Historie van de Blauwververij De blauwververij J. van Bergeijk. Deel 1
De oprichting en de oprichter. In de Rochushuurt achter de panden van St.Jorislaan 72 tot 78 staat enigszins verscholen achter bomen een schoorsteen. Op deze schoorsteen staan in gele metselsteen afstekend tegen de rode stenen de initialen J v B. Deze initialen zijn afkomstig van Johannus van Bergeijk, die leefde van 1832 tot 1911. Deze Johannus van Bergeijk was een broer van Piet van Bergeijk de grootvader van de schrijver van dit verhaal Jac van Bergeijk. Uit de mondeling overgeleverde familie-geschiedenis is bewaard gebleven, dat beiden gewerkt hebben bij Van der Velden en Van Gennip een textielbedrijf, dat gevestigd was aan de Kanaalstraat. In 1858 gaat Piet van Bergeijk als meesterknecht werken bij sigarenfabriek Mignot & de Block, dat aan de overzijde van de Kanaalstraat net is opgericht. Ook Johannus van Bergeijk verlaat dit textielbedrijf en begint een eigen Blauwververij in Stratum. Op nog aanwezig briefpapier van de blauwververij uit 1900, dan leeft de oprichter nog, staat in het briefhoofd "Opgericht 1859". - Jan (Johannus) van Bergeijk blauwverver te Stratum koopt op 31 december 1866 "een arbeiderswoning met grond gelegen te Stratum bij het kadaster bekend in sectie A nummer 1172 scheidende op den brandmuur, en het westelijk gedeelte van sectie A nummer 1169 gezamenlijk ter grootte van circa acht roeden". Deze koopakte vermeldt de aankoop van een arbeiderswoning met grond. Dus niet van een bedrijf. Dit is het huidige pand St. Jorislaan 78. In de gevel treft men aan, een extra brede voordeur met links een in het gevelvlak asymmetrisch geplaatst raam en rechts twee wel symmetrisch geplaatste ramen. Daarnaast bevinden zich twee maal twee ramen in de gevels van de panden 76 en 74, van deze laatste vier ramen waren tot ongeveer 1965 twee ramen een voordeur, dat waren dus woningen met een raam en een deur langs de straat. Men viel met de deur in huis, zoals dat in de volksmond heette. Ook van pand 78 is binnen nu nog te zien, dat het gedeelte met de brede deur en het linker merkwaardig geplaatste raam anders gebouwd is als de rest. In de familie-overlevering is bekend, dat hier bij de eerste aangekochte woning in een vroeg stadium een uitbreiding is gebouwd en zeer waarschijnlijk was ook het pand St. Jorislaan 78 oorspronkelijk een woning met een raam en een deur en gelijk aan de woningen 76 en 74. - Twee leningen, die Johannus van Bergeijk afsluit in respectievelijk 1871 en 1875 noemen als onderpand "een huis, erf en bouwland te Stratum groot tezamen zeven aren en vier en twintig centiaren (724 m2)". Beide leningen worden wegens wettelijke bepaling opnieuw ingeschreven op 4 julij 1879 en gecorrigeerd op 24 maart 1880 "de navolgende vaste goederen gelegen onder de gemeente Stratum, kadaster sectie A nummers 1432,1571,1572, zijnde huis en erf, tuin, BLAUWVERVERIJ en erf, te zamen groot 7 aren en 24 centiaren" (724 m2). - Een derde lening in 1885 noemt als onderpand "een huis met BLAUWVERVERIJ, erf en tuin te Stratum tezamen 7 aren en 24 centiaren". Aanvankelijk wordt dus nog niet gesproken van een blauwververij. Bij de eerste koop in 1866 wordt beschreven een woning met grond, daarna bij de leningen over huis en bouwland. Bouwland is in die tijd land om gewassen op te telen en heeft dus niets te maken met ons huidige begrip "bouwgrond" of "bouwkavel". Pas later bij een hernieuwde inschrijving wordt gesproken over blauwververij en erf. Hieruit kan men afleiden, dat de leningen onder andere gebruikt zijn om bedrijfsgebouwen op te richten. Op diverse opeenvolgende kadasterkaarten
ziet men achter de eerste aangekochte woning steeds meer bebouwingen ingetekend. Het perceel is ongeveer 8,25 meter breed aan de straat en 87,5 meter diep. In de mondelinge familie-overlevering is nooit verteld, dat de blauwververij ooit elders gefunctioneerd heeft. Dit wettigt de voorlopige veronderstelling, dat Johannus van Bergeijk in 1859 in een gehuurd huis met de blauwververij is begonnen en dit gehuurde door aankoop verwierf in 1866. In 1866 wordt zijn eerste zoon en latere opvolger Henricus geboren. In een tweede aflevering zal ingegaan worden, op de bedrijfsactiviteiten De blauwververij J. van Bergeijk. Deel 2
De bedrijfsactiviteiten globaal tussen 1859 en 1909. De eerste 50 jaar. Een blauwverver had niet het hele jaar door voldoende werk (hierop wordt later nog nader ingegaan) en bedreef ook andere activiteiten. Johannus van Bergeijk had behalve een blauwververij ook nog een koffiehuis en een slijterij. Een slijterij had vergunning om grotere hoeveelheden drank in voorraad te hebben voor doorverkoop in kleinere porties aan cafés en particulieren. Deze activiteiten en enigszins de omvang daarvan zij af te leiden uit een acte van boedelscheiding. - In 1885 wordt een akte van boedelscheiding opgemaakt i.v.m. het overlijden van de echtgenote van Johannus van Bergeijk. De voor deze zaak speciaal door de kantonrechter beëdigde en met name genoemde veldwachter Chris Koenig van de gemeente Stratum moet de waardering der lichamelijke roerende goederen doen naar zijn beste kennis en wetenschap, zoals in de akte staat. Hij laat het onderstaande optekenen door notaris J.J. Fens. Uit zo'n boedelbeschrijving, waarin per vertrek van die woning wordt vastgesteld wat er ligt, staat of aan de muur hangt kan men zich een beeld vormen van de leefomstandigheden van de bewoners, omdat ook precies en in detail beschreven staat wat en waar alles staat. Enige voorbeelden: - In de herbergkamer: Wekker, bierglas en vier borden op den schoorsteen op twee gulden en vijftig cent ". - Lieve Vrouwebeeld, bloemen onder stolpen, twee kandelaars en twee vazen op twee gulden ". - In de opkamer: Ledikant met gordijnen, bed en toebehoren op tien gulden - Op de zolderkamer: Drie ledikanten op vier gulden ". - Op den zolder: kachel, twee stoelen, drie oude koffiepotten op twee gulden Om een indruk te geven van de bedrijfsactiviteiten een verkorte samenvatting van het overige van deze drie foliovellen. - In de herbergkamer: Een winkelopstand, 7 flessen cognac, 4 fl maagbitter. - In de buffetkamer: 6 herbergtafels en 27 stoelen, 2 hanglampen, 6 stoopen met drank (2,5 1. maat voor drank), half vat jenever 80 gulden, EEN KIST INDIGO 900 gulden. - In den kelder: tonnen bier 20 gulden, 50 liter brandewijn 30 gulden. - In de ververij: 5 kuipen, emmers, koperen ketels, MAALKETEL MET BALLEN, RAMEN MET KATROLLEN. - In de tuin: 2 varkens 30 gulden, flessen vitriool, koperrood, geelhout, provinciehout. Deze opsomming eindigt met: " Totaal der geïnventariseerde lichamelijk roerende goederen veertienhonderdvijftig gulden en dertig cent. De werkzaamheden van den schatter hiermede zijnde afgeloopen, heeft deze na voorlezing alhier onderteekend en zich daarna verwijderd (geteekend Ch.H. Koenig) ".
De notaris stelt dan uit de "boeken" vast, dat er 1500 gulden aan vorderingen openstaat waarvan 10 % dubieus. Verder stelt de notaris vast, dat de passiva totaal 6000 gulden bedragen waaronder geldleningen, maar ook nog betalingen voor aangekochte goederen aan bedrijven in Brussel, Boxmeer, Roermond, Den Bosch, Groningen, Coblens, Amsterdam, Den Haag, Eindhoven en Stratum. Verder wordt vermeld: " de vaste goederen tot de gemeenschap behoorende zijn het huis, waarin deze beschrijving geschiedt met de blauwververij erf en tuin gelegen te Stratum groot zeven aren, vier en twintig centiaren Twee zaken in deze boedelbeschrijving vallen op: - De blauwververij wordt gefinancierd met vreemd kapitaal. - Bij de roerende goederen vertegenwoordigt alleen al de kist met indigo welke 900 gulden waard is 60 % van deze roerende bezittingen. Indigo is een dure kleurstof in de negentiende eeuw. In een derde aflevering zal ingegaan worden op het blauwverven. De blauwververij J. van Bergeijk. Deel 3
Indigo verven Het verven met indigo wordt al beschreven in 3000 v Chr. bij de Egyptenaren, maar ook in de bijbel in de boeken van Moses. In West-Europa was indigo duur tot de vaart om de Kaap begon (1500), toen viel namelijk de arabische en andere tussenhandel weg. Men kon rechtstreeks handel drijven met India. Men had in Europa ook een plant, namelijk wede die ook een extract opleverde, waarmee men blauw kon verven. Onder andere tijdens Karel de Grote werd de teelt van wede bevorderd. Later bleek, dat de werkzame stof in wede en in indigo chemisch hetzelfde waren. Maar wede bevatte minder en was moeilijker zuiver te krijgen. Het verven met indigo was voor buitenstaanders een wonderlijk proces, het leek op toveren of voor anderen op heksen. Het winningsproces Uit de plant Indigofera Tinctoria wordt de indigo verkregen. Vervolgens door oxydatie onoplosbaar gemaakt en verhandeld. De verver maakt het weer oplosbaar door reductie. De bladeren van de plant worden geweekt in water, door gisting komt indicaan uit de plantencellen vrij. Door enzymen wordt indicaan omgezet in indigowit. De vloeistof is dan geelgroen, eigenlijk is deze vloeistof al geschikt om te verven, maar de verver woont elders. Deze vloeistof wordt afgegoten in een bak. Vervolgens wordt met een schoepenrad luchtzuurstof door de oplossing gemengd. Het indigowit wordt door opname van zuurstof geoxydeerd en wordt onoplosbaar (niet oplosbaar) en slaat neer. Na zeven en indampen verkrijgt men een poeder, dat als poeder of geperst in blokken verhandeld wordt. Het verkuipen De blauwverver moet het onoplosbare poeder weer doen oplossen. Daarvoor moet hij omgekeerd gaan werken. Eerst gaat hij de blokken weer verpoederen, in een MAALKETEL MET BALLEN. Dan moet hij de zuurstof weer uit het indigopoeder verwijderen, door een chemisch proces waarbij de zuurstof weer aan de indigo onttrokken wordt. Dit heet reduceren in de scheikunde. De blauwverver noemde dit verkuipen, vandaar ook de naam blauwkuiper. Dit gebeurt in een aparte kuip, waarin niet geverfd werd. Hij voegt stoffen toe, die sterker dan indigo de zuurstof aan zich wil binden. Dit kon met bacteriën dan werden
koolhydraathoudende voedingsmiddelen, zoals brood, vruchten en suiker toegevoegd om de bacteriën te voeden. Ook loog om de kuip alkalisch te houden werd toegevoegd. Bij de chemische reductie werd zinkpoeder of ijzervitriool (ijzersulfaat) gebruikt. Op het einde van de negentiende eeuw ontwikkelde de chemische industrie een procédé waarbij men indigo uit steenkoolteer kon bereiden. Indigo werd weer goedkoper, maar ook de samenstelling gelijkmatiger. De toepassing werd eenvoudiger. Ook minder gespecialiseerde bedrijven konden gaan (blauw)verven. In een vierde aflevering zal ingegaan worden op het verven zelf. De blauwververij J. van Bergeijk. Deel 4
Het verven Hiervoor gebruikte men grote gemetselde bakken, die ongeveer een halve meter boven de vloer uitstaken en twee meter diep waren. Deze werden driekwart gevuld met water en daaraan werd uit de kuip zoveel indigo-wit-vloeistof, de geel gekleurde opgeloste indigo, als men wist nodig te hebben toegevoegd. Boven de gemetselde bak hing - horizontaal - een houten raamwerk aan de bovenzijde via een katrol vastgemaakt aan het plafond. Aan de onderzijde was dit raamwerk voorzien van heel veel kleine metalen haakjes. De te verven lappen stof werden zigzag met een lange zijde (zelfkant) aan deze haakjes vastgemaakt. Vervolgens werd dan de stof met raamwerk en al in de verfkuip neergelaten en ondergedompeld. Na enige tijd werd het weer opgetrokken en was de stof gelig gekleurd. Door de zuurstof uit de lucht ging de geel opgeloste indigo groen worden en ging langzaam weer over in het onoplosbare indigoblauw, dat zich nu vast aan de vezels van de stof had gehecht. Dit vergroenen en blauw worden bevorderde men door met stokken tegen de stof te slaan waardoor een luchtcirculatie ontstond die steeds verse zuurstof uit de lucht met de indigo die in de stof zat in contact bracht. De stof had nu een enigszins bont/licht blauwe kleur aangenomen. Hiermee was de eerste trek voltooid. Vervolgens ging men tien tot vijftien maal deze zogenaamde trekken herhalen net zolang tot de gewenste diepte van de kleur en egaliteit was bereikt. En de stof voldoende aan zijn trekken gekomen was. Daarna waren er nog enige nabewerkingen zoals spoelen, neutraliseren, met wassen en weer spoelen, die lauw tot warm werden uitgevoerd. Een blauwverver kan in de winter niet goed werken, omdat het dan te koud was voor het proces. Verwarmen van de baden en de bedrijfsruimten was duur. Het was binnen net zo koud als buiten. De klantenkring bestond voor een deel uit thuiswevers, zelfverbruikers, die stoffen en garens aanboden om te verven. Deze mensen weefden in de winter als er buiten geen werk was op het bouwland of ander buitenwerk. Hetgeen in de winter geweven werd, werd in het voorjaar naar de verver gebracht, die daarmee gedurende voorjaar en zomer aan de slag kan. Maar in najaar en winter als de verfopdrachten voltooid waren, met iets anders de kost moest verdienen, dat was in dit geval een koffiehuis en slijterij. Lezers ik heb u verteld hoe uit een geel/groen plantenextract, een blauw poeder gevormd wordt, dat weer opgelost tot een geel/groene vloeistof uiteindelijk een blauwe stof oplevert, en waarom het in 1859 gevestigde bedrijf aan de huidige St. Jorislaan 70 zich blauwververij noemde.
Ik hoop, dat niemand van u het geel en groen voor de ogen geworden is, ook niet dat iemand onder u zich groen en geel ge-ergerd heeft. Alleen een blauwverver macht bont en blauw slaan of een zaak blauw blauw laten. Hij alleen kan heksen en blauwverven tegelijk. In een vijfde tevens laatste aflevering wordt ingegaan op de ontwikkelingen, vanaf 1900 tot 1963 als de bedrijfsactiviteiten beëindigd worden.
Historie van De Blauwververij Deel 5 - slot
De ontwikkelingen, vanaf ongeveer 1900 tot 1963. Geleidelijk verandert het karakter van het bedrijf. Zulke veranderingen worden veroorzaakt door factoren in een veranderende maatschappij. De thuiswevers verdwijnen, er ontstaan kleine weverijen, die vervolgens groter wordend ook de voor- en nabewerkingen van de weefsels, zoals het verven, in eigen beheer gaan uitvoeren. De textielnijverheid wordt textielindustrie. In 1891 maakt J. van Bergeijk bekend, dat hij zijn koffiehuis opheft. De tweede generatie treedt aan. In 1907 wordt een hinderwetvergunning verkregen voor een chemisch wasserij. De ververij schakelt over van stoffen verven op behandeling van kleding en interieurstoffen, zowel verven als reinigen. Kleding verven wordt mogelijk. Een kledingstuk krijgt een tweede leven in een andere kleur. Het publiek gaat veelkleuriger kleding dragen, maar bij overleden dierbaren vereist de etiquette, dat men in het zwart naar de begrafenis gaat. Vrouwen dragen aansluitend enige tijd rouw (zwart). Deze zwarte kleding is niet meer voldoende voorhanden in de kleerkast, nieuw kopen is te duur, kleding zwart laten verven is dan de oplossing. Dit gespecialiseerde bedrijf doet dat binnen twee dagen. - In 1910 worden de huidige panden St. Jorislaan 76, 74, 72 en 70 met de achter liggende tuinen aangekocht. De gemiddelde terreindiepte is gelijk aan het eerste verworven perceel in 1866. Een voetpad, dat dit terrein aan de oostzijde begrensd wordt later de Hoefkestraat. De briefhoofden en andere drukwerken vertellen over de veranderingen in de bedrijfsactiviteiten. - J. van Bergeijk Stratum (bij Eindhoven) Ververij van wollen, linnen en katoenen stoffen, specialiteit blauw linnen, Stoomwerkkrachten, opgericht 1859. (vermeld een briefhoofd uit 1900). - J. van Bergeijk Stoomververij - Chemische Wasscherij. Indigo Blauwververij. Tel 313. (vermeld een briefhoofd uit 1915) In 1917 wordt op de verworven terreinen uit 1910 een uitbreiding gerealiseerd met een nieuw ketelbuis voor een liggende stoomketel, waarvoor ook een nieuwe schoorsteen noodzakelijk is. Deze schoorsteen staat er nu nog. De naamgeving van het bedrijf wordt: - Stoomververij en Chemische Wasscherij, Apretteer- en Plisseerinrichting J. van Bergeijk St. Jorislaan 20, tel 313, postrekening 51421. De derde generatie is in aantocht. In de twintiger jaren is de Hoefke-straat aangelegd. De aanpalende grondeigenaren moeten hiervoor voor zover noodzakelijk grond afstaan, dat zoals gebruikelijk door de gemeente tegen een symbolisch bedrag wordt aangekocht. Vanaf 1929 worden langs de Hoefkestraat stroken grond verkocht, waarop door de kopers de huidige panden Hoefkestraat 58 en 60, daarna 62, 64, 66 en 68 en vervolgens 70, 72 en 74 en het hoekpand St. Jorislaan 68 en 68a
worden gebouwd.
Weer wordt de naam vernieuwd: J. van Bergeijk Chemisch Wasserij en Ververij. In 1948 wordt een nieuw ketelbuis gebouwd, om een vervangende stoomketel te kunnen plaatsen. Die uit 1917 is wegens metaalmoeheid afgekeurd. Deze nieuwe stoomketel wordt op de schoorsteen uit 1917 aangesloten. Op de verdieping boven het ketelhuis wordt een nieuwe moderne strijkkamer ingericht met elektrische strijkijzers, kledingpersen, ramen die iedere werkplek verlichten en een moderne TL verlichting. Het pand St.Jorislaan 70 wordt circa 1952 verkocht en door de nieuwe eigenaar kapper Jansen wordt de huidige bebouwing gesticht. Nu is er een architectenbureau gevestigd. Omstreeks 1954 wordt voor het chemisch reinigen (droogkuisen) overgeschakeld van wasbenzine op terpentine (White Spirit of peut) en een eigen destileerinstallatie. Voorheen werd de vervuilde wasbenzine elders gedestilleerd c.q terugverkocht aan de leverancier. In 1963 gaat de derde generatie met pensioen. De productie wordt stopgezet. De firmanaam Chemisch Wasserij J. van Bergeijk wordt verkocht. Het terrein en de gebouwen worden aan een ander verkocht. Het bedrijf heeft net iets langer dan honderd jaar gefunctioneerd op dezelfde locatie in Stratum. Stratum dat in 1920 geannexeerd werd door Eindhoven. Naschrift Als in 1963 het bedrijf op deze locatie was voortgezet, dan ben ik de mening toegedaan, dat in de zeventiger jaren weerstanden tegen het bedrijf zouden zijn ontketend. Het was de tijd, dat er "ijveraars" waren, die alle werkgelegenheid uit buurten wilde verdrijven. Een tendens, die ook elders heeft plaats gehad. Met als gevolg een deel van de huidige woon/werk files. Momenteel is de belangstelling voor de bebouwde omgeving weer volop aanwezig. Het zal nog veel geduld, overleg en wijsheid vergen van alle betrokken partijen om binnen financieel haalbare maar vooral ook op industrieel archeologisch verantwoorde manier dit gebouwen complex te restaureren. Er zal door partijen regelmatig water bij de wijn gedaan moeten worden. Eindboven, november 1999, Jac J.M. van Bergeijk.