Historisch overzicht van de Wijsbegeerte Prof. Johan Braeckman
Frederik Vandaele, december 2010
0
Kennis, Wetenschap en Wijsbegeerte Wijsbegeerte als wetenschappelijke discipline Overzicht van filosofie -
Voor jaren 60: historisch / Na: actualiteit, maatschappijkritisch, link met wetenschap Tendensieus Functie: lezer confronteren met wijsgerige problemen van heden en verleden => persoonlijke, kritische opvatting
Filosofie vs wetenschap -
Weinig eensgezindheid over WAT en HOE Geen definitieve waarheden MAAR: middel om naïeve denkbeelden te bestrijden o DOGMATISME (argumentatie overbodig) / RELATIVISME (argumentatie onmogelijk) => stuurloosheid in het denken/handelen => intellectuele verstarring / pseudeowetenschap / bijgeloof /sektarisme
Poging tot definitie 1. 2.
Tot objectieve inzichten komen waar wetenschappelijke methode niet mogelijk is Kennis verzamelen om geargumenteerde antwoorden te vormen op vragen zonder wetenschappelijk antwoord
Kennis vs Wetenschap Kennis -
Elke voorstelling, denkbeeld, overtuiging die met zekere werkelijkheid overeenkomt => Voorspellingen maken, handelingen plannen Betrouwbare kennis kan wetenschappelijk karakter krijgen
Wetenschap -
Als activiteit: Zoektocht naar gesystematiseerde en betrouwbare kennis Als resultaat: ‘een wetenschap’ = geheel van uitspraken, wetten of theorieën over probleemgebied o Communiceerbaar o Geordend en systematisch o Controleerbare betrouwbaarheid
Indeling van de wetenschappen op basis van methode 1.
2.
Deductieve wetenschappen (Formele) Verschaffen symboolsystemen of VORMEN om werkelijkheid uit te drukken Niet gebaseerd op ervaring Logica + wiskunde: basisformules (axioma’s) -> via deductie -> stellingen Inductieve wetenschappen (Empirische, Ervaringswetenschappen) Wil totaliteit van alle dingen begrijpen Gebaseerd op ervaring (empirische data via zintuigen/waarnemingsapparatuur) Opdeling (! grenzen niet altijd duidelijk te trekken vb. dierenpsychologie) - NATUURWETENSCHAPPEN (natuurkunde, scheikunde, biologie, geologie) - GEDRAGS- OF SOCIALE WETENSCHAPPEN (psychologie, sociologie, economie) - CULTUURWETENSCHAPPEN (taal- en filologie, kunst- literatuur, rechten, archelogie, geschiedenis)
1
-
Alternatieve opdelingen - EXACTE VS NIET-EXACTE (wiskunde + natuurkunde) onhoudbaar: alle wetenschap wil exact zijn - ZUIVERE VS TOEGEPASTE (om behoeftes of praktische problemen te bevredigen) zinvol onderscheid! - POSITIEVE VS SPECULATIEVE EEUW 19 : op gegevens gebaseerd vs ‘speculatieve’ vandaag: Wijsbegeerte en Theologie
Waarom zoeken naar kennis? Efficiënter overleven (evolutie) bij de mens: 1. 2. 3. 4. 5.
Informatieverwerking (zintuigen, hersenen) Leren: eerder opgedane info onthouden Voorstellingen vormen van omgeving => mentaal problemen oplossen Associëren van verschillende voorstellingen Cultuur om associaties te onthouden en communiceren = Niet genetische overdracht!
Nadelen: 1. 2. 3. 4.
Ontstaan van symbolen van gevaar => roepen angst op (zonder geldige reden) (via associëren van voorstellingen uit gevaarsituaties) Onbekende wordt angstwekkend (mens wil samenhangend geheel vormen van werkelijkheid) Foutieve interpretaties bij structuurschepping (cfr. bolletjestekening) Vrijheid van handelen -> gevoel van onzekerheid
=> Nood aan: -
Inzicht en samenhang Cognitieve inhouden m.b.t. zingeving Richtsnoeren voor het handelen om angst te reduceren
Wat maakt ons mens? 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7.
Beseft dat hij bestaat (zelfbewust) Kan over zingeving nadenken (Dé existentiële (pseudo-)vraag: Waarom zijn we hier?) Braeckman: “Wat ligt er ten Noorden van de Noordpool? = pseudovraag” Artistiek wezen (universeel) Gevoel voor technologie en vernieuwing Natuurlijke taal Moreel wezen (individueel) Economisch en spelend ingesteld
Neolitische Revolutie -
1.000.000 lang vuistbijlen gemaakt; dezelfde! Landbouw: belangrijkste stap ooit (10.000 – 7000 BC), universeel! Point of no return: voedselvoorraad -> populatiegroei ->arbeidsdifferentiatie Ontstaan van mythes à la Tuin van Eden o.i.v. reflectie “Waarom lijden wij zo?”
2
Taboe, Magie, Wijsheidsspreuken, Mythen Taboe (onreine) -
Eerste vorm van handelen binnen perken houden bij ‘primitieve’ samenlevingen Verboden objecten/handelingen => bezoedeling o Bron van angst: gevaar, onbekende, vreemde o Tasten basisstructuur van maatschappij aan
Magie (onreine + machtige) -
-
-
Stereotiepe handelingen (RITEN) en uitspraken (BEZWERINGEN) Soorten en functies o AFWEERMAGIE: gevaar afwenden (bv. ‘reinigen’ na contact met taboe) o PRODUCTIEVE ‘WITTE’ MAGIE: menselijke noden bevredigen (vb. regendans, liefdesdrank) o DESTRUCTIEVE ‘ZWARTE’ MAGIE: kwaad berokkenen, vloek (TOVENARIJ = witte + zwarte magie) Magisch denken = associaties o Eerste geloof in controleerbare wetmatigheden gebaseerd op associaties (vb. mandrake) o Wisselwerking Taboe <-> Magie: associatie met macht Taboe-objecten, angst => magisch denken: associatie met macht Vb. toverboeken met taboeobjecten, urban legends Vooral pre-wetenschappelijk en pre-geïndustrialiseerde maatschappijen
Wijsheidsspreuken (moraal) -
Eerste vorm van bewuste moraal ( X ongereflecteerde magie/taboe) Vooral geletterde culturen Geheel van raadgevingen voor het handelen (vb. Bijbel “Spreuken”)
Mythe -
-
-
Belangrijkste poging om inzicht in de wereld te verwerven voor de wereldgodsdiensten Gebaseerd op fantasie Religieus karakter; relaties mens en goden Kosmosgenese Antwoord op grote vragen/problemen => Zeker geloof bij aanhangers o X volksvertellingen, sprookjes en fabels: verhalende nadruk, minder verheven o X legenden en sagen: half-historische inslag Functies (!) Ordenen van de wereld tot samenhangend geheel => bevredigt behoefte aan inzicht => reduceert angst voor onbekende/chaotische Verklaring voor pijn, dood en catastrofes Legitimatie en consolidatie van maatschappelijke situaties (vb. arbeidsplicht, vrouw) KOSMOGONISCHE MYTHEN (vb. Genesis) Methode van verklaren = hoe de dingen ontstaan zijn Wijze ontstaan bepaalt het verdere ‘zijn’ Belang voor ontwikkeling godsdiensten
3
Ontstaan wereldgodsdiensten / openbaringsgodsdiensten KENMERKEN 1.
2.
3.
4.
Universaliteitsaanspraak • Mythes = volk • Openbaringsgodsdiensten = alle mensen Openbaring • Waarheden van ‘hoogste werkelijkheid’ (God) • Geopenbaard door profeet (Zarathoestra, Jezus) of verlichte (Boeddha) • Definitieve neerslag in heilige geschriften: geen discussie mogelijk • Hindoeïsme: Veda’s, Upanishaden (-1300 BC) • Boeddhisme: Tripitaka (-500 BC) • Jodendom: Oude Testament of Tenach (600 BC) • Christendom: Nieuwe Testament • Islam: Koran (600) Dogmatisme • Systematisering van ‘het woord’ -> onwrikbaarheid -> dogma • Nationaliteit van geen belang -> enkel geloof + toetreding • Discussies over dogma -> sektes • Braeckman: “100% betrouwbaarheid is het privilege van dogmatische levensvisies.” Verlossing • Aarde = droevige situatie; hiernamaals • Openbaringsgodsdiensten zijn dus verlossingsgodsdiensten
ONTSTAAN Neolitische revolutie 3000 BC => Complexere samenleving => taboe/magie volstaan niet -
EEUW
onstaan rechtsregels (vb.CODEX HAMMURABI 18 BC) ontstaan morele normen en idealen o ‘Spreuken’ o ‘Drievoudige Norm’: Egyptisch dodenboek 1500BC (hongerigen, dorstigen, naakten) o Babylonië 600BC o ‘Gulden Regel’: negatieve (Confucius) en positieve weergave (Jezus)
Botsing/smeltkroes van verschillende mythes -
inboeten betrouwbaarheid grote godsdienst is nieuw bindmiddel zijn (later door vorsten handig gebruikt)
Probleem van “Geluk van de bozen” vs. “Onheil van de deugdzamen” -
-
Behoefte aan diepere fundering en zingeving van de nieuwe normen Basisprobleem van ethiek die zelfopoffering vraagt EEUW Illustratie Het Boek Job (4 BC): “God is wijs, geen vragen stellen” (Ethiek = filosofische discipline X moraliteit = gedrag) Dé hoofdoorzaak van ontstaan van wereldgodsdiensten!
4
DIESSEITS EN JENSEITS Probleem van fundament voor een genereuze moraal (Geluk van de ‘bozen’) Aanzetten tot oplossing bij Socrates, Plato, Lao Tse, Confucius = voor enkelingen •
“Geluk van bozen is schijn”; intellectuele en ascetische training
Wereldgodsdiensten = voor de massa • • • •
Diesseits/Jenseits: niet universeel voor alle godsdiensten! Voorwaarde: voldoende complexe samenlevingen (er moeten “bozen zijn”) Gaandeweg wordt Diesseits/Jenseits de KERN van het hele systeem! Communicerend vat met maatschappijordening: o Gerechtelijk systeem met regels en straffen o Morele rechtvaardigheid E
Westerse variant (ZARATHOESTRA, 9 BC) -
-
Dualistisch wereldbeeld (Ahura Mazda; goede X Angra Mainyu; slechte) Verklaart ontstaan Goed en Kwaad Onophoudelijke strijd tussen heerscharen => oorzaak problemen (keuze van individuen) Goede zal overwinnen; doden herrijzen; paradijs X poel van verderf voor slechten MAZDEÏSME (Zoroastrisme): overgenomen door wereldgodsdiensten Judaïsme: verzwakte vorm door monotheïsme => Satan = gavallen engel Christendom: Jezus, essenen, farizeeën X sadduceeën Toevoeging van ‘onsterfelijkheid van de ziel’ (platonische invloed) Islam e MANICHEÏSME (leer van Perzische profeet MANI 3 BC) e Geduchte concurrent tot 10 van Christendom en Islam! Goede = geestelijke X slechte = aardse ‘manicheïstisch’: zwart-wit denken
Indische variant -
-
-
e
India (Upanishaden (9 BC) Leer van de zielsverhuizing (samsara, reïncarnatie, transmigratie, palingenese) Ziel met schuldenlast (karman) Intrinsieke rechtvaardigheid in het cyclus-systeem Ontkomen aan cyclus door vereniging met Brahman (begeerteloze toestand: Nirvana) Invloed op wereldgodsdiensten HindoeIsme Boeddhisme e Jainisme (5 BC) Gelijkaardige opvattingen (meer nadruk op onsterfelijkheid van de ziel, minder transmigratie) Pythagoras Plato (orfisme) Enkele Kerkvaders Recent: theosofische beweging en hindoeistische sekten
5
NADELEN VAN WERELDGODSDIENSTEN 1.
2.
3.
Voor individu => ‘waarheid’ wordt gefnuikt Excommunicatie (banvloek): verstoting, vervolging, doding Abnegatie: eigen mening verloochenen, onderwerping uit angst voor excommunicatie Hypocrisie Voor groepen Kleine groepen afvalligen: ‘ketters’ worden vervolgd Grote groepen afvalligen: godsdienstoorlog Onrechtvaardigheid Zwart-Wit denken: enkel goeden en kwaden, geen grijs (=echte leven) Eeuwigheid = inhumaan Ketters mogen gefolterd worden: behoren toch al tot de ‘slechten’
DOGMATISME / GESLOTEN HOUDING -
-
-
Onwrikbare waarheid ( X kritiek, controle) op grond van gezag Voorwaarde om tot een groep te behoren (ook bij bv. stalinisme, marxisme) Nadelen: o Verwerven van betrouwbare kennis is moeilijk/onmogelijk o Hinderlijk voor origineel individu o Slecht aanpassen aan andere omstandigheden (gesloten houding) Voordelen: o Groepscohesie: zekerheid, steun o Compromis-zoeken kost weinig of geen tijd en energie (cf. Hitler) Psychologie: ‘open en closed minded’: elk mens ergens tussen beide Politieke filosofie: POPPER: ‘open en closed society’
DOGMASCHAAL Sekte / Dogmatisme => karakteristieken (omkeren is vaak moeilijk (brainwashing) 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Inpalming (eigen controle) Groepsvorming (sociale controle) Hiërarchie (controle door leidende figuren) Charismatische (controle door leider) Afzondering (plaats of handelen) Uitverkiezing (apart statuur voor uitverkorenen) Geslotenheid van informatie Irrationalisme van geloofsovertuigingen Proselytisme (ledenwerving)
Belang van methodes wordt overschat! (suggestibiliteitsverhogende periodes/middelen, drugs, schudden) Vooral de karakteristieken zijn van belang.
WAAROM LIJDEN WE? -
Biologisch ‘blind’ proces: soms nuttig, soms niet = bevredigend antwoord
MAAR: -
Invloed van rechtvaardige maatschappijordening: => wens om ook wereldordening rechtvaardigheid te geven (= emotioneel) Eeuwige lijden => onschuldige klinderen: absurd Een ‘rechtvaardige’ God pijnigt zonder schuld => interne tegenstelling!
6
De Wetenschappelijke Kennisverwerving ONTSTAAN 1. 2. 3.
Eigen wereld van dromende mensen X gemeenschappelijke wereld (HERAKLEITOS, 500BC) Eigen mythe (groepsdroom) van bepaald volk X andere volkeren Wereldgodsdienst: aanspraak op universaliteit, niet waargemaakt
=> WETENSCHAP: methode vinden om betrouwbare kennis bereiken met spontane aanvaarding
EVOLUTIE EEUW
THALES VAN MILETE (6 -
BC)
Wiskunde, Wiskundige methode Eigenschappen van wiskundige objecten formuleren + bewijzen Probleem: Kennis van constructies van het denken -> bewijzen geen link met realiteit Accumulatie van resultaten mogelijk X Griekse statica, optica, astronomie: geen algemene methode ontwikkeld E
GALILEI (16 ) -
-
Mechanica: Experimentele methode (experiment) + Wiskundige methode (model formuleren) Universele erkenning + accumulatie (tot vandaag) Basiseisen voor betrouwbaarheid van resultaten o ondubbelzinnige formulereing (logica, mathematisch) o strenge controle van feiten E Mechanica verder uitgebouwd door KEPLER (16 )
NEWTON (17E) -
Synthese van Galilei + Kepler => ontstaan Natuurkunde Later stroomversnelling: e o 18 scheikunde e o 19 natuurwetenschappen e o 20 mens- en cultuurwetenschappen…
TEKORTKOMINGEN Geen universeel beeld van de werkelijkheid met spontane instemming (UNIVERSALITEITSIDEAAL) Oorzaken: -
-
-
-
Uiteenvallen in specialismen Dé wetenschap weet altijd meer X dé wetenschapper steeds minder Geheel wordt onoverzichtelijk/onmogelijk; toch behoefte aan zingeving Oorspronkelijke streefdoel (neutraliteit) verwatert Doel: kennis ter verklaring en ten dienste van de mens Realiteit: corporations, governments, militairen (deelsystemen) Ethische en politieke vragen onoplosbaar Consensus is zeer moeilijk Politieke deelwerelden bekampen elkaar Resultaten soms gevaarlijk voor de mensheid Ontstaan van anti-wetenschappelijke / pseudowetenschappelijke stromingen
7
De Wijsgerige Kennisverwerving EEUW
Ontstaan: THALES VAN MILETE (6 -
BC)
Ook eerste wijsgeer: geen toeval Wiskunde bleek onvoldoende voor ervaarbare wereld Onvrede over resultaten; discussie en controle => onophoudelijke zoektocht naar betere definitiemethodes
WIJSGERIGE METHODE = DE RATIONELE BENADERING -
-
Kennisverwerving met eis van betrouwbaarheid op alle vragen, ook waar wetenschap niet bij kan. Streven naar heldere begrippen en uitspraken. Wat is nog een aanvaardbaar bewijs? Afhankelijk van… 1. Mededeelbaarheid ( exactheid van taal) 2. Eenheid en coherentie (contradicties aanvaardbaar? nood aan eenheidstheorie?) 3. Empirische verificatie (is empirie altijd mogelijk?) Hoe strenger de eisen van bewijsvoering => hoe minder antwoorden! Braeckman: “Buitengewone beweringen hebben nood aan buitengewone bewijzen.”
X IRRATIONEEL (creationisme / interne contradicties; in strijd met alledaagse ervaring; wetenschap afwijzen) X A-RATIONEEL (protestanten / niet voor argumentatie vatbaar; intern coherent; vermijden conflict met wetenschap)
OPDELING = SOORTEN WIJSGERIGE VRAGEN FACTISCHE / METAFYSISCHE -
-
-
“Metafysica” EEUW o Oudheid -> 17 : leer over grondslagen van alles wat bestaat (dus ook: fysica) EEUW: o Vanaf 18 aparte leer over meest fundamentele vragen. o Vandaag: zinledig? Ontologie (metaphysica generalis): beginselen van het ‘zijn’ o relatie tussen zijn en kennen o relatie tussen zijn en bestaan Bijzondere metafysica (metaphysica specialis): beginselen van voornaamste vormen van ‘zijn’ o Rationele kosmologie (basisstructuur van de wereld) o Rationele psychologie (leer over de mens en de ziel) => vandaag: ‘Wijsgerige antropologie’ o Rationele theologie / theodicee (leer over God) -> zelden beoefend X vandaag betekent ‘theologie’: studie van openbaring
ETHISCH-POLITIEKE (OF NORMATIEVE) -
Ethica (moraalfilosofie): handelsnormen en waarden Politiek (politieke filosofie): maatschappijorganisatie Esthetica: kunstwaarden en normen
KENNISTHEORETISCHE
-
-
LOGICA (Aristoteles, grondlegger) o Theorie over taal- en redeneerwijze van de wiskunde (i.e. de deductieve methode) o Onderzoek naar redeneerwijze van ervaringswetenschappen (i.e. inductieve methode) KENNISLEER OF EPISTOMOLOGIE o Wat is kennis? Hoe geldige kennis bereiken? o Wat is wetenschap? Welke methodologie? = ‘Filosofie van de wetenschap’
8
Pijlers van het Westerse denken Ontstaan van de wiskunde Westerse wiskunde (X oude vormen): Bewijsvoering door streven naar systematisering (i.e. in één samenhangend systeem onderbrengen van resultaten)
GRIEKSE VOEDINGSBODEM Politiek-Cultureel -
Verdeeldheid/verscheidenheid van Griekse steden (stadstaden of polissen) -> Culturele en menselijke uitwisseling Geen controlerende instantie of priesterklasse -> Macht lag bij volksvergadering (demokratia) Traditie van vrijheid van denken en spreken Ideeën behoeven bewijzen/argumenten (X machtsargument): dialectische dialogen Handel Onstaan welvarende burgers X slaven Vrije tijd (schole): intellectuele bezigheden zonder nut (vooral literatuur cfr HOMERUS 800BC)
EVOLUTIE THALES VAN MILETE 500BC: -
Zeer bereisd, meetkunde en astronomie uit Egypte Had naam ‘wereldvreemd’ te zijn (bron voor typering filosofen) Voorspelde zonsverduistering (!) Diverse wiskundige stellingen Oerstof = water Hét belang van Thales: uitgangspunten, vragen en methoden (NIET: antwoorden)
Stappenproces -
Bewijzen door het samenvallen. (het ‘evidente’) -> Navolging bij EUCLIDES: beschouwde samenvallen als axioma Definiëren (abstraheren) van figuren (cfr. ideale passer en regel) Neerschrijven van basisevidenties en afgeleide resultaten
Waarom schreven Grieken alles neer? -
Niet triviaal, contra-intuïtief, lijkt kinderachtig Confrontatie met tegenstrijdige formules (Egypte/Babylonië) Grote bewondering => grote behoedzaamheid om geen fouten te maken Dialoogmethode: grondslag van onenigheid proberen zoeken
Belang van definities: Basistermen om afgeleiden te construeren -
Intuïtieve definitie: RECHTE + CIRCEL Expliciete definite: alle afgeleide constructies => wilden alles met rechten en cirkels kunnen construeren MAAR: Drie klassieke constructieproblemen (vandaag: met passer en liniaal onmogelijk) Driedeling van een hoek / Verdubbeling van de kubus / Kwadratuur van de cirkel
9
Evolutie, na de basisinzichten: nieuwe stellingen + meer en meer onderlinge samenhang Bewijzen van rekenkundige stellingen (en impliciet mathematische inductie!) Bestaan irrationele getallen (vierkantswortel van twee) Leer van verhoudingen en evenredigheden EUCLIDES 300BC: Eén axiomastelsel ‘Elementa’ (13 delen) Bewijs voor mathematische inductie -
Eigenschappen bewijzen voor onbeperkte rij objecten, gerangschikt zoals natuurlijke getallen EEUW MAUROLYCO (15 ) onterecht beschouwd als eerste beschrijver van het principe e Reeds in 5 eeuw BC bewezen (impliciet) “Som van oneven getallen vanaf 1 = altijd vierkantsgetal” (bewijs via gnomon, winkelhaak)
ZEKERHEIDSKARAKTER VAN HET GRIEKSE WISKUNDIGE BEWIJS 1. 2. 3.
4. 5.
Kunstmatig geconstrueerde wereld (rechten + cirkels) Enkel beantwoorden aan definities is van belang: werkelijke tekening niet Mogelijkheid tot intuïtieve ‘evidente’ inzichten -> noteren in postulaten en algemene notities vb. postulaat: alle rechte hoeken zijn gelijk vb. algemene notitie: het geheel is groter dan het deel Kettingen vormen van gelijke verhoudingen => nieuwe stellingen Samenhangend => bewijs mogelijk door reductio ad absurdum (bewijs uit het ongerijmde)
De Natuurfilosofen (6-5 -
EEUW BC
)
Ionië, geheel van Griekse stadstaten (Turkije) Tot 600BC: mythologische wereldvisie van HESIODUS (700BC) en HOMERUS (800BC) MAAR: Complexere samenlevingen + botsen van allerlei contra dicterende mythes… (zie vroeger) Natuurfilosofen op zoek naar wetten in de natuur. Model = wiskunde Verandering overal zichtbaar: seizoenen, groei, geboorte, dood, verval,… Studie van het zijn en worden: inzicht in veranderingen (ev. Met oerstof als drijfkracht) Belangrijkste bijdrage: definitief einde van dogmatisch denken Maar: bewijsmethodes te eenvoudig voor complexe werkelijkheid => geen accumulatie van resultaten zoals in wiskunde
THALES VAN MILETE -
Bereisd: leerde meetkunde en astonomie van Egyptenaren Streefde naar theorie (cfr. wiskunde) over de wereld die vatbaar was voor argumentatie Water = arche (= het beginsel, oorsprong van steeds veranderende werkelijkheid) Water, gas, ijs,… alle andere dingen in de wereld? Typisch Grieks: alles proberen verklaren vanuit één simpel grondbeginsel Lijkt naïef, maar eerste keer verklaring zonder mythologie!
ANAXIMANDER -
Leerling van Thales Apeiron = arche (oerstof) Hieruit is alles ontstaan en zal weer vergaan Grondslag van vier elementen: water, lucht, aarde en vuur (in evenwicht) Ontstaan en vergaan (verandering) van concrete objecten = onderlinge strijd Zeer gedurfd begrip!
10
ANAXIMENES -
Lucht = arche (concrete objecten = resultaat van verdunning/verdichting)
PYTHAGORAS -
-
-
-
-
Bereisd (Egypte), verhuisde en stichtte school/sekte in Croton (Zuid-Italië) Over zijn uitspraken gold: autos efa (hij heeft gezegd) Getal = arche Alles is uitdrukbaar in getallen (muziek); wiskunde legt orde op aan de wereld Orde = harmonie = wiskundig uitdrukbaar (dus ook God) Verbindt voor het eerst empirische waarneming + nieuwe wiskunde inzichten! harmonisch samenklinken van snaren => de wereld heeft een wiskunde structuur = zéér gedurfde veralgemening Werkelijkheid minderwaardig aan de ‘goddelijke, ware, schone’ wiskunde => abstract denken is belangrijker voor filosofen dan werkelijkheid/empirie zelf! => combinatie van wiskunde + theologie 2 2 2 Stelling van Pythagoras ‘hypotenusa’ (a + b = c ) Ligt aan de basis van de eerste CRISIS van zijn opvatting over het belang van verhoudingen: onderling onmeetbare zijde en diagonaal van een vierkant (of V2 = irrationaal getal) => Griekse wiskunde werd hierna hoofdzakelijk meetkunde (door getallen te vermijden) Pas bij door Cartesiaanse wiskunde weer rekenkunde + meetkunde samen! Invloed Wiskunde is moedertaal van God Galilei ‘Boek der natuur is geschreven in de taal van de wiskunde’ Wiskundige wereld is even reëel (of zelfs meer reël) dan echte werkelijkheid => moet ‘ontdekt’ worden, niet gemaakt Klemtoon op wiskundig BEWIJS
EUCLIDES -
-
Werkte in bib Alexandrië Boek ‘Elementa’ (13 delen, 468 bewijzen): Opgebouwd als kathedraal; zeer succesvol schoolboek voor 2000 jaar! (vb. Russel: fascinatie vanaf 10 jarige jongen) Samenvatting van kennis van zijn tijd Fundering: 23 basisdefinitief (niet bewezen) Problematiek van vijfde postulaat: “door een punt buiten een rechte gaat slechts één parallel” e => 19 : bewijs dat andere meetkunde’s bestaan
HERACLITUS (DE DUISTERE) -
-
Wil discussie over “apeirons” stoppen: enkel het zichtbare, het veranderlijke bestuderen Vuur = arche => grondslag van alles, maar ook zelf vluchtig en ongrijpbaar ‘Panta rei’ (alles verandert voortdurend) bv. Geen twee keer in dezelfde rivier stappen Gefascineerd door strijd en tegenstellingen ‘De oorlog is de vader van alles’ ‘De kosmos is een weerspannige samenhang zoals de boog en de lier’ Presocratici zochten naar iets duurzaams in de verandering. Heraclitus legt klemtoon op verandering, erkent weliswaar iets 'duurzaams', => De enige zekerheid die we hebben is het veranderlijke, het tijdelijk is.
11
PARMENIDES -
Radicale ontkenning (van de weeromstuit) van Heraclitus Grieks Italië (tijd van Socrates o.a. dialoog van Plato) Thematisch nog ‘presocratisch’: het ‘zijn’ (ontologie) centraal (X mens, maatschappij) Het ‘zijn’ is één. Verandering is schijn! Zintuiglijke kennis is bedrieglijk => Minimaliseren van de rol van de ervaring en ‘common sense’ Zintuiglijke waarneming van verandering bestaat niet echt => Tijd is schijn! Het begrip ‘worden’ = drukt illusies uit
ZENO -
-
Leerling van Parmenides Bewijst Parmenides op wiskundige manier waarheid in strijd met de zintuiglijke werkelijkheid Typische ‘arm chair theory’: rede gaat voor op werkelijkheid vb. Achilles vs schildpad OOK Beweging is schijn! Men kan geen oneindig aantal handelingen of toestanden hebben in een eindige tijdsperiode
DEMOCRITUS (+ LEUCIPPUS) -
-
Correctie op Parmenides en Zeno Onveranderlijke atomoi = arche Zweven rond in lege ruimte en botsen met elkaar tot veranderlijke objecten Wordt het hoofdthema van latere filosofie: zintuigelijke vs onveranderlijke eeuwige Ook ziel, menselijk lichaam etc… vallen uiteen na de ‘botsing’ = eerste inspiratiebron van het MATERIALISME
12
De Sofisten (5 EE UW BC) -
-
-
-
-
Athene van PERICLES: hoofduitvalsbasis (rijkdom + vrijheid van meningsuiting) Na Perzische oorlogen: democratie, vrijheid van denken en spreken; kunstenbloei 404: verslagen door Sparta: dictatuur van de 30 (402: herstel) Rondreizende leraars (gat in de markt) Zonen van de rijke burgers: voorbereiding politieke leven (‘goed spreken’; debatcultuur) Wiskunde, grammatica, taal, literatuur, muziek, recht, ethiek en politiek Slechte connotatie door Plato Plato (wil Socrates van hen onderscheiden): “niet geïnteresseerd in waarheid, enkel winnen van debat” Sofisten: “wel waarheid, maar in andere thema’s dan natuurfilosofen” Filosofie niet langer alleen over fundament van werkelijkheid Nu: praktisch ingesteld onderzoek naar moraal- en maatschappij In twijfel trekken van normen en waarde (en goden!) Braeckman: “Ongelovige Thomas is mascotte van de wetenschappers.” Onderscheid tussen fusis (natuurlijke) en nomos (conventie en wetten) Werkelijkheid verandert voordurend => bedrieglijk => scepticisme en relativisme (X natuurfilosofen: zochten naar het standvastige!)
PROTAGORAS + GORGIAS -
-
Absolute waarheid en het goede bestaat niet: iedereen heeft eigen waarheid (relativisme) o ‘Homo mensura’ (de mens is de maat van alles: antropocentrisme) o Alles wat we kennen is subjectief en wisselvallig (nadruk op nomos) Pedagogische probleem: wat onderwijzen indien geen echte waarheid? => Filosofisch accent verschuift van waarheid -> bruikbaarheid (overreden van jouw waarheid) Ook in politiek: sommige regels werken beter dan andere, maar zijn niet objectief beter GORGIAS: wou zwakke uitspraken sterk maken “Niets bestaat. Mocht er toch iets bestaan, dan kunnen we het niet kennen. Mochten we het wel kunnen kennen, dan kunnen we het niet meedelen.”
13
Socrates (5 EE UW BC) -
-
-
-
‘Seculiere heilige’, martelaar van de filosofie en het vrije woord Moeder was vroedvrouw (-> “Socrates is vroedvrouw van kennis”) Kennis via Plato en Xenophon (onduidelijke afgrenzing) Accent op de mens (cfr. Sofisten): ethiek, waarheid en schoonheid (Delphi: ‘Ken uzelf’) (X natuurfilosofen: blik naar buiten) Socratische methode (o.a. om sofisten te bestrijden) (beroep van moeder: verloskundige) o Vragen naar definities en grondslagen van redeneringen: antwoord volgt vanzelf o Leidt altijd tot negatieve resultaten (deconstructiemethode) o Dogmatisch denken (intuïte, traditie, openbaring, autoriteit) = rommel Absolute waarheid en het goede bestaat objectief + objectief kenbaar (X relativisme van sofisten) o Reeds in de mens aanwezig ab ovo, maar moet ‘gekweekt’ worden o Wie het goede kent, doet het ook => goede leren aan iedereen o Rationele fundering van moraal en politiek is mogelijk “Een leven zonder zelfonderzoek is niet waard om geleefd te worden.” o Het zoeken op zich in van belang, niet het vinden o Intellectuele en morele integriteit als menselijk ideaal Ter dood veroordeeld in post-Sparta-overtake-jaar 399BC, zogezegd wegens asebeia (goddeloosheid) MAAR schijnproces (want: er was amnestie verleend) i.v.m. contacten met Spartaanse tirannen en zijn antidemocratische houding (in vraag stellen van rechtvaardigheid etc…) Braeckman: “Nooit rug getoond tijdens gevechten. Maar konden snel achteruit lopen.”
Plato (4 EE UW BC) -
-
Whitehead: “Westerse filosofie is lange reeks voetnoten op Plato.” Socratisch ideaal pas bereikbaar indien: o Totaalvisie over mens en wereld o Kennis onderwerpen aan eisen o Inzicht in mogelijkheden en beperkingen van het kenvermogen Samenhangend systeem: factische + ethisch-politieke + kennistheorische
KENNISLEER -
-
-
-
-
Denkwijze van de meetkunde (exacte taal) -> toepassen op alle problemen Mens heeft redelijke ziel, dieren niet (kan wel in dieren terecht komen!) Vormenwereld (ontologisch reëel, volmaakte vormen, basisstructuur van de wereld) o Volmaakte vormen leiden objectief bestaan buiten bereik van de zintuiglijke wereld o Empirische waarnemingen zijn niet nodig om kinderen abstractie van ‘konijn’ te laten maken => Ziel herinnert absolute vorm uit de Vormenwereld. Zintuigen gebruiken = in de val trappen van de ‘schaduwen’ o Empirische kennis weinig waardevol; realiteit is minder reeël dan verbeelding o Kunst = afspiegeling van afspiegeling (X Mondriaan: ‘vormenkunst’) Echte kennis = kennis van volmaakte vormen o Mogelijk via exacte definities -> bewijs + samenhang o Wiskunde is meer waar als het zich verwijdert van zintuiglijkheid NATUURWETENSCHAPPELIJK PLATONISME: o cfr. Pythagoras: wereld heeft wiskundige structuur o cfr astronomie (geocentrisme, eenparige bewegingen, eenparige snelheden) = ook Aristoteles! PLATONISME OP WISKUNDIG GEBIED o Wiskundige objecten: door de mens gemaakt of ontdekt? o Indien ‘gemaakt’: je kan bestaan van priemgetal bewijzen dat dat groter is de reeds gemaakte
14
INVLOED OP STERRENKUNDE Platonische vertrekgedachte -
“Hemel = volmaakt: eenparige bewegingen; perfect cirkelvormig.” MAAR: planeten dwalen => Sozein ta fainomena (fenomenen redden) Doel sterrenkunde: om aan te tonen dat ze toch eenparig cirkelvormig bewegen
EUXODUS VAN CINDUS (4E BC) -
Heelal = reeks concentrische kristallen bollen; door eenparig draaiende assen verbonden
HIPPARCHUS (2E BC) -
Introductie van epicycli om beweging planeten te verklaren
PTOLEMAEUS (2E BC) -
Verdere uitwerking van epicycli van Hipparchus EEUW Tot 16 niets meer veranderd!
COPERNICUS (16E) -
Introduceert heliocentrisme Platonisch idee blijft bewaard: volmaakt wiskundige hemel “Laatste Griekse astronoom”
KEPLER (17E) -
Ellipsvormige bewegingen = definitieve afwijking van Platonische kosmos Gebaseerd op data van TYCHOBRACHE (‘beste waarnemer ooit’ die al heliocentrisme aanvocht) Eenparigheid gegarandeerd door beroemde ‘perkenwet’
INVLOED OP STATICA EN MECHANICA ARCHIMEDES -
Uitgangspunt: wereld heeft wiskundige structuur Statica: balansen en hefbomen Hydrostatica: gewicht van lichamen in vloeistof
GALILEI, NEWTON, EINSTEIN -
Galilei: eerste experimentele methode op mechanica (val en de worp) Basisidee: fundamenteel wiskundige structuur van de wereld
ETHIEK, MORAAL EN POLITIEK -
Wereld is onvolmaakte kopie van volmaakte vormen => er bestaat een volmaakte politiek, moraal, ethiek Via rationeel onderzoek (de rede) moraal opbouwen en staat ontwerpen Maakbaarheidsprincipe: grote invloed op westerse beschaving
MENSVISIE -
-
Dualisme: Redelijke ziel (nous) komt uit Vormenwereld Goddelijk + onverwoestbaar Verblijft in lichaam ‘kerker van de ziel’ (kan in dieren terechtkomen!) Herinneringen (anamnesis) aan volmaakte vormen mogelijk via zintuiglijke waarnemingen Mens is objectief in staat wiskunde, orde scheppen,.. Idee van de eeuwige ziel: grote invloed 15
-
Kerkvaders: ziel is niet eeuwig, maar onsterfelijk (er is een begin) Dualisme tussen ziel X lichaam: periodes van lichamelijke onderdrukking Vandaag: Materialistisch monistisch (contra-intuïtief = kinderen en dode opa die honger heeft)
OPEN VS GESLOTEN SAMENLEVING CARL RAIMUND POPPER (20E): The Open Society and Its Enemies (1945) -
-
Plato + Hegel + Marx = gesloten, totalitaire maatschappijvisie (volmaakt = geen evolutie, geen kritiek) Open samenleving = garandeert mogelijkheid tot kritiek (media, universiteiten, vakbonden) Probleemoplossend proces dat nooit ophoudt Probleem van de paradox van de democratie (cfr. Hitler): enkel wanneer je democratie definieert als ‘de wil van de meerderheid’ Vrijheid is niet absoluut: vrije instellingen zijn onaanraakbaar Staat moet lijden uitbannen, NIET geluk maximaliseren! MAAR als rationele onderbouwing van ethiek/moraal/politiek niet mogelijk is => gevaar voor relativisme
Aristoteles (4 EE UW BC) -
“Meester van zij die weten” Leerde van Plato maar wijkt later sterk af -> “Het Veulen” (schopt naar zijn moeder), Eerste grote systematicus, niet alleen filosoof (biologie, fysica, ethiek, metafysica,…) Schools karakter: inzichten in cursussen (X Plato: dialogen)
KENNISTHEORETISCH -
Geringer vertrouwen in de wiskundige methode => Klemtoon op ‘ervaring’ (empeiria) = ondervinding, levenswijsheid Abstractieprocédé via ervaring i.p.v. constructieprocédé om de vormen te leren kennen => vb. onstaan van het begrip ‘volmaakte cirkel’ op basis van vele concrete Vormen hebben geen afzonderlijk bestaan Bestaan er ‘lelijke’ vormen? Vormenwereld boven vormenwereld? (cfr. taxonomie)
LOGICA -
Poging om inzicht verkrijgen in HOE WE DENKEN Denkproces moet verlopen volgens strikte regels FORMELE LOGICA = Onderzoekt de structuur van het denken -
Aristoteles benadrukt belang van definities en begrippen -> oordelen -> deducties (redeneringen) + premissen -> conclusie (gevolgtrekking) -> bewijzen Grondslag van logische afleidingen: axioma’s (zelf niet voor bewijs vatbaar) Vb. van een ‘conclusie’: SYLLOGISME (maior, minor, conclusio) Aristoteles erkent dat ook inductie (via ervaring) nodig is om tot volledig beeld te komen Via ME logica + Leibniz: idee van logica als universele taal (later: PC’s)
16
INFORMELE LOGICA = Correcte redeneringen onderscheiden van drogredeneringen (fallacies) -
Ad hominem argument Gezagsargument Bad company vs. good company Iedereen doet het Anekdotiek Begging the question Cirkelredeneringen
TELEOLOGISCHE WERELDVISIE -
-
-
Leer van de vier oorzaken: Materiële oorzaak (waar) Efficiënte oorzaak (wie) Formele oorzaak (wat is de vorm) Finale oorzaak (doel = teleologisch) -> belangrijkste = TELEOLOGISCHE WERELDVISIE Wereld + dingen verklaren door hun doel aan te wijzen Niet de Vormen bepalen hoe iets wordt, maar het Doel Vooral bewezen in levende wezens (vb. veulen -> paard) => zeer lang invloed op biologie ZEER INVLOEDRIJK! X CAUSALE WERELDVISIE (moderne wetenschap) Vb. geen zin om het doel van de zon te verklaren, wel de oorzaak MAAR: nog lange tendens om vb in biologie doel aan te duiden (mens = toppunt) Soms lijkt teleologische visie nog nuttig (vb. psychologie), maar hoe langer hoe meer bewijst evolutietheorie de gedetermineerdheid
FYSICA -
Beweging aardse voorwerpen vs beweging hemelse voorwerpen ‘Natuurlijke plaats’, ‘Natuurlijke toestand’ => X Newton: standaardtoestand is beweging
ETHIEK EN POLITIEK -
Evolutionair, Conservatief (Aristoteles) X Revolutionair (Plato) Pragmatische visie: Reflecteren over + verbeteren van bestaande maatschappijvormen Groeiende inzichten door refectie over menselijke activiteit (levenswijsheid)
DUBBELE TENDENS IN WESTERSE WETENSCHAP EN FILOSOFIE NA ARISTOTELES Theoretische, wiskundige aanpak (Plato) -
Geest als creatieve motor bij kennisverwerving Eenvoudige dedeuctieve logica Gevaar van te ver afwijken van de wereld
Empirische, experimentele aanpak (Aristoteles) -
Ervaring als bron van kennisverwerving Niet duidelijk hoe tot wetten te komen Logica van de inductie is niet evident (ondanks statistiek niet opgelost)
17
Hellinistische en Romeinse filosofie (3 e -5 EE UW BC) -
-
Post-Alexander tijdperk: minder autonomie van stadstaten en minder democratie X Plato: Atheense polis; boek ‘De Staat’ X Aristoteles: Philippus II verovert Griekenland + Zoon Alexander (had les gehad!) Desinteresse in politiek + onmacht Minder de indruk dat via rationeel inzicht de wereld kan verbeteren Filosofie = individu zoekt plaats in politiek onstabiele wereld Praktijkgericht: levenswijze + doctrine + (provoceren)
CYNISME ANTISTENES -
Leerling van Gorgias en Socrates Filosofie (vooral ethiek): eudaimonia (welzijn, geluk) bereiken via de deugd Aardse goederen zijn waardeloos Centraal stellen van behoefteloosheid
DIOGENES -
-
Anti-Alexander (stierven op zelfde dag); bedelaar, sliep in wijnvat (pithos) Behoefteloosheid geradicaliseerd tot autarkeia (aan zichzelf genoeg hebben) Leven met strikte minimum Zonder goedkeuring van anderen Zijn ascetisme was vertaling van zijn doctrine + ‘schandalen’ als methode ‘Ga uit mijn zon’ tegen Alexander; Op marktplein masturberen Sporen in het Christendom (ascetisme had andere motivering!) Woestijnvaders (vb. ANTONIUS: 75 jaar niet gewassen); Kloosterleven Hedendaags taalgebruik (PETER SLOTERDIJK): kil cynisme vs oorspronkelijk, positief cynisme
STOA 500 jaar bestaan; vooral ethiek -
-
Vroege (Athene): ZENO, CLEANTHES, CHRYSIPPUS Gelijkaardig aan cynisme (autarkeia), maar beter uitgewerkte doctrine Non-conformistisch Midden: PANAETIUS, POSIDONIUS Late (bekendse): SENECA (raadgever Nero), EPICTETUS (slaaf), MARCUS AURELIUS (keizer)
Wereldbeeld -
Goddelijke Kosmos (de wereld) hangt samen door pneuma (vurige wind) Kosmos is geordend door logos Kosmos is geleid door pronoia (voorzienigheid) Mens is microkosmos in macrokosmos: logos in de mens = de rede => stelt hem in staat om logos van de kosmos te leren kennen
Redelijk inzicht in de objectieve wereld als bron voor het morele handelen -
Juist handelen = redelijk handelen = overeenkomstig de natuur = grondslag voor een universele ethiek en de basis van een natuurrecht (ius gentium) voor alle volkeren Alle mensen hebben gelijkaardige logos => universele sympathie (filantropia) TERENTIUS: “Ik ben een mens en niets menselijk acht ik mij vreemd” SENECA: “Leef voor een ander zoals voor jezelf” MAAR: slavernij werd niet afgeschaft; slechts iets ‘uiterlijks’
18
Apatheia -
Deugd (arete) nastreven = bewust boven passies en tegenslagen uitkomen (apatheia) Vier deugden: Prudentia (praktische wijsheid); Justitia; Fortitudo (moed); Temperantia (zelfbeheersing)
Invloed -
Vanaf Renaissance: Montaigne, Spinoza, Kant, Hegel Christendom ‘hagion pneuma’ (Heilige Geest), de Voorzienigheid, Kardinale Deugden Filantropie (Paulus zou met Seneca bevriend geweest zijn) en gelijkheid voor God Natuur als gids: nog steeds leidraad voor de Kerk inzake seksualiteit
EPICURISME -
Tegenhanger van stoïcijnse leer (fundamenten); overeenkomsten in praktische toepassing Argumenteren en discussie -> manier om gelukkig te worden (cfr. Stoa) Er is geen ordenende intelligentie (Goden leven onafhankelijk in het intermundia)
Fysica -
Invloed van Democritus: voor alle gebeurtenissen is een verklaring (materialistische visie) Onsterfelijkheid bestaat niet “Zolang ik er ben is de dood er niet; en omgekeerd. Ik zal hem dus nooit ontmoeten.”
Fysica is opstap naar ethiek (cfr. Stoa) -
-
Drie soorten behoeftes: Natuurlijke noodzakelijke (voedsel, etc) = begrensd Natuurlijke niet-noodzakelijke (luxe) = onbegrensd IJdele (macht, rijkdom) = onbegrensd Het hoogste goed bereiken door Hedone (lust) of Ataraxia (onverstoordheid) Behoeftes tot minimum beperken => makkelijk te bevredigen = sober, ascetisch leven Uitbannen van vrees voor leed, dood, goden, noodlot Verborgen leven is aan te raden (staatszaken, gezinsleven, rijkdom, roem,…)
Invloed op Westerse denken -
Lange tijd enige wijze om atheïsme te verwoorden Vanaf Renaissance soort scheldwoord (Spinoza = ‘neo-epicurist’) Pierre gassend: priester geboeid door atomisme; poogde te verzoenen met Christendom
ARISTIPPUS -
grondlegger van hedonistische filosofie (nastreven van lust = hoogste doel in het leven)
EPICURUS -
Leerling van Democritus Beroemde tuin in Athene (+vrouwen!) 300 boekrollen Sumfilosofein: leerlingen hadden veel onderline contacten + afzondering van anderen Bekend voor zijn filantropie: gaf alles weg aan leerlingen
LUCRETIUS -
De rerum natura: synthese van epicuristische leer Centraal staat dat Epicurus mensen van bijgeloof/godsdienst heeft bevrijd
19
SCEPTICISME -
Oudere scepsis: absolute waarheid/moraal is onkenbaar (zintuigen, opvoeding, religie…) PYRRHO Athene, na Alexander gevolgd te hebben Scepticisme = pyrronisme Geluksleer: hoogste doel = ataraxie Er is geen enkele methode om met zekerheid tot kennis te komen => oordeel opschorten (“Is geluk wel geluk?”) X Epicurus: “Consequent scepticus zou dus niets doen, en sterven.”
-
Latere scepsis: oordeel opschorten (epochê) tot beter argument is gevonden Satire van Lucianus: filosofen verkocht op slavenmarkt (Pyrrho weet niet of hij verkocht is) Probeert elke positieve reden met even krachtige negatieve te weerleggen -> impasse Grote tegenstanders van ‘dogmatici’ zoals Aristoteles en stoïcijnen SEXTUS EMPIRICUS Enigste scepticus waar er teksten van zijn Behoorde tot ‘empiricisten’: alleen medisch werken op basis van waargenomen zaken e e Sterke invloed op 16 -17 eeuwse filosofie (weerleggen of bevestigen van zijn theorieën) Enkel oordeel opschorten over controversiële kwesties (X oude sceptici) Basishouding = nog steeds goed Onbevooroordeeld, behoedzaamheid, anti-dogmatisch Vandaag: ‘critical thinking’: filosofische discipline tegen pseudowetenschappen
-
-
NEOPLATONISME AMMONIUS SACCAS (stichter) PLOTINUS (inhoudelijk) -
School in Rome Platonopolis: wou stad oprichten volgens platonisch model, bevolkt door wijsgeren PORPHYRIUS: systematiseerde geschriften tot De Enneaden God = volmaakt en in eeuwige rust Wereld = emanatie, straling, uitstorting; trapsgewijs Via ascese: stadia van de emanatie terug oplopen, tot bij God
Invloed op westerse mystiek (Eckehart, Ruusbroeck) + christendom (extase)
PHILO VAN ALEXANDRIË -
Poogde Joodse Tenach + Griekse filosofen te synthetiseren Wereld wordt als amorfe massa geschapen en daarna gevormd door God tot ‘logos’ Vormen zijn slechts de ‘gedachten van God’ Aanvaard stoïsche natuurwetten (door God geschapen) Ziel is geschapen (niet eeuwig) en onsterfelijk
Verdiensten -
-
Grondslag voor synthesepogingen van Bijbel X Griekse filosofie Invloed op Kerkvaders Arabische filosofen Mogelijke inspiratie voor het logosbegrip in de Bijbel (Johannes) Expliciete veroordeling van slavernij (tijdgenoot van Jezus!)
20
Ontstaan van het Christendom CONTEXT -
-
Behoefte aan vernieuwing en redding: ideale voedingsbodem VACCUM door steriele, intellectuele Hellinistische filosofie: te intellectueel Onvrede over traditionele (staats)godsdiensten en moraal Snelle verspreiding nieuwe verlossingsgodsdiensten Enkel voor ingewijden (inwijdingsplicht of ritus) -> redding (hogere vorm van leven) X Oude staatsgodsdienst: voor iedereen
JUDAÏSME ALS INSPIRATIEBRON -
Aanvankelijk polytheïsme (veel goden vereren) -> henotheïsme (één god van de vele: Jahweh) e Pas vanaf 6 BC: monotheïsme ‘Uitverkoren volk’ verwacht een koning die Rijk Gods zal vestigen Koning = ‘gezalfde’ -> Messias (Hebreeuws); Christos (Grieks) Invloed van mazdeïsme: God vs Satan Veel tegenkanting van Sadduceeën (terecht als ‘onbijbels’ bestempeld) Breuk Joden X Christendom: kruisdood van Jezus onder Pontius Pilatus -> cruciaal element: uit de dood opgestaan Eerste Christenen sterk vervolgd => verhoogt aantrekkingskracht Keizer Constantijn: Staatsgodsdienst in 392 (cfr. Della Francesca: De droom van Constantijn)
HISTORISCHE BIJBEL -
-
-
Indirecte bronnen Authentieke brieven van Paulus (50-55) Leer over de dood en de verrijzenis NIET: de leer van Jezus! (geen enkele quote, enkel uit Oude Testament) Evangeliën (niet de echte auteurs!) en de Handelingen (70-100) Oudste bron: Marcus (68) + niet bewaarde Quelle van gezegden van Jesus Veel invloed van lokale kerken en ouder materiaal Mattheus en Lucas (70-90) (inspiratie uit bovenstaande) Johannes (90-100): los van anderen; theologische verwerking Rest van het Nieuwe Testament (90-120) Evangeliën ontstaan door Groeiende belangstelling voor Jezus’ leven en prediking Behoefte aan morele voorschriften (wegvallen van Joodse Wet) Nadruk op onderlinge liefde Armen en kleinen krijgen bevoorrechte positie in het Rijk van God Meanderende variaties Apocriefe evangeliën (Thomas, Judas,…) Vanaf 200: onstaan van vast canon e e Veel verhalen uit NT pas ontstaan in 4 en 5 (vb. overspelige vrouw van Johannes)
21
HET JEZUSPROBLEEM -
-
-
-
Historische Jezus Palestijnse Jood, sprak Aramees Geen historische bronnen, behalve twee heidense historici Tacitus: “Stichter van de christenen, een zekere Christus, onder PP terechtgesteld.” Josephus (62): “Broer Jacobus terechtgesteld.” Wellicht had Jezus een eschatologische prediking (einde der tijden) MAAR: parabels moeilijk als authentiek te beschouwen Kerygmatische Jezus Paulus: “De grondlegger van het Christendom” “Periode van de Joodse Wet is voorbij” X Conflict met Jacobus: (“Men moet eerst Jood zijn”) X Conflict met Kerk van Jerusalem Verspreidde het evengelische Kerygma (in: Handelingen) (Lijkt nog alsof het voor Joden bedoeld is) “Jezus heeft gepredikt en genezen in Galilea; kruisdood gestorven; verrijzenis; gaf opdracht om te prediken dat hij zal terugkomen als Rechter; is de door profeten voorspelde Messias; laat u dopen voor vergiffenis en eeuwig leven.” Radicalisatie: “Jezus is de verlosser; de “Christos.” Politieke dimensie: tegen Romeinen Religieuze dimensie: Tegen Joden; enkel geleven in Jezus om gered te worden Paulus verspreid gedachte dat kruisdood de bedoeling was van Jezus Dogmatische Jezus In loop der eeuwen: discussie over ‘aard’ van ‘Christus’ Voor Grieken kon hij God zijn (waren dat gewoon) X Joden (monotheïsten) Concilies, credo’s (symbola) en Kerkvaders Nicea, Constantinopel, Ephese, Chalcedon (380 -> 450) Drie-eenheid: Eén in wezen met God, maar Christus heeft twee naturen in één persoon Credo’s: nadruk op wederkomst + laatste oordeel + verrijzenis Kerkvaders: nadruk op eeuwige leven = ‘onsterfelijkheid van de ziel’ (in platonische zin) Dogmatiseringstendens Aanvankelijk: doopsel + geloof = voldoende Later: belijdenis van juiste credo (o.i.v. ketterijen) “Buiten de Kerk geen heil.” e e Kerkelijke hiërachie (3 en 4 ) Overgewicht voor bisschoppen van hoofdsteden van Romeinse Rijk (Antiochië, Alexandrië, Byzantium, Rome) Wisselwerking met filosofie = Westerse denken Onlosmakelijk met elkaar verweven Poging tot synthese (ME) + pogingen tot ontkoppeling (Spinoza, Russel, Nietzsche) Theologen proberen restanten van Griekse denken te verwijderen MAAR: moeilijk om ook het paulinistische (= het eigenlijke!) niet aan te tasten Devotionele Jezus Van toen tot nu: uiting op duizenden manieren vb. Lijkwade van Turijn
22
Wijsbegeerte in de schaduw van het Christendom e
e
Vanaf tweede helft van 1 (tot 7 ): groeiend aantal Christelijke teksten -
Canoniek: evangeliën, handelingen, brieven, apocalyps Apocriefe teksten: ketters; verwijderde evangeliën, brieven -> wél volksdevotie en kunst beïnvloed! Kerkvaders: allen als orthodox beschouwd (behalve ORIGENES en TERTULLIANUS) => studie: patrologie of patristiek
APOSTOLISCHE VADERS (1E EEUW) -
Vooral godsdienstig van aard, geen wijsgerige relavantie
APOLOGETEN (2E EEUW) -
Verdedigen van Christendom X Joden, heidenen Vertrouwdheid met Griekse filosofie e TATIANUS (bekend voor Diatessaron: compilatie van 4 evangeliën: cfr Luikse Diatessaron 13 )
GRIEKSE KERKVADERS (3E – 5E EEUW) -
Taak: synthese Griekse filosofie + Christendom Voelden zich (neo-)platonische filosofen: Bijbel om filosofie begrijpelijk te maken voor het volk CYRILLUS (goddelijkheid van Christus + Maria is Moeder van God (theotokos) Onderdanen => Egyptische Christenen (Kopten) (i.e. monophysieten)
CLEMENS VAN ALEXANDRIË -
-
Invloed van Midden-platonisme + Philo Judaeus + Stoa “Griekse filosofie = waardevol, maar gedeeltelijk én gestolen van de Joden” (gangbare opvatting) Kernidee: eeuwige ziel God (ondeelbaar, oorzaak van alles) + Zoon = Logos (samenvatting van platonische vormen) Ware beeld van God = Logos -> mens is beeld van Logos (beeld van een beeld) Met de komst van Christus is het essentiële gerealiseerd Voortbestaan van de ziel staat centraal => zeer grote invloed op Kerkvaders/Christendom (cfr. Plato: ziel is in het lichaam geketend, maar zal bevrijdt worden bij de dood) (X Laatste Oordeel van eerste Christenen: wederopstanding van de lichamen) Docetisme: Jesus’ lichaam is schijnlichaam; Logos is zijn ziel (veel discussie later) Ethiek: niet laten verleiden door passies; verlossing door groeien naar Christus of God Schepping idem als Plato’s Timaeus: maar nadruk op creatio ex nihilo (i.p.v. Plato’s pre-existente demiurg)
ORIGENES -
Grote systematicus van filosofisch-christelijke doctrine Invloed van Neo-platonisme + Stoa Wereld is een hiërarchie: Vader (invloed op alles); Logos (invloed op redelijke wezens); Geest (invloed op engelen en gelovigen) Mens = pre-existente ziel in stoffelijk lichaam (Plato) Door mens geworden Logos is de mens verlost en zal hij verrijzen: ziel wordt herenigt met het lichaam Invloed van demonologie: Verlossing via kruisdood = losgeld aan de Duivel; had macht sinds zondeval Lucide vondst: “Verschillende betekenisniveau’s in de Bijbel” => mogelijkheid om tegenstrijdigheden/onwaarheden toch zinvol te laten worden! Leer over apokatastasis (herstel): kon eeuwige onheil van de ziel niet aannemen Platonische afwijking van de orthodoxe leer Stoïcijnse, epicureïsche gedachte = té genereus -> werd ketter
23
LATIJNSE KERKVADERS (5E – 15E EEUW) -
-
“Middeleeuwse wijsbegeerte” bestaat eigenlijk niet Voelden zich eerder theologen dan filosofen (dat waren de Grieken) Grieken nog steeds beschouwd als summum van menselijke geest zonder hulp van openbaring => Blijvend op zoek naar synthese van rede X geloof Plato: zeer geschikt en bruikbaar Geringschatting van zintuiglijke waarneming Veranderlijke wereld (hiernumaals) Gerichtheid op eeuwige, onveranderlijke Vormenwereld (hiernamaals)
AUGUSTINUS (4E ) -
-
-
Polemisch, defensief Zag deel van christelijke doctrine bevestigd in het ‘bijna-christelijk’ platonisme (maar: ondergeschikt) De Civitate Dei: God kiest wie in de Stad van God woont i.p.v. menselijke stad (materiele wereld) Poging om geloof rationeel te argumenteren (vaak ijzeren logica) vb. X Pelegiaanse ketterij (Pelagius: “mensen kunnen hemel verdienen door vrije wil”) => Augustinus: alleen genade van God telt (predestinatie) -> veel protest (nut moraal valt weg) Tijdsprobleem Bestaat tijd altijd (Aristoteles) of heeft God ze geschapen (Genesis) Oplossing: God heeft mét de schepping ook de Tijd geschapen MAAR: Wat deed God voor de Schepping? Leegganger? Kan niet. => vloekt met onveranderlijkheid van God Taalfilosofie (afbeeldingstheorie) Plato: constructieprocede / Aristoteles: abstractieprocede Betekenis van een woord = tastbare ding waarnaar het verwijst Taalverwerving door voorbeelden (instanties) te zien Twee problemen: Abstracte woorden zijn ostensief aanleerbaar (‘het’) Ostensieve definities vaak dubbelzinnig (‘snelheid’) => Taalverwerving = kwestie van het zich herinneren van a priori, godgegeven kennis (cfr. Plato)
BOËTHIUS (5E) -
-
De Consolatione Philosophiae Geschreven in afwachting van executie door gotische koning Theodoric Imaginaire dialoog over alle filosofische issues met ‘Vrouwe Filosophia’ (vandaag bij Russel: The Central Problems of Philosophy) Predestinatieprobleem vs vrije wil: waarom nog goed proberen doen? Begint voorzichtig God’s almacht te betwisten (niet op algoed, alwetend) vb. door het probleem van het lijden
24
ARABISCHE GELEERDEN (12E) -
-
Arabische geleerde: dé belangrijkste impuls voor opbloei van de Westerse wijsbegeerte e Vanaf 12 eeuw: Arabische vertalingen, commentaren en interpretaties op Grieken (daarvoor enkel kosmologisch geschrift van Plato; logisch geschrift van Aristoteles) Sterke interpretatie van Aristoteles AVERROES: belangrijkste vertegenwoordiger “Theologie = geen wetenschap!” -> Invloed: THOMAS VAN AQUINO (gematigd Aristoleliaan) Filosofie = ‘dienstmaagd van de theologie’ VAN BRABANT (radicaal averroïst) + VAN GENT Theorie van de dubbele waarheid = mutual exclusiveness van wetenschap en theologie = zéér modern! TEMPIER, bisschop van Parijs: hele reeks veroordelingen + banvloek aan unief van Parijs Kiem was gelegd voor ontvoogding van de wijsbegeerte => vacuum ontstaat: op zoek naar niet-Aristoteles-verklaringen => scholastiek
SCHOLASTIEK ANSELMUS (11E) -
-
-
Godsbewijzen -> schoolvoorbeeld van ‘rede-project’ + typerend voor ME wijsbegeerte: God rechtstreeks aanspreken en danken voor inzicht Ontologisch godsbewijs van Anselmus (aartsbisschop van Canterbury) Denk aan God als grootste/perfectste wat gedacht kan worden Bestaat echt, anders zou het niet perfect zijn Veel verschillende versies ontstaan na Anselmus Teleologische godsbewijs (regelmaat kan alleen door God) -> intelligent design Kosmologisch godsbewijs (kosmos moet een schepper hebben) X tijdgenoot (Gaunilo van Marmoutiers): “Ik kan ook een volmaakt eiland bedenken.” MAAR zegt Anselmus: “Perfectie is eigenschap die alleen God kan hebben.” + Kant: ‘bestaan’ gaat vooraf aan eigenschappen
ABAELARDUS (12E) -
-
Anselmus + Abaelardus = eerste vertegenwoordigers van scholastiek (= bloeiperiode ME wijsbegeerte) Conflict met velen (o.a. BERNARDUS VAN CLAIRVAUX) Tragisch liefdesleven (ontmand na affaire met Héloise) Sic et Non -> “Eerst begrijpen en dan geloven.” gezaghebbende teksten lijnrecht tegenover elkaar onderwerpt geloofsovertuiging (op basis van teksten) aan consistentie-eis van de rede Wegbereider van het NOMINALISME betreffende universalia Een van de weinige niet-theologische problemen van de ME filosofen Semantische of (ruimere) metafysische dimensie Zijn ‘termen’ ook ‘namen’ (die naar abstracte objecten ‘universalia’ verwijzen)? Namen = concrete objecten, kunnen maar op 1 plaats zijn (bv. Gent) Termen = verschillende objecten (bv. Stad) Nominalisme, conceptualistische visie (ME) We moeten geen universalia erkennen, ze bestaan niet echt Dé stad = slechts een woord (flatus vocis) X geen reeël object! Realistische visie (eigenschappenrealisten) Plato: universalia = Vormen Aristoteles: universalia = Vormen, maar geen afzonderlijk bestaan Russel: We moeten wél universalia erkennen -> concrete objecten bevatten bundeltjes van eigenschappen (X Plato, Aristoteles)
25
THOMAS VAN AQUINO (13E) -
-
-
“De metafysicus van Rome” -> ook vandaag nog! (“Metafysische hi-tech”) (vb. de transsubstantiatie: hostie wordt lichaam -> probleem eigenschappen -> ‘zweven’ rond materie) Gematigd standpunt tussen geloof en rede Hoogtepunt van de scholastiek Summa Theologiae 3 delen met quaestiones (hoofdstukken) en articuli (discussiepunten) Christelijke leer benaderen via de rede Aandacht voor rivaliserende opvattingen (typisch scholastiek) Baanbrekend werk in: Metafysica, epistomologie, cognitiefilosofie (= filosofische en empirische studie over kennis) Geen bovennatuurlijke krachten nodig voor werking van menselijke kennis (Medische) ethiek: grote invloed tot op vandaag Zowel gebruik voor én tegen standpunten (Abortus: “every sperm is sacret” vs “vrucht is slechts vegetatief stadium”
WILLEM VAN OCKHAM (14E) -
-
-
Scheermes van Ockham (principle of parsimony): Methodologisch principe in de ontologie “Theorie ter verklaring van een fenomeen met minst aantal entiteiten => beter” = ontologisch het zuiverste Herleide de complexe ontologie van Aristoteles Universalia zijn niet nodig Er zijn alleen individuen Concepten zoals rood bestaan slechts in ons denken om complexe wereld te vereenvoudigen Verdere uitwerking van ‘naturalistisch’ project van Aquino Zintuiglijke kennis = even groot zekerheidskarakter als analytische kennis (!)
26
Ontstaan van de Natuurwetenschap Wetenschap in de oudheid en in de Middeleeuwen METHODOLOGISCHE BASIS = ARISTOTELES -
-
Aristoteles: nadruk op “ervaring” / levenswijsheid als bron van kennis Verkeerde mentaliteit Onderschatting van de complexiteit van de natuur (vb. hersenen = koelsysteem) Onvoldoende zin voor controle Geen behoefte aan nieuwe methode E Uitz: STRATO VAN LAMPSACUS (3 BC) Tijd hoofd van Lyceum van Aristoteles Ontdekte valversnelling via proeven MAAR: geen controle, eerder curiosum
GENEESKUNDE IN DE OUDHEID -
-
-
-
(HEROPHILUS + ERASISTRATUS) Anatomische kennis via dieren, gevangenen MAAR veel taboe Nuttige waarnemingen: hersenen en bloedsomloop e HIPPOCRATES (5 BC) Pericles-tijd: ervaring als medische autoriteit (keizer, gladiatoren) -> artsenschool op eiland Kos Zocht naar natuurlijke oorzaak van ziektes (i.t.t. goddelijke) + beschreef verloop Proeven ter demonstraties NIET bij wijze van controle “Gezondheid = balans van lichaamssappen” Corpus Hippocraticum (meerdere auteurs, misschien niets van H. zelf) => leidde tot slaafse navolging (X empirisch onderzoek) (Schilderij: weigert giften van Grieken) e GALENUS (2 ) Samen met Aristoteles en Ptolemaios: De Grote Drie Hofarts van Marcus Aurelius Zéér productief, niet alleen medisch: 500 verhandelingen, 100 bewaard Verzamelde en bundelde alle oude medische kennis Pleitte voor kritisch onderzoek MAAR tegendeel is gebeurd “Scholastische geneeskunde” Boekdrukkunst: grote verspreiding (1450): slaafse navolging Iets vreemd in lichaam: schuld van lichaam, Galenus is altijd juist Nochtans veel fouten in zijn werk (door taboe op dissisecties) UITZ: Leonardo Da Vinci (maar publiceerde niet, geheimschrift, enkel voor zichzelf) e VESALIUS (16 ) Praktische lessen, controversieel (liet lichamen stelen) Maakte voor het eerst platen, gebruik van perspectief Stelde fouten vast bij Galenus (!) De humani corporis fabrica (zelfde jaar als Copernicus) Publiceerde zelf correctie op zijn werk (= ook revolutionair!) Daarna arts bij Keizer Karel V Beroemde titelpagina: hond en aap + slachters onder tafel
27
TECHNIEK -
-
Onterecht beschouwd als start van experimentele methode Resultaten en realisaties sinds prehistorie via trial and error Geen aandacht voor de wijze waarop kennis tot stand kwam Negatieve resultaten Theorie of wet Minachting door klassenverschil: technici X intellectuelen
ALCHEMIE -
Experimenten om ‘wonderen’ te verrichten (X kennis vergaren) Leidde wel tot enkele interessante ontdekkingen
SYSTEMATISCHE WISKUNDE -
Grieken: grote bijdrage door de systematische wiskunde Alle beoefenaars van natuurwetenschappen waren wiskundigen Enkele exacte theorieën van natuurwetenschappelijke aard: astronomie, statica, hydrostatica, optica Theorieën lieten toe om te voorspellen + verklaren vb. Wet van Archimedes (gewichtsverlies van lichamen in water) Resultaten, maar geen accumulatie
ARCHIMEDES (3E BC) -
-
-
Groeide op in Sicilië, studeerde in Alexandrië Publicaties: toonbeeld van exacte formulering, opbouw en structuur + wiskundige originaliteit Dood door Romeins soldaat die zijn werk kwam storen Grafzerk: verhouding bol en cylinder Ingenieur Schroef van Archimedes; militaire apparaten; takelsystemen voor schepen; brandspiegels (!) Griekse mentaliteit: niets op schrift gesteld (handenarbeid = minderwaardig) Wiskundige Berekening van getal Pi; eigenschappen van krommen; piramide-, bol-, cilinder- en kegelberekeningen; aantal zandkorrels om heelal op te vullen; … Natuurkundige Statica en hydrostatica ARCHIMEDISCHE WERKWIJZE: wiskundig analyseren van natuurkundige problemen vb. meetkundig bewijs over onrechtevenredigheid van gewichten op een balans t.o.v. middenpunt
28
Ontstaan van de Experimentele Methode (17 e ) REMMENDE FACTOREN VAN DE OUDHEID Technologische factor -
Geen of weinig mechanische problemen, eenvoudige techniek => geen mechanica Kloof tussen technici X geleerden (handwerk is slafelijke arbeid)
Wiskundige factor -
Irrationele getallen: schrik zat er goed in; liever meetkunde Onhandige schrijfwijze (mathematisch apparaat = voorwaarde voor mechanica) Geen algebra
VOEDINGSBODEM VANAF 16E EEUW Technologische explosie -
Verspreiding van uitvindingen via kapitalisme (mijnbouw; weefnijverheid; glasindustrie; drainering, dijkenbouw, kanalisatie; bruggenbouw, scheepsbouw; militaire technieken; cartografie en navigatie, … Boekdrukkunst (GUTENBERG, 1450)
Stijgende complexiteit -
Kloof wetenschap X techniek wordt kleiner; wederzijdse beïnvloeding Gewone ambachtsman kan technologische problemen niet aan => Technici: prestige + vorming In het begin: vooral kunstenaars zoals LEONARDO DA VINCI Later: eerste volwaardige Wiskundigen-ingenieurs MERCATOR e.a.: navigatie, cartografie TARTAGLIA e.a.: grondleggers van de algebra + artillerie en dijkenbouw e SIMON STEVIN (16 ) Bruggeling; prototype van wiskundige-ingenieur Groot wiskundige (breuken, begrippen,…) Militair adviseur, drainering, dijkenbouw, pompen, windmolens (zeilwagen = ‘grootste uitvinding’) Verdedigde Copernicus Deed al valproef voor Galilei (om Aristoteles te weerleggen)
Nieuwe bloeiperiode van de wiskunde -
Boekdrukkunst: Griekse meetkunde raakte verspreid Arabische algebra : nieuwe aanpak van rekenkunde, algebra en driehoeksmeetkunde (sterk wiskundig apparaat = voorwaarde voor archimedische werkwijze bij mechanica) Militaire impuls door artillerie (mechanica van de val en de worp)
GALILEI (16E) -
Astronoom vs. De Kerk Gebruikte en verbeterde telescoop (potentieel godslasterlijk!) Meer sterren dan tot dan bekend, oppervlakte van de maan Geloofde in Copernicus => werkte verder uit Door Rome gevraagd “valse voorstellingen” over niet-heliocentrisme te verwerpen (1633) Door strijd met protestenaten: Kerk nog fundamentalistischer Huisarrest, toch nog boek uitgesmokkeld; gepubliceerd in Leiden Basis voor Newton (universele zwaartekracht)
29
-
Het Hellend Vlak experiment (1604) Betwist de tirannie van het Gezonde Verstand (Aristoteles) (theorie van ‘natuurlijke’ plaats en toestand van bv. steen of maan) Onderzoekt valversnelling (via bal vanaf toren van Pisa; apocrief) Weegt de tijd met water, hele houten opstellingen met glijbanen = EERST EXPERIMENT + WISKUNDIGE WEERGAVE
MECHANICA = DE MOEDER VAN DE EXPERIMENTELE METHODE -
-
Archimedische methode dwingt tot experimenten Uitgangspunt van Galilei en co.: Natuurverschijnselen zijn kwantitatief meetbaar Experiment indien niet met blote oog zichtbaar Pas later besef dat experimenteel aspect evenwaardig is aan wiskundig aspect
Kennistheoretische reflectie GALILEI = vader van experimentele methode + moderne mechanica Kenmerken van de methode -
Wiskundige theorie + Experimenten: metingen moeten kloppen met voorspellingen door wiskunde
Welk aspect is nu het essentiële? -
GALILEI (wiskunde) X BOYLE (experiment) e Pas in de 18 eeuw beiden als evenwaardig beschouwd!
Waar ligt de overtuigingskracht van de methode? -
Wiskunde: afgeleide theorieën zijn even betrouwbaar als de axioma’s Als axioma’s relaties uitdrukken tussen natuurverschijnselen => voorspellingen over feiten maken Indien feiten afwijken van theorie -> duidelijk merkbaar => theorie aanpassen Belang van juiste meettechnieken! Zekerheidskarakter van wetenschap is juist de kwestbaarheid
Pseudowetenschap Pseudowetenschap = verzameling opvattingen die worden gepresenteerd alsof ze wetenschappelijk zijn -
Gebruik maken van wetenschappelijk jargon (energievelden, krachten,…) Er kunnen geen hypothesen uit afgeleid worden Zelfs gefalsifieerde pseudowetenschappen hebben toch nog aanhang (homeopathie, creationisme) Vaak oplossingen voor problemen die wetenschap al heeft uitgewerkt Pseudowetenschappen zijn vaak onderling niet-consistent (X wetenschap)
Wetenschap = Falsifieerbaar -
POPPER: Falsifieerbaarheid = het ‘vals’ maken = mogelijkheid tot weerleggen via empirische toetsing Hoe preciezer (=minder waarschijnlijk) een theorie, hoe falsifieerbaarder Voorbeeld: Einstein Had afwijking van licht door zwaartekracht voorspeld (= zéér precies, zéér onwaarschijnlijk) Zonsverduistering 1919: hypothese was juist! Tegenvoorbeeld: astrologie -
Zeer vage, algemene voorspellingen: niet falsifieerbaar
30
Moderne Filosofie Het Humanisme (vanaf 14-15 e ) -
-
Thema: MENS/HUMANE CENTRAAL Optimisme en vertrouwen in rede + vooruitgang Klemtoon op menselijke waardigheid e Literaire grondleggers: PETRARCA + BOCACCIO (14 ) DELLA MIRANDOLA (De hominis dignitate oratio) “Menselijke geest is in staat om wereld te begrijpen en om in te grijpen” Werkt door in Renaissance: kunst, wetenschap, recht, handel,… (cfr. Van Eyck, Da Vinci, Dürer)
MONTAIGNE (16E) -
-
-
Typische humanist: bereisd, belezen, onbevooroordeeld, sceptisch + Vroege voorloper van de Verlichting Sterk beïnvloed door oude sceptici (zie boven) Centrale vragen: Wie en wat is de mens? Wat kan de nieuwe renaissancemens? Welke banden doorknippen, welke houden? Essays met sceptische ondertoon Vaststelling: Veranderlijke wereld, zelfs geen absolute waarheid mogelijk over mezelf => Grote bewondering voor ‘Pyrrhonisten’ Eén universeel moreel principe = streven naar zelfbehoud (X inzetten voor de ‘publieke zaak’) Wetenschapper én nu Montaigne breken langzaam Aristoteles af e => Inspireerde BACON (17 ) (zie hieronder)
BACON (17E) -
-
-
-
BACON “New Learning” -> “Tijd is rijp voor update van Aristoteles” Novum Organum (Organon = werk van Aristoteles) Nieuwe mentaliteit o.i.v. technologie, wiskunde, socio-economisch, wereldreizen, boekdrukkunst (!) Groot vertrouwen in de rede (lumen naturale van het menselijke verstand) Afkeer van ME denkwijzen (geen relevantie) en op autoriteit gebaseerde kennis DOEL van wetenschap en filosofie: Enkel over ervaarbare wereld Begrijpen én ingrijpen MAAR: Mechanica/experimentele methode nog niet uitgevonden! => veel leemtes
31
ANDERE SLEUTELFIGUREN Alle nieuwe intellectuelen deelden visie van oude sceptici MAAR: ze geloofde wél dat de nieuwe wetenschap zekere kennis kon brengen! Opentrekken van het wereldbeeld -
-
Middeleeuwen Statisch heelal: bol met concentrische bollen; aarde in midden; hel onderaan Gesloten, onveranderlijke “harmonie der sferen” = positief ervaren Link met statisch mens- en maatschappijbeeld Wisselvalligheden van het ondermaanse toe te wijden aan strijd tussen goed en kwaad e Vanaf 16 eeuw COPERNICUS: De revolutionibus orbium caelestium (1543) Heliocentrisch MAAR vaste sfeer van sterren blijft bestaan GIORDANO BRUNO: De l’infinito universo e mondi (1584) Heelal is oneindig met oneindig veel sterrenstelsels Ook zon staat niet centraal => nietigheid Oneindigheid, vrijheid en veranderlijkheid = voor het eerst als positief ervaren (!) X BLAISE PASCAL: “Le silence eternel des espaces infinis m’effraye” (1669) Ontkende goddelijkheid van Christus; Bijbel is rommel => brandstapel (1600) Diepe spijt in 2000 van Paus voor verbranding Doorstak als geen ander het gesloten wereldbeeld!
Mechanisering van het wereldbeeld -
-
Nieuwe fysica van Galilei en volgelingen => verklaring voor verschijnselen (via mechanica) ISAAC NEWTON Eerste grote synthese Bewegingen op aarde en de kosmos: beheerst door dezelfde wetten X Aristoteles (twee soorten krachten) Vroeger al geopperd door DESCARTES: “Alles in materiële wereld kan door mechanica worden verklaard.” Mechanisering = grondslag voor het Entmythologisierungsproces
Nieuwe mensvisie -
ANDREAS VESALIUS De humani corporis fabrica (1543) (vgl. “De Heksenhamer”: wreed en onnozel, maar toch gevoel voor systematisering) Invloed van mechanica op geneeskunde en anatomie
32
Politieke Filosofie Behoefte aan vernieuwde staatsinstellingen + scheiding aardse X godsdienstige -
Seculariseringstendens (voorbereid door de Humanisten tijdens Renaissance) Steden en burgerij; handel; kapitalisme Leken worden toonaangevend in cultuur Nationaal bewustzijn
MACHIAVELLI (16E) -
-
-
Eerste moderne politieke wetenschapper, scherp inzicht Achtergrond: streeft naar nationale eenheid en centraal gezag (vanuit Firenze) e Verdeeldheid tussen welfen X ghibellijnen (aanhangers paus en keizer) => pas in 19 bereikt Verklaart strengheid en nadruk op efficiëntie van Machiavelli Bewondering voor Borgia (had staat voor zichzelf geschapen) Wil milities georganiseerd door eigen bevolking (condottieri) Il Principe (De Vorst) Geen theorie van staat, maar handleiding Om doeleinden realiseren: immorele daden van vorst in het belang van de maatschappij X christelijke of andere deugden X abstracte principes, edele gevoelens (zoals CICERO) Deugdzaamheid zit in resultaat, niet in intenties Efficiëntie en functionaliteit > bemind of bevreesd Godsdienst moet belangrijke rol spelen, maar niet de Kerk Vandaag: gekoppeld aan gewetenloosheid (succes boven morele overwegingen) Shakespeare: Othello (duidelijk) Shakespeare: Richard III (minder duidelijk) Dostojewski: Gebroeders Karamazov (zuivere vorm bij kerkelijk figuur)
DE GROOT (17E) -
-
-
Nederlands humanist, rechtsfilosoof, historicus en schrijver Basis van het moderne internationaal recht Over het recht van oorlog en vrede Onderscheid Goddelijk recht (De Kerk) X Menselijk recht (alle mensen) Natuurrecht (van nature goed of slecht) Via rede bepaald: niemand (ook God niet) kan er tegen in gaan Burgerlijk recht (verschillend per volk MAAR mag niet tegen natuurrecht ingaan) DUS: Wetenschappelijk studie nodig van menselijke natuur om recht te funderen Koppelt als eerste recht los van God X Clavinisme (NL): predestinatieleer bepaalt dat mensen geen goed of slecht kunnen doen Opgesloten, ontsnapte in boekenkist => Parijs Zag zichzelf echter als verdediger van Aquino, begreep tegenkanting niet Absolutistisch trekje Recht op zelfbehoud is fundamenteel volgens Grotius Dus: een heel volk mag zich ‘verkopen’ aan een regime om rust te verkrijgen (Soviet)
33
HOBBES (17E) -
-
-
Multi-getalenteerde humanist Huisleraar, aristocratische milieus in Engeland Veel contacten met intellectuelen uit Europa (correspondentie) (Belang van PATER MERSENNE (Parijs): bracht alle intellectuelen met elkaar in contact) Vond ‘job’ in nieuwe markt van het humanisme, universitaire werkmens Volstrekt materialistisch/mechanistisch mensbeeld Mensen, dieren, geest = machines Ontmoeting met Galilei (alle voorwerpen steeds in beweging X Aristoteles) Ook staatsvisie => Veel vijanden: vlucht naar Frankrijk Leviathan Natuurstaat: egoïsme; allen tegen allen; angst => Liever een zelfgekozen tiran X chaos “Homo homini lupus” Sociaal contract (cfr. Grotius): mensen staat hun soevereiniteit spontaan af Absoluut heerser ‘Leviathan’ die geweld niet schuwt = autoriteit om ‘trouw’ aan het contract af te zweren Drang tot zelfbehoud wordt hier fundamenteel RECHT (X Montaigne) Eerste aanzet tot democratie: Het volk geeft macht, niet ‘God’
34
Het Rationalisme DESCARTES (17E) -
-
-
-
-
-
Biografische noten Afzondering, harde denker, avontuurlijke reizen, soldaat in 30-jarige oorlog Contact met ‘onbenulligheden’ van verdeelde scholastiek Schrijft al zijn werken in Nederland Contact met buitenwereld via Pater Marsenne Eerste werk vernietigd toen hij hoorde van veroordeling van Galilei => publiceert later anoniem Uitgangspunt: Wiskundige, deductieve methode Eén van de grootste wiskundigen aller tijden (analytische meetkunde) Deductieve methode vanuit onbetwijfelbare grondvesten => onaantastbaar bewijs DUS: ook filosofie moet als wiskunde werken Methodische twijfel over alle gangbare opvattingen en ideeën Basisaxioma’s van de werkelijkheid DENKENDE IK: kennend subject (res cognitans) (“Je pense donc je suis.”) e GOD: Oneindig, almachtig en alwetend (argumentatie cfr. Anselmus 11 ) HET UITGEBREIDE (res extensa) = ruimtelijke, materiële, meetbare wereld Geringschatting van het experiment Galilei (platonische visie): wiskundige structuur van wereld opsporen via experimenten Descartes: Ideaal = wetten door deducties uit basisaxioma’s Mens heeft des idées claires et distinctes over de werkelijkheid MAAR: een malin génie zou het ons kunnen voorspiegelen God gaf ons inzichten (rekenkunde, meetkunde, mechanica) om het uitgebreide te begrijpen => ze zijn afdoende om de wereld te verklaren, hoewel vaak ‘bezoedeld’ Vaak gekoppeld aan Nativisme = aangeboren inzichten laten intuïtie toe voor wiskunde en natuurkunde Cartesiaans dualisme Mens: Geest (immaterieel, onsterfelijk) en een Lichaam (materieel) Mind-body interactie via pijnappelklier in hersenen Dieren: puur materieel, geen bewustzijn (filosofische rechtvaardiging voor wreedheden) God: volmaakt immaterieel X monisme: aanvaardt maar één soort werkelijkheid (materie of geest) X godsdienstig/ethisch dualisme (mazdeïsme, manicheïsme) Mechanicistisch wereldbeeld Sterke bijdrage tot despiritualisering (echter weinig concreet wetenschappelijk onderzoek) Veel weerstand (hondje zonder ziel) Voorgangers bij HOBBES e Radicale uitwerking bij DE LA METTRIE (L’Homme machine) (18 ) Succes automaten, mechanische eend,… Studie van anatomie (hefbomen, bloedsomloop) e Pas in 20 besef dat het kan nagebouwd worden
35
BARUCH DE SPINOZA (17E) -
-
-
-
-
-
Biografische noten Amsterdam, Portugese Joden, gevlucht voor Arabieren, verplicht “bekeerd” Zeer orthodoxe joodse school (typisch voor immigranten) Werd ‘vervloekt’ door Rabbijn in 1656, mocht synagoge niet meer binnen Tijd verbannen, daarna terug als kluizenaar, lesgever over Descartes én lensslijper (mooie allegorie) In Den Haag wordt vriend De Witt doodgeslagen door misleide massa => wou betogen (=primeur!) Weigerde hoogleraarschap Sterft aan TBC (stof van lenzen!) Inhoudelijk algemeen Opvolger van Descartes, wou ook levensfilosofie (“ethica”) opbouwen via Euclidisch model Rede is middel om dichter bij God / definitieve waarheid te komen “Ik heb onophoudelijk geprobeerd om menselijke handelingen niet te ridiculiseren, noch te betreuren of verachten, maar om ze te begrijpen”. Tractatus Theologico-Politicus (anoniem gepubliceerd) Pleidooi voor scheiding kerk en staat + constitutioneel staatsbestel Grote verdraagzaamheid, begrip en vrede Veel kritiek, boek verboden Bijbel tot ware dimensies herleiden via de rede ‘Historische teksten, aangepast aan de massa’ Filosofie is niet langer ‘dienstmaagd’ van de theologie Historisch-kritische analyse met straffe conclusies Vb. Mozes kan onmogelijk eerste 5 boeken geschreven hebben Vb. Mirakelen zijn natuurfenomenen Enige niet-historische boodschap = oproep tot liefde tot God en de naaste Plooit het Godsbeeld naar zijn redelijk inzicht Verstand heeft plaats van openbaring ingenomen; liefde nog steeds centraal Via inzicht in God door rede => inzicht in de wereld Ethica Ordine Geometrico Demonstrata Ethica (levenswijze) via axiomatische methode en deductie ‘bewezen’ ‘Ik’ niet langer het uitgangspunt van het denken SUBSTANTIE = grondslag van de wereld geen oorsprong, oneindig en eeuwig (de causa sui) onbewijsbaar (cfr. Descartes) God = de natuur = de wereld => soort pantheïsme “Spuw op dit graf, hier ligt Spinoza.” God kon niet kiezen tussen scheppen of niet scheppen (zoals Christelijke God) Al de rest is causaal verklaarbaar (oorsprong = Substantie) => wetenschap kan substantie volledig beschrijven als causale ketting ATTRIBUTEN = uitingen van de substantie, wij kennen er maar 2! Het denken: definitie van de substantie -> ons denken Het uitgebreide => Twee manieren om de mens leren kennen MODI = uitingen van de attributen Vb. Het denken: denkende mens, zielen Vb. Een boom, de zon = ONTOLOGISCH MONISME (X Cartesiaans dualisme en het mind-body probleem): Parallellisme tussen het denken en de materie Beide zijn noodzakelijke uitingen van dezelfde substantie, in twee attributen = klok met twee wijzers en centraal mechanisme (God) Ethiek: over vrijheid als autonomie Hoe kan je vrijheid rijmen met Spinoza’s ultieme determinisme? Einstein (Spinoza-volgeling) vs quantummechanica: “God does not play dice.” De Demon van Laplace: eigenlijk is alles al gekend, vrijheid is illusie 36
-
-
Vrij worden door MAXIMALISEREN VAN AUTONOMIE DOOR ZELFDETERMINATIE + KENNIS Spinoza ontkent ‘vrije wil’ (terecht; is leeg begrip) God is volledig vrij: hij is 100% gedetermineerd door zichzelf; geen externe invloed Onder God: gradaties van autonomie Dichter bij God (ideaal) komen door verhogen van autonomie + kennis • Vrij handelen is altijd gedetermineerd door iets (je denkt niet via het toeval) • Niet laten beheersen door passies van tijdelijke, veranderlijke modi • Vrijheid (autonomie) bereik je meer controle (determinisme) over jezelf + Helder en redelijk denken => inzicht krijgen in hoogste werkelijkheid (natuur/God) • Angst tot ware dimensies te herleiden (alles wat gebeurt is eigenlijk goed) => Intellectuele liefde tot God (amor intellectualis dei) Staatsvisie: gebaseerd op ethica Gaat akkoord met mechanistische invloed (Hobbes): mensen en groepen werken als krachten op elkaar in MAAR: Natuurstaat blijft echter altijd duren want egoïsme blijft altijd bestaan => onverstandig om macht in handen van één persoon te leggen Beter = Democratie: houdt alle krachten in evenwicht + nadruk op tolerantie t.o.v. ideeën Voorwaarde voor ontplooiing van meer autonomie van individu (X totalitair regime)
LEIBNIZ (17E) -
-
-
Algemeen Geen systeembouwer (X Descartes, Spinoza) Artikelen, brieven, boeken; alle gebieden van wetenschap én filosofie (Diplomaat, historicus, wiskundige, politiek,…) Contact met Spinoza Systeemdenken Geen één, maar vele substanties: MONADEN Monaden hebben geen uitgebreidheid Samenstellingen ervan kunnen materieel en uitgebreid zijn Elke monade heeft IMMATERIËLE MONADE (soort ziel) Als zielen slapen -> levenloos object Zielen wakker, samen met andere -> dier Ziel wakker van hogere vorm met geestelijke vermogens -> mens Monaden hebben geen invloed op elkaar (cfr. Klokken in sync) Harmonia praestabilita: God heeft alle monaden in harmonie geschapen, zonder onderling contact Mind-body probleem meteen opgelost Christelijke ‘kiezende’ God en het theodiceeprobleem (Théodicée) God heeft vrije wil (X Spinoza) Handelt volgens principe van voldoende grond (koos best mogelijke combinatie) Almachtig (kon scheppen) Alwetend (kennis van alle mogelijkheden) Oneindig goed (heet beste gekozen) Een compleet volmaakt wereld zou gelijk zijn aan God (=absurd) Wereld met vrije wil is beter MAAR door vrije wil bestaat ook het kwade X VOLTAIRE (Candide): Candide met leraar Pangloss -> conclusie: zelf het beste ervan maken
37
Het Empirisme (Engeland) -
Reeds vroeg aandacht voor zintuigen in EN Hobbes radicaliseert verder Reactie tegen de ‘zaligverklaring van de rede’ -> leidt tot speculaties
LOCKE (17E) Epistomologie: geen absolute zekerheden in kennis -
-
-
-
An Essay Concerning Human Understanding ‘Tabula rasa’ bij geboorte (empty cabinet; white paper, void of all characters, without any ideas) -> Indrukken opdoen door ervaring (empirie) Twee soorten indrukken, voorstellingen IDEAS Ideas of SENSATION (via zintuigen -> vertrekpunt van alle kennis) Ideas of REFLECTION (het denken zelf -> kan niet uit zichzelf ontstaan) Twee mogelijke kwaliteiten PRIMAIRE KWALITEITEN (OBJECT.): reële aspecten van werkelijkheid (hardheid, afstand, grootte, beweging) Bestaan zéker! => vertrouwen in natuurkunde is terecht SECUNDAIRE KWALITEITEN (SUBJECT.): gebaseerd op primaire (geur, kleur, smaak, klank,…) Bestaan niet zeker! Mens ‘maakt’ ze door mentale constructies (‘Tricks of the mind’) (vb. boom die valt in bos: geen geluid (ontvanger nodig), enkel trillingen) Rol van deductie is gering, we doen de meeste kennis op via empirie Wetmatigheden die wij in de natuur zien = gevolg van associaties in de geest We bestuderen de dingen slechts via onze ideas => Volledige zekerheid nooit gegarandeerd Kritiek Rol van ervaring overdreven, wiskunde onderschat (rationalisten: rol van deductie overdreven) Geen systematische metafysica Kennistheoretisch: geen verklaring voor bestaan van wiskunde en theoretische natuurkunde
Politiek: geen absolute politiek zekerheden -
Schreef later politiek werk (Two Treatises of Government) -> anoniem (doodstraf!) Grote maatschappelijke/politieke invloed Grondslag voor liberale denkbeelden van volgende eeuw Natuurtoestand is positief (X Hobbes) Mensen hebben eigendomsrechten Ze zijn vrij als ze een deeltje van hun macht afstaan (en kunnen terugnemen) Toch: is eigenlijk onrechtstreeks pleidooi voor economische ongelijkheid
Nature-nurture problematiek -
-
Descartes en Locke beiden ten dele gelijk Rationalisten (nativisten): aangeboren structuren Empiristen (associationisten): tabula rasa, associaties Vandaag: groter gewicht toegekend aan nativistische/nature theorieën Belangrijke bijdragen PIAGET: Wel degelijk interne, spontaan ontwikkelde structuren; leeftijdsafhankelijk CHOAMSKY: Menselijk brein heeft universeel aangeboren (taal)structuren WATSON/SKINNER: Behaviorisme; kind is conditioneerbaar, talent van geen belang BOAS, BENEDICT, GEERTZ: Culturele antropologie: menselijke natuur is kneedbaar en aanpasbaar Invloed door negatieve en positieve eugenetica, sociaal darwinisme, racisme Resultaten van de nature opvatting werden belachelijk gemaakt Ideologische smet op onderzoek
38
BERKELEY (18E) -
-
-
Ierland: filosoof en bisschop; radicalisering van Locke SUBJECTIEF IDEALISME Alles wat we zien en kennen = bewustzijnsfenomeen; materie bestaat niet Alle kennis = secundaire kwaliteit Wat niet waarneembaar is, bestaat niet (esse est principe) (X objectief idealisme cfr. Hegel: algemene ‘Geest’ = motor van alles) God als ultieme waarnemer God zorgt voor het overkoepelend bestaan door voortdurend zelf waar te nemen Wetenschap: voorstellingen die geregeld terugkeren God toont iedereen dezelfde voorstellingen (vb. ‘de zon’) Leidt bij sommige filosofen tot SOLIPSISME Enige wat bestaat is eigen geest Andere mensen of subjecten zijn ook voorstellingen, bestaan niet echt Als solipsist ophoudt te bestaat = werkelijkheid houdt op Moeilijk om other minds te bewijzen => TURNING: telefonische test om androïd te herkennen
HUME (18E) -
-
Afbraakfilosoof Schotland Volgt Locke in grote mate (alle ideeën ontstaan door zintuiglijke impressies) Methodologie: onderzoek cfr. Galilei en Newton A Treatise of Human Nature (26 jaar!) Wou totaalfilosofie + ethiek (cfr. Spinoza, maar zonder notie ‘God’) MAAR: vooral afbraakfilosoof “Commit it then to the flames: for it can contain nothing but sophistry and illusion.” X Spinoza: breekt traditionele opvattingen over kennis, wereldbeeld en ethiek af MAAR: bouwt nieuw systeem met grotere samenhang, overzichtelijkheid, overtuigingskracht PERCEPTIONS (bewustzijnsverschijnselen) Ideas vormen we via impressions (indrukken) ENKELVOUDIGE IDEAS (‘koude’, ‘rood’) • Refereren aan 1 ding • Eén zintuig; verstand passief COMPLEXE IDEAS (‘dronkenschap’, oneindigheid’) • Samengesteld uit enkelvoudige ideas • Meerdere zintuigen; verstand actieve rol • Kan niets met werkelijkheid te maken hebben (vb. ‘zeemeermin’) MAAR: Het verstand legt causale verbanden Twee soorten kennis/uitspraken ANALYTISCHE UITSPRAKEN (vb. 3 + 3 = 6) • = kan leiden tot zekerheid: relaties tussen ideas leggen = bewijzend redeneren • A priori waar • Ontkennen is contradictie SYNTHETISCHE UITSPRAKEN (vb. dit gebouw is kubusvormig) • = empirische hypothesen: bewijs moet blijken uit ervaring (waarnemingen) • Kan nooit a priori waar zijn • Ontkennen is geen contradictie in MAAR kan wel vals zijn
39
-
-
-
-
“Inductie is geen logische procedure” Causale verbanden (necessary connection) kunnen empirisch (via impressions) niet bewezen worden Mens legt vaak verkeerde verbanden (Post hoc, ergo propter hoc) Neiging van ons psychisme (Belief) om bij herhaalde opeenvolging een oorzakelijk verband te leggen Ontkennen van causale relaties leidt niet tot logische contradictie => INDUCTIE is geen logische procedure (zie ook POPPER) (Nota over verschil inductie vs deductie) Deductie: afleiden van conclusies uit bepaalde premissen; premissen correct => conclusie altijd correct Inductie: veralgemening op basis van specifieke waarnemingen; geen logische zekerheid Alledaagse leven + wetenschap: voortdurend inductieve conclusies Pragmatisch: maakt handelen mogelijk (anders steeds weer ons afvragen of…) RUSSEL (Problemen der filosofie): kip kop af door voedende persoon POPPER: • Inductie = vermoeden (conjectures) aan experimenteel onderzoek onderwerpen • Toename van verisimilitude door experimenten zonder falsificatie • Opgelet met slecht opgezette experimenten! Onoplosbaar scepticisme t.o.v. ‘betrouwbare’ kennis Wetten en theorieën (geordende kennis) over de feitelijke wereld gebaseerd op toepassen oorzakelijkheidsbeginsel Niet bewijsbaar + inductie heeft geen logisch statuut => Onoplosbaar scepticisme: fundamentele twijfel kunnen we nooit opheffen! Toch geeft hij toe: wiskunde en fysica zijn betrouwbaar (hoewel hij zich verzette tegen ‘absolute’ ruimte en tijd (Newton) -> invloed op Einstein) “Metafysica, zelfbeeld is nonsens” (X Descartes, rationalisten) Absurde, abstracte complexe ideeën zijn mogelijk vormen door reeds ervaren indrukken vb. zeemeermin = combinatie van bestaande indrukken (vrouw, vis) MAAR niet zo bij metafysische uitspraken Dit overstijgt de zintuiglijke indrukken Denkende Ik & God = a bundle van samenhangende en opeenvolgende bewustzijnsverschijnselen -> Geen aparte entiteiten, geen verband met ervaring => zinledig “Ethica: niet rationeel fundeerbaar” Geen overgang van ZIJN (is/sein) -> MOETEN (ought/sollen) Ethische opvattingen hebben niets te maken met feiten (= naturalistic fallacy) De natuur is op zich a-moreel Rede is niet van toepassing op ethiek Geen logische overgang mogelijk van beschrijvende kennis -> waardeoordelen Waardeoordeel komt van ons psychisme INDIVIDUEEL HEDONISME (gebaseerd op vroegere associaties van lust of onlust) Aangeboren gevoel voor SYMPATHIE (lange termijn geluk van de medemens = lustvol voor jezelf) cfr. Relativisme Goed en kwaad afhankelijk van eigen voorkeur (maatschappij, tijd, groep, opvoeding) Geen objectieve criteria cfr. Emotivisme Ethische uitspraken hebben geen enkele betekenis, slecht emotieve houding (cfr. ‘boe’ hoera’) Ayer, Language, Trut hand Logic Stevenson, Ethics and Language
40
Kant VERLICHTING = “DE FILOSOFISCHE EEUW” -
Geen filosofie maar gedachtenstroming: kernwoord = REDE Kant: “Loskomen van de mens uit een onmondigheid waaraan hij zelf de schuld heeft; door gebrek aan moed.” Invloeden: Galilei, Bacon, empiristen, rationalisten Kenmerken van de mentaliteit Eis van redelijke grondslagen Rede kan wereld veranderen; vooruitgang Feiten; feitenhonger breekt los Streven naar natuurlijke godsdienst (deïsme) -> zelfs atheïsme Streven naar natuurlijke moraal; verschillende invalshoeken: Plichtsmoraal Nutsoverwegingen Libertijnse houdingen (amoralisme, DE SADE) Vrijheid is centrale waarde, alleen beperken voor algemeen welzijn Belang van opvoeding (de ‘nieuwe mens’)
INVLOED VAN ROUSSEAU -
-
-
-
Ontaarde, gecorrumpeerde mens Eigendom (Discours sur l’origine de l’inégalité) Overheidsinstellingen (rijken X armen - machthebbers X onderdrukten) Kunstmatige moraal => Pleidooi voor meer natuurlijke vorm van leven (“le bon sauvage”) (X Hobbes) Gevoelsmatige aspecten opnieuw tot bloei Maatschappelijk verdrag afsluiten (Du contrat social) (X anarchisten: staat volledig afschaffen) Mede aanleiding tot Franse Revolutie Inzichten over opvoeding (Emile ou de l’éducation) Opvoeden in harmonie met natuur Geen scholen of boeken Morele en religieuze kwaliteiten kunnen zich zo best ontwikkelen Invloed op Kant: Ontzag voor morele wet in de mens Autonome moraal (plichtsbewustzijn) bestaat (los van metafysica/nutsoverwegingen)
KRITIK DER REINEN VERNUNFT (=KENNEND IK) -
-
Drijfveer = betrouwbaarheid van de wiskunde en de natuurkunde funderen Nood aan nieuwe analyse van het kenvermogen Kant initieel overtuigd door Newton (aard universum) en Rousseau (ethiek) Gewekt uit ‘dogmatische sluier’ door Hume Geen rotsvast fundament voor natuurkunde/ethiek (= gebaseerd op ‘neigingen van het psychisme’) MAAR: willekeur is gruwel voor Spinoza! => Wil autonome moraal en newtoniaanse fysica ‘redden’, rekening houdend met Hume Zekerheid schuilt in het kennend object (= Copernicaanse omwenteling v/d kennisleer) Hume: concepten (ruimte, tijd, causaliteit, substantie): niet aan ervaring ontlenen X Kant: concepten dringen zich met noodwendigheid aan ons op
41
-
-
-
-
Inhouden van kennis: via empirie Ordening van kennis: door ‘gegeven’ SYNTHETISCHE A-PRIORIVORMEN in onze geest => KENNIS = synthese van inhouden van empirie + ordeningsvormen van het denken A priori vormen zijn TRANSCENDENTAAL Moeten ze vertrouwen als zeker, want ze zijn noodzakelijke voorwaarde tot kennis (X “transcendent” = achter of voorbij het waarneembare) Drie soorten kennis (X Hume: slechts 2!) Analytische; a priori Geen ervaring nodig ter verificatie (vb. een vrijgezel is ongehuwd) Synthetische; a posteriori Controle via ervaring nodig (vb. deze vrijgezel heeft een baard) Synthetische; a priori Resultaat van analyse van de a-priorivormen A –priorivormen van zintuiglijkheid • ruimte en tijd • spontane ordening van indrukken A-priorivormen van het verstand = CATEGORIEËN • Eenheid, veelheid, totaliteit, mogelijkheid én vooral causaliteit • Newton’s fysica = zeker omdat vertsand niet anders kan dan ze zo ordenen + wordt bevestigd door waarnemingen Metafysica is onmogelijk Vormen ordenen ervaringsgegevens => onmogelijk toe te passen op ‘Ik’, ‘Wereld’, ‘God’ We kunnen slechts over relaties tussen dingen spreken, niet over het DING AN SICH Oorzaken zijn immers geen waarneembare dingen! (Phaenomena: verschijnselen) (Noumena: de ‘gekende’ dingen) Correcties en aanvullingen op Kant Kant was juist: cfr. Artificiële intelligentie Voor pattern recognition is ingewikkeld programma nodig (= a-priorivormen) Voor ordening van patterns is ander programma nodig (= a-priorivormen van het denken) Onze vormen zijn niet de enige mogelijke relativering van Euclidische meetkunde/ruimyteconcepten biologie: waarnemingsapparaat onderhevig aan evolutie (infrarood, sonar) Conclusie: we moeten a-priorivormen hebben MAAR Niet de enige mogelijk Niet dé grondslag voor zekerheid
KRITIK DER PRAKTISCHEN VERNUNFT (=HANDELENDE IK) -
-
Drijfveer: legitimiteit van het morele plichtsbewustzijn funderen Als gedrag causaal is geregeld (MÜSSEN) => moraal niet mogelijk => op basis van vrije wil een zedelijke wet volgen (SOLLEN) Hypotetische imperatief (=bevel) Handeling gericht op doel in ervaarbare wereld Geen échte morele regel, gewoon natuurwet, eigenlijk geen keuze Categorische imperatief (=vrije wil) Niet gericht op een doel Echte morele regel op basis van vrije beslissing Algemeen geldig, moet universaliseerbaar zijn; autonome, bindende causale wet Mens is overtuigd dat hij moet categorische imperatieven naleven => komt automatisch tot besef dat hij ethisch kan handelen (anders is het bestaan absurd) => mens is vrij: door de rede autonoom inzien wat zijn plicht is
42
-
-
-
-
Inhoudelijke formulering van de categorische imperatief Voorwaarde: de Maxime (leidraad) moet ook voor anderen overtuigend zijn Goede doen ‘om later in de hemel te komen’ = hypotetische imperatief! Mens is doel van zichzelf (Zweck an sich selbst) Elke mens is vrij => moet autonoom zijn doelen stellen (= grondslag van waardigheid van de mens, Würde) Culmineert vanzelf in de autonomie van zijn doelstellingen Waardigheid van de mens Grotere aandacht doorheen geschiedenis CICERO: waardigheid door bezit van de rede Kerkvaders: waarde door ‘beeld van God’ te zijn; i.e. de rede MIRANDOLA: middenwezen tussen dier en engel; keuzevrijheid centraal KANT rede/zelfbewustzijn vrijheid (autonomie) het doel van zichzelf (i.e. persoonskarakter) e Bio-ethiek (20 ) Autonomie (zelfbeschikkingsrecht) van de mens centraal (medisch, patiënten, abortus,…) Grote positieve invloed van Kant Dieren: uitbreiden van ‘menselijke waardigheid’? Foetus, zelfbewustzijn: waardigheid?
Liegen Kant: mag nooit Bentham: kijken naar de gevolgen Vandaag: mix van beide
GODSGELOOF -
-
Contradictie in werken van Kant Reinen: mens opgesloten in causale ketting verschijnselen Praktische: mens kan vrij handelen Zekerheid van morele plicht = zekerheid van wiskunde -> grondslag van beide ligt zekerheden ligt in de mens (= transcendantale benadering) Indien metafysica onmogelijk => God , vrije Ik, onsterfelijke zien onmogelijk = pijnlijk verlies voor Kant => toch geloven in onsterfelijkheid + bovenzinnelijke wereld (dankzij God) Veel kritiek op aanval op metafysica => maar had hele werk opgevat “Um den Glauben zu retten”
KRITIK DER URTEILSKRAFT -
Andere houdingen die de mens kan aannemen t.o.v. de wereld Esthetische dimensie Teleologische dimensie
43
Het Duitse Idealisme Ontstaan Paradoxale tegenbeweging -
Rationalisten & Empiristen: aandacht voor kennistheorie (alles met Rede oplossen) => tegenreactie: bloei van speculatieve systemen Duitse idealisme: onderzoek naar wetten van het subject (X natuur) -> leidt tot dialectische methode
Kritiek op Kant (Duitsland) -
-
Meest opvallende probleem bij Kant Ding an sich is ‘oorzaak’ van de fenomenen MAAR: oorzaak-gevolgrelatie kan je slechts gebruiken om relaties tussen fenomenen onderling te leggen Ding an sich is echter geen fenomeen X Praktische rede laat wel denken over het Ding an sich toe (wereld/ Ik/God) = Alles waar het werkelijk op aankomt (vrij handelen) => Makkelijke stap naar IDEALISME Andere onontkoombare tegenstelling bij Kant “Vrije Ik” versus lichaam in gedetermineerde materiële wereld = alweer nieuwe dualisme (even hinderlijk als dat van Descartes) (Urteilschaft: enigszins opgelost door introductie van theologie; niet overtuigend) Oplossing: twee mogelijkheden Vrije Ik is onderdeel van materiële wereld Vrije Ik als enige uitgangspunt van alle denken en kennis = IDEALISME
Goetheszeit en Romantiek -
-
-
Aufklärung was té rationeel Autonome rede centraal (X God, Kerk, Staat) Enkel aandacht voor natuurlijke fenomenen (te veel op fysica gebaseerd) Religieuze/morele terrein: werd ‘verschraalde’ natuurlijke ethiek en godsdienst (deïsme) Behoefte aan ‘menselijkere’ filosofie Cultuur, poëzie, volkskunst… Aandacht voor menselijke fenomenen (samengevat onder term ‘Geist’) Romantiek: toenemend belang van religie (X Goethe: slechts lichtjes) Sleutelfiguren: KANT, ROUSSEAU, BLAKE en HEMSTERHUIS
44
Hegel (19 e ) -
Omvangrijk oevre; ontoegankelijk; speculatief en metafysich Phaenomenologie des Geistes (+ 3 andere werken) Zéér invloedrijk: mensen die hem decennia bestudeerde begonnen er op den duur wel altijd iets in te zien, kunnen niet meer loslaten (Braeckman)
KARAKTERISTIEKEN VAN DE LEER -
-
Doel = Totaalbeeld Moet eenheid en coherentie aantonen van de werkelijkheid + enorme diversiteit Wereld is in ontwikkeling Vooruitgangsidee van de Aufklärung -> toegepast op totale werkelijkheid Ook de natuur ondergaat dit, maar: vooral gericht op de mens en de geschiedenis Ontwikkeling van de werkelijkheid = ontwikkeling van het bewustzijn (de Geist) Werkelijkheid komt tot inzicht in zichzelf via het denken van de mensheid Ontwikkeling verloopt via dialectische methode Opeenvolging van eenheid en diversiteit innde werkelijkheid De begrippen: contradicties en samenhang = weergave van de evolutie
BASISINTUÏTIES Persoonlijke evolutie -
1. Aufklärung (rationaliteit, vrijheid) 2. Franse Revolutie: concrete uitwerking van rede + Besef van negatieve uitwassen (terreur; ‘verschraalde ethiek’) 3. Romantiek: verloren waarden terug (religie, volksgeest,…) Hegel blijft prioriteit van de rede centraal stellen (X Romantici) => wil synthese van beide stromingen maken Aufklärung en Romantiek kunnen niet tegelijk waar zijn => noodzakelijke onderdelen van een evolutie (= dialectische geschiedenistheorie)
WAARHEID ALS WETENSCHAPPELIJK SYSTEEM -
-
-
Alleen totaalsysteem kan waarheid bieden (das Wahre ist das Ganze) Weten kan enkel via begrippen (X intuïtie, aanvoelen) “De kracht van de Geest = haar vermogen tot uiting.” Poneren en negeren van oordelen = wezenlijke uitdrukking van de werkelijkheid Belang van het intersubjectieve “Slechts dat wat volkomen bepaald is, kan geleerd worden (eigendom worden) door iedereen.”
Systeem geeft ook diversiteit van werkelijkheid weer Werkelijkheid is zelf een subject (X statische substantie) Kan ‘bewegen’: intern opplitsen, zichzelf opheffen,… Werkelijkheid is dus steeds ‘bemiddeld’ (vermittelt) (X oorspronkelijk, onmiddellijk) Negatie schept telkens een volgend stadium
Centrale problemen van het idealisme = basisuitgangspunten van Hegel -
Relatie tussen ‘Absolute Geest’ en het ‘Ik’ => voortdurende antithese tussen algemeenheid X particulariteit Other-minds problematiek => Herrschgaft X Knechtschaft (basis ontwikkeling van cultuur)
45
GESCHIEDENISFILOSOFIE -
-
-
Geschiedenis = rationeel groeiproces naar meer vrijheid Eerste fase These = Oosten: Geest massief en eenvormig Antithese = Grieken: individuele ontplooiing, beweeglijkheid Synthese = Romeinse Rijk: politieke eenheid + individuele vrijheid Laatste fase These = Romeinse Rijk => nieuwe spanning autonomie X heteronomie Beperking: geen vrijheid op basis van eigen geweten Te grote rol voor het fatum (orakels) Synthese = Christendom Menswording van Christus (X heteronomie) = mens wordt met het goddelijke verbonden Het absolute, tijdloze (God) treedt de wereld binnen + het tijdelijke krijgt een absolute betekenis “God in de mensheid en de mensheid in God.” We zijn deelgenoot aan de macht die onze vrijheid kan beperken Dus: we bepalen zelf onze vrijheid Verder uitbouwen van vrijheidsideaal in het Westen Reformatie: conflict tussen Staat X Kerk Luther: conflict individuele vrijheid X pauselijke autoriteit Verlichting + Revolutie: verdere verfijning Hegel: “Verlichtingsideaal is in wezen het vrijheidsideaal van het christendom.” X Romantici: die willen terug naar het verleden
OPMERKINGEN -
-
-
Maatschappijvisie: ambivalent (vond alle stromingen goed) Maakt wapens van Verlichting ‘bot’, slechts moment in evolutie Waarderen + relativeren = fascinerend en irritant MAAR: leerlingen geven toch fundering aan progressieve stellingen Geen wetenschappelijk statuut Uiterst ingewikkeld begrippensysteem Contradicties Doet geen poging om te bewijzen (denken is immers de werkelijkheid!) Anekdotes e “Des te erger voor de feiten.“ (ontdekking van 8 planeet X zijn bewijs dat er maar 7 bestonden) “Das ist keine Musik.” (Mattheuspassie) “Slechts één man heeft mij begrepen. En ook die heeft me niet begrepen.” (sterfbed)
46
Negentiende-eeuwse Filosofie (o.i.v. Hegel) De Paradox van de Hegelianen -
-
-
-
Industrialisatie –> Wetenschap en techniek krijgen massakarakter (X vroeger: enkel besef bij enkelingen) Diepgaande wijzigingen in maatschappij Omwentelingen onafwendbaar vb. revoluties van 1830: einde Restauratie / Ancien Régime Oud-hegelianen (of rechts-hegelianen) -> weinig creatieve verderzetting Verdedigers van kerk en staat Veel proffen aan de universiteiten Weinig invloed Jong-hegelianen (of links-hegelianen) X gevestigde waarde: christendom; politieke, sociale, economische structuren Wervend karakter: journalistiek, voor de brede massa (X Hegel: speculatief, gesloten en definitief) X Hegel’s begrippenstelsel heeft geen binding met ‘religieuze’ mens of werkelijkheid X Hegel’s visie op gevestigde Staat en Religie als belichamingen van zelfde vrijheidsideaal (Pruisische staat) Ironie: negatie van Hegel moest er komen Hegel had eindpunt van zijn filosofie verabsoluteerd tijdens Restauratie (=achteruitgang) Maar: leerlingen blijven trouw aan zijn centrale intuïtie => wending in filosofie moest er komen
Aanval op Hegel’s Christendom FEUERBACH -
-
-
-
Fout Hegel = begrippensysteem vertrekt vanuit theologie; Geist = God (X werkelijkheid) “Laatste toevluchtsoord, laatste rationele steun voor de theologie”. Vereisten voor ‘nieuwe’ filosofie Mens centraal: zintuiglijkheid + medemens (meest reële relatie = de liefde) Mens als persoon (X abstracte verzameling kenmerken) Theologie (leer van het Absolute) moet antropologie worden Antropologie = eigenlijke kern van de godsdienst Das Wesen des Christentums Godsdienst = groeien naar inzicht “mens is hoogste voorwerp van inzet en verering” Godsdienst = indirect bewustzijn God = projectie van de positieve eigenschappen van de mens (oneindig denken en voelen) Historische visie van Feuerbach -> doet denken aan Hegel Bestaan van religie = positief en noodzakelijk stadium in ontwikkeling Feuerbach overtuigd dat dit stadium in zijn tijd bereikt was 100 jaar voor de “God is doodtheologie” “De arbeidende mens is in de plaats gekomen van de biddende christen” God was deel van alledaagse leven, maar slechts een idée fixe (crf. Brandverzekering” e Grote invloed op Marx + 20 vrijheidsdenkers Bron voor atheïsme MAAR OOK voor atheïsme als humanisme Een van de meest overtuigende aanvallen op godsgeloof Vaak terugkomend thema van apologetica
47
STRAUSS EN BAUER -
-
-
-
Onduidelijkheden van Hegel’s interpretatie van het christendom Wie was de historische Jezus? Hegel schaart zich achter aantal dogma’s (vb. menswording) => theoloog? STRAUSS Historische studie van het leven van Jezus Als rationeel, hegeliaans denker Geschiedenisdialectiek: langzame ontwikkeling van Jezus’ ideeën Positieve waardering van kernverhaal Verwerpt mirakels en bovennatuurlijke MAAR: bevatten ‘geestelijke waarheid’ Maakt onderscheid Zuivere mythe: geen feit, product van idee van Jezus Historische mythe: feit, maar mythologisch gekleurd door enthousiasme van volgelingen Legende: geen idee, geen traditie, toevoegingen van auteurs Storm van protest (petitie etc… => duidelijk dat de meeste gewone mensen Hegel NIET hadden begrepen) BAUER Kritik der evangelischen Geschichte der Synoptiker Zeer destructieve aanval (X Strauss) -> toch minder invloed Evangelie = één grote mythe, theologisch kunstproduct op basis van Griekenland en het Oosten Opsomming van alle contradicties en moeilijkheden Tendens om historische ‘Jezus’ te zien als morele figuur waar allerlei zaken aan werden toegedicht Vie de Jésus (RENAN): beroemdste Geschichte der Leben Jesu Forschung (SCHWEITZER) Eschatologische prediking (einde der tijden) = kern van hele spreken en handelen van Jezus BULTMANN: Schrijven van ‘Leven van Jesus’ is onmogelijk -> enkel ‘Leven van Christus’ kan
KIERKEGAARD Hectische levensloop bepaalt filosofie -
-
-
-
Jeugd Ondraaglijk schuldbewustzijn (Godsdienst hing zwaar tegen de hanebalken cf. Das Weisse Band) Moeder vroeg dood; samen met 5 van de 7 kinderen (‘Vloek op het gezin’) Geloofde dat ie voor z’n vierendertigste jaar zou sterven Esthetisch stadium Koortsachtig leven van uiterlijke genieting,; schulden Belangstelling voor filosofie (studeerde theologie) X Hegel: afkeer van het ‘totaalsysteem’ Komt tot ‘de zware val’ en schuldbewustzijn over uitzichtloosheid Ethisch stadium Eindexamen + verloving Zonde: mens kan niet puur ethisch leven Religieus stadium Vindt God Studeren en publiceren in Berlijn Bekendse werk: Ofwel… Ofwel (Entweder.. eller) OOK: Het begrip Angst; Ziekte tot de Dood; Oefening in het Christendom
48
“Filosofie” -
-
Individu is contact verloren met de concrete werkelijkheid Wantrouwt het ‘abstracte’ (filosofie, wetenschap, Kerk, Kant, Hegel) als dé waarheid Groepsgeest: mensen denken zelf niet meer na (experimenten Milgram, Zimbardo Ash) Is niet onwaar, maar zorgt voor vervreemding Filosofie/wetenschap zegt niet wat ik moet die in die bepaalde situatie "Wat voor goed zou het me doen als de waarheid voor me stond, koud en naakt, en er niet om gaf of ze door mij werd herkend of niet?" Subjectieve (religieuze) kennis is noodzakelijk complement van objectieve kennis Hoe intenser de relatie subject x object, hoe authentieker Tegen academisme (=systematiseren maar niet beleven) “Men bemint niet, men gelooft niet,… maar men weet wat geloof en liefde is.” Voorspelde dat professoren later nog over hem zouden doceren
De drie stadia HET ESTHETISCH STADIUM -
-
Realiteit wordt beleefd in het nu, het onmiddellijke Zoektocht naar het ‘oneindig geïnteresseerd zijn’ Zinnelijk of spiritueel (muziek, salonconversatie) genieten; erotische verleiding (vb. in muziek) Prototype = Don Giovanni MAAR: Vertwijfeling Het IK is verstrooid in verschillende ‘nu-momenten’ Het IK is passief t.o.v. werkelijkheid
ETHISCH STADIUM -
-
Zelfwording i.p.v. steeds een ander zijn Samenhang en orde Volgens ethische regels (huwelijk i.p.v. verleiding) Geest wordt permanent verantwoordelijke instantie MAAR: Wanhoop Kan ook geen ‘oneindig geïnteresseerd zijn’ veroorzaken Stadium is paradox: zelfwording én identificatie met het algemeen menselijke bestel Zonde = afwijken van de norm => bewijs van onhoudbaarheid
RELIGIEUZE STADIUM -
Eenzaamheid Ontmoeting met God in ‘vrees en beven’ voor zijn oneindigheid + besef van oneindige schuld Strikt persoonlijke, existentële ervaring met God Stap naar God is irrationele sprong Christendom is meest authentieke godsdienst want meest absurde (kruisdood) God in theoretische kaders gieten = God loochenen (X staatskerk X theologen)
Opmerkingen -
-
Afkeer van levensvreemd denken: invloed op Existentialisme (Heidegger, Sartre, Barth) Religieuze houding van Kierkegaard = esthetische houding (?) Bevrediging uit absurde sprong Wellicht enige uitweg voor persoonlijke problematiek Bracht voor het eerst een bepaald type van religiositeit naar voren (zingeving uit nietigheid) Ziet zichzelf los van bepaald milieu/tijd -> contact met realiteit is strikt individueel X Marx! (hoewel beiden ‘inzet’ als centrale motor hanteren)
49
Aanval op Hegels maatschappijvisie: Marx BIOGRAFISCHE NOTEN Duitsland -
Vader, joods advocaat, protestants bekeerd uit zakelijke opportuniteit Karl: rechten, wijsbegeerte en geschiedenis te Bonn (eindwerk over Epicurus) Journalist te Keulen (Rheinische Zeitung) Afzetten tegen Hegel (Kritik der Hegelschen Rechtsphilosophie) NIET: Staatsvisie: grote afgrond tussen theoretisch ‘eindstadium’ X werkelijkheid WEL: dialectische methode + geschiedenis naar meer vrijheid + Invloed van Feuerbach: Antropocentrisme Materialistisch wereldbeeld (X Hegel: idealistisch)
Frankrijk -
Parijs: contact met Franse socialisten: concrete modellen van nieuwe maatschappijvormen MAAR: niet gebaseerd op objectieve analyse Vriendschap met Engels: contact met Engelse economisten Parijse manuscripten Deutsche Ideologie Nog in filosofische, hegeliaanse taal Pas veel later in Mouskou gepubliceerd
België -
Misère de la philosophie Manifest der kommunistischen Partei
Engeland -
Zur kritik der politischen Oekonomie Medestichter van de Eerste Internationale Das Kapital (deel 1); andere delen postuum door Engels (meer nadruk op metafysische dialectiek, bv in natuur)
FILOSOFIE ALS PRAXIS -
Centrale eis voor filosofie = maatschappijverandering + moet daartoe zelf een bijdrage leveren “Filosofen hebben de wereld alleen maar op verschillende wijze geïnterpreteerd, het komt er echter op aan de wereld te veranderen.”
HET DIALECTISCH MATERIALISME (X HEGEL = IDEALISME) -
Wereld (natuur én maatschappij) is in ontwikkeling (cfr. Hegel) MAAR geen ontplooiing van de geest, maar van de materie = materialistisch Geen continue ontwikkeling, maar discontinue overgangen = resultaat van conflictwerking tussen tegenstrijdige krachten Cumulatie van kwantitatieve sprongen => kwalitatieve sprongen (In hoeverre is Marx een dialectisch materialist?) o Marx zelf geen definitie o Dialectiek in natuur: vooral Engels, Lenin
50
HET HISTORISCH MATERIALISME (= ECONOMISCHE GESCHIEDENISTHEORIE) -
-
-
-
Mensen treden toe tot productieverhoudingen o Onvermijdelijk, van wil onafhankelijk o Beantwoorden aan bepaalde ontwikkelingsfase van materiële productiekrachten De productiewijze van het materiële leven = Economische structuur (INFRASTRUCTUUR) o (i.e. activiteiten om organisme in stand te houden: kleding, voeding, woning) o Conditioneert sociaal, politiek, juridisch klimaat (SUPERSTRUCTUUR) Infrastructuur bepaalt ook het bewustzijn (voorstellingen en begrippen) o Meestal ‘vals’ o Rechtvaardigt de huidige situatie (X geen resultaat van objectief-wetenschappelijke analyse) Mens produceert eigen bestaansmiddelen (X dieren) o => Bij grondige veranderingen in productiewijzen => sociale gevolgen, andere denkbeelden,… Geen éénrichtingsverkeer van INFRA -> SUPRA o Zou eigen dialectiek als zinledig maken o In strijd met ‘filosofie als praxis’ o SUPRA kan versnellen of vertragen ‘barensweeën’
DE ECONOMISCHE THEORIE -
-
-
-
-
ARBEIDSWAARDETHEORIE o Goed heeft waarde als het menselijke behoefte bevredigt o Behoort tot economisch proces als het ook ruilwaarde heeft o Economisch goed = Product van menselijke arbeid => kwantitatieve maatstaf = arbeidstijd nodig voor productie o Als productiviteit stijgt => daalt de waarde UITBUITINGSTHEORIE o Kapitalistische maatschappij: ook ARBEID is goed met waarde o Kapitalist betaalt equivalent van de waarde ervan = cfr. arbeidstijds nodig om bestaansmiddelen te produceren o Productiviteit stijgt => arbeider moet minder werken voor levensonderhoud MAAR: kapitalist doet arbeider méér werken en gaat lopen met de MEERWAARDE o Kapitalist kan met meerwaarde productie nog verder opdrijven ACCUMULATIEPROCES o Verhouding loopt alsmaar schever (constant kapitaal X variabel kapitaal = arbeid) o Meerwaarde op de rug van arbeider MAAR steeds kleinere inbreng (procentueel) door machines => winstmarges dalen in the long run o Tijdelijk tegengaan door verhoogde uitbuiting (kinderarbeid, vrouwen) o Uiteindelijk verplicht steeds meer kapitaal te accumuleren (accumulatieproces) o Onderlinge competitie tussen kapitalisten => opslokeffecten o Koopkracht van de massa daalt => kunnen geproduceerde goederen niet meer kopen o Leidt tot overproductie + crisissen o Uitschakeling bourgeoisie onvermijdelijk PERIODE VAN SOCIALISME o Overwinning van het proletariaat o Productiemiddelen beheerd door de staat KLASSENLOZE COMMUNISTISCHE MAATSCHAPPIJ o Staat afgeschaft; gemeenschappen beheren productiemiddelen o Productie in dienst van de mens; spontane arbeidsverdeling (ngl. capaciteiten en behoeften)
51
HUMANITAIRE ONDERTOON -
-
Marx keurt ellende ook af op morele gronden Onmiskenbaar waardeoordeel in zijn toekomstbeeld van klassenloze maatschappij THEORIE VAN VERVREEMDING (aliënatie) = Filosofische fundering van waardeoordeel o Product = vreemd wezen voor arbeider + wordt tegen hem gebruikt o Arbeid = vervreemd want geen zelfrealisatie = leidt tot fysieke uitputting, geestelijke dwaling o Medemens = slechts arbeider versus verdrukker RELIGIEUZE VERVREEMDING o Gevolg van bovenstaande o Spelen zich hoofdzakelijk in bewustzijn af o Feuerbach: godsdienst = verdoezeld ‘zelfbewustzijn’ van de mens X Marx: Maatschappij brengt godsdienst voort; verkeerd wereldbewustzijn door verkeerde wereld o “Godsdienst is zucht van het verdrukte schepsel; het hart van een harteloze wereld; ziel van ziellozen” = OPIUM VAN HET VOLK (niet: voor!)
OPMERKINGEN -
-
-
-
-
-
Dialectisch materialisme = zwakste onderdeel van marxistische theorie o Zelf geen concrete formulering o Wél idee dat idealistisch wereldbeeld (Hegel) -> materialistisch + dialectisch ontwikkelingsproces = onhoudbaar! (Idealisten geloven dat werkelijkheid subject is, denkende werkelijkheid) o Natuur gedraagt zich niet volgens simplistisch dialectisch schema Historisch materialisme o Belang voor historisch/socialogisch onderzoek o Hoort bij elke beschrijving van een maatschappij o Niet dogmatisch volgen -> steeds voeling bewaren Economische theorie o Arbeidswaardetheorie: precieze definitie van ‘arbeid’ ligt moeilijk (informatisering!) o Uitbuitingstheorie: veel kritiek maar nog steeds geen beter alternatief! Wetenschappelijkheid van Marx o Kan nauwkeurige voorspellingen doen o Is al op veel punten weerlegd, verbeterd = kenmerk van wetenschappelijkheid! Marxisme = ambivalent, aantrekking en afstoting o Wetenschappelijkheid + humanistische ondertoon o Ethisch + Wetenschappelijk ideaal => alternatieve worden moeilijk geduld! = grondslag van revolutionaire kracht BAKOENIN: voorspelde dat macht altijd bij enkelingen zou blijven liggen
52
Het Nihilisme (Stirner) -
-
-
-
-
Gebruikte zelf term ‘nihilisme’ niet! Das Einzige und sein Eigentum Typisch links-hegeliaan o Probeert alle zelfvervreemdingen van de mens af te breken o Tegen alle traditionele waarden Alleen het Eigen IK = eindpunt van historische evolutie o X streven voor externe idealen (God, rechtvaardigheid,…) o “Eerste werkelijkheid waar ik mee geconfronteerd wordt, ben ikzelf!” Tegen andere links-hegelianen o Zetten gewoon een nieuw waanbeeld voor de mens: “De Mensen” o Stirner: “De Mens” (enkelvoud) “Mijn zaak is noch goddelijk, noch menselijk.” Nihilisme in strikte zin = materialisme + revolte tegen sociale orde (kerk, familie) o Vaders en zonen (Tourgeniev): scheldnaam ‘nihilist’ o Demonen (Dostojewski) Nihilisme in Europa: 2 betekenissen o Doctrine: geen redelijke grond voor ethiek o Gevoel: wanhoop over leegheid van bestaan (cfr. Existentialisme) o Nietzsche
53
De Ideologieë n ONTSTAAN EN BETEKENIS Logische evolutie -
Mythische systemen -> systeembevestigend mechanisme Grieken -> mogelijkheid om op rationele gronden maatschappij te organiseren (Plato) e Na 4 BC -> opnieuw systeembevestigend of functioneel bij conflicten (Kerk vs Staat) Renaissance -> hypothetische toekomstvisies, geen concrete relavantie (vb. Moore’s Utopia) e 18 -> polarisatie tussen Ancien Régime aanhangers X vrijheid en rede; maar geen concrete resultaten 1789 -> vacuum, maar geen concreet coherent ontwerp voor nieuwe maatschappij => opbloei van verschillende ideologieën
Onstaan begrip -
Coined by TRACY (1796) “Wetenschappelijke discipline die menselijke ideeën bestudeert; biologie, psychologie, sociologie.” Hervormingsgezinde beoefenaars X NAPOLEON (misprijzen: ‘ideologen zijn onpraktische dromers’)
Definitie -
-
“Min of meer samenhangende verzameling van overtuigingen over organisatie van maatschappij.” X Filosofie o Niet op expliciete manier geformuleerd o Toegankelijk voor brede lagen van bevolking o Niet in kennistheoretisch/metafysisch systeem ingebouwd X Doctrine = Praktische uitwerking van ideologie X Wereldbeschouwing = Persoonlijker, ook totale werkelijkheid en existentie X Marx = ideologie is negatief; systeembevestigend ‘vals bewustzijn’
Liberalisme Ontstaan en interne tegenstellingen -
-
Eerste fase o Eerste alternatief na Ancien Régime o Vooral gericht op omverwerpen Tegenstrijdige tendensen na eerste fase. Wat nu? o Interventie van de staat X absolute vrijheid van individu o Humanitaire ideaal X inhumane gevolgen economie o Ideologie voor idereen X maar enkel gedragen door burgerij vb. Locke voor slaverij X hoogdravende Declaration of Independence (= Marx’ vals bewustzijn)
Inhoudelijke evolutie -
-
Voortbouwen op Verlichtingsidealen Bondige formule in Amerikaanse Declaration of Independence (1776) OOK: Déclaration des droits de l’homme et du citoyen (1789) o Men created equal with unalienable rights: Life, Liberty, Happiness (3) o Governments, deriving power from the people, to protect these rights Actieve rol van staat wordt langzaam geminimaliseerd door latere auteurs => klemtoon op ideaal van individuele vrijheid
54
POLITIEK LIBERALISME (LOCKE) -
-
-
Basisauteur LOCKE; ook: VOLTAIRE, MONTESQUIEU, JEFFERSON Negatieve consensus o Vorst, kerk en adel -> raus! Positieve consensus o Individuele vrijheid = natuurlijk recht van de mens (denken, spreken, vereniging, arbeid, handel, godsdienst) Staatsordening o Grondwet: beschermt tegen machtsmisbruik o Parlementair regime 5souvereniteit van het volk) o Scheiding der machten o Niet interventie van staatsorganen (Typisch Locke, Engeland) MILL (On Liberty) -> meest radicale formulering van vrijheidsgedachte Ontstaan van ‘linksere’ stromingen o Frankrijk: staat moest helpen bij omwenteling o Engeland: trouw aan humanitaire ondertoon, mens bevrijden van ellende (ARNOLD, GREEN) => afsplitsing van Labour in parlement
ECONOMISCH LIBERALISME (SMITH) -
-
-
SMITH: An Inquiry into the Nature and Causes of the Wealth of Nations (1776) o (Filosoof: moraal komt voort uit sympathie) o Econoom: basis voor klassieke economische theorie + economisch liberalisme Grondslag voor economische groei is arbeidsverdeling -> specialisatie en optimalisatie -> verhoogde productiviteit Zuinig gebruik van productieoverschot -> ontstaan kapitaal (terug naar vorige stap) Gemeenschappelijk welzijn best gediend door ieder zijn eigen belang na te streven = ‘onzichtbare hand’ Staat moet alleen instaan voor rechtvaardigheid + voorzieningen van algemeen nut X privileges, monopolies, protectionisme (tussen staten onderling!)
Conflict met politiek liberalisme: laisser faire, laisser aller (GOURNAY) X gelijkheid, broederlijkheid X burgerij ziet het wel als noodzakelijk compliment MILL + BENTHAM: poging om beiden te verzoenen + filosofische onderbouw Uitgangspunt: utilitarisme (ideaal: het grootste geluk voor het grootste aantal) -> zie verder!
EVOLUTIE -
-
Langzaam meer pragmatischere houding: vandaag is ingrijpen staat in allerlei sectoren aanvaard Oorspronkelijk idee van gelijkheid pas onder druk van linkse partijen (universeel stemrecht) Interbellum: koud zweet voor politiek liberalisme o.i.v. autoritaire bewegingen als alternatief e Jaren ’70: afkeer van (socialistisch) keynesiaans liberalisme -> radicaal vroeg 19 liberalisme (X staatsinterventie) o ANARCHOKAPITALISME (meest extreme vorm) o NEO-LIBERALEN (VON HAYEK, FRIEDMAN) Na instorting socialisme: schijnbare overwinning MAAR: nieuwe problemen (ecologie, derde wereld) => aanpassingen broodnodig!
55
Conservatisme -
-
Onstaan: verdedigers Ancien Régime X Revolutie; dratische hervormingen BURKE, Reflections on the French Revolution (Later ook: POPPER) o Te groot vertrouwen op rationele mogelijkheden van de mens o Mens is ook een passioneel wezen o Driftaspect: aan zichzelf overgelaten -> destructief gedrag => nood aan autoritaire regering + staatskerk (garanderen moraliteit) o Verbeteringen enkel via langzaam, continu proces MAAR: gewicht van traditie moet altijd doorslag geven o Belangrijk: positieve waardering van ‘vooruitgang’ (= strijden met wapen van liberalen) X Traditionalisten / Reactionairen (Frankrijk) o Maistre, De Bonald o Revolutie = aantasting van door God gewilde samenleving o Willen terugkeer van katholieke regime van voor de revolutie
Socialisme -
Term voor het eerst in 1826 (!) Omvangrijk ideologisch conglomeraat (communisme, anarchisme, syndicalisme, mutualisme, reformisme,…) > Oorsprong in humanitaire idealen van gelijkheid in liberalisme MAAR: niet vrijheid centraal, maar -> rechtvaardigheid
INHOUDELIJK -
-
Algemene doelstelling (hoewel: veel onenigheid over type maatschappij en methode) o Nieuw stelsel van productie en distributie van goederen (X kapitalisme = onrechtvaardigheid, immoreel) o Grondslag = geen concurrentie MAAR samenwerking en solidariteit Weerklank bij grote massa industriearbeiders (X liberalisme = intellectuelen) Internationalistisch karakter (hoop op samenwerking arbeiders over staatsstructuren heen)
56
ONTWIKKELING -
-
-
-
-
-
BABEUF “de eerste socialist” Analyse de la doctrine de Babeuf (1796) o Revolutie is nog niet volledig (rijken hebben alle goede dingen; arbeiders zweten) o Schavot voor ‘socialistische samenzweringen’ Utopische socialisten -> Wordt later ‘communistisch’ o OWEN (en), FOURIER, PROUDHON (fr), LASALLE (du) o Kleine gemeenschappen, landbouw en lokale industrie; vrije interactie/coöperatie o Minimaal centraal overheidsapparaat Wetenschappelijk socialisme -> Wordt later ‘socialistisch’ (productiemiddelen in handen van staat) o SAINT-SIMON (fr) o Maatschappij moet gepland worden (X onwetende politici; X blinde concurrentiestrijd) o Centrale organisatie van productiemiddelen; wetenschappelijk beheer o Technocratie; geen democratie i.e. geen socialist? -> toch: wou verbetering voor armen Marxistisch socialisme o MARX Communistisch Manifest (1848) o Toekomstvisie d.m.v. historisch materialisme (revolutie is onafwendbaar) o Geen concrete toekomstuitwerking: proletariaat vindt zelf weg wel o Na Marx duidelijker onderscheid tussen socialisten, communisten Publicatie van Das Kapital -> grote invloed op socialistische beweging (X anarchisten rond Bakoenin uit Internationale) Tweede internationale (1889) uit alle Europese landen Reformisme = Sociaal-democratie = Revisionisme o Machtsdeelname: hervormingen, kleine stapjes o In principe nog steeds revolutionair (X praktijk) vb. Belgische Werkliedenpartij: communistische beginselen, toch meegeregeerd o BERNSTEIN (du) Concrete formulering van ‘reformisme’ Instorting kapitalisme doet zich niet voor Onderschatte invloed van morele, niet-economische factoren in sociale ontwikkeling => beter onmiddellijke sociale verbeteringen dan revolutie o WEBB, SHAW = Fabian Society (en) Progressieve hervormingen door nationalisatie van industrie Welvaatstaat Grote invloed op Labour! o DE MAN (be) Zocht oplossing voor crisis van interbellum Russische Revolutie (1917) o Sterke polarisatie van socialistische beweging o Communisten (partijdiscipline, Komintern, trouw) o Socialisten (pragmatischer, desillusie internationaal karakter: had in ‘14-’18 oorlog niet verhinderd)
57
Anarchisme -
-
-
-
Mens in wezen goed X staatsapparaat verziekt hem; -> Ongelijkheid door eigendom/klassenverschillen Mutualistisch anarchisme o PROUDHON: “Eigendom is diefstal.” -> “Beperkte vorm wel mogelijk in ‘anarchie’ staatsvorm” o X socialisme: afkeer van staatsapparaat, politiek o X communisme: groot belang van individuele vrijheid Collectivistisch anarchisme o BAKOENIN o Individu is basiselement van maatschappij o Arbeiders dragen collectieve verantwoordelijkheid o Nadruk op revolutionaire middelen om staat omver te werpen => jaren ’60: in de bres bij elke revolutie; mislukt => verbittering: terreur => stereotiep beeld Utopisch anarchisme o KROPOTKIN o Vreedzame vorm; verdeling goederen op basis van behoeften (niet: prestaties), vrije distributie Post mei ’68: vernieuwde belangstelling o Slogans studenten: “Il est interdit d’interdire.” o Provobeweging, Kabouterbeweging (cfr. Kropotkin) o Ecologische beweging (directe democratie, referenda, afkeer instellingen, kleinschalige,…) X liberalisme/socialisme: afstand van wetenschappelijk-technologisch optimisme/antropocentrisme
Nationalisme -
-
-
-
-
Invloeden o Liberalisme: Bij veel volkeren: strijd voor vrijheid = strijd tegen vreemde overheersing o Romantiek: volkskarakter, geschiedenis Twee basisprincipes o Zelfbeschikkingsrecht van de volkeren (X vreemde overheersing) o Belang individu/minderheid < belang van natie Wat is een natie of volk? o RENAN (fr): gemeenschappelijke geschiedenis, erfdeel in ere houden o HERDER (du): taal en cultuur; volkskarakter => Natie is geen keuze én onontkoombaar Voorwaarde: één of meerdere gemeenschappelijke kenmerken noodzakelijk o Taal, godsdienst, verleden, netwerken,… Latente gevoelens worden vaak opgewekt door gemeenschappelijk vijandsbeeld Actieve en strijdende vormen vaak door gemeenschappelijk onrecht o Kolonialisme o Zionisme (!) Pejoratief waardeoordeel door extreme vormen van nationalisme uit verleden e o MAAR: sinds 18 sterke drijfveer geweest in vrijheidsbewegingen ! o Extreme vormen vaak ook alleen daar waar individu minder van belang is
58
Ontwikkeling van wetenschap vanaf 1800 Positief en negatief -
Hedendaagse denken: oorsprong in wetenschapsexplosie Twee dimensies: resultaten + crisissen (vooral hier: filosofische problematiek) e 19 eeuw: ongebreideld wiskunding optimisme (cf. voorspeld bestaan van Neptunus, LE VERRIER) e Begin 20 eeuw: kennistheoretisch pessimisme (wiskunde, meetkunde,..) e Late 20 eeuw: reflectie over leefmilieu, nucleaire, biologie
Crisis in de meetkunde/wiskunde ALTERNATIEVE MEETKUNDIGE SYSTEMEN -
-
-
-
-
Parabolische meetkunde EUCLIDES e o Tot 19 adequate weergave van werkelijkheid e 5 postulaat: “Slechts één evenwijdige mogelijk” Hyperbolische meetkunde LOBATCHEVSKI / BOLYAI o Onderzoek via reductio ad absurdum “Minstens twee evenwijdigen mogelijk” Elliptische meetkunde RIEMANN o “Geen enkele evenwijdige is mogelijk” o ‘Meerdimensionale’ meetkunde
In de praktijk: bruikbaarheid als criterium o Euclidisch: korte afstanden; Riemann: astronomie o Wiskundig evenwaardig MAAR: Kennistheoretisch zware schok X Kant; ruimte-intuïtie, a-priorivormen,… Intuïtie werkt zélfs niet goed bij wiskunde
STATUUT VAN DE WISKUNDE -
Door crisis in meetkundige systemen: behoefte aan definiëren van essentiële kenmerken van de wiskunde en de axiomatische methode
De School van HILBERT -
Haarscherpe herdefiniëring van Euclides (Grundlage der Geometrie) Belangrijkste eigenschappen van axiomastelsels o Consistent (geen tegenstrijdige oordelen) o Volledig (alle ware oordelen moeten bewezen kunnen worden) o Beslisbaar (einig aantal stappen om te weten of oordeel stelling is of niet)
X Tegenwerking van GÖDEL -
Theorema van Gödel: “Niet alle formules kunnen bewezen/weerlegd worden als er elementaire getallen in voorkomen.” Fundamentele onmacht van het menselijke denken: zekerheid is onmogelijk = meerdere jaren voor ontdekking van computer al de beperkingen bepaald (!)
59
Crisis in verzamelingenleer -
-
-
-
Crisisonderzoek rond het thema ‘oneindigheid’ en ‘continuïteit’ o Verzamelingen(leer) (CANTOR) o Het getal (FREGE) + nieuwe problemen (RUSSEL, GÖDEL) Paradox van de deelverzamelingen o Er bestaan oneindige verzamelingen die groter zijn dan andere oneindige verzamelingen (o.a. Hilbert hotel) o CANTOR: theorie van transfiniete getallen “Verzameling is oneindig als ze een deelverzameling heeft waar ze gelijkmachtig mee is.” o BOURBAKI (fictieve persoon: wil totale wiskunde vanuit verzamelingleer opbouwen) Betrard Russels paradox: zelf-referentie o Illusteren voorganger: EPIMENIDES VAN KRETA: “Alle Kretenzers zijn leugenaars.” o Verzamelingen die geen element zijn van zichzelf (verzameling van alle koeien) en verzamelingen die wél een element van zichzelf zijn (verzameling van alle dingen die geen koe zijn). o Onzekerheid van het menselijk verstand Tussenoplossing: beperkingen opleggen aan axioma’s => paradoxen vermijden
Logica als mogelijke grondslag van de wiskunde e
Propositielogica, 19 (BOOLE) -
Sterke stap voorwaarts sinds Aristoteles Soort algebra Ook bruikbaar voor elektrische schakelingen (SHANNON)
Symbolische logica FREGE (Begriffsschrift) -
Wou logica opbouwen los van het menselijk ‘psychisme’ (‘depsychologisering’) = herintroductie van het Platonisme (!) Eigen symbolensysteem, radicaler dan Boole Grondslag van begrippensysteem om wiskunde te formuleren + logische axioma’s RUSSEL schreef brief dat heel zijn werk onderuit haalde, vlak voor publicatie van levenwerk
60
Natuurwetenschappen -
Uitbreiding in breedte (fysica, scheikunde,…) en diepte (geneeskunde, ingenieurs, geologie,…) Zal wereldbeschouwing van allen aantasten
EVOLUTIE NATUURKUNDE -
-
-
-
-
-
e
Mechanistisch determinisme (19 eeuw) o LAPLACE (Essai philosophique sur les probabilités) o Demon van Laplace = “Verstand dat alles kent, voldoende groot -> kan toekomst zien in elk detail.” o Mens kan niet voorspellen, weten omdat hij onwetend is. Thermodynamica o Typisch voorbeeld van hoe wetenschap gedreven wordt door techniek Stoommachine van WATT => CARNOT: theoretische analyse grootheden warmte/beweging o Principe van behoud van energie (JOULE) = bevestiging van materialistisch monisme (menselijk lichaam komt voort uit andere vormen van energie; onstoffelijke ziel is onmogelijk) Warmte minst bruikbaar, toch gebruikt voor industrie o Begin roofbouw op natuur (men dacht dat er telkens nieuwe energie bijkwam!) o Wetenschappelijk geloof dat alle takken verbonden zijn o X Tweede wet van Thermodynamica (‘warmtedood’) = degradatie in gesloten systeem naar entropie waar geen arbeid meer mogelijk is Elektriciteit en Magnetisme o GALVANI, 1791, elektrische contracties bij dieren (geloof in mesmerisme = animaal magnetisme) o ORSTED, 1820, verband tussen beide fenomenen => vloedgolf aan ontdekkingen! o MAXWELL: belangrijke samenvatting elektromagnetisme o HERTZ: ontdekking radiogolven (via Maxwell’s voorspelling) => elektromotor, dynamo, gloeilamp, telegraaf, telefoon,… Optimisme groot! Speciale relativiteitstheorie (EINSTEIN) o Falend ideaalbeeld van Newtoniaanse wereld Ether van Maxwell -> onbewijsbaar Elektrodynamica binnen Newton -> onmogelijk o => Oplossing via speciale relativiteitstheorie Dood van absolute ruimte en tijd van Newton Fysische process afhankelijk van beweging Spontane intuïtie -> waardeloos! (Riemann was nodig bv.) => diepgaande invloed op kennisleer en wereldbeschouwing Kwantumtheorie (PLANCK, 1900) o Elektromagnetische straling gebeurt in pakketjes, quanta o Einstein: licht heeft kwantumkarakter + materie (elektronen) hebben een golfkarakter Atoomtheorie (BOHR) Kwantummechanica (SCHRÖDINGER + HEISENBERG) o Verbindt kwantumtheorie met atoomtheorie o “Meest geverifieerde theorie van de wetenschap.”
Grote Impact o Dood van Demon van Laplace (determinisme) Op allerkleinste niveau: toeval heerst, voorspellingen onmogelijk + instantaan reageren van deeltjes op grote afstand Stuit op veel weerstand (Einstein (“God dobbelt niet.”) o Kennistheoretisch: Hume had gelijk! Onmogelijk wereld te begrijpen via zintuigen, intuïtie + on-populariseerbaar
61
EVOLUTIE SCHEIKUNDE -
-
-
-
-
Flogistontheorie (STAHL, 1700) o Verbranding = wegtrekking van ‘flogiston’ Scheikundige reductie = verbinding van as + flogiston o Door experimenten en Kant onderschreven X LAVOISIER o Verbranding = verbinding met zuurstof Scheikundige reductie = verdwijnen van zuurstof o 1800: pleit gewonnen Sterke relatie met industrie o Chloorgas -> bleekwater -> wol bleken gaat nu zeer snel o Verfstoffen -> uitbreiding chemische industrie (vooral in Duitsland: voordeel tijdens oorlog 14/18!) o Landbouw -> pesticiden (LIEBIG) Theoretische vooruitgang o Atoomtheorie (DALTON) o Tabel van MENDELEJEV o KÉKULÉ: Gentse unief (Structuurformulering (onderwijs) + lancering organische scheikunde) o BAEKELAND -> plastics Convergentie met andere wetenschapstakken o Chemische verbindingen verklaren ia kwantummechanica = indrukwekkende bevestiging van “ideaal van de wetenschappen”
BIOLOGIE -
-
Convergentie met scheikunde WATSON, CRICK: DNA helix (zette materialistische visie kracht bij!) Centraal dogma van moleculaire biologie o Info gaat van DNA -> RNA -> eiwit o Omgevingsfactoren veranderen erfelijk materiaal niet = genotype wijzigt het fenotype, niet omgekeerd On the Origin of Species, 1859 (DARWIN) o Logische verderzetting Weg uit centrum heelal (Copernicus) Weg uit centrum tijd (LYELL, Principles of Geology) • Uniformitarisme: krachten uit verleden zijn zelfde als vandaag (X catastrofen, X God) Weg uit centrum schepping o Darwin zocht niet zozeer naar oorsprong van het leven maar naar evolutie o Invloed van MALTHUS (meer geboren dan er kunnen overleven; competitie) o Ook sexual selection; geografische isolatie o The Descent of Man, 1871: Mens is niet het eindpunt (X idealisten met hun ‘Geist’) o X Vitalisme: poging om ‘walgelijke’ Darwin te weerleggen o Invloed op ethologie, sociobiologie, evolutiesychologie (Brein als evolutionair materiaal) o Cruciaal: orde onstaat uit wanorde (X geestelijke kracht)
GENEESKUNDE -
Weinig theoretisch belang MAAR grote invloed => welzijn, bevolkingsexplosie Drie belangrijke wendingen o Hygiëne o Vaccinatie tegen pokken (JENNER, 1798) o Inzicht in kiemen (PASTEUR, 1865)
62
Cultuur- en menswetenschappen -
-
Cultuurwetenschappen = werkelijkheid die door mensen wordt geschapen o Geschiedenis, archeologie, kunstgeschiedenis, filologie, linguistiek e 19 eeuw: methodologische fundering van cultuurwetenschappen o Strenge methodologische eisen o Uitspraken mogelijk die geen redelijke twijfel toelaten (zekerheidskarakter) o Kunstmatige experimenten, wiskunde niet mogelijk => “Tweede manier om tot betrouwbare kennis te komen.” Menswetenschappen = sociale, gedragswetenschappen o Economie, sociologie, antropologie en psychologie Minder geneigd tot formulering van algemene wetten => concrete, particuliere fenomenen Veel discussie (vb. nature-nurture) MAAR ook grote eensgezindheid op veel terreinen
Godsdienst -
-
e
18 : confrontatie met tendens tot redelijkheid e 19 : Nieuwe strijd met drie aspecten o Antigodsdienst kan met maatschappijkritiek samengaan (cfr. Franse Revolutie) => waakzaamheid van Staat en Kerk wordt aangescherpt o Aanvallen vertrekken vanuit concrete resultaten van de wetenschap o Atheïstische propaganda bereikt grote massa Overzicht conflictterrein o Ouderdom van de aarde (geologie, paleontologie, evolutietheorie) o Interne contradicties van de Bijbel (geschiedenis, linguistiek, filologie) o Bezentheid van de duivel (psychologie) o Morele bezwaren (Kanaänieten, marteltuig als symbool, wrede dogma’s en eeuwige hel) o Afkeer van Galilei/Bruno-zaak => schaduw op ‘onfeilbaarheid’
63
Filosofie in de 19e eeuw Positivisme -
Definitie, in algemene zin van het woord = alle cognitieve kennisproblemen -> enkel en alleen op te lossen via methodes van positieve wetenschappen X metafysica, speculatieve filosofie, theologie = waardeloos e 19 : ruime verspreiding
COMTE -
-
-
-
Definitie, in strikte zin van woord = positivisme van Comte Theorie van de drie stadia = vooruitgangsidee (cfr. Hegel en idealisten) o Theologisch stadium Fetisjistische fase (natuurkracht, mystiek,…) Polytheïstische fase Monotheïstische fase o Metafysisch stadium (begint bij Grieken; abstracte begrippen ipv ‘persoonlijke’ Kracht) o Positieve stadium (wetenschap; theologie en metafysica zinledig) Classificatie van de wetenschappen o Van wiskunde -> sociologie (dalende algemeenheid, stijgende complexiteit) o Elke tak gebaseerd op voorgaande o Wetenschappelijk gebied kan maar positief worden als voorgaande dat al is! Sociologie = laatste positieve wetenschap o Studie van de mens als collectief organisme cfr. biologie (soorten, geen individuen) o Hoopt maatschappelijke orde te herstellen via sociologie o Neemt elementen van Saint-Simon over (technocratie) o Toch: conservatief getinte denker (verdediger van de regeringen X liberalen) “Godsdienst van de mensheid” o Comte voegt al zijn theorieën samen tot cultus o Hiërarchie gebaseerd op Kerk, Comte als opperpriester (WTF!)
MILL -
-
-
Invloed van Comte, verspreiding in Engeland Psychologie als basiswetenschap o Bestudeert bewustzijnsinhouden, ervaringen en de verbanden ertussen o Logica is instrument om die verbanden te onderzoeken ‘A System of Logic’ Basisauteur van (politiek) liberalisme (On Liberty) Anti-paternalistisch (tegen wil van iemand ingaan voor zijn welzijn) o Individu weet zelf of hij onder paternalisme lijdt X paternalist is ongevoelig: hij voelt de gevolgen zelf niet aan o Basis van hedendaagse bioethiek (informed conscent) Vrouwenrechten o The Subjection of Women o Bijzonder huwelijkscontract met eigen vrouw (ontroerend document)
64
BENTHAM -
-
-
Grote invloed op Mill inzake ethiek o Vrije meningsuiting, gelijkheid van rassen, man en vrouw, religieuze tolerantie, handelsvrijheid Utilitarisme o Ethiek moet geluk vermeerderen; lijden verminderen (X Kant: zuivere morele verplichtingen) o Handelingen die geluk vermeerderen = moreel positief o Maakt geen onderscheid tussen ras, geslacht, afkomst o Enige criterium = ervaren van PIJN (“The question is: can they suffer?”) = Consequentialisme Algemene beginselen zijn niet belangrijk, enkel gevolgen Ook dieren in morele kring betrokken! Invloed op hedendaagse utilitaristische filosoof SINGER (Animal Liberation, 1975)
SPENCER -
-
-
Oorspronkelijk enkel geïnteresseerd in technische problemen (civiel ingenieur) Evolutionair denken op alle wetenschappen, politiek, sociologie en moraal o “Survival of the fittest” -> uitdrukking van Spencer o A system of synthetic philosophy o Filosofie moet bestaande kennis ordenen (X onoplosbare problemen) o Materie integreert zich steeds meer (nevels -> planeten -> organismen -> steden -> wereldbond) Economische en politiek o Maximale individuele vrijheid o Bewonderd door veel kapitalistische ondernemers in de VS o Verwijt blind te zijn voor miserie in eigen land door laisser-faire “Sociaal-darwinisme” -> zou beter “Sociaal-spencerisme” heten
65
Relativisme -
Onstaat naar aanleiding van opkomst mens- en cultuurwetenschappen Twee terreinen: cognitief + ethisch
COGNITIEF RELATIVISME -
Menselijk gedrag door allerlei factoren bepaald (opvoeding, milieu, cultuur,…) Cognitieve activiteiten eveneens geconditioneerd => absoluut ongedetermineerd standpunt onmogelijk => absoluut zekere kennis onmogelijk
ETHISCH RELATIVISME -
Idem als boven: geen absolute moraal mogelijk; geen objectieve criteria Verschillende vormen o Historisch relativisme (historicisme) Statische analyse maatschappij in zinloos Beïnvloed door hegelianisme e.a. o Cultureel relativisme Invloed bij verspreiding nieuwe ideeën rond seksualiteit Extreme vorm in twijfel getrokken: er zijn wel degelijk ‘universalia’ = gedrag dat overal ter wereld hetzelfde is o Sociologisch relativisme (sociologisme) Opvattingen van individu < sociale groep of klasse Deed zich vooral voor bij ‘Kennissociologie’ (= wet. cognitief onderzoek) X verwarring met sociologisch relativisme! Evolutie • Historisch materialisme (Marx) • DURKHEIM, MANNHEIM: “Waarheid is maatschappelijke conventie.” • WEBER, SCHELER “Vooral de waardeschalen worden maatschappelijk bepaald.” vb. keuze van onderzoeksonderwerp is gekleurd X onderzoek zelf niet • Social constructivisme (recent) Klemtoon op wijze waarop denkbeelden tot stand komen o Psychologisch relativisme (psychologisme) FRIES, BENEKE Met psychologische middelen de wording en structuur van de kennis achterhalen (X hegelianisme) Geen absoluut standpunt mogelijk, onderzoeker zelf bepaald (X Kant’s a-priorivormen met zekerheidskarakter) Vooral toegepast in wiskunde en logica • spel van onze geest • wiskundige objecten hebben geen objectief bestaan
66
Vitalisme BERGSON -
-
X positivisme e Grote invloed in Frankrijk, eind 19 L’Evolution Créatrice (inspiratie uit biologie) o Kon mechanistisch karakter van evolutietheorie niet aanvaarden o Dualisme Dode materie = natuurwetenschappen • Statisch, continue omkeerbare beweging, voorspelbaar, fysische tijd • Meetbaar met instrumenten • Volstrekt mechaniscistisch, gedetermineerd -> geen vrijheid Levende materie • L’élan vital = scheppingsdrang • Niet voorspelbaar, onmeetbaar in fysische tijd (la durée) • Lijn naar hoger complexiteit (evolutietheorie) o Twee wijzen van denken Intellect: aangepast aan gedetermineerde, mechanistische natuur MAAR: Leven is niet te verklaren op grond van fysische en chemische wetten L’intuition: kan de élan vital achterhalen => moet zich uitleven in nieuw soort metafysica Kritiek o Intuïtie is niet controleerbaar, methodisch => kan enkel helpen om hypothese op te stellen o Dualisme van Bergson X Ockhams razor (Darwin had al uitleg) o Definitief achterhaald sinds Watson en Crick
DRIESCH -
Poneerde zich duidelijk als ‘vitalist’ (X Bergson) Embryologie -> “Levende wezen bezitten ’emergente (hogere) eigenschappen’ Ontstaan van eigenschappen is niet causaal verklaarbaar
(TEILHARD DE CHARDIN) -
Geen vitalist (maakt geen dualisme levend X dood) maar zondigt ook tegen Ockhams razor Evolutie naar hogere complexiteit door ‘La Force Radiale’ X MONOD: meesterlijke kritiek op Bergson en Teilhard
67
Nietzsche -
-
Klassiek filoloog + Interesse voor natuurwetenschappen Volle bewustzijn van wereldbeschouwelijke implicaties van de e wetenschappelijke ontdekkingen van de 19 eeuw => drastische conclusies! Zeer grote invloed: Bekendste thema’s: Dood van God, nihilisme, Ubermensch, Appolinische vs Dionysische
NEGATIEVE BIJDRAGE -
Mens is accidenteel, kortstondig fenomeen (cfr. Copernicus -> Darwin) o “Als de diersoort ‘mens’ verdwijnt zal er niets ontbreken op de wereld.” Einde van godsgeloof (materialistische zienswijze) = einde van zelfverheerlijking van de mens (die zich spiegelt aan God) Toeval heerst: geen zin, geen doel X Bergson: “Er is geen overgang naar het ‘hogere’ of een ‘doelgerichte evolutie.” Ook in zichzelf kan mens geen hoger principe vinden: dualisme geest X lichaam is achterhaald “Lichaam ben ik, en niets ernaast. Ziel is maar een deel van lichaam.” Godsdiensten zijn sublimaties voor onmacht van zij die het leven niet aankunnen. “Ethiek van het Christendom is een verzuchting van de zwakken en laffen.” Ook humanisme kan hem niet bekoren (te antropocentristisch) Positivisme wordt een soort relativisme bij Nietzsche -> werkelijkheidsbeeld dient slechts ter instandhouding van de soort
POSITIEVE BIJDRAGE -
Affiniteit met Grieken en scheppingsdrang van kunstenaars -> invloed Veel verder dan STIRNER Hij is het deels eens met SCHOPENHAUER (leven is lijden) MAAR: afstand doen van begeerte en gelatenheid is geen oplossing De mens is het ‘nog niet vastgelegde dier’ of ‘op de toekomst gericht dier’ Niet alle reacties liggen bij voorbaat vast (zoals de dieren) Mens is ‘Kranke Tier’ omdat hij ‘onaf’ is Vat vol tegenstrijdigheden + openstaan voor de toekomst => centrale drijfveer: Der Wille zur Macht Mens moet hoger wezen als hemzelf proberen maken (Ubermensch) Mens vindt alleen in zichzelf rechtvaardiging
68
Filosofie in de 20e eeuw POSITIEF / NEGATIEF Grote successen, doorbraken -
SHANNON (1948, Mathematical Theory of Communication: foutendetectie in communicatie) WIENER (Theorie over auto regulerende systemen, invloed op constructie robotten, cybernetica) Eerste computers (Colossus (EN: om Enigma te kraken); Eniac 1946 (USA) NEUMANN (1956) (Theorie van de automata; algemene programmeertechniek) BOYER, COHEN (1973) (Recombinant-DNA techniek; bevestiging van double helix-model)
Nagatieve weerklank -
Grootmachten met nucleaire wapens (ook: spin-off naar ruimtevaart) CARSON (1962: Silent Spring) CLUB VAN ROME (1972, Limits to Growth) Geneeskunde + bevolkingsexplosie
Wijsbegeerte en maatschappijkritiek ANTINOMIEËN Cognitieve vs. emotief-praktische instelling -
Mens wil kennen + bevredigend leven leiden Theoretisch denken: geen ruimte voor individuele verlangens/behoeften Pascal, Stirner, Kierkegaard, Nietzsche en existentialisten => Willen individu meer naar voren.
Theoretische kennis vs. politiek (maatschappijordening) -
Theoretische wetenschap heeft via techniek wereld veranderd Individu kan zich onttrekken aan theoretisch systeem MAAR NIET van de gevolgen ervan => Ontsnappen onmogelijk.
FILOSOFISCHE PROBLEMATIEK -
-
Falend verlichtingsideaal (met rede maatschappij ordenen) o Liberalen: ellende, armoede, kloof o Socialisten: niet haalbaar Huidige situatie: feitelijk laisser faire, laisser aller zonder rationele planning Techniek dicteert belangrijke beslissingen (afdwingen, onontkoombaarheid) = in feite is dit een omweg om via de rede de maatschapij te ordenen (!) Techniek blijkt echter niet het paradijselijk resultaat te leveren (bewapening, milieu,…) = zelfvervreemding, vergeten van fundamentele doeleinden
69
SCHOOL VAN FRANKFURT Kritische theorie (Negatieve dialectiek) -
Is ‘rede’ wel aan het werk? Niet autodestructief bezig? Voor en tijdens de oorlog uitgewerkt in Duitsland/VS Bekendheid in jaren ’60 (studentenrevoltes)
ADORNO + HORKHEIMER -
-
-
1944: Dialektik der Aufklärung + 1966: Negative Dialektik -> leefmilieu toen al centraal Idee van de Aufklärung stuwt evolutie van het Westen o (cfr. Hegel + cfr. Marx: via technologische-economische processen) Herrschaftsprincipe: o Door rede (wetenschap + techniek): bevrijd van natuur en alle andere hindernissen o Mens is baas Idee bevat haar eigen negatie, autodestructief o Natuur zal zich keren tegen de mens o Ook mens zelf is slaaf geworden van zijn eigen Herrschaft (totaalsysteem) o Geloof in vooruitgang is niet vol te houden (massamoorden via ‘industrie’ van Ausschwitz) Negatieve Dialectiek MAAR zonder ‘synthese’ (=pessimistisch) (+ Proletariaat zit te veel in mechanismen van totaalsysteem)
Opmerkingen o o
o
o
Adorno = antipositivistisch MAAR twijfelt niet aan mogelijkheden; huivert er van (Ze zijn eigenlijk positivistisch maar zonder het naïeve triomfantalisme) Inhoudelijke kritiek op Adorno: onleesbaar Hegeliaans begrippenkader; achterhaalde idealistische ‘idee’-benadering; Herrschaft-idee Totaalsysteem is irrationeel Er is geen macrodoel, enkel ongestuurde microdoelen Geen rationele middelen voorhanden om negatieve effecten tegen te gaan Experimentele methode was op theoretische kennis gericht => praktische toepassingen via kapitalistische economie => WTK bestel met eigen dynamiek van deelsystemen
MARCUSE -
-
-
Beklemtoning paradox: elke rationele bijdrage van individu o => verhoogde irrationaliteit van het geheel o => Versteviging van totalitair en repressief systeem (vb. protestsong in commercieel circuit) One-Dimensional Man, 1964 o Mens stelt geen eigen creatieve doeleinden meer o Waarden en doelen gericht op aanvaarding van normen van het systeem Gelukkig bewustzijn o Mens wordt gefnuikt in eigen creatieve doeleinden door conditionering met consumptiegoederen o Geen garantie voor hogere humaniteit (rassenprobleem, armoede,…) o Bewaren van eigen ‘American way of Life’ krijgt voorrang o = dooddoener voor revolutionaire kracht
70
Milieu- en dierenrechtenfilosofie -
-
-
Voornaamste problemen WTK-bestel o Uitputting energiebronnen o Afvalproductie o Afname biodiversiteit Oorzaken o Bevolkingstoename o Vraag naar consumptiegoederen (niet altijd welzijnsverhogend -> ook grotere kloof arm X rijk) => Milieufilosofie o Gegroeid uit de (emotionele) ecologische beweging (Symbolisch jaartal 1962, Silent Spring over DDT) o Motivatie van actieve inzet en handelen nodig = Samenhang en oorzaken van processen bestuderen + oplossingen zoeken o Kristallisatie rond twee thema’s: oorzaken en ecologisch handelen
MILIEUFILOSOFIE ALS OORZAKENANALYSE -
-
Brede consensus over kern van probleem o Westen: wetenschap/techniek => productie- en consumptiemaatschappij => wereldverspreiding o Het probleem van het WTK bestel Moderne technologie + Kapitalisme -> grote schaal Micro-rationaliteit bij kleine problemen => macro-irrationaliteit van totaalsysteem Kernprobleem ecologie = EXPANSIE ZONDER DOEL MAAR: Energie voorraden zijn eindig => zal ooit stoppen Hoe? Waarom in Westen? Waarom werelduitbreiding? o Idealistische benadering Oorzaak = mentaliteit van de beschaving WHITE • Berucht artikel in Science (Roots of Ecological Crisis) • Westerse beschaving = antropocentristisch • Christelijke arrogantie t.o.v. natuur (cfr. Genesis) Andere visie’s • Mathematisering van de wereld door Galilei • Mechanicisme van Descartes • Verlichtingsdenken + positivisme Zoektochten naar ‘nieuwe mentaliteit’ • Spinoza, boeddhistische traditie, natuurvolkeren,… • Deep Ecology (NAESS) o Socio-economische / institutionele benadering Oorzaak = maatschappelijke processen en organisatievormen er van (geeft immers ook vorm aan denken van de mens cfr. Marx) ACHTERHUIS, XENOX: Filosofie van de schaarste (o.i.v. GIRARD) • Socio-economische processen = uitbreiding schaarstefenomeen • Expansie Westerse beschaving = verspreiden van schaarste LUHMANN: Radicale institutionele benadering van milieuproblematiek • Maatschappij bestaat uit deelsystemen (politiek, recht, wetenschap,…) • Deelsystemen handelen autonoom • Oplossing problematiek : betere besturing van die deelsystemen!
71
MILIEUFILOSOFIE ALS MILIEU-ETHIEK -
-
-
-
Milieu-ethiek (eco-ethiek) veel populairder dan Oorzakenanalyse o Mensen gaan ervan uit dat handelen de oorzaak is o Ze onderschatten de Eigendynamik van de socio-economische structuren (!) o Toch: veel onenigheid binnen eco-ethiek Ethiek gebaseerd op Antropocentrisme (Mens automatisch superieur, altijd voorrang) o Diverse invullingen Axiologische formulering (waarde van wezen hangt af van nut voor de mens) Deontologische formulering (er zijn alleen verplichtingen tegenover de mens) Juridische formulering (alleen mensen hebben rechten) o Moeilijk verdedigbaar Bentham: niet alle mensen hebben alle kenmerken van ‘de mens’ Kan nefaste invloed op milieur niet goedpraten Ethiek gebaseerd op Ecocentrisme (gelinkt aan vage Deep-ecology beweging; sinds NAESS) o Diverse uitingen, afhankelijk van wezen’s preferences, interests en mate van bewustzijn Biocentrisme (alle wezens hebben rechten) Biocentrisch egalitarisme (alle wezen hebben gelijke rechten, eventueel met waardeschalen) Kosmocentrisme (levenloze natuur heeft rechten) Pathocentrisme (lijden als aandachtspunt) o Geen consensus, geen rationele fundering maar intuition-based => Ethiek gebaseerd op ‘Verlicht antropocentrisme’ o Wij zijn enige wezen die kunnen nadenken => verantwoordelijkheid o Mensen vormen een gesloten gemeenschap waar elk denkend mens toegang toe heeft o Geen dieren/natuur MAAR is geen beperking van solidariteit! o WANT: historisch gezien is humanisme het resultaat van progressieve uitbreiding van solidariteit De grens ligt duidelijk vast (biologisch) o Twee mogelijke ‘verruimingen’ van solidariteit (‘morele kring’) Met de komende generaties Met dieren die kunnen lijden o => Bezonnen antropocentrisme + pathocentrisme > beter dan biocentrisme want er is een fond van bepaalde waarden om bij conflicten op te treden (vb. beter orchideeën beschermen dan virus)
72
DIERENRECHTENFILOSOFIE -
-
-
-
-
Invloeden en ontstaan o Gegroeid uit pathocentrisme (Parallelle ontwikkeling met milieufilosofie MAAR niet rechtstreeks door beïnvloed) o SALT deed al oproep rond eeuwwisseling (beïnvloed door Schopenhauer en Thoreau) o HARRISON, 1946, Animal Machines (geïndustrialiseerde kwekerijen) o Jaren 60: populair, veel andere auteurs o 1975: PETER SINGER (Animal Liberation) = echte doorbraak + dierenrechtenorganisaties (Gaia) Singer = Utilitaristische dierenethiek (cfr ook Bentham) o Drie basisstellingen van klassiek utilitarisme Consequentialisme (om gedrag te beoordelen: kijken naar gevolgen) Morele waardeschaal afhankelijk van bijdrage tot geluk Iedereen zijn geluk of ongeluk is superieur o => Singer Derde basisstelling uitbreiden naar dieren Enkel vraag stellen: kan lijden of niet? (Bentham) (begrip ‘speciesisme = discrimineren op basis van soort) Regan = Kantiaanse, op rechten gebaseerde dierenethiek o REGAN (The Case for Animal Rights, 1983) o Kant: ‘mens is doel op zich, nooit als middel’ => Regan: idem voor dieren o Dieren zijn ook ‘subjects of a life’ = een leven dat er voor hen toe doet o Dieren zijn niet rationeel MAAR dat zijn ook menselijk marginal cases niet MAAR hun leven in intrinsiek waardevol en ze bezitten bijgevolg onaantastbare morele rechten Singer vs Regan o Overlappende doelstellingen MAAR verschillende filosofische argumentatie Singer: geen rechten; hoeksteen is vermogen tot lijden MAAR gebruiken of doden in bepaalde context kan als consequentie goed is (utilitaristisch) Regan: recht centraal => instrumenteel gebruik is niet verantwoord • X “geen rechten zonder plichten” • X “dierenrechten druisen in tegen menselijke morele intuïties” • X “ze hebben geen taal, rede; zijn niet toekomstgericht” o Zal uiteindelijk moeten gebeuren op grond van consensus na maatschappelijke discussie + gradaties inbouwen (via mate van lijden) Ecocentrisme vs Dierenrechtenfilosofie o Ecosysteem heeft grotere waarde dan de delen => lijden kan verantwoord zijn X Regan, Singer o Groot praktisch belang (bv. bij jacht op overtollig wild)
73
Bio-ethiek -
Interdisciplinair; benadering als totaalproblematiek (X ‘oude’ medische ethiek: nu veel meer dan alleen het medische) Streven naar suggesties, aanbevelingen, richtlijnen Een van de vele soorten toegepaste ethiek (zakenethiek, sportfilosofie,…)
ONTSTAAN -
Callahan (Bioethics as a Discipline, 1973) Oprichting Center for Bioethics (toonaangevende Encyclopedia of Bioethics) Vooral gestuwd door progressieve katholieke filosofen
HISTORISCHE ACHTERGROND -
-
-
-
-
Jaren ’50: ontdekkingen in Life Sciences (Levenswetenschappen) => maatschappelijke impact o Niertansplantaties, beademingsapparatuur,… o Confrontatie met definitie van de dood én leven (reproductietechnieken) Mentaliteitswijziging inzake contraceptie en geboorteregeling o Morele discussies in katholieke milieu’s Paulus VI (Humanae Vitae, 1968): “alles niet-natuurlijk = moreel onaanvaardbaar” (=> Callahan: “Voornaamste reden voor ontstaan bio-ethics!”) o Ontkoppeling seksualiteit X reproductie o Nieuwe opvatting over definitie van seks (homobeweging) o Groeiende mogelijkheden bij FALEN van contraceptie (sterilisatie, abortus,…) o => zichtbare KLOOF inzake fundamentele ethische problemen binnen één samenleving Experimenten op mensen o Tweede wereldoorlog: ontdeklking horror van de Nazi’s o 1947: Neurenbergcode: ontoelaatbaar tenzij via vrijwillige basis + informed consent o Uitbreiding gaandeweg van informed consent principe naar diagnose/patient Verbruikers- en patientenverenigingen o 1970: 27 eisen aan artsen en hiospitalen => Patient Bill of Rights (192) Debat verloopt via open dialoog o Katholieken, protestanten, artsen, vrijzinnigen o Zelfde tijdschriften, boeken, etc.. o Algemene overtuiging: “Scherpe scheidingslijn tussen feiten en normen uit wetenschappen in Life Sciences niet houdbaar” => waarden staan veel meer centraal
AANPAK VAN (BIO-)ETHISCHE PROBLEMEN -
-
-
Moreel relevante handelingen: goedkeuring of afkeuring mogelijk Leefregels naleven kan door: o Expliciete regels (Maximes) o Geïnterioriseerde regels (Waarden en Normen) Onderzoek kan twee doelstellingen hebben o Welke waarden bestaan bij welke individuen/groepen = empirisch, moraalwetenschappelijk onderzoek o Welke waarden zouden moeten bestaan? = filosofisch-ethisch onderzoek (= vooral hier discussie) Ethische discussie over waarden en normen: twee types
74
-
-
-
-
o Voorwaardelijke normen (duidelijke reden voorhanden via wetenschap) o Onvoorwaardelijke, categorische normen (niet meteen duidelijk) Historische visie op moraal: regels ontstaan vanzelf o Maatschappelijke drijfveer + Individuele drijfveer => voortdurende interactie o Resultaat ordent maatschappij + garandeert voorbestaan Afhankelijk van plaatselijke noden en beperkingen (vb. Inuït) => Absolute normen/moraal bestaat niet o niet rationeel fundeerbaar o er bestaan geen tijdloze, overalwerkende regels Is deze stelling sociaal-constructivistisch / relativistisch? Zijn wetenschappelijk theoriën door sociale factoren beïnvloed? o Valse theorieën vallen uiteindelijk vanzelf o Het is mogelijk om twee theorieën over zelfde onderwerp te hebben! o Bij ethiek zijn er weliswaar geen ‘feiten’ om op terug te vallen… => beetje relativistisch Vb. Inuït Vb. Slavernij eeuwenlang niet door hoogste ethische instanties afgekeurd TOCH: Pleidooi voor bepaalde ethiek via analyse van feitelijke evolutie o Niet dwingend; moet overtuigend zijn o Historisch: groeiend belang van ‘naastenliefde’ (Gulden Regel,…) o Drie principes (vooruitgangswaarden) Solidariteit en besef van gelijkheid Recht op zelfbeschikking Vermijden van lijden o Langzame eenwording van de wereld => tendens verder uitbreiden o Persoonlijke achtergrond goed analyseren! (biologisch, pedagogisch, persoonlijkheid)
BIO-ETHIEK ALS TOEGEPASTE ETHIEK -
-
-
Geboorte en contraceptie o Geboortebeperking + reproductieve mogelijkheden => onrust en angst o Humanae Vitae (1968) + Congregatie voor de Geloofsleer (1987) = gaat uit van absolute, eeuwige beginselen o Drie argumenten tegen het ‘natuurlijke’ Ook afwijzing van moderne geneeskunde? Periodieke onthouding is ook ontdekt door wetenschappers Huwelijk is cultuurschepping o Statuut van het embryo en van de foetus Contraceptieve middelen die embryo doden: ethisch? Stamcellen kunnen levens redden: gebruiken? Mag men in-vitro babies invrizen/gebruiken/ontleden? Genetic screening o Verantwoordelijkheden/problemen waar we niet op zijn voorbereid Patient: ervaring leert: liever onzekerheid Arts: meldingsplicht? Maatschappij: wie heeft recht op inzage? o Prediker: “In veel wijsheid is veel verdriet. Vermeerder wijsheid = vermeerder verdriet.” Manipulatie van het menselijk genoom o Somatische gentherapie Niet bijzonder succesvol Algemeen aanvaard o Kiemlijnmanipulatie
75
-
-
Mogelijkheid tot correctie maar ook optimalisatie (enhancement) => JONAS: verbieden want techniek is slippery slope “Als technologie negatief kan hebben, zal ze het ook hebben.” Sociale voorkeur van rijkeren Mogen erfgoed van volgende generaties niet aantasten Manipulatie van niet-menselijk genoom o Veel toegepast; voldoende beveiliging ingebouwd o Contrast tussen probleemloos optimisme onderzoekers X ongenuanceerde paniekzaaierij o Argumenten tegen Ecosysteem is zeer gevoelig voor verandering Gevaar voor kwetsbare monoculturen Verschuiving van lokale markten (vb. Madagascar: vanille) o Beste methode: voortdurende controle + geheel van criterie en regels opvolgen = vooruitgang binnen veilige grenzen Omgaan met de dood o Definitie van de dood? Hartstilstand = out Wanneer zijn hersenen écht dood: discussie o Euthanasieprobleem Groeiende bewustwording van zelfbeschikkingsrecht Enkel wettelijk in België en Nederland Drie argumenten tegen • Alleen God of maatschappij mogen beslissen • Artsen moeten leven in stand houden • Deur open voor misbruik Argumenten tegen • Wereldbeschouwing van individu bepaalt veel (Europa vs Iran) • Taak arts = levenskwaliteit garanderen
"De waarde van de filosofie moet voornamelijk gezocht worden juist in haar typische karakter van onzekerheid. Degene, die niet enige kennis van filosofie heeft, gaat door het leven als iemand die verstrikt zit in vooroordelen, ontleend aan het gezond verstand, aan gebruikelijke meningen van zijn tijd en van zijn land en aan overtuigingen die in hem gegroeid zijn zonder medewerking of gezag van de rede. Voor zo iemand is de wereld gericht op begrenzing, eindigheid, evidentie; gewone dingen roepen geen vragen op en mogelijkheden, waarmee men niet vertrouwd is, worden minachtend van de hand gewezen. Zodra we echter met filosoferen beginnen, merken we dat zelfs de meest alledaagse dingen problemen oproepen, waarop slechts zeer onvolledige antwoorden kunnen worden gegeven. Ofschoon filosofie niet in staat is ons met zekerheid te zeggen wat de juiste antwoorden zijn op de twijfel die ze oproept, is ze wel in staat tot het suggereren van mogelijkheden, die onze gedachten verruimen en bevrijden van de tirannie der gewoonte. Hoewel de filosofie ons gevoel van zekerheid ten aanzien van wat de dingen werkelijk zijn vermindert, vermeerdert ze in belangrijke mate onze kennis van wat ze kunnen zijn; ze ruimt het arrogante dogmatisme uit de weg van hen die zich nooit in het gebied van de bevrijdende twijfel hebben begeven en ze houdt ons besef van het wonderlijke levend door vertrouwde dingen in een ongewoon aspect te tonen." B. Russel
76