Historisch Genootschap
MiddenKennemerland
Museum
Kennemerland
LEDENBULLETIN
5 1979
Historisch Genootschap Midden Kennemerland Kennemer Oudheidkamer
Algemene ledenvergadering: Woensdag 25 april 1979 20.000 uur, St. Jozefzaal, O.L. van Goede Raad, Arendsweg 57, Beverwijk. zie punt 9
voor agenda.
Ledenbulletin nummer 5 maart 1979
HGMK Ledenbulletin 5, 1979
-
1.
1 -
Voorwoord Geachte genootschapsleden, Sinds april 1978, de maand waarin ons 4e ledenbulletin verscheen, is er nogal wat gebeurd rond de Oudheidkamer. In de gemeenteraad werd zelfs gesteld dat het "flink rommelt in het Beverwijkse culturele wereldje" (december 1978). Dit naar aanleiding van het voorstel van B en W van Beverwijk om aan de Oudheidkamer de grote zaal van Scheybeeck ter beschikking te stellen. Vanwege deze opmerkingen hebben wij gemeend, als medebestuurder, een brief aan de raad te moeten zenden. Aan het slot van dit bulletin vindt u daarvan een copie. Op de eerstkomende ledenraad hebt u, vanzelfsprekend, het recht om daarover vragen te stellen. Waarom is de Oudheidkamer nog steeds niet open? Sinds enige tijd hebben wij weer eens alle "grijpbare" zaken op moeten bergen vanwege het aanbrengen van een centrale installatie voor brandbeveiliging. Tevens staan nu in onze ruimten 10 vitrines welke binnenkort gemonteerd zullen worden. Om u globaal te informeren, geven wij onze avonturen die verband houden met het verlenen van toegang in de afgelopen twee jaar: april 1977 start werkzaamheden aan de verwarming 27/28 april '77: inbraak met nasleep (zie 4e bulletin) augustus '77 start aanbrengen beveiligingsinstallatie januari '78 start aanbrengen glas- en perspexplaten ter voorkoming van diefstal vanaf eind '76 discussies met gemeente Beverwijk en/of BSCR over ruimteverdeling Scheybeeck november '78 start aanbrengen brand- en rooksignaleringsinstallatie (nog niet voltooid) U kunt zich hopelijk voorstellen dat voor de bestuursleden, die naast de zorg voor de Oudheidkamer nog een drukke werkkring hebben, deze gebeurtenissen extra beslommeringen met zich hebben meegebracht. Dit temeer omdat, noch de werkzaamheden aan de verwarming, noch de activiteiten rond de brandbeveiliging van te voren waren aangekondigd en doorgesproken. Waarom zoiets niet gebeurt is ons een raadsel. Maar ja; als bestuur moet je kennelijk~met zulke zaken leren leven. Dat de heren inbrekers geen seintje vooraf gaven, is zo langzamerhand het enige normale verschijnsel zou men gaan denken. Het herinrichten en openen is tevens bemoeilijkt door de ingewikkelde problemen die er zijn inzake de toekomstige ruimte. Wij hebben nu wel de vitrines, en wij weten ook wat wij daarin gaan exposeren, maar een inrichtingsplan is moeilijk te maken wanneer de ruimte een onzekere zaak blijft. Genoeg "gegriept" over dit soort zaken. Wij nemen aan dat u geen lid van het genootschap bent om daarmee een bu Ll.e t.Ln <::'evuld te willen zien. Daarom hebben wij in deze uitgave maar een flinke scheut Beverwijkse en Wijk aan Zeese historie gedaan. Wij hopen u daarmee een plezier te doen. Het Bestuur.
HGMK Ledenbulletin 5, 1979
- 2 -
HGMK Ledenbulletin 5, 1979
-
2.
3 -
"Gezigt in een der Hollandse Zeedorpen"
(1834)
In 1834 werd te Amsterdam het hiernaast afgebeelde schilderij geêxposeerd. Dit gebeurde in het kader van de toen. jaarlijks in Amsterdam, 'Den Haag of Rotterdam georganiseerde "Tentoonstellingen van levende meesters". In.de càtalogus is het doek opgenomen onder nr~ 146 met.de titel~ "Gezigt·in een der Hol.Land s e Zeedorpen". De .s ch i.Lde.r , die het werk heeft. gesigneerd en gedateerd is Arnoldus Johannes Eyme r.r. Over Eymer ·vermel·dt· Scheen. (l) . da t- ·hij op. 17 jUl).i 1803 te' Amsterdam is. geboren,' zich in'1840te Haarlèm . vestigde en a 1-:daar op 21 januari 1863 is overleden. Toen Eymer;dit schilderij exposeerde was. hij dus 31 jaar" In dat jaar besloot hij trouwens zijn oorspronkelijke beroep van makelaar op te geven om zich geheel aan de kunst te kunnen gaan wijden. Hebben wij hier te doen met een schilderij dat hij bedoelde als een eerste presentatie van zichzelf in dit. nieuwe métier? Een doek dat zijn persoonlijke keuze moest rechtvaardigen? Gezien de flinke afmetingen 7 79 bij 109 cm~ zou men het kunnen vermoe-· den. Gegevens van het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie (2) maken duidelijk dat Eymer meerdere keren geïnspireerd werd door de omgeving van Beverwijk. Zo wordt.reeds in 1832 een schilderij met de titel "Een duinaèhtig landschap in de omtrek van Beverwijk" geêxposeerdo Een jaar later 'wordtdit ons onbekende .... stuk in Ben -Haag' ·tentoongesteld. OQk in latere jaren worden' Ln de 'catalogi van de' "Ten·toonstèllingen van . levende meesters a schilderstukken van z Lj.n , hand genoemd die op onze streek betrekking hebben. In 1837'wordt van Eymer een "Gezigt bij.de .Beverwijk" vermeld·en in 1839 treffen wij."Een duinachtig La ndschap met een korenveld in de omstreken van de Beverwijk" aan (-3) • Ook deze laatste twee stukken - wij nemen, op de titels afgaande, aan dat het hier niet om hetzelfde doek gaat - zijn ons niet bekend. Gaan wij .af op de catalogi, dan is het schilderij waar wij hier over spreken, namelijk ,het "Gezigt in een der Hollandse Zeedorpen" slechts eenmaal geêxposeerd in die jaren. Zou Eymer, zo kan men zich afvragen, er snel een koper voor hebben weten te vinden? Wat valt verder nog over Eymer te berichten? Scheen noemt c. Steffelaar als zijn leermeester en vermeldt dat Eymer een medewerker was van J. van Ravenzwaay. Dit waren beiden kunstenaars die voornamelijk landschappen maakten. Voordat hij zich te Haarlem vestigde, maakte Eymer reizen naar Duitsland. Voorts is bekend dat hij lid was van de Koninklijke Academie te Amsterdam. Diverse musea in ons land o.a. Boymansvan Beuningen te Rotterdam, het Frans Halsmuseum en Teylers Stichting, beiden te Haarlem, het Rijksmuseum Kröller-Müller te Otterlo, de Rijksprentenkabinetten te Amsterdam en Leiden, het Museum Fodor te Amsterdam en het Gemeentearchief van Haarlem bezitten werken, voornamelijk tekeningen en aquarellen, van hem. -
HGMK Ledenbulletin 5, 1979
0
-
- 4 -
Bij de aandachtige waarnemer zal inmiddels het vermoeden zlJn gerezen dat wij te doen hebben met een schilderij van Wijk aan Zee. Is dit werkelijk het geval? Het hoge duin rechts lijkt op het Paasduin; de kerktoren is - een paar details daargelaten F wij komen daar op terug - het evenbeeld van de Wijk aan Zeeër to~ ren; de plaatsing van de huizen ten opzichte van de kerk is in hoofdlijnen in overeenkomst met de ons bekende plattegrond; het van de voorgrond naar het dorpscentrum afdalende terrein is nog steeds aanwezig. Voldoende aanknopingspunten worden ons daarmee geboden. Er zijn er evenwel nog meer. Het vergezicht over de Croft, met de op de horizon boven de uitloper van het duin juist zichtbare spits van de Beverwijkse toren, laat zelfs een nauwkeurige plaatsbepaling van het standpunt van Eymer toe. Uit de hoek waaronder de torens van Wijk aan Zee en Beverwijk worden waargenomen, kan men besluiten dat Eymer zijn schetsen voor dit schilderij op de plaats moet hebben gemaakt waar nu het perceel van Ogtropweg 18 gelegen is. Op een land~ kaart kan men dit nagaan. Er zijn daarmee genoeg vingerwijzigingen gegeven die er op duiden dat het hier inderdaad om een gezicht op Wijk aan Zee gaat. Waarom, zo kan men zich afvragen, noemt Eymer zijn schilderij dan niet "Gezigt op Wijk aan Zee" maar kiest hij, met zijn omschrijving van "Gezigt op een der Hollandse Zeedorpen" een veel algemener titel? Is het uit slordigheid of gemakzucht? Wij menen van niet. Juist omdat wij te doen hebben met een schilderij dat Eyme~ vervaardigde en exposeerde in 1834, het jaar waarin hij besloot zich voortaan voor 100% met de kunst bezig te houden, zou men mogen veronderstellen dat de titel van dit grote doek met zorg gekozen is. Bovendien: De ons bekende titels van de in 1832, '33, '38 en '39 door hem tentoongestelde doeken geven wèl een plaatsaanduiding. Zij verwijzen naar Beverwijk of de omtrek daarvan. Wij nemen de vrijheid om aan het feit dat Eymer aan het hier besproken doek, in tegenstelling tot zijn gewoonte geen precieze, maar een meer algemene, plaats aanduiding meegaf extra aandacht te schenken. De titel, die verwijst naar "een der" zeedorpen, is daartoe te opmerkelijk. Wellicht brengt deze ons nader tot de betekenis die Eymer zelf aan zijn doek poogde mee te geven. Als kind van zijn tijd moet Eymer, zo stellen wij ons voor, wel enigszins bekend geweest zijn met opvattingen die op artistiek gebied in de schilderkunst in zwang waren. Dat in de 18e eeuw de opinie werd verkondigd dat een slaafse weergave van de werkelijkheid te veel beperkingen aan de kunstenaar oplegde, zal hij of geweten of bevroed hebben. Sir Joshua Reynolds, bijvoorbeeld, meende dat een te getrouwe weergave in de schilderkunst vulgair was (4). Daarom had deze Engelse schilder dan ook geen waardering voor de werken van de Hollandse 17e eeuwse meesters. De romantiek, ontstaan aan het einde van de 18e eeuw in Duitsland, stelde "het menselijke gevoel en de verbeelding,
HGMK Ledenbulletin 5, 1979
-
5 -
de taal van het hart en het gemoed" als kriteria voor de kunstopenbaring. Op het gebied van de landschapsstukken werd de realistische of topografische weergave derhalve afgewezen. De nietigheid van ae mens, de eeuwigheid van de natuur waren daarentegen onderwerpen die de romantische schilders in het landschap zagen. "Des Menschen Seele gleicht dem Wasser; Vom Himmel kommt es f zum Hd.mme L s t.e Lqt; es, und wieder ni eder zur Erde muss es, ewig wechselnd Goethe (5) Grote bergketenen~ rotsgevaarten, ve~gezichten, machtige, wolkenmassais in al hun wisselende stemmingen .... (6) hebben volgens de kunsthistoricus Swillens de romantische landschapsschilders geïnspireerd~ Er was echter meer: "Voor de romanticus bleef, ook in de natuur-schildering, de mens, in het middelpunt van de belangstelling staan. Daarmee ging ,gepaard de ontdekking van het eigen land en de eigen cultuur, het volks-eigen karakter en de menselijke noden. De romanticus leed mee met de verdrukten, de verlatenen, de zieken, weduwen en ouderlozen, armen en misdeelden en hun verdriet te ,schilderen begreep hij als zijn plicht" (Swillens 0
•••
'
6) •
Bezien wij Eymers schilderij door deze romantische bril, dan blijken er een aantal artistieke elementen aanwezig die met de hiervoor geschetste kunstopvatting in verband te 'brengen zijn. Wij weten niet met zekerheid in welke mate Eymer'ze opzettelijk, dan wel onbewust heeft opgenomen. Van belang lijkt ons allereerste te pogen ze te beschrijven, wellicht is het dan mogelijk te taxeren of het aannemelijk is dat ze bewust zijn aangebracht.
Onmiskenbaar hebben wij te doen met een schilderij waarvoor de schetsen ter plekke, in Wijk aan Zee, zijn gemaakt. Zoals in die dagen algemeen gebruikelijk was, ~al Eymer het doek in zijn atelier te Amsterdam hebben geschilderd. Dat daarbij details zoals, bijvoorbeeld, de galmgaten in de toren niet waarheidsgetrouw zijn weergegeven, hoeft overigens nog niet op een romantische benaderingswijze te wijzen. Hier kan onnauwkeurigheid, of het niet zwaar tillen aan een zo exact mogelijke weergave, in het geding zijn. Hetzelfde geldt voor de in reliëf gemetselde gotische spitsbogen in het onderste deel van de kerktoren. Deze zijn er, zoals wij met zekerheid weten, nooit geweest. Men mene overigens niet dat de schilder het onderwerp onzorgvuldig benaderde. Aan andere details, die verderop ter sprake komen, zal men kunnen zien dat Eymer wel degelijk oog had voor exactheid. Deze details betreffen echter aspecten die niet met de topografie te maken hebben~ Gaan wij voort met onze beschouwing van de nauwkeurigheid waarmee Wijk aan Zee werd afgebeeld, dan dient opgemerkt te worden dat het Paasduin in werkelijkheid niet zo hoog is als hier wordt gesuggereerd. Met opzet spreken wij hier van suggereren, want het huis op de voorgrond rechts verstérkt deze
HGMK Ledenbulletin 5, 1979
- 6 -
verhoging nog. Betwijfeld mag worden of dit pand er ooit op deze wijze heeft gestaan. Eerder mag men vermoeden dat het optisch verhoogde Ppasduin, tezamen met de donker geschilderde muur van het huis, tot doel had om, enerzijds, de· uit het zuidoosten aandrijvende wolkenmassais te accentueren en, anderzijds, de blik te richten op het· vergezicht over de Croft. De wolken-' vlucht wordt nogmaals v~rsterkt door de wolkenmassa die zich boven de torenhaan verheft. Op deze wijze bezien, vervult de geheel rechts staande woning een scharnierfunctie ten behoeve van de compositie. Men mag vermoeden dat hier de topografie dan ook welbewust ondergeschikt wordt gemaakt aan de algehele artistieke opzet van het doek.
Wat zien wij af.gebeeld? Een stil vervallen dorp. De daken van alle huizen op ·de voorgrond missen her en der dakpannen. De regen heeft vrij toegang. Op de voorgrond zien we vier kinderen met een hond, rechts. zit· een kat op een schutting waarvan een deel in het ongerede is geraakt. Op de achtergrond lopen drie volwassenen en twee kinderen. Zijn zij op weg naar het Franse Pad? Wij weten dat Wijk aan Zee in het begin van de J.ge eeuw totaal verarmd was. Scholtens (7) geeft daarover kernachtige cijfers. Hij vergelijkt het aantal geboorten en huwelijken en komt tot de conclusie dat het dorp met "wegterend" en "ui tstervend" kan worden .gekarakteriseerd.
1731 .- 1740 1801 - 1810
Aantal huwelijken
Aantal geboorten
90 12
284 67
Er heerste nood en ellende. In een ministerieel rapport aan koning Lodewijk Napoleon wordt. vermeld dat de Wijk aan Zeeërs "bijna dagelijks met gehele zwermen in de Beverwijk en daar omstreeks rondlopen om hun brood te bedelen". De armoede werd mede veroorzaakt door de beperkingen die de zeevisserij werden opgelegd in de Franse tijd (8). In 1804 werd er te Amsterdam ten bate van Wijk aan Zee en Zandvoort een collecte gehouden. In 1809 waren er nog twee vissersschuit jes, zogenaamde pinken J in gebruik. De energiekste bewoners waren naar elders vertrokken. Ook Karshoff en Van der Aa (9) maken rond het midden van de vorige eeuw - om precies te zijn~ in 1845, elf jaar nadat Eymer zijn schilderij maakte - melding van de zware tijden. Over het Oude Mannen- en Vrouwenhuis heet het: "Thans worden daarin nog drie of vier oude lieden verzorgd, latende de tegenwoordige inkomsten geen meerdere opname toe". De middelen van bestaan waren toen de landbouw en de schelpenvisserij. De zeevisserij was sinds 1833 geheel te niet. Het aantal inwoners was teruggelopen tot + 260. In 1849 telde het dorp niet meer dan 60 woningen. Ter vergelijking: Op het eind van de middeleeuwen stonden er + 250 huizen te Wijk aan Zee.
HGMK Ledenbulletin 5, 1979
- 7 -
Sinds 1806 kon de Nederlands Hervormde Gemeente geen predikant meer onderhouden. Eenmaal in de drie weken werd er gepreekt. Om beurten werd dit door de dominees van Velsen en Beverwijk verzorgd. Ook het Rooms Katholieke kerkje (het is op Eymers schilderij niet te zien) had geen pastoor meer. De dienst werd vanuit Beverwijk door een kapelaan verricht. Nog in 1865, er was toen een eerste aanzet tot het badleven te bespeuren, maakte Wijk aan Zee een zeer armoedige indruk. E.J. Potgieter, een exponent van de hoog-romantiek in de vaderlandse poëzie (10), dichtte in dat jaar: Arm Wijk aan Zee~ dat Wijk in Duin moest heeten, Daar verr' van ' t strand, daar in een dal ge ligt; Als bij uw kerk een klooster waar' gesticht De wereld zou geen stiller wijkplaats weten .... In het zelfde gedicht leest men ook: In Wijk aan Zee? den trap op van dien toren~ Wie ' t somber dorp het hart met schrik voelt slaan, Ten trans hoe hoog de middagzon moog' staan, Ten trans, al ging in scheem'ring 't zwerk verloren! (11) Dit zag de romantische dichter Potgieter in 1865. Wil Eymer met zijn schilderij óók een indruk geven van de allertreurigste toestand in de zeedorpen? Als makelaar, Amsterdammer en regelmatig bezoeker van de omgeving van Beverwijk heeft Eymer de moeilijke economische en sociale situatie van ons land, van de zeedorpen én van Wijk aan Zee gekend. Geeft het doek zijn visie daarop als romantische kunstenaar? De sfeer waarin het is geschilderd pleit ervoor.
Gaan wij te rade bij een artikel over het architectonisch verleden van Zandvoort, het dichtst bij Wijk aan Zee gelegen Hollandse vissersdorp, dan blijkt dat de bouwwijze van de huizen op het schilderij typerend is voor die der hollandse zeedorpen (12). Men lette op de vorm van de schoorstenen en de wijze waarop de daken van de huizen - met een flauwe knik - aansluiten op de minder steile daken van de aanbouwsels. Ook de pyramidevorm van enige daken geeft ons een aanwijzing. Deze daken eindigen niet in een punt doch in een zadelvorm van enkele dakpannen breed (13). Op foto's die rond 1900 te Wijk aan Zee zijn genomen, kan men bij enige hooischuren nog zulke pyramide-daken zien. Voor de hooiberg, links op het schilderij, zien wij een in de grond gestoken staak die eindigt in een gaffelvorm. Op enige afstand daarvan is, schuin achter het wandelende meisje, een zelfde staak geplaatst. Het doel ervan wordt ons onthuld op een aquarel die J. Jelgershuis in 1812 te Zandvoort maakte en die nu berust in het gemeentearchief van Haarlem (14). Wij hebben hier te doen met wat wij nu een drooglijn zouden noemen. In de gaffels werd een derde lange stok gelegd. Deze was eerst door de armsgaten van de te drogen jassen, jakken of buizen gestoken.
HGMK Ledenbulletin 5, 1979
- 8 -
Dit brengt ons op de kleding. De zittende jongen - of is het een man? - draagt een typische hoed. Dat is een hoed die hoort bij de zondagsdracht der mannen in de zeedorpen (15). Deze vissershoed vertoonde overeenkomst met de zeeuwse hoed, maar was minder langwerpig - hij had meer van de engelse "bowler-hat" of/en de romeinse hoed van zekere roomse geestelijken. Ook de broeken, die door zowel de zittende jongen als door de jongen met de vissersmand worden gedragen, zijn typisch voor de klederdracht; Vèr boven de klompen eindigen de broekspijpen. Het roodbaaien hemd, waarover men meestal een jak met korte mouwen droeg, is ook kenmerkend voor de dracht in de zeedorpen. Beiden zijn duidelijk te zien bij de jongen die rechts op de voorgrond staat. Tot slot nog aandacht voor de vismand die dezelfde jongen in de hand houdt. De vorm ervan komt overeen met die welke wij zowel van een foto van een Zandvoortse visloper kennen, als van een afbeelding in het plaatwerk de "Nederlandse kleederdragten" van 1857 (16). Men bedenke bij dit alles dat er tussen de Hollandse zeedorpen inzake bouwstijl, gewoonten, taal, en klederdracht een grote mate van overeenkomst valt te constateren. Tussen Wijk aan Zee en Zandvoort zullen hier weinig kènmerkende verschillen hebben bestaan. C. Varkevisser zegt hierover in zijn artikel: "De visserij en de oude kustplaatsen" dat .... "de punten van overeenkomst talrijker en belangrijker (zijn) dan de verschillen. Door vergelijking met plaatsen waar de traditie het langst heeft bestaan, is het daarom mogelijk deze ook voormalige vissersdorpen tot leven te brengen" (17). -
0
-
Tot zover een beschrijving van een aantal elementen in het schilderij die geplaatst kunnen worden in het kader van de romantische benaderingswijze van de schilder. De vraag blijft of Eymer dit alles bewust heeft gedaan. Een bewijs is hier moeilijk, zo niet onmogelijk te geven. Toch wagen wij het er op achter de titel "Gezigt in een der Hollandse Zeedorpen" meer te zoeken dan een vage plaats aanduiding van een geschilderd tafereel. Wij durven in dit schilderij, dat overduidelijk op Wijk aan Zee wijst, ook meer te zien dan een topografische afbeelding. De door Eymer gekozen titel, tezamen met de besproken artistieke en historische aspecten wijzen onzes inziens op een poging om dit op Wijk aan Zee gelnspireerde doek op de Amsterdamse tentoonstelling in 1834 te presenteren als een eigentijdse verbeelding van de romantische opvattingen èn de visie van de maker. Een visie die naast artistiek ook sociaal bewogen was! Zou het, zo vragen wij ons af, Eymers bedoeling geweest zijn om in zijn schilderij iets te verbeelden dat aansprak bij zijn tijdgenoten. Een schilderij dat geen plaatje was, maar dat een gemoedsgesteldheid zou oproepen die overeenkomt met bijvoorbeeld de volgende strofen uit Potgieters gedicht "Holland" (1832):
HGMK Ledenbulletin 5, 1979
-
9 -
"Grauw is uw hemel en stormig uw strand, Naakt zijn uw duinen en effen uw veld, U schiep natuur met een stiefmoedershand, Toch heb ik u lief, 0 mijn Land~ Het feit dat Eymer dit schilderij exposeerde in het jaar dat hij vanuit een innerlijke overtuiging besloot zich voortaan geheel te wijden aan de schilderkunst, wijst daarop. De studiereizen die hij, na het tonen van dit doek, in 1835 en '36 naar Duitsland - het brandpunt van de romantiek - maakte, versterken ons vermoeden (18). -
0
-
Nawoord Het bestuur van de Oudheidkamer heeft het genoegen u te kunnen berichten dat het in staat wordt gesteld om het originele schilderij aan u te kunnen tonen. Tevens achten wij het mogelijk om dit unieke schilderij, Midden-Kennemerland betreffend, voor de collectie te verwerven. Daarmee zouden wij niet "'n schilderij" , maar een doek verkrijgen dat subjectief voor de maker bijzonder veel betekend heeft en waarin gepoogd werd de menselijke situatie in Wijk aan Zee en andere zeedorpen romantischgeëngageerd te tonen. De titel wijst daarop. R. Verwer.
Noten: 1. 2. 3.
4. 5. 6. 7. 8. 9.
HGMK Ledenbulletin 5, 1979
Scheen, P.A.i Lexicon Nederlandse beeldende kunstenaars 1750 - 1950i 1969 - 1970, pag. 328. Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie, afdeling 1ge eeuw, map A.J. Eymer. Catalogi Tentoonstellingen van levende meesters; 1833 Den Haag, cat. nr. 103; 1838 Amsterdam, cat. nr. 134 en 1839 Amsterdam, cat. nr. 114. Bron: Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie. Sillevis, J; "Ruskin en het image van Turner"; Tableau, tijdschrift over beeldende kunst, museumaktiviteiten en kunsthandel; Ie jaargang, no. 2, pag. 12. "Gesang der Geister über den Wassern", op 167. F. Schubert 1817 en, laatste versie, 1821. Swillens, P.T.A.; Encyclopedie van de schilderkunst en aanverwante kunsten; Prisma, 1977, pag. 139. Scholtens, H.J.J.i Uit het verleden van Midden-Kennemerland, 2e druk 1968; pag. 174 e.v. Haan, Tj.W.R. de en Hekker, R.C.i Oud Zandvoort, bijdragen tot de geschiedenis en de volkskunde van een voormalig vissersdorp; Zandvoort 1960, pag. 14. Zuid- en Noord Hollandsche Volksalmanak voor 1845, pag. 81 - 96. In verband met de grote zeldzaamheid van deze almanak is de bijdrage van C. Karshoff en A.J. van der Aa in het 4e ledenbulletin van het Historisch Genootschap Midden-Kennemerland herdrukt. April 1978.
- la la. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18.
HGMK Ledenbulletin 5, 1979
Knuvelder, G.i Inleiding tot de Nederlandse Letterkunde, deel 2, 1948, pag. 37. Sepp, Chr.E.i Gids voor Beverwijk en Omstreken, Beverwijk 1902, pag. 41 (Herdrukt in 1977, nog verkrijgbaar). Oud Zandvoorti zie noot 8, pag. 49 e.v. Het architectonisch verleden van Zandvoort. Brandts Buys, L.i De landelijke bouwkunst in Hollands Noorderkwartier 1974. Haan, Tj.W.R. dei Gort met stroop. Over geschiedenis en volksleven van Zandvoort aan Zee, 1968, pag. 98. idem, pag. 134. Oud Zandvoort i zie noot 8, pag. 45 en 93. idem, pag. 34. Immerzeel, J.i De levens en werken der Hollandsche en Vlaamsche kunstschilders, beeldhouwers, graveurs en bouwmeesters 1855. Immerzeel vermeldt o.a. over Eymer: "leerde aanvankelijk tot zijne uitspanning (= genoegen), de teeken en schilderkunst .... en daarin meer naar wensch slagende, ontdeed hij zich in 1834 van zijne bemoeijingen als makelaar, om zich geheel aan de kunst te wijden .... "
-11-
3.
VOOR BEVERWIJK VERLOREN •••• De Beverwijker die het Frans Halsmuseum in Haarlem wel eens heeft bezocht en, staande in de gang tussen de balie en de garderobe, de blik omhoog heeft laten gaan, zal daar een in de muur ingemetselde gevelsteen met het wapen van Beverwijk hebben opgemerkt.
H~
of
z~
zal zich hebben afgevraagd of die steen wellicht uit Beverwijk afkomstig is. Dat weten we niet, maar we behoeven de mogelijkheid niet uit te sluiten. Gevelstenen met een stadswapen kwamen vroeger vooral voor in de eigen stad, met name in de gevels van de stadsgebouwen, als decoratie en als merk van eigendom. In de gevels van het vroegere Beverwijkse stadhuis aan de Breestraat, zoals die
z~n
afgebeeld op twee aquarellen die zich in de Kennemer
Oudheidkamer bevinden,
zi~men
heel duidelijk een steen met daarop
,
het stadswapen. Het is niet bekend waar die stadhuissteen is gebleven. Gezien de afmetingen is het zeker niet de steen van het Frans Halsmuseum. Het is voorts nodig te bedenken dat men in heel wat steden aan gebouwen wapens van andere binnen- èn buitenlandse steden aantrof, meestal aan logementen en kroegen en aan winkels. Wie
z~n
weg door het Frans Halsmuseum vervolgt, vindt in de vroegere
eetzaal van dit voormalige oudemannenhuis een viertal gebrandschilderde ramen met familiewapens, waaronder respectievelijk te lezen staat: Arent Jansen, schout-scheepen, 1645 Klaas van Iperen, burgemeester, 1645 Pierre de la Chambre, scheepen, 1645 Claes Jacobsen Laekeman, scheepen, 1645. Het zal menigeen verbazen te vernemen dat dit de namen
z~
van Bever-
wijkse hoogv/aardigheidsbekleders uit de 17de eeuw. We hebben hier te doen met fragmenten van een groot gebrandschilderd raam dat De Grote of st. Aagtenkerk van onduidel~~e
Beverw~~
eert~ds
sierde en dat daaruit op
wDze verdwenen is.
Daar is het niet
b~
gebleven. In de oude St. Bavo op de Grote Markt
te Haarlem kan men een groot wapenraam bewonderen, dat in 1679 door Kr~
Cuylenborch werd vervaardigd voor de kerk van Beverwijk.
In het boekje dat J. van der Linden schreef over de Beverwijkse kerk kan men lezen hoe dit grote raam, tezamen met een ander glas uit 1654, met daarop het wapen van burgemeester Laekeman, voor Beverwijk verloren is gegaan. Bij de restauratie van de kerk in 1924 stuurde "iemand" de beide ramen voor herstel naar een glazenier in Roermond.
~adat
restauratie voltooid was, bleek dat de kerkeraad hiertoe eigenlijk
HGMK Ledenbulletin 5, 1979
de
-12~
geen opdracht had gegeven. Hen vond het voldoen van' de kosten uit de kerkekas onverantwoord en het einde van het gezang was dat de fraaie glazen voor de kerk verloren gingen en voor een betrekkelijk g~~ing
bedrag in Haarlem terechtkwamen. Dat zoiets nog in 1924 moge=
~
was, stemt tot nadenken.
~e
wat verder in de historie teruggaat ontdekt meer voorbeelden van
no~chalant
g~g I~
omspringen met Beverwijks cultuurbezit. Ook het stadsbestuur
daarbij niet altijd vrijuit.
de Kennemer Oudheidkamer bevinden zich vier blazoenen van rederij-
~skamers
uit Amsterdam, Haarlem en Schiedam, die tijdens een land-
jmweel, dat in 1621 in Beverwijk werd gehouden, door de bezoekende ~mers ~n
werden geschonken. In een beschrijving uit 1804 van de hand
Ao Loosjes pz. lezen we over deze blazoenen:
"De oude blasoenen in de Beverwijk ••• heeft de uitgever dezes met moeite nog te zien gekreegen, als weggeborgen onder oude prullen boven het steêhuis in de Beverwijk. Omdat het mogelijk is, dat ook dezelve eerlang geheel vernietigd zullen zijn, verdienen zij hier eene korte beschrijving." Behalve de exemplaren die nu in de Oudheidkamer hangen,vermeldt wosjes ook een exemplaar van de Beverwijkse rederijkerskamer "De Witte Lelie", dat sindsdien spoorloos. is.
H~i
omac hr-ijf b het als volgt:
"Het blasoen van de kamer der VJitte Lelie stelt voor de vlucht van Joseph, Maria en het kind Jesus uit Egypte, met het devies: Wij wijcken Tooren, zijnde aan de agterzijde van het ezel een tooren geschilderd. Behalven het jaartal 1594 en de drie leliën, vertoont zich aan de rechte zijde het wapen van Holland, aan de linkerzijde dat van Haarlem, en onder aan het wapen der Stede Beverwijk.tt }fn de Oudheidkamer bevindt zich een "blazoen" dat aan het eind van
ue
vorige eeuw aan de hand van deze beschrijving is vervaardigd. de Oudheidkamer bezoekt mene dus niet dat daar het originele
~ie
exemplaar hangt. BDe torens van de kerken waren in de Franse tijd tot eigendom van de steden en dorpen verklaard. In 1804 kwam de Municipaliteit (het ~emeentebestuur) van ~edachte '~oor
het zeer verarmde Beverwijk op de onzalige
om de grote luiklok uit dè toren, die van 1733 dateerde,
middel van advertenties in de kranten te koop aan te bieden.
1~~~lukkig
ging de verkoop niet door.
de Tweede Wereldoorlog hebben de Duitse bezetters de klok uit de ;àr,ren gehaald om het brons voor hun oorlogsindustrie te gebruiken. HGMK Ledenbulletin 5, 1979
-13Ook aan deze aanslag is de klok ontsnapt. Hier ligt stof tot nadenken voor hen die de Wijkertoren gewoonlijk achteloos
voorb~lopen.
In 1887 is een deel van de oude Beverwijkse archieven door verkoop in ,
handen geraakt van een Amsterdamse antiquaar. Zo weinig waarde hechtte het gemeentebestuur in die jaren kennelijk aan de stukken die betrekking hadden op het
Beverw~kse
verleden. Gelukkig slaagde de rijksarchivaris
in Noord-Holland erin de 500 kg Cl) archiefstukken aan te kopen en dit materiaal aldus voor historici en andere belangstellenden te behouden. Dat onze voorouders zich niet
b~
voortduring bewust waren van de bete-
kenis van de bestaande monumenten van geschiedenis en kunst, ja dat men er zelfs in bepaalde perioden toe overging om moedwillig dergelijke monumenten te vernietigen,
bew~st
het volgende citaat uit een
werk dat het licht zag in 1796, toen de fervente democratiseringspogingen van de Patriotten nog in volle gang waren: ft
••••
en 't is te denken dat met het verbannen van alles
wat adelijk plag genoemd te worden ••• alle deeze en derge1yke cier100ze
overb1~fselen
en gedenkteekenen van den
adeldom, welke onder ons, tot schande van onze afkomst heeft plaats gehad, zullen weggeruimd worden, en wij onzen vrijen grond derhalven niet meer zullen ontcierd zien met die puinhoopen, welke ons nog dagelijks ter
onze~eschaa
minge voor den geest brengen, hoe verre wij, door duizende listen van de vermogenden onder ons, vervallen geweest .. ft zJ,Jn. De woede van de Patriotten richtte zich trouwens niet alleen tegen
de kastelen. Ook andere symbolen van adeldom en regentenheerschappij moesten het ontgelden. Alles wat aan het oude bewind herinnerde moest verdwijnen. Ook de kerken ontsnapten niet aan deze zuivering. De borden met wapens van vroegere vooraanstaande families werden weggehaald. Men ontzag zich ze2fs niet om graftomben en grafstenen met mokers en beitels te ontdoen van familiewapens en wat verder deed denken aan het gehate "ancien régime". De sporen van deze vernielzucht zijn nog heden ten dage ook in de Beverwijkse kerk zichtbaar. Dit alles roept herinneringen op aan de in 1966 in China begonnen "culturele revolutie", toen er ook daar mensen waren die alles wat aan het verleden herinnerde grondig poogden uit te wissen. Dat zal èns niet meer gebeuren denken we dan vol afschuw, maar intussen voeren "Heemschut" en reeksen van verwante organisaties
HGMK Ledenbulletin 5, 1979
-14 een niet aflatende strijd om de monumenten die ons land nog bezit voor de ondergang te behoeden. We zagen dat een aantal belangrijke zaken uit het Beverwijkse verleden in Haarlem terecht is gekomen. De gegeven opsomming is niet volledig. In de Haarlemse stadsbibliotheek berusten boeken en handschriften die eertijds deel hebben uitgemaakt van de bibliotheken van de twee Beverwijkse kloosters, Sion en het convent van de koorzusters van Nazareth, die beide in de 80-jarige oorlog van de aardbodem zijn verdwenen. Het is eigenlijk verbazingwekkend dat er nog iets van de boekenschat van deze kloosters behouden is gebleven. Uit het in 1429 gestichte klooster van de Reguliere kanunniken, Sion, zijn zeven gedrukte werken uit de 15de eeuwen een handschrift in de Haarlemse bibliotheek terecht gekomen. Voorts bezàt het Bisschoppelijk museum te Haarlem nog een handschrift en een incunabel uit Sion afkomstig. (Een incunabel ofwiegedruk is een boek dat voor 1501 gedrukt is).
De beide laatst-
genoemde werken zullen, na de opheffing van het Bisschoppelijk museum, wel in het Rijksmuseum voor religieuze kunst in Utrecht zijn beland. Uit het bezit van de zusters van Nazareth is slechts één boek in de Haarlemse stadsbibliotheek aanwezig, en wel een incunabel uit 1484. Voor het overige bestaat uit kloosterbezit nog een handschrift, dat in het Bisschoppelijk museum van Haarlem berustte en dat nu ook wel in Utrecht zal zijn, en voorts nog een tweede handschrift dat wordt bewaard in de Bodleian Library te Oxford in Engeland. Dat is vermoedelijk alles wat er van de boekenverzameling van dit nonnenklooster bewaard is gebleven. De incunabel van 'Nazareth' in de Haarlemse stadsbibliotheek is voorzien van een met de hand geschreven inscriptie die, terugblikkend op de bewogen historie van dit klooster, nogal navrant aandoet: "Dit boeck hoert tot die nonen indie beverwyck Item die dit boeck vynt geeft hoer luyden weder om gods willen off die duvel zal hem villen" (dit boek behoort toe aan de nonnen in Beverwijk; wie dit boek vindt, moet het aan hen teruggeven om Gods wil, of de duivel zal hem villen). Na het verdwijnen van de Spaanse overheid zijn de bezittingen van de beide Beverwijkse kloosters in 1577 door de Staten van Holland gekonfiskeerd. In 1581 kwam er een overeenkomst tot stand tussen de Staten en het stadsbestuur van Haarlem, waarbij o.a. bepaald werd dat de helft van de goederen van de beide kloosters aan Haarlem werd toegewezen; de andere helft behielden de Staten zelf. Hieruit is verHGMK Ledenbulletin 5, 1979
-15moedelijk het
verbl~f
van een aantal werken uit deze kloosters in
de Haarlemse stadsbibliotheek te verklaren. Het stadsbestuur van Deverwijk heeft klaarblijkelijk op de gang van zaken geen enkele invloed kunnen uitoefenen. Het is niet in alle opzichten een opwekkend beeld dat wij hier geschetst hebben. Het lijstje van uit Beverwijk verdwenen kunstvoorwerpen vormt trouwens l~~heid
waarschijnl~~
nog maar een fractie van wat er in werke-
in het verleden door
~eld~ebrek,
verwaarlozing, overmacht,
onkunde en ongètnteresseerdheid aan historisch belangrijke zaken voor Beverwijk verloren is gegaan. Zo nu en dan komt er op veilingen en bij antiquairs wel eens iets van betekenis tevoorschijn dat het verleden van Midden-Kennemerland raakt. wellicht zou de Beverwijkse gemeenteraad er eens toe kunnen komen om de benodigde financiële middelen beschikbaar te stellen om in zo'n geval tot aankoop, of misschien terugkoop, over te gaan. Zo'n voorwerp zou dan best een plaats kunnen krijgen in de Kennemer Oudheidkamer, een stichting waarin de gemeente Beverwijk participeert en waarvan het bezit, anders dan bij een particuliere collectie, in feite aan de Beverwijkse gemeenschap toebehoort. Dat laatste schijnt niet iedereen te weten.
Er bestaat in ons land een grote variatie in de wijze waarop de onderscheidene gemeenten met hun cultuurgoed omspringen. Beverwijk loopt nog niet in de voorste gelederen, als het gaat om het voeren van een museaal beleid dat andere
~emeenten
tot voorbeeld kan strekken.
drs. J. van Venetien Literatuur:
J. van Lennep en J. ter Gouw, De uithangteekens in verband met geschiedenis en volksleven beschouwd. 1868. J. van der Linden, De geschiedenis van de Grote Kerk te Beverwijk. 1965. A. Loosjes Pz., Hollands Arkadia of wandelingen in de omstreeken van Haarlem. 1804-1805. N.J.M. Dresch, Inventaris van het oud-archief der gemeente Beverwijk, 1250-1817. Ca. 1928. L. van Ollefen, De Nederlandsche stad- en dorp-beschrijver, 4e deel, Kennemerland. 1796. Uit de voorgeschiedenis van de Stadsbibliotheek te Haarlem. 1971.
HGMK Ledenbulletin 5, 1979
- 16 -
HGMK Ledenbulletin 5, 1979
- 17 4.
De O.L. Vrouw van Goede Raad; een 65 jaar oude moderne kerk in Beverwijk
Dezelfde leeftijd als weekblad "de Kennemer", heeft de kerk aan de Arendsweg. Alleen daarom al is het interessant óók eens de aandacht op deze kerk te vestigen. Bovendien was eind verleden jaar de Kennemer Oudheidkamer zo gelukkig om 16 glasnegatieven van foto! s, waarop de "Goede Raad staat af qeb ee Ld , te bemachtigen. De foto's zijn in opdracht van de architect Kropholler gemaakt. Hij was van plan ze te gebruiken. om er artikelen in vaktijdschriften mee te illustreren. Wij weten nog niet of ze daar ook werkelijk voor zijn gebruikt. Van een van de negatieven ziet u hierbij een afdruk. 11
Al eens eerder, in 1975, heeft het Historisch Genootschap Midden Kennemerland op het belang van de kerk gewezen. Dit door middel van een brief aan het gemeentebestuur. Geadviseerd werd daarin om een architectonisch oordeel te laten opstellen over de plaats van dit bouwwerk in het gehele oeuvre van Kropholler. Deze was, zoals bekend, de.trouwste volgeling van de grote architect Berlage; een bouwmeester die ook ver bui ten onze landsgrenzen aanzien genoot. De "Goede Raad" . blijkt bovendien de éérste kerk van Kropholler (1882 - 1973) te zijn. Nadien zijn door hem in Scheveningen, Rotterdam, Bornerbroek, Treebeek, Den Haag, Delftshaven, Tilligte, Ursem, Amsterdam (2 x), Neerbeek, Vught, Leiden, Den Bosch en Holbaek - in Denema.rken .- godshui zen .gebouwd. Wi j hebben dus in Beverwijk te doen met de eersteling van een veel gevraagde kerken-' bouwer! Dat tijdgenoten de autodidact Kropholler waardeerden, blijkt uit opdrachten voor o.a. raadhuizen in diverse gemeenten en, a.lweer o.a., voor het Van Abbemuseum te Eindhoven. Beziet men de O.L. Vrouw van Goede Raad, dan zullen wellicht velen niet vermoeden dat wij hier met een bouwwerk va.n vóór de eerste wereldoorlog te maken hebben. Wie zich de sfeer van die dagen voor de geest probeert te halen en daarbij tevens denkt aan de toenmalige omstandigheden in het tuindersdorp Wijk aan Zee en Duin, vraagt zich misschien af waarom zo'n moderne kerk op deze plaats werd neergezet. Wij kunnen dit nu nog niet beantwoorden. Wij beperken ons hier tot de vraag waarom de kerk "modern" t.e achten is. Kropholler zelf geeft ons in een te Genève verschenen boek "Kirchenbau von Heute" (1931) daarover inzicht. Hij geeft daarin zijn uitgangspunten die hij bij het ontwerpen van kerken koos. Bij nader inzicht blijkt dat deze ook bij de bouw van onze Beverwijkse kerk zijn toegepast. Alhoewel de architect waardering uitspreekt voor de bouwwerken van Cuypers Sr. - de grote inspirator van de neo-gotische kerkenbouw in ons land is hij van mening dat voor een andere opvatting bij het bouwen van godshuizen gekozen moet worden. Consequent dient daarbij vooral gestreefd te worden naar het maximaal richten van de aandacht van de gelovigen op het altaar en naar een zo economisch mogelijke bouwwijze. Dit met
HGMK Ledenbulletin 5, 1979
-18 -
inachtneming van het devies van Cuypers om iedere vorm uitvloeisel te doen zijn van het doel dat de architect zich stelt. Vanuit dit vertrekpunt is gekozen voor o.a. zo breed mogelijke bankenrijen om de afstand van de gelovigen tot het altaar zo klein mogelijk te doen zijn; het achterwege laten van pijlers die het zicht op het altaar zouden kunnen belemmeren; het concentreren van veel natuurlijke lichtinval op het priesterkoor; en het enigszins beperken van de lichtinval op de plaats van de gelovigen. Een te helder natuurlijk licht ter hoogte van de kerkbanken gaat ten koste van stemming en sfeer in de kerk: Bovendien gaat daarmee de mogelijkheid verloren om, door te spelen met licht, de aandacht op het altaar te richten. Ook moeten de aanwezigen het gesproken woord zo goed mogelijk en zonder gebruik te maken van technische hulpmiddelen, zoals microfoon en klankborden, kunnen verstaan. Kropholler meende dit te kunnen bevorderen door het gebouw niet te hoog op te trekken en koepels en gewelven, die voor een goede accoestiek nadelig zijn, te vermijden. Vanuit economisch gezichtspunt werd gestreefd naar een zo eenvoudig mogelijke bouwwijze. Dus: Geen nodeloze omslag! Geen koepels, gewelven" kolommen enzovoort. De zijmuren werden met behulp van steunberen zó .degelijk gebouwd dat deze alleen de zeer brede overspanning van de kapconstructie konden dragen. De kapconstructie zelve werd zichtbaar gelaten. De gebruikelijke middelen om deze aan het oog te onttrekken, gewelven of een houten binnenplafond, werden als overbodig en kostenverhogend gezien. Voorts werd er naar gestreefd om het beschilderen van muren en plafonds te beperken. Echt kunstvolle beschilderingen werden door Kropholler gezien als "onbetaalbaar in onze dagen". Vandaar een bouwwijze waarin de gebruikte bouwmaterialen zichtbaar blijven. De materialen zelf, voornamelijk baksteen en hout, zijn inlands. Dure geïmporteerde steensoorten e.d. werden welbewust beperkt tot een minimum. Deze korte en onvolledige aantekeningen mogen voldoende zijn om de kerk aan de Arendsweg te gaan bezien als een oprechte poging om een kerk vóór - en niet: "op kosten van" - de gelovigen te bouwen. Het is een poging tot een "bezonken en gemeenschappelijken bouwstijl". Kropholler stelt dat dit "van bouwmeesters vraagt om de algehele oorspronkelijkheid aan anderen over te laten". Hij richt zich ook in zijn boek tot de bouwheren door verder te gaan met een: "van de Pastoors (vraagt het), om niet ieder voor zich weer met het nieuwste bouwkunst-wonder voor den dag te (willen) komen". Het komt ons voor dat zo'n opvatting als "modern" mag worden gezien in die dagen. Werd niet in Haarlem tezelfder tijd, van 1895 tot 1930, door Joseph en Pierre Cuypers aan de nieuwe St. Bavo gearbeid? En werd die niet door een enkeling ondeugend het "Kleine Vaticaan" genoemd? Beverwijk heeft interessante en mooie kerken. Wie ze kritisch vergelijkt komt, zonder over smaken te hoeven twisten, tot de conclusie dat de O.L. Vrouw van Goede Raad - in zijn tijd geplaatst - wel eens de meest originele zou kunnen zijn. Dit ondanks Krophollers advies om oorspronkelijkheid aan anderen over te laten. Wij blijven echter voorzichtig in ons oordeel omdat het wachten is op een studie van architectonisch deskundigen. R. HGMK Ledenbulletin 5, 1979
Verwer
- 19 -
Op een aantal zaterdagen in mei en juni 1977 werd door leden van de Archeologische Werkgroep van de Kennemer Oudheidkamer een onderzoek ingesteld bij de Grote Kerk in Beverwijk. Aanleiding voor dit onderzoek, dat plaats vond met medewerking van het College van Kerkvoogden van de Hervormde gem(.:.ente Beverwijk-Heemskerk, was de restauratie van de zuiderbeuk van de kerk. Hoofdzakelijk langs de zuidzijde van het kerkgebouw werd op een vijftal plaatsen gegraven. Op de plattegrond in figuur 1 zijn deze plaatsen aangegeven met de cijfers 1 t/m
5.
Begonnen werd langs de muur van het middenschip dat zich bevind tussen de oostmuur van de zuiderbeuk en de grafkapel van Van Harencarspel (1). Deze muur vertoont boven de grond al enkele verschillende bouwkundige details (zie foto 1): rechts een dichtgemetselde, spitsbogige opening; links, wat minder 'goed te zien, een rechthoekig stuk muur me t daarop een boog naar links, gedeeltelijk zichtbaar achter de pijp van de regenwaterafvoer. Bij het graven bleek het volgende: De rand van de spitsbogige opening loopt tot ca 35 cm onder het maaiveld door; op deze hoogte bevinden zich 2 plavuizen die mogelijk de drempel vormden maar ook als vulling in het metselwerk kunnen zijn gebruikt. Vanaf deze plavuizen gemeten is de maximale hoogte van de opening 208 cm. Onder het niveau van de plavuizen komt eerst ca 60 cm bakstenen van verschillend formaat voor en vervolgens 10 lagen afwisselend kloostermoppen en tufsteen. Het formaat van de tufsteen is gelijk aan dat namelijkz
v&~
de kloostermoppen,
27,5 x 14,5 x 7,5 cm, zodat zonder bezwaar de tufstenen en klooster-
moppen door elkaar konden worden gebruikt: Eén stuk tufsteen had een lengte van 40 cm en een dikte van 7-8 cm. De vlijlaag bestaat uit kloostermoppen en ligt op ca 190 cm onder het huidige maaiveld. Onder het rechthoekig stuk muur bevindt zich onder het .maaiveld een weggehakte fundering die haaks op de muur heeft gestaan, dus parallel aan de oostmuur van de zuiderbeuk. Kennelijk zijn dit de restanten van een oudere oostmuur van de zuidbeuk die dan met bogen, zoals de boog die nu nog gedeeltelijk in de muur zichtbaar is, verbonden was met het middenschip. Welke functie dedichtgemetselde opening precies had is nu moeilijk te achterhalen. Mogelijk is de hier beschouwde muur een deel van het koor geweest en heeft deze opening als priesteringang gediend.
HGMK Ledenbulletin 5, 1979
-
20 -
I
C
5
0 A
0
0
o
o o
D
B
4
0
0
0
o F
E A B
C D E
F G H I
o
toren portaal noorderbeuk middenschip zuiderbeuk grafkapel Van Harencarspel consistorie grafkapel Corver grafkapel Hogguer
G
2'------1
Figuur 10 Plattegrond van de Grote Kerk te Beverwijk Bij 2 (op de plattegrond in figuur 1) kwam vlak onder het maaiveld een klein fundament je tevoorschijn. Het formaat van de stenen die hiervoor gebruikt zijn wijst op een datering in de 16de-17de eeuw. Gp de schetsen voor de plattegrond van Beverwijk (1648-1649) van Daniel van Breen ziet
men op
deze plaats een klein gebouwtje tegen de zuiderbeuk gebouwd. Op een afbeelding van de kerk in "Het legepralent KennerllerlMt" (1729) én op een schilderij van J. de la Chambre (1793; in Kennemer Oudheidkamer) is dit gebouwtje wat duide-
lijker te zien: aan de zuidzijde bevindt zich een deuropening. Op het fundament je was nog een rollaag aanwezig; welhaast zeker heeft zich hier de houten of natuurstenen drempel van deze deur bevonden. De fundering van de zuiderheuk werd zichtbaar in een putje langs de zuidmuur (nr. 3 op de plattegrond). De muur gaat op ca 120 cm onder het maaiveld over in een fundering bestaande uit 8 versnijdingen
VIDl
kloostermoppen; de
eerste laag stenen (de vlijlaag) ligt op ca 180 cm onder het maqiveld. De steunbeer is niet zo diep gefundeerd: deze begint, zonder versnijdingen, op ca 120 cm onder het maaiveld.
HGMK Ledenbulletin 5, 1979
-
21 -
Een sleuf langs de zuidmuur van het po r t.a nI tussen toren en kerk (nr. 4 op de plattegrond) bracht de fundering van 1Et portaal aan het licht; deze bestaat ter hoogte van de dichtgemetselde, rondbogige ingang uit 5 lagen stenen die met de lange zijden tegen elkaar zijn gelegd (foto 3). In de hoek van het portaal en de westmuur van de zuiderbeuk bevindt zich een fundament dat voor een deel weggehakt schijnt te zijn. Het fundament ligt tot ca 50 cm ten zuiden van de muur van het portaal en maakt een hoek onder de muur van de zuiderbeuk. Het kan zijn dat dit fundament gediend heeft voor een ouder portaal waarvan de muur iets zuidelijker stond. De westmuur van de zuiderLeuk rust eveneens op dit fundament (zie foto 4). Bij het graven van deze put kwam een kloostermop tevoorschijn waar-van een lange zijde rond was gemaakt; met andere, op dezelfde wij ze bewerkte stenen werden pilaren opgebouwd. Enkele jaren geleden zijn door de werkgroep dergelijke stenen ook gevonden bij het verleggen van de Kerkstraat ten noorden van de kerk. Ook aan de noordzijde van het portaal bevindt zich een dichtgemetselde opening. Beide openingen zijn op een van de schetsbladen (nr. 52) van Daniel van Breen
als open doorgangen aangegeven; er staat bij vermeld:
"B. Portael ofte wtganck
11
(uitgang) waarmee echter ook de doorgang onder de
toren bedoeld kan zijn. Als laatste werd een put gegraven bij de westmuur van de noordbeuk (nr. 5 op de plattegrond). De fundering reikt hier tot een diepte van 230 cm onder het maaiveld. Nu is in de loop der tijd het oppervlak van het kerkhof door de vele begravingen hoger komen te liggen. Bij het vastleggen van de verschillende maten wordt daarom steeds gemeten vanaf een punt waarvan de hoogte ten opzichte van het N.A.P. (Nieuw Amsterdams Peil) bekend is. Ook hier bestaat het onderste deel van' het fundament uit versnijdingen (11), waarvan de eerste 3 lagen uit kloostermoppen. Hierboven liggen stenen van het formaat 22,5 x 10,5 x 4,5 cm. Dit steenformaat wijst globaal op een datering in de 15de eeuw hetgeen in overstemming is met de elders veronderstelde bouwperiode
van de noorderbeuk, name-
lijk midden 15de eeuw. Bij het graven van deze put werden een daktegel en enkele profielstenen gevèéonden. De daktegel is rechthoekig, 24 x 15 cm, 1,5 cm dik en geheel vlak met aan de onderzijde een nopje. De datering van deze daktegel is 14de-16de eeuw. Waarschijnlijk is ze gebruikt als dakbedekking van het middenschip en/of noorderbeuk. Min of meer los staand van de geschiedenis van de kerk is de vondst van enkele scherfjes in een humeuze zandlaag op ca 300 cm onder het maa.iveld. Met
HGMK Ledenbulletin 5, 1979
- 22 -
Foto 1
Foto 2
Muur van het middenschip met dichtgemetsel-
Fundament je tussen zuiderbeuk en graf-
de opening en links een boog
kapel Van Harencarspel
Foto 3
Foto 4
Zuidzijde van portaal met dichtgemetselde
Fundament onder muur van portaal en onder
opening
westmuur van zuiderbeuk (rechts)
HGMK Ledenbulletin 5, 1979
-
behulp van et'Il g ror.d boo r
,WCI
23 -
deze diepte worden bereikt. De datering van de
eche rf j e s is Late IJ zertijd/Homeinse tijd (= l!egin van de jaartel1 ing). Ui t deze periode zijn op meorde re plaatsen in
;jev(~rwijk
gev«onden. Aan het feit daL nu pr-ec i.e s onder
de
en Heemskerk scherven
kerk ook dergelijk oud ma.t.e r-i aa L
wordt gevonden kan alleen de conclusie worden verbonden dat zowel in prehistorische als in protohistorische tijden de natuurlijke omstandigheden op deze plaats kennelijk gWlstig waren vour bewoninL respectievelijk kerkbouw. Bij kerkbouw was bovendien de beschikbare ruimte binnen een nederzetting bepalend voor een plaats en speelde mogelijk ook de
voortze~ting
van de christelijke
godsdienst op een van oorsprong he Ldenne cultusplaats een rol. Het aantreffen van de (secundair gebruikte ?) tufsteen in de fundering doet vermoeden dat, voorafgaande aan het kerkgebouw uit de 14de/15de eeuw, er een kerk heeft ges t aan welke gebet:l of gede·"l telijk was opgebouwd van tufsteen, een bouwmateriaal afkomstig uit het Eifelgebied en in ons land gebruikt van de 10de tot de 12de eeuw. Het is in dit verband vermeldenswaard
dat de pilaren
tussen middenschip en zuideroeuk geheel van tufsteen zijn opgeocuwd , hetgeen door de pleisterlagen altijd verborgen is geblven maar nu, tijdens de restauratie van de zuiderbeuk, aan het licht is gekomen. Om meer aan de weflt te komen over de voo rgange r( s ) van het huidige kerkgebouw dient het archeologisch bodemonderzoek voorLgezet te worden; vooral een onderzoek in de kerk kan dan belangrijke gegevens over de oudste perioden van de kerk opleveren.
H. van Gulik. Literatuur ==========
P. Glazema, Kerken en dodenbezorging in de Middeleeuwen. In: Honderd eeuwen
Nederland, 1959.
J. HollestelIe, De steenbakkerij in de Nederlanden (tot omstreeks 1560), 1961. J. van der Linden, De geschiedenis van de Grote Kerk te Beverwijk.
R. Steensma, Vroomheid in hout en steen, 1966. J'. van
Veneti~n
en R.Ni.T. Verwel', De Stede Beverwyck, affghetekent door Daniel
van Breen 1648-1649, 1974.
HGMK Ledenbulletin 5, 1979
-
HGMK Ledenbulletin 5, 1979
24 -
6.
Geschiedenis van een foto.
Een heel goede kennis van m~ ging een poos geleden voor enige maanàen naar Nieuw 2eeland om daar ztn zoon te bezoeken die zich,met z~n gezingin dat land had gevestigd. Omdat vele Hollanders hun land niet vergeten, z~n z~ dikwtls nog g e ab o n-, neerd op Hollandse t~dschriften.Zo ook de zoon van m~n kennis. Als je enige maanden als gast in een vreemd land verbl~ft dan gr~p je ook wel naar die Hollandse t~dschriften en m~n goede kennis zat dan ook op zijn gemak wat plaatjes te kijken in oude t~dschriften.Plotseling.zaghijeen bekend beeld:Een foto van de Beverwtkse haven. Mijn kennis had vrtwel zijn gehele leven aan de· haven en aan de _groentem markt doorgebracht~dus het was niet zo verwonderlijk dat h~ het plaatje direct herkende.Omdat ook ht aan BeverwtK gehecht wasgen nog is~dacht h~ er goed aan te doen de foto uit bet blad te verwtderengmee te nemen naar Beverwtk en bij m~ af te leve~ ren voor de Kennemer Oudheidkamer. Nou daar deed h~ inderdaad goed aan want het was een,voor ons,totaal onbekende foto. Nu past een uit een maandblad geknipte.foto niet zo goed in het foto=' archief van de Oudheidkamer.Het was echter nog onduidel~k hoe hetmogel~K zou zijn de originele foto in handen te krijgen om een copie te makengmede omdat mijn kennis niet meer wist uit welk blad de foto afkomstig was.Wel was nog te zien dat de foto behoorde b~ een artikel over de zeilvaart~want een deel van dat artikel was met de foto meegekomen. Zeilvaart en zeilschepen hebben iets te maken met UitgeestJdus op een goede dag ben ik maar eens naar Uitgeest gegaan om~daar iemand te zoeken die watvan de zeilvaart weet.Nou is die zeilwereld een voor m~ totaal vreemde wereldJdus waar moet je dan heen? In Uitgeest zag ik een zeilmaker~ en het leek m~ goed daar maar-eens te vz-age n.De zeilmaker keek helemaal niet verwonderd en vertelde m~ dat de foto afkomstig was uit een blad van de ANWB en wel uit een,watersportbladoH~ vertèlde mt dat het artikel over de zeilvaart enkele jaren geleden in het watersportblad had ge~ staan.Ht had dat blad nog wel en h~ zou m~ opbellen. om m~ de verschDningsdatum van het blad en de naam van de schrtver op te geven.Enkele dagen later had :ik de gege~ yens en kon ik een briefje schr~ven aan de ANWB met het verzoek mij het adres van de schr~ver van het betreffende artikel te verschaffen. Ook dat adres was enkele dagen later binnen en de schr~ver kreeg van mij een briefje met-de vraag waar zich het origineel bevond van de betreffende foto.De schrijver bleek -de.foto zelf te bezitten en stuurde mt deze direct toe opdat ik de foto kon copiëtrenoHet maken van een negatief van de foto was toen niet zo veel werk meer en de originele foto stuurde ik direct weer naar de eigenaar terug. Zo werd de Kennemer Oudheidkamer,via een grote omweg, een zeldzame em mooie foto rijker. Uit bovenstaand verhaal blijkt dat er bij het samenstellen van een fotoarchief ook andere dingen te doen zijn dan foto's ontwikkelen. Maar' een oude foto behoeft niet altijd van zo ver te komen. Ik ben nv l., van mening dat er in Beverwijk nog heel wat oude foto's liggen waarvan de copiéèn een waardige plaats in het fotoarchief van de Kennemer Oudheidkamer zouden kunnen innemen. Als U dergelijke foto's bezit ofwel als het U bekend is dat kennissen, vriendroof familie van U dergel~ke foto's ~ezitten,geeft U mij of eenvan de de bestuursleden van de Kennemer Oudheidkamer dan even een berichtje.Graag gaan wij dan eens praten met de bezitter of bezitster van de foto's en overleggen op welke manier er copieën te maken zijn voor het fotoarchief van de Kennemer Oudheidkamer.
HGMK Ledenbulletin 5, 1979
7
c
26 -
Archeologische Werkgroep van de Kennemer Oudheidkamer
Beverwijk, 15 december 1978 Viaalstraat 104
Aan het bestuur van de Kennemer Oudheidkamer Op zaterdag 2 december j.l. hebben de heer H.J. Neuteboom en ondergetekende een
bedsteden~wand
uit Heemskerk opgehaald en, met medewerking van de heer
C. de Boer, gedeponeerd op de zolder van de Lutherse kerk aan de Koningstraat te Beverwijk. Deze wand heeft een lengte van 6 meter beds~eden-deuren
en bestaat uit 3 x 2
en 3 deurtjes van opbergkastjes, alsmede een
toeg&~gsdeur.
De houtsoort is grenen. Datering: 17de eeuw, mogelijk begin 17de eeuw. Zie ook de foto die t.b.v. de documentatie is bijgevoegd.* De wand is afkomstig van de 1ste verdieping van de boerderij van de gebroeders Kager aan de Tolweg te Heemskerk. Vroeger bevond zich hier het AssUITlli-er tolhek en fungeerde waarschijnlijk dit pand als herberg tevens tolhuis "Het Assummer Hek11• Het vertrek waaruit de wand afkomstig is diende vermoedelijk als verblijfplaats voor de gasten. Het
aBXh~emersbedrijf van
verbouwingen
L~
de heer Neuteboom heeft in de zomer van 1977
e~n
aantal
de boerderij uitgevoerd waarbij de wand verwijderd moest worden.
Ook.,zijn toen een groot aantal 18de eeuwse tegeltj es
tevoorschijn gekomen die
opnieuw gebruikt konden worden in de woonkamer en in de keuken. Dankzij de zorgen en bemiddeling van de heer Neuteboom kon de bedsteden-wand voor de Kennemer Oudheidkamer behouden blijven. Het lijkt me goed dat de Kerlllemer Oudheidkamer de schenkers een briefje zendt; hun naam en adres luiden: Gebr. P.C. en C.J. Kager Tolweg 4 Heemskerk
o~n \~l\JJ Ä. v I
<»
*
Zie foto op pagina 24
HGMK Ledenbulletin 5, 1979
//
'!JVM\ Gulik.
- 27 -
8.
Aanwinsten (waar onder schenkingen) tot en met januari 1979 Dit overzicht sluit aan op dat van bladzijde 6 en verder van het 4e leden-bulletin. Evenals daar is vermeld, blijven een aantal aanwinsten buiten beschouwing. Waren dat er toen 130, nu zijn dit er - met de vorige meegerekend - 164. De beschrijving daarvan komt in een volgend bulletin. Een paar schaatsen; type "Hollands Noorderkwartier", zwierschaatsen. Schenking van de heer L.H. Kloek te Santpoort. Geëmailleerde gedenkbeker, vervaardigd ter gelegenheid van de troonsbestijging van Koningin Wilhelmina op 6.9.1898. Schenking van de heer J.J. Kingma te Santpoort. Beker, vervaardigd ter gelegenheid van het 25-jarig regeringsjubileum van Koningin Wilhelmina in 1923 door Petrus Ragout en Co. Schenking van eveneens de heer J.J. Kingma. Ets van het kasteel Assumburg in vergulde lijst door L.W.R. Wenckebach (1860 - 1937). Schenking van de heer A.L. van Reenen, Bergen (N.H.). Ets van poortje bij het kasteel Assumburg in donkerbruine lijst door S. de Heer. Schenking, eveneens van de heer A.L. van Reenen. Krah; V.J.W. "Waar komt die naam vandaan?" De straaten veldnamen van Uitgeest, met los toegevoegde kaart; Uitgeest 1977. Toernooiboek 40e Hoogovens schaaktoernooi met extra: 40 jaar Hoogovens schaakgeschiedenis. 1978. Portretprent Cornelis Jacobz Ploegh, chirurgijn in Kennemerland (1624 - 1696), litho. Portretprent H.W. Daendels; bevelhebber der bataafse troepen tijdens de inval der Engelsen en Russen in Noord-Holland in 1799; gravure door R. Vinkeles naar C.H. Hodges. idem; kleurenlitho door Tresling en Co, Amsterdam. Portretprent Baron Krayenhoff, ontwerper van de linie van Beverwijk, ca. 1800; litho Soetens et fils à la Haye. idem; gravure (physionotrace) door Quesnoy te Parijs 1812. Portretprent J.H. van Kinsbergen, schout bij nacht, eigenaar van Adrichem onder Beverwijk. Archiefstukken, waar onder toneelboekjes, notulenboeken etc. van de Rederijkerskamer te Beverwijk. Schenking van de heer P. Fiege te Velsen-Zuid. Aquarel in lijst van 4 rose rozen van Dirk Verstraten (1892 - 1946), vermoedelijk een ontwerp voor een siertapijtje, gesigneerd D. Verstraten '15. Opmerking: Verstraten heeft ook voor de. tapijtknoperij Kinheim te Beverwijk gewerkt. Vier prentbriefkaarten betreffende Wijk aan Zee. Kol; J."De dorpskerk van Uitgeest, in en om een dorpskerk, deel lil; Uitgeest 1977, 24 pagina's, geïllustreerd. Vouwblad van het Roode Kruis Ziekenhuis te Beverwijk met tarieven en reglementen + 1930. Schenking.
HGMK Ledenbulletin 5, 1979
- 28 -
_____ --7
HGMK Ledenbulletin 5, 1979
Verkeerscourant mei 1948; uitgave van de Federatie VVV's Noord-Holland. Schenking. Schoolkrant Bethelschool, Noorderwijkweg 92, Beverwijk, december 1976. Stencil, 20 bladzijden. Hierin een verslag van een bezoek aan de Kennemer Oudheidkamer door de 5e klas. Catalogus Openbare Leeszaal en Bibliotheek te Beverwijk, met afbeeldingen van interieur van de leeszaal, 135 bladzijden, 1927. Catalogus, idem, 1937. Reclameboekje met prijslijst van de brandstoffenhandel firma P. van Wijngaarden, Koudenhorn 3, Beverwijk. Oktober 1913. "De nieuwe slof" in Beverwijk, ontstaan van een ontmoeting~ centrum, 72 bladzijden, 1977. Fotocopie van een paspoort op naam van Evert Geldermans, soldaat bij het 6e Regiment Infanterie, woonachtig te Beverwijk, gedateerd 25 april 1865. Aankondiging van een uitvoering van toneelstuk "Schakels" op 11 en 12 oktober 1910 door de Rederijkerskamer "Kenne-merland" in Maison Stroucken te Beverwijk. Jubileumuitgave 50 jaar Christelijke Gymnastiek Vereniging "Hercules" te Beverwijk, 19770 Kopie van het Nieuws- en advertentieblad "Kennemerland", eerste jaargang, no. 1. 1873 (uitgave bij het 100-jarig bestaan) . Fotocopie van transportakte betreffende de verkoop van de hofstede l'Jesterhout 3 juli 1755. (koopsom was f20.000,Fotocopie van-ëën-ärtIkeluit een ons bekend tijdschrift (parochieblad?) "De eerste tocht der wandelclub Achilles",. door F. Sant en voorts een bericht over een wedstrijd in verspringen aan de MULO school te Beverwijk. Fotocopie van verkoopacte Westerhout 7 november 1804. (koopsom f 33.000,-). ---------Nierhoff; A.M.G. Het landgoed Wildhoef in Bloemendaal, Haarlem 1952. Schenking van de heer C.F. de Boer jr. te Beverwijk. Vlis, J.A. van der; "Texel, land en volk in de loop der eeuwen", Amsterdam 2949. Schenking van de heer C.E. de Boer jr. Feith, J.; "Wat Colombus heeft meegebracht" uitgàve van Droste, Haarlem 1930. Schemking van de heer C.E. de Boer jr. Hoekstra, P.; "Bloemendaal, proeve ener streekgeschiedenis, Wormerveer 1947 (proefschrift, handelsuitgave) . Schenking van de heer C.E. de Boer jr. Bosje zwavelstokken uit het begin van deze eeuw. Schenking van de heer C.E. de Boer sr. te Beverwijk. Sigarenblikje "Johan van Oldenbarneveldt, petitos, fabrikanten Gebroeders Majoor, Beve.rw.l j k" Oud-Castricum, Ie jaarboekje Stichting Werkgroep Oud Castricum 1978. Schenking van deze werkgroep. Wandbord "Beverwijk" (1978) no. 2 van de serie "De schoonheid van Kennemerland", uitgave Geels IJmuiden. Souvenirklompje met afbeelding: "Panorama van Wijk aan Zee" (± 1900, porselein)
- 29 -
~
HGMK Ledenbulletin 5, 1979
Sleetje gemaakt van ijzer met houten plankje. Schenking van mevrouw J.C. Verwer te Velsen. Een paar schaatsen met leren tuig, friese doorlopers, merk Nooitgedagt en Zn. IJlst. Schenking van mevrouw J.C. Verwer. Landkaart in lijst, "Accurate kaart van Assendelft daar in men sien kan waar de dyken sijn ingebrooken door de hooge watervloet den 25 December 1717". Geteekend en gemeeten door Thijs CJaasz., geswooren landmeeter. Uitgegeven te Amsterdam bij de Wed. N. Visser. (hoog 24, breed 29 cm.) Een paar hollandse krulschaatsen, vermoedelijk 1ge eeuws. Schenking van de heer J. van Venetien. Vaas, vervaardigd door aardewerkfabriek "De vier paddestoelen" te Utrecht tussen mei 1920 en november 1920. Schenking van mevrouw A.H. van Harten. Houtgravure door H. Haijn, met 2 afbeeldingen van het badhuis te Eijk aan Zee en gezicht op het dorp Wijk aan Zee en een gezicht op de haven van IJmuiden uit l'Illustration Européenne van 1881. Volksalmanak voor het jaar 1886 (met artikel over gezondheids- en vakantiekolonies, waarbij een prent van Wijk aan Zee). . Twee foto's met strandgezichten te Wijk aan Zee (1ge eeuw) . Souvenir Wijk aan Zee, glazen blokje met afbeelding van het dorp. Litho in kleuren van de Wijkertoren te Beverwijk 1939. Complete bedstedenwand, lengte 6 meter met bedstedendeuren en deuren van opbergkastjes, alsmede toegangsdeur. Mogelijk 17e eeuw. Afkomstig uit tolhuis "Het Assummer Hek". De bedsteden dienden waarschijnlijk voor de gasten van deze herberg/tol. Schenking: de heren P.C. en C.J. Kager, Tolwèg 4 te Heemskerk. Bemiddeling Aannemersbedrijf Neuteboom.
- 30 -
9.
Algemene Ledenvergadering Het bestuur nodigt u uit tot het bijwonen van de algemene ledenvergadering van het genootschap op woensdag 25 april 1979. Aanvang 20.00 uur in de St. Jozefzaal, O.L. Vrouw van Goede Raad te Beverwijk. U kunt introducé(e) 's uitnodigen.
De agenda luidt: 1.
Opening
2.
Afscheid de heer P. Prins
3.
Bezoek/bezichtiging O.L. Vrouw van Goede Raad met korte toelichting door de heer Verwer Opmerking: Dit bijzondere onderwerp is in verband met lichtval vroeger gepland dan op onze algemene ledenvergadering gebruikelijk is. Zie ook het artikel in dit bulletin. P A U Z E
4.
Jaarverslag secretaris over 1978
5.
Jaarverslag penningmeester over 1978
6.
Jaarverslag archeologische werkgroep over 1978
7.
Bestuursmutaties Genootschap De heren Groot en De Boer stellen zich herkiesbaar. De heer De Boer is bereid gevonden het penningmeesterschap van de heer Groot over te nemen.
8.
Rondvraag
9.
Sluiting
HGMK Ledenbulletin 5, 1979
-
10.
31 -
Huidige bestuurssamenstelling
Historisch Genootschap
Kennemer Oudheidkamer
voorzitter
J. van Venetien
J. van Venetien
secretaris
R. Verwer
R. Verwer
penningmeester
K. Groot
J. Camfferman
leden
C.E. de Boer
K. Groot R. van Gulik C.E. de Boer
Het secretariaat is gevestigd: van Tuyllweg 9, Velsen-Zuid, telefoon 02550 - 19639. 11.
Contributie Onze penningmeester ledenadministratie, de heer K. Groot, Boogaardlaan 7 te Beverwijk (telefoon 02510 - 25332) ,verzoekt u op postgiro 224943 de contributie over te maken. Het minimurnbedrag is f 5,-- per jaar.
12.
Inhoud van dit bulletin 1.
Voorwoord
pag.
1
2.
Gezigt in een der Hollandse Zeedorpen
pag.
3
3.
Voor Beverwijk verloren .....
pag. 11
4.
De O.L. van Goede Raad; een 65 jaar oude moderne kerk in Beverwijk
pag. 17
Een onderzoek bij de Grote Kerk in Beverwijk
pag. 19
6.
Geschiedenis van een foto
pag. 25
7.
Brief Archeologische Werkgroep van de Kennemer Oudheidkamer over bedsteden-wand uit boerderij gebr. Kager
pag. 26
Aanwinsten (en schenkingen) aan Oudheidkamer
pag. 27
9.
Algemene Ledenvergadering
pag. 30
10.
Huidige bestuurssamenstelling
pag. 31
11.
Contributie
pag. 31
12.
Inhoud
pag. 31
13.
Bijlage~
5.
8.
HGMK Ledenbulletin 5, 1979
brief aan de gemeenteraad d.d. 20 december 1978.
13.
Il i.s t.o r i.a ch Genootsclla.1.)
l'lidder:- }(c:lncn,cr 1 a nd
-
Aan de Gemeenteraad van Be ve rw i j k Pres. Kennedyplein 1 Beve rw i j k
Velsen, 20 december 1978
Dames en Heren, Het bestuur van het genootschap, medebestuurder van de Sti.chting Kennemer Oudheidkamer, verzoekt u te willen bevorderen dat het College van Burgemeester en Wethouders met spoed een uitspraak kan doen over de zaken die in uw raad betreffende de Oudheidkamer aan de orde zijn. Wij dringen op spoed aan, omdat realisering van de in 1980 ·te organiseren jubileumactiviteiten in het gedrang zouden kunnen komen indien onzekerheid bestaat over de dan beschikbare faciliteiten. Het bestuur van de Stichting zou daartoe, onzes inziens, vóór 1 juni 1979 op de hoogte moeten zijn van het B en W besluit. Ter informatie menen W1J er goed aan te doen u op een paar aspecten opmerkzaam te maken die, naar wij aannemen, bij kunnen dragen tot uw oordeelsvorming. Op grond van de statuten der Oudheidkamer en een raadsbesluit van 30 september 1930 zijn er verschillende regelingen waardoor, zowel bestuurlijk als anderszins, een band bestaat tussen de gemeente en de Stichting Kennemer Oudheidkamer. De Oudheidkamer kunt u derhalve zien als een semi-gemeentelijke instelling. Van de aanvang af heeft de ge~eente Beverwijk, middels een overeenkomst tussen Stichting en gemeente, bepaald dat aan het bestuur van de Stichting het volgende ter beschikking zou worden gesteld: 1.
Lokaliteiten ten behoeve van expositie en bewaring.
2.
Een persoon in dienst der gsmeente voor het schoonhouden der lokaliteit, het onderhoud van de voorwerpen, het toelaten van bezoekers en het toezicht bij bezoek.
- 2 HGMK Ledenbulletin 5, 1979
- 2 -
Dit alles op basis van een gemeentelijke instructie aan de betrokken ambtenaar. 3.
De daarvoor in aanmerking komende oudheden, welke aan' de gemeente in eigendom behoren of in bewaring zijn gegeven.
Het bestuur van de Stichting nam op grond van deze regeling de volgende verplichtingen op zich: 1.
Zorg voor openstelling ter bezichtiging.
2.
Zorg voor het exposeren van de voorwerpen die de gemeente in bruikleen daartoe ter beschikking stelt.
3.
Adviseren op verzoek van het gemeentebestuur in alle aangelegenheden die het doel vormen van de Stich~ ting. U raadplege tevens de oorspronkelijke tekst en de statuten van de Stichting.
Wij schrijven u dit mede omdat ons is opgevallen dat de laatste tijd over de Oudheidkamer wordt gesproken als ware dit een particuliere instelling. Wellicht is dit mede' veroorzaakt doordat in het verleden de gemeente Beverwijk o.a. een periode geen statutaire bestuurders heeft benoemd. Gelukkig is daar sinds enige tijd verandering in gekomen en rust de bestuurslast niet meer geheel bij de door het genootschap benoemde bestuursleden. Het feit dat anderen dan de gemeente Beverwijk, en dit onzes inziens geheel ten onrechte, meenden eenzijdig te moeten bepalen óf en zo ja welke lokaliteiten aan de Oudheidka~er ter beschikking zouden worden gesteld, kan mede veroorzaakt zijn door de opvatting dat de Oudheidkamer een private aangelegenheid is. Tot zover een paar korte kanttekeningen die de positie van de Kennemer Oudheidkamer en die van de gemeente Beverwijk verduidelijken. Zo u daaraan behoefte hebt, geven wij u gaarne nadere toelichting. Dit zowel ten aan~ien van de relatie met de gemeente als - en daar gaat het ons in eerste instantie om - met betrekking tot het verzoek een spoedige besluitvorming te willen bevorder~n.
Hoogachtend, \
(...--....., !\" .",\. "
LU'
)/)
\ \;'\\ j',l\... \
Drs R.M.T. Verwer Secretaris Historisch Genootschap Midden Kennemerland van Tuyllweg 9 Velsen-Zuid 02550-16936
HGMK Ledenbulletin 5, 1979