaren. Trouwens, diegene die vreemd is gegaan voelt dat ook en betaalt dikwijls een hoge prijs voor de stap die hij heeft gezet.(...) Ondanks de schuldloze echtscheiding. Dat blijft wel hangen in de realiteit. Maar heb je dan een advocaat die daarop focust en daarop hamert en een hele tijd de ene zwart maakt en… Dat lost het zeker ook niet op want dan zit je weer in dat uit elkaar drijven.”
Een andere bemiddelaarster drukt haar vrees uit dat de echtscheiding gebanaliseerd en gededramatiseerd wordt en dat de kinderen er de slachtoffers van zijn: B2: “ Ik vind dat in feite – ik zeg dat ook altijd tegen mensen – ik vind dat echt een dikke crisis. En het is niet omdat dat zo veel in onze maatschappij gebeurt dat dat iets heel gewoon is en dat iedereen maar vindt dat je daar zomaar moet over geraken. Ik zie hier echt heel veel mensen die echt wrakken zijn en het wordt ook, vind ik, te weinig bij stil gestaan. (...) In het begin ook, als ik die job deed, dan zag ik hier mensen zo ongelukkig dat ik daar echt bijna niet van sliep. En dan zie ik die twee maand later met zo’n smile terug verliefd tot achter hun oren en dan gaan ze, oh, dan gaan ze… Binnen een maand gaan ze er al bij intrekken want ze hebben een oplossing. Ze moeten geen appartement zoeken. Ze kunnen daarbij in. Dat is voor de kinderen niet oké. Allez, die hebben dat zelf nog niet geen plek kunnen geven. Die kennen die vreemde nog niet. Allez, bij iemand in een vreemd huis intrekken. Daar staan ouders toch allemaal niet bij stil.(...) Zo die nieuwe echtscheidingswet, dat vind ik de slechtste wet die er kunnen komen is. »
Er komt ook kritiek op het feit dat de gedeelde huisvesting zo wordt gepusht: PS2: “Ik vind het op zich, samen met nog veel mensen, ongelukkig dat Onkelinckx – zeker? – daar gesteld heeft dat rechters, in principe, verblijfsco-ouderschap moeten opleggen en als ze iets anders doen moeten ze dat motiveren en omstandigheden motiveren waarom niet. Want daardoor gaan alle mensen die geen verblijfsco-ouderschap dan hebben zich… Ja, minder… Een slechtere regeling voelen hebben en minder als diegenen die dan de minste verblijf… Het minste tijdverblijf van de kinderen heeft, is dan de mindere ouder, enzovoort. En het is gewoon in situaties gelijk die waar dat ik daarnet van vertelde, waar dat conflict maar blijft aanslepen en blijft gevoerd worden, eigenlijk nadeliger voor het kind dan een andere regeling. - Het verblijfsco-ouderschap is nadeliger? - Het is opgelegd. Het is geen keuze geweest. Maar door die wet die zegt dat rechters dat moeten doen is het ook qua betekenis heel anders. Moest dat nu een andere regeling zijn, dan zou dat al direct een uitzondering zijn waarbij dat dan automatisch gedacht wordt: “Ja, diegene die het kind minst krijgt, daar is iets mis mee.” GB2 : « Allez, is werkelijk het wetgeving om duidelijk dingen te stellen. Ik weet niet of je de wettekst gelezen van – ik dacht 2007 of zo, of 2008 – die stelt dat, in feite, er voorrang moet gegeven worden aan bilocatie. Maar dat is zo omschreven, zo heel flou: “Bij voorkeur moet onderzocht worden voor een bilocatie.” Moest het wetgeving al duidelijk stellen van: “Het is zo.”, is er al meer kans voor een bemiddeling want dan moet je daarover al geen ruzie niet meer maken.”
Het beeld dat men van de advocaten heeft, is vaak erg negatief, vooral bij de gebruikers maar ook enkele professionals uiten kritiek. Ze zouden het conflict op de spits drijven, zouden alles doen om te overtuigen en hun diensten worden als erg duur beschouwd: M2: “Ze zijn bang dat hun advocaat zou zeggen, “nee, je hoeft geen bemiddeling te doen, voor het conflict”. Dat idee dat de advocaat het conflict op de top gaat drijven.” P2: “Mevrouw was erg opgelucht dat ze niet opnieuw naar de advocaten moest vermits ze nog steeds niet begrijpt wat men haar toont en uitlegt, dat gaat haar petje te boven. Met de sommen geld, de advocaat deed haar altijd denken dat men bezig was haar op te lichten terwijl dat niet het doel was van meneer. En ze vroeg dus om niet meer via de advocaat te gaan. Toen ze elkaar konden ontmoeten in de bemiddeling zei ze, nee, ik wou dat niet, mijn advocaat had het me gezegd. Het was overdadig, meneer zei, "ze gaan me volledig kaalplukken, ik kan al niet meer thuis blijven wonen". Ze vroeg het exclusieve hoederecht en ongelooflijke sommen. Aanvankelijk had ze overmatige adviezen gekregen van haar advocaat. Dat zorgde voor nog meer spanning”. A2: "En er zijn mensen die denken dat ze een advocaat uitsparen, dat is waar, die in elk geval de procedurekosten willen vermijden, vooral mensen die komen wanneer ze zeker niet over een advocaat willen horen. Ze willen niet want het beeld dat ze hebben van een advocaat, dat is iemand die per se een procedure wil en die olie op het vuur zal gieten en dat is erg belangrijk. (…) En dus bij die mensen dring ik erop aan om een advocaat te gaan raadplegen om zeker te zijn dat hun rechten worden nageleefd, maar ze willen niet. Ze zijn echt bang, bang dat als ze daar een voet binnenzetten dat ze eraan zijn.” UM2: “En dus, we hebben geen fenomenaal inkomen en we hebben gezegd, Ok, als we gaan beginnen met advocaten enz., niet alleen is er die agressieve en zeer legislatieve kant, de regelkant van de advocaat. We wilden met onderlinge instemming scheiden. We twijfelden wel of er zaken te regelen vielen. Tenslotte leek
55
de bemiddeling ons het meest geschikt voor iets menselijkers. (…) We wilden echt iets zelf regelen, we wilden niets officieels.” UM4: “We hebben geen advocaat genomen, ik kom nog goed overeen met mijn vrouw.” NUM3: “Maar globaal gezien is het eigenlijk materieel. De advocaten, dat is materieel. Per slot van rekening, de vorige keer, ik dacht na, ik zei, wel, ik heb altijd psychologische zaken willen zeggen maar dat is er niet de plaats voor. Het is niet het affectieve, het is niet … je raakt niet aan … ja, zus of zo, het is dat dat dat, de wet, het artikel, het huwelijkscontract, dat is het gerecht. Het gerecht doet zijn naam geen eer aan. Het zijn de juridische regels die men toepast.” UM9: “Voor ze vertrok, net ervoor ben ik naar een advocaat gegaan, gewoon omdat ik volledig machteloos stond, om te weten wat ik al dan niet moest doen, om geen flaters te slaan. Om correct te blijven ten opzichte van de kinderen en ook ten opzichte van haar … omdat iemand me op de goede weg zou zetten, de reden niet te verliezen, geen flaters te slaan. Het was gewoon een vaststelling, ik heb haar gezegd dat ik naar een advocaat was geweest en zij zei, opgelet, als je naar een advocaat gaat, gaat deze proberen met de ruïneren, ze vond toen al dat als zij besliste te vertrekken, ze zonder iets zou moeten vertrekken.” NUM5: “We zeiden dat we geen zin hadden om via advocaten te gaan. We wilden het niet laten aanslepen, we wilden ook geen fenomenale sommen moeten betalen. We vonden dat het geen nut had want we wisten wat we wilden. We wilden ook de kleine niet tussen twee vuren zetten, daar was geen sprake van.” GNB3: “Allez, ik was blijkbaar maar een klein visje in zijn grote vijver en die heeft mij niet geholpen zoals hij mij moest helpen. - Wat had hij dan moeten doen? - Ja, hij had daar veel meer druk moeten achter zetten. Hij heeft, denk ik, één f geschreven en twee vergaderingen gedaan. Dat was het. Ik bedoel… Neen, ik was daar zeker niet over tevreden.” NO2: “Maar heel veel hangt, in zo’n geval, af van de hand die vastgehouden wordt van de cliënt, door de advocaat. - Heb je het gevoel dat die dat kunnen saboteren? - Die saboteren dat heel vaak. - Om hun verhaal beter te doen klinken? - Omdat de mensen soms geen oplossing zelf willen en dus dan schieten de advocaten voor hen het verhaal naar beneden. En in sommige gevallen vrees ik dat er advocaten zijn die dat prettig vinden om het verhaal zo lang mogelijk te laten duren, om zelf dossiers te hebben. - Dat is uw gevoel? - Dat gevoel heb ik af en toe toch, ja. Dat je nu zou zeggen: “Geef mij nu die mensen die hier bij mij zitten even alleen en ik los dat hier binnen vijf minuten op. Laat die advocaten nu hier even buiten gaan, ik los dat hier op vijf minuten op.”
De Vlaamse advocaten gaan niet akkoord met de weergave van hun beroep: AD1 : « Want uiteindelijk denk ik dat het ook een beetje allemaal is ingesteld – ik heb daar mijn persoonlijke ideeën over – de politiek, en ook de mensen in de straat, het publiek, heeft toch nog wel dikwijls een verkeerd idee over de advocatuur. Men heeft soms wel het idee dat wij altijd gaan pleiten en altijd moeten vechten en altijd voor een rechtbank willen verschijnen. Nu, dat is omdat de media zich focust op wat de mensen graag zien: strafrechten, al die assisenzaken, en zo verder. En zo komen wij in het nieuws. Maar het feit dat ik dus in mijn echtscheidingen 75% op mijn bureau afwerk en maar 25% op de rechtbank… Ja, dat facet kent men niet altijd van de advocaat.”
Deze bemiddelaarster, juriste van opleiding, verklaart: B3 : “Die drijven dat ten spits. Die hebben een andere manier om naar conflicten te kijken. Die zeggen: “Een conflict, dat is iemand die gelijk heeft en iemand die niet gelijk heeft.”. En bij familiale gegevens kan je dat zo niet doen. (...)Dus bij een advocaat of vanuit de juridische wereld, om dat dan open te trekken, wordt er gezocht naar degene die verkeerd is geweest en diegene die juist… En willen ze kost wat kost gelijk halen en die advocaten – of die juridische actoren uit die wereld – bevestigen mensen in hun idee of in hun gevoel dat ze gelijk hadden en dat zij alleen de witte raaf of de witte dinge zijn en de andere helemaal fout heeft gehandeld.”
Deze dame, die bemiddeling heeft gedaan en doctor in de rechten is, beschrijft het beroep van advocaat als volgt: 56
GB1 : « Alleen denk ik dat daar bij advocaten weinig – of niet genoeg – motivatie bestaat om dat zo te doen want bij hoogoplopende conflicten, zij hebben daar belang bij. Dat gaat altijd zo blijven. Elke advocaat zal dat met zijn hand op zijn hart zeggen: “Dat is niet waar. Wij doen daar alles aan, om dat conflict…”. Dat is wel waar. - Omdat hoe langer het conflict aansleept, hoe meer ze betaald worden? - Hoe meer dat de partijen van mekaar te eisen en hoe meer deelprocedures en hoe meer keer dat je naar de… Hoe maar aktes dat je moet schrijven. Het is elke keer tik, tik, tik. Dat kan niet anders. Dus daarom dat ik in de piste advocaten niet te veel geloof.”
De bemiddeling wordt frequent gevaloriseerd met het oog op een moeilijke of ontgoochelende ervaring met het gerecht en de bemiddelaar wordt de eigenschappen toebedacht die men de advocaat ontkent. Onder al deze kritische opmerkingen over het Gerecht en de advocaten valt een uitspraak op door zijn genuanceerde karakter. Volgens deze bemiddelaar is de praktijk van het recht veranderd. Het gerecht en zijn professionals zijn ook, net zoals de bemiddelaars, steeds gevoeliger voor het zoeken naar onderhandelde oplossingen: M1: “ik behoor niet tot degenen die vinden dat het recht a priori, er zijn er die zeggen dat het recht en de gerechtelijke procedure helemaal fout is en anderen vinden het helemaal goed. Dat helemaal niet. Enerzijds ben ik ervan overtuigd, ook omdat ik erover heb gelezen en ook omdat ik heb kunnen vaststellen in de rechtbanken, momenteel zijn de procedures doorspekt van een logica die soms duidelijk ouder is, maar minder en minder vernieuwt men de echtscheiding wegens fout. Dat was eigenlijk het laatste archaïsme, het laatste wat traditionele familieconcept, het meest overduidelijke in onze tijd. En dus nu oordeelt men in de rechtbanken niet meer zoals vroeger, maar meer zoals men in de bemiddeling doet. - De praktijk van het recht is dus veranderd. - Zeker weten! Helemaal veranderd. En dus de wetten, voor hen die ze een beetje geanalyseerd hebben onder meer de sociologen. Bovendien is het vrij duidelijk. Het recht is er niet meer, de rechter is er om een zeer open debat te leiden. Verder, wanneer men de vragen ziet die men zich het meest concreet stelt wanneer mensen scheiden, waarover gaat dat? De huisvesting en de alimentatie. Nu probeert men vanuit de wetgeving om de zaken te verduidelijken wat de alimentatie betreft. Maar de wet zegt bijna niets over de huisvesting. Sinds 2006 is het iets preciezer geworden maar grosso modo is er geen vaste wet. De rechter heeft dus geen andere keuze dan de mensen te laten praten, ernaar te luisteren. - Dus de grens tussen recht en bemiddeling is niet zo rechtlijnig? - Nee, ik ben ervan overtuigd dat men grosso modo heel sterk met hetzelfde bezig is.”
2. Het professionele veld van de bemiddeling 2.1. Definities De bemiddelaars zijn onuitputtelijk wat de definitie van bemiddeling betreft. De manier waarop ze erover praten, suggereert dat het vaak meer is dan een beroep, een roeping, een vorm van engagement. We hebben geen manifeste tegenspraken aangetroffen in de definities van bemiddeling, of ze nu geformuleerd werden door de bemiddelaars, andere professionals, al dan niet gebruikers van bemiddeling. Er lijkt een zekere consensus over te bestaan. Hier en daar worden wel andere accenten gelegd. Meerdere personen stellen de bemiddeling bijvoorbeeld voor als een driehoeksmeting als de tussenkomst van een noodzakelijke derde, een vertaler, een communicator: J1: “Wat ik de mensen meestal voorhoud is dat ik in eerste instantie een soort driehoeksmeting voorstel en ik vertel hen dat ze niet alleen zijn en dat een derde hen zal helpen te regelen wat ze elkaar te zeggen hebben. Ik praat in mijn woorden. En ik benadruk vaak dat de derde een professional is die normaal vrij vertrouwd is met de techniek.” M3: “De bemiddelaar is echt een externe contactpersoon, neutraal, onafhankelijk, die twee opdrachten heeft: Een, garant staan voor het respecteren van een kader in het proces, de bemiddeling is een proces voor het
57
herstellen van de dialoog. En het tweede punt, betekent de dialoog herstellen en desgevallend zeer concrete akkoorden verkrijgen over de kwesties die de partijen naar de bemiddeling meebrengen. M1: “Voor iedereen is de scheiding een zeer belangrijk moment van narcissistische fragilisatie. Er zijn wel paranoïde fasen in. Men begint de ander te wantrouwen en men begint zich af te vragen welke loer ze nu aan het voorbereiden zijn. En dus, er is zelfs een moment dat men iemand nodig heeft die wat meer stevigheid heeft, met vertrouwen.” P2: “Misschien zou het mogelijk zijn om tot een meer harmonieuze situatie te komen maar het is niet aan de rechter om de situatie uit te diepen. Hij heeft dus iemand nodig die meer is opgeleid in de bemiddeling. Er kan een gemeenschappelijke basis zijn maar op de rechtbank komen de mensen om zich te verdedigen en misschien dat ze op een meer neutrale of serene plaats zouden voelen dat een meer gematigde oplossing mogelijk is. En men doet dan dus beroep op die externe persoon die de situatie wat kan milderen.” AD2: “ Het is een proces om in een conflictsituatie te zoeken naar een oplossing waarbij je als bemiddelaar dient als ondersteuner, als vertaler eigenlijk – voor de mensen tussen hun conflicten – waarbij je nastreeft dat de mensen zelf eigenlijk tot een oplossing komen.” B1 : « Dan is bemiddeling, ik zou kunnen zeggen, verzoenend communiceren. (...) Ik merk dat veel mensen niet, en dat is vaak de aanleiding tot - hoe zal ik het zeggen? - tot relatiebreuken, niet kunnen communiceren met elkaar.(...) En dat moet op een serene manier kunnen, op een respectvolle manier, op een manier zonder mekaar intentioneel te willen kwetsen, vernederen. Dat mag niet. (...) Dus ze worden alle twee uitgenodigd maar altijd heb ik twee individuele gesprekken. Dat duurt drie uur. En gesprekken, ik moet eigenlijk bijna zeggen: “Brainstormen.”. (...)Ze worden van mij in een psychologisch bad gestoken. Ze moeten niet veel zeggen.” B2: “Het herstellen van relaties.(...) Die is nooit voorbij tussen ouder en kinderen.(...) En tussen part… tussen ouders ook niet. Ze zouden het misschien wel graag hebben. Ik denk dat dat de grote klik is die je moet… Dat is de grote klik die je moet maken met ouderschapsbemiddeling, denk ik. Trouwen is niet erg, maar kinderen op de wereld zetten. Je blijft wel aan elkaar verbonden. Allez, je moet het wel hebben over kinderen dus in die zin vind ik het heel belangrijk dat een scheiding niet alleen maar het regelen is van een overeenkomst maar dat je vooral met die mensen relationeel werkt zodat alle kwetsuren enzovoort op tafel kunnen komen waardoor dat die mensen nadien ook met elkaar verder kunnen.” NO2 : “Luisteren. Ja, je moet…Of dat je zelf zo goed moet kunnen luisteren, het is misschien minder belangrijk dan de mensen laten luisteren naar wat de andere te zeggen heeft. Maar dat is soms ook als niet zo gemakkelijk. En dat, bovendien, de boodschap die gegeven wordt ook nog kunnen vertalen, want hetgeen dat diegene die zijn probleem of zijn frustraties uit, komen die dan wel juist toe bij diegene die dat moet horen of neemt die dat direct op als een aanval of weet ik veel wat? Ik denk dat dat de grote taak van de bemiddelaar is, om dat gesprek te voeren – enfin, te voeren niet, te laten voeren – en daar de tolk te zijn tussen die mensen.”
Deze derde wordt omschreven als een scheidsrechter, als een tussenpersoon die niet deelneemt: UM2: “Het was echt de bedoeling om de zaken praktisch te regelen maar met iemand die een nieuw licht kan doen schijnen op de zaak. Dat was een beetje onze bedoeling. We hebben nooit gezegd, we moeten een regeling treffen voor het huis, de kinderen, de kosten, enz. maar eigenlijk hebben we dat nooit meegemaakt, noch dichtbij noch in onze familie. We zitten in een milieu waar je niet scheidt, dus we hadden geen referenties, we hadden er nooit over gehoord. We wilden dat iemand ons zei, vergeet niet daaraan te denken en daaraan. Je denkt er aanvankelijk niet aan, maar het was ook een manier om de zaken met een scheidsrechter als het ware te regelen. Dus iemand die zegt, ja, als u dat doet, misschien zal mevrouw dan … “ en omgekeerd. Dus iemand die echt scheidsrechter speelde naast een externe situatie die we wilden ophelderen maar dan vooral de praktische kant. A1: “Wat ik interessant vond, is het feit dat je een tussenpersoon bent, die geen advocaat is van geen van de partijen. Als advocaat doe je vaak verzoeningen of probeer je dat tenminste. Maar je hebt altijd het standpunt van de cliënt. Daarbij heb je geen adviserende functie en je begeleidt de mensen niet meer op zoek naar een oplossing. Je bent meer een neutrale tussenpersoon, dat is misschien niet juist, maar een tussenpersoon die geen kant kiest en niet adviseert.”
Maar voor deze gebruiker adviseert de bemiddelaar en garandeert hij een rechtvaardig akkoord: NUM6: “De bemiddelaar ziet er ergens op toe dat het contract de twee partijen respecteert en dat iedereen zich bewust is van de verbintenissen die hij aangaat. Ik geloof dat bemiddeling het middel is om een akkoord te vinden dat eenieder respecteert en vooral dat de bemiddelaar adviezen kan geven, vermijden dat iemand de ander oplicht, ook al is het ongewild.”
58
Het werk van de bemiddelaar wordt vaak gezien als een tussenkomst die bedoeld is om het conflict te ontwapenen of een nieuw kader te geven, door opnieuw een dialoog op te starten. Het kind wordt vaak gezien als een van de begunstigden van deze aanpak. Bijvoorbeeld: M1: Maar voor mij, i, ik zie mezelf als iemand die de mensen in moeilijkheden begeleidt, in gezinscrisissen. Zo denk ik er over. Ik geloof dat het ook belangrijk is, dat men echt iets kan bijbrengen wanneer men hen in staat stelt om … voor mensen die in een hevig conflict verwikkeld zitten, ik heb de gewoonte te zeggen in de bemiddeling dat ze het kind niet met het badwater mogen weggooien. Men heeft de neiging het hele gezamenlijke leven zwart te maken en men zit in een situatie van vereffening die zeker noodzakelijk is. Men moet de rekeningen vereffenen, de tellers op nul zetten en dus vaak begint men elkaar verwijten te maken. Zaken die de andere gedaan heeft zo’n 10 of 20 jaar geleden. En dat is noodzakelijk. Maar dit werk moet gedaan worden om de zaken te verduidelijken en niet om alles zwart te maken. Men moet zich er rekenschap van geven dat er ook momenten waren waarop men samen was, er waren ook redenen om samen te komen. Men moet proberen te begrijpen waarom dat veranderd is op een zeker moment. De crisis is dan begonnen. 9dat werk, wanneer het gedaan kan worden met mensen die in een heel groot conflict zitten, dan denk ik wel dat men hen helpt de pagina om te slaan. We helpen de kinderen om die situatie beter te beleven. We helpen hen ook om een nieuw koppel te vormen op een meer harmonieuze manier, enfin.” M3 : “We zijn met twee om de partijen te helpen opnieuw tot een dialoog te komen en akkoorden te onderhouden. (…) Het idee is om het woord te doen draaien en circuleren onder de leden van de groep. Daar passen we ons aan in functie van de omstandigheden. (…) Het is de bedoeling om opnieuw een kader te geven, een ander kader aan het conflict tussen de partijen. Om echt te kunnen proberen elkaar opnieuw te begrijpen. Opnieuw in dialoog treden. En eens de dialoog is opgestart, misschien volgt het akkoord nog tijdens de bemiddeling of misschien erbuiten.” M5: “Ik, wat ik u zeg, wat belangrijk is voor mij is dat er opnieuw een band ontstaat tussen de mensen. Dat de kinderen geen loyaliteitsconflict moeten doormaken. En dat de kinderen hun ouders op gelijke voet graag kunnen zien, zonder dat ze zich slecht moeten voelen tegenover de een of de ander. Volwassenen moeten een minimum aan dialoog hervinden, en een relatie aanknopen om verder ouders te kunnen zijn, ook al zijn ze niet meer samen als partners. En dus ons werk als bemiddelaar, als derde, is om het woord van de een en de ander te respecteren en ervoor te zorgen dat het gehoord wordt. En te kunnen bijdragen aan het gezin om opnieuw een gepaste dialoog te vinden.” P2: “De gezinsbemiddeling is voor mij de mogelijkheid voor ouders die in conflict verkeren, een slechte verstandhouding kennen, om samen te komen om het beter te doen voor de kinderen, het is voor mij altijd het kind dat centraal staat in mijn consultaties, dat het zo harmonieus mogelijk kan lopen.” GB1 : “Wel, omdat, als er een conflict is, dan heb je daarvoor een dialoog nodig, om uit dat conflict te geraken. (...) Terwijl, als je gewoon zegt van: “Voila, nu nemen wij… Dit uur gaat rechtstreeks naar die dialoog die hier nodig is om die en die en die punten uit te klaren. Want de rest is duidelijk.”, of: “De rest, dat moeten we nu niet doen.”. (...)Dan gaat dat veel, veel rapper vooruit. En je houdt het overzicht op uw zaak.”
Deze psycholoog vertelt ook over dit conflictwerk dat een “schone” scheiding kan mogelijk maken: P1 : “Ik geloof dat wanneer men de problemen van het koppel kan ontmijnen en wanneer men opnieuw communicatie kan opstarten, dan kan men het probleem overtreffen, dat is ook zo in de bemiddeling. Ik denk dat de bemiddeling op zich, het is daadwerkelijk veel werken met een meer nauwgezet plan, met precieze punten over de kinderen, de opvoeding, de verdeling van de goederen. De manier waarop men ontwapent om te komen tot een gemeenschappelijk project dat een vorm van kruising is tussen de twee wensen van het scheidende echtpaar.( …) Omdat ik denk dat in sommige situaties de communicatie niet volledig is afgebroken en het kan dat indien een derde erin slaagt de duur van de communicatie te vertragen en te verdelen, te luisteren naar de mensen, een pad kan effenen voor een scheiding, dan is het een “schone” scheiding. Een scheiding, wanneer men elkaar verscheurt want ik vind, dat wanneer men scheidt er een vorm van verscheuring is, maar er is minstens toch iets dat mogelijk blijft in het luisteren, in wat voorheen werd opgebouwd. Je moet absoluut niet alles opblazen.”
Voor meerdere gebruikers gaat het er vooral om te werken aan de communicatie en de woorden van de partners opnieuw te formuleren: UM1: “Hun rol bestaat uit het opnieuw formuleren van de zaken zodat ze beluisterbaar zijn door wie ze ontvangt. Dus opnieuw formuleren met andere woorden, misschien wat afzwakken. Maar ook de rol, dat had ik niet in de eerste, dat is misschien gaan bij degene die het meest verzwakt is.” UM4: “Maar zoals ze van meet af aan zeggen, ze stellen het goed voor, ze hebben geen oplossing, die is er nooit. Maar het is proberen er een beetje klaar in te zien. Mijn doelstelling en die van I. ook was om te helpen bij de communicatie.”
59
Verschillende gesprekspartners leggen de nadruk op het project van autonomie van de individuen in hun vermogen om beslissingen te nemen en op de responsabilisering die de bemiddeling mogelijk maakt, wat een volwassen manier is om met conflicten om te gaan. M2: “Uiteindelijk moet je de mensen responsabiliseren. We geven ruimte, tijd en een methode. En we zeggen waarover ze akkoord moeten gaan als ze hun overeenkomst bij de rechter indienen. Maar we zeggen niet wat ze moeten doen. We openen de opties. Optie 1, u kunt dat doen, optie 2, optie 3. Maar uiteindelijk, het is niet wij die zeggen, neem optie 2 of … en ik geloof niet dat het gemakkelijk is.” J1: "En ten tweede, maar het is erg moeilijk om het kort uit te drukken, nodigt de rechtbank hen uit om hun conflict opnieuw meester te worden. En om niet altijd naar de magistraat te komen in de hoop dat hij alles zal oplossen in de wetenschap dat de algemene oplossing, maar de advocaten zeggen dat ook voor ons, niemand zal bevallen. Zo zie ik het. Het is op een volwassen manier omgaan met een conflict, om bewust verantwoordelijkheid te nemen. En dat doen met een professional die geen confrontatie aangaat. Want de rechter staat toch voor twee mensen die met elkaar geconfronteerd worden. Er zijn er niet veel die opgeleid zijn voor bemiddeling. En we hebben weinig tijd tijdens de zitting.” P1 : “Ik denk dat het toch mogelijk maakt om (?) heel wat situaties van het drama te ontdoen en te komen tot een vertraging en dat men (?) als volwassene verantwoordelijk wordt zonder vijanden te zijn. Een liefdevolle oorlog, of zo.” N1: “De bemiddelaar is iemand die in functie, ik weet niet of technisch het juiste woord is, een manier van werken die eigen is, het is niet iemand die de mensen adviseert over die of die oplossing om het probleem op te lossen maar die hen in staat stelt om zich uit te drukken, het onuitgesprokenen te zeggen in het conflict dat zo of zo wordt uitgedrukt, maar echt kijken naar wat de mensen vragen, die hen helpt om zich uit te drukken en men vertrekt vanuit het idee dat ze echt gekomen zijn om zich uit te drukken, te weten wat ze willen, de manier waarop ze willen scheiden, wat ze willen verkrijgen in de scheiding of in het conflict tussen hen, wat normaal zal leiden tot mogelijke oplossingen die vanuit henzelf komen, eerder dan dat ze aangeraden worden van buitenaf en dus altijd een beetje verdachter blijven. De mensen helpen om zelf oplossingen te vinden en te internaliseren.” M4: “Ik denk dat een van de grootste troeven is dat ze gezinnen in staat stelt, want we mogen hier niet praten over enkel gescheiden koppels, het is niet alleen dat, maar ze krijgen opnieuw vat op hun leven. Voor mij is bemiddeling nagenoeg het enige hulpmiddel dat er zo snel in slaagt, in vergelijking met de andere. Dat is van meet af aan de middelen van de mensen mobiliseren. Hen opnieuw macht geven …”. M7: “Het betekent de optimale omstandigheden creëren zodat de mensen toegang kunnen hebben tot hun eigen middelen om onderling oplossingen voor het echtpaar te bedenken. (…) De troef is dat de mensen zelf hun oplossingen bedenken. Dat is toch veel bevredigender voor de mensen dan wanneer iets wordt opgelegd. Maar wanneer het niet mogelijk is, dan is het beter dat er iets opgelegd wordt. Je mag de mensen die deze keuze niet maken niet met de vinger wijzen.” GB1 : “Maar je moet het uiteindelijk zelf doen en… Dat je zo aangesproken wordt op je verantwoordelijkheid, op… Gedwongen worden tot nuancering en tot redelijkheid. Die redelijkheid bij jezelf moeten gaan zoeken. Dat is nogal… Allez, dat is niet evident. En je moet daar wel wat… Je moet daar ook klaar voor zijn. Ik denk dat veel mensen het ook eigenlijk ergens als een excuus zien om zo nog altijd af te zien van de gevolgen van hun echtscheiding en dergelijk, omdat ze uiteindelijk niet het heft in handen genomen hebben om tot een redelijk akkoord te komen of…”
De definities van bemiddeling lopen eerder gelijk. Maar de verwachtingen van de gebruikers wat betreft de bemiddeling zijn dan weer zeer uiteenlopend. Het kan gaan van een zeer concreet en instrumenteel akkoord tot eerder vage, meer affectieve verwachtingen en zelfs een vervangend ritueel: M6: "Ze komen voor een specifieke vraag, de huisvesting van de kinderen ,enz. Ze zijn eerder terughoudend om over zaken uit het verleden te beginnen omdat ze de zaken meteen willen oplossen. Ze willen dat het in één sessie gebeurd is en dat er geen andere onderwerpen worden behandeld.” GB2: “Dus toen die vraag kwam dus van de kinderen hebben we elk ons antwoord gegeven. Antwoordt die mevrouw van de bemiddeling: “Ja, het is nu wel een beetje de regel dat de kinderen worden toegewezen, één week bij de papa, één week bij de mama.” Mijn ex was daar niet over te spreken, was daar niet mee akkoord, en heeft ze de bemiddeling stopgezet en heeft ze de volgende stap dus via de advocaat om de scheiding in te zetten.” AD2 : Dus dat je eigenlijk zorgt dat de mensen zelf gaan onderhandelen zonder dat je zelf mee gaat onderhandelen waarbij je als bemiddelaar bewaakt dat alles wat van belang is op tafel komt. Ja, waarbij je eigenlijk meerzijdig, -partijdig je opstelt maar waarbij je zelf de oplossing niet aanreikt. Dat is belangrijk want veel mensen verwachten wel dat je dat juist wel zou doen en verwachten dat ook samen. Zeggen zo: “Ja,
60
maar we hadden nu wel gedacht dat u gewoon zou zeggen: “regel het zo.”, en zo zal het wel goed zijn.”. Dat verwachten sommige mensen.” NO1 : “Je hebt heel veel die op internet beginnen lezen, bij de federatie van notarissen documenten hebben aangevraagd. Dat mensen wel beter geïnformeerd naar hier komen en, wat het publiek zelf betreft, ja, vroeger had je heel jonge mensen – wat dat ik zei – maar nu heb je zonder probleem mensen die vijfentwintig, dertig jaar getrouwd zijn. En vorig jaar nog een jubileum gevierd en toen was blijkbaar alles nog koek en ei en nu ineens, ja, lukt het niet meer en moeten ze zo snel mogelijk uit mekaar. Dus dat zie je dan ook wel en, ja, dat zijn, ja, mensen die al een redelijke beroepscarrière achter de rug hebben. Die weten ook wel, allez, zich te informeren, uiteindelijk.”
Verschillende bemiddelaars hebben de bemiddeling ook beschreven als een ritueel dat een periode als koppel afsluit, dat begon met een ander ritueel, Het huwelijk. B2 : « Ja, dat is zoals je zegt: ik ben een begrafenisondernemer. Allez, mijn man zegt dat dikwijls. (...) Ik vind dat heel belangrijk, als mensen tot een overeenkomst komen, om ze daar inderdaad ook mee te feliciteren. Gewoon om te zeggen dat het knap is dat ze dat samen bereikt hebben en dat dat inderdaad een punt is en dat ik hen heel veel geluk wens met het volgende leven, met een toekomstig leven. En dan zie je ook wel dat dat iets doet met mensen. » M1 : “Er zijn mensen die de bemiddeling nodig hebben om dingen te zeggen, om te doen wat nodig is om de bladzijde om te slaan, de bemiddeling is daar goed voor. Er zijn er die naar de bemiddeling komen om afscheid te nemen. Verbazingwekkend. Mensen, ik begreep niet wat ze bij mij kwamen doen. Omdat er geen kinderen waren. Veel debatten. En telkens zeiden ze, “nee, u weet het, we gaan dat zelf regelen.” En dan financiële kwesties, we bespreken het allemaal en we hebben u daar niet voor nodig. En dan de verandering van domicilie, ah ja, we gaan van domicilie veranderen. En ik begreep het niet, waarom komen ze dan? En plots kwam het bij me op, misschien is er nog iets dat ze elkaar willen zeggen. - Een ritueel. - Een ritueel. En dus ik heb gezegd, ik heb het aangevoeld, zij vroeg het en ik heb gezegd, op plechtige toon, “Mevrouw, wilt u nu nog iets zeggen aan meneer?” En zij heeft de redenen verteld waarom ze uit elkaar gingen. Dat was heel emotioneel. Zo. Ze huilden, ik heb bijna meegehuild en dan was het klaar. Ze hoefden niets meer te doen. En bemiddeling, dat is ook omdat in onze maatschappij er een ritueel bestaat voor het huwelijk maar niet voor de scheiding. Op dat niveau is het gerecht ook niet altijd top.”
2.2. Vrijwillige en opgelegde bemiddeling Bemiddeling die door de Rechter wordt gesuggereerd wordt niet formeel opgelegd aan de mensen maar dat wordt wel vaak zo aangevoeld. We hoorden verschillende getuigenissen van professionals en gebruikers hieromtrent, meestal om de terughoudendheid van de cliënten te verklaren en hun moeilijkheden om zich te engageren in de bemiddeling. Voor sommige van onze gesprekspartners is deze beperking (die wordt in elk geval zo aangevoeld door de partijen) een omstandigheid die het bemiddelingswerk moeilijker maakt. Dit debat, eigen aan het beroep, is niet zonder belang wat betreft de discussies over de hypothese van een uitbreiding van de gerechtelijke bemiddeling. Bijvoorbeeld: M2: “Het zijn zeer eenvoudige mensen, in een eerder precaire economische situatie. Ze hebben niet durven “nee” zeggen aan de rechter. Ze zetten de professionals een beetje op een verhoog. Ze hebben niet durven “nee” zeggen. Maar ze hadden er geen zin in. Ze hadden geen zin. Het was de rechter die het op zeker ogenblik goed vond of misschien dacht, ik kom er niet of hij heeft de bemiddeling wat gemystifieerd.” J1: “Het gebeurt zelfs dat ik bemiddelaars voorstel in mijn vonnissen. Er zijn veel arme mensen. Ze hebben soms een duwtje nodig en dan gaan ze. En ze doen er wat ze willen. Die personen zijn niet altijd akkoord.” R1: “In Kortrijk is dat wel gans anders. (...)Vragen ze een regeling voor de kinderen. (...) Wij suggereren soms bemiddeling als we zien dat er… Dat de kinderen nog zeer jong zijn en als partijen sowieso nog gedurende vijftien jaar of bijna achttien jaar met elkaar zullen moeten blijven communiceren om over de kinderen… Dan vinden wij dat zinvol om bemiddeling te suggereren. Ook als we zien, in het dossier, dat er geen… Dat er eigenlijk geen echte problemen zijn in hoofde van de ouders om voor hun kinderen te zorgen. Als we merken dat er echte opvoedingsproblemen zijn en dat de één of de andere ouder geen capaciteiten heeft om voor het kind te zorgen, dan gaan we geen bemiddeling suggereren omdat dat… Omdat we dan de regeling… Het maken van de regeling in handen leggen van de bemiddelaar. En dat houden wij liever bij ons om in het belang van het kind, samen met het Openbaar Ministerie, een goeie regeling op te leggen. Maar als
61
we zien dat beide ouders de capaciteiten hebben om voor de kinderen te zorgen en de kinderen zijn nog jong en ze zullen sowieso nog een hele tijd met elkaar moeten blijven overleggen, dan suggereren wij soms bemiddeling. Maar we zien dat, vanuit de advocatenwereld, advocaten niet altijd daartoe bereid zijn.” B1 : “De wet verbiedt verplichting. De wet is duidelijk. Er staat duidelijk een artikel dat iedereen vrij is en het mag geen negatieve of kwalijke invloed hebben als iemand zegt: “Ik wil niet bemiddelen.”. (...) De rechter mag daar geen rekening mee houden, allez, vanuit een negatief perspectief. (...) Men is vrij. Dus dat dossier komt dan bij mij terecht . Ik krijg dus het vonnis, of het arrest of de beschikking, afhankelijk… in kortgeding noemt men dat een beschikking, van de jeugdrechter is dat een vonnis, van het Hof van Beroep is dat een arrest dus… En daarin staat dan formeel dat partijen akkoord gaan met bemiddeling en dat ze akkoord gaan met de naam van de bemiddelaar. Ik sta daar nominatief in dan. Dat ze dus bij mij komen en wat doet de rechter dan? Dan legt hij als het ware dat dossier opzij van zijn bureau. Dat is niet geseponeerd, dat is niet weg maar dan wacht hij af tot hij van mij iets hoort. Over het algemeen staat daar dan in: ‘voortzetting over twee maanden’ bijvoorbeeld. (...)Ze krijgen dus die brief en met de vraag om mij te telefoneren, om een afspraak te beleggen voor een individueel en persoonlijk gesprek. Dan komen zij.” B2 : “Ik heb nu echt, bijvoorbeeld de laatste maanden, gezegd tegen de rechter: “Ik wil echt eventjes geen gerechtelijke niet meer.”. Ik kreeg het ook niet gedaan en ik had zo het gevoel dat die gerechtelijke mijn agenda overheerste tegenover mijn vrijwillige, dat ik mijn vrijwillige ik weet niet hoe… De mensen die spontaan kwamen… Ik weet niet wat naar achter moest schuiven. En die gerechtelijke zijn zo zwaar dat ik echt gevraagd heb van: “Echt een paar maand niet en dan wil ik terug beginnen”, want ik zag het echt niet meer zitten.(...)Dat zijn moeilijke. Die zijn ook al jaren aan het procederen en ook, dat is dus echt… Ja die zitten hier echt met hun rug tegen elkaar en dan is het meneer en mevrouw, dat is echt niet meer met namen en zo. Dat is echt hard werken om die terug gewoon op één lijn te krijgen. Dat is echt, soms niet te doen.” PS2 : “Ik ga dat doen want als ik nu niet ga dan ben ik de slechte in de ogen van de rechter.”, dus waarbij dat het in bemiddeling gaan eigenlijk ook een soort wapen in de juridische strijd is. Om te tonen: “Ik ben diegene die wel mijn best doet.”. Maar die komen met die agenda, niet met de agenda van: “Ik ga hier eens echt praten met de tegenpartij.”
Deze rechter geeft in een ander geval toe dat het akkoord van de personen niet altijd duidelijk en helder is, soms is het “een kleine ja”. M4: “Het merendeel, ik zou zeggen 50¨% van de mensen die komen met het vonnis voelen zich verplicht. Ze zeggen, als we geen bemiddeling willen, gaat de magistraat denken dat ze slechte ouders zijn. - Dus, ze stellen het voor maar er is eigenlijk een beetje morele druk. -Ja. Moreel en ingebeeld. - Daardoor zet 50% toch de stap. - De mensen aanvaarden dat. Ze komen allemaal maar we voelen wel dat 50% van zij die komen dat doen omdat men het hen heeft gezegd, omdat het misschien beter zou zijn. (…) En wanneer ze geen bemiddeling willen, dan proberen we een rapport van niet-haalbaarheid op te stellen. We proberen hen te vragen, “hoe kan ik dat aan de rechter uitleggen”. Ze weten heel goed dat we niet gaan schrijven, meneer is tegen het idee om te praten met mevrouw omdat het niet nadelig moet zijn. Maar het belang ligt erin hen te doen nadenken over waarom ze het niet willen (…) Al die gezinnen die een beetje gedwongen worden, om minstens een keer te komen, hadden nooit gedacht dat te doen als het niet van die proactieve aanpak van het gerecht was geweest.” J2: “Ik ga soms brutaal te werk omdat men zeer weinig tijd heeft, omdat de mensen elkaar de huid volschelden, ik scheld dan nog harder mee “we stevenen af op een ramp, het gaat u ruïneren, uw kinderen worden ongelukkig, nu moet het meteen veranderen.” Ik begin te praten over bemiddeling, de mensen luisteren. “U hebt er alleen maar bij te winnen, u kunt niet verliezen …”. Ze gaan dan akkoord, we noteren het akkoord en de bemiddelaar roept de partijen op. Dat is goed, omdat we de mensen niet doorverwijzen, ze vallen binnen een kader en dat is fundamenteel voor de bemiddeling. Bemiddeling heeft een kader nodig. Bemiddeling op zich, kan alleen maar werken voor mensen die al klaar zijn! Voor de minder problematische situaties. Maar er zijn er andere die een kader nodig hebben in dit conflict omdat ze uitgeput zijn, voorbijgestreefd, ze hebben een impuls nodig, ze kunnen daarna hun tijd nemen … ze hebben een gezagspersoon nodig die hen zegt ..;”. M7: “Ik denk echt dat om een bemiddelingsproces aan te vatten, in tegenstelling tot de gerechtelijke expertise, moet er een gedeelde wens zijn. Minstens toch een potentieel dat van meet af aan mogelijk is. In de expertise is dat niet onontbeerlijk, dat kan men heel gemakkelijk bewerken.” P2: “Wat belangrijk is, is dat er een persoonlijke aanpak is van de twee ouders en een wens. Als het gedwongen is … als het conflict van die aard is dat … dan kan het niet nutteloos zijn … het is een beetje zoals therapie, de mensen moeten zelf de stap zetten om te komen, ze moeten het willen doen werken. Als
62
het is om de bemiddeling te doen mislukken, dankuwel maar dan verdoet iedereen zijn tijd. Een aanwijzing in elk geval is dat iedereen weet waar hij naartoe wil en dat hij betrokken partij is.” UM5: “Mijn ex is helemaal tegen psychologen. Hij beweert dat het geen nut heeft, tot niets leidt, enfin, u kent het. Voor bemiddeling twijfelde hij. En op een zeker moment heeft hij gezegd aan de rechter, luister, als ik weiger gaat men zeggen dat ik niet van goede wil ben. En als ik aanvaard dan is het met tegenzin omdat ik er niet in geloof.” UM6: “Wanneer de rechter zei: u moet in bemiddeling gaan, hoe hebt u dan gereageerd? - hIj laat u in elk geval geen keuze. Het is zo en dat is alles. Het is een democratie zonder een te zijn.”
2.3. Indicaties en contra-indicaties van de praktijk van de bemiddeling 2.3.1. De indicaties Onze gesprekspartners hebben niet systematisch nagedacht hierover. Ze hebben het veeleer over het type publiek op wie de bemiddeling vooral gericht is (zie infra). We zien vooral een zorg om bij te dragen tot het opbouwen van ouderschap: A1: “In de situaties waar ik dat echt wenselijk vind, dat is wanneer er jonge kinderen zijn. En dat het dan bemiddeling is, ik zeg niet op lange termijn, maar waar je kan praten over hoe het gaat. Want vaak zijn het heel harde, heel pijnlijke breuken. En is er geen ruimte voor woorden. We zien toch regelmatig mensen die scheiden na of voor de bevalling. In die gevallen is de rol van de ouders nog niet opgebouwd. Er is geen gemeenschappelijk verhaal als ouders. Dus in dat geval vind ik het wel interessant. Je gaat toch een aantal concrete modaliteiten regelen.”
Een rechter mikt meer op situaties waar de ouders in conflict zijn: J2: “Men behoudt bemiddeling eerder voor aan ouders in conflict, eerder dan onverschillige ouders. We krijgen steeds meer klachten van moeders omdat de vader het huisvestingsrecht niet uitoefent. Dat zijn mensen die we naar de AMO en de oudertrampolines kunnen sturen. Daarom is het zo belangrijk om deze ervaring te evalueren. Momenteel is de gerechtelijke bemiddeling voorbehouden aan ouders in conflict die te veel erin zijn opgegaan om er nog uit te geraken.” NO2 : “Neen, als er kinderen zijn is het, in principe, volgens mij, altijd nuttig, zeker wanneer dat de kinderen de leeftijd hebben om daarover te praten. (...) Als er geen kinderen zijn, zie ik er niet echt altijd de absolute noodzaak in omdat er zijn ook heel wat mensen die over die zaken duidelijk een akkoord hebben, die er zelf uit geraken.”
De situaties die door de professionals interessant worden gevonden, worden vaak beschreven als gekenmerkt door ernstige communicatiemoeilijkheden maar waarvan men “voelt” dat ze niet onherstelbaar zijn: J1: “Eerst merkt men (de rechter), men ziet tijdens de zitting dat de ouders niet met elkaar praten. Dat speelt zich af voor ons. Ze praten ook al niet meer met de rechter. Voor ons is het dan erg ingewikkeld. Ze beginnen elk te praten. Zonder uit te varen. Er zijn geen kwetsuren in dat stadium. En we zien dat ze al jaren niet meer praten maar dat ze elkaar toch veel te zeggen hebben. Ik denk dat we het hen toch kunnen voorstellen.” P1 : “Omdat ik denk dat in bepaalde situaties de communicatie niet volledig is afgesneden en een derde kan er nog in slagen om de communicatietijd te vertragen en te verdelen, om naar elkaar te luisteren, om te komen tot een manier van scheiden die “schoon” is. Een scheiding, wanneer men elkaar verscheurt want ik vind, dat wanneer men scheidt er een vorm van verscheuring is, maar er is minstens toch iets dat mogelijk blijft in het luisteren, in wat voorheen werd opgebouwd. Je moet absoluut niet alles opblazen.” UM4: “zoals ik het heb gezien, ik zou bijna zeggen systematisch, omdat het niet altijd dat is volgens mij, is het communicatieprobleem. Indien het koppel niet meer kan communiceren. Indien de tekortkomingen, de verwachtingen van de een en de ander niet tot uiting komen denk ik dat er een derde nodig is die meer is dan een vriend of een kennis, die hen aan het praten kan zetten.”
Een professional die geen bemiddelaar is geeft aan dat men in bepaalde situaties alles heeft geprobeerd. Dan moet je de zaak doorgeven gezien de grenzen van het eigen beroep: 63
N1: “Het is vaak gebeurd dat ik de partijen zei, op een moment waarop ik voelde dat ze ten einde raad waren en dat het moeilijk was om te praten, dan heb ik vaak gezegd, maar luister, we moeten proberen beroep te doen op een bemiddelingsdienst, dus op een bemiddelaar. (…) De indicaties, dat is wanneer u het gevoel hebt dat men er niet in slaagt het debat te objectiveren, omdat er ergens op psychologisch vlak zaken zijn die niet gezegd worden en die ervoor zorgen dat de mensen zelfs niet meer luisteren naar de redelijke argumenten die de notaris hen kan geven. We maken een analyse op en zeggen, het lijkt me juist, het lijkt me redelijk dat te doen maar er is niets aan te doen, de mensen kunnen niet luisteren om dat… Daar, eerlijk, dat zijn dingen waar je je machteloos bij voelt.”
2.3.2. De contra-indicaties Verschillende personen geven aan dat bemiddeling nutteloos of onhaalbaar lijkt wanneer de partners te veel opgaan in de logica van het conflict. Bijvoorbeeld: UM3: “Sommige zijn ervan overtuigd dat ze niet tot een verstandhouding kunnen komen en dat de ander te kwader trouw is en in elk geval niet zal winnen. Er is echt haat. Die ze niet kunnen beheersen of overwinnen. Dat er haat is, is volgens mij menselijk, normaal. Er is liefde, er is haat. Het is een dunne lijn. Maar ze slagen er niet in die meester te worden. Ze hebben geen vertrouwen meer in de ander. Er is ook wraak. Iedereen wil wraak. Het gevoel van wraak is te sterk om te kunnen luisteren of een oplossing te vinden. En vertrouwen ook, vertrouwen is …”. J3: “Het conflict mag ook niet vastlopen”. M6: “Maar de mensen die al lang verwikkeld zitten in gerechtelijke procedures, dat zie je … ze staan niet open voor bemiddeling, het is moeilijk om iets te doen.”
Maar het zijn de situaties van geweld die het meeste opmerkingen oproepen. Er bestaat duidelijk verdeeldheid: Voor sommige is bemiddeling niet aangewezen in situaties met geweld, voor andere is dat niet noodzakelijk zo. Bijvoorbeeld, enkele standpunten waarbij bemiddeling niet wenselijk is in situaties met geweld: J1: “We zien het weinig maar er bestaat geweld tegenover de kinderen. Volgens mij kunnen de bemiddelaars dat niet, ze stoppen dan. Behalve indien een van de ouders die het geweld pleegt dat ook erkent en er daaraan gewerkt wordt. Maar wanneer er geweld is op kinderen of wanneer er geweld is binnen het koppel. Stel je voor dat een van de ouders de andere op straat achterna zit en aanvalt. Nee. We weten al op voorhand dat we “nee” zeggen. Maar als het zou gebeuren, zou de bemiddelaar “nee” zeggen. M3: “Gevallen met psychologisch, fysiek geweld. De bemiddelaar moet kunnen zeggen, moet kunnen weigeren deel uit te maken van dat proces.” P1 : “Maar volgens mij zijn er situaties die echt zodanig misleid zijn al voor ze bij de bemiddeling terechtkomen dat ik niet zeker weet of bemiddeling nog echt iets uithaalt. Men raakt toch aan zaken die te veel verbonden zijn met eenieders persoonlijkheid die ervoor zorgt dat men aanvaardt om na te denken over een probleem in bemiddeling op het niveau van de scheiding, dat is niet vanzelfsprekend. Ik denk dat er ook koppels zijn waar het voor de scheiding al zo moeilijk liep, zonder respect, met bedrog en zo, waardoor men er niet altijd bij wint om rond de tafel te gaan zitten en … -
Dus, het is niet in alle situaties aangewezen, dat bedoel je.
-
Ik ben geen specialist in bemiddeling. Ik denk dat wanneer er grote problemen met geweld zijn met geweldpleging en zo, ik weet niet of het zin heeft om die mensen rond de tafel te zetten.
M2: “En vanaf de eerste afspraak, misschien was ik niet duidelijk genoeg, altijd maar weer in vraag stellen. Hij vertelde me, “maar ik heb nooit van die vrouw gehouden”, hij heeft haar daarna nooit meer gezien. “Dat kind, dat is toeval, ik wou het niet, ik wou een abortus”. Heel heel moeilijke zaken komen boven. Tijdens de tweede ontmoeting tekenen ze toch het protocol. De moeder vertelde daarna zo’n moeilijke zaken dat ze uiteindelijk zei, “ik zou liever stoppen”. Nu, op een gegeven moment was hij verbaal zo gewelddadig, ik kon hem niet onderbreken. Het is een bemiddeling, ze heeft me dan gezegd, “ik vertrek hier helemaal kapot, ik zou liever mijn zoon alleen groot brengen dan …”. Voilà. Kan bemiddeling iets doen? Maar er waren veel verbale geweldplegingen.” P3: “- Het geval van het koppel waar echtelijk geweld was in het verleden, daar zou bemiddeling …
64
Nee, het gerecht moet daarover beslissen in het kader van de wet. Dat valt niet binnen het kader van de bemiddeling, een rechter moet beslissen.”
Bijvoorbeeld, enkele standpunten waarbij bemiddeling niet als niet wenselijk omschreven in situaties met geweld:
wordt
A1: “De Canadezen zeggen dat men bemiddeling weigert bij geweld. Wij gaan daar niet mee akkoord. Het is misschien juist bij die koppels dat het belangrijk is een externe ruimte te voorzien waar je kan praten en vragen waarom de mensen op elkaar kloppen. Als het echt geweld is, als de bemiddeling geen minimale halt kan toeroepen aan dat geweld, dan is het beter te stoppen. Als er ondanks de bemiddeling momenten zijn waar het uit de hand loopt, dan vraag je daarnaar. Maar ja.” M4: “Maar veel mensen zeggen dat wanneer er geweld is, bemiddeling niet mogelijk is. Dat is niet waar. Het is anders. Want ze zijn toch alletwee verantwoordelijk voor de relatie waarin er geweld is … (voorgekomen).” M5: “Zelfs in situaties met gezinsgeweld. Ik denk dat het gerecht niet op gepaste wijze reageert op situaties met geweld. Ze verwijst niet naar de wet maar regelt de zaken strafrechtelijk, niet in burgerlijke termen. Maak ik mezelf duidelijk? Ze zegt, het is verboden te slaan en mevrouw te kloppen. OK? Dat is haar rol. Maar anderzijds, hoe kunnen we de dingen regelen in het gezin zodat meneer de kinderen kan zien, daar is het niet de rechtbank die dat doet. In de bemiddeling kunnen ze praten. En dus horen we, ik zou zeggen dat het ook een opvoedingsaspect is maar de mensen leren met elkaar te kunnen praten.”
Voor een rechter moeten de beschermingsdossiers los worden gezien van de bemiddeling, ook al hebben de bemiddelaars het werk in deze moeilijke situaties stopgezet: J2: “Je moet eerst luisteren naar wat er gebeurt, daarna de dossiers bekijken die het voorwerp van bemiddeling kunnen uitmaken. Als er drugs zijn, alcohol of misbruik, dat is niet meer voor de bemiddeling. De beschermingsdossiers zijn niet voor bemiddeling maar voor SAJ, SPJ. De bemiddelaars met wie ik werk kunnen de moeilijke gevallen wel aan, ouderlijke vervreemding of erger … maar deze dossiers hebben geen zin, bemiddeling dient nergens toe.” AD2 : “Ja, elk dossier waar een element strafrecht inzit, dus bijvoorbeeld slagen en verwondingen aan de partner, zedenfeiten naar de kinderen toe, bijvoorbeeld, denk ik dat het altijd zeer, zeer moeilijk ligt…(...) Dat lijkt mij enorm moeilijk, ja, als één van de partners, allez, als er nog echt een onveilige situatie is en dan daarin moet je gaan bemiddelen… Allez, kunnen mensen niet vanuit… Allez, je moet vanuit een veiligheid kunnen komen om een regeling uit te werken. En als dat er niet is… Bijvoorbeeld ook, wat zeker ook een mogelijkheid is… Dus ik zeg niet dat dat sowieso uitgesloten is. Ik kan mij inbeelden, eens dat strafluik gaan liggen is, bijvoorbeeld die slagen, dat is echt gestopt of daar is een veroordeling tussen gekomen en beiden kunnen daar terug mee voortgaan, zeg ik niet dat het uitgesloten is om die mensen nog in bemiddeling te krijgen. Maar… het is toch niet evident, denk ik”
2.4. De gebruikers van de bemiddeling Talrijke professionele of andere gesprekspartners vermelden spontaan de kenmerken van mensen in bemiddeling en hun al dan niet bestaande affiniteit met het bemiddelingsproces. Bemiddeling lijkt niet equivalent gericht te zijn op alle doelgroepen. Ze is min of meer toegankelijk voor bepaalde groepen, ze is min of meer moeilijk uit te voeren met een dergelijk type publiek, wanneer ze absoluut niet wenselijk is. De afkeurende figuur van de gebruiker wordt duidelijk beschreven in termen van een pathologische persoonlijkheid: het is de pervers, de manipulator, de giftige ouder: J2: “En dan praat men soms over manipulerende of giftige ouders. Ik ben niet zeker dat dat zou werken.” M1: “Ook kwesties van manipulatie en dergelijke. Zelden zegt men het. Nu is het een beetje de mode, men heeft het over manipulatoren. Maar er zijn ook gevallen waarin men zegt, het gerecht moet kunnen tussenbeide komen. En dus soms heb je gevallen waar, omdat de manipulatoren het zo spelen, waar telkens de rechter tussenkomt, ze braaf luisteren naar hetgeen onderhandeld werd en ze stellen de onderhandeling voor en men stuurt ze door naar bemiddeling. Er zijn dus mensen die permanent, die van bemiddeling naar bemiddeling gaan om te blijven manipuleren. Dat is echt … daar moet men mee ophouden.” A1: “Ik geloof dat bemiddeling echt moeilijk is met mensen die een perverse structuur hebben. Je moet wel voorzichtig zijn alvorens te gaan uitroepen dat iemand een perverse structuur heeft. Maar wanneer deze er is, geloof ik dat het nagenoeg onmogelijk is.
65
- Ah zo. En dat kan tijd duren vooraleer u ontdekt dat … En denk je dat er bemiddelaars zijn die het nooit zien? - Maar wanneer iemand begaafd is… Perverselingen trekken zich meestal goed uit de slag. In het gerecht, deze die ik al heb gezien, ik heb er niet veel uitgehaald maar zij die ik er wel heb uitgehaald trekken goed hun plan voor de rechter bijvoorbeeld. (…) En ik denk dat een akkoord onmogelijk is met zo iemand. Het gebeurt zelden dat er perverselingen zijn maar er zijn er, het zijn echt mensen die systematisch proberen om de wet te omzeilen. Ze scheppen daar plezier in. Telkens wanneer er een beslissing is, gaan ze een truc uitvinden om die in moeilijkheden te brengen.” J1: “Als één van de ouders manipuleert, zal deze het snelste “ja” zeggen aan de rechter. Maar ja, bemiddeling, waarom niet. Maar hij zal het vrij snel torpederen. De ander weet dat. De ander zal dus nee zeggen. (…) En dan praat men soms over manipulerende of giftige ouders. Ik ben niet zeker dat dat zou werken.”
Meerdere bemiddelaars geven echter aan dat ze nooit problemen hebben gehad met perverselingen of dat het moeilijk is te bepalen of iemand aan het liegen is. Bijvoorbeeld: B2: “Liegen is voor mij ook zo iets van: wie gaat uitmaken wat de waarheid is? Allez, ik heb dikwijls mensen waarbij dat de ene dit zegt en de andere dat. Het enige wat ik dan zeg is van: “Mensen, dat feit, dat doet er mij ook niet toe.”. Ik zie gewoon de communicatie op dat moment tussen die twee mensen die niet goed loopt. Ik wil het dan zelfs niet hebben over dat feit want daar kan ik geen uitspraak in doen of dat dat nu correct of niet correct is.”
De ideale gebruiker wordt gemotiveerd door het belang van zijn kinderen: M6: “Hij heeft al een hele weg afgelegd in zijn scheiding en hij komt voor het welzijn van zijn kinderen, hij neemt het welzijn van zijn kinderen voor op het zijne.” J3: “De mensen moeten weggaan met het idee dat ze iets kunnen bereiken, ze zien het belang van hun kinderen, ze hebben geen zin om ruzie te maken, ik denk dat daar het eerste criterium moet liggen, er zijn verwijten maar we hebben ze geassimileerd en ze zien het goed van de kinderen voor ogen.” PS2 : « Voor een stuk zal het zijn dan dat ze misschien een beetje gezamenlijk naar de beslissing gegroeid zijn. Niet dat er één van de twee zich enorm bedrogen voelt, of zo. Voor een stuk zal het zijn omdat ze als ouders vinden dat ze een belangrijke rol hebben, dat het heel belangrijk is voor de kinderen is dat ze daar de kinderen geen slachtoffer van maken. Het kan ook zijn dat er zijn die zeggen van: “Ja, eigenlijk hebben wij elkaar nog wel graag maar dat gaat niet meer.”, allez, dat is een beetje hetzelfde als dat eerste.(...)Of er zijn er ook die eigenlijk al jaren apart wonen en dan denken: “We gaan het eens regelen.”. Die hun conflicten zijn al voorbij soms.”(...)Dus het heeft ook te maken met hoe mensen kijken naar huwelijk en echtscheiding. Die dat ervan uitgaan: “Een huwelijk is voor altijd en je moet koste wat kost bijeen blijven voor de kinderen of omdat dat zo is, omdat je dat beloofd hebt.”, tegenover die die meer de mentaliteit hebben van: “Ja, we hebben het geprobeerd en het is niet gelukt. Maar uiteengaan, dat is een optie.”
Hij wordt ook gekenmerkt door een houding, een openheid, een bereidheid. Hij mag ook niet te “zwak” zijn. Bijvoorbeeld: A2: “Het moet iemand zijn die open is, zeker, die zich in de plaats van de ander kan stellen, die naar de ander kan luisteren en geen vaste mening heeft, die bereid is zijn mening te herzien. En dat is waar, er zijn mensen die zo zijn, wanneer ze alletwee zo zijn is het bingo, maar dat gebeurt zelden.” M7: “Ik denk dat je twee mensen moet hebben die zich niet al te zwak opstellen. Wanneer een persoon zich te zwak opstelt, is het niet mogelijk. - Zwak, dat is echt een psychologische categorie. Kunt u me daar wat meer over vertellen? - Zwak, dan zit iemand in een zeer diepe depressie. Iemand die voordurend gediskwalificeerd is … je moet een bemiddeling kunnen incasseren, dat is erg hard. (…) Ze hebben de wil, ze zitten er nog niet in, ze trekken ten oorlog. Ik denk dat het ook een psychologische rijpheid vereist. Niet iedereen heeft dat.” NO2 : “Het profiel van een bemiddelbare mens is eigenlijk mensen die zeggen: “Oké, bon, wij zitten hier in een conflict waarin dat we bereid zijn om – mits wederzijdse toegevingen – tot een oplossing te komen.”. Maar heel veel mensen stappen naar een bemiddelaar met de wapens, bij wijze van spreken, gericht op elkaar, die stap moeten zetten en die stap binnenkort nog meer zullen moeten zetten omdat de rechtbanken hen dat op gaan leggen, maar die niet bereid zijn om tot een oplossing.” PS1 : “Dat de mensen zelf vooruit willen komen, dat is een voorwaarde. Maar een verplichte bemiddeling kan. Ik denk dat mensen die gescheiden zijn soms heel negatief tegenover elkaar kunnen staan, gewoon omdat ze niet willen onderdoen voor de andere. Maar als je dat kan doorbreken dat het soms toch wel mogelijk nog is van bemiddeling te doen.”
66
GB1 : « Als één van de twee niet wil, kan je bij een bemiddelaar niets gaan doen. (...)”
Volgens de professionals is de bemiddeling het moeilijkst met bepaalde doelgroepen. Dat is onder meer zo met mensen die een negatieve, denigrerende of starre houding vertonen. M6: “Ik had een geval waarbij ze zo ver gevorderd waren dat ze zelfs geen positieve herinnering meer hadden. Ze konden niet meer opnieuw beginnen op een positieve basis, alles is negatief geworden. Zelfs de balans opmaken als ouder, niets. Alles is zwart geworden.” M2: “Ja, er zijn mensen die niet in staat zijn te gaan zitten, rustig te praten, omdat ze een temperament hebben of omdat ze altijd de ander gedenigreerd hebben, die niet dezelfde rechten heeft, die maar een vrouw is. Of omdat men niet in staat is om als gelijke te praten.” M4: “Die meneer. Hij was wiskundige en zijn vrouw ook. De zaken waren rechtuit en duidelijk, het is zo en we buigen niet. Er waren veel waarden en veel principes. En onderhandelen over waarden, dat gaat niet. En die meneer was helemaal niet bereid om te praten en te onderhandelen over eender wat, het kleinste ding, daar was geen sprake van.” NO1 :“Natuurlijk, als je ze zo hoort praten weet je na vijf of toen minuten wel van: “Ja, hij komt altijd terug op datzelfde en hij wil dingen niet begrijpen.”. Of: “hij zegt altijd datzelfde negatieve en niets opbouwend.”, dat je wel weet: “Ja, dat is dat categorie of die categorie ven mensen.”. Maar ja, dan probeer je… Ja, je moet ze dan op een andere manier gaan aanpakken omdat je er dan toch niet mee vooruit geraakt.” PS1 : “Neen, één van de partijen kwam niet tot praten, kwam nooit… Als de andere partij wel moeite deed en bepaalde voorstellen wou doen en zo, dan zweeg de partij tot als eigenlijk bijna heel veel gedaan was. En als je dan zei van: “Oké, kan je daarmee akkoord gaan?”, of: “Wat vind je daarvan?”, dan komen er alleen negatieve dingen uit. Alles terug afbreken. Maar dan had je soms al echt wel al een hele tijd gewerkt waardoor er eindelijk wat opening was. En dan zei de andere partij ook van: “Ja, foert.”. Dus dat is na twee sessies gestopt.” PS2 : “Ze begint met te zeggen: “Ik heb ingezien dat het niet lukt. Dat ik dacht: “We gaan dat verleden met alle kwetsuren uitpraten en regelen zodanig dat ik daar vanaf ben.”, maar telkens als ze erover beginnen verzanden ze in een oeverloos… Ja, wordt het conflict gewoon verergerd. Dus ze begint met te zeggen: “Ik heb ingezien dat ik dat verleden moet laten rusten en dat we daar vanaf nu moeten beginnen met te zien: “Hoe gaan we het in de toekomst anders doen?”.”, maar elke keer opnieuw begint ze toch terug.” NO2 : “Als je geen oplossing wil, dan wil je er geen.(...) maar je moet het in feite zo zien: een bemiddelaar, wanneer is er dat nodig? Als er een conflict is. Dus je kan je afvragen: “Hoe vaak stelt dat probleem zich? En als dat probleem zich stelt, wil ik het dan wel oplossen? (...) maar dan denk ik dat heel veel mensen daar nog niet eens over willen praten omdat ze gewoon geen oplossing voor dat probleem willen. Dus ze zijn niet bemiddelbaar, op dat moment.”
Tenslotte worden de moeilijkheden belangrijk geacht bij belangrijke mentale stoornissen of bij groot verbruik van alcohol of drugs: M4: “Als er grote mentale problemen zijn, is het niet gemakkelijk.” M5: “Ik zou zeggen, iemand die elke dag dronken is of stoned, het zal zeker niet gemakkelijk zijn om met die persoon concreet en praktisch te discussiëren. Als iemand mentaal ziek is, kan dat zeker problemen opleveren.” AD2: « Maar wat bijvoorbeeld, allez, ook zeker een moeilijkheid is, is waar één van beiden echt psychische tot zelfs psychiatrische moeilijkheden heeft. (...)En ik vroeg dan aan die man: “Ja, weet je wat je vrouw bedoelt als ze zegt dat jij ziek bent?”. En dan, ja, dat hij depressief was. Nadien bleek dan ook dat hij een zwaar alcoholprobleem had eigenlijk en wist ik eigenlijk niet… “Wat moet ik nu doen? Kan ik hier nu voort in bemiddelen of moet ik zeggen: “Jij moet je eerst laten verzorgen en pas als jij eigenlijk sterk genoeg bent gaan we voort.”.”. Ja, hij kreeg er een beetje de echtscheiding op gedrongen maar na twee sessies had hij dat dan aanvaard, wou hij volop meewerken aan die regelingen maar ik heb mij tot op het einde afgevraagd: “Is die daartoe wel in staat, om eigenlijk nu echt een regeling uit te werken?”. Ik kan mij inbeelden dat, in bepaalde gevallen, je om die reden echt moet zeggen: “Ja, dat is uitgesloten dat we nu bemiddelen.”
Enkele professionals geven aan dat bemiddeling intellectuele capaciteiten en een vermogen om zich uit te drukken en na te denken veronderstelt: M7: “Je moet, je moet toch over voldoende intellectuele capaciteiten beschikken.” J1: “ik weet het niet, misschien, in de mindere milieus? Het is waar dat deze milieus geen toegang hebben tot informatie. Ze zijn minder op de hoogte. Ik kan het niet uitleggen. Het gaat misschien over mensen die minder gemakkelijk over zichzelf praten. Ziet u? Het is niet iedereen gegeven zich uit te drukken”.
67
P1 : “En er is een zeker aantal personen, er zijn mensen met een beperkt vermogen om na te denken en te anticiperen. Zeker wat de anderen betreft.” R2 : “Daar durf ik mij niet echt over uitspreken. Maar ik denk, een bemiddelaar zal dus wel zich moeten op een niveau plaatsen die maakt – maar daarvoor zijn ze opgeleid – om iedereen aan bod te laten komen want niet iedereen is praatvaardig, niet iedereen is luistervaardig, niet iedereen is…” R1 : “Inderdaad, hoe hoger opgeleid – waarschijnlijk – hoe gemakkelijker dat je je kan uiten of hoe gemakkelijker dat het is om… (...) Je moet mensen hebben die bereid zijn om in het belang van hun kind een bepaalde regeling op te leggen, uit te werken… Allez, een bepaalde regeling uit te werken. En of dat dat nu een arbeider is of een universitair, dat maakt niet uit.” AD2 : “Dan denk ik ook, allez, met alle respect voor die mensen natuurlijk, dat mensen van een bepaald sociaal niveau, laag sociaal niveau… Goh. Uitgesloten is het zeker niet, om te bemiddelen maar… Moeilijker in die zin dat bemiddeling vraagt van mensen dat zij zich communicatief willen opstellen, dat zij willen verder gaan dan gewoon zeggen: “Dat is daar niet goed voor de kinderen.”. De bedoeling is dan: “Waarom is dat daar niet goed?”. Dat mensen tot heel diep in de betekening van wat ze eigenlijk voelen en willen kunnen gaan en dat sommige mensen, denk ik, gewoon op taalvlak, te beperkt zijn om dat eigenlijk voldoende op tafel te krijgen zo, maar het is niet uitgesloten. Ik zie daar… Je ziet ook: mensen die er voor komen zijn meer mensen, zo, jonge universitairen, allez, universitairen, jonge, hoger opgeleide mensen. Ik zal het zo zeggen. (....) Bij een paar van die dossiers waren dat juist echt wel al wat oudere koppels. Maar toch altijd van een zeker niveau zo.”
Verschillende professionals stellen een gedifferentieerde toegang tot de bemiddeling vast naargelang het socioculturele kapitaal van de gebruikers: M3: “ik vrees, dat is niet de juiste term, maar ik denk wel, er iets onrustwekkends, zij die naar de bemiddeling gaan behoren vaak tot de bovenste lagen van de bevolking. Een vaststelling. En dus omwille van economische redenen, redenen waarom ze niet in contact staan met professionals, verwijzingen die hen kunnen doorsturen naar dit bemiddelingsproces. (…) Het is moeilijker, ik zal een voorbeeld nemen. We nemen een gezin in conflict. Een gezin immigranten. Het zal misschien, het is moeilijker voor de man om te aanvaarden naar de bemiddeling te gaan met zijn vrouw omwille van louter culturele redenen.” P3: "De mensen met wie ik tot een akkoord kom in de bemiddeling, dat zijn eerder de mensen met een zeker intellectueel niveau. Mensen die kunnen nadenken, waar hun belang ligt. - Wanneer de mensen hier komen, hebben ze er dan geen vertrouwen in? - Je kan dat niet veralgemenen, het gaat om een middenklasse. Ik vind het moeilijkst, het is juist met mensen die erg weinig .. ;die niet zo begaafd zijn op sociaal vlak met alle gevolgen vandien … ze weten niet wat ze moeten doen … er is verwarring, de advocaat, de bemiddelaar …”. M6: “De mensen met een hoger sociaal en economisch niveau begrijpen vlotter de principes van de bemiddeling en passen zich eraan aan, beter dan de mensen die gewoonlijk behandeld worden en die het moeilijk vinden actief op te treden. Zij zullen immers de oplossing moeten vinden, we zijn er niet om dat in hun plaats te doen.” J2: "Deze (bemiddelings)diensten vormen een aanbod op een soort markt. Je kan er al dan niet gebruik van maken en we weten goed dat men een keuze moet maken die cultureel intelligenter is, men zou kunnen zeggen, je hebt er cultuur voor nodig. Er is een soort opvoeding die men niet altijd heeft, en die het mogelijk maakt beroep te doen op deze hulpmiddelen. Ik maak een vergelijking met de adolescenten die van nature de neiging hebben om eerder industriële pizza’s te kopen dan fruit en groente. Er liggen nochtans fruit en groente in alle winkels. Je hebt opvoeding nodig om een intelligente keuze te kunnen maken. Bij de meeste ouders in conflict, zij met het minste intellectuele middelen gaan niet de intelligente keuze maken, ze gaan de keuze maken die wordt ingegeven door woede, impulsief. Dus het feit om samen naar een bemiddelaar te gaan is toch voorbehouden aan de burgerij, die opgevoed is, meer beschaafd … - Ziet u een verschil in de … - Ah ja, ik denk dat bemiddeling een hulpmiddel is dat bij voorkeur gebruikt wordt op vrijwillige basis door mensen die meer dan een financiële een culturele basis hebben maar er is ook een financieel aspect, maar dat is niet fundamenteel. Het gaat vooral over opvoeding, je moet de nodige opvoeding hebben om samen naar de bemiddelaar te gaan dan met advocaten te gaan dreigen of erop te kloppen zoals we soms zien in Charleroi.” AD2 : “Ja, maar, allez, ik denk dat het, gewoon, momenteel, de lagere sociale klassen nog onvoldoende bereikt, wat bemiddeling is. (...)Die zitten ook minder complex ineen. Soms, op het vlak van regelingen voor de kinderen zijn zij ook rapper tevreden. (...) Dat dan eigenlijk de man zegt: “Waar moet ik tekenen om afstand te doen van die kinderen.”. (...) Allez, die zullen zich niet kunnen inbeelden dat mensen discuteren over: “Om zes uur je kinderen afhalen.”, of: “Om zeven uur.”. Wat je in zo andere dossiers dan wel hebt, heb
68
je daar totaal niet. (...) Ik wil daarmee zeker niet groepen fixeren of echt zo zeggen: “Het is altijd zo.”. Maar het is toch een andere manier van werken. Ik kan mij inbeelden dat die mensen minder de weg zouden vinden en dat het misschien ook wat een andere manier van werken ook is. Of bijvoorbeeld ook waar cultuur… Allez, niet alleen cultuurverschil binnen het koppel maar, bijvoorbeeld, ja, twee Marokkaanse mensen zal ook een moeilijkheid zijn. Zeker niet uitgesloten maar wel moeilijker liggen. Ja, om die echt te doen praten over waarom het misloopt, waarom ze uit elkaar gaan.”
Verschillende gebruikers ondersteunen deze vaststelling dat bemiddeling niet gelijk toegankelijk is volgens sociale positie: UM4: “Ik wil maar zeggen, “is de bemiddelingsdienst zoals die bestaat, en aangeboden wordt, niet ondanks alles voorbehouden voor een elite, laten we niet overdrijven, maar toch voor een bepaalde categorie mensen, niet noodzakelijk in termen van geld?” “Want er kunnen heel rijke mensen zijn die er toch niet naartoe gaan. Want als bedrijfsleider heeft men altijd de touwtjes in handen gehad. En er is geen reden dat ik een dame zou nodig hebben die niet ook doctor in de psychologie is, weet ik veel. (…) Dat kan een kwestie van geld zijn wanneer de dienst betalend is. Het kan ook een kwestie zijn van nadenken, van sociale omgeving. Cultureel, sociocultureel. Men legt veel bij het socioculturele maar ja. Nu, het is misschien compleet ondenkbaar bij de moslims. Ze zijn wat verouderd, ik ben niet bang om dat te zeggen.” UM10: “In mijn werk ontmoet ik vrij beperkte milieus waar rekening na rekening wordt vereffend, ik zie niet in hoe men daar bemiddeling kan gaan doen, je hebt veel geduld en tijd nodig.”
Voor een bemiddelaar en een gebruiker hangt bemiddeling vooral samen met de doelgroepen afkomstig uit de sociale en niet-commerciële sector: M1: “En bij een meer welgesteld publiek, is het idee van bemiddeling daar vanzelfsprekender? - Ja, je moet het juist zien. Er is een meer welgesteld publiek op economisch vlak dat wel traditioneel denkt? Een rijk publiek, een gezin, dat herinner ik me, een katholiek gezin met 5 kinderen, de vrouw aan de haard. Ze leefden bijna als een Arabisch koppel. Maar grosso modo zijn het meer de mensen die cultureel, dat heeft daarom niet te maken met economische categorieën. Meestal de niet-commerciële sector, de psychosociale wereld en welgestelde mensen in het algemeen.” UM10: “Maar je zit in de sociale wereld, ik ben sociaal verpleegkundige en het is in de communicatie zelf, dus in onze logica moeten we iemand vinden om ons te helpen wanneer het niet gaat, dat zat in onze logica. En daar JF specialist is in communicatie en hij opleidingen doet voor de commissie en ik sociaal verpleegkundige ben hebben we voldoende gemeenschappelijke bagage om … maar we hebben iemand nodig die de vicieuze cirkels kan doorbreken.”
Een rechter verklaart vooral bemiddeling aan te bevelen bij een publiek dat cultureel minder bedeeld is: J1: “En ik suggereer het ook ten zeerste aan ouders zonder advocaat of zonder geld. Er zijn veel arme mensen. Dat is daarom niet intellectueel, dat is cultureel. Ze kennen zelfs deze diensten niet. Dus of ze komen zonder of ze komen met een advocaat. Maar ze weten niet dat er buurtdiensten bestaan, centra voor planning, allemaal plaatsen waar ze een conflict kunnen beheersen zonder dat het veel geld moet kosten. Maar die mensen zeggen niet meteen “ja” omdat ze niet alles begrepen hebben. Ik stel het dan voor in mijn vonnis en ze gaan dan echt. Ze bedoelen het goed maar ze zijn niet goed geïnformeerd.”
Een professional en een gebruiker stellen samen vast dat bemiddeling niet gepast is voor de bescheiden sociale klassen noch de bevoorrechte posities, alsof bemiddeling moeilijk een niche kan vinden in de middenzone van de sociale hiërarchie: P1 : “Ik denk dat er inderdaad op de sociale ladder, ik denk dat zij die onderaan staan en die inderdaad, alles wat over verbaliseren gaat, ze zijn, wel, het is gedaan, ik hou niet meer van je, het is met getrokken messen. En wanneer het geen mes is, een echt mes. En daarna heb je de top. De referenties, we gaan naar die advocaat, naar die notaris. Maar naar een bemiddelaar gaan in een sociale structuur, dat is toch … - Dat is niet elegant? - Dat is toch beneden alle peil, zou ik zeggen. - Heb je de indruk dat het niet relevant is bovenaan en onderaan de ladder? - Ik denk niet dat men er een beroep op zal doen. Het zijn meer mensen die in staat zijn iets uit te drukken, die zich economisch toch iets kunnen veroorloven, die bijzonder welstellend zijn. NUM1: “Ik heb de indruk, ik ga het hier samenvatten, dat wie niet ingaat op het aanbod van de bemiddeling, maar je moet wel in het palet blijven, wij, we maken deel uit van het milieu met cultureel kapitaal en minder economisch kapitaal. En dus hebben we de neiging om zelf onze conflicten, onze geschillen te regelen of
69
persoonlijk stappen te ondernemen bij een psycholoog. Wanneer je in een milieu zit met een groot economisch kapitaal, vermogensproblemen en dergelijke, kunnen de economische kwesties alle ruimte innemen. En overigens, in minder gegoede milieus is dit type empathische proces geen onderdeel van de cultuur.” B4/5 : “Toen dat we in het begin over de opzet van de organisatie het economisch model uit mekaar aan het zetten waren hebben we ook die vraag gesteld van: “Ja, wie zou daar nu kunnen in geïnteresseerd zijn?”. En ons gevoel – maar op niets gebaseerd dan anders dan een gevoel – was dat er toch wel mensen zouden moeten zijn met een hogere opleiding die konden analyseren dat een dergelijke aanpak meerwaarde kan bieden. En we zijn daar helemaal naast. Dat is helemaal niet zo. Want wat blijkt? En als je dat dan in termen zegt van de statistieken die rond sociologie soms gemaakt worden. Allez, als we er een sticker moeten opkleven, dan zeg ik van: “Modaal en modaal plus één.”. Dus het is niet zo dat wij cliënten hebben uit de categorie zeer hoge inkomens, zeer veel bezittingen, want die hebben andere kanalen. Die gaan… Ja, die hebben andere kanalen, hebben wellicht ook andere soort begeleiding nodig die veel verder gaat in het kader van de vereffeningverdeling die complexer in mekaar zit. En we hebben evenmin mensen die eigenlijk niet de financiële middelen hebben om onze diensten te kunnen vergoeden. Want het is ook… Allez, het is niet dat het… Wij doen geen pro deowerk en wij doen ook geen CAW-type bemiddeling. Er is een aanbod voor iedereen maar wij specificeren echt wel, wij focussen op – zonder dat te willen, het is gewoon dat het zo komt – op mensen zoals u en ik.(...)Wij hebben nog nooit “neen” gezegd tegen een aanvraag. Dus laat daar geen misverstand over zijn. maar in de praktijk, nu na drie jaar bezig te zijn, blijkt dat het het gemiddelde gezin is die beroep doet op ons.”
2.5. Kenmerken en moeilijkheden van het beroep Bemiddeling vergt tijd. Dit kenmerk wordt door meerdere professionals uit de bemiddeling aangehaald. Het wordt ook vermeld door andere professionals die toegeven dat ze niet de nodige tijd kunnen nemen voor de bemiddeling: A1: “En dus wat ik interessant vond, was het feit dat de partijen over een zekere tijd beschikken om tot een akkoord te komen, vaak stellen we immers vast in zeer conflictuele dossiers dat de tijd het mogelijk maakt om de zaken tot rust te laten komen en een oplossing te vinden. Dus ik vind de notie van tijd wel belangrijk in de bemiddeling.” M2: “Je moet een stukje meegaan met de mensen die bereid zijn dat met u te doen. Dat is de moeilijkheid van de bemiddeling. Je moet hen een plaats, tijd bieden om uiteindelijk het probleem met de mensen te kunnen bekijken. Ik vind het echt belangrijk om te zeggen, net zoals we aan de kinderen zeggen, een probleem dat goed is uitgelegd, is al half opgelost. Het is echt belangrijk dat we de mensen helpen om het probleem duidelijk te stellen. Daarna helpen we hen om alle mogelijke opties te bekijken. We brainstormen met hen. Het voordeel dat ik zie in bemiddeling, het is wanneer men een afspraak maakt, tussen de afspraken in moeten de mensen nadenken en zich voorbereiden. Sommige kunnen dat alleen. Maar het feit, a ja, het is waar, in 15 dagen zien we elkaar, ze heeft ons gevraagd dit of dat te doen. Daar is een tijd voor.” M4: “En de tijd in bemiddeling is belangrijk. Als het zes maanden moet duren, dan duurt het zes maanden;” N1: “Ik heb daar niet voor gekozen, gewoon niet uit gebrek aan interesse voor bemiddeling maar omdat ik al zoveel werk had en zoveel verplichtingen dat ik het niet ten gronde had kunnen doen, ik vind het een manier om problemen aan te pakken die tijd vergt. En die tijd had ik niet.”
De tijd die nodig is voor de bemiddeling wordt soms gezien als een moeilijkheid, een beperking: M6: “- Kunt u de zwakke punten van het bemiddelingsproces aanhalen? - De traagheid soms. De tijd die het vergt. De mensen hebben het dan zo moeilijk, ze zouden willen dat het een beetje vooruitgaat. Bemiddeling begint met het opmaken van de balans tussen ouders of partners. Ze hebben daar geen zin in, toch niet op dat moment. Ze willen een snel antwoord. Men zou ook soepeler moeten zijn …”
Verschillende personen getuigen over het emotioneel zware karakter van de bemiddeling: P3: “Ik doe het niet veel, het is moeilijk om bemiddelaar te zijn! Psychologisch gesproken vergt het veel energie … je incasseert veel, ik denk dat het normaal is, dus ik zit er ook niet al te veel achter.”
70
M7: “Bij sommige mensen is er veel leed omdat bemiddeling erg vermoeiend is. Het legt de emoties van de mensen toch bloot. Het is hard. Bemiddeling is echt hard. En dus men bereikt vaak de grens van het draagbare. Dat is te veel, dat is ondraaglijk.” M7: “En de stagiair, die dit jaar stage bemiddeling doet, het is een bemiddeling die twee jaar heeft geduurd, hij is hier gedurende bijna een jaar geweest, hij was uitgeput en zei, “hoe is het toch mogelijk, het is vreselijk.” Hij huilde bijna iedere keer. Emotioneel was het erg hard.” UM3: “Maar er waren schokken, leed, momenten waarop het moeilijk was.” PS1 : “Allez, zelfs als dat financieel haalbaar is kan ik mij geen week voorstellen waarin ik veertig uur per week bemiddeling geef. Dat is gewoon… Je zit… Dat is een heel intensief proces. Dus als ik hier één avond bemiddeling geven heb, dan heb ik echt niet de behoefte om de dag erna terug een bemiddeling ’s avonds te geven. Want dan ben ik eigenlijk wel moe. Want je bent daar heel intensief mee bezig.(...) Mee te denken en mee te voelen. Ja, het ondersteunen en ondertussen toch ook een beetje te prikkelen soms voor ze toch een beetje uit hun tent te lokken. Soms is dat ook nodig. Neen, dat is zeer intensief dus ik denk niet dat er iemand wil daarvan veertig uren werken en van leven. Ik denk dat er iedereen wel iets naast doet.” B2 : “ In feite moet je als bemiddelaar heel veel zelfzorg hebben, vind ik. Zo echt zorgen dat je af en toe echt wel ontspanning hebt want anders ga je eraan kapot. Echt waar. Ik vind zo ook: acht uur aan een stuk bemiddelen dat zou ik dus niet kunnen. Ik werk zo één bemiddeling in de voormiddag, één in de namiddag en één ’s avonds. En soms valt daar iets van tussen als ik bijvoorbeeld documenten voor de rechtbank en zo moet maken. Maar zo bijvoorbeeld acht uur aan een CAW zitten en acht uur aan een stuk bemiddelen: ik kan dat niet. Ik moet ook altijd afkicken na een bemiddeling. Zo even die mensen kwijt geraken en dan, als er volgende komen, even dat dossier kunnen lezen. Zien van: “Oké, daar ging dat over”, dat je ook met die mensen terug kunt… Ik zou dat anders gewoon niet kunnen. Ik zou dat niet kunnen.” B3 : “Het is heel hard soms. Het is heel hard. (...) dus daar is dat in een crisis gebeurd in aanwezigheid van de kinderen. Ja, jonge kinderen ook met huilen en slaande deuren. De kinderen zaten nog in bad. Allez, het moet iets verschrikkelijk geweest zijn. dus een kletterende ruzie. (...) En zo heb ik er een aantal waar de scheidingsmelding echt heel fout is gedaan.”
2.6. Neutraliteit en onpartijdigheid Het ideaal van de neutrale bemiddelaar roept veel commentaar op bij onze gesprekspartners,vooral bij de bemiddelaars zelf. Zij herbepalen neutraliteit vaak in termen van “meerpartijdigheid”. Het is een belangrijke dimensie van het beroep, vaak gezien als de kern van de professionele identiteit. Toch formuleren de gebruikers verwachtingen die wat verschillen van het aanbod zoals het door de bemiddelaars wordt voorgesteld: Meerdere vinden dat de bemiddelaars wel onpartijdig zijn, maar ook in staat om een standpunt in te nemen bij flagrante onrechtvaardigheid. In de praktijk geven de professionals uit de bemiddeling zeer uiteenlopende vertalingen van deze meerpartijdigheid. Sommige houden zich strikt aan een non-interventionistisch standpunt, ook om op technische vragen te antwoorden, andere nemen vrijheiden met de principes wanneer ze vinden dat de situatie dat vereist. Laten we eerst kijken hoe neutraliteit of liever meerpartijdigheid wordt omschreven: M3: “Wat het debat over de neutraliteit betreft, ik zal meteen van woorden veranderen want neutraal is de courante term die men kan begrijpen maar men praat er niet meer over, men geeft ons lessen in meerpartijdigheid. De bemiddelaar moet dus de twee partijen kunnen begrijpen en moet zich in hun plaats kunnen stellen. Hij moet dus kunnen begrijpen wat de twee partijen voelen. Dat is anders dan de koude, koele neutraliteit die de partijen wat in de kou laat staan. Dat is de ontwikkeling van de kunst van de empathie. Empathie zonder daarom partij te kiezen voor een van beiden. Voor de bemiddelaar maakt dat deel uit van het aanleren van het vak. Ook aandacht kunnen besteden aan de resonantie. en weten hoe deze een invloed kan hebben op de bemiddeling maar ook op zichzelf, zijn gedrag en dus ook tijdens de bemiddeling. Ten opzichte van deze vragen van ongelijkheid die zich kunnen voordoen bij koppels is het hier een vraag die de psychologen en de sociologen sterk aan het nadenken zet.” M4: “We zeggen niet dat we neutraal zijn. We zijn niet neutraal. We zijn tegen het idee van neutraliteit. We zijn meerpartijdig. Dat leggen we ook uit. Wat we hen uitleggen en hen ook zeggen, dat is zo. Systematisch.
71
Vanaf het moment dat ze over hun belevingen willen praten, daarom niet speciaal over feitelijke verhalen. Feitelijke verhalen, goed. Maar in elk geval is hun beleving, die is waar. Daar hoef je dus geen standpunt over in te nemen. En je kan je zeer goed in de situatie van een adolescent inbeelden en zijn standpunt begrijpen. Daarna kan je je in de plaats van de moeder stellen en haar standpunt begrijpen. En daarna is het niet zozeer de bedoeling te zijn om neutraal te zijn, ik geloof dat neutraal zijn niet nuttig is bij de mensen.” M7: “Wel, als ik verschillende mensen voor mij heb en ik elk van hen erken. Ik zal dus zeker geen partij kiezen. Dat is duidelijk. Enfin. Er zijn voor strategieën en middelen daarvoor.” B3 : “Ja, meerzijdige partijdigheid, dat je zeker de belangen van iedereen blijft bewaken… Is belangrijk. Een stukje leiding geven, maar ook kunnen lossen, dus dat zit zo wat tussenin. Je moet een evenwicht vinden tussen leiding en lossen. Je moet, vind ik ook, zelf goed zicht hebben op wat kan en wat niet kan. (...) Je hebt een informatieplicht maar je hebt geen adviserende functie en dat is een heel belangrijk evenwicht wat zeker een psycholoog gaat anders invullen dan…(...) Dus je bent niet neutraal. Daar ben ik mij heel van bewust, dat je niet neutraal bent. Wat niet wegneemt dat als je professioneel bezig bent met mensen dat je toch voor een stuk daar bewust van kunt zijn want, (...) Dus de verhalen doen iets met u. Ik probeer daar open in te zijn als dat bij mij niet goed overkomt, dat ik dat kan bespreekbaar maken. Ik probeer daar zelf een oplossing aan te geven door meer met diegene met wie dat ik geen voeling heb toch te blijven bevragen en met ieder keer terug te zeggen: “Ja, die mens heeft ook recht om zijn verhalen of zijn standpunten in te nemen.”. (...) Maar ik kan niet ontkennen dat, ja, dat je daar soms wel oordelend zit in je hoofd en als je dat dan niet bewust van bent, dan ga je onbewust… Dan loopt dat verkeerd want je geeft signalen. Door de manier waarop je verder in het verhaal komt, ga je signalen aan de één of andere geven van: “Dat is niet oké, wat jij hier zegt.”, en die voelt dat.”
Hoe oefenen de bemiddelaars concreet deze meervoudige empathie uit? Welke strategieën hanteren ze om daartoe te komen, welke middelen zetten ze in? Hun antwoorden zijn vaak gecentreerd rond het belang van ontmoetingen, besprekingen, supervisies met collega’s en/of opleiders. De meerzijdige partijdigheid wordt meestal omschreven als een werk op zich met daarnaast de blik van de collega’s en/of supervisors: M1: “Volgens mij ligt mijn aanpak dicht bij die van de psychologen. Dat wil zeggen werken aan zich, onder toezicht staan, en zo, praten over wat er gebeurt in contact met de mensen, met de anderen. Misschien ook geconfronteerd worden met moeilijke gevallen. Er zijn gevallen waarvoor je volledig geblokkeerd bent. Maar je bent niet 10 keer voor dezelfde gevallen geblokkeerd. Je leert dat wanneer je sterk geblokkeerd was, je erover kon praten. We leren …” M6: “Ik heb zelf psychotherapie gedaan en ik heb enorm aan mezelf gewerkt om niet te projecteren, om de uitspraken van de mensen niet te beïnvloeden. Ik doe een keer per maand een supervisie met een gezinsbemiddelaarster en ik zie ook een psychoanalyst met wie ik werk rond neutraliteit. Dat is een onderwerp waarin ik sterk geïnteresseerd ben, “neutraliteit”. Ik wil verder ook mijn thesis daarover schrijven. Ik geloof er half in, ik werk er veel aan maar anderzijds ben je nooit helemaal neutraal; hoewel mijn opleiding daar sterk op gericht was. Men kan “blanco” worden maar dat is erg moeilijk.” M5: “Ik zou zeggen dat je niet neutraal bent, je bent nooit neutraal want als je eerder die ene vraag stelt dan de andere, men stelt een vraag die misschien strookt met persoonlijke beleving. Maar we neigen naar de neutraliteit. Het is kwestie van objectief te blijven en geen partij te kiezen. En onze aanpak is dynamisch in de bemiddeling, om dat te respecteren. Weten dat men niet neutraal is op zich maar wel dat men daarnaar kan streven, dat wil ook zeggen dat je aan jezelf moet werken en toezicht moet houden zodat onze beleving geen impact of gevolgen zou hebben ten opzichte van de beleving van de personen. Of omgekeerd. Dat de beleving van de mensen geen bijzondere impact zou hebben op onze beleving. Maar dus, ik zou zeggen, we zijn meerzijdig partijdig zonder partij te kiezen voor iemand. We zijn niet zoals de magistraten, zij beslechten een conflict. Of zoals de scheidsrechter zelf, we zitten in een methode waar iedereen zijn behoeften en belangen kan uiten en de mogelijkheid krijgt om zich uit te drukken.” PS2 : “Dat zijn dan situaties die ik op intervisie moet brengen. En naargelang wat er dan in een uitgebreide bespreking van al die dingen… Ja, wordt dat soms helderder en wordt het ook helderder wat ik er moet mee doen.”
Voor deze advocate die bemiddeling uitoefent met een kinderpsychiater zorgt de formule van de co-bemiddeling voor afstand, kritisch werk aan neutraliteit: A1: “Daarom is het zo interessant dat we met twee zijn. Dat is vaak wat we gekruist bondgenootschap noemen, misschien zal P. meer de neiging hebben om de persoon te ondersteunen die als de zieke werd aangeduid binnen het koppel. Zelfs indien de ander misschien even ziek is. Ik heb daarom niet de neiging partij te trekken voor de andere persoon, maar doordat we met twee zijn … - Kan je evenwicht bieden.
72
- Ik zeg niet dat we daar elke keer in slagen want het is niet altijd gemakkelijk om, de mensen hebben altijd de indruk dat je partij kiest voor de een of de ander, dat is duidelijk. Maar het feit dat we met twee zijn, en verschillende standpunten innemen n onze interventies, ook het feit dat de mensen eventueel de indruk hebben dat we partij kiezen. Gewoon formuleren wat er gebeurt, dat zorgt ervoor dat we de mensen kunnen geruststellen dat we er voor de twee zijn en niet voor de een of voor de ander;”
Wat de principes betreft zijn de bemiddelaars het er grotendeels over eens dat de meerzijdige partijdigheid de voorkeur verdient en een centrale positie inneemt in het bemiddelingswerk. In de praktijk vertonen de bemiddelaars een grote diversiteit aan interpretaties. Deze rechter vindt bijvoorbeeld dat bepaalde bemiddelaars advies geven en dat wordt bijna gezien als een uitzondering, een overstap naar een minder interventionistisch professioneel model: J1: “Er zijn bemiddelaars die verder gaan in hun werk dan andere. Er zijn er vaak die bepaalde adviezen gaan geven. Ik heb begrepen dat zij in het algemeen de partijen zelf ertoe brengen om zelf hun oplossingen te vinden. Er zijn er die zelfs adviezen gaan geven.”
Voor deze bemiddelaarster is het, wanneer men geconfronteerd wordt met onrechtvaardigheid of een onevenwicht in de bemiddeling, geen kwestie van rechtstreeks tussenbeide te komen; de enige oplossing bestaat erin het individuele advies voor de twee partijen te externaliseren door aan te raden een advocaat te raadplegen: M5: "Daar (in de situatie van het echtpaar in de bemiddeling dat wordt aangehaald) is er iets dat niet duidelijk is, niet juist is. Niet in aanmerking te nemen in de situatie in elk geval. Dus ik, als bemiddelaar, in die situatie, het enige wat ik kan doen, dat is kunnen zeggen “ik denk dat het nu interessant is om een beetje een stand van zaken op te maken. Iedereen individueel bij zijn advocaat. Adviezen inwinnen, kijken welke de rechten en plichten zijn. Daarna zien we elkaar terug in de bemiddeling om te zien wat we kunnen doen”. Dus, er was iets dat in de orde van rechtvaardigheid of onrechtvaardigheid viel. - Een beetje onvermijdelijk misschien. - In elk geval moest de situatie worden losgetrokken. En de vraag die je je op dat moment moet stellen, “hoe kan ik dat vaststellen, kan ik in mijn situatie van externe bemiddelaar blijven en de mensen in staat stellen hun denkproces uit te diepen zonder betrokken te worden en partij te moeten kiezen? Zonder te moeten zeggen, maar meneer, word toch wakker, het is omdat u partij bent dat u alles moet betalen, enz.” Dus dat kon ik niet zeggen. Het enige alternatief dat mogelijk was, was om deze kans te bieden. Iedereen gaat inlichtingen inwinnen bij zijn advocaat. De mogelijkheden die er zijn bij een notaris eventueel. Het huis, staat het op de naam van iemand, enz. of zelfs als het verkocht is, welke zijn de mogelijkheden, de rechten en plichten van elkeen. Op dat moment kunnen de ouders die terugkeren naar de bemiddeling zeggen, “goed, mijn advocaat heeft gezegd dat het niet is omdat ik partij was dat ik alles moest betalen, dat men toch limieten moet bepalen. De kwestie van het huis, dat is er wel maar we moeten de zaken duidelijk stellen.” En dus konden we verder gaan met de bemiddeling, maar dan in een duidelijke context.” NO2 : “Wel dat is eigenlijk mijn kritiek ook een beetje op het bemiddelen. Zoals dat we het hebben aangeleerd, dat je effectief… Mensen hebben soms toch wel nood aan het aanreiken van een oplossing. Het is altijd niet zo eenvoudig, je hebt niet de competentie om over bepaalde zaken te praten of je kent ook alle mogelijke oplossingen niet. Dus van daaruit is het zeker goed dat iemand vanuit zijn vak kan aan de mensen zeggen: “Dit zijn mogelijke oplossingen, laat het ons daar eens over hebben.”. En ik denk niet dat dat een keldering is van die bemiddelingsopdracht, als je dat doet. Je kan de mensen nooit dwingen maar als het goed omkaderd en goed besproken is, dan lukt dat wel.” B4 : “Dat vergt van een bemiddelaar ook wel, ja, continu reflectie en continu ook bijscholingen volgen, dat iemand u daar kan op wijzen, dat uw identiteit zo in mekaar zit. (...)Ik wou juist zeggen: dan ga ik direct ook naar de andere partij gaan en ga ik ook vooral aandacht gaan geven aan die persoon en ook vooral vragen wat… “Mevrouw, hoe denkt u daarover?”, of: “Wat zijn uw bekommernissen?”, of: “Wat is voor u belangrijk in deze situatie?”, want dat kan voor de ene persoon zijn, iets wat dat met het huis te maken heeft. Terwijl, bij iemand anders kan dat iets zijn dat met de kinderen te maken heeft. Maar ik ben eigenlijk de toezichter op dat moment, om te zien dat die dialoog in evenwicht is en dat er… Uiteindelijk, dat we verder kunnen met het gesprek. Als er al eens iets vast zit moet ik dan iets naar boven halen waardoor dat we kunnen verder praten of juist gaan zoeken waar dat het probleem juist ligt.”
Voor een van de ontmoete bemiddelaars moet het feit dat de gebruikers verwachten dat de bemiddelaars een standpunt innemen in de bemiddeling behandeld worden. Maar conform met het uitgedragen model gaat het er niet om dat de bemiddelaar tussenkomt maar wel dat hij de vragen doorstuurt “naar de gespecialiseerde mensen”: 73
M3: “Wanneer de debatten heviger worden, ongeacht de manier waarop men het kader heeft aangebracht, reageren de mensen een beetje spontaner. Ze kunnen de bemiddelaar ondervragen. Wat vindt u daarvan meneer, mevrouw, is het niet schandalig. Zodra de bemiddelaar op de een of andere manier rechter of scheidsrechter wordt, kan de bemiddeling volgens mij daar ernstig onder lijden. Als ik partij kies voor iemand en zeg, voila, dat is wat ik ervan denk, van soms persoonlijke kwesties, dan kan je het proces breken. Als ik partij kies voor een van de partijen, is het risico groot dat de ander dat niet goed vindt. Maar ja, u hebt ons aangegeven dat u neutraal en onpartijdig was en daar kiest u toch partij. Het is meer de neutraliteit die bedreigd wordt, de partijdigheid. En dus … maar je moet die vragen wel behandelen. Je mag ze niet ontwijken, het volstaat te zeggen, nee, ik ben geen rechter of scheidsrechter, nee, we moeten het anders aanpakken. Men moet zich vragen stellen. Wat gebeurt er? Wat zijn de uitspraken van iedereen? Waarom komen we tot die conclusies? En wanneer het over juridische kwesties gaat kan een van de partijen aan de bemiddelaar zeggen, “maar zeg ons dan toch wie gelijk heeft!” “Wie heeft gelijk in die kwestie? Wat betreft de voogdij, de alimentatie, de erfenis, ik wil dat het recht wordt toegepast.” En de bemiddelaar is er niet om de partijen te adviseren, hij is geen rechter. - En de wet zegt niet alles. - En de wet zegt niet alles. Je moet de partijen dan doorsturen naar gespecialiseerde personen. (…) Je moet de mensen ergens doorsturen, maar niet zo. Het doel is dat de mensen het proces volgen. Zelfs in de moeilijke fases van de bemiddeling moeten ze het blijven volgen. Anders zijn ze niet meer mee. En dan haken ze af en dreigt de bemiddeling te mislukken. Dus ten opzichte van de mensen die zich wat gekwetst voelen omdat men hen niet zegt dat ze gelijk hebben, dat ze ongelijk hebben, men moet samenwerken. Waarom is het belangrijk dat deze mensen een dergelijk antwoord krijgen van de bemiddelaar? (…) precies, de bemiddelaar, het is zijn werk om verder te gaan dan standpunten. Dan juist, fout, rechtvaardig of onrechtvaardig.”
Andere bemiddelaars verklaren dat ze in bepaalde omstandigheden directer optreden en partij kiezen of eerder een standpunt innemen, in het belang van de kinderen of in een streven naar gelijkheid, maar zoals deze advocate-bemiddelaarster al aangeeft, als men een standpunt inneemt, dan is het niet over de grond van de akkoorden maar wel met betrekking tot het kader van de bemiddeling: M4: “We gaan bij de zwakste persoon proberen te mobiliseren, te helpen om middelen te vinden om terug een evenwichtige positie te bereiken. Dat kan zijn, we hebben al eens iemand gehad die nood had aan de aanwezigheid van de maatschappelijk assistent van de politie. De andere persoon ging akkoord. Nee, we gaan niet de verdediging op ons nemen door te zeggen … Wat we doen, en dat doen we vaak, is dat we responsabiliseren ten opzichte van de rol van de ouder. We gaan een beschermend standpunt innemen ten opzichte van de kinderen. We zeggen de ouders regelmatig, “maar wat doet u voor uw kinderen, is dat wel goed?”. Daar kun je zeggen dat we partij kiezen. We kiezen partij voor het welzijn van het kind, dat is waar. Maar het is altijd strategisch;” A1: “Die dame was ernstig depressief, zelfmoordneigingen, ze had gezegd, ik teken … - zowat alles. - Wij hebben gezegd nee, dit aanvaarden we niet. We zijn niet zeker dat dit akkoord rechtvaardig is, we kunnen dat niet aanvaarden. We moeten nagaan of het terecht is. We hebben dat werk niet gedaan dus we weigeren om het goed te keuren. Als je echt niet, als je wil, doe het dan samen maar niet met ons. Men heeft gezegd, we willen wel blijven om erover te praten maar we kunnen geen dergelijk akkoord opstellen.(…) - verwachten zij soms niet dat de bemiddelaar zelf de knopen doorhakt? - Ja, zeker. En zelfs erna. Ze verwachten echt dat je een standpunt inneemt en zegt dat ze juist zijn en de andere fout. - En hoe … - We zeggen hen dat het onze taak niet is. En zelfs al zouden we zoiets zeggen, dat zou hen niet helpen vermits wij niet oordelen. Onze mening heeft dus niet veel belang. - Maar je zei toch, er zijn situaties waarin je partij moet kiezen. Geen partij kiezen maar een standpunt innemen en … - Een standpunt innemen wat betreft het kader. Nooit de inhoud. Dus wanneer we een standpunt innemen om een akkoord te weigeren is het omdat we vinden dat het kader van de onderhandelingen niet werd gerespecteerd.”
Enkele professionals geven toe dat er situaties zijn waarin men “stop” moet zeggen. Bijvoorbeeld: 74
P3: “Ik denk aan een situatie maar het was niet in een professioneel kader, ik had de indruk dat er een grote manipulator was. Hij vertrok met veel lawaai, hij maakte grote uitstappen … iemand anders heeft het me verteld. Het was niet in het kader van mijn werk. Maar ik vond dat niet aanvaardbaar in het kader van de bemiddeling. We moeten zeggen aan de mensen dat het geen kwestie is om er plots weer vandoor te gaan, om dit veld te gebruiken om een show op te voeren;” M6: “ja, we zijn allemaal anders als bemiddelaars maar ja, over die principes (zijn we het eens) … behalve sommige die in het onderwijs stonden en dat niet kwijt lijken te raken … maar dat kan soms nuttig zijn: “het is wel een beetje zus of zo wat u daar doet …” het strookt niet met de principes van de bemiddeling maar soms is het niet ten onrechte (lacht). Men zegt dat je neutraal moet zijn, maar je moet toch instaan voor het belang van het kind, we hebben noties van het recht … er zijn moment waarop je de mensen moet zeggen, “stop, je kan dat niet doen, dat is niet volgens de wet en u respecteert het belang van het kind niet.”
Enkele professionals vermelden grenssituaties waarin ze niet konden verhinderen te reageren. Maar, zoals een bemiddelaarster zegt, dat betekent niet dat het bemiddelingsproces heeft gefaald. Bijvoorbeeld: A2: “Ik ben altijd bang wanneer er fysiek geweld is, wanneer een van de twee het erover heeft, begin ik er altijd over en daar faalt mijn onpartijdigheid, ik wil dat het duidelijk is.” M7: “Er zijn soms grenzen, wanneer ik voel dat een persoon die incasseert, incasseert en het is te veel. En dat ze vernield gaat worden en gaat zeggen, “ik kom niet meer”. Ja, ik herken het lijden. Dat maakt het de ander soms mogelijk om zich te realiseren. Ook en als dat niet het geval is, dan weet ik niet hoe ik moet werken. Het is al voorgekomen dat ik opstond en wegging. En zei, “luister, nee, ik wil niet zo werken”. Daarom betekent het niet dat het allemaal mislukt is.” NO2 : “Meerzijdig partijdig? Ja, in feite, van ons wordt verwacht dat we onpartijdig zijn. nu, dat bestaat niet. Dat is dan mooi uitgevonden, denk ik, door de bemiddelaars, dat het dan meerzijdig partijdig is. Neen, ik denk effectief dat je meerzijdig partijdig moet en kan zijn maar je moet ook kunnen zeggen aan mensen dat ze verkeerd zijn, dat het niet juist is wat dat ze zeggen, als je dat kan. En de advocaten gaan daar dan op dat ogenblik… Vliegen daar binnen en zeggen dat je partijdig bent. Want wij zijn eigenlijk op dat moment rechtbank. En je ziet wat dat er gebeurt met rechters die de minste zweem van partijdigheid betonen, die gaan een bord spaghetti eten en die hebben de grootste vodden. Ja, dat geldt eigenlijk op dat ogenblik ook wat voor ons. Dus je kan dat zomaar niet zeggen, van: “Zeg, waar ben jij nu eigenlijk mee bezig?”. Dat kan je niet. Dus op dat ogenblik wordt er van jou die onpartijdigheid verwacht, wat ook normaal is, maar dat wil niet zeggen dat je intern daar geen probleem mee hebt.”
Wat later neemt deze afstand van de expliciete norm van de neutraliteit door adviezen te geven of zelf het woord te nemen en straffe uitspraken te doen. Een andere bemiddelaar neemt in bepaalde situaties zelfs een positie van autoriteit in. Bijvoorbeeld: M7: “Ik ben geen purist. Zelfs als Rogeriaans therapeut, normaal mag men geen adviezen geven aan de mensen. Maar ik vind dat de mensen toch niet compleet achterlijk zijn. Als ik hen uitleg waarom ik normaal geen adviezen geef, omdat er een risico op afhankelijkheid bestaat, omdat hen versterkt in het idee dat ze niet in staat zijn om zelf een oplossing te vinden, enzovoort, en dat het niet misschien niet de beste manier is. En wat superbelangrijk is voor hen, op een gegeven moment ga ik niet langer twijfelen om dat te doen, en ik zeg erbij, misschien ga ik me vergissen. Voilà. Wel, dat is een beetje dezelfde logica die ik in de bemiddeling volg. Ik moedig hen aan om te raadplegen maar zeg erbij, “als u wil, ik kan een psychologisch advies geven, maar u kunt gerust elders advies gaan vragen. De mening zal u misschien niet bevallen, maar meestal doe ik het niet. (…) Ik heb al straffe dingen gezegd. Een bemiddeling die goed uitgedraaid is, was erg moeilijk. Met een beperkte meneer, maar ernstig beperkt. Voorbeeld: Mevrouw komt haar kind ophalen. Maar zoals die keer dat hij het kind is komen ophalen bij mevrouw, ze had zelfs voorzien dat er files waren en ze is een kwartier te laat aangekomen. Wanneer mevrouw het kind stipt komt ophalen. Het kind ziet zijn mama door het raam en is blij. Het kind mag niet buitengaan tot het kwartier voorbij is vermits er een vertraging was van een kwartier. Akkoord? En dat is maar klein bier. Zo’n starre meneer, je weet niet hoe wreed hij kan zijn met zijn kind. Ik zeg het, dit is een voorbeeld. Op een dag heb ik die man gezegd, “luister, ik ben persoonlijk echt geraakt, moet u echt zo star zijn? U doet me denken aan een grote boot die vastloopt op een ijsberg en zelfs wanneer men zegt dat u achteruit moet varen, slaagt u er niet in op de juiste knop te drukken. U bent echt …” Voilà. En toen bekeek hij me met een glimlach, hij zei ja, ja. En ik zeg hem, “weet u, de ijsberg, dat is uw kind”. Die man viel uiteen. Dat is toch een gewelddadige tussenkomst vind ik. Het is een sterk beeld. En ik dacht, die kerel gaat me … en ik zei, “nu ik u dit heb gezegd, gaat u me haten”. En nee, helemaal niet. Waarom? Omdat het een erkenning is van zijn beleving. Empathie. En tezelfdertijd brengt het iets aan. En ik zou zeggen ,medelijden hebben zonder een religieuze connotatie met het drama dat zich aan het afspelen is”. M1: “Er zijn echt mensen die een gezagsfiguur nodig hebben. De bemiddelaar kan daarvoor instaan. Kan dat doen. Ik zou op het gezag kunnen inspelen wanneer ik hier als advocaat ben. En ik kan daar op inspelen.
75
Ook al druist het compleet in tegen wat men me geleerd heeft. Maar ik geloof dat het een belangrijk hulpmiddel is dat interessant moet zijn. In de bemiddeling zeggen, luister, de wet is niet zo. Op dat moment breng ik in het onderhandelde kader iets van gezag binnen en dat kan bij sommige mensen helpen. Mar bemiddeling is toch, het is een kader dat niet zo werkt.”
Bij de gebruikers, zo zagen we hoger (1.3.3) verwachten meerderen van de bemiddelaars dat ze een standpunt innemen ten opzichte van onrechtvaardige situaties of problemen vanuit educatief standpunt. Dat is onder meer zo voor die dame (UM1) die de afkeurende interventie van een bemiddelaarster ten opzichte van haar man valoriseert, die aan haar dochters zijn buitenechtelijke relatie met een collega had toevertrouwd. Zij stigmatiseert de discretie van een andere bemiddelaar om te herinneren aan de norm, over een kwestie van vermogen. Dat is ook het geval van een andere dame (nUM3) die bemiddeling weigert wanneer dit wordt voorgesteld als het goedkeuren van akkoorden tussen partners, zonder garantie dat er gewaakt wordt over de machtsverhoudingen. Dat is ook de spijt die geformuleerd wordt door deze twee mannen (NUM2 en UM11) over een te neutrale bemiddelaar om te reageren om de kwade trouw (volgens perceptie) van een van de protagonisten. 2.7. Economische toegankelijkheid van de bemiddeling De economische toegankelijkheid van de bemiddeling verdient denkwerk. De praktijken zijn uiterst variabel. Van volkomen gratis (bijvoorbeeld M4) tot betalende diensten die wel honderd euro per sessie kunnen bereiken. Voor verschillende van onze gesprekspartners, zowel gebruikers als professionals, is de kost van de bemiddeling een ernstig obstakel voor veel gezinnen. Bijvoorbeeld: M4: “(in een uitleg over de lange wachtlijst op zijn bemiddelingsdienst), je mag je niet laten oplichten, dat is gratis, dat is duidelijk. - U hebt de indruk dat als de mensen moesten betalen, zelfs 20 euro … - Ah nee, zelfs 10. En het probleem is dat ongeacht het type dossier, afgezien van echtscheidingen en breuken, men alle problemen van de nieuwe samengestelde gezinnen heeft waar het niet zo vlot draait. Er is geweld tussen de partners of binnen het gezin. Er zijn ook veel dossier van jongvolwassenen. 17-25 jaar dus. Waar SAJ ze niet meer kan plaatsen. Ze worden niet meer geplaatst aan 18 jaar. Op 18 jaar helpt men niet veel. Deze gezinnen zijn dus echt machteloos ten opzichte van adolescenten die beginnen … soms zijn het drugs, soms is het de misdaad. En je kan niets doen, behalve je kind op straat zetten. Het is echt waar, er zijn enorm veel zo’n dossiers. Dus je hebt dat panel. Het is duidelijk dat qua populatie je vanalles hebt. Het gaat echt van mensen van bij het OCMW die in schuldbemiddeling zitten, dat is duidelijk dat zij daar de middelen niet voor hebben.” J3: “heel weinig mensen volgen mijn advies, dat verbaast me sterk. (…) Er is de kostprijs die veel mensen afschrikt, er zijn advocaten die me zeggen, “ja maar het kost zoveel per uur”, 70 € geloof ik. Ze kunnen wel aanspraak maken op rechtsbijstand maar ze moeten daarvoor wel voldoen aan de voorwaarden.” UM3: "(over een eerste mislukte bemiddeling) Bovendien kostte het veel geld want het was een grote advocaat. En het was erg duur.” UM4: “En de bemiddelingskant boezemt geen angst in, het heeft een positief kantje. Voor de advocaat is het plots minder leuk. En advocaat betekent ook ongetwijfeld een betalende dienst. Bemiddeling was gratis. Dat maakt veel. Als men de middelen had gehad, men zou veel geld geven, want op zo’n moment heeft geld geen waarde, zou ik zeggen. Maar goed, er zijn koppels die geen middelen hebben en die gratis diensten nodig hebben.”
Voor anderen is de prijs van bemiddeling redelijk in vergelijking met de kost van andere professionals en dan vooral de advocaten. Bijvoorbeeld: P3: “Zodra men een bemiddelaar een eerlijke prijs betaalt, heeft men er alles bij te winnen ten opzichte van wat een advocaat kan vragen. (…) Wat voor mij belangrijk is, is dat de openbare dienst bemiddelingen kan aanbieden met een kostprijs die in verhouding is met de openbare dienst, wanneer ik de mensen hier zie, ze betalen hetzelfde als een groepstherapie.”
76
M6: “Het is zoals met rechter Z., zei vertelde me: “Wat goed is hier, is dat het eerste gesprek gratis is.” dus het is echt sterk gericht op “gratis dienst” … Het is toch een beroep dat veel energie vraagt en daarna moeten er nog akkoorden geschreven worden en opzoekwerk gedaan. Men kan niet alles gratis doen. Het gebeurt vaak dat de mensen erg geïnteresseerd zijn in bemiddeling en wanneer ik de folder opstuur en ze zien dat ze moeten betalen, dan komen ze niet. - Het kost 40 €, verdeeld onder de twee? -Ja. - Dus in vergelijking met de kost van een advocaat … - Is dat helemaal niets ..”. AD1 : « Dat wou ik ook nog zeggen. Dat is ook één van de redenen waarom de mensen nogal eens gemakkelijk naar de bemiddelaar willen stappen omdat het meestal goedkoper is ook natuurlijk. Die mensen die zijn betaald. Die werken voor één of andere instelling die… Er zijn subsidies en zo verder dus… “ AD2 : “(...) ik denk dat je dat bijna aan mensen kan garanderen: dat het goedkoper gaat zijn dan twee advocaten nemen. Nu, natuurlijk, het is altijd duurder dan het zelf oplossen. (...) Soms, mensen die bijna helemaal rond zijn. Zo heb ik één keer mensen gehad, van: “Ja, kan jij dat nu op papier zetten?”. Maar daar was een huis dus ik zei: “Ja, maar ja, als je over alles het eens bent - je gaat hoe dan ook bij de notaris moeten passeren – lijkt mij een overbodige stap dat je langs de bemiddelaar passeert.”. En dan was dat: “Ah ja, zo hebben we nog niet gedacht.”. Dus ja. Maar eens mensen zeggen: “We hebben sowieso iemand nodig en dat kan niet bij de notaris, of dat moet niet bij de notaris omdat er geen huis is.”, denk ik dat het altijd goedkoper gaat zijn dat ze komen bemiddelen.” B2 : “Daar kan ik dus echt niet tegen: gerechtelijke doorverwijzingen. Dat men dan soms klaagt over het geld terwijl dat nog goddomme alle twee een advocaat heeft die pakken meer kost. En daar wordt dan geen opmerking over gemaakt en dan die bemiddeling die hier moet bijkomen. Allez, dat is dan veertig euro per uur te veel en dat raakt mij soms. En dat zijn dan mensen die geen pro deo advocaat ook niet hebben. Ik bedoel, dat kost toch wel een pak meer.” NO2 : « Er scheiden veel mensen, effectief, maar de mensen hebben bij ons meestal wel, denk ik, nog altijd wel een serieuze drempelvrees.(...) Omdat ze denken dat dat te duur is. (...) Ik weet niet dat dat duur is. Als er bij ons iemand een echtscheidingsregeling vraagt – en laat ons nu zeggen dat daar niet veel bijzonders te verdelen valt, dat dat een relatief eenvoudige regeling – moet je reken houden dat dat een negenhonderd à duizend euro kost. Ja, is dat veel of is dat niet veel? Ik kan dat niet vergelijken. Als je het zelf doet kost het je, bij wijze van spreken, tweeënvijftig euro om uw dossier op de rechtbank neer te leggen. Dat is natuurlijk minder, maar ja. Dus dat zal wel drempelvrees zijn. Bij een advocaat zal dat, denk ik, ongeveer eenzelfde tarifering zijn als bij ons. Denk ik. Maar als jij misschien naar bepaald… Een regeling kan je zelf maken ook. Ik weet niet wie dat er in het veld nog werkzaam is, om zo’n regelingen te maken aan een goedkoop tarief. Ik stel alleen maar vast dat het aantal echtscheiding door onderlinge toestemming gewoon dalende is. “ GB1 : “Wel, achteraf denk ik van, bon, uiteindelijk, wat dat zijn aandeel maar geweest is in onze overeenkomst was dat effectief een dure zaak. Maar ik weet wel dat wij daar op dat moment niet toe in staat waren, om zelf die zakelijkheid te bekomen. Hij heeft ons echt wel geholpen. Natuurlijk, moesten wij bijvoorbeeld alle twee een gezamenlijke vriend gehad hebben die ook Rechten had gestudeerd of een beetje weet had van hoe dat zo iets in mekaar moest zitten en waar dat we alle twee vertrouwen in hadden, had dat ook gekund. Je moet daarvoor geen professionele hulpverlener hebben. Maar bemiddeling was toen bijlange nog niet zo gekend en dat was voor ons een goeie zaak.”
Voor een bemiddelaarster is haar statuut van loontrekkende bij een centrum voor familieplanning en dus haar onbetrokkenheid met de gebruikers een belangrijke professionele troef die bijdraagt tot de neutraliteit en vrijheid van de bemiddelaar: M2: “Maar wordt u niet rechtstreeks vergoed, specifiek door de cliënt? Het is in het kader van uw … - Wat de cliënt betaalt, gaat naar de kas van de planning. Dat geeft me een zekere vrijheid. Het is al gebeurd dat ik de mensen zei, doe wat u wil. Ik zeg, in elk geval, ik heb geen zin om te gaan overconsumeren omdat het toch op een en ander gebaseerd is. - Dus, u bent niet afhankelijk van …? - Ik vind dat positief. Ik vind dat erg positief. Ik heb echt geluk ook. Want het draagt veel bij tot mijn neutraliteit. Natuurlijk heb ik liever dat de mensen verder gaan, maar dat staat in verhouding met zelfliefde en alles. Maar het geeft me ook vrijheid.”
Verschillende bemiddelaars geven aan dat pro deo bemiddelingen op voorstel van de rechter problemen opleveren: 77
B1 : “Ik heb dus drie pro deo’s al aanvaard: twee van het Hof van Beroep van Gent, één van Kortrijk. En ik heb daar geen goede ervaringen mee. Financieel is dat geregeld geworden, ik ben betaald geworden. Maar wat heb ik vastgesteld? Dat de pro deo ouder, zal ik zeggen, eigenlijk niet tot een verzoenende oplossing wou komen en die letterlijk zei: “Het moet dat zijn en ik moet dat hebben anders procedeer ik verder.”, en die letterlijk zei: “Want het kost mij toch niets, het is toch pro deo.”. Wel, dat heeft mij ontzettend gefrustreerd.”
3. Bemiddelaars en andere betrokkenen bij de families De bemiddeling vindt plaats in een complexe configuratie waarin andere professionals ook hun activiteiten ontplooien, onder meer de advocaten, de rechters, de psychotherapeuten en de notarissen. Hoe vullen de interventies van al deze professionals elkaar aan? Waar treden ze met elkaar in concurrentie? Alvorens de relaties tussen de bemiddelaars en elke categorie andere professionals die betrokken zijn bij families te bestuderen, zullen we wat meer informatie geven over de houding van de verschillende beroepen ten opzichte van de bemiddeling. 3.1. Perceptie van bemiddeling Hoe zien de verschillende professionals die geen bemiddelaars zijn deze praktijk? Reageren de verschillende beroepen op een specifieke manier op het aanbod van de bemiddeling? Enkele bemiddelaars vertellen over de terughoudendheid van bepaalde advocaten. Omwille van de economische concurrentie, gedeeltelijk maar niet uitsluitend. Bovendien zien we vaak dat de advocaten aan hun cliënten aanraden om beroep te doen op een bemiddelaar-advocaat. Bijvoorbeeld: M1: “Er is een aantal advocaten die dat niet graag hebben, zogezegd omwille van economische redenen. Dat wil zeggen dat wanneer men advocaat is, men een cliënt heeft en naar bemiddeling stuurt, daarom verlies je die cliënt nog niet. Het is duidelijk dat men minder gaat verdienen vermits er geen proces is. Persoonlijk speelt dat wel maar ik geloof niet dat het alleen maar dat is. Er kan ook iets cultureels mee verbonden zijn. Uiteindelijk gelooft men er niet in. Er zijn nog advocaten die zeggen, bemiddeling, ik geloof er niet in.” J3: “Oh ja, voor mij zijn de advocaten terughoudend en het probleem komt gedeeltelijk daaruit voort. Ik ben zelfs niet zeker of ze hun cliënten informeren over bemiddeling want wanneer ik de vraag stel nadat de advocaten gepleit hebben, “zou u geen beroep doen op een bemiddelaar?”, weten ze vaak niet al te goed waar het over gaat, nochtans kregen ze de informatie op de griffie of anders hebben ze het niet gelezen of heeft de advocaat het niet goed uitgelegd; indien u een advocaat hebt die niet gevoelig is voor bemiddeling, ik ben niet zeker of alle advocaten over bemiddeling praten, dat ben ik zeker.” A2: “Er zijn ook advocaten die beweren dat bemiddeling geen zin heeft en dat ze dat zelf wel kunnen. Er zijn kantoren in het Naamse arrondissement die dat echt doen, die ingaan tegen de aanbevelingen die ze van ons ontvangen, namelijk om bemiddeling te promoten en voor te stellen.” M2: “Wanneer u zegt, de advocaten sturen niet door? - Ik geloof dat ze het liever doorgeven aan hun confraters die … - Ze sturen niet door naar centra maar liever naar confraters die bemiddelaars zijn? - Ik denk het wel.” AD2 : “Ja, als mensen… Als ik openingen zie bij mensen, zo van: “Die kunnen gaan bemiddelen.”, zal ik ze altijd eerst sturen en zal ik eigenlijk eerder vrijblijvend zeggen van: “Van zodra je voelt dat je feedback nodig hebt, kan je mij contacteren.” Maar ik heb dat wel nog nooit gehad, zo’n situatie.” B1 : “Je hebt twee soorten advocaten: je hebt de dezen die dat echt als concurrentie beschouwen en het vertikken om mee te stappen in bemiddeling en mensen, hun cliënten, de bemiddeling voor te stellen. En je hebt er die zeer bemiddelingsminded zijn. (...) Advocaten beginnen meer en meer… Jawel. Als ze zo voelen
78
dat er… Dat hun cliënten zo niet meer redelijk zijn en dat het niet goed voor de kinderen durven ze al wel eens doorverwijzen.”
Voor verschillende van onze gesprekspartners verschilt de houding ten opzichte van bemiddeling met de generaties, de jongste staan daarbij meer open voor bemiddeling. Een bemiddelaar stelt het vast bij de rechters, een advocate bij haar collega’s: M1: “- Zijn er beroepscategorieën die meer terughoudend zijn ten opzichte van bemiddeling?
Steeds minder. Ik zou zeggen da de rechters, ik weet niet hoe het gaat in de provincie, in Brussel, de generatie van de jeugdrechters, dat zijn eg jonge mensen en zij zijn niet terughoudend.” A2: “ER is van alles, ik zou zeggen de jongste meestal maar alles hangt af van het kantoor waarin ze zijn opgeleid, die zijn meestal meer open ten opzichte van bemiddeling dan de oudere. Het verandert ook bij de oudere maar de bemiddelingszaken die mij doorgestuurd worden, zijn meestal afkomstig van jongere confraters, meer dan van oudere, of die van mijn generatie, die (???) de opleiding bemiddeling hebben gevolgd.”
Voor een bemiddelaar is er geen onderscheid in de houding ten opzichte van de bemiddeling volgens de beroepen: M3: “Neen. Ik zeg het nog eens, het is transversaal. De Federale bemiddelingscommissie bestaat uit notarissen, advocaten en wat we de wereld van de derden noemen, dus alle andere. Binnen elk van de beroepen zien we de mensen die een luisterend oor hebben, die beschikken over de vaardigheden, de capaciteiten, de blik en het begrip voor bemiddeling. Iedereen gaat akkoord. Zelfs onder de magistraten. Er zijn mensen die fervent voorstanders zijn van bemiddeling. Het is dus echt transversaal.”
Een andere bemiddelaar geeft aan dat bepaalde psychotherapeuten en sommige notarissen een vrij negatief beeld schetsen van de bemiddeling of een wat neerbuigende houding aannemen ten opzichte van de bemiddelaars: M1: “Wat ik voel, eens te meer omwille van persoonlijke redenen, is dat mijn partner in de wereld van de psychoanalisten rondhangt. En ik voel vaak een vorm van misprijzen. Op het gebied van kwalificatie en zo. Men is dus minder, eigenlijk. Wanneer we werk doen dat erbij aansluit, zouden we als onverantwoordelijk kunnen worden beschouwd. Maar nog, dat hangt ervan af, ik geloof ook dat het evolueert. Ik geloof dat veel afhangt van het type psycholoog. De systemische zijn meestal deze die het meeste sympathie hebben voor ons. Want wij, de bemiddelaars, in elk geval in het Franstalige gedeelte, we zijn eigenlijk mini-systemisten. Maar bijvoorbeeld, de wereld van de psychoanalyse, zij zeggen dat het soms eender wat is maar niet iedereen. - en de notarissen, hebt u daar vaak contact mee? - Neen. Er is wel contact met de notarissen, als advocaat, ja. We moeten via hen gaan. De notarissen volgen een opleiding bemiddeling. Sommige. Onder meer deelnemen aan een opleiding. Ook dat verandert. Het is eerder een mode, iets dat iedereen bereikt. Het is duidelijk dat de notarissen geen voorlopers zijn. Eerst en vooral zijn het mannen. Het is cultureel. Bemiddeling is cultureel gezien eerder vrouwelijk, denk ik. Maar het zijn de mannen, de meer traditionele mannen, die veel geld verdienen. En zo. Men zou kunnen zeggen onder de rechters, equivalent met de notarissen, zijn het de vrederechters. Ze hebben net zoals de notarissen, het zijn meestal mannen, dat is vreemd. Ze hebben meer, ze doen zelf verzoening zoals de notarissen. Ze zeggen dus, bemiddeling, dat doen wij. Men ziet niet waarmee u komt maar ze kunnen het wel. Opnieuw, het is een beetje op hun eigen manier. Wat paternalistische bemiddeling zo. Dat kan ook werken.”
Meerdere bemiddelaars wijzen op een gebrekkige erkenning van het beroep van bemiddelaar en de plaats van de bemiddeling in het algemeen, zonder deze houding toe te schrijven aan een type professional. Aldus deze ervaren bemiddelaarster: M5: “Ik zou zeggen, 20 jaar gelden, het was het begin, er waren moeilijkheden om aanvaard te worden binnen de keten van professionals die bestonden rond de echtscheiding. Maar bemiddeling, dat is niet alleen echtscheidingen, dat is niet alleen familiegericht. Maar goed, als we hier enkel naar het familiale kijken, er zijn veel professionals die zich met familiezaken bezighouden. En plots is er een bemiddelaar, een nieuwe professional die van start gaat. Deze moet zijn plaats nog zoeken. Het begin was vooral, samenwerkingen die ik vooral gezocht heb bij juristen en professionals uit het psychosociale gebied. Om ieders rollen te kunnen kwalificeren, ik denk dat het één van de meest fundamentele aspecten is. In bemiddeling werkt men af en toe, voor korte duur en heel nauwgezet. De psycholoog werkt soms meer op lange termijn. De jurist adviseert eerder, hij is de woordvoerder van zijn cliënt bij de rechtbank. De maatschappelijk werker is meer geplaatst om de persoon op sociaal niveau te helpen om zijn weg terug te vinden en de zaken zo te bekijken. 20 jaar geleden lag het probleem in die nieuwigheid, een lid van 7 families, vermits we de jurist hebben, de advocaat,
79
de notaris, de psycholoog, de maatschappelijk assistent, de magistraat, de huwelijksconsulent. En deel uitmaken van deze familie betekent een plaats veroveren. - Het was dus moeilijk in het begin? - Het ging langzaam. Het was moeilijk maar dat is het vandaag ook nog. Het probleem is nog steeds actueel. In sommige gevallen is het moeilijk voor de bemiddelaar om erkend te worden als een rechtmatig professioneel statuut. Het is nu een beroep. Het is niet gewoon een betrokkenen of een bepaalde specialisatie. Het is ook een type werk, een type beroep.
Een andere bemiddelaarster heeft het nog over de vrees en de concurrentie die gevoeld wordt door bepaalde sociale diensten: M4: “We zijn negen maanden bezig geweest in het arrondissement om iedereen te ontmoeten. Om uit te leggen wat we deden. De eerste reactie die we vaak kregen, was angst. Veel diensten zeiden, "maar wij doen dat ook”. - Welk soort dienst? - Voor familiehulp en zo, SAIE, SAE en zo. De SAJ heeft het herkaderd door te zeggen, “nee, dat is niet uw mandaat. U hebt al werk bij de gezinnen, begin nu niet iets anders te doen.” Maar natuurlijk in de sector, ik heb subsidies dus zij hebben er misschien minder. Dus men heeft niet alleen de vaardigheden, men wil niet laten stelen maar de mensen hebben het werkkader goed begrepen. Als ze gesubsidieerd zijn, zijn de enveloppen helaas … - Het is de concurrentie van de subsidies. - Precies. Het is een beetje de sociale concurrentie.”
3.2. Advocaten en bemiddelaars De relaties tussen deze twee beroepen zijn intens. Onder meer omdat een niet te verwaarlozen aantal bemiddelaars ook advocaat van beroep zijn en omdat een niet te verwaarlozen aantal advocaten ook een opleiding bemiddeling genoot en uitoefent. Hoe kunnen we nu de dubbele rol van advocaat en bemiddelaar kenmerken? Er is tussen deze twee beroepen eerst en vooral een economische aansluiting. Zonder het ereloon van advocaat zou de bemiddelaar niet kunnen leven van louter zijn bemiddeling. Bijvoorbeeld: M1: “Dus als advocaat is het eerder het publiek dat mij kan betalen, we zullen het zo zeggen. Als advocaat doe ik geen maatschappelijk werk, ik moet daarmee mijn brood verdienen. Als bemiddelaar uiteindelijk is het hier in de privé en op de planning, de twee eigenlijk. Maar op de planning mik ik op een volkser publiek en ik moet zeggen, het is bijna een gevecht omdat er niemand is. Maar het interesseert me.”
Maar naast de economische kwestie wordt de vruchtbaarheid van beide beroepen grotendeels bevestigd en gevaloriseerd door de advocaten-bemiddelaars: Het uitoefenen van het beroep van advocaat helpt de bemiddelaar maar het is ook omgekeerd, de bemiddeling helpt de advocaat in het uitoefenen van zijn beroep. Bijvoorbeeld: M1: “Maar het is niet echt veranderen van rol. Toch is het een andere rol. Dat wil ik zeggen. Want de mensen weten het. En de mensen houden er rekening mee. Dat kan een moeilijkheid zijn, dat kan een sterkte zijn. Als bemiddelaar weten ze dat ik advocaat ben en soms vragen ze me om juridisch advies. En wat doe ik daarmee? Dat is niet gemakkelijk om mee om te gaan. Uiteindelijk, indien de psycholoog bemiddelaar is, zal men dat probleem niet hebben. Maar ook dat is een sterk punt. Want het is een moment waarop men sneller de juridische aspecten begrijpt om elders niet in de val te lopen. Voor andere zaken. Maar als advocaat is het duidelijk dat het feit dat men bemiddelaar is, dat kan helpen bij onderhandelingen. En ook bij het pleiten. Pleiten. In familiezaken gebeurt het niet meer om te pleiten en daarbij de ander te denigreren, zeer hard te zijn, enz. Dus pleiten wordt een bijzondere kunst. In een zeer onderhandelde logica. Men pleit en laat daarbij plaats aan de belevingen van de ander.” A1: “Ik moet zeggen dat als advocaat, het ene heeft invloed op het andere, ik heb de indruk, die wordt misschien niet gedeeld door mijn confraters, dat ik de tijd meer meet en dat ik probeer om minnelijke oplossingen te vinden. - Ik zou daar nog toe komen. En wat verandert dan je …?
80
- Ik geloof dat het in elk geval je verhouding verandert tot het luisteren naar wat de mensen vragen. En misschien relativeert het ook wel de dringende kant waarin men zich bevindt in het gerechtelijke. En verder vertrekken sommige cliënten precies daarom. Dringendheid is uiteindelijk relatief. Daar geef je je rekenschap van in de bemiddeling. Deze notie van dringendheid die zo veel gebruikt wordt door jurisdicties en advocaten, dat is relatief. Want er zijn mensen die al 10 jaar dringend bezig zijn. Ze gaan van spoedgeval naar spoedgeval zonder iets te regelen.” A2: “Ik kom daar nu op terug en ik vind dat mijn werk als advocaat mijn werk in de bemiddeling verrijkt en omgekeerd. Het probleem is, wanneer men hoort zeggen dat je schizofreen moet zijn om bemiddelaar en advocaat te zijn, dat is verkeerd, bij het begin van mijn bemiddelingen voelde ik me niet zo goed in mijn vel maar ik wou te veel meenemen van mijn werk in de bemiddeling naar mijn beroep als advocaat, en ik had dus problemen, ik had cliënten die me verlieten omdat ze me niet agressief genoeg vonden. En dus dat, dat heeft me echt wakker geschud. Ik heb me er rekenschap van gegeven dat ik absoluut de scheiding tussen de twee moest maken. Dat heeft ook een slechte situatie gecreëerd voor mij, een periode waarin ik me niet goed voelde, maar dat duurde niet lang, nauwelijks 6 maanden. Ik heb me gerealiseerd waarom ik niet goed was toen mijn cliënten me hebben verlaten en dus nu maak ik het onderscheid tussen de twee, zonder problemen, en mijn twee beroepen verrijken elkaar want ik kan geen goede bemiddelaarster zijn als ik niet weet hoe het kan lopen en hoe het draait in het gerecht en hoe het slecht kan gaan in een vergadering onder advocaten. En ik kan een goede advocate zijn als ik me voed met mijn ervaringen uit de bemiddeling. Dus die schizofrenie, daar moet ik eens goed mee lachen.” AD2 : « Of dat ik vroeger, als je mensen binnen kreeg die zeiden van: “Ja, en dat is absoluut uitgesloten dat die kinderen veel bij papa zijn en ik zie het zus en zo.”, dat je daar rapper zou in meegaan, direct aannemen van: “Oké, ja, die wil dat niet, oké, zonder meer”., en dat je als bemiddelaar, en dus ook in gewone dossiers als advocaat, dat element uit de bemiddeling meeneemt om eigenlijk door te vragen: “Ja, waarom niet? En wat maakt dat voor u zo moeilijk? En wat maakt dat dat toch voor u zou mogelijk worden?”, en dat mensen eigenlijk dan ineens met een heel ander verhaal komen (...) Dat is een houding die, eens je ze kent, kun je ze ook niet meer wegcijferen in andere dossiers. Wat niet wegneemt natuurlijk dat op een bepaald moment, als mensen echt willen blijven gaan voor bepaalde dingen waarvan je het gevoel hebt dat ze niet helemaal gedragen zijn vanuit hun diepe behoefte maar eigenlijk vanuit ergens, iets, een ouder die dat aan het influisteren is of zo. »
Deze advocate-bemiddelaarster onthult dat ze zoals haar collega M1 (supra) in bepaalde omstandigheden het moeilijk vindt om de vraag naar juridisch advies van gebruikers aan te pakken: A2: “Veel koppels denken omdat ik advocate ben dat ik hen ga vertellen wat hun rechten en plichten zijn. Ten opzichte van de kinderen stelt het niet te veel problemen om hen eraan te herinneren wat hun rechten en plichten zijn maar wanneer het gaat om de meubels of alimentatie… het is niet de plaats van de bemiddelaar dus soms moet ik dat duidelijk maken omdat ze denken zo een advocaat uit te sparen. Ik zeg hen dat ze geen advocaat uitsparen, ze komen in bemiddeling zonder naar een advocaat te gaan, maar dat is hun risico en gevaar want hoe wilt u nu onderhandelen als u uw rechten en plichten niet kent.”
Deze advocate-bemiddelaarster formuleert ook dezelfde opmerking: AD2 : “Natuurlijk, als ze u nog altijd willen als raadgever eigenlijk, als advocaat, moet je natuurlijk bewaken van: “Hebben de mensen… Wat ze aan het bemiddelen zijn… Begrijpen ze helemaal wat ze aan het bemiddelen zijn? Begrijpen ze de gevolgen, de consequenties daarvan?”. Maar, natuurlijk, je mag niet terug gaan stoken (...) Allez, dat is een afweging dan van ... of ze met voldoende kennis van zaken eigenlijk bezig zijn.”
We hebben hierboven het belang gezien van de kritiek aan het adres van de advocaten, die gezien worden als zouden ze “olie op het vuur gieten”. Hier hebben we het niet zozeer over het contrast tussen de positieve figuur van de bemiddelaar en het negatieve beeld van de advocaat, wel over de verschillen in rol en werkmethodes zoals die door onze gesprekspartners worden gezien. Deze verschillen staan voornamelijk in verband met de tijd, de argumenten en het conflict. Bijvoorbeeld: A1: “Dat betekent dat ik misschien, in mijn geval, als advocate wil je er echt komen. Je wil je vonnis. En als bemiddelaar zit je in een afwachtende positie. Jij moet niet willen dat het gedaan is, het zijn de mensen. - Heb je geen resultaatverplichting? - Als advocaat ook niet. Tot op heden. Het zit meer in het handelen, zou ik zeggen. Terwijl als bemiddelaar begeleid je de mensen en dat is het. Ook al doen ze er tien jaar over. Maar we hebben nooit situaties van tien jaar bemiddeling. Maar ik wil zeggen, als het lang duurt, dan duurt het lang.”
81
M5: “Dus bepaalde advocaten komen met hun superdikke dossiers en hopen elk verhaal van de familie of van een cliënt te kunnen vertellen. En per slot van rekening, op het einde van het gesprek, hebben ze hun dossier niet opengedaan omdat het er niet over gaat het eigen standpunt te verdedigen, het gaat over “wat doen we samen om het gestelde probleem te overwinnen?” Het is een andere dynamiek, een andere aanpak. Het is natuurlijk geen rechtvaardiging. Het is geen rechtvaardiging, dat is het niet. We proberen te bouwen, iets mee op te bouwen zodat de ouders samen hun verantwoordelijkheid zouden kunnen blijven opnemen. In het begin kennen ze dat niet. Daarom nodigen we ze ook uit op de informatiesessie. Andere komen niet omdat ze het kennen. Meestal sturen we hen ook een folder. We verspreiden dus informatie. Zo werken we hier.” NUM3: “Ik denk dat een derde die geen advocaat is. Een advocaat is geen derde. - Nee? - Een advocaat is de advocaat van een partij. Hij speelt niet de rol van derde in het koppel. Het is een aanvaller, verdediger. Ze hebben termijnen. Op de scheiding onlangs zei men, ja “de verweerster moet zich rechts zetten”. Ik ben verweerster, ik? Akkoord? Dat is echt een oorlogsterm. Advocaten gebruiken oorlogstermen. Daarnaast … ik heb de wereld van de advocaten ontdekt. De eerste scheiding was dat niet. Uiteindelijk is het door deze procedure op te starten bij een advocaat, ik heb het gezien als het zoeken naar gerechtigheid om de zaken wat rechtvaardiger te maken. Nee, je gaat toch een proces binnen … ik weet niet of er een andere oorlogsterm is, maar dat is het.” NUM3: “Maar globaal gezien is het materieel, uiteindelijk, de advocaten, dat is materieel. Per slot van rekening, de vorige keer, ik dacht na, ik zei, wel, ik heb altijd psychologische zaken willen zeggen maar dat is er niet de plaats voor. Het is niet het affectieve, het is niet … je raakt niet aan … ja, zus of zo, het is dat dat dat, de wet, het artikel, het huwelijkscontract, dat is het gerecht. Het gerecht doet zijn naam geen eer aan. Het zijn de juridische regels die men toepast.” B2: “Ik denk dat het niet goed is. Ook niet voor cliënten (...) Ik zou dat niet kunnen dus ik zou het ook niet aanraden zo van… Zo professioneel dan die pet en dan die pet. Allez, dan moet je voor één iemand alleen gaan vechten en dan moet je relationeel aan twee mensen gaan denken.” AD1 : “Dat is het ook: ik heb die ervaring ook, dat wij daarvoor moeten openstaan en wij willen daaraan meewerken. Maar ik vind: wij zijn niet ideaal geplaatst. Mensen komen ook niet naar ons daarvoor. Een beetje ten onrechte misschien ook, maar ergens hebben ze gelijk. Ik vind dat je echt om goed te bemiddelen de goede psychologie moet hebben om die mensen te overtuigen”. NO2 : “Ze gaan naar een advocaat waardoor dat er polarisatie is van het geheel. Want advocaten, wat is die mensen hun job? Ja, de belangen van hun cliënt verdedigen. Niet tegenstaande dat er toch nogal wat advocatenbemiddelaars… Maar die hebben een heel andere denkwereld als wij. Dus die gaan uit van de polarisatie en wij gaan dan uit… Wij gaan dan eerst proberen te verzoenen. Dat is onze opdracht. Binnen een vereffeningverdeling moeten wij eigenlijk eerst verzoenen. Maar als daar twee advocaten met getrokken messen tegenover één zitten, ja…” R2 : “Ik denk dat de advocaat misschien nog niet de mentaliteit daarvoor heeft. Hij wil het onderste uit de kan halen voor zijn cliënt. Hij wil de beste realiseren. (...) In een bemiddeling, denk ik, behouden de beide partijen een onderlinge verhouding van tijdens het huwelijk.(...) Allez, het akkoord wordt vanuit de partijen aangebracht. En men zou daar diezelfde verhouding hebben binnen de bemiddeling, waar dat die advocaat die voor die gedomineerde partij zal opkomen, zal zeggen: “Ja maar neen, het recht…”(...) “Allez, je hebt recht op dat.”. Of: “Je hebt recht op minstens een onderhoudsgeld van zoveel.”. Of: “Je hebt recht op minstens een week-weekregeling.”. Allez… Waar dat een bemiddelaar meer vanuit de bestaande relatie tussen partijen, tussen bestaande verhoudingen en machtverhoudingen tussen partijen, naar een akkoord komt die dan… Ja, die niet altijd de partijen de volle rechten geeft waarop ze recht hebben volgens… Ik denk dat dat een beetje… Dat de advocaat bang is dat zijn cliënt niet…Ja, zal moeten inboeten. En waar dat ik als rechter er van overtuigd ben dat een bemiddelde oplossing of een onderhandeld akkoord nog altijd veel beter is dan een opgelegde regeling.” PS1 : “Ik denk dat een advocaat nog veel meer juridisch is. (...) Maar je hebt ook advocaten die zeggen van: “Oké, we nemen dat erbij.”, maar die eigenlijk advocaat blijven. En die niet voldoende op het proces van mensen kunnen ingaan. (...) Ja, dan denk ik niet dat dat echt goeie bemiddelaars kunnen worden. Want er zijn dan ook mensen die in specialisatiecursussen of zo zaten, die dan zeggen: “Ja, ik kom hier gewoon voor de punten.”. Je krijgt dan punten, zo als advocaat. En dat is dan een heel gemakkelijke opleiding voor hun punten. En die daar dan heel negatief zaten te doen, die hele les lang, dat ik dacht van: “Mens, ga naar huis, je hebt je punten.”. Maar je hebt er dan ook hele goeie. Ik denk, dat is gewoon de mens die erachter zit ook, voor een stuk.”
De complementariteit tussen de advocaat en de bemiddelaar wordt vaak bevestigd en gevaloriseerd. De twee types interventies vervangen elkaar niet; ze kunnen 82
complementair zijn in verschillende tijdssequenties; advocaten en bemiddelaars kunnen zelfs bondgenoten worden. Bijvoorbeeld: A1: “Vaak kan (bemiddeling) het terrein goed voorbereiden. Wanneer de mensen dan terug in een gerechtelijk kader komen, dan werd een aantal kwesties al geregeld. En een heel aantal affectieve conflicten werd uit de weg geruimd. (...) Ik heb nu een situatie, mensen die al zekere tijd in bemiddeling waren. En uiteindelijk komen ze nu niet tot een akkoord. Maar toch heb je de indruk dat heel wat zaken uit de weg werden geruimd. Er bestaan nog wel bepaalde frustraties, maar ze zijn toch losgekomen van het aanvankelijke conflict. Het is dan gemakkelijker werken.” M4: “men moet een keuze maken tussen bemiddelaar en advocaat. Het is ingewikkeld om ze beide te moeten betalen. Ik geloof dat ze geen keuze moeten maken. Het is absoluut niet hetzelfde werk. We hebben soms ook nood aan advocaten. We kunnen akkoorden opstellen, we hebben erkenningen en vaardigheden. Maar wanneer de partijen advocaten hebben geven we dat werk door. We hebben al vergaderingen gehad met de twee advocaten van de partijen om over het akkoord in bemiddeling te discussiëren. Zo vermijdt het een concurrentieslag, ook.” P3: “Ik doe het werk bij de advocaten, maar niet noodzakelijk bij de advocaten-bemiddelaars. In vrij ingewikkelde verhalen heb ik graag dat de mensen controleren of het juist is wat men schrijft… - Dus voor u is er een complementariteit tussen de rollen? - Ja, maar niet noodzakelijk met een advocaat-bemiddelaar maar met een advocaat die akkoord gaat om de akkoorden te bekijken en de mensen te zeggen: “dat hier, dat gaat niet … (…)Uiteindelijk, wanneer het akkoord is neergeschreven, zeg ik aan de mensen dat “ik echt wil dat u dit akkoord aan uw advocaat voorlegt als u er een hebt. Als u er geen hebt, kan ik u collega’s-Advocaten aanbevelen die graag een interventie doen.” A1: “Word je soms geraadpleegd om in bemiddeling te adviseren?
-
Ja. Maar dat is wel leuk. Als advocaat kan je – als de mensen het goed doen in de bemiddeling, heb je echt louter een adviserende rol en de mensen gaan alles zeggen wat ze moeten zeggen ten opzichte van de breuk waarop de bemiddeling betrekking heeft. Het wordt dan vrij technisch. Dat is wel aangenaam.”
M6: “Ik heb al gesproken met advocaten en notarissen. Zij zeggen me dat ze niet de tijd hebben om over het verleden of over emoties te praten. Het zou hen opluchten om dat te kunnen doorverwijzen, zolang ze zeker zijn dat de zaak later naar hen terugkeert. Ze zijn bang zaken te verliezen. Een notaris vertelde me dat er bij erfenissen altijd veel conflicten zijn. Hij vertelde me dat het zwaar is, dat hij daarin niet is opgeleid en dat hij het goed zou vinden mocht iemand anders dat in zijn plaats kunnen doen.” Maar ik zie niets komen.” J2: “Aanvankelijk was het, “maar wat ontneemt die rechter mijn cliënt!” Ik kan het begrijpen en ik kan me ook in de plaats van de advocaat stellen. Hij pleit en daarna zegt men aan de cliënt “ga nu maar eens uw plan trekken zonder uw advocaat”, … ik geloof dat uiteindelijk iedereen begrijpt dat niemand daarbij wint, zelfs niet vanuit een economisch standpunt, een advocaat heeft er belang bij regelmatig nieuwe dossiers af te handelen en een dossier geen 10 jaar te laten aanslepen. De advocaten hebben allemaal hun plaats in het bemiddelingsproces. Het is een proces dat niet autonoom is. Het conflict moet begeleid worden en de bemiddeling is één van de momenten waarop het conflict kan worden opgelost.” M7: “En ik werk meestal, tot hun verrassing en opluchting, samen met de twee advocaten. Dat wil zeggen, ik zeg, “eindelijk zijn we allemaal samen om een oplossing te zoeken. Of om te helpen, of om de partijen te ondersteunen bij het vinden van een oplossing;” Aan de advocaten zeg ik, “uw aanwezigheid is erg belangrijk. Als verdedigers van uw cliënten waakt u over hun belang en tezelfdertijd wenst u dat er een akkoord uit de bus komt. U wil erover waken dat dit akkoord uiteindelijk grosso modo, we weten wel dat een perfect akkoord niet bestaat, grosso mode, respectvol is ten opzichte van uw cliënt.” In het algemeen, ik, ik heb geen advocaat die, indien de zaken van meet af aan zo worden gesteld is het erg moeilijk voor hen zich daarvan af te keren. Want uiteindelijk hebben zij ook een deontologie. Het is allemaal wel goed in een mantel- en – degenfilm te gaan spelen, maar ze begrijpen dat het zo niet gaat. Nu niet, voila. Voor mij is het van fundamenteel belang om samen te werken met de advocaten.” UM4: “Ik zou zeggen, de advocaat, dat is wanneer men aan een proces is begonnen om de zaken zwart op wit te stellen. Ofwel is er een verstandhouding ofwel niet en dan komt het tot een verbintenis. De bemiddelaar kan voor mij een psycholoog zijn in de individuele fase en bemiddelaar in de fase met het koppel. (…) en de bemiddelingskant boezemt geen angst in, het heeft een positief kantje. Voor de advocaat is het plots minder leuk. En advocaat betekent ook ongetwijfeld een betalende dienst. Bemiddeling was gratis. Dat maakt veel. Als men de middelen had gehad, men zou veel geld geven, want op zo’n moment heeft geld geen waarde, zou ik zeggen. Maar goed, er zijn koppels die geen middelen hebben en die gratis diensten nodig hebben. Dus. Advocaat, daar zit nog iets achter. En ik denk dat daar het proces al begint. Maar de advocaat kan erg nuttig zijn ook als er bemiddeling is, om te zeggen “’ok” we gaan over geld praten, we gaan de zaken regelen, we gaan het woord echtscheiding uitspreken. U moet voor een rechter komen. De regels van de
83
samenleving, zo gaat dat. Misschien dat dit, de kant van de bemiddeling, het in vraag stellen, de rechter, echtscheiding, pff, het is allemaal nogal veel. Dat zijn woorden die me doen nadenken. Het zijn dus diensten die voor mij complementair zijn en die voor mij op een tijdschaal op verschillende momenten staan.” AD1 : “Je zou kunnen zeggen dat we perfect zouden complementair kunnen zijn maar ik heb daar minder ervaring mee. Ik kan me inbeelden dat, als je toevallig een heel goede relatie hebt met een psycholoogbemiddelaar, dat je wel kan zeggen: “oké, we werken daar een beetje in samen.” Als je daar een vertrouwen hebt, te zeggen van: “oké, zal ik dat gedeelte afwerken en dan stuur ik ze naar u en zorg dat je dat dan juridisch mooi allemaal bekijkt met hen en zo. Maar ik heb niet de ervaring dat bemiddelaars mensen doorsturen naar advocaten.” AD 2 : “Maar daarom is de samenwerking eigenlijk: mensen die komen, waar bijvoorbeeld de vrouw na twee keer nog altijd heel de tijd weent, of de man, of heel de tijd schreeuwt, of… En je voelt: “Ik kan daar niet mee werken.”, dat je zo doorstuurt naar iemand die meer daar geschoold is om de mensen bemiddelbaar te maken.”
De bevestiging van de complementariteit van de rollen van bemiddelaar en advocaat sluit talrijke bedenkingen over de economische concurrentie tussen de twee beroepen niet uit. Deze perceptie van concurrentie wordt uitsluitend toegeschreven aan de advocaten. Bijvoorbeeld: M2: “Wat ik wil zeggen is dat een advocaat die een cliënt heeft en die bemiddeling voorstelt, een andere advocaat zal voorstellen, dat is een. Twee, dat is dat de advocaten feitelijk bang zijn van bemiddeling en planning. (…) ja, ik geloof wel dat de advocaten bang zijn dat de bemiddeling hen zal liggen hebben, daarom is er zoveel. Ze erkennen dat ook met veel. Er zijn er die een opleiding hebben gevolgd omdat het een niche zou kunnen zijn, ze waren bang ;.. - Om cliënten te verliezen? - Ik geloof dat dit voor sommige in elk geval een realiteit was. Ze waren bang maar ik geloof niet dat het hun cliënten doet verliezen. Er zijn er veel die een opleiding hebben gevolgd omdat ze nog een pijl op hun boog wilden spannen.” P3: “Ik vraag me af, ik vraag me af of er geen weerstand is bij de advocaten. De advocaat is knap, hij weet het wel, hij moet adviseren en kan dus vrij subtiel zijn. - De broodwinning is soms … - Het financiële aspect van de zaken … dat is het terrein waarop ze zich bevinden.” M6: “- Voelt u concurrentie tussen de verschillende professionals? _ (lacht) Ja, absoluut! Ik ben de rechter hier gaan opzoeken. Ik moest hem eerst uitleg geven over de bemiddeling, hij vond het niet zo duidelijk. Daarna zei hij, “ik was vroeger advocaat, ik heb een goede relatie met de advocaten en ik zou me slecht voelen over een dergelijk voorstel omdat het werk van de advocaten zal afnemen …” J2: “Ik denk dat de advocaten, de rechters wantrouwig staan tegenover bemiddeling. Het is een beetje hun business .. ER zijn advocaten die bemiddeling doen en proberen de markt te recupereren, ze zien de mogelijkheid om de cliënten naar zich toe te trekken;” R1 : “Als je naar een specialist gaat met een probleem en de specialist zegt: “Je zou toch beter eerst een keer naar een gewone dokter gaan. Je denkt al dat…”. Er is geen één specialist die dat zal zeggen. Dat is ook logisch. Dat is een beetje hetzelfde. Een advocaat heeft zich gaan specialiseren in het juridische en die zou eerst moeten zeggen: “Ja, je moet dat nu nog niet direct zo bekijken. Je zou daar beter eerst nog een keer anders bekijken.” PS1: “Als een advocaat zegt: “Zou je niet beter een bemiddeling…”, dan is hij wel een klant kwijt.”. Dus het is eigenlijk zeggen van: “Ga een keer bij een andere bakker kijken of die zijn brood niet beter is.”. Dat kan je niet verwachten van mensen er moeten van leven, denk ik. (...) Ook andersom maar ik denk dat een rechter… Die is toch wel neutraler in die dingen. Dat zou toch wel een betere doorverwijzer kunnen zijn” B1 : Ik hoor nu dat heel wat – ja, behoudens enkele grote advocatenbureaus – maar veel jonge advocaten aan de bak niet komen.(...) Vroeger. Men had echtscheidingen, men vroeg wat men wilde en dat was lucratief, ga ik zeggen; maar nu zijn er een paar grote advocatenbureaus, goed ja, die met naam en faam, die geen probleem hebben maar het gros van de advocaten gaat het slecht, wat werk betreft. (...) Als ik een dossier krijg worden de advocaten niet buitenspel gezet. Ik doe alleen het deel rond de kinderen in dat dossier. Enfin, mijn overeenkomst die vaak tien bladzijden is gaat naar de rechtbank maar ook naar de advocaten. Ik hou de advocaten van de partijen op de hoogte hoe ver dat staat en zij krijgen mijn overeenkomst met de brief: “Voila, kijk, het is nu aan u om dat te integreren en de belangen van uw cliënt te behartigen en te integreren in de totale scheidingsovereenkomst. Dus ze worden niet aan de kant gezet. Als
84
ze een bemiddelaar op de rechtbank zouden voorstellen, een confrater-advocaat vrezen zij, en niet ten onrechte, dat zij een cliënt kwijt zijn. Bij mij zijn ze geen cliënt kwijt.” PS1 : “Ik weet, toen ik een paar jaar geleden voor een burenbemiddeling naar het informatiehuis zo voor de rechtbank omdat je ook… Als bemiddelaar kan je ook beroep doen op gratis rechtsbijstand. En ik belde daarvoor en wat ik op mijn neus kreeg was van: “Je denkt toch niet dat we u gaan helpen? Jij pakt ons werk af.”
3.3. Rechters en bemiddelaars De banden tussen de wereld van de bemiddeling en het Gerecht zijn erg nauw. We hebben het al gehad over de perceptie van de gerechtelijke bemiddeling, vooral door de gebruikers, als beperking ook al is ze niet formeel opgelegd. Enkele bemiddelaars hebben het gevoel dat de dossiers die hen worden doorgestuurd door de rechter de moeilijkste zijn, dat de hete aardappel wordt doorgeschoven. Bijvoorbeeld: M1: “De gevallen van gerechtelijke bemiddeling die ik heb gehad, soms waren het echt vreselijke conflicten. Iedereen was uitgeput, de procedureslag duurde al jaren, de advocaten zelf wilden niets meer over dit dossier horen. Er was ook niet te veel externe druk. Men schoof de hete aardappel naar me door met de woorden, het zal toch niet lukken. Maar probeer het maar.” M3: “En we zien relatief vaak wanneer de magistraten dossiers doorsturen naar bemiddelaars, dat het de moeilijkste dossiers zijn. Men legt dan druk op de bemiddeling om te regelen, te vinden, op te lossen, ook al is de notie niet altijd juist, om zich bezig te houden met zeer zeer complexe dossier;”
Enkele bemiddelaars hebben ook soms het gevoel dat de bemiddeling geïnstrumentaliseerd wordt door de rechter, dat zij de bittere pil van het gerecht moeten doen vergeten. Twee voorbeelden : M1: “En de rechter was eigenlijk ten einde raad met die vrouw. Je voelde dat in het vonnis voor het doorverwijzen naar de bemiddeling. Men vroeg mij grosso modo om haar te overtuigen om met een grote glimlach een model van huisvesting van een weekend op twee bij de vader te aanvaarden dat ze zelf had geweigerd. Dat was bizar. Alsof de bemiddeling zou dienen om de bittere pil van het gerecht te doen inslikken.” M7: “ik herinner me een bemiddeling waar we op weg waren naar het ondersteunen van de relatie van de vader met het kind en een advocaat contacteerde mij met de woorden, “Maar mevrouw L.? ik weet niet goed wat voor werk u doet maar u bent toch niet zeer op de hoogte zo lijkt het van het feit dat de rechter mevrouw wil doen toegeven dat het kind in co-ouderschap gaat en dus een week op twee naar de vader gaat.” En ik heb gezegd, “ah is dat zo. U hebt gelijk, ik was daar helemaal niet van op de hoogte. Hoe wilt u nu dat ik raad dat de rechter bemiddeling heeft aangeraden, of bevolen om een van de partijen een onverteerbare oplossing te doen aanvaarden?”
Verschillende tussenkomsten zijn het erover eens dat bemiddeling en Gerecht elkaar aanvullen. Bemiddeling moet niet gezien worden als een alternatief voor het Gerecht maar als een complementaire interventiewijze. Bijvoorbeeld: A1: “Nu, in tegenstelling tot wat ik aanvankelijk dacht, men zegt vaak dat bemiddeling een alternatief is voor het gerecht, maar we zijn er steeds meer van overtuigd dat bemiddeling een aanvulling is op het gerecht. - Kan je dat uitleggen? - Omdat we rechters nodig hebben. Wanneer de mensen er niet in slagen om tot een akkoord te komen, omwille van twintigduizend redenen. Van psychologische aard of omdat het te moeilijk is. Daar is het dus belangrijk dat een rechter een standpunt inneemt en hen vervolgens begeleidt bij het uitvoeren van de beslissing zodat ze zich dat akkoord kunnen eigen maken. Dus eventueel wijzigen wat met de rechter werd overeengekomen. Maar soms is de aanwezigheid van de rechter echt onontbeerlijk opdat de zaken zouden kalmeren en de mensen aan iets anders zouden kunnen denken dan aan ruzie. (…) Ik vind het jammer dat de rechters er niet voldoende aan denken om door te verwijzen naar bemiddeling, eens de beslissing is genomen, ze denken dat het ofwel het een ofwel het ander is, het alternatief. Terwijl de bemiddeling ook zinvol kan zijn eens de rechter zijn beslissing heeft bekendgemaakt. Een derde moest immers de knoop doorhakken. En zonder dat deze derde de knoop doorhakt, kan je niet discussiëren.” M5: “Maar het is volgens mij verkeerd ervan uit te gaan dat het een alternatief is voor justitie. Eerst en vooral, indien u een rechter vraagt om door te sturen naar bemiddeling, dan kan dat geen alternatief zijn voor zijn rol.
85
Maar daarentegen, of het een alternatief kan zijn voor procedures, ja. Men moet dus duidelijker zijn in de terminologie en de boodschap die men uitstuurt. Voor mij lijkt het belangrijk om een duidelijke boodschap uit te sturen. En niet, ik kan het niet zo goed uitleggen ..." M1: “Ik vond het uiteindelijk wel een heel goede verdeling van de rollen. Tussen de bemiddelaar die dit koppel helpt, vooral dan de dame, om zaken mee te delen maar op een gegeven moment moest het gerecht tussenbeide komen omdat ze deze beslissing niet kon nemen omdat het haar buikpijn bezorgde. Ik heb het gerecht geïnstrumentaliseerd maar wel in de goede zin van het woord.” R1 : “ Er komen er veel, iedere dinsdag. Er zijn er twintig, dertig per zitting, nieuwe zaken. (...) En dan is het het moment, dan moet ik ook doen, dan zeg ik zo van: “Mensen, heb je al gehoord van bemiddeling? Je zit met een moeilijke situatie. Echtscheiding is een heel moeilijke situatie. Op het moment dat je niet meer gaat communiceren met elkaar… Je moet blijven communiceren met elkaar. Als het echt niet lukt kunnen er advocaten zijn die…”. Je moet dat allemaal uitleggen. En dan zeg ik: “Kijk, er zijn mensen die gespecialiseerd zijn op het op gang brengen van de communicatie.”. Ik zeg: “Het voordeel dat je hebt als je naar zo’n mensen gaat en je komt op een overeenkomst, dan ben ik bereid om dat in een vonnis te gieten. Maar je moet naar een erkende bemiddelaar gaan.”. (...) En in het begin, dan gaf ik een sneer naar raadsleden, maar dat durf ik nu niet meer. Omdat ik ook zo iets heb van: “Die mensen moeten dan ook niet ergens in hun blootje gezet worden omdat zij dat nog nooit met hun cliënten hebben over gepraat.”. Vroeger vroeg ik nog: “Ja, mevrouw of meester, u hebt daar toch uw cliënt al van op de hoogte gebracht? Ik veronderstel dat uw cliënt daarvan op de hoogte is.”. En dan zie ik die cliënt kijken naar die raadsman dat hij van niets weet.” B3 : “ - Een rechter doet een beetje gelijkaardig wat ik zoek maar die legt het op. Die zegt: “Voila, dat is… Ik luister naar de ene, ik luister naar de andere en in eer en geweten, zo neutraal mogelijk, denk ik dat dat de beste oplossing voor jullie is. (...) In sommige gevallen kan dat wel nuttig zijn. - Dat er een autoriteit is die zegt van…? - Ja (...) Omdat ze er niet uitkomen, één. Omdat ze er nood aan hebben, twee. Sommige mensen hebben echt daar nood aan. (...) Die zich daar beter bij voelen dat iemand anders hun dat oplegt. (...) Ik denk dat we vooral moeten, in eerste instantie, mensen terug aanspreken dat ze dat zelf moeten kunnen en dat als het echt, echt, echt niet gaat, dat er dan wel iemand anders het… Maar dat dat duidelijk subsidiair moet zijn. In hoofdorde zou het moeten zelf zijn en subsidiair dan, dat dat pas op de achtergrond… Allez, dat een vangnet moet zijn. Wat nu omgekeerd is. Nu is het eerst de rechter en misschien, eventueel, enkelen die het via bemiddeling doen.”
Het gerecht en de bemiddeling kunnen ook complementair zijn in een tijdsgebonden sequentie: R1 : “Maar dan moet er natuurlijk wel een uitzondering voorzien worden in hoogdringende gevallen, als belang van het kind het vereist of zo. (...) In het belang van het kind moet men… Moet een voorlopige regeling opgelegd worden waar dat… - En over welke gevallen heeft u het dan? Gevallen waarin één van de ouders zich misdraagt of…? - Ja, zo iets. Of één van de ouders houdt het kind achter en weigert om het nog mee te geven aan de andere ouder. Nu, dat gebeurt vaak. Dan is dat niet simpel om te zeggen: “We gaan hier de procedure drie maand schorsen en je mag het gaan uitpraten of je mag naar een bemiddelaar gaan.”.(...) misschien in vijftien procent van de gevallen, moet er onmiddellijk een voorlopige regeling opgelegd worden. Maar dat belet in feite dan nog niet dat er… Een keer dat die voorlopige regeling opgelegd wordt, dat er dan nadien nog een bemiddeling opgestart wordt. Je kan de situatie voorlopige regeling, dan de partijen naar een bemiddelaar sturen met de bedoeling dat er dan een volledige uitgewerkte regeling of akkoord kan worden bereikt.”
Ze kunnen elkaar niet vervangen, bemiddeling en het gerecht, de bemiddelaar en de rechter moeten onderscheiden en afzonderlijk zijn. Het gerecht moet zijn rol kennen: M1: “Ja, er zijn heel veel gevallen waar het gerecht absoluut binnen zijn rol moet blijven. Soms vergeten de rechters dat. Men wil zodanig de hele tijd onderhandelen. Ook kwesties van manipulatie en dergelijke. Zelden zegt men het. Nu is het een beetje de mode, men heeft het over manipulatoren. Maar er zijn ook gevallen waarin men zegt, het gerecht moet kunnen tussenbeide komen. En dus soms heb je gevallen waar, omdat de manipulatoren het zo spelen, waar telkens de rechter tussenkomt, ze braaf luisteren naar hetgeen onderhandeld werd en ze stellen de onderhandeling voor en men stuurt ze door naar bemiddeling. Er zijn dus mensen die permanent, die van bemiddeling naar bemiddeling gaan om te blijven manipuleren. Dat is echt … daar moet men mee ophouden.” A1: “De rechters-bemiddelaars, persoonlijk vind ik dat … dat werd op een gegeven moment bedacht, onder meer op de arbeidsrechtbank, maar ik vind dat echt moeilijk. Voor de mensen is het niet duidelijk. Men gaat me antwoorden dat een advocaat-bemiddelaar ook niet duidelijk is. Maar ze hebben toch, ze nemen lijnrecht
86
tegenover elkaar staande richtingen. Wanneer ze oordelen, vertegenwoordigen ze toch de Staat. Ik weet het niet, volgens mij gaat dat niet. J1: “Ik wou zeggen dat men de rechter steeds meer zaken vraagt die dicht bij bemiddeling liggen. Maar dat is goed. Men vraagt ons, dat staat geschreven in de wet op de gelijkmatig verdeelde huisvesting, om de partijen koste wat het kost te verzoenen. Dat stond al in de artikelen over echtscheiding. Nu moet de jeugdrechter eerst proberen om de partijen te proberen verzoenen. En dat lukt zeker niet elke keer. De zaken volgen elkaar snel op in de zitting. Je kan blijven zitten van 14 tot 19u, dus dat is heel hard. Maar men vraagt ons de partijen met elkaar te verzoenen. Dat betekent niet dat men ons vraagt aan bemiddeling te doen. Ik weet dat er magistraten zijn die aan bemiddeling doen. Ik weet dat er weinig zijn. Ik weet dat er een is in Nijvel. Ik vrees daarvoor, een hoofd met twee petten. Want wat als de bemiddeling mislukt, normaal kunnen de ouders in het kader van bemiddeling dan zaken zeggen die volledig vertrouwelijk blijven. Maar hoe kunnen we dat doen voor een rechter wanneer de bemiddeling faalt en hij nog steeds de rechter is van diezelfde partijen? Ik vind dat vrij gevaarlijk. Men voelt al in de zitting dat de partijen in een gerechtelijke sfeer zitten. Het is overigens een beetje vervelend omdat ze argumenten aanhalen maar dat is niet altijd hun diepere betekenis.” J1: “Hoe zou men dat kunnen uitbreiden (de bemiddeling)? In elk geval niet door te vragen aan de rechter om bemiddelaar te worden. Dat zou de functie van rechter vervormen. Je moet de weegschaal toch niet laten doorslaan naar degene die niet de beslissingen moet nemen. Ik geloof niet dat beide kunnen. En ik zou me daartoe niet in staat voelen. Persoonlijk. Ik heb daar al veel over nagedacht. Het risico zou zijn dat de rechter het niet goed doet.”
Dezelfde rechter herinnert zich nochtans met bewondering een ervaring uit zijn verleden als advocaat waarbij een rechter optrad op de grens met bemiddeling: J1: “Er zijn rechters die dat prachtig doen. Ik heb er een gezien, jaren en jaren geleden. Ze heeft bijna een bemiddeling gedaan. Het was nochtans een verzoening. De mama wou de huisvesting van het kind. Toen was dat nog het hoederecht. En de vader die bezoekrecht had en die een gunstig sociaal onderzoek achter de rug had wou ook het hoederecht. De mama was eerder instabiel. Ik herinner me dat de rechter, echt een groot familierechter die enkele jaren geleden vertrokken is. Ze had eerst de ouders gevraagd of ze een foto hadden van hun kind. Dat was om ze wat uit de gerechtelijke sfeer te halen, dat was goed. De papa had er een en de mama was een beetje ontredderd en ze vond de foto niet. Ik was de advocaat van de papa. En de papa zei aan de mama, maar ja, je hebt een foto aan je sleutelhanger. De rechter verklaart dat het kind er goed uit ziet, dat het een beetje op beide lijkt. Ze gaf zich dus een menselijk gelaat. En na de pleidooien vroeg ze aan de mama, “maar waarom wilt u dat dit kind bij u leeft?”. Omdat de mama allerhande vuile was aan het buitenhangen was. Die mama is echt gestopt. Ze zei, ik heb me er rekenschap van gegeven dat ik deze aanvraag voor mezelf doe.” En ze zag af van haar verzoek. Voor mij was dat, voor de advocaat is het soms een soort van pleidooi, het is niet ik die pleitte maar, … het was echt prachtig. En ik vond de rol van de rechter daarin juist. Juist maar op de grens. Want hij heeft de kwetsbaarheid van de mama wel wat benut. Hoe zullen we het zeggen … soms kan je mensen doen kraken.”
3.4. Psychologen en bemiddelaars Verschillende betrokkenen, zowel professionals als gebruikers, vermelden het nauwe contact tussen het werk van de psychologen en dat van de bemiddelaars. Bemiddeling wordt soms omschreven als een juridische en psychologische tussenstap. Bijvoorbeeld: A1: “Ook al is het geen therapie, men bevindt zich toch tussen twee werelden, de wereld van de psychologie en de gerechtelijke wereld.” M1: “Ik zeg het u, het is mijn werk dat uiteindelijk sterk lijkt op wat men doet in relatietherapie, maar ok.” UM4: “ik denk dat bemiddeling ligt tussen het persoonlijke psychologische werk en de reglementering, het juridische van de advocaat. Ook al kunnen de drie op een zachte manier functioneren, zou ik zeggen.” PS1 : “Je zit altijd met een psychologische achtergrond. Dus wat er aan de tafel gebeurt ga je interpreteren naar de achtergronden die je hebt. (...)Ik heb dan, als het dan gaat over fiscaliteit, dan ga ik meer mijn economisch diploma eruit halen. Dus je interpreteert altijd met de concepten die je in je hebt. (...)Maar ik lees daar natuurlijk ook wel van, van die relatietherapie. Elke bemiddelaar zal dat ook wel doen. En die dingen blijven ook wel meespelen maar het is gewoon… Ik denk dat het heel gemakkelijk is, van het te combineren maar je moet wel heel goed weten… En je moet heel goed met de mensen afspreken van: “Jongens, vandaag ben ik…“
87
Maar de uitspraken over deze twee beroepen zijn vooral bedoeld om het onderscheid te maken. In de bemiddelingservaring is het soms een dunne lijn tussen de twee types tussenkomst. Maar de professionals zijn het er algemeen over eens dat er grenzen nodig zijn om de verwarring te vermijden. Men moet dan de hand reiken aan een andere professional. Verschillende betrokkenen merken ook op dat bemiddeling minder angst inboezemt, dat deze beter valt bij de gebruikers dan psychotherapie. Bijvoorbeeld: N1: “En ik leg hen in mijn eigen woorden uit dat het geen individuele of relatietherapie is. Het gaat er niet om hen te verzoenen. We nemen akte van het feit dat ze willen scheiden. Maar vermits ze er niet in slagen de middelen te vinden om te scheiden noch de woorden om het te zeggen, is het beter dat ze zich laten helpen door iemand die hen niet psychologisch zal ondersteunen maar hen zal helpen om met elkaar te praten. M1: “- Is het al voorgekomen dat men wou stoppen met bemiddeling? - Ja, al verschillende keren. Het is me al voorgekomen in gevallen waar ik van mening was dat men wel aan bemiddeling aan het doen was, maar het was gezinstherapie, relatietherapie, los van de vraag naar kwaliteit, ik ben geen therapeut, daar kwamen ze niet voor in elk geval. Voor mij kan bemiddeling een plaats zijn waar men kan doen alsof men in therapie is in die mate dat de vraag voortdurend wordt gesteld "gaan we daar wel of niet voor in therapie?”. De kwestie van de bemiddeling zou dus, men gaat elkaar blijven zien om uiteindelijk het antwoord te vinden op de vraag, gaan we in therapie of niet. Maar nee, we doen hier wel therapie. Er is een moment waarop de zaken meer en meer therapeutisch worden, we raken zaken aan die steeds meer … En ik vind dat het niet gaat, want de mensen, eerst en vooral ben ik daar niet bevoegd voor. Bovendien vind ik dat de mensen, dat bereikt een zekere graad van intensiteit, ze moeten zelf de stap zetten, ze moeten zeggen, OK, dat is wat we wilden, we gaan naar iemand anders.” M3: “Dat gezegd zijnde, wanneer men in extreme gevallen van bemiddeling zit waar er pathologieën aan het licht komen, moet de bemiddelaar kunnen zeggen dat hij niet bevoegd is en moet hij de partijen doorsturen, voorstellen om hen door te sturen naar mensen die meer bekwaam zijn. Psychologen, psychiaters. De bemiddelaar is er per slot van rekening om zeer praktische zaken te regelen. Hij moet een ruime blik hebben en veel belang hechten aan psychologie. Maar het zijn praktische kwesties, geen therapeutische gesprekken. Het is geen therapie. Het is geen psychiatrisch werk. En de bemiddelaar moet een aanvang maken tussen de twee. En op een zeker moment dan de fakkel doorgeven.” P1 : “Ik zou zeggen, ik werk daar voornamelijk rond, en eventueel ook de gevolgen ten opzichte van de kinderen en de familiedynamiek. Ik denk niet in het bijzonder aan financiële zorgen of het economische niveau van het gezin. Een bemiddelaar heeft die zorg wel. Hij werkt minder aan de persoonlijke kwesties die spelen binnen het koppel, op een gegeven moment heb je een koppel gevormd, er wordt een boedelbeschrijving opgemaakt, hoe gaan we verder in dat verhaal zodat iedereen de indruk heeft niet al zijn pluimen te hoeven verliezen. In therapie let men daar niet op. Men mikt meer op het werk, in gezinstherapie, de familiale dynamiek, de dynamiek van het koppel, de kwesties die spelen, wat hebben ze gezocht in dat koppel, wat halen ze eruit en wat niet. Daar kunnen ze al mee beginnen. Dat is een andere blik. Dat is een therapeutische blik, ook al is het koppel gefaald toch zeggen, hoe komen we hieruit en blijven we toch op onze benen staan. Hoe vermijden we volledig ten onder te gaan aan het einde van het koppel. Volgens mij heeft de bemiddelaar veeleer een praktische visie. Hij heeft iets praktischer. Een meer functionele visie, zou ik zeggen. Wij, wij zitten niet in het functionele, veeleer in het relationele. M4: “De bemiddeling boezemt minder angst in dan gezinstherapie. Het geeft de indruk dat de betrokkenheid minder groot is. Maar dat is niet waar. Het is dezelfde betrokkenheid.” P3: “Er is iets dat niet duidelijk is, want ze sturen door naar bemiddeling, omdat het gunstiger zou zijn voor de mensen, dan zeggen, ga maar naar de psycholoog want u hebt conflicten! De mensen die hier komen, die wilden geen bemiddeling, dat was het niet! Ze waren niet akkoord. We zitten in het werk van een psycholoog. Maar ik doe niet het werk van een psycholoog, dat is voor mij geen bemiddeling. En de mensen waren wel akkoord. De advocaat zei hen, “ik doe dat alleen omdat de mensen, als ik ze naar een psycholoog stuur, dan gaat het niet gaan, bemiddeling is beter, enz.”. Maar ik voel me niet zo op mijn gemak met dat argument. Voor mij is het misschien een geval van school, een vraag die ik vaak probeer te beantwoorden: Wat is een bemiddelaar, wat is een psycholoog? Dat is niet dezelfde aanpak volgens mij. We zitten veel meer in een behandeling op korte termijn … voor praktische kwesties, met natuurlijk een psychologische blik op wat gebeurt op het gebied van de relatiedynamiek, maar we werken er niet aan! We wijzen er eventueel op, we geven de persoon aan dat zijn blik naar buiten zou moeten zijn gericht en daar blijft het bij." M5: “De therapeut gaat bijvoorbeeld werken aan de belevingen van de persoon ten opzichte van zijn eigen voorgeschiedenis. Dat kan een werk van individuele therapie zijn. Ik neem de individuele situatie. Dat zou zelfs het werk van relatietherapie kunnen zijn. Dat betekent dat het koppel op dat moment de situatie waarin ze verkeren, wil verduidelijken evenals de impact die dat heeft op hun eigen ervaringen en verleden. De kwestie van het verleden is dus belangrijk. In de bemiddeling kan de voorrang gaan aan het werk over wat hier en nu en in de toekomst gebeurt. Ook al baseert men zich op het verleden om niet dezelfde fouten te
88
maken, men kan zich op ervaringen uit het verleden van beide baseren, daarover praten, maar het is wel de bedoeling om de zaken concreet te maken. Om de modaliteiten te bespreken van de organisatie van de huisvesting. Het is niet vaag, het is geen denkwerk. Het is concreet. Dus de bemiddeling heeft iets praktisch en concreets van wat er vandaag en morgen kan gebeuren. Maar er zijn toch mensen die naar de bemiddeling komen en erg verstoord zijn door de breuk in hun gezin, het koppel. We kunnen deze mensen doorsturen naar een therapeut, individueel indien nodig of als koppel. Het is niet alleen in de richting therapie versus bemiddeling, het kan ook gaan van bemiddeling naar therapie. De mensen die het nodig hebben om een stand van zaken op te maken voor zichzelf. Waar staan ze bijvoorbeeld in het koppel, in hun relatie ten opzichte van de ander.” P2: “Het bemiddelingsproces raakt aan welbepaalde punten. Als men daarbij komt, is er een einde, een stop. Bij therapie is dat minder tastbaar of concreet. Ook al heeft men een doelstelling voor ogen, men wijkt af omdat de persoon soms nieuwe zaken aanbrengt. Het is minder omkaderd. Voor mij berust de bemiddeling op precieze en concrete zaken. Het therapeutische is gebaseerd op het abstracte, het welzijn. Iemand die zich niet goed voelt in zijn vel, dat kan je niet aanraken.” M6: “Ik probeer niet te veel psycholoog te zijn. Maar het is jammer om het voordeel van die opleiding te verliezen. Maar ik ben veel te bang te veel tussenbeide te komen dus ik neem veel afstand daarvan. Ik werk er elke dag aan. - Is het al gebeurd dat mensen bij u komen voor de psychologe en dat u uiteindelijk meer in de bemiddeling terechtkomt? - Het is eerder omgekeerd. Meestal zijn de mensen die voor bemiddeling komen eerder vragende partij voor bemiddeling maar ook voor individuele en relatietherapie. Daar zeg ik dat het buiten mijn bevoegdheid valt. Hier ben ik bemiddelaar en geen psycholoog, ik stuur ze dan door. Ik sta aan het begin van mijn praktijk en als ik begin met alles te vermengen, raak ik er niet meer aan uit, ik moet strikt zijn, dat gebeurt vaak, ja.” UM1: “De psycholoog, hij helpt ons bij ons werk. Hij doet ons de anderen niet veranderen. De bemiddelaar, ik kan me vergissen, is alsof hij via die relatie toelating geeft, het is om de relatie te veranderen, het is de een toelating geven om in te werken op het gedrag van de ander. En dus om de ander een beetje te veranderen. Dat moet vrijwillig gebeuren aan beide zijden. Normaal. Ik kan me inbeelden dat zijn rol die moet zijn om iedereen zich zo goed mogelijk te laten uitdrukken en gehoord te worden door de ander. (…) Met een psycholoog geeft men enkel de beleving van de zaken weer en niet wat het allemaal wil zeggen. En dus de schaamte die men kan hebben, mijn grote probleem, ligt daar, de schaamte om vernederd te worden. Dat is toch vreselijk. Dat is erg vrouwelijk. Die schaamte, die kan men wat verbergen. Je bent niet verplicht om de vernedering tot in het kleinste detail te beschreven, zeker niet in het begin wanneer er nog geen vertrouwen is opgebouwd. Je gaat zo ver als je zelf wil. Je kan stoppen en je wordt tegen jezelf beschermd, in principe kent de psycholoog ons niet persoonlijk. Wanneer je bij een bemiddelaar gaat, wat men voelt en wat men uitdrukt, de blik is altijd op de ander gericht en de visie van de ander die kan tegenstrijdig zijn, kan opheffen of diskwalificeren. Men zegt dus niet veel, dat was zo in mijn geval, en daar neem ik alle verantwoordelijkheid op me. Zich blootgeven ten opzichte van iemand die ons kent bij de bemiddelaar. Bij de psycholoog leg je jezelf bloot bij iemand die ons niet kent.
Dit onderscheid tussen de rollen, doelstellingen en werkmethodes tussen psycholoog en bemiddelaar noemen we ook samenwerking tussen hen. Dat is bijvoorbeeld de uitspraak van deze psychologe: P1 : “Vaak heeft een koppel dat therapie volgt niet het idee te gaan scheiden. Ze hopen opnieuw iets te kunnen opbouwen. In veel situaties geeft men zich er rekenschap van dat ze eigenlijk al aan het scheiden zijn. Ook al geven ze het nog niet toe, ze zitten al in een scheidingsproces. Ik denk dat daar bruggen kunnen worden gelegd naar de bemiddeling. Mensen die het misschien nodig hebben om wat ondersteund te worden. Want een dialoog is en blijft misschien ingewikkeld voor hen. Maar tezelfdertijd is er een mogelijkheid om tot dialoog te komen, maar ze moeten begeleid worden daarin door een derde. En op dat moment kan men een brug leggen tussen de relatietherapeuten en de bemiddelaars. Ik denk dat zij een specifiek werk hebben dat wij niet hebben. En omgekeerd, zij hebben niet het therapeutische werk dat wij wel hebben. Ze moeten evenwel vooral luisteren en empathisch optreden. Anders kan je dat beroep niet doen. Maar toch is het anders. Er zijn specifieke kenmerken. - Dus je zou eventueel een mogelijke samenwerking zien? - Ik denk het wel. Ik denk dat het ook in de andere richting kan. Dat er op een gegeven moment in de bemiddeling, er is toch … ik geloof dat er koppels zijn die willen begrijpen waarom het is misgegaan, waarom ze op een gegeven moment de indruk hadden een grote liefde te beleven, ook al lijkt dat heel romantisch om het zo te zeggen, maar er zijn koppels die erg passioneel zijn in die dingen. Begrijpen waarom het is mislukt, het zou kunnen dat ze dat willen. Niet altijd. Soms is het gewoon gedaan. Men heeft niet altijd zin om zich vragen te stellen. Op dat moment kiezen ze eerder voor een individuele aanpak, om voor zichzelf te begrijpen wat in hun relatie is gebeurd, misschien niet op het niveau van het koppel.”
89
Deze bemiddelaarsters verwijzen soms cliënten door naar een therapeute: B2 : “Een relatietherapeut, regelmatig. Als, in het begin, mensen naar hier komen die het echt nog wel heel diepgaand over hun relatie willen hebben, ook in het verleden, en echt een therapeut zoeken, dan doe ik dat soms wel. Maar andere bemiddelaars… Ik heb soms al samengewerkt met een bemiddelaar waarbij dat ik een stuk van de kinderen doe en zij het stuk met de ouders. En dat ik dan mee aan tafel ga zitten voor de kinderen. “ -
“Omdat u dat strikt gescheiden wil houden of…?”
B2 : “Wel ja, neen, omdat het soms ook gewoon aangewezen is. Omdat ik soms echt wel vanuit de kinderen wil spreken. En dat ik niet wil kijken naar de meerzijdige partijdigheid tussen de ouders. Dat ik voluit voor de kinderen kan gaan.” PS1 : “Naar een psycholoog, dat zou ik doen als ik zou zien, dus van: “Oké, hier is toch wat meer aan de hand dan gewoon een koppel dat wil scheiden.”, tenzij je moest zien van: “Die mensen willen hier helemaal niet scheiden.”, ja, dan moeten ze naar een relatietherapeut. Dat is iets anders. Naar kinderen toe zou dat kunnen.”
Een andere problematische verwarring wordt gemeld tussen de bemiddelaar en de gerechtsexpert. Bijvoorbeeld: J1: “Er zijn bemiddelaars die het niet helemaal begrepen hebben. Het probleem is dat u het daarnet over alle betrokkenen had, de contacten met de rechter, er zijn mensen die men als expert aanstelt. De wet op de expertise werd gewijzigd. Die is vrij precies en moeilijk. Maar deze experts hebben een opleiding als psycholoog, soms als bemiddelaar. En ze zouden graag hebben dat de mensen elkaar begrijpen eerder dan een schriftelijk rapport aan de rechter over te maken. Het is ten eerste erg moeilijk om een schriftelijk rapport op te stellen. Daarbij moet elk woord afgewogen worden. Verder vinden ze zelf dat de expertise gevraagd door de rechter kan leiden tot een soort verlengde bemiddeling. Volgens mij vergissen ze zich, zelfs als de experts eerst moeten proberen om de partijen te verzoenen. Ze hebben een termijn en ook een kader … En dus, het is al gebeurd dat experts proberen te bemiddelen. Dat is ook geen goed idee, ze worden gemandateerd als experts en uiteindelijk moeten ze toch ook een rapport afleveren. Er zijn er enkele die het niet helemaal begrepen hadden. En de partijen waren ook helemaal niet tevreden.” M7: “In de burgerlijke expertise is het een rechter die in zekere zin een expertisemaatregel beveelt. Er zijn verschillende stappen in de expertise, maar er is een stap waarbij de partijen nog zelf kunnen beslissen over een akkoord. Na een bepaalde stap is het gedaan, is het de rechter die beslist en is er een rapport dat wordt ingediend bij de rechter. De rechter zal zich daar in principe op baseren en inspireren om zijn beslissing te nemen. Met andere woorden, meestal wijkt hij niet sterk af van wat de expert suggereert. Dat vormt dus een geheel. Enerzijds kan men zeggen dat er in de expertise meer beperkingen zijn om de partijen tot een akkoord te doen komen. En wanneer ze een eerste rapport van de expert hebben, wacht, ik zal een voorbeeld nemen. Als ze ervan overtuigd zijn dat een van de ouders uit het leven van de kinderen moet worden verwijderd, dan weten ze in elk geval bij de expertise dat het niet mogelijk zal zijn. Volgens de mening van de expert. Dat weten ze vrij snel. Ze weten dus vrij snel dat het geen zin heeft om zich daarin te vermoeien. Of wanneer ze zich daar wel mee willen vermoeien, dat het weinig kansen op slagen heeft. In de bemiddeling is er echter een beroepsgeheim op het bemiddelingsproces. In de expertise is dat niet het geval. Ja, er is een beroepsgeheim, dat heeft betrekking op elementen die niets met de opdracht te maken hebben. Met andere woorden, er is geen beroepsgeheim met betrekking tot het voorwerp. Dat betekent dat er een externe blik is. Maar een derde bovenop de derde, een derde bovenop de expert die er is, die men misschien niet nodig heeft, maar toch. Er zijn veel meer waarschuwingen in de expertise. Er is druk. Het gaat erom om deze op een constructieve manier te gebruiken en niet om de mensen vast te zetten want anders krijg je een akkoord dat niet blijft bestaan. Maar men moet proberen om elkaar te laten uitspreken en de tijd te geven. Ik deed vaak een voorstel en de mensen gingen akkoord. Ik zei, luister, we gaan het zo proberen en binnen zes maanden tot een jaar kunnen we opnieuw kijken. We denken er samen over na. In de bemiddeling zijn de mensen vrijer. Er is geen derde die toezicht houdt, er is geen derde, men begrijpt elkaar, in termen van gezag is er geen. (…) om een bemiddelingsproces aan te vatten, in tegenstelling tot de gerechtelijke expertise, moet er een gedeelde wens zijn. Minstens toch een potentieel dat van meet af aan mogelijk is. In de expertise is dat niet onontbeerlijk, dat kan men heel gemakkelijk bewerken.”
3.5. Notarissen en bemiddelaars De rollen van de notaris en de bemiddelaar roepen wel enkele opmerkingen op, onder meer over de verwarring van hun verzoenende functie met bemiddeling. Bijvoorbeeld: 90
A1: “Ik heb de indruk dat de notarissen zelf nog niet goed weten of ze nu wel of niet bemiddelen. Verzoening zit in hun basisopdrachten, ze verwarren dus de verschillende concepten een beetje met elkaar. Hun grote probleem, onder meer bij de notarissen in kleine dorpjes en zo, is de angst om de cliënt te verliezen. Ik heb toch die indruk. Ik weet niet of het de cliënt verliezen is, maar ze doen toch een beetje vanalles.” N2: “Ik doe elke dag aan gezinsbemiddeling. - Hoe omschrijft u dat? - Een definitie geven is moeilijk maar ik zou zeggen dat het notariaat het bouwen van een fort is en dat we ervoor moeten zorgen dat het gezin altijd verenigd blijft, we moeten vermijden dat gezinnen uiteenspatten en de terugkeer van onbegrip op de rechtbank vermijden, dat is het zo’n beetje. Onze rol, in elk geval in het alledaagse leven, is om sociaal of psychologisch te werk te gaan in alle onderwerpen, of het nu gaat over verkopen, leningen, vooral scheidingen erfenissen, de twee onderwerpen die het meest benaderd worden binnen de gezinsbemiddeling zijn zeker scheidingen en erfenissen. Er zijn altijd wel kleine problemen en spanningen die we voor 90% in der minne kunnen regelen.”
Deze bemiddelaarster wou de betrokkenheid van de notaris bij de materiële aspecten van de scheiding beperken: B3 : “Notaris is meer voor het formeel aspect. Weet je? Dat zijn openbare ambtenaren. Bij mij is dat meer iemand die het formeel aspect moet in orde brengen en dan echt enkel wat betreft de onroerende goederen, dus de goederen. Nu, je hebt notarisbemiddelaars maar dan gaan ze als bemiddelaar te werk. Ik vind eigenlijk dat een echtscheiding… Wat vroeger werd gedaan, werd die ganse echtscheiding, als er een woning was, dan werd dat allemaal in een akte gegoten en ik vind dat dat eigenlijk niet kan. Allez, ik vind dat niet gezond omdat je dan voor dat onroerend goed, dat is een akte die uiteindelijk zo gaat… Een eigen leven. En als die mensen hun huis verkopen gaat een andere notaris dat zien en krijgen die nieuwe kopers van dat huis die ganse regeling te zien en die hebben daar eigenlijk niets mee te maken, vind ik.”
Deze notaris benadrukt de verschillen in benadering tussen de notaris en de bemiddelaar: NO2 : “Ja, dus een notaris heeft een beetje een – hoe moet ik dat nu zeggen? – een speciaal statuut. Een notaris op zich is een ambtenaar. En eigenlijk hebben de meeste notarissen op zich al het gevoel dat ze veel aan bemiddeling doen en dat is ook zo door de Federatie van Notarissen aangevoeld geweest en ze hebben gezegd: “Ja, als wij eigenlijk al veel aan familiale besprekingen doen, dan zou het niet slecht zijn dat die notarissen die dat doen daar een opleiding voor krijgen. (...) Je kan het gevoel hebben dat je aan bemiddeling doet maar daarom niet aan bemiddeling doen omdat je de technieken niet beheerst.”
Een van de ondervraagde notarissen maakt duidelijk het onderscheid tussen verzoening en bemiddeling, de rol van de notaris en van de bemiddelaar, en bevestigt dat deze complementair zijn. N1: “Het is een feit, en ik leer het ook zo aan mijn studenten notariaat, dat het deel uitmaakt van de notariële deontologie, dat er los van de traditionele verplichtingen die bij de functie van notaris horen, ik altijd heb gedacht dat er ook een verzoenende functie is. In de cultuur van de notaris zien we het feit dat, en daar ligt al het onderscheid met de advocaten, terwijl de advocaten het wel in hun deontologie hebben om te zeggen, men moet proberen om de mensen te verzoenen, ook al gaat dat niet noodzakelijk even ver als bij ons. Maar wij, wij zijn nooit, als we onze functie serieus nemen, hoe zou ik het zeggen, wij zijn nooit de notaris van de ene partij tegenover de andere. We zijn de mensen van een dossier en dus we proberen, we moeten spontaan proberen, zelfs in gerechtelijke verdelingen, om de mensen te verzoenen. En zo. Ik denk dat de notarissen een cultuur van verzoening moeten nastreven. En in het oplossen van de conflicten waar wij elke dag getuige van zijn, het zijn vaak kleine conflicten, conflicten die niet mogen escaleren, conflicten waaraan we een goed gevolg moeten geven, gevolgen die men kan ontwapenen, enz. ik geloof vast dat de notaris daar werk aan moet leveren. Er is een zekere limiet, wanneer er een blokkade bestaat, volgens mij moet de notaris niet aandringen. Het werk van de bemiddeling heeft zeker zijn eigen plaats. We zetten toch een soort van eerste stap, maar met onze eigen technieken natuurlijk. Ik leg het uit aan de mensen, luister, de bemiddelaar kan u meer geven, hij kan naar u luisteren, hij neemt zijn tijd, kan de problemen analyseren, hij zal misschien helpen om uw probleem op te lossen, ik, notaris, heb daar de tijd niet voor (…) Dat is niet dezelfde techniek, niet dezelfde tijd die men eraan besteedt.”
Dat is ook het geval voor deze bemiddelaarster: B2 : “ - Notarissen verwijzen niet door. Dat is echt erg. Wij… Ik verwijs dus heel dikwijls door naar notarissen, allez, naar een aantal notarissen in de buurt. Ik heb nog nooit één cliënt terug gekregen. Zo van: “Ga dat met rond de kinderen nu eens met een bemiddelaar…”. Dat doen die niet. - Omdat ze ervan uit gaan: “We kunnen het zelf.”?
91
- Ik denk dat. Dat is echt waar, ik denk dat dus echt. En dat vind ik heel erg. Dat vind ik heel spijtig. Wat dat denk ik echt wel: dat we daar veel beter werk kunnen leveren. (...) Ik denk dat ze dan gewoon de klik van samenwerken nog niet in hun hoofd hebben. Ik denk dat die eerder… Die hebben die standaardovereenkomsten en die maken die. Die staan daar echt niet bij stil, denk ik. Ik weet het niet. Je zou het aan hen moeten vragen. Ik vind het spijtig maar die geven dat precies niet af. Ik weet niet waarom.(...) Er zijn heel weinig notarissen die bemiddelen. En je voelt ook zo, als er een overeenkomst komt van een bemiddelaar, ja, dan moeten ze wel wat extra moeite doen om dat in hun stramien te laten passen. Misschien kost dat wat extra tijd. Ik weet het niet.”
Een persoon kan de twee rollen uitoefenen maar dan met duidelijk verschillende doelstellingen en op verschillende tijdstippen: N1: “Nogmaals, ik denk echt dat het twee volledig verschillende functies zijn. Dat is duidelijk. En ik verwar ook niet, ook al vind ik het belangrijk, de functie van verzoening die deel uitmaakt van de taken van de notaris en wat men kan doen in een functie van bemiddelaar. Voor mij zijn het twee verschillende zaken. Is het een ongemak, dat is toch uw vraag, wanneer zij beide doen? Voor mij persoonlijk niet. Ik denk, ik weet niet of dat deel uitmaakt van uw werk, uw studies, ik denk dat er een specifieke gedragscode bestaat voor notarissen die ook bemiddelaars zijn. Weet u daarvan? - OK, zoals voor de advocaten. - Ik heb dat in de tijd bestudeerd en nu weet ik niet meer wat erin staat. En op zich, zodra de rollen goed verdeeld zijn … veronderstelt het dat het in verschillende lokalen is, ik geef toe dat ik veel over die kwestie heb nagedacht, zodra men weet dat het twee verschillende dingen zijn, zie ik niet in waarom een notaris die daarin optrad niet ook als bemiddelaar kan optreden. Indien hij het vertrouwen van de twee partijen heeft, dat hij vertaalt. Want per definitie is de notaris een onpartijdig persoon, hij mag niemand bevoordelen. - Maar op verschillende tijdstippen? - Ah, dat vind ik wel, want men kan als notaris niet voorkomen dat men tussenbeide komt en vragen stelt, “ik zou het beter vinden dat”. Terwijl ik geloof, de bemiddeling, dat betekent dat de bemiddelaar, dat is geen psycholoog die stilletjes blijft zitten terwijl de ander op de sofa ligt, maar hij laat de mensen normaal praten. Zo zie ik het. Mij lijkt het een volkomen andere techniek te zijn. Een van de ongemakken is volgens mij dat het veel tijd vergt.”
Precies die tijd draagt bij tot het onderscheid tussen de interventies van de notarissen en van de bemiddelaars. De notarissen verklaren niet de nodige tijd aan de bemiddeling te kunnen besteden, zoals deze bemiddelaarster al opmerkt: M6: “Ik heb al gesproken met advocaten en notarissen. Zij zeggen me dat ze niet de tijd hebben om over het verleden of over emoties te praten. Het zou hen opluchten om dat te kunnen doorverwijzen, zolang ze zeker zijn dat de zaak later naar hen terugkeert. Ze zijn bang zaken te verliezen. Een notaris vertelde me dat er bij erfenissen altijd veel conflicten zijn. Hij vertelde me dat het zwaar is, dat hij daarin niet is opgeleid en dat hij het goed zou vinden mocht iemand anders dat in zijn plaats kunnen doen.” B4 : “Vergeet ook niet dat, als het gaat over familiale conflicten – ik heb het nu even enkel over echtscheiding, niet over relationele conflicten, jawel, maar waar dat het duidelijk is dat het een echtscheiding is – dan is er nog altijd vijfenzeventig procent die via notaris lopen. En dat is niet verkeerd, behalve dan daar dat de notarissen – toch diegenen met wie dat wij spreken en dat zijn er toch wel wat – die allemaal zeggen van: “Eigenlijk hebben we daar allemaal geen tijd voor.(...) Want ons kantoor, dat moet draaien, niet op drie gesprekken voor een EOT, dat is niet haalbaar. Dat is… De mensen” – om het oneerbiedig te zeggen – “zouden moeten binnenkomen met hun kladblaadje waar ze alles al opgeschreven hebben, dan kunnen ze een beetje begeleiding krijgen…” AD2 : “Dat notarissen zeggen: “Ja, we gaan niet… We hebben, bijvoorbeeld, niet de capaciteiten om mensen tien keer te zien, om over kinderen te negotiëren.”. Er zijn notarisbemiddelaars die dat waarschijnlijk wel doen. Maar ik kan mij ook inbeelden, zeker notarissen die geen bemiddelaar zijn, dat ze de mensen wel uitleggen: “Kijk, al dat ga je moeten regelen maar er is toch nog te veel onenigheid. Het lijkt mij aangewezen dat je gaat bemiddelen.”. Ik weet niet in hoeverre notarissen dat eigenlijk dan doen. Of dat ze suggereren: “Je zal toch een advocaat moeten nemen.”. dat weet ik niet.”
Deze notaris benadrukt een gebrek aan tijd en verwarring wat de vergoeding betreft: NO2 : “En dat is waarschijnlijk het probleem bij de meesten van mijn collega’s, die hebben eigenlijk hun job als notaris, om daar dan naast bemiddelingsopdrachten te vervullen in de strikte zin van het woord, daar hebben wij feitelijk, denk ik, geen tijd voor. Dat is één. Twee: er is ook een grote onduidelijkheid over “Hoe moet ik dat dan nu laten betalen? Wat moet dat dan eigenlijk kosten?”. En ik denk dat wij dat zeggen: “Ja, voor ons is dat een nicheproduct dat we eigenlijk toepassen, rechtstreeks in onze praktijk.”
92
De ontmoete notarissen reageren verschillend op deze vaststelling van tijdsgebrek om aan bemiddeling te doen. Notaris (N1) neemt daar akte van en stuurt vaak cliënten door naar bemiddeling voor een interventie die volgens hem een aanvulling vormt op de zijne. Een van zijn collega’s verklaart daarentegen meer bemiddeling te doen indien zij daarvoor vergoed zou worden: N1: “Ik heb daar niet voor gekozen, gewoon niet uit gebrek aan interesse voor bemiddeling maar omdat ik al zoveel werk had en zoveel verplichtingen dat ik het niet ten gronde had kunnen doen, ik vind het een manier om problemen aan te pakken die tijd vergt. En die tijd had ik niet.” N2: “Maar we hadden geen tijd. Vraag een bediende of medewerker om na de dag of in het weekend een opleiding te gaan volgen! Vergeet het maar. Dus wie gaat deze aanpak financieren? Tijdens de werkuren is het 150 uur, daarna 80 uur waarbij men geen cliënten kan ontvangen. (…) - Dus voor is er geen financieel voordeel in de bemiddeling, het is niet daarop dat uw zaak draait? - Nee, ik geef adviezen als advocaat maar dan gratis allemaal. Als ik als gezinsbemiddelaar vergoed word, dan teken ik meteen, maar ik verdien veel meer omdat ik dat elke dag doe. Het neemt meer dan de helft van mijn tijd in beslag, de gezinsbemiddeling, het zit in alles, echt in alles. (…) Als ik kon, als de politici op het politieke gebied erdoor zouden krijgen dat de notaris niet noodzakelijk een notaris met gratis advies is maar dat het ook een familiale benadering kan zijn, bij wie men ook psychologische, sociologische en familiale adviezen kan krijgen tegen vergoeding, dan zijn we daartoe bereid. (…) volgens mij is er een politieke aanpak nodig die zegt dat de notaris niet langer gratis is voor advies. De basis van het notariaat, de basis van het notariaat is het verlijden van contracten en zolang er geen contract is, is het werken aan een contract. De notaris zou een vergoeding voor tussenkomst kunnen vragen maar ik zie mij bij het verlaten van mijn kantoor nog geen vergoeding vragen voor een transactie die niets oplevert. In mijn wachtzaal hangt geen prijslijst uit. Er is een Belgisch nationaal barema en we worden vergoed per contract.”
De samenwerking tussen bemiddelaars en notarissen lijkt vrij frequent te zijn: PS1 : “ Ik vraag dan ook wel minder maar ik stuur ze wel altijd nog naar de notaris als een dubbelcheck. Ik vind dat altijd belangrijk dat er een keer nog een jurist alles nagekeken heeft en gecheckt heeft of alles er in staat.(...) Nu, die dingen zijn er en dus eigenlijk moet die jurist niet veel meer doen: het gewoon eens nakijken en checken.” PS2 : “Ik heb eigenlijk maar één notaris waar ik – ik zal niet zeggen: “mee samenwerk” maar – waar ik oorspronkelijk een beetje energie in gestoken heb om hem juist duidelijk te maken wat dat ik wou dat hij deed, en niets anders. En, ja, als mensen niet zelf een duidelijke keuze hebben, dan raad ik… Allez, geef ik zijn naam en ik zeg: “Van hem weet ik dat hij dat doet en dat hij niet gaat proberen u te overtuigen van uw hele EOT op te maken en u daarvoor veel te veel te doen betalen, veel meer dan nodig is.” B4 : “Wel, een notaris komt er wel regelmatig bij te pas omdat, zoals we gezegd hebben, meer dan tachtig procent van de mensen heeft een huis in eigendom en, afhankelijk van de rechtbank, is het al dan niet nodig om al bij het indienen van de EOT een notariële akte, hetzij een onverdeelde (sic.), hetzij een inkopen, hetzij schenking. En dan is een notaris wel nodig.”
De notarissen worden vaak bekritiseerd door de gebruikers en de bemiddelaars, zeker als het gaat over overeenkomsten over kinderen: B2 : “Maar ik vind dat notarissen ook veel te weinig… Allez, dat is niet om slecht te praten over notarissen… En ik denk dat onroerend goed en zo, dat is ook echt wel hun ding. En over verdeling van de potten en pannen, dat is ook het liefst… Dat doe ik het minst graag, als ik eerlijk moet zijn. Maar ik vind dat ze veel te weinig weten over kinderen. (...) Allez, als je bijvoorbeeld een overeenkomst over een baby moet maken, dat is niet hetzelfde als een kind van zeven of acht jaar. (...) Ja, maar zo doen die dat wel. Die staan daar echt niet bij stil wat effecten dat dat heeft op een klein kind van een week, bijvoorbeeld, zijn moeder of zijn vader niet te zien. Allez, dat dat dus wel immens lang is, laat staan dat hij twee weken zijn vader niet ziet. Allez, voor de hechting en zo is dat helemaal niet oké. Maar daar houden notarissen geen rekening mee.” AD2 : “Zo de kritiek op de notarissen als die overeenkomsten opstellen i.v.m. de kinderen, maar ik kan niet zeggen dat het dan over notarisbemiddelaars gaat maar wel over notarissen in het algemeen. Dat ze regelingen voor de kinderen heel onzorgvuldig uitwerken. Dus, bijvoorbeeld, de buitengewone kosten, maar dan niet nader gespecificeerd dat daar rap discussie terug over bestaat. Het halen, brengen niet duidelijk omschreven is.”
Deze notaris bevestigt: NO2 : “Wel, ik denk dat wij als notaris niet goed geplaatst zijn om een regeling te maken voor de kinderen.(...) Omdat ik denk dat wij daar niet voor opgeleid zijn. Ik denk dat je daar beter met bemiddelaars zit die in die sfeer opgeleid zijn. Sociaal…
93
- En wat vraagt dat dan? (...) - Een psychologische omkadering. Daar hebben wij onvoldoende kaas van gegeten, denk ik. Ik denk niet dat wij dat kunnen. Ook omdat er heel veel vraag toch begint te komen. Kinderen worden vroeger groot. Bij ons is het absoluut nooit de gewoonte, in een echtscheiding onderlinge toestemming, om een kind te vragen wat het wil. Jamais! Dus eigenlijk wordt dat altijd van bovenaf opgelegd en een kind voelt zich daardoor waarschijnlijk soms nogal verscheurd. (...) En dat is hetgeen dat we ook heel dikwijls aan de mensen zeggen van: “Bespreek die regeling met uw kinderen. Leg hen dat uit, waarom dat dat er zo staat.”, want de rechtbanken eisen van ons ook heel strikte regels. Wij moeten à la minute kunnen zeggen waar een kind moet zijn. een kind gaat dat dikwijls, denk ik, aanvoelen als: “Ze hebben mij in twee gekapt, terwijl ik eigenlijk misschien liever meer bij papa of bij mama blijf.”. Maar wij hebben daar niet de omkadering voor en wij gaan dus ook nooit een kind daarover vragen. Van: “Kom, breng uw kinderen een keer mee, we gaan het daar een met hen over hebben.”. Dat kunnen wij niet. - Dat vraagt een andere aanpak? - Dat vraagt een volledig andere aanpak dan die dat wij gewoon zijn. dus in die zin zou het veel beter zijn mocht dat daar eigenlijk los van staan en dat dat goed omkaderd wordt door mensen die meer vaardigheden hebben op dak vlak.”
3.6. Specifieke eigenheid van bemiddeling We hebben hier weinig nieuws opgetekend. De eigenheid van de bemiddeling werd al ruimschoots behandeld via de evaluatie van de praktijken (2.1). We onthouden de nadruk op de bijzonderheid van het bemiddelingswerk dat erin bestaat de twee partijen samen te krijgen: M2: “De bemiddelaar, of de notaris, dat is toch iemand die de twee partijen samenbrengt. Dat is toch niet niets. Wat me altijd raakt is als de mensen me zeggen, “weet u, alleen door de bemiddeling konden we ’s nachts niet slapen”. Ik zeg dan, het is waar, de mensen stoppen ermee omdat ze geen verstandhouding meer hebben en bemiddeling, dat is hun manier van contact. Ik wil zeggen, dat is toch niet niets als beroep. De advocaten hebben vaak één cliënt. Wij zien beide partijen. Ik vind dat wel specifiek.”
Wat de opleiding en het type benadering betreft, wordt de multidisciplinaire inslag gevaloriseerd, evenals de combinatie, zoals reeds hoger vermeld, tussen het juridische en het psychologische: M2: “Er is het juridische aspect maar is ook het aspect, de bemiddeling, dat is psychologisch, sociaal en juridisch. Je moet van veel op de hoogte zijn. We hebben geen opleiding als psycholoog maar toch, wel als systematisch therapeut, oriëntering, enz. die notarissen en advocaten niet hebben. In de planning hebben we een zeer goed zicht op het sociale, wat de notarissen en advocaten niet hebben. Ik zou zeggen, veelzijdig zijn, veel weten over veel takken.”
De tijd van de bemiddeling komt ook aan bod in de uitspraken over de eigenheid van het beroep: M6: “In vergelijking met de notarissen, rechters en advocaten … Tijd nemen in de communicatie, laten praten over de zaken. De mensen zijn ontgoocheld in de rechtbank, ze hebben hun hart niet kunnen luchten. Er is geen communicatietermijn. Ik ben bemiddelaar om het woord te laten lopen … in woorden omzetten wat men zegt en de andere dat doen begrijpen, heeft de ander dat goed begrepen.”
Volgens deze bemiddelaar moet men aanvaarden dat de rollen niet volledig los staan van elkaar: M1: “Maar ik geloof dat er veel zijn, ik heb de indruk dat men eerst moet aanvaarden dat er veel zijn die hetzelfde doen. Eens je dat aanvaard hebt, ben je minder geschokt wanneer iemand de zaken zo aanpakt. Want je blijft toch een beetje ieder voor zich in die zaken. Dat is er wel een beetje. Iedereen heeft kritiek op de ander en behoudt zijn standpunt. Ik geloof dat eens men dat aanvaardt, men wel een beetje in dezelfde vijver vist maar met meer nuances. Op dat moment kan je respect vinden en dus in een netwerk werken.”
3.7. Ieder zijn plaats
94
Onze professionele gesprekspartners zijn unaniem over de noodzaak om verwarring tussen de rollen te vermijden. De veelheid aan opleidingen en beroepen is een rijkdom indien iedereen zich aan zijn plaats houdt. Twee bemiddelaars zijn bijzonder geïnteresseerd in deze kwestie: M1: “Iedereen denkt op dit moment hetzelfde. Soms wordt dat wat verwarrend. Mensen die helemaal niets meer begrijpen. Ik weet het niet, gisteren kreeg ik een brief, ik zie een dame van wie de man een advocaat onder de arm heeft genomen die haar heeft geschreven en haar ervan heeft overtuigd om met hem naar de bemiddeling te gaan, bij hem, ik zeg, ik word geraadpleegd door meneer, dus als advocaat, kom bij mij, ik ben ook opgeleid voor bemiddeling. Dat is typisch, ik ken die kerel bovendien, ik vind hem tof. Maar dat zorgt voor een totale verwarring. Zij zegt OK, mijn man gaat een advocaat nemen die me zegt dat hij een opleiding bemiddeling heeft gehad. En dan, wat is zijn standpunt? En het is hetzelfde probleem wanneer de rechters, want dat zie je, uiteindelijk zo in de onderhandelingen opgaan dat ze niet meer kunnen beslissen. En de mensen weten niet meer van welk hout pijlen maken want iedereen doet zowat hetzelfde.” M5: “En wanneer een bemiddelaar zijn rol kent, bepaalt hij zijn plaats ten opzichte van de andere professionals. Ik heb het daarnet al gezegd, ik heb op een gegeven moment als expert gewerkt, ik ken dus de grenzen van het werk van de expert. Ik ken het werk van de magistraat en ik ken zijn grenzen. Ik ken mijn plaats dus ten opzichte van en in verband met andere professionals. Ik dring dus niet binnen in hun rol, omdat ik vind dat hun rol belangrijk en onontbeerlijk is. Een advocaat is bijvoorbeeld onontbeerlijk omdat hij juridische informatie kan geven aan zijn cliënten. En om in bemiddeling te kunnen werken, moeten zijn cliënten goede juridische informatie meekrijgen. Wanneer iedereen dus zijn plaats kent, zijn er geen problemen. (…) En dus bijvoorbeeld, de magistraten sturen ons personen door voor bemiddeling. De advocaten sturen personen door. De psychologen sturen mensen naar de bemiddeling zodra het buiten hun beroepsactiviteiten valt. Dus als iedereen zijn plaats kent, kan een samenwerking echt gebeuren. (…) En al die professionals kunnen samenwerken rond hetzelfde gezin. In het kader van de bemiddeling is het belangrijkste, het voornaamste, de verantwoordelijkheid van de personen. Wij werken daaraan. Dus, de psycholoog werkt eigenlijk aan het ondersteunen van het zelfbeeld van de persoon. De jurist gaat adviseren, juridische en gerechtelijke argumenten aanbrengen. En wij zullen de persoon in staat stellen om zich uit te drukken, om verantwoordelijke beslissingen te nemen. Het kan tot een goede samenwerking komen wanneer iedereen zich aan zijn plaats houdt.” B1: “ Het eerste: schoenmaker, blijf bij je leest. Ik vind dat een bemiddeling op de eerste plaats door, laten we zeggen, mensen uit, wat men spijtig genoeg de derde groep noemt. Niet notarissen, niet de advocaten, maar op de eerste plaats de bemiddeling, de overeenkomsten, allez, de afspraken door een niet-advocaat, niet-notaris zou moeten zijn. Maar dat dat dan naar de advocaat gaat die dan de juridische franjes en verbanden gaat leggen. Eigenlijk zou bemiddeling multidisciplinair moeten zijn. (...) En niet in een vakje van een psycholoog, een pedagoog, een advocaat, een notaris… dat is fout. In Nederland is dat anders. Hier is dat anders omdat men schrik heeft dat de één de andere zijn cliënt zou afsnoepen.”
We hebben hierboven al aangegeven dat de professionals de nadruk leggen op de afsluiting van het proces: Wat in de bemiddeling gebeurt, kan niet gebruikt worden in een ander kader, bijvoorbeeld door de Rechter. Het is een van de zaken die enkele gebruikers betreuren, zij verwachten dat de houding van de partners in de bemiddeling in aanmerking wordt genomen door de rechter: NUM2: “En daarna, ik vond het jammer, is het teruggekeerd naar het gerecht, het is dus mislukt. Maar zonder motivatie, ik zou nu zeggen zonder motivatie, zonder te zeggen waarom het is mislukt. Ik zat toen in het proces, ik heb het spel gespeeld. Hoe moeilijk het ook was. En ik had soms het gevoel ergens dat ik bedonderd werd door het ontbreken van die motivatie. Door dit systeem dat helemaal buiten mij stond. Ik begrijp wel dat ze onpartijdig moest blijven. Die bemiddelaarster moet onpartijdig blijven. Maar zodra men faalt, moet men zijn verantwoordelijkheid kunnen nemen.”
Maar de professionals besteden niet alleen aandacht aan het behoud van de confidentialiteit van de bemiddeling. Het is niet alleen het doorgeven van informatie die problemen kan veroorzaken maar ook de contaminatie van verschillende professionele en institutionele werkwijzen, het parasiteren van de ene dynamiek door de andere. De aangeraden oplossing is om verschillende tijdstippen te voorzien voor de verschillende tussenkomsten en erover te waken dat deze elkaar niet overlappen. Bijvoorbeeld: A1: “De gerechtelijke expertise, dat is wanneer de rechter de mening van een psycholoog vraagt om na te gaan welk type modaliteit men gaat invoeren voor de kinderen. Wanneer de kinderen zich gaan uitdrukken bij de psycholoog, zal wat ze zeggen aan de rechter worden doorgegeven. Wanneer je dat tegelijkertijd opstart met een bemiddeling, vind ik dat je hen kwetsbaar maakt ten opzichte van de expertise waar ze zich moeten kunnen verdedigen. Er is dan het probleem van de confidentialiteit tussen de twee, dat kan een beetje
95
doorschemeren ondanks alles. Het is al gebeurd, maar de advocaat heeft juist gereageerd, maar goed, het was zelfs niet samen. We zeiden, de bemiddeling die gaan we opschorten. We zullen elkaar later opnieuw zien als u dat wenst. Maar de meneer had aan de experts verteld wat tijdens de bemiddeling werd gezegd.”
En nog: A1: “Het is echt een situatie waarin het niet haalbaar is, dat is niet het geval wanneer mensen in proces liggen, dat kan nog, behalve indien ze bezig zijn met conclusies om te gaan pleiten en ze moeten proberen te onderhandelen en tezelfdertijd hun wapens opblinken. Dat is een grote kloof die niet altijd gemakkelijk is. Maar soms maken de advocaten dat wel mogelijk. (…) Maar op dat moment zijn er mensen die naar de bemiddeling komen en we stellen hen voor om eventueel, als het tot een akkoord komt, om te wachten tot de rechter beslist en eventueel later het akkoord te herwerken. We laten dus nooit een akkoord ondertekenen net voor een zitting met pleidooien.” M5: “Nog iets anders zijn mensen die gescheiden zijn. Ze komen naar de bemiddeling, ze worden doorgestuurd door de jeugdrechtbank voor kwesties in verband met de ouderlijke verantwoordelijkheid en de huisvesting bijvoorbeeld. En samen daarmee is er een burgerlijke procedure voor het afsluiten van hun onverdeeldheid. Daar zitten we toch met een beetje een probleem. Ik denk aan een situatie waar de relatie van de volwassenen ten opzichte van de kinderen een stempel draagt of bevlekt wordt, ik zou zeggen, door het feit dat het huis verkocht moet worden. de moeder die het huis bewoont zal aan de kinderen zeggen, “jullie vader zet ons aan de deur”. Dat is inderdaad een probleem ten opzichte van de situatie. Het is al gebeurd dat we het opnieuw gingen hebben over het huis in het kader van de bemiddeling. Maar dat was samen met een procedure bij de notaris en een gerechtelijke procedure voor het vereffenen van de gemeenschap. Het is niet gewoon zo dat de scheiding afgerond is en de vereffening moet gebeuren. Er is immers een gerechtelijke procedure voor de vereffening. En dat kan problemen opleveren voor het bemiddelingsproces.”
4. De ontwikkeling van de vraag naar bemiddeling Onze gesprekspartners hebben het soms spontaan soms na vraag over politieke mogelijkheden voor de ondersteuning van de bemiddeling en de ontwikkeling van de vraag. We geven hier een synthese van hun bedenkingen bij dit onderwerp, ingedeeld volgens thema. Het gaat niet om een standpunt van de onderzoekers. In dit stadium hebben wij gearbitreerd tussen de geformuleerde voorstellen. 4.1. De obstakels voor de ontwikkeling van de vraag naar bemiddeling De ontmoete personen vermelden weinig over de remmen of de moeilijkheden voor de ontwikkeling van de vraag naar bemiddeling. Onder hen vermelden enkele personen de verwarring tussen verschillende bemiddelaars en de vele verschillende bemiddelaars op verschillende domeinen of in institutionele kaders. Bijvoorbeeld: M3: “Er zijn overal bemiddelaars. Er is een bedrijfsbemiddelaar, de fiscale bemiddelaar, de institutionele bemiddelaar, de bemiddelaar van de Franstalige gemeenschap, de bemiddelaar van de banken, de bemiddelaar van Electrabel, de bemiddelaar voor telecommunicatie. (…) Dat kan een verkeerd beeld geven van bemiddeling. Al die beroepen, die activiteiten zijn uiterst belangrijk. Volgens mij is er nochtans een gebruik aan duidelijkheid, een gebrek aan verduidelijking ten opzichte van de verschillende types bemiddeling. Dat is een punt ;.. Ook een schoolbemiddelaar. Alle sociale organisaties hebben hun bemiddelaar. Daarin moeten de bemiddelaars de conflicten aanpakken tussen personen die het soms moeilijk hebben om met elkaar door een deur te gaan.” M4: “ik vind dat er veel mensen zijn die overal zo’n beetje aan bemiddeling gaan doen. (…) Maar waar het schoentje wringt, dat is wanneer ik hoor over politiezones die aan bemiddeling doen. Men kan bemiddeling gebruiken in de beroepspraktijk, hulpmiddelen rond bemiddeling. Zoals ik in mijn beroepspraktijk therapeutische hulpmiddelen gebruik. Ik ben geen therapeut. De politieagent, de dienst slachtofferhulp is geen bemiddelingsdienst. Wanneer we iedereen maar aan bemiddeling laten doen, gaan we op een gegeven moment alle ernst eraan onttrekken. Want opnieuw, in welk probleem gaan we terechtkomen? De professional zal misschien, dat is nog niet zeker, erin slagen van rol te veranderen. Uiteindelijk is het toch niet eenvoudig. Maatschappelijk assistent zijn bij het OCMW of bemiddelaar, dat is toch niet hetzelfde werk.
96
Wanneer zij voltijds is aangeworven om aan bemiddeling te doen, dan kan het gebeuren dat ze zegt: “ik ben alleen maar bemiddelaarster” maar wanneer er een dag bemiddeling is en 4 dagen werken bij het OCMW, dan gaat het niet. Goed. Maar vooral de blik van de persoon die naar die diensten trekt, het is moeilijk om hem te zeggen, u bent bij de dienst slachtofferhulp. U werd ontvangen door de persoon van slachtofferhulp. En nu doet u bemiddeling in de dienst, maar men neemt geen standpunt in. Maar tijdens de informatiesessies daarrond, daarin … Het is al moeilijk om te bemiddelen. Het is echt projecteren, opbouwen, zich bewust worden van waar men in het systeem staat. Wanneer men aan bemiddeling doet in een systeem dat niet duidelijk is, dan kan men geen duidelijk systeem hebben.” P3: “Maar persoonlijk ben ik nog steeds zeer geschokt door het feit dat de term bemiddelaar te grabbel wordt gegooid, dat creëert verwarring. Er is strafrechtelijke bemiddeling, er is de bemiddelaar bij de post. Dat helpt niet bij het identificeren van dit specifieke type interventie, namelijk de gezinsbemiddeling.” M6: “De mensen moeten precies weten wat het is. Er worden zo vaak woorden als bemiddeling toegekend aan verschillende zaken die er niets mee te maken hebben. Het eerste is de informatie.” M7: “Bovendien is het een term die voor vanalles en nog wat wordt gebruikt. (..), nee bemiddelaar is een modewoord. Bemiddelaar, bemiddelaarster. Kijk, er is een conflict. Ze gaan daar naartoe. Ik ben soms bezig met expertise, begeleiding van ouders en gezinsbemiddeling, die drie worden soms door elkaar gehaald, ik moet het soms verduidelijken. Of begeleiding van ouders en bemiddeling …” R1: “Het zou misschien wel beter zijn dat dat niet zomaar versnipperd zit. Nu zit dat bij het CAW, een keer een advocaat en… Ik denk ook, visueel zou dat moeten gecentraliseerd zijn.”
In Vlaanderen leidt de term “bemiddeling” vaak tot een terminologische verwarring, zo vertellen de bemiddelaarsters: PS2 : “Ja. Het woord bemiddeling wordt zo soms gebruikt voor dingen waar ik het niet voor gebruik, in elk geval, en niet de mensen die van hetzelfde strekking van dezelfde opleiding komen, dat het heel verwarrend wordt. Ook verwijzingen van de rechtbank, bijvoorbeeld. Dan verwijzen ze voor bemiddeling maar ze bedoelen eigenlijk iets anders. Ze bedoelen eigenlijk… Ja, die mensen hebben afspraken maar die maken voortdurend ruzie, die moeten een beetje leren op een andere manier communiceren. Maar ze noemen het allemaal bemiddeling.” B1 : « Overlaatst heeft zo een buurman gebeld, die had zijn scheiding geregeld en die vroeg aan mij dat of ik ook relatiebemiddeling deed. En ik vroeg: “Wat bedoel je daar dan mee?”. En hij dacht: zo’n relatiebureau. Zo mensen koppelen. »
Zoals hierboven vermeld (2.) wordt de (economische) kost van de bemiddeling gezien als een obstakel: P3: “De rechters zeiden, “het is zo moeilijk de mensen ernaartoe te sturen, en de mensen zijn niet enthousiast en we kunnen hen niet sturen … dat hangt niet van ons af …”. De rechters in kwestie waren wel gemotiveerd maar ze zaten vast. Ze zaten vast door het feit dat de bevolkingsgroep die ze voor zich hadden, bestond uit mensen met niet veel geld. Er is dus een hindernis op het niveau van de betaling.”
4.2. Wat moet er gebeuren om de vraag naar bemiddeling te ontwikkelen? De ondervraagde personen zijn meer geïnspireerd door het suggereren van oplossingen om het aanbod van bemiddeling te ontwikkelen. De zorg om het publiek zo breed mogelijk te informeren, komt vaak terug maar dat is niet de enige mogelijkheid die zij zien. 4.2.1. Alle doelgroepen informeren en sensibiliseren Sommige raden een gratis ontmoetingssessie met de gezinnen aan: M4: “Als men promotie wil voeren voor de bemiddeling, moet men de gezinnen die er niet spontaan naartoe trekken de mogelijkheid bieden om de bemiddelaars te ontmoeten, ze weten opnieuw heel goed dat de dienst gratis zou moeten zijn. Men gaat niet betalen om informatie te krijgen waar men geen zin in heeft. Men verkeert niet in dezelfde geestestoestand. (…) Om te informeren is het volgens mij interessanter dat een dienst die niet rendabel hoeft te zijn de informatie levert, omdat deze niet probeert de mensen tegen wil en dank te behouden. Wat de objectiviteit betreft, vermits men niet geacht wordt winstgevend te zijn, is het niet
97
erg indien ze naar andere bemiddelaars gaan. Alleen een dergelijke dienst kan duidelijk en efficiënt informeren. En het is voor al deze gezinnen voor wie de bemiddeling niet de eerste keuze is en die dus nood hebben om geld en tijd te investeren in andere keuzes. Ze kunnen hier komen en zeggen, het kost ons niet, het duurt maar een paar uurtjes dus het speelt geen rol. Men kan een psycholoog behouden indien nodig of een advocaat. En het spijt me, de levensduurte maakt het niet mogelijk, zelfs niet voor tweeverdieners, ze hebben niet de luxe om psychologen, advocaten en bemiddelaars te betalen, hoewel ze er misschien wel nood aan hebben.”
Sommige bemiddelaars kondigen een gratis eerste informatiesessie aan: PS1 : “Ik denk dat het inderdaad veel meer zou moeten gestimuleerd worden vanuit de overheid. Dus, zoals in bepaalde landen, mensen met kinderen minstens één of twee keer, denk ik, naar een bemiddelaar moeten gaan. Ik denk dat dat niet slecht is. En dan liefst niet nadat ze al tien jaar geprocedeerd hebben tegen elkaar. (...) Bij mensen die kinderen hebben, ja. En dan als ze natuurlijk zeggen van: “Oké, die bemiddeling, wij moeten dat niet hebben.”. Maar zodat ten minste iedereen die gaat scheiden… Al is het gratis want heel veel bemiddelaars doen dat ook. De eerste bemiddeling is bij mij gratis. Dat is gewoon een kennismaking, van: “Wat is bemiddeling?”. En dan moeten ze er zelf voor kiezen: “Gaan we ervoor of gaan we er niet voor?”. Of: “Gaan we er bij mij voor of bij een ander voor?”, want, ja, dat moet niet altijd… Dat je elkaar ligt. Ik laat ook altijd heel goed weten van: “Hoe is mijn manier van werken? Dat doen we eerst, dan doen we dat, dan doen we dat. Er zijn ook bemiddelaars die anders werken.”, dus ze kunne ook naar een ander gaan als ze liever iets anders… Allez, als ze iets anders zoeken. Het is niet gelijk een dokter die altijd op dezelfde manier opereert. Dus in die zin denk ik ook dat je de mensen de vrijheid moet geven van: “Wat zoek ik eigenlijk in een bemiddelaar?”. Maar ik vind dus wel dat die uitleg van: “Wat is bemiddeling?”, en die drempel van al bij die bemiddelaar binnen geweest te zijn, dat ze dat zouden moeten stimuleren en zouden moeten zeggen van: “Oké, iedereen, toch liefst met kinderen, gaan daar eens naartoe.”
Maar de meeste ondervraagde mensen suggereren om het grote publiek te informeren, onder meer via de media of andere dragers (DVD, affiches, …): M5: “Maar ik denk wel dat het nog nodig is om te informeren. Zo is er het project in het kader van het Europees bemiddelingscentrum in samenwerking met het videocentrum van Brussel willen we een DVD over bemiddeling maken. Dus een situatie in bemiddeling filmen. We vertrekken van in de rechtbank, wie komt terecht bij de bemiddeling. We filmen dan ook de gezinsbemiddeling als basis. Daarnaast is er ook buurtbemiddeling, schoolbemiddeling, bemiddeling in het kader van pesterijen op het werk. En bemiddeling tussen slachtoffer en dader. En deze DVD dan echt aanpakken als een didactisch, informatief middel dat verspreid wordt onder alle doelgroepen. - Het is dus niet gericht op een specifiek publiek. Echt op het grote publiek. - Zeker weten! En dat kan gebruikt worden in het kader van de opleiding. Of gewoon om het publiek te informeren. Maar in functie van de animatie die gebeurt door het personeel die er gebruik van maakt. De DVD kan dus op verschillende manieren gebruikt worden. - En is het een initiatief van het Centrum? - Het Europees bemiddelingscentrum waar ik werk in de structuur andere (?). - En wat zou de overheid kunnen doen om beter … - Er ontbreken nog wat centen. We hebben al de helft van het budget. Iets meer dan de helft van het budget. We hopen nog op enkele financieringen. Om er echt uit te raken. Maar ik denk ook, bijvoorbeeld het ministerie van Justitie heeft een affiche over bemiddeling uitgebracht. Maar ik hou er niet te veel van, ik vind dat het aantoont dat bemiddeling een alternatief is voor het gerecht. Dat is niet het geval. Vermits … - Het is al enkele jaren oud. - Niet zo veel. Hij is uitgekomen van na de wet van 2005, dat is dus niet zo oud. Maar het is volgens mij verkeerd ervan uit te gaan dat het een alternatief is voor justitie. Eerst en vooral, indien u een rechter vraagt om door te sturen naar bemiddeling, dan kan dat geen alternatief zijn voor zijn rol. Maar daarentegen, of het een alternatief kan zijn voor procedures, ja. Men moet dus duidelijker zijn in de terminologie en de boodschap die men uitstuurt. Voor mij lijkt het belangrijk om een duidelijke boodschap uit te sturen. En niet, ik kan het niet zo goed uitleggen ..." P3: “En misschien dat men daar moet nadenken over een praktische en concrete hulp voor de personen die naar bemiddeling gaan waartoe zij toegang kunnen hebben. Dat zou niet slecht zijn. Alles op papier, de verschillende procedures. - Duidelijk de wet uitleggen, in eenvoudige bewoordingen, … - Dat zou niet slecht zijn, denk ik. - Een foldertje.
98
- met de stappen in de rechtbank en alles wat volgt … anders gaan de mensen zeggen, hoe moeten we dat doen?” A2: “Veel meer informatie in de media, een beetje zoals de reclame die men gemaakt heeft voor het eerste consult bij advocaten, die beroemde reclame waarin men zegt dat het beter is te vroeg naar een advocaat te gaan dan te laat. Het aantal mensen dat deze reclame heeft gehoord en ernaar verwijst in het kantoor van de advocaat, dat is buitengewoon. En in ons project maar we slagen er niet in omdat het budget te groot zou zijn, maar als we de bemiddeling echt ten gronde willen promoten, moeten we zo’n clips maken die op de radio te horen zijn;” UM4: “Ze moeten zich meer tonen. - Ze zijn niet genoeg gekend? - Ja, en hoe. En ja. Een positief imago uitdragen. - Een positief beeld van het werk dat ze doen? - Van het werk dat ze doen en het resultaat. Nee, wel ja, van het werk dat ze doen en wat het kan bijbrengen. En die ideeën van goed of slecht wegwerken. Hij heeft zijn vrouw bedrogen, hij is de slechterik.” NUM4: “ik denk dat er onvoldoende kennis is van het feit dat het een echt beroep is met een echte bekwaamheid en voorbeelden van succesverhalen. Als de mensen ervan overtuigd waren dat er succesverhalen zijn, dan kunnen we misschien zo de promotie voeren, ze zouden dan zeggen, laten we iets anders proberen vooraleer we in een onomkeerbaar conflict terechtkomen. We raken er alleen niet uit. - Maar dat is voor jou eerder voor het conflict, dus het is niet in de rechtbanken dat men promotie moet voeren voor bemiddeling … - Dat is te laat. - Waar dan? - De rechtbanken, dat zijn loopgraven. De bemiddelaar ligt op dat moment onder vuur van beide zijden. En je kan het niet verplichten. Het is veel eerder, ik denk al van bij de eerste conflicten. Ik denk dat het interessant is om dat beroep daar veel eerder te valoriseren. Zoals de psycholoog die men raadpleegt wanneer men niet helemaal ziek is. Men zegt, ik voel me niet goed. - Bij wie dan, sociale betrokkenen, media? - De media. Ik geloof niet dat men via tussenpersonen moet gaan. Je moet je rechtstreeks richten op de mensen die betrokken zijn.” AD2 : “Of, bijvoorbeeld, ja, wat ook zou kunnen bij het verzoekschrift dat een echtscheiding op gang zet of bij een dagvaarding, dat er altijd soort vouwblad of foldertje bijzit. Maar ja, natuurlijk, diegene die de dagvaarding krijgt voelt zich aangevallen en zal dan zeggen: “De andere heeft de stap tot bemiddeling al overgeslagen.” PS2 : “Momenteel is het gewoon zo dat de rechtbanken meer informatie gaan doorgeven. Tot nu toe gaven ze altijd een folder van het CAW dus we zijn hier met het Forum Bemiddeling aan het proberen een folder te maken dat ze dan die kunnen meegeven.”
Voor enkelen is het niet alleen een kwestie van informatie; men moet veel breder sensibiliseren voor een cultuur van bemiddeling. Het gaat er dus vooral om op te voeden eerder dan te informeren. Bijvoorbeeld: J2: “We moeten de mensen sensibiliseren voor het conflict, we moeten duidelijk maken dat het belangrijk is om de situatie eens anders te bekijken en meer te onderhandelen en inspanningen te leveren om tot een compromis te komen, daar ligt de sleutel van het succes.” UM8: “We moeten de mensen opnieuw leren hoe ze moten communiceren, dat ze moeten openstaan voor communicatie. Ik denk dat het een werk van lange adem is.” UM10: “Mijn conclusie is dat ik vind dat men bijna bemiddeling zou moeten doen voor men als koppel samenkomt, men is nooit duidelijk. Hoe omgaan met geld, symbolen, onderwijs. (…) In de plaats van bosklassen te doen, zou men op school beter leren om conflicten te beheersen en te bemiddelen. Indien dat al bestond en men kon doen inzien dat een bemiddelaar ook helpt om conflicten eens vanuit een andere ooghoek te bekijken, dan zouden de mensen dat aanvaarden. Maar de mensen kennen het niet, in de scholen zijn er veel conflicten en velen weten niet wat ze er mee aanmoeten en ze begrijpen niet dat het een evolutieproces is. Men moet vanaf de school beginnen.” AD2 : “Of ook: van jongs af meer in scholen… Dat het… Want uiteindelijk, het is een levensstijl, een bemiddeling.(...) Ja, dus dat ook, in scholen, dat dat meer iets is dan mensen van jongs af ingelepeld krijgen
99
als een alternatief voor klassieke ruziemaken.(...) Het is niet enkel familiebemiddeling maar dat mensen dat meer als de eerst manier van iets op te lossen zouden zien op alle mogelijke niveaus, dat het niet escaleert.” B3 : “Neen, ik denk, de poging dat je maatschappelijk inziet dat een conflict… Dat, eerste, dat je moet proberen terug de mensen daar rond de tafel krijgen. Dat lijkt mij… Dat zal met vallen en opstaan zijn maar het moet omgedraaid worden. Eerst bemiddeling en dan, als het echt niet lukt, rechtbank. En dan moet je niet zo veel promotie want je gaat je blauw betalen aan promotie. Dat moet gewoon één keer duidelijk zijn: Je moet drie verplichte… Dan heb je geen promotie, publiciteit te voeren . Drie verplichte… Ze zullen het wel vlug genoeg weten. “ B4 : “Economisch gezien ben ik daar voorstander van. Als je het brede plaatje bekijkt, dan zou je moeten zeggen: “Jammer dat mensen daar niet zelf voor kiezen.”. En dat vergt een mentaliteitswijziging. Maar, natuurlijk, …(...) maar je zou er nog een tussenweg kunnen vinden, een oplossing op z’n Belgisch, dat je op z’n minst, verplicht, dat de mensen goed geïnformeerd worden over bemiddeling. En dat gebeurt vandaag niet. “ PS2 : “Ja. Maar dus, het ging over het kennismaken met bemiddeling. Omdat er nog altijd veel mensen rondlopen, denk ik, die denken: “Scheiding? Ah, dan moet ik naar een advocaat.”. Veel mensen zijn helemaal niet geïnformeerd over hoe dat dat verloopt, een scheiding, omdat ze daar voordien nooit aan gedacht hebben, dat dat hen zou kunnen overkomen en daar dus ook helemaal niets van weten. En dus gaan ze dan geloven wat de advocaten hen vertellen en heel dikwijls is dat… Ja, dat is dan de gerechtelijke weg.(...) Het hangt samen ook met mentaliteitswijziging van: “Wij willen onze eigen beslissingen nemen en niet aan Vader de Rechter gaan vragen om het voor ons te beslissen. (...) Meer overlegmodellen. Daarom ook waarschijnlijk dat ik meer hoger opgeleide mensen heb, omdat die meer vertrouwd zijn met een visie van: “We moeten in overleg dingen doen.”, dan lager geschoolden.”
Deze advocaat zoekt de manier om de mensen te raken die niet zelf naar de bemiddelaar komen: AD2 : “Het is wel al: mensen die echt sowieso de weg gaan vinden die inderdaad bemiddeling gaan ingeven als ze zoeken. En natuurlijk, er is een heel grote groep van mensen die nog niet via internet zoekt.(...) Natuurlijk, dat zijn mensen die rap aangemeld worden, bijvoorbeeld bij het CAW of daarnaar doorverwezen worden omdat die dan soms bij het OCMW aankloppen voor schulden en zo. En dan zo de weg naar daar vinden. En dan zeker ook misschien wel bij bemiddeling terechtkomen. Maar mensen die die stappen niet zetten, ja, die vallen waarschijnlijk, allez, uit de boot. En dan denk ik: de affiches die er nu zijn… Maar ik weet ook niet hoe je dan mensen nog meer… Tv-spotjes… Ik weet het niet.”
Voor een bemiddelaar is het niet echt kwestie van informeren of sensibiliseren. Eerder dan informeren moet men de diversiteit van de doelgroepen erkennen en zich eraan aanpassen (zie infra 4.2.4): M1: "En ik heb er genoeg van om vergaderingen bij te wonen waar men zegt, we moeten promotie voeren voor bemiddeling alsof het informeren van de mensen het probleem gaat oplossen. - Dat is iets anders, volgens u. - Dat is iets anders. Want ik heb me net die vragen gesteld, vanuit een meer traditioneel publiek, immigranten, meer volkse mensen of zo die aankomen in een planning, niet vaak omdat ze het zelf willen. En als je voor die mensen staat, kan je ze wel informeren over wat bemiddeling inhoudt, maar soms denken ze op een andere manier. - Wanneer u zegt meer traditioneel, wat betekent dat? - Voor mij betekent het dat ze in een traditionele gezinswereld leven. Hiërarchisch. Men praat niet veel, het is het gezag van de vader. - Ze verwachten dus een beslissing en niet meteen … - Zeker weten! En het is dus genoeg, ik heb geprobeerd om te werken, dat is ook een beetje mijn aanpak, om na te denken, te zien hoe bemiddeling past binnen een superonderhandelend gezinsmodel, men zou een plaatsje moeten voorzien voor die mensen. Men zou dus meer moeten opleiden, nadenken want het is veel ingewikkelder. Grosso modo moeten we andere hulpmiddelen ontwikkelen, we moeten aanvaarden dat de mensen erboven schreeuwen. Een intense situatie doormaken, dat is niet vanzelfsprekend. En soms gaat het helemaal niet."
100
4.2.2. De professionals sensibiliseren Voor meerdere personen, vooral de bemiddelaars, moeten we vooral de sociale, gerechtelijke en medische betrokkenen sensibiliseren: M2: “We werken veel samen met andere centra. Het is dus de mondelinge reclame die daarbij werkt. Maar dat gaat vooral via de maatschappelijk assistenten. Vorig jaar hebben we onder een veertigtal verenigingen waarmee we samenwerken een tekst verspreid. Een tekst, dat is zonder pretentie. We gingen uit van een welbepaald geval en legden wat uit hoe bemiddeling gaat. En we gaven aan dat het belangrijk is dat de sociale betrokkenen weten wat bemiddeling inhoudt. Dat document werd op meer dan 60 exemplaren verzonden. En we hebben toch een beetje feedback gekregen. Uiteindelijk lezen de mensen het misschien niet maar ze houden het wel bij en zien … - Dus, het zijn de sociale betrokkenen die aanbrengen eigenlijk. - Het zijn niet de advocaten die doorsturen naar een planning. Het zijn de sociale betrokkenen. Ik heb 4 gevallen van gerechtelijke bemiddeling gehad. Het is de rechter die doorstuurt. We hadden deze bundel naar de vrederechter gestuurd. (…) Volgens mij is de rol van de sociale betrokkenen belangrijk. En ik zei bij mezelf, in de scholen voor maatschappelijke assistenten, ik geloof dat het al bestaat maar echt initiaties, informatie, huisartsen zouden dat ook moeten krijgen … iets kort maar om uit te leggen. - Dus de maatschappelijk werkers, de huisartsen. - Ja, de psychologen. Iedereen die uiteindelijk in overleg met de gezinnen werkt. Velen weten niet precies wat het inhoudt. Ik ben naar de dienst jeugdzorg geweest enkele jaren geleden. Ze wisten vaag wel wat bemiddeling is. Maar ze verwarden met therapie. Ik geloof dat er nog werk te doen is om de middenklasse te bereiken.” M3: “We moeten alle betrokkenen sensibiliseren. - allemaal? - De magistraten, want wanneer er geen akkoord is, komen de dossiers bij hen terecht. De centra voor planning, de maatschappelijk assistenten, de OCMW’s. Kortom, iedereen … - alle mogelijke betrokkenen. - alle mogelijke betrokkenen. En de mensen doen steeds meer een beroep op deze verschillende diensten. En deze verschillende diensten zijn erg belangrijke kruispunten die het mogelijk maken de mensen door te sturen of om zelf bemiddeling te organiseren. Ik vind dat … Er is al een lange weg afgelegd. We moeten ons daarvan bewust zijn. Maar ik geloof dat er nog steeds partijen zijn die niet goed geïnformeerd zijn of die niet systematisch dossiers doorsturen naar de bemiddelaars.” M5: “We zouden de eerstelijnsdiensten beter moeten informeren.” P2: “Wat in het PMS goed werkt, is wanneer de mensen een presentatie komen geven. Wanneer we de folder krijgen en er is niet meteen een situatie die daarmee verband houdt, gaan we die opbergen en klasseren. Maar we hebben regelmatig diensten die zich komen voorstellen en ons tonen hoe ze werken. Of zelfstandigen die komen … er is dan contact, we zien de persoon, we leggen een band en we voegen hem toe aan ons netwerk. Zo’n presentaties, dat is ideaal.” NUM1: “De artsen. In moeilijke momenten is de arts toch een persoon of een beroep waar de mensen nog op vertrouwen. Omdat ze slaapmiddelen nodig hebben of een attest.” UM2: “Maar op alle plaatsen waar zo’n koppel zich kan bevinden. Ik zou zeggen ook de ziekenhuizen, soms is er fysiek geweld, de mensen gaan naar de spoed, weet ik veel.”
B5 : “…dokters, die ook dikwijls problemen oppikken bij mensen die daar op consultatie komen. sociale diensten, die daar in aanmerking mee komen. scholen, die horen van: “Er is thuis… Er zijn problemen. Dat gaat de richting uit van een echtscheiding.”. Jeugdbewegingen. Allemaal mensen die kunnen in contact komen of die weet kunnen zijn van die mogelijk problemen, kunnen doorverwijzen naar de bemiddelaar.”
Voor verschillende gesprekspartners moet deze sensibilisering ook gericht zijn op de aanvankelijke opleiding van de psychosociale en gerechtelijke betrokkenen: M2: “Ja, eerst, wanneer men de psychologen opleidt, de maatschappelijke assistenten, dan moet men over bemiddeling praten. In hun algemene cultuur. Ik vind dat daar nog werk kan worden verricht. (…) Nee, maar ik geloof echt dat als er iets gedaan kan worden, dan moeten we echt proberen, ik zeg het zo vaak, het zou fantastisch zijn als alle scholen voor maatschappelijk assistenten iets zouden voorzien. Ik ben geen
101
leerkracht. Maar voor een initiatie, later wanneer u in contact komt met de mensen, kunt u zeggen, bemiddeling zou een mogelijkheid kunnen zijn.” N1: “Maar ik ben niet zeker dat het hetzelfde moet zijn in alle onderwijs dat men kan krijgen en dus dat alle juristen op de juiste manier gesensibiliseerd worden. - Dus in de aanvankelijke opleiding? - Al in de oorspronkelijke opleiding en regelmatig. Opleidingen worden vergeten, helaas voor de leerkrachten. Regelmatig terugkeren van het standpunt van de cultuur en de notariële deontologie en zeggen “weet je nog wanneer je voor zo’n blokkade komt te staan, dan zou het toch interessant zijn om op de juiste manier aan uw cliënten uitleg te geven, wat al dan niet mogelijk is via bemiddeling.” Dat zou het gebruik van bemiddeling kunnen aanmoedigen, vind ik. Het is me iets te vaak voorgekomen dat het gemiddelde van mijn confraters, ook al is dat niet zo frequent, de mensen aanmoedigt om naar bemiddeling te gaan, ik was er omwille van een of andere reden al gevoeliger voor. De mensen dus sensibiliseren die in contact komen met mensen in conflict, onder meer de notarissen, zou volgens mij nuttig zijn.”
Enkele gesprekspartners leggen de nadruk op de noodzaak om in het bijzonder de magistraten te sensibiliseren: M3: “Er was een promotiecampagne die werd gevoerd door de vorige minister van Justitie. Er wordt gesensibiliseerd voor bemiddeling bij de magistraten, gefinancierd en georganiseerd door de minister van Justitie. Ik heb daaraan meegewerkt, ik heb opleidingen gegeven aan magistraten. We moeten vaststellen dat afhankelijk van de plaats waar we elkaar ontmoet hebben we meer magistraten hadden willen zien. Zij die aanwezig waren, waren al overtuigd. - Ah zo. Ja. Dus er waren niet veel mensen op die … - het was sowieso al beperkt. We waren beperkt met die sensibilisering, we deden rollenspellen. We tonen wat het inhoudt, bemiddeling. Dat kan je niet met een groep van 50. Maar … - Je krijgt niet de indruk dat je een grote meerderheid bereikt ;.. - Precies. Er zijn dan problemen geweest. De uurroosters zijn daar ingewikkeld, die mensen, die magistraten hebben het superdruk. En dan nog een opleiding gaan doen, hoe boeiend ook, dat is soms moeilijk, men kan zich niet vrijmaken. Maar het idee, in elk geval, het idee was erg interessant. Ik geloof dat men dat werk zou moeten voortzetten.”
Verschillende personen leggen het accent op de advocaten en de notarissen: NO2 : “Ik denk, als je wil bemiddeling… Meer opgang wil krijgen, dat je vooral advocaten moet sensibiliseren. (...) Dat zij zelf van bij het begin, als ze geconsulteerd worden en de procedure wordt opgestart, dat ze zelf de reflex hebben van naar een bemiddelaar te gaan of dat voorstel te doen.”
R2 : “- Ik denk dat het vooral een mentaliteitswijziging is bij de advocaten, die moeten het nut inzien van bemiddeling. (...) Dus als rechter stel ik het niet maar wel zij zeggen wie dat er moet aangesteld worden. Stel ik toch vast dat er eigenlijk in vijfenzeventig procent van de gevallen een niet-advocaat aangeduid wordt. R1 : - (...) Ze zitten al met twee advocaten en denken ze misschien ook dat die derde advocaat het ook weer… En men heeft daar geen vertrouwen in eigenlijk.” B3 : “Want ik herken dat ook in de opleiding. Je krijgt dan die advocaten en die moeten een hele weg gaan eer dat ze dat paternalistische… Als je dan zo oudere mannen hebt – ik denk nu concreet aan een aantal mensen in de opleiding die ik echt zie, die moeten dat afleren want die zeggen: “Oh, maar kom eens hier, zal ik eens…”. Zo beginnen die wel de opleiding. Maar zij die de opleiding doen leren die weg toch wel. Ze geraken zeker niet zo ver als een psycholoog.”
Een rechter wijst ons erop dat het belangrijk is om de scholen beter te informeren en te sensibiliseren, onder meer omdat zij transactie- en uitwisselingsplaatsen zijn geworden rond de huisvesting van het kind: J1: “het zou misschien ook iets zijn om de scholen te sensibiliseren. - Waarom de scholen? - Omdat de scholen steeds meer op de voorgrond komen, ik vind dat men ze wat verwaarloosd heeft, de scholen. (…) in de scholen zou men kort de directies, de leerkrachten kunnen wijzen op het bestaan van bemiddeling rond de school. Ze moeten er niet meer over zeggen. Er moeten folders zijn. Ze moeten zeggen aan de ouders: “luister, we staan op het punt naar de procureur te schrijven omdat uw kind de spil is in een
102
conflict, het is in gevaar.” Ze zouden dat kunnen zeggen. “Het kan zijn dat u tal van lastige stappen moet ondernemen. Doe het zelf en ga die of die dienst spreken.” Maar ik denk dat de scholen veel te doen hebben. B2 : “Voor de samenleving zou het beter zijn, denk ik, ja. Nu, ik denk ook, bijvoorbeeld wat ze nu doen, is – en dat vind ik misschien ook goed – is het in scholen meer kenbaar maken. Zo bij het vak godsdienst of ik weet niet wat. Je hebt zelfs scholen waar dat kinderen bemiddelen bij conflicten. (...)Ja, er zijn een aantal experimenten aan het lopen. In Nederland zijn de daarmee begonnen. En nu, onlangs, heb ik terug van een collega gehoord dat het in haar school ook was, waar dat een aantal kinderen van het laatste jaar opgeleid worden tot bemiddelaars en dat, als er conflicten zijn tussen leerlingen, dat die dan een lokaaltje hebben en waar dat ze dan met een bemiddelaar een afspraak moeten maken om uit een conflict te geraken. Dat is toch super? Allez, ik bedoel, in feite begint het daar ook een stuk. Dus ik denk, ook in scholen zou er ook moeten over kunnen gepraat worden. Daar wordt ook, vind ik, met – in scholen – met echtscheiding veel te weinig gedaan. Daar zou toch ook, bijvoorbeeld, kunnen gez… Allez, een schoolbeleid kunnen uitgewerkt worden van: “Welk standpunt nemen wij als directie, als leerkrachten in… ten opzichte van mensen die hier moeilijk komen doen?”, of… Allez… En daar zou ook bemiddeling een plek kunnen krijgen. “ B3: “Oh, voila, aanbeveling: op lagere scholen leren wat samen – heel vroeg, kleuter- en begin lager onderwijs leren: Wat is samenleven? Wat houdt dat in? Daar inzicht geven. Conflict. Vormingen van kinderen. Dat is zo’n project dat in mijn hoofd al lang leeft omdat ik zie: je moet daar vroeg mee starten want vanaf het derde leerjaar, vierde leerjaar, zie je hoe kinderen al heel hard naar elkaar beginnen zijn. Dus je moet daar vroeg mee starten. Leren aanvaarden van verschillen. Leren samenleven. Leren: wat is dat? Concessies doen. Samen uit ruzies geraken. Bemiddeling op scholen toepassen dat dat niet alleen… “
4.2.3. De bemiddelaars opleiden Voor de bemiddelaars is de ontwikkeling van de opleiding en de kwaliteit ervan een essentiële factor voor de toekomst van de bemiddeling. Ze eisen meer aanvankelijke opleidingen maar vooral bijscholingen en mogelijkheden tot onderling contact. Bijvoorbeeld: M1: “ik heb bij mezelf gezegd, ofwel is het voor het gedeelte van het publiek dat ons niet volgt, ofwel gaan we ze daarmee lastig vallen, we kunnen het voorstellen. En als ze niet willen, dan laten we ze gerust. Maar als we het voorstellen, en ik geloof daar sterk in, dan moeten we ze anders opvangen. Ook bij bemiddeling. Het antwoord ligt in een betere opleiding. Ik ben daar actief in. Ik zet me meer in … we ontwikkelen hulpmiddelen die aangepast zijn aan doelgroepen die niet de gebruikelijke doelgroepen zijn. Er zijn hulpmiddelen. Ik zoek eerder de kant van de systemische psychologen, de psychodrama’s, die mensen.” M3: “Er zijn dus opleidingen van heel goede kwaliteit die van de grond beginnen komen maar het belangrijkste, dat is niet het belangrijkste, even belangrijk als de basisopleiding en de bijscholing, en dat maakt deel uit van het professionaliseren, mensen die een opleiding volgen en daarna nooit meer, ik zeg nee, het spijt me, maar bemiddeling dat is ook nieuwsgierigheid. - En wat is er voorzien, is er niets voorzien? - Ja, de wet voorziet dat de mensen bijscholing moeten volgen, de Federale bemiddelingscommissie heeft recent een beslissing uitgebracht die het kader van de bijscholingen organiseert. De mensen moeten een zeker aantal punten behalen gedurende twee jaar. Die punten zijn afkomstig van bijscholingen, contacten, supervisie, kortom, men moet in het bad van de bemiddeling ondergedompeld blijven.” M4: “Dat is in het kader van de bijscholingen van bemiddelaars. Ze hebben een dossier voor gezinsbemiddeling gezamenlijk beheerd. En ik verzeker u ervan dat men ze kan opvegen, de advocaten en de notarissen die de 90 uur hebben gedaan. Wanneer ze geconfronteerd worden met echte ouders in tranen, die bang zijn, die ruzie maken. Dat duurt twee uur. Een uur bemiddeling, een half uur voorbereiding, een uur bemiddeling, een half uur debriefing. Het is altijd te weinig. Ze zijn niet goed. Het is altijd te weinig. Het maakt veel los in onze uitspraken, in de beleving van de gezinssituatie. En we zitten echt in het hart van het lijden en de moeilijkheden. In 90 uur kan je dat niet bewerkstelligen.” M5: “Zou er meer tijd moeten worden besteed aan de aanvankelijke opleiding? -Ja. En aan de bijscholing. - En meer tijd om wat te doen? Wat zou men nog moeten ontwikkelen? - Als je kijkt naar de inhoud van de opleiding, goed, het juridische kader kennen, dat is een ding. Het sociale en psychologische kader is iets anders. En dan, bemiddeling, wat is dat? Dat is werken met de mensen, met hulpmiddelen, met specifieke technieken die het mogelijk maken om gevoelens en emoties uit te drukken, je moet daarmee om kunnen gaan. Het is werken met mensen, iemand die professioneel is maar ook met de
103
hulpmiddelen die hij kan inzetten. Het is niet omdat hij een gereedschapskist heeft, dat hij een hamer heeft, hij gaat een hamer gebruiken om een schroef in te draaien. Men moet dus de juiste hulpmiddelen gebruiken voor de juiste doeleinden en op de juiste manier. Het is niet gemakkelijk om in de aanvankelijke opleiding te zeggen, kijk, het is een proces, nee, men moet vanuit dit proces werken en kijken hoe het gaat. En anderzijds, welke zijn de hulpmiddelen die men kan gebruiken in dit proces? Voor mij en bovendien op Europees niveau suggereert het Europese forum voor bemiddeling een opleiding van 220 uur. Met een geheugen, werk vol theoretische en praktische overschouwingen, wat momenteel niet bestaat in het kader van de Federale commissie. In vergelijking met de Federale commissie, ik geloof dat het 120 uur is en er zijn 60 aanvullende uren voor de gezinsbemiddeling, 40 voor burgerlijk en handels en 40 voor sociaal recht. Goed, voor mij is dat onvoldoende. (…) Het aantal uur ten opzichte van de opleiding vereist door de Federale commissie daadwerkelijk uitbreiden. Het is een beroep dat de mens- en juridische wetenschappen met elkaar combineert."
Deze bemiddelaarster benadrukt dat het belangrijk is om het praktische deel van de opleiding uit te breiden: AD2 : “ - Neen, het is een herkauwen van de stof die we al gezien hebben. Allez, je hebt je diploma en je moet over hetzelfde nog een keer iets anders doen. Dat is echt absurd. Het is nu zo maar dat zou zeker heel interessant kunnen zijn. -
Bent u tevreden van de opleiding tot bemiddelaar?
- Ja, maar ik denk dat het praktisch luik toch nog altijd veel groter mag zijn. (...) De training. Stage niet maar zo de rollenspellen en zo de uren van echte training mogen, wat mij betreft, nog meer doorwegen op de theorie, eigenlijk. (...) Ja, want bij mij was het nog, en dus ik weet niet hoe het nu is, dus iedereen, ongeacht van waar je eigenlijk kwam, kreeg, bijvoorbeeld, hetzelfde vak familierecht. Maar ja, voor juristen was dat dan een afkooksel van wat ze kenden. Voor niet-juristen was dat, denk ik, al overdonderend.(...) Maar anderzijds is het ook verrijkend als er in je groep van alles bijeen zit. Dus voor de rollenspellen is dat zeker absoluut nodig en nuttig. (...) Ja, want eigenlijk, allez, het is nu het aanleren van een methode die zogezegd natuurlijk zou moeten zijn, hetgeen natuurlijk heel kunstmatig dan is. En ook in het begin, als je die rollenspellen moet doen, dat is zo kunstmatig en zo’n bepaalde manier die je niet meer gewoon bent omdat je zo rap in gewelddadig taalgebruik zit zonder dat te beseffen. Ook in uw eigen relatie. Zo van… Zo woorden als weeral, nooit, altijd.”
Een gebruiker komt met een meer atypisch standpunt. Volgens hem moet men misschien niet zozeer investeren in een opleiding en een gespecialiseerd beroep maar andere betrokkenen uit de psycho-medische-sociale sector opleiden in bemiddeling: NUM1: “Ik zou zeggen dat de bemiddeling moet bestaan naast andere procedés, processen en andere. We leven in een samenleving waar we voor veel dingen een ruime keuze krijgen voorgeschoteld. Ik zeg niet dat we de bemiddeling niet moeten ondersteunen of promoten maar ik zie het niet als een verplicht nummer, ik geloof dat het een van de middelen of mogelijkheden is. En niet altijd … Er zijn natuurlijk beroepsfouten die men moet vermijden zoals dat verhaal van mijn notaris. Moeten we dan niet eerder zeggen, moeten de beroepen die geconfronteerd kunnen worden met conflicten dan niet eerder een opleiding krijgen, dat is een andere manier. Het is een beetje zoals dat verhaal van de steun aan kinderen die slachtoffer werden van misbruik. Door te zeggen, welnu, er zijn teams van SOS kinderen die echt gespecialiseerd zijn in het luisteren, helpen. Voor mij zijn het toch eerder de mensen die in contact komen met de kinderen die moeten leren omgaan met hun stress, hun twijfels en hun vragen?”
4.2.4. Zich aanpassen aan het publiek Een van de belangrijke aspecten van de opleiding is het aanreiken van hulpmiddelen om de doelgroepen tegemoet te gaan. Eerder dan een wat koppig publiek de molen van de bemiddeling in te loodsen, moet men zich aan hen aanpassen en zich van de nodige hulpmiddelen voorzien: M1: “Aanvankelijk geloof ik niet dat het volstaat om de mensen te overtuigen, het is niet hun manier om de zaken te zien, om in bemiddeling te gaan. - Wat zou men nog moeten doen dan? - Daarmee, ik weet het niet. Ik geloof dat het model van het onderhandelende gezin al enorm snel vooruitgaat, als je wat afstand neemt. We gaan niet proberen dat te versnellen, dat gaat vanzelf. Er zijn er die zeggen dat we het moeten versnellen. Dat we het gezin moeten opleiden, enz. Ik weet het niet, misschien. Ik
104
ben wel bang dat, wat men het traditionele publiek noemt .. het zijn mensen die al zo verloren zijn. Ik heb eerder de neiging te zeggen, moeten we niet eerder proberen hen te respecteren in hun logica dan … want hen opleiden, wat betekent dat? Dat betekent dat we hen deze culturele verandering opleggen. Dat ze nog sneller moeten gaan leven. Ik heb de indruk dat het hen nog meer geweld zou aandoen. Ik zou eerder zeggen dat we in een soort culturele pletwals zitten. En we moeten gewoon akte nemen van het feit dat er anderen zijn die niet zo snel gaan als wij en proberen ons daaraan aan te passen. We weten dat het niet verbazingwekkend is, wij zijn zo enthousiast maar een gedeelte van het publiek volt ons niet. Ik heb bij mezelf gezegd, ofwel is het voor het gedeelte van het publiek dat ons niet volgt, ofwel gaan we ze daarmee lastig vallen, we kunnen het voorstellen. En als ze niet willen, dan laten we ze gerust. Maar als we het voorstellen, en ik geloof daar sterk in, dan moeten we ze anders opvangen. Ook bij bemiddeling.”
Het model van de bemiddeling wordt soms door de bemiddelaars zelf als te stijf gezien. Men moet het soepeler maken. Bijvoorbeeld: M1: “Het model is ideologisch gesproken uiterst star en strikt. Dat is het probleem. De achterliggende ideologie die niet erkend wordt door de meeste bemiddelaars is uiterst star. Er is dus wel degelijke sprake van flexibiliteit. Zeggen aan de mensen, je moet onderhandelen over zo’n zaken. Dat is uiterst star maar men zit er zodanig in dat men zich geen rekenschap geeft van het geweld dat dit sommige mensen kan aandoen die er nog nooit mee geconfronteerd werden. En plots moet men hen zeggen, u moet leren praten met uw kinderen, en zus en zo. En dus dat is het probleem volgens mij. De capaciteit van de bemiddelaar om andere manieren om de wereld te zien aan te nemen. Dat is toch de opleiding. Volgens mij is het intercultureel in de ruimste zin van het woord. Het is globale interculturaliteit. Met mensen met een villa maar die in een vrij traditionele configuratie bestaan, voor hen werkt het niet als het niet wat wordt aangepast.” M6: “Ik denk dat men soepeler zou moeten zijn ook … Het is meer een ervaring met een ontmoetingsruimte; Altijd maar proberen de mensen samen te brengen, dat is niet ideaal. We moeten ook oplossingen kunnen vinden zonder dat de mensen elkaar ontmoeten, wanneer het conflict groter is. Soms moeten we de mensen in dezelfde plaats samenbrengen, door hun leed kunnen ze niet meer vooruit. Ze hebben individueel dingen gezegd die ze eens ze samen zijn laten varen … dus open staan voor meer flexibiliteit;”
We moeten de tijd de tijd geven en de interculturele bemiddeling verstevigen. Bijvoorbeeld: M1: “Maar de vraag zal onuitputtelijk evolueren met de culturele verandering. Maar we kunnen geen culturele verandering vragen in de hele samenleving om even snel te gaan. Het zijn eigenlijk de elites die geïnteresseerd zijn in de gezinnen, ze hebben het opeens door en zijn enthousiast. Maar zij hebben dat gedaan, enfin, wij hebben dat in recordtempo gedaan. Maar de maatschappij, die moeten we de tijd geven.” M3: “En nochtans is het ook een groot werk dat door de sector wordt geleverd. Die mensen hebben zo’n grote nood, ze verkeren in grote moeilijkheden, ze hebben iemand nodig om hun conflicten op te lossen. En er zijn bemiddelaars die bijvoorbeeld gespecialiseerd zijn in interculturele bemiddeling. Bemiddeling bij immigranten (?). Een groot groot werk ligt daar. Dat zou nog versterkt kunnen worden. Volgens mij is daar nog veel werk aan de winkel.”
4.2.5. De plaatsen voor bemiddeling diversifiëren Verschillende professionals formuleren een gedachtegang over de ruimte waar de bemiddeling kan worden uitgevoerd. Velen reageren met belangstelling op de aanwezigheid van bemiddelaars in de rechtbanken maar er bestaat daar geen consensus over. De toon van de standpunten is eerder het valoriseren en het versterken van de diversiteit van de plaatsen voor bemiddeling. M1: “ – In een bijgebouw van een rechtbank van eerste aanleg? - Ja, men denkt erover na. Men is dus bezig om aan de balie na te denken over een pilootproject. Maar er zijn er andere die liever een bemiddelingspermanentie willen openen in de jeugdrechtbank. Ik vind dat interessant om andere doelgroepen te proberen te bereiken. Men moet zich dan niet verplaatsen. Dus echt naar bepaalde doelgroepen toegaan. Maar nogmaals, je moet aansluiting kunnen vinden met mensen die niet echt daarvoor gekomen zijn. Ik vind het wel interessant.” A1: “Er werden wel initiatieven bedacht. Informatiesessies in Luik. Ik weet niet of je er al over gehoord hebt. De Balie van Luik had systematisch informatiesessies georganiseerd op het moment van de zittingen van de scheidingsrechters of de jeugdrechters. In Canada doen ze dat ook zo met informatiesessies… - Op de rechtbank zelf.
105
- Ik weet niet of dat de juiste weg is. Wanneer de mensen in hun zaak zitten en in het gerecht, ik weet niet of ze er dan nog aan denken. Ik weet niet of het een manier is om de mensen aan te moedigen. Misschien moet men in de campagnes meer reclame maken voor bemiddeling. Wat goed is, is dat er verschillende plaatsen zijn. De mensen kunnen dan kiezen volgens eigen goeddunken. Ik vind niet dat je dat moet reglementeren. De mensen die verklaren bemiddelaars te zijn en die voldoen aan de voorwaarden, moeten erkend worden. Maar het feit dat er planningcentra zijn, diensten voor mentale gezondheid, advocaten, notarissen, ik vind dat wel goed. (…) het is niet hetzelfde publiek dat voor bemiddeling aanklopt bij een advocaat of een planning of SSE. Het is dus wel goed om verschillende plaatsen te hebben.” R1 : “ - Dus wij komen in contact met bemiddeling door het feit dat ofwel de partijen het vragen om een bemiddelaar aan te stellen, ofwel omdat wij als rechter denken: “Dat is hier een dossier die eigenlijk in aanmerking komt voor bemiddeling”, en dat wij het suggereren aan de partijen. R2 : - Het is onze taak om nog eens te toetsen naar die verzoeningsmogelijkheden. Ik zou zeggen, ik maak daar ook geen uren verzoeningspogingen van. Dat is ook de taak niet. En dan die mensen wel ook naar een bemiddelaar te sturen wordt weinig gedaan. Ik vraag het en ik leg het uit. Ik moet het uitleggen. Het wordt ook zo in het echtscheidingsvonnis naar voor gebracht. De rechtbank probeert partijen te verzoenen en heeft hen ook de procedure van de bemiddeling uiteengezet. (...) Ik doe dat standaard. En mijn verhaaltje is altijd hetzelfde: “U bent aan het scheiden. De communicatie is zeer moeilijk voor mensen die aan het scheiden zijn. En toch moet je blijven communiceren(...) Of dan kunt u beroep doen op gespecialiseerden en gespecialiseerde mensen in het op gang brengen van de communicatie.”. Ik weet anders niet goed hoe ik het moet formuleren. En er is nog niemand die heeft gezegd: “Ach, de procedure mag geschorst worden en hetzelfde… We zullen nog eens praten met een bemiddelaar.” Tot hier is dat nog niet gebeurd. Ofwel durft men dat niet ten bijzijn van de advocaten omdat zij uiteindelijk ook, ja, mekaar aansporen om toch te scheiden en dan zouden ze hier een staart… Dat komt zo’n beetje over als: “We twijfelen nog en…” M2 : “Op de planning, wat ik goed vind is dat het een ruimte is die geen rechtbank is, echt extern. Er is de benaming gezinsplanning die erg ruim is, er is het woord gezin, het woord planning, dat is wel rijk. Maar ik ken advocaten die bemiddeling doen in hun kantoor, waarom niet. - Dus volgens u is er niet één ruimte? - Ik vind dat in de rechtbanken niet echt nodig … Maar ik geloof wel dat het werkt in Canada. Ik zei er alleen het belang niet van in.” J1: “Recent had ik nog contact met bemiddelaars-advocaten die een project willen opstarten om de bemiddeling tijdens de zitting te organiseren. In een aangepast lokaal. - Ik heb daarover horen praten. - Het moet getest worden. Dat kan niet met alle kamers van de rechtbank volgens mij. Je kan dat alleen met de magistraten die er een woordje voor zouden kunnen doen. We moeten zien wat dat gaat geven. Want ik kom terug op mijn dwingende akkoorden, ik denk niet dat ik mensen naar bemiddeling in een klein lokaaltje opzij zal sturen. En dan zeggen, keer binnen een half uur terug en leg mij iets voor.” M6: “ - Wat is de ideale context voor bemiddeling? Een privé kantoor, in een open centrum, verbonden met het gerecht? - In elk geval niet verbonden met het gerecht! Geen ontmoetingscentra of andere diensten … een specifieke plaats. Het is meer de ruimte zelf, warm, … eerder dan de geografische ligging. Sfeer creëren, de mensen op hun gemak stellen … dat is moeilijk voor hen, sommige zeggen me dat ze na de eerste keer een week hebben moeten bekomen. En de volgende keren gaat het beter.” J2: “We zoeken een lokaal. Dat is vrij frappant want alle plaatsen die men kiest, kunnen wel afgekeurd worden. Er is altijd wel een verband met een connotatie. - Voor u is het ideaal, het is toch belangrijk dat de mensen onthouden dat bemiddeling toch deel uitmaakt van de procedure. - liever wel ja. Een justitiehuis zou bijvoorbeeld geschikt zijn. Een link met het recht.” A2: “De plaats van de bemiddeling zou volgens u verbonden moeten zijn met het gerecht of volledig los staan ervan? - Nee, ik denk dat het verbonden moet zijn met het gerecht, dat is een alternatieve manier om conflicten op te lossen dus dat staat in verband met het gerecht.” R2 : “Je kan misschien zeggen: “Je kan het buiten de rechtbank houden om het buiten het conflictsfeer te houden.”. Je kan ook zeggen: “Je moet een rechterbemiddelaar, bijvoorbeeld… (...) Ze zullen dan wel rechters bijwerken.” R1 : “Ik zou het alleen nog wel, dus hetzelfde als je hebt bij een justitiehuis, dat men een eersterangsadvies geeft, verleent. Stel dat je promoot, denk ik dat dat ook een promotie moet worden op één gecentraliseerd
106
punt. Want ik verwijs ook altijd de mensen naar het justitiehuis maar ik zeg dat je daar de namen en adressen kan vinden. Hoewel dat het justitiehuis niet te maken heeft… Maar ik hoop nog altijd dat men het justitiehuis, waarvoor ik veel respect heb, voor alle soorten diensten, dat men daar eigenlijk de burger nog te woord staat met twee woorden en ook zegt waar dat het op staat, los van de advocatuur, los van andere belangengroepen.” PS1 : “Ik denk niet dat je dat moet aan een rechtbank verbinden. Ik denk dat je mensen moet de keuze geven of dat ze naar een centrum gaan. Ik denk, het heeft weinig zin van mensen die daarna toch geen privébemiddelaar zich kunnen permitteren, van die naar een privébemiddelaar gaan te sturen want die hun drempel, die moeten ze toch niet meer nemen. Ze moeten dan weer naar Centrum Algemeen Welzijn. CAW. Voor daar verder bemiddeling aan te vragen die dan, allez ja, niet zo duur is. Of je kan ook dan met die mensen sa… CAW kan je ook samenwerken en ook goedkoper doen. Dus ik denk dat je mensen moet die vrijheid geven en dat je moet eventueel een papier geven waarop je zegt van: “Oké, dit zijn bemiddelaars.”, of: “Dit zijn soorten bemiddelaars.”. Je hebt bemiddelaars… Aan de rechtbank zou ik het niet doen.” B3 : “Er is nu sprake toch –heb ik vaag gelezen – van – deze morgen in de krant – van een grootse hervorming van Justitie. (...) Ik dacht: “Yes!”. Nu door met u te praten, denk ik, misschien kunnen ze dan ineens ook eens kijken hoe die rechtbanken minder werk te geven? Want als het dan toch is om uiteindelijk na tien jaar gevecht een resultaat te hebben waar mensen niet achter staan – of minstens één van beiden niet achter staat – waardoor ze weer in dat straatje belanden: “Hij voert het niet uit.”, of: “Zij voert het niet uit.”, dan heeft dat geen zin. Allez, dus probeer minstens eerst al of mensen daar toch niet zelf uitgeraken.”
4.2.6. Bemiddeling bevelen Weinig personen spreken zich uit over de hypothese om opgelegde bemiddeling te voorzien. Voor deze advocate zou de situatie tenminste toch duidelijk zijn: A1: “Laten we eens denken aan bemiddeling op bevel van de rechter. En niet meer op vrijwillige basis. Dat is een beetje tegenstrijdig met de aanvankelijke definitie. Maar misschien zou het wel duidelijker zijn. Want momenteel, wanneer de mensen naar de rechter gaan en de rechter hen naar bemiddeling stuurt, dan zeg ik niet dat hij de zaken forceert maar hij legt toch druk op als rechter door te zeggen dat het beter zou zijn om naar bemiddeling te gaan, het is toch de rechter die het vraagt. En wanneer ze aankomen is dat het eerste wat we doen, nagaan of ze, hoewel de rechter het hen had gevraagd, er wel mee akkoord gaan er te zijn. Misschien zouden de zaken duidelijker zijn. Als de rechter vindt dat de mensen naar bemiddeling moeten gaan, dat hij het dan zegt. Als het niet gaat, dan gaat het niet. - Dat hij het dan zegt, hoe bedoel je? - Dat hij dat tijdens het vonnis zegt. - Dat het deel uitmaakt van het vonnis. - Een bemiddeling bevelen. Zoals ze een expertise bevelen. Maar daar moet je wel duidelijk zijn, als het niet gaat … - Moet daar ook geen sanctie aan verbonden worden. - Precies.”
Dat is ook het standpunt verdedigd door de bemiddelaarster en de notaris die zelf denkt aan een verplichte bemiddeling voor wat betreft de zaken in verband met de kinderen, duidelijk gescheiden van de materiële aspecten van de scheiding: AD2: “Ja, het is zo, binnen het forum zijn er een aantal mensen die zeggen: “De wet zou in die zin moeten aangepast worden.”. Dat mensen hoe dan ook - zeker als er kinderen zijn - verplicht worden om minstens één sessie bij de bemiddelaar te volgen maar, natuurlijk, bemiddeling is vrijwillig dus (...) Ik kan mij inbeelden dat mensen nu de kans missen doordat het te vrijblijvend is. Want de wet moet erop wijzen… Of de rechter moet ernaar verwijzen maar… En de mogelijkheid… Allez, duidelijk een keer zeggen: “Dat bestaat.”. Maar dat gebeurt eigenlijk amper. Dus in die zin moet ik zeggen… In mijn één dossier waar de rechter tegen de wil in van de ene toch zei dat de rechtbank toch aandrong - of de mensen toch sterk adviseerde - om het te doen is het uiteindelijk toch wel gelukt. Dus in die zin: het misschien toch verplichten.” NO2 : “Mijn suggestie is effectief van dat toch serieus te gaan herbekijken en de mensen eventueel op voorhand toch tot aan te zetten om de procedure echtscheiding onderlinge toestemming te gebruiken. (...)Je moet daar een akkoord sluiten over alles: over je goederen en over de kinderen. Nu, het probleem is dat men dat door elkaar begint te halen, de mensen. Ze beginnen eigenlijk hun vragen over het vermogen door elkaar te halen met de vraag naar de kinderen toe en de vermogensrechtelijk aspect die daarmee gepaard gaan, het
107
alimentatiegeld of wat dan ook, waarbij men zegt: “Ja, maar jij krijgt dat huis” – ik zeg nu maar wat – “dus ik moet minder betalen.”, terwijl dat het eigenlijk volstrekt los van elkaar zou moeten staan. En wat ook dan aanleiding geeft, achteraf, als die vermogensrechtelijk regeling toch niet honderd procent goed blijkt te zijn, dat de ene ouder die zich benadeeld voelt nog maar één manier heeft om dat uit te werken, dat is door de regeling van de kinderen aan te pakken waardoor de kinderen slachtoffer worden van de slechte vermogensrechtelijke regeling. Dus als je zou kunnen een systeem ontwikkelen waarbij dat dat volledig van elkaar zou staan en er effectief naar de kinderen toe… “
4.2.7. Een eerste verplichte informatiesessie over bemiddeling De meeste betrokkenen zijn het niet eens met het principe van bemiddeling die wordt bevolen door de rechter, maar velen pleiten voor een verplichte ontmoeting met een bemiddelingsdienst. Bijvoorbeeld: J1: “Dat strookt met de ideeën van buitenlandse magistraten, in bepaalde landen voorziet men een eerste verplichte bemiddelingssessie. Ik zou dat goed vinden. - Dus inbegrepen in de rechtbank. Of anders … - De rechter heeft normaal een kalender. Hier is het erg moeilijk omdat er al snel 3 maanden uitstel is. Maar de rechter zou moeten kunnen zeggen, “zo, ik verplicht u naar daar te gaan, naar een informatiesessie en kom dan terug binnen drie weken”. - Ah zo. - De mensen gaan naar de afspraak bij de bemiddeling. Meestal kennen ze het niet. Ze weten niet wat het is. Ze worden goed geïnformeerd, tien keer beter dan door de rechter. Daarna beslissen ze om met de bemiddeling te starten. Zolang ze niet verplicht zijn om naar een eerste sessie te gaan, dan gaan ze niet. - En dat lijkt u interessant? - Ik zou dat wel goed vinden. Eerder goed. Ik denk dat het al gedaan wordt in Spanje en misschien in bepaalde Franse jurisdicties. (...) Ik keer dus terug naar mijn idee van een eerste verplichte sessie. Dat is misschien een beetje het gras voor de voeten van de advocaten wegmaaien. Maar de advocaten ondersteunen hun cliënten toch meer en meer. - Dus de advocaten zouden zich kunnen vinden in deze … - Ik denk het wel. Aanvaarden om vanop een afstand te kijken en te zien wat het geeft. En ook eventueel hun cliënt voor bepaalde zaken ondersteunen.” M3: “moeten we, zoals sommige landen doen, het verplichten, het ten zeerste en dus systematisch door de wet laten aanbevelen? - Systematisch. - De bemiddeling aan de mensen. En dan keren de mensen na 15 dagen terug. Binnen een zekere termijn. Daar moet over nagedacht worden. - Zou dat te overwegen zijn? - Dat zijn mogelijkheden. Mogelijkheden waarbij voor de ouders in scheiding een groepssessie over bemiddeling wordt georganiseerd.” M4: “Ik denk aan het systeem zoals in Canada of in Spanje waar men zodra men een procedure aanhangig maakt in familiezaken naar een bemiddelaar gaat, minstens om inlichtingen in te winnen. -Dus een verplichting om contact te nemen. -Ja. Maar daarbij mag het doel van de bemiddeling nooit specifiek een akkoord zijn maar wel om de gezinsstructuur klaar te maken om het akkoord te aanvaarden, het in de praktijk te brengen en te moduleren. Daar heeft de bemiddeling echt een doel. Het is niet zozeer het vinden van een akkoord.” M6: "(zou) deze informatie door de rechter verplicht gemaakt worden? - Ja, dat werkt goed in Frankrijk waar het verplicht is informatie in te winnen alvorens naar de rechter te gaan. Ze hebben geen recht op de verzoeningszitting indien ze niet kunnen bewijzen dat ze informatie zijn gaan inwinnen over bemiddeling. Bij scheiding … niet gewoon bij een breuk. Maar dat gaat heel heel goed, wel.” J3: “Het behoort niet tot de gewoonten, nee, bemiddeling is geen gewoonte. Het betekent een mentaliteitsverandering, dat is waar. Ik denk dat als er een verplichting was om naar een informatiesessie
108
over bemiddeling te gaan alvorens een procedure op te starten, dat het een verbetering zou inhouden. Want bij het begin van de nieuwe wet hadden we permanenties georganiseerd met advocaten, ze kwamen een keer per maand hier tijdens de zitting en een keer per maand naar het kortgeding maar er was niemand." R2 : “Maar volgens mij – ik ben ook vrij voorstander van de bemiddeling – maar volgens mij moet de procedure wel een beetje aangepast worden. Je zou moeten een eerste fase hebben waar dat de mensen zich tot een bemiddelaar kunnen wenden. En als dat mislukt, dat ze dan een gerechtelijke procedure beginnen. Maar die gerechtelijke procedure opschorten om naar een bemiddelaar te gaan…” R1: “Ik ben honderd procent voorstander voor bemiddeling, zeker ouderschapsbemiddeling, maar op procedureel vlak moet er iets aangepast worden om het meer ingang te doen vinden. Zoals dat de procedure er nu – of vandaag – uitziet, is het moeilijk voor de rechters om bemiddeling voor te stellen…want het moet bij het begin… Voorgesteld worden bij het begin van het geschil. Maar bij het begin van het geschil zijn wij als rechter er eigenlijk nog niet bij betrokken”.
4.2.8. (Procedurele) overeenkomsten voor bemiddeling aanmoedigen Een notaris ziet een andere mogelijkheid: N1: “Wat we van tijd tot tijd zien opduiken, in de overeenkomsten, ik denk nu aan de overeenkomst van een scheiding met onderlinge instemming die op den duur toch aanpassingsproblemen enz. met zich meebrengt, een schriftelijke verbintenis in de overeenkomst van de partijen waarbij gezegd wordt, natuurlijk als men niet akkoord gaat over de evolutie van de alimentatie of het hoedrecht dat niet meer aangepast is, enz. dan heeft men het recht om de rechter te vragen om te beslissen vermits het om het belang va het kind gaat, vanuit dat standpunt, de overeenkomsten zijn niet genaakbaar maar wij verbinden ons ertoe, is dat dan een juridische verbintenis, volgens mij is dat één van de problemen van de verplichte bemiddeling via een door de wet verplichte overeenkomst, wanneer de mensen niet echt vrijwillig voor bemiddeling kiezen, dan weet ik niet of een goede bemiddeling mogelijk is. Dat is zeker een probleem waarop ik nog nooit de antwoorden heb gehoord. Kan men, is het redelijk of interessant om zich via een overeenkomst ertoe te engageren naar de rechtbank te gaan voor dat probleem, ik verbind me ertoe getrouw de bemiddeling te volgen. Het zou misschien het gebruik van die techniek wel iets kunnen aanmoedigen, ja. We zien dat overigens in andere types conflictoplossing. Er zijn nog andere vormen. Men verbindt zich tot verzoeningspogingen, men heeft het niet over arbitrage, dergelijke zaken, dus er is een heel panel alternatieve oplossingen voor conflicten zoals men tegenwoordig zegt. En de partijen die zich verbinden tot een evolutief contract zeggen alvorens ze naar het gerecht trekken … - Maar is het volgens u wenselijk om dat in de overeenkomsten te systematiseren? Of zou u daar eerder nog over nadenken. - Ja, er is nog denkwerk dat ik graag ten einde zou brengen. Momenteel is het eerder zelden. Maar het lijkt me toch een nieuw idee. In principe ben ik daar wel voorstander van. Wanneer de mensen te goeder trouw zijn, kan men hen zeggen, “luister, wanneer we onze overeenkomsten hebben opgesteld, waren we toch overeengekomen en nu moeten we dat respecteren, we moeten in elk geval een poging wagen om ons probleem via die techniek op te lossen.” Ik zou niet a priori zeggen dat ze het niet gaan respecteren. - Het is bijvoorbeeld in de situatie waar een koppel dat scheidt een overeenkomst opstelt voor de scheiding maar in de overeenkomst ook oplossingen voor het vervolg voorziet? - Ja.”
4.2.9. De overeenkomsten verplicht maken en het gebruik van bemiddeling suggereren Voor een gebruiker zou het aanzetten tot bemiddeling via een verplichte overeenkomst moeten lopen: UM3: “Vanuit wettelijk standpunt moet de scheiding met onderlinge toestemming meer worden aangemoedigd. In de procedure voor de scheiding met onderlinge toestemming verplicht men dan om een overeenkomst op te stellen. Daarvoor zijn er alle bemiddelingsdiensten die beschikbaar zijn om deze overeenkomst op te stellen, waarbij er minimumzaken zijn die in deze overeenkomst moeten voorkomen. Ik denk ook met de geest van een kind. Waar zouden er minimum elementen zijn, want kan men doen om deze overeenkomst in te vullen, zodat men … en de mensen zouden dat misschien op een formele manier zien
109
door te zeggen, wij kunnen dat niet, daar bestaat een dienst voor. En of dat nu in een gezinsplanning is waar het niet te duur is, toegankelijk is of waar het symbolisch zou moeten zijn.”
4.2.10. Een wettelijk kader en budgetten Voor enkele professionals moet de bemiddeling ondersteund worden door een wettelijk kader en budgettaire investeringen. Bijvoorbeeld: M5: “Het is een gebrek aan tijd en geld. De gezinnen volgen en coördinatievergaderingen houden, terwijl men in een coördinatievergadering zit, kan men geen andere dossiers behandelen. Men moet de persoon die de coördinatievergadering doet sturen, deze die op de hoogte is, dus dat zijn uren … En helaas staan de budgetten het niet toe om coördinatietijd vrij te maken. Dat is nochtans nodig. En heel nuttig.” P1 : “Ik denk dat er een grotere zichtbaarheid moeten komen, een betere erkenning ook. Ik zou zeggen, ik denk dat zowel in de plannings als in de centra voor mentale gezondheid, de bemiddelaars maken geen deel uit van het wettelijk kader. Vanaf het moment dat men geen deel uitmaakt van het wettelijk kader, dan is het probleem, ik praat over wat ik goed ken, de plannings en het centrum voor geestelijke gezondheid, indien een beroep geen deel uitmaakt van het wettelijk kader, dan zijn er geen subsidies voor dat beroep.” B3 : “ - Ja, voor mij heel duidelijk: maak het gewoon verplicht. Drie keer minstens een poging. Gratis is voor mij even goed. - Wie gaat dat betalen? - Ja, maar wie betaalt die rechtbanken die alles moeten doen? Allez, dat zijn wat communicerende vaten en welke besparingen doe je niet door… En zeker als er nu een hervorming zou zijn, denk ik, als daar dan… Want ik weet dat Wathelet achter zo’n familierechtbank staat. Als dat er komt, allez, dan is dat toch, vind ik, niet zo moeilijk om daar een structuur in te vinden. Kijk, conflicten? Eerst bemiddeling en zorg dat je er zelf uitgeraakt. Je zou heel veel werk uit handen nemen van magistraten, denk ik. “
4.2.11. De rol verduidelijken en het statuut van de bemiddelaar verstevigen Enkele gesprekspartners leggen tenslotte de nadruk op het werk dat gedaan moet worden om de omschrijving van de bemiddelaar te verduidelijken. Bijvoorbeeld: M3: “Via een semantisch werk. En informatief werk. Dat iedereen goed zijn functie kent.” M4: “het zou wenselijk zijn om de rollen wat te verduidelijken en de bemiddeling te scheiden van de andere tussenkomsten en de andere … Ja. En hier, ik ga nu even voor mijn eigen winkel spreken, zogezegd, indien er diensten zijn die maar dat doen, die het label bemiddeling dragen maar die samenwerken met de anderen, daar is het duidelijk. De rol van elkeen is duidelijk. En voor de mensen, om hun verhaal en hun systeem in hun relatie in kaart te brengen, de manier waarop zij leven, is het duidelijk.” M6: “De mensen moeten precies weten wat het is. Er worden zo vaak woorden als bemiddeling toegekend aan verschillende zaken die er niets mee te maken hebben. Het eerste is de informatie. Daarna komt het werk op het niveau van Justitie. Het is aan Justitie om een bemiddeling voorafgaand aan de gerechtelijke procedure te promoten.” B3 : “De mooiste weg zou zijn dat, door middel van promotie van het concept van bemiddeling door de gepaste overheidsdiensten… Het is dan maar de vraag wie want de bemiddelaar zit onder FOD Justitie met zijn erkenning… (...) Want het zit onder FOD Justitie en daar zie je dan, er is een commissie die vertegenwoordigd wordt door vertegenwoordigers uit de derde groep, advocatuur, notariaat. Maar natuurlijk zijn er ook belangenvermengingen, zoveel is duidelijk. Dat hebben we gemerkt.(...) Dat hebben we gemerkt in gans het traject naar die erkenning toe. We hebben ze allemaal gehad. Ik denk dat we allemaal ons bewijs kunnen leveren dat we toch wel weten met wat dat we bezig zijn na drie jaar. Maar toch wordt de derde groep niet gezien als volwaardig in zijn kunde. Dat is jammer. Dus, natuurlijk, als dat blijft leven bij diegenen die dan verantwoordelijk zouden zijn om de promotie te voeren, dan is het een beetje de kip en het ei: wat moet er eerst gebeuren?”
Voor enkele bemiddelaars is een striktere wetgeving noodzakelijk om de toegang tot de titel van bemiddelaar of de opleiding te beperken: 110
M4: “We hebben nood aan een striktere wetgeving. Hij is familiebemiddelaar, we weten het niet al te goed omdat hij ook auto-expert is. Bij familiebemiddelingen, dat kan hij niet. Hij heeft er de vaardigheden niet voor. Maar goed, hij erkent dat ook. Dus hij belt ons en hij vraagt ons om het voor zijn rekening te doen. Dat is bizar. Hij vraagt 100 euro per uur. En hij heeft nooit een sessie gevolgd. - En hoe komt het … - omdat men de erkenning vraagt, hij bewijst een opleiding. Goed, dan. Hier, wij hebben een postgraduaat gedaan. Het zou duurder geweest zijn, men zou 90 uur gedaan hebben en gezegd hebben “een erkenning graag”. Dat is niet genoeg, die 90 uur. - En is er geen evolutie in de erkenningscommissies? - Het is een beetje protectionistisch. Men beschermt de advocaten en de notarissen zodat ze voor de minste kost kunnen behouden, dat is een feit. Mijn man is advocaat, ik ken het systeem.” M6: “Ik ben een informatiesessie in Luik gaan volgen, daar zei men me dat het goed was maar minder goed dan tien jaar geleden. Wat me niet beviel is dat het openstond voor iedereen, opgeleid, niet opgeleid, student of niet. En er waren mensen die daar waren om zich bezig te houden, met de werkloosheid was het gratis met knappe voordelen!”
111
HOOFDSTUK 3 ANALYSE VAN HET AANBOD EN DE ONTWIKKELINGSMOGELIJKHEDEN VAN DE VRAAG NAAR BEMIDDELING
Het vertrekpunt van onze studie was de vaststelling dat er een kloof bestaat tussen een legitiem aanbod van bemiddeling en een aarzelende vraag. Alvorens na te gaan hoe we eventueel deze vraag kunnen ondersteunen en ontwikkelen, zullen we proberen om deze kloof tussen vraag en aanbod op het gebied van bemiddeling te begrijpen op basis van de gevoerde gesprekken en zullen we deze confronteren met onze aanvankelijke hypotheses. 1. Het aanbod en de verwachtingen van de gebruikers op het gebied van bemiddeling Via deze gesprekken hebben we geprobeerd om te houding te begrijpen van professionals uit de wereld van de interventie en de gezinnen in conflict ten opzichte van bemiddeling: hun aansluiting, hun weerstand, hun moeilijkheden, de rijkdommen en de beperkingen die zij erin zien. 1.1. De bemiddeling en de bemiddelaars De definities van de bemiddeling en het vak van de bemiddelaar roepen geen grote verschillen op. Naast de klassieke definities van bemiddeling (als een driehoeksmeting, derde die de gebruikers in staat stelt om samen een oplossing op te bouwen, …) onthouden we de nadruk op drie eigenschappen van het vak en van de praktijk van de bemiddeling die het ook mogelijk maken het onderscheid te maken met de andere beroepen. Bemiddeling duurt lang. De bemiddelaars leggen de nadruk op deze bijzonderheid van hun werk en de andere professionals erkennen meestal dat dit noodzakelijk is. Bemiddeling zou misschien, zoals een gebruiker suggereert, de nodige tijd kunnen geven voor de scheiding die niet in aanmerking wordt genomen in de nieuwe norm van de scheiding met onderlinge toestemming. Hoe dan ook, de bemiddeling wordt gevaloriseerd als het ter beschikking stellen aan de gebruikers van tijd en ruimte naarmate noodzakelijk om hun scheiding in al zijn dimensies te kunnen beleven en niet alleen vanuit wettelijke of vermogenshoek. Bemiddeling is emotioneel zwaar. Dat is zo voor de gebruikers, daar hebben wij verschillende getuigenissen over. Dat is het ook voor de bemiddelaars. De andere professionals geven soms toe dat ze de zaak soms toeschuiven naar de bemiddelaars wanneer de situatie (of het conflict) moeilijk wordt. Tenslotte veronderstelt het uitvoeren van bemiddeling een praktijk en een permanente bijscholing. Terwijl de andere beroepen vooral bepaald worden door substantiële vaardigheden, wordt bemiddeling vooral omschreven als een praktijk (de “goede” bemiddelaar wordt niet omschreven aan de hand van kennis maar als iemand met veel praktijk) en als een opleiding die moet worden voortgezet in dialoog en in confrontatie met de collega’s. 112
1.2. Bemiddeling op het gebied van interventies bij families In het verleden en vandaag ook nog gedeeltelijk kreeg de bemiddeling te lijden onder een tekort aan erkenning; ze kreeg het moeilijk een plaatsje te veroveren binnen het hele landschap. Ze kan bijvoorbeeld weerstand oproepen bij de advocaten die er soms concurrentie inzien, de neerbuigendheid van bepaalde psychotherapeuten of bepaalde notarissen die ervan overtuigd zijn “elke dag aan bemiddeling te doen". Maar als we luisteren naar onze gesprekspartners lijkt de bemiddeling steeds meer aan legitimiteit te winnen bij de professionals en lijkt ze langzaam aan een plekje te veroveren. Meerdere gesprekspartners geven aan dat we een duidelijke culturele verandering meemaken. De verschillen in houding wat betreft de bemiddeling zouden minder scherp zijn per beroep dan per generatie. De cultuur van de bemiddeling wint langzaam maar zeker alle professionals uit deze wereld voor zich. De relaties tussen de bemiddelaars en de andere professionals worden allemaal beschreven vanuit het standpunt van een zeer partieel contact, een duidelijk verschil en een vermoedelijke complementariteit. De relaties tussen bemiddelaars en advocaten moeten nog duidelijker opgehelderd worden. Eerst en vooral omdat een niet te verwaarlozen aantal bemiddelaars ook advocaten zijn. Ook omdat bemiddelaars en advocaten lijnrecht tegenover elkaar lijken te staan: Op karikaturale wijze zien we de vreedzame bemiddelaar en de advocaat die de conflicten wil opdrijven. Ook nog omdat deze gelijkenissen en verschillen vaak, bij een dubbele praktijk, als vruchtbaar worden gezien. Tenslotte laat de bemiddelaar-advocaat niemand onverschillig: hij krijgt vanwege zijn kennis van het recht de voorkeur van bepaalde juristen en wordt door enkele psychologen en andere bemiddelaars afgestoten. De reële of vermoedelijke concurrentie tussen de twee beroepen is ook een centraal element om deze relaties te begrijpen. We kunnen de uitspraken ernstig nemen die aangeven dat de concurrentie of de moeilijkheden wat betreft de erkenning tussen beide beroepen vervaagt naarmate de cultuur van de bemiddeling beter verspreid raakt. Het is echter interessant aandachtig te blijven voor de gezamenlijke evolutie van deze twee beroepen om te begrijpen hoe ze op termijn elkaar zullen herbepalen, onder meer in het kader van een transformatie van het gerecht (en de bijbehorende beroepen) naar een cultuur van onderhandeling eerder dan een cultuur van conflict, conform de figuur van Hermes. De verschillen tussen bemiddeling en de andere types tussenkomst bij de gezinnen werden uitgebreid besproken. Ook daar erkennen we gelijkaardigheden gelijkenissen en een zekere continuïteit. Maar de consensus bij de professionals is zeer duidelijk: we moeten rolverwarring vermijden. Samenwerking is enkel mogelijk wanneer iedereen zijn plaats kent. En de situaties waarbij de professionals hun rol te buiten gaan, worden als catastrofaal beschreven voor de gebruikers: je kan geen vermenging hebben van bemiddeling en psychotherapie, bemiddeling en expertise, bemiddeling en vonnis, bemiddeling en proces. In de praktijk wordt de grens vaak strakker getrokken. De professionals bevestigen nagenoeg allemaal dat bemiddeling geen alternatief is voor Justitie. In bepaalde concrete situaties kan het een vervangmiddel zijn voor een vonnis of een ander type interventie. Maar ze is niet bedoeld om het gerecht nutteloos of irrelevant te maken. Zelfs als men de voorkeur geeft aan bemiddeling, zijn er momenten waarop er knopen moeten worden doorgehakt en waarbij een derde moet kunnen beslissen. De bemiddeling verondersteld een afstand van de andere logica die tijdelijk onverenigbaar worden geacht en die het bemiddelingsproces kunnen besmetten. In alle middelen waarover de gezinnen beschikken, is er een tijd dat bemiddeling niet kan worden verenigd 113
met een conflictfase in een proces of expertise. Voor de personen die wij spraken bestaat er geen ideale fasering van de verschillende interventievormen. De bemiddeling wordt vaak gevaloriseerd als de zo vroeg mogelijke praktijk maar kan ook gunstig worden benut na bijvoorbeeld een vonnis. 1.3. Het publiek van de bemiddeling De personen die wij spraken gaven vaak aan dat het moeilijk is om bemiddeling uit te oefenen met bepaalde pathologische persoonlijkheden. Voor de professionals is de ideale gebruiker daarentegen deze die de voorrang geeft aan het belang van het kind en akkoord gaat er mee voor te zorgen. Maar een terugkerende gedachte over het publiek van de bemiddeling heeft betrekking op de economische en socioculturele eigenschappen. Het economische niveau van de gebruikers wordt vaak vermeld maar om aan te geven dat dit niet alleen een rol speelt of dat men vooral wil mikken op een sociale positie of een cultureel kapitaal. De bemiddeling zou meer toegankelijk zijn voor publiek dat beschreven wordt als “welgesteld, middenklasse, opleiding, beschaafd, …” terwijl ze moeilijker toegankelijk zou zijn voor “minder welstellenden, kwetsbare groepen met weinig informatie, denk- en uitdrukkingsvermogen, waar vaak in hun plaats voor gehandeld wordt.” Deze vaststelling, uitgevoerd door talrijke professionals en enkele gebruikers, wordt absoluut niet (of zeer weinig) als norm geformuleerd. Er zijn affiniteiten tussen de "middenklasse” of de “opgeleide burgerij” met de bemiddeling en de moeilijkheid om andere doelgroepen te bereiken wordt meestal betreurd. 1.4. De perceptie en de evaluatie van het aanbod Bemiddeling roept een zeer grote aansluiting bij de doelstellingen en het principe op. Zowel bij de professionals die geen bemiddelaars zijn als bij de gezinnen die al dan niet aan bemiddeling hebben gedaan worden het idee en het principe van de bemiddeling positief onthaald. Dat kan zelfs blijven duren tot na een of meerdere negatieve ervaringen met bemiddeling. Dit principiële akkoord sluit geen soms hevige kritiek uit op de bemiddeling. Op welke elementen is deze goedkeuring van de bemiddeling gebaseerd (op de ideologie?)? Aan het begin van deze studie hadden we de hypothese geformuleerd dat gezinsbemiddeling een ondersteuning vormde van: van het model van het onderhandelende gezin; van het principe van de continuïteit van het ouderpaar; van het communicatie-ideaal (de verplichting om zich uit te drukken en te luisteren); van een streven naar het herstel van rust en orde (komen tot dialoog en verstandhouding boven het conflict uit); van een norm van responsabilisering (de gebruiker is een betrokkene die als bekwaam wordt geacht, niet alleen als een te berechten persoon). De gevoerde gesprekken stellen ons in staat deze hypothese grotendeels te bevestigen en te nuanceren. De professionals, net zoals de gebruikers, kunnen zich zeer goed vinden in de vreedzame intenties van de bemiddeling. Het vermogen van bemiddeling om rust en orde te herstellen wordt vaak aangehaald in contrast met het conflictmatige register van het Gerecht en de Rechtbanken. Het streven naar het herstellen van orde en rust bij bemiddeling is veruit de meest gevaloriseerde eigenschap. Maar we kunnen ook stellen dat de personen die wij ontmoet hebben ook grotendeels akkoord gaan met een norm van responsabilisering die de 114
gebruiker als actieve betrokkene lijkt te omschrijven. Talrijjke professionals leggen de nadruk op de mogelijkheid die wordt geboden aan de gebruiker om betrokken te zijn, om zelf een oplossing of een akkoord op te bouwen. De gebruikers geven dan weer aan dat ze vaak het woord willen nemen en geen beslissing willen ondergaan. Soms neemt de stelling van deze norm en het beroep doen op de autonomie van de individuen de allure aan van een morele norm: je moet je als volwassene gedragen! Deze, zij het ongenuanceerde houding zou de gebruikers een paradoxaal gebod kunnen toesturen: maar wees dan toch zelfstandig! Het communicatie-ideaal wordt ook gevaloriseerd door de personen die wij ontmoet hebben. Het roept echter vrij weinig commentaar op, het wordt als vanzelfsprekend gezien. Het vermogen om dialoog en communicatie te ontwikkelen (te behouden, te herstellen) wordt als centraal gezien in het werk van de bemiddelaar en in het bemiddelingsproces. Het principe van de continuïteit van het ouderpaar wordt weinig als dusdanig aangehaald in onze gesprekken. Wanneer dat wel gebeurt, zijn het meestal de professionals en zelfden de gebruikers. Maar vaak wordt er wel onrechtstreeks naar verwezen in de talrijke uitspraken over de prioriteit die uitgaat naar het belang van het kind. Zowel de gebruikers als de professionals situeren het belang van het kind veelal centraal in de argumenten en rechtvaardigingen, onder meer in verband met het thema van de conflictweigering en de valorisatie van de vreedzame intenties van de bemiddeling. De verwijzing naar een onderhandelend gezinsmodel op zich zijn zeer zeldzaam, zelfs bij de professionals. De gedachtegangen die onrechtstreeks dit thema zouden kunnen oproepen, staan in verband met de valorisatie van de vreedzame deugden van de bemiddeling evenals met de mogelijkheden tot responsabilisering. De weigering of terughoudendheid ten opzichte van bemiddeling worden vaak beschreven als weigering om aan te sluiten bij de normen die hierboven beschreven worden: sommige gebruikers weigeren bemiddeling omdat ze het conflict WILLEN, ze WILLEN dat er in hun plaats beslist wordt. Maar de terughoudendheid tegenover bemiddeling wordt ook uitgedrukt in de weigering van psychologische behandelingen en vooral het beu zijn om steeds zijn persoonlijke verhaal te moeten doen. De concrete ervaringen met bemiddeling worden globaal in deze normatieve termen geëvalueerd: Een goede bemiddeling kan rust en orde herstellen in het conflict, stelt de gebruikers in staat het heft in eigen handen te nemen, iets te zeggen, het legt opnieuw een band, opent communicatiemogelijkheden en is gunstig voor de kinderen. De negatieve ervaringen met bemiddeling brengen meestal geen twijfel aan deze normen met zich mee. Ze zijn vaak gebaseerd op een inschatting van de neutraliteit of de onpartijdigheid van de bemiddelaars. De professionals willen een meerzijdige partijdigheid garanderen. De gebruikers kijken dan weer uit of de bemiddelaar geen partij trekt voor een van de partners. Indien dat het geval is komt er snel een einde aan de bemiddeling of gaat deze verder in bitterheid en frustraties. De gebruikers willen niet dat de bemiddelaar een kant kiest maar ze verwachten ook dat hij een standpunt inneemt tegen flagrante onrechtvaardigheid. Verschillende negatieve ervaringen met bemiddeling stigmatiseren het stilzwijgen of de passiviteit van een bemiddelaar in een situatie die door de gebruiker als een flagrante onrechtvaardigheid wordt beschouwd. Met andere woorden, de gebruikers verwachten van de bemiddelaar dat hij garant staat voor de gelijkvaardigheid en het evenwicht tussen de partners. 1.5. Het gerecht, omgekeerde spiegel van de bemiddeling De bemiddeling wordt vaak in contrast bezien met het Gerecht, de bemiddelaar in contrast met de advocaat. Het gaat om een visie van het Gerecht die karikaturaal kan lijken in de 115
ogen van bepaalde professionals maar wel gebaseerd is op de eigen ervaringen van de gebruikers en zelfs van bepaalde professionals. Dit gerecht is koud, het is het schouwtoneel van conflicten, het zijn loopgraven. Het gerecht ontkent ook de personen, geeft hen geen woord en houdt hen kinds. Deze verwijten zijn precies het omgekeerde van de kwaliteiten die aan de bemiddeling worden toegeschreven. De professionals bevestigen nagenoeg allemaal dat bemiddeling geen alternatief is voor Justitie. Voor de gebruikers is het misschien geen compleet alternatief maar bemiddeling en Gerecht beantwoorden elk aan tegenstrijdige doelstellingen en daarin zijn de logica en de geest van de bemiddeling voor hen vervangmiddelen voor die van Justitie. Deze schijnbare contradictie kan als volgt worden opgelost: op het symbolische terrein staan bemiddeling en Justitie lijnrecht tegenover elkaar en worden ze soms gezien als substitutief daar ze tegenstrijdige waarden belichamen, het herstel van rust en orde en het responsabiliseren van de betrokkenen voor de bemiddeling, het bekrachtigen van het conflict en de beslissing van een onpartijdige derde voor het Gerecht; maar functioneel vullen ze elkaar eerder aan: iedere gebruiker kan steeds gebruik maken van het bemiddelingsaanbod zonder op een ander moment of voor een ander aspect van het conflict de toegang tot een beslissende instantie ontzegd te worden. En omgekeerd, iedereen die beroep doet op het gerecht kan in een vroeger of later stadium genieten van het bemiddelingsaanbod. De advocaat is de anti-bemiddelaar: hij wordt gekenmerkt door zijn vaardigheid om conflicten op te drijven, door zijn krijglustige houding en zijn financiële belangen. Dit Gerecht en zijn dienaars, zo beschreven, is het Gerecht van Jupiter en Hercules, niet van Hermes. De menswetenschappen beschrijven al enkele jaren een transformatie van het gerecht waar meer aandacht wordt besteed aan onderhandeling en het responsabiliseren van mensen, dit Gerecht wordt vertegenwoordigd door de figuur van Hermes in contrast met Jupiter en Hercules. Als we de hypothese van deze transformatie ernstig nemen, deze proceduralisering van het Gerecht, hoe zien we dan de herconfiguratie van de bemiddeling en het Gerecht op termijn? De bemiddeling lijkt zich vandaag buiten het gerecht af te spelen, het spel van de onderhandeling. Hoe gaan de rollen opnieuw bepaald worden indien het Gerecht de cultuur en de praktijken van de onderhandeling zich steeds meer eigen maakt? Welke continuïteit, welke grenzen moeten we voortaan opstellen tussen het Gerecht en de bemiddeling? 1.6. De bemiddeling als cultureel model Onze analyse heeft ons geleerd de bemiddeling te zien als een element van een globaal cultureel model, eerder dan gewoon een technisch hulpmiddel. De voornaamste kenmerken van dit culturele model dat de bemiddeling promoot als middel om conflicten op te lossen, zijn: het individualisme, in die zin dat het individu de referentie-entiteit is om het leven in de maatschappij te bedenken; het democratische ideaal, in de publiek en de private ruimte; de gelijkheid tussen mannen en vrouwen; het communicatie-ideaal; het onderhandeld oplossen van conflicten; het ideologische en culturele pluralisme. Deze cultuur strookt met de bevordering van een communicerend en onderhandelend Gerecht. Daarbij wordt een procedurematige oplossing van conflicten voorgesteld waarbij de betrokkenen actief mee zoeken naar oplossingen. Op familiaal vlak wordt de bemiddeling opgelegd terwijl het model van de private, democratische en onderhandelende familie wordt gepromoot waarbij de partners worden gezien als gelijken die elkaar vrij kiezen, zich inzetten en zich van elkaar losmaken zonder dat externe krachten hen ertoe kunnen aanzetten iets tegen hun wil te doen. Ook binnen dit gezin wordt de referentie-entiteit het individu, man, vrouw of kind. Het principe van de 116
verdediging van de belangen van het kind bestaat om het element dat als het zwakste binnen de gezinsentiteit te beschermen, in de bemiddeling worden de ouders echter geacht om evenzeer in staat te zijn om te luisteren, in dialoog te treden en hun geschillen te overwinnen om zo te getuigen van hun zin voor verantwoordelijkheid. Vanuit die belichting neemt de onderzoeksvraag een andere vorm aan. Een cultureel model wordt niet op mechanische wijze getransformeerd, het is een gestructureerde manier om de werkelijkheid te zien waarbij het tezelfdertijd een visie op de wereld is, een manier om de maatschappelijke realiteit te evalueren en een geheel van concrete antwoorden voor problemen uit het maatschappelijk leven. Naast de complexiteit van het doorvoeren van een culturele verandering of het importeren van een element uit het ene culturele model naar het andere komt ook de kwestie van de legitimiteit van het opleggen van een cultureel model aan groepen die daar enkel symbolisch geweld in kunnen zien en de afkeuring van hun eigen model.
2. Hoe kunnen we het gebruik van gezinsbemiddeling promoten? “Hoe kunnen we het gebruik van bemiddeling in gezinsconflicten bevorderen?” Dat is de vraag die geformuleerd wordt in dit onderzoek gevorderd door de heer Melchior Wathelet, Staatssecretaris voor het Gezinsbeleid. Alvorens een voorstel te formuleren, lijkt het ons belangrijk om enkele problematische elementen in de evaluatie van de bemiddeling te identificeren. 2.1. De contradicties tussen de verwachtingen van de gebruikers en het bemiddelingsaanbod We hebben enkele thema’s blootgelegd die zouden kunnen leiden tot discussie of zelfs contradictie tussen onze verschillende gesprekspartners. Ze moeten onder professionals besproken worden, maar moeten misschien ook verhelderd worden voor de gebruikers. We zullen deze overschouwingen in de vorm van vragen formuleren; het is niet aan ons om te beslechten maar we geven aan dat deze vragen betrekking hebben op wat volgens ons de knopen zijn die we moeten ontwarren om de praktijk van de bemiddeling te ondersteunen en te ontwikkelen. De gerechtelijke bemiddeling wekt twijfel, perplexiteit en soms zelfs malaise op. Dat wordt grotendeels aangehaald door professionals en gebruikers. Dat roept de volgende bedenkingen op: De situatie is niet duidelijk omdat deze suggestie vaak als dwingend wordt gezien; Hoe moeten we die beperking inschatten? Voor sommige verhindert het het welslagen van de bemiddeling, voor andere niet; Hoe kunnen we in de bemiddeling samenwerken met groepen die er niet spontaan beroep op doen, welke hulpmiddelen kunnen we in dat kader ontwikkelen? De socioculturele kloof die vaak wordt aangehaald in de toegang tot de bemiddeling stelt de vraag van de doelgroepen van de eventuele ontwikkeling van de bemiddeling. We zijn het erover eens dat de toegang tot de bemiddeling vlotter gaat voor de “opgeleide middenklasse” en moeilijker is voor het “volkse publiek”, maar hoe moeten we daarin dan de ontwikkeling van de bemiddeling kaderen? Er zijn waarschijnlijk politieke keuzes die moeten worden gemaakt in verband met de doelgroepen die prioritair gesensibiliseerd moeten worden. Moeten we de vraag van de middenklasse uitbreiden via 117
informatiecampagnes of eerder op het terrein van het volksere publiek gaan? Als deze weg gekozen wordt, wie zijn dan de tussenpersonen, de plaatsen en de gepaste hulpmiddelen? Ook de neutraliteit stelt ons voor vragen. Deze wordt door de bemiddelaars omschreven als “meerzijdige partijdigheid” en wordt in de praktijk op verschillende manieren beleefd: Volgens sommige moet men weigeren nog maar het minste advies, zelfs technisch, te geven terwijl andere die weg wel willen inslaan; voor sommige aanvaardt de bemiddelaar (bijna) elk akkoord van de partijen terwijl andere soms weigeren te tekenen omdat ze het onrechtvaardig vinden. De verwachtingen van de gebruikers lijken ons erg duidelijk te zijn. Beknopt kunnen we zeggen dat de gebruikers een onpartijdige bemiddelaar willen die ook garant staat voor de gelijkheid tussen de partijen. In dit kader vragen velen de bemiddelaar om geen partij te kiezen maar een standpunt in te nemen. Hoe moeten we die vraag naar gelijkheid begrijpen, hoe moeten we erop reageren? Kunnen de bemiddelaars zich tevreden stellen met “het werken in bemiddeling” of het externaliseren van de antwoorden via het raadplegen van professionals buiten de bemiddeling? En moet deze zorg om meerzijdige partijdigheid zover gaan dat bemiddeling een bekrachtiging wordt van de akkoorden getroffen door de partijen, met het risico dat een ongelijke machtsverhouding wordt goedgekeurd? En indien de bemiddelaars deze verwachting niet volkomen weigeren, hoe gaan ze dan meerzijdige partijdigheid en gelijkheid met elkaar verzoenen? En hoe moeten we dat op een begrijpelijke manier voorstellen aan de gebruikers. Tensloote roept ook de kost van de bemiddeling veel vragen op. De praktijken hieromtrent variëren. In een vereniging is de bemiddeling gratis. Door de afwezigheid van subsidies zijn de bemiddelaars allemaal vrijwilligers. In de centra voor gezinsplanning moet men betalen voor bemiddeling maar niet veel, het is veel duurder in bepaalde advocatenkantoren. De economische toegankelijkheid van de bemiddeling wordt vaak als een probleem gezien. Voor bescheiden gezinnen en gezinnen met een modaal inkomen wordt het naast de andere kosten (advocaten, psycholoog) als ontoegankelijk gezien. De keuze van het doelpubliek of de doelgroepen bij wie de bemiddeling gepromoot moet worden zal waarschijnlijk een impact hebben op deze kwestie van financiële toegankelijkheid. Verder dan de vraag van de toegang tot de bemiddeling moet de kost ook vanuit een andere ooghoek bekeken worden: Welke is de sociale betekenis die aan deze verschillende economische statuten wordt toegekend? Veronderstelt een gratis of niet zo dure bemiddeling dat het gaat om een collectief goed dat ter beschikking moet worden gesteld van een zo groot mogelijk aantal mensen; veronderstelt een zeer dure bemiddeling een evaluatie in termen van bekwaamheid, bekendheid en resultaat? En de markt? Levert de bemiddeling via deze zeer variabele praktijken niet het maatschappelijke beeld van een grote kloof op, het aarzelen tussen de niet-commerciële wereld en de marktlogica? 2.2. Scenario’s om de bemiddeling te ontwikkelen De ontwikkeling van de bemiddeling moet volgens ons bedacht en geregeld worden op basis van de volgende vaststellingen: Bemiddeling is niet enkel een dienstenaanbod, het is een cultureel en normatief model, een visie op de wereld; De bemiddeling is niet voldoende gekend bij het grote publiek, zelfs niet bij professionals; De bemiddelingscultuur verspreidt zich onder de jonge generaties maar dat gaat niet noodzakelijk snel; De bemiddelingscultuur raakt eerder de “opgeleide middenklasse” dan de volksere groepen. 118
We kunnen verschillende scenario’s bedenken voor het ontwikkelen van de bemiddeling, van eerder minimalistisch, bestaand uit het wat versnellen van de vooruitgang van de bemiddelingscultuur (via bijvoorbeeld informatie) naar meer maximalistisch, bestaand uit het opleggen van bemiddeling voor alle grote beslissingen in verband met de familie. Tussen deze twee extremen kan een heel gamma beleidslijnen overwogen worden. 2.2.1. De noodzaak om te informeren en te sensibiliseren Uitgaand van een van de meest duidelijke vaststellingen van dit onderzoek, namelijk de beperkte kennis van gezinsbemiddeling bij het grote publiek maar ook bij veel professionals, verwijst een eerste register van promotie-acties rond gezinsbemiddeling naar de noodzaak om te informeren en te sensibiliseren hieromtrent. Er kunnen informatie-acties worden gevoerd met behulp van verschillende dragers (folders, dvd, …) opgesteld door het Staatssecretariaat of in gezamenlijke productie met een vereniging of ter ondersteuning (bijvoorbeeld bij aankoop van brochures) van een initiatief... In principe tonen de elementen van onze studie aan: 1°/ dat de rol van de gezinsbemiddelaar verduidelijkt moet worden, wat betreft die van de andere bemiddelaars bijvoorbeeld; 2°/ dat de ad hoc dragers opgesteld z ouden worden na raadpleging van de verenigingen die de bemiddelaars vertegenwoordigen om te vermijden dat ze niet lijken te stroken met de boodschappen die deze verspreiden en ook kunnen genieten van een zo goed mogelijke verspreiding; 3°/ dat de bemiddeling zou moeten worden voorgesteld in verband met het gerechtelijke proces eerder dan als een alternatief voor het Gerecht. Informatie-acties zijn onontbeerlijk maar deze moeten ook doelgericht zijn. Volgens anderen toont dit onderzoek aan dat de cultuur van de bemiddeling vooral betrekking heeft op de “opgeleide middenklasse” eerder dan op de volkse klassen en dat ze wel verspreid wordt, nagenoeg op zich, onder meer bij de jongere generaties maar dat dit daarom niet snel gebeurt. Daaruit vloeit dus een grote heterogeniteit voort van het potentiële publiek; minstens drie groepen moeten daarbij volgens ons onderscheiden worden: De professionals, de milieus die gewonnen zijn voor de cultuur van de bemiddeling en de milieus die daar verder van af staan Voor de professionals zouden naast informatie met aangepaste dragers ook sensibiliseringsacties gevoerd kunnen worden via colloquia, seminaries, publicaties en opleidingen. Dergelijke acties bij professionals zijn eens te meer noodzakelijk daar er nog vage zones bestaan rondom de bemiddeling die schadelijk zijn voor de leesbaarheid en legitimiteit: zo denken we bijvoorbeeld aan de spanning tussen de visie van de bemiddelaar als onpartijdige derde en deze die het eerder ziet als een waarborg van gelijkheid; of de spanning tussen een commercieel concept van de bemiddeling en wat eerder als nietcommercieel wordt beschouwd … voor deze kwesties kan de politieke actie geleidelijk aan verlopen door dergelijke acties te ondersteunen, te organiseren of ertoe op te roepen. Daar het publiek zeer heterogeen is en op variabele afstand van de bemiddelingscultuur zit, liggen de zaken ingewikkelder. Het bedenken van promotie-acties rond gezinsbemiddeling moet ook rekening houden met de verspreiding van het publiek dat in tegestenlling tot de professionals niet bestaat uit verenigingen of beroepsgroeperingen. Concreet moeten we gedifferentieerde oplossingen voorzien voor elke doelgroep. En voor het identificeren van deze doelgroepen mogen we economisch en sociocultureel milieu niet met elkaar vermengen; deze categorieën overlappen niet perfect. Er zijn gecultiveerde groepen die functies met een laag inkomen bekleden en omgekeerd ook weinig 119
gecultiveerde groepen met een beperkt opleidingsniveau die professioneel veel succes boeken met de bijbehorende gevolgen voor het loon. Voor de bevolkingsgroepen die stroken met concept waarbij onderhandelen eerder de voorkeur krijgt op een gerechtelijke confrontatie bij het beslechten van een geschil, blijft de kans om informatie- en sensibiliseringsacties te voeren rond gezinsbemiddeling gegrond. Deze milieus staan daar immers voor open, het gaat erom hen een duwtje in de rug te geven zodat ze indien nodig ook tot daden overgaan. Voor de groepen die deze cultuur niet delen moet een andere benadering worden bedacht. Een cultureel model kan niet mechanisch worden vervormd door het organiseren van infosessies; het gaat om een manier waarop de realiteit wordt gezien en de neiging weerstand te bieden zolang een ander model pragmatisch niet beter lijkt te zijn. Zo kunnen we als voorbeeld een Belgische bemiddelaarster bedenken, van gemiddelde leeftijd die neutraal beweert te zijn, ook op ideologisch vlak. Wordt zij gezien als een legitieme gesprekspartner om tussenbeide te komen in het kader van een gezinconflict voor de groepen waar gezinsgeschillen ook familiaal worden geregeld, onder de vleugels van de ouderen, volgens gebruiken die de voorrang geven aan mannen en die de godsdienst mobiliseren als register voor het lezen van de situatie? Voor deze groepen ligt de oplossing waarschijnlijk niet in het louter informeren en sensibiliseren. Zelfs in dit register zou bijzondere aandacht besteed kunnen worden aan de professionals uit het sociaal werk die bij deze groepen actief zijn.x Eens ze zelf gesensibiliseerd werden voor de rijkdommen van het bemiddelingsproces, via opleidingen en het verspreiden van aangepaste hulpmiddelen, zouden ze door de plaatsen te diversifiëren de contactpunten met deze bevolkingsgroepen als tussenpersoon kunnen dienen voor het bevorderen van deze manier om conflicten op te lossen. 2.2.2. De bemiddeling ondersteunen De politieke macht kan beslissen om het gebruik van gezinsbemiddeling te ondersteunen door het op zich nemen of ondersteunen van informerende/sensibiliserende acties die werden aangehaald. Meer specifiek zou men voor de bevolkingsgroepen die het verst afstaan van de bemiddelingscultuur kunnen beslissen om de bemiddelaars te ondersteunen bij het benaderen van deze nieuwe groepen. Men moet dan nieuwe opleidingen ondersteunen, de opleidingsquota voor erkenning verhogen en ongetwijfeld een opleiding of specifiek systeem oprichten voor interculturele bemiddeling. Men zou ook kunnen beslissen om pilootervaringen op dat vlak te ondersteunen en/of te organiseren. De steun van de overheid stelt ook de vraag van de kostprijs van het bemiddelingsproces voor de Staat enerzijds en voor de burger anderzijds. Voor de bevolkingsgroepen die het zwakst staan op socio-economisch vlak wordt de kost van de bemiddeling vaak aangehaald als een rem. Het lijkt vanzelfsprekend dat een verspreiding van het bemiddelingsproces in deze milieus het probleem van het financiële obstakel moet oplossen. De steun aan de bemiddeling zou ideaal gezien moeten worden als een samenhangend beleid in het voordeel van de gezinnen dat de federale staat en de federale entiteiten bundelt. Zo lijkt de verankering aan Franstalige zijde van de bemiddeling in sommige centra voor gezinsplanning bijzonder relevant te zijn omwille van de toegankelijkheid en de globale benadering van de mensen. De ontwikkeling van de bemiddeling in dit kader zou moeten gebeuren in het kader van een gezamenlijk beleid van het federale niveau en de Gemeenschappen.
120
2.2.3. Bemiddeling opleggen? Naast de steun aan de ontwikkeling van het bemiddelingsproces aarzelen sommigen niet om de mogelijkheid aan te halen om bemiddeling verplicht te maken; dat kan doelgericht, geleidelijk of algemeen gebeuren. Wat de doelgerichte verplichting betreft, zien we bijvoorbeeld het idee van een verplichte informatiesessie over bemiddeling. Aan het begin van de procedure, voor men naar het gerecht stapt, zou een dergelijke sessie de bemiddeling als eerste wijze voor het oplossen van conflicten kunnen worden bevorderd. Een dergelijk voorstel roept enkele vragen op. Die van de kostprijs: is een verplichte informatiesessie die niet gratis is voor de burger mogelijk? Zou de Staat volledig instaan voor dit initiatief? Kunnen we een bijdrage van de bemiddelaars of andere professionals bedenken? Die van de plaats van de informatie: In welk type diensten moeten deze sessies georganiseerd worden om de grootste kans te maken dat dit model voor het oplossen van conflicten wordt gekozen? Die van de tijd: Hoe kunnen we de wens om bemiddeling aan te bieden voor men naar het gerecht stapt met het conflict uiten evenals de noodzaak om het tijdsverloop van elk verhaal te respecteren met zijn eigen leed, zijn eigen knooppunten? Dat van de betrokkenen: Welke professionals staan in voor deze sessies? Hoe kunnen we rolverwarring vermijden, zoals vaak wordt aangehaald door de verschillende mensen die wij in het kader van ons onderzoek hebben ontmoet? Die van de vorm van de verplichting: Overweegt men een verplichting om te informeren voor de rechter of andere professionals of een verplichting voor de mogelijke gebruikers om een infosessie te volgen? Welke zijn de eventuele sancties en voor wie? Sommige denken dat de wetgever zelfs de deelname aan een verplichte infosessie zou kunnen opleggen, waarbij men bijvoorbeeld gedwongen wordt om naar een onderhandeld akkoord te zoeken voor pragmatische kwesties zoals het domicilie van de kinderen of de huisvesting ervan. De onderliggende vraag is dan die van de plaats van de bemiddeling in de ruime waaier van vormen van conflictbeheersing en in samenhang daarmee moet men ook nagaan of deze waaier van oplossingen kan worden opgenomen in de wet. Maar uiteindelijk is het ook de kwestie van het symbolische geweld dat wordt uitgeoefend op de bevolkingsgroepen die in de marge van de moderniteit leven en die van de wet niet verwachten dat zij na scheiding voorstander is van het co-ouderschap maar eerder dat zij het verder zetten van het koppel voorstaat, indien nodig de scheiding moeilijker maakt of minstens toch de schuldige aanduidt en het leed en de rechten van het slachtoffer erkent. Maar zelfs binnen de bevolkingsgroepen die de cultuur van het onderhandelde conflictbeheer delen, gebeurt het dat de beleving van de breuk het haalt op het culturele model. Het gebeurt dan ook niet zelden dat de samenwerking na de scheiding stoot op moeilijkheden om ouderschap en het koppel los van elkaar te zien. Deze moeilijkheid kan verschillende vormen aannemen, gaande van de moeilijkheid om het ouderschap (coouderschap) te ontdoen van zijn echtelijke aspecten, tot de onmogelijkheid om een sereen co-ouderschap in te voeren zolang de conflicten onder de partners niet zijn opgelost. In deze gevallen bevindt het juridisch discours, dat de voorkeur geeft aan bemiddeling en het overleven van het ouderpaar voorstaat, zich op een wankel parcours ten opzichte van de reële beleving van de breuk. Om al deze redenen staan wij sceptisch ten opzichte van de opgelegde bemiddeling, wee gaan er minstens van uit dat de informerende rol van de Rechter verstevigd en gesystematiseerd moet worden: De wet voorziet dat de mensen over bemiddeling moeten worden geïnformeerd; wij stellen voor dat de wet verduidelijkt dat de Rechter moet informeren over de bemiddeling. Samen met deze wetswijziging moet ook een beleid van systematische sensibilisering van de magistraten komen en het ter beschikking stellen van de gepaste dragers. 121
2.2.4. De ontwikkeling van een nieuw cultureel model Als we akkoord gaan met de stelling dat bemiddeling een element is van een ruimer cultureel model, dan moeten we ons vragen stellen over de voorwaarden voor het verspreiden van dit culturele model. Het is een vraag die buiten het kader van dit onderzoek valt maar die toch door enkele van onze gesprekspartners werd aangeraakt. We zullen hier twee voorstellen vermelden die volgens ons het bespreken waard zijn: - de ontwikkeling van pilootervaringen; - de opleiding van het onderwijzend personeel. 1°/ De pilootervaringen zouden kunnen dienen als “laboratoria” waar de voorwaarden voor het verspreiden van de cultuur van de onderhandelde conflictbeheersing kunnen worden bestudeerd onder een publiek dat a priori weinig openstaat daarvoor. 2° In een land met leerplicht lijkt de school een bevoorrechte plaats te zijn voor het verspreiden van culturele praktijken. Het onderwijzend personeel zou gesensibiliseerd kunnen worden en opgeleid in de methodes voor onderhandelde conflictbeheersing. Een stap verder zou kunnen worden gezet door progressief cursussen / opleidingen in te voeren voor leerlingen en studenten. Deze piste berust vanzelfsprekend op een betrokkenheid van de Gemeenschappen.
* * * Samengevat suggereren we aan de verantwoordelijken op het gebied van het Gezinsbeleid om de bemiddeling te ondersteunen door een aantal beredeneerde en doelgerichte maatregelen die de vorm kunnen aannemen van een gecoördineerde actiecampagne rond de ontwikkeling van bemiddeling. We doen daarbij afstand van de aan iedereen opgelegde bemiddeling als uitdrukking van een ongewenst symbolisch geweld. De te voeren acties hebben betrekking op: De organisatie van een aantal seminaries met de bemiddelingssector om het project te verduidelijken op het gebied van toegankelijkheid, neutraliteit, gelijkheid en commerciële/niet-commerciële verankering (de knooppunten); De informatie en sensibilisatie van professionals op het gebied van maatschappelijk werk en interventies bij gezinnen (visuele hulpmiddelen, colloquia, publicaties, ..) Informatie voor een publiek dat openstaat voor de cultuur van de bemiddeling (brochures en visuele hulpmiddelen); De ontwikkeling van opleidingen in bemiddeling, in het bijzonder opleidingen die de bemiddelaars in staat stellen om het volkse publiek en/of een publiek dat cultureel ver af staat van het model van de bemiddeling tegemoet te treden evenals de ondersteuning van pilootervaringen in dat kader; De valorisatie van de verankering van de bemiddeling in multidisciplinaire organisaties zoals centra voor familiale planning, in overleg met de federale entiteiten; De legislatieve verduidelijking van de informerende opdracht van de Rechter evenals een beleid van systematische sensibilisering van de magistraten in dat opzicht; In samenwerking met de Gemeenschappen, de steun aan pilootervaringen in het verspreiden en het beoefenen van de bemiddeling op school evenals opleidingsmodules voor het onderwijzend personeel.
122