UNIVERSITEIT GENT FACULTEIT POLITIEKE EN SOCIALE WETENSCHAPPEN
Hete sletten en geile mannen: de invloed van seksuele attitudes op internetgebruik
Wetenschappelijk artikel aantal woorden: 9.702
Hadewijch Vanwynsberghe
MASTERPROEF SOCIOLOGIE
PROMOTOR: PROF. DR. Henk Roose COMMISSARIS 1: Orhan Agirdag COMMISSARIS 2: Nele Cox
ACADEMIEJAAR 2009 – 2010
0
Inhoudstafel
Voorwoord ..........................................................................................................................................2 Abstract ..............................................................................................................................................3 1. Inleiding ..........................................................................................................................................4 2. Geslachtsverschillen in seksuele attitudes ..........................................................................................5 3. Geslachtsverschillen in het zoeken naar seksuele inhouden op het internet ...........................................8 4. De relatie tussen seksuele attitudes en internetgebruik ................................................................... 10 5. Theoretisch model en hypothesen ................................................................................................... 11 6. Methode ........................................................................................................................................ 13 6.1. Steekproef en methode van dataverzameling ........................................................................................ 13 6.2. Variabelen .............................................................................................................................................. 14 6.2.1. Hoofdvariabelen .............................................................................................................. 14 6.2.2. Controle variabelen.......................................................................................................... 17 7. Resultaten ...................................................................................................................................... 20 8. Discussie ....................................................................................................................................... 23 9. Conclusie ...................................................................................................................................... 27 10. Bibliografie ................................................................................................................................. 28
1
Voorwoord
Voor het behalen van mijn diploma master in de sociologie aan de universiteit van Gent kreeg ik de gelegenheid om een eigen onderzoek voor te stellen en uit te werken. Op die manier kon ik me verdiepen in een thema dat met heel erg boeit namelijk seksualiteit. Voor het maken van deze thesis heb ik een lange en moeilijke weg afgelegd, maar het was bovenal een positieve ervaring. Het realiseren van deze masterproef was onmogelijk geweest zonder de bijdrage van een aantal personen. Graag zou ik van dit voorwoord gebruik maken om deze mensen te bedanken. In het bijzonder wil ik mijn promoter, Prof. Dr. Henk Roose, bedanken voor de kritische opvolging van mijn werk alsook voor de steun bij en het vertrouwen in het uitvoeren van mijn eindwerk. Ook wil ik mijn oprechte dank uiten aan Nele Cox die me goed begeleid heeft bij het opstellen van mijn vragenlijst en ervoor gezorgd heeft dat mijn vragenlijst in de studentenbarometer werd opgenomen. Daarnaast wil ik ook nog alle medewerkers, maar zeker Pieter-Paul Verhaeghe, van de studentenbarometer bedanken dat ik de kans kreeg om mijn vragenlijst in de studentenbarometer te laten opnemen. Ten slotte wil ik ook nog mijn dank betuigen aan mijn vriend, ouders en vriendinnen voor het verbeteren van mijn thesis. Maar ook voor de vele raadgevingen en de steun die ik van hen kreeg tijdens het uitwerken van mijn masterproef.
Hadewijch Vanwynsberghe
2
Abstract
A still limited, but growing body of research has tested the relationship between television viewing and sexual attitudes. But research rarely examines the relation between sexual attitudes and the use of internet. The ‘uses and gratification theory’ suggests that sexual attitudes have an influence on the use of internet. In this paper, I examine the influence from sexual attitudes on the use of internet. For sexual attitudes I look to attitudes toward masturbation, pleasure, communication and uncertainty. For the use of internet I restrict my research to sexual contents on the internet. I want to examine this influence with a special attention on sex difference. The data for this study comes from an electronic survey with a random sampling of 1614 students from Ghent University. The results indicate that men have other sexual attitudes and look more often to sexual contents on the internet than women. The data also suggest that there is an influence from sexual attitudes on the search for sexual contents on the internet. Only in sexual attitudes toward masturbation, this influence is moderated by sex. Limitations and future directions are discussed.
3
1. Inleiding Jonge volwassenen kunnen, gewild en ongewild, aan verschillende boodschappen over seksualiteit blootgesteld worden, dit onder andere via de media (Zurbriggen E.L. & Morgan E.M., 2006). Onderzoekers die de relatie tussen seksuele attitudes en mediagebruik nagaan, focussen zich meestal op televisiegebruik. De relatie met internetgebruik werd nog niet zo vaak onderzocht. Door het toenemende belang van internet kan het onderzoeken van deze relatie een vooruitgang betekenen. Dit zowel voor mediaonderzoek als voor onderzoek naar seksualiteit. Er is namelijk nog niet veel geweten over de beleving, attitudes, vaardigheden en concreet gedrag van mensen op het internet. Jonge volwassenen gaan internet ook aanduiden als één van de belangrijkste bron van informatie over seksualiteit (Brown J.D., Steele J.R., & Walsh-Childers K., 2002). Maatschappelijk gezien kan een onderzoek naar de relatie tussen seksuele attitudes en internetgebruik niet alleen seksuele voorlichters vooruit helpen, maar ook de makers van pornosites en/of informatieve sekssites. Dit onderzoek is tevens relevant, omdat het internet een veranderlijk medium is en de cijfers van vorig onderzoek bijgevolg niet meer kloppen voor de hedendaagse situatie (Veen W. & Jacobs F., 2005). De onderzoeken gevoerd naar de relatie tussen seksuele attitudes en internetgebruik komen vooral uit de Verenigde Staten. In Vlaanderen is de relatie tussen seksuele attitudes en internetgebruik nog maar weinig onderzocht. Dit maakt dat een Vlaams onderzoek naar deze relatie een meerwaarde kan betekenen. De resultaten tussen België en de Verenigde Staten kunnen immers sterk van elkaar verschillen. In België hebben de mensen namelijk meer positieve seksuele waarden (Berne L. & Huberman B., 1999) dan in de Verenigde Staten. In de Verenigde Staten besteedt men meer aandacht aan de gevaren die met seks gepaard kunnen gaan (Currier R.L., 1981). Uit voorgaand Vlaams onderzoek bleek er weinig invloed uit te gaan van internetgebruik op seksuele attitudes (De Moor S., Dock M., Gallez S., Lenaerts S., Schöller C. & Vleugels C., 2008; Depandelaere M., 2006). Deze paper gaat in op de omgekeerde invloed en vult dus het Vlaams onderzoek naar de relatie tussen seksuele attitudes en internetgebruik aan. Bovendien zal er dieper ingegaan worden op de verschillen tussen mannen en vrouwen op het gebied van seksuele attitudes en internetgebruik. Verder zal er ook gekeken worden naar de wijze waarop geslacht een modererend effect uitoefent op de invloed van seksuele attitudes op internetgebruik.
4
Onderstaand theoretisch gedeelte behandelt het geslachtsverschil in seksuele attitudes en internetgebruik. Ook wordt er gezocht naar een theoretische verklaring voor de invloed van seksuele attitudes op internetgebruik. Vervolgens worden de onderzoeksvragen en hypothesen samen voorgesteld met het theoretisch model. Het methodologisch gedeelte vangt aan met een bespreking van de data, de variabelen en de gebruikte analyses. Daarna worden de resultaten van de analyses uitvoerig besproken. Ten slotte volgt er een discussie waarin de belangrijkste resultaten, een kritische reflectie op het onderzoek en advies voor toekomstig onderzoek worden weergegeven. Het onderzoek eindigt met een conclusie waarin de belangrijkste bevindingen nog eens herhaald worden.
2. Geslachtsverschillen in seksuele attitudes Een seksuele attitude is een houding die men aanneemt ten opzichte van opinies rond seksualiteit (Sprecher S. & Hatfield E., 1996). In deze studie wil ik me hoofdzakelijk focussen op attitudes ten aanzien van masturbatie, genotsbeleving, de mate van onzekerheid tijdens de seks en ten aanzien van de communicatie over wat jij of je partner lekker vinden. Ik wil me op deze seksuele attitudes focussen, omdat ik verwacht dat ze sterk zullen samenhangen met het zoeken naar seksuele inhouden op het internet. Eveneens zijn er interessante geslachtsverschillen te vinden bij bovengenoemde attitudes. Attitudes ten aanzien van masturbatie gaan na of mensen positief of negatief staan ten opzichte van masturbatie. Een stelling die peilt naar attitudes ten aanzien van masturbatie is: „ik voel me schuldig over masturbatie‟. Uit voorgaand onderzoek blijkt dat mannen positiever ten opzichte van masturbatie staan dan vrouwen (Olivier M.B. & Hyde J.S., 1993). Attitudes ten aanzien van genotsbeleving gaan over hoezeer je genot belangrijk vindt in je eigen seksleven. Voorbeelden van stellingen die peilen naar attitudes ten aanzien van genotsbeleving zijn: „genot staat bij mij op de eerste plaats, al de rest is niet van belang‟ of „genot speelt een grotere rol, dan liefde‟. Voor veel mannen komt genot op de eerste plaats tijdens de seks en/of in de relatie, terwijl dit voor vrouwen liefde is (Klusmann D., 2002). Attitudes ten aanzien van de mate van onzekerheid tijdens de seks gaan zoals de naam zegt over de mate waarin je onzeker bent tijdens het seksueel spel. Een voorbeeld van een stelling die peilt naar deze attitudes is „ik ben vaak bang dat ik iets verkeerd doe tijdens de seks‟. Onderzoek toont aan dat vrouwen veel onzekerder zijn tijdens de seksuele daad (Tolman D., 1994). Vrouwen gaan er meer dan mannen mee inzitten om tijdens het vrijen iets niet goed te doen en maken zich veel meer zorgen over hun uiterlijk tijdens de seks dan mannen (De Graaf H., Meijer S., Poelman J., & Vanwesenbeeck I., 2005). 5
Attitudes ten aanzien van de communicatie over wat jij of je partner lekker vinden, gaan over het al dan niet rekening houden met het genot van de partner, het rapporteren wat je lekker vindt aan de partner of vragen wat de partner lekker vindt. De stelling „Ik vraag mijn partner dikwijls om bevestiging van wat ik doe tijdens de seks‟ peilt naar deze attitudes. Vrouwen gaan over het algemeen minder assertief zijn dan mannen (De Graaf H. et al., 2005). Mannen gaan vaker de attitude hebben om aan de partner te zeggen wat ze lekker vinden en om aan de partner te vragen wat hij of zij lekker vindt. Hoe komt het nu dat mannen en vrouwen verschillen in seksuele attitudes? Naast sociale verklaringen zijn er ook biologische en sociobiologische verklaringen mogelijk. De (socio)biologische verklaringen voor het geslachtsverschil gaan vooral in op het verschil in hormonen, genen of lichaamsbouw. Ten eerste hebben mannen en vrouwen een andere verdeling van hormonen (Udry J.R., Billy J.O.G, Morris N.M., Goff T.R., & Ray M.H., 1985). Het mannelijke hormoon, testosteron, zou verantwoordelijk zijn voor de sterkere seksuele gerichtheid van mannen. Terwijl oestrogeen eerder verbonden is met vruchtbaarheid en zwangerschap bij vrouwen. Het evolutionair perspectief gaat in op het verschil in genen. Mannen en vrouwen voelen een andere druk in verband met reproductie en paren (Browne K.R., 1995). De seksuele selectie wordt bepaald door de „relatieve ouderlijke investering‟ van de geslachten in hun nakomelingen (Trivers R.L., 1972). Mannen kunnen hun reproductiesucces vergroten door te paren met meerdere vrouwen, terwijl vrouwen dit slechts kunnen door hun nakomelingen goed te verzorgen tot volwassenen die ook een groot reproductiesucces zullen hebben. Er zijn ook geslachtsverschillen gevonden in het verlangen naar seksuele variatie (Buss & Schmitt, 1993). Zowel mannen als vrouwen gebruiken korte- als langetermijn strategieën. Lange-termijn relaties worden gekenmerkt door verlengde verkering, hoge investering en de emotie verliefdheid (Buss & Schmitt, 1993). Een korte-termijn relatie is een kortstondige seksuele ontmoeting, zoals een one-night-stand. Buss & Schmitt (1993) gaan vooral in op het geslachtsverschil in korte-termijn relaties. Mannen opteren voor een korte-termijn strategie gemotiveerd door hun verlangen in seksuele variatie (Buss & Schmitt, 1993). Mannen wensen dus veel sekspartners. Vrouwen kiezen voor een korte-termijn strategie om mannen te verkrijgen die een hoge status hebben of een hoge genetische kwaliteit (Smith, 1984). Mannen kijken dus naar de kwantiteit, terwijl vrouwen kijken naar de kwaliteit bij korte-termijn relaties. De potentiële reproductieve voordelen door te paren met meerdere partners zijn veel hoger voor mannen dan voor vrouwen. De lichamelijke verklaring kijkt vooral naar het verschil die ontstaat tussen mannen en vrouwen bij de ontwikkeling van het lichaam. Het verschil in grootte van het mannelijke en vrouwelijke geslachtsorgaan wordt soms als oorzaak gezien voor het geslachtsverschil in hersenactiviteit en 6
seksueel gedrag. Jongens leren vlugger dan meisjes dat de aanraking van de genitale delen leidt tot een seksueel genot (Gallo, 1979). Dit omdat de penis groter is en bijgevolg gemakkelijker te vinden is dan de clitoris.
De (socio)biologische verklaringen kunnen de geslachtsverschillen in seksuele attitudes slechts gedeeltelijk verklaren. Ze kunnen niet verklaren waarom een bepaalde seksuele attitude in de ene samenleving wel en in de andere niet wordt toegelaten. De sociale verklaringen zijn dus ook belangrijk om het geslachtsverschil in seksuele attitudes te begrijpen. In deze paper wordt ingegaan op de sociale leertheorie en de sociale roltheorie. Beide benaderingen worden samen besproken, omdat ze nauw met elkaar in verbinding staan.
De sociale leertheorie en de sociale roltheorie gaan ervan uit dat het socialisatieproces een invloed uitoefent op de seksuele attitudes van mannen en vrouwen (Gagnon J.H. & Simon W., 1973; Hogben M. & Byrne D., 1998). De sociale leertheorie (Bandura A., 1977) stelt dat seksuele attitudes aangeleerd worden via seksuele socialisatie. Dit socialisatieproces is anders voor vrouwen dan voor mannen. Dit is ook wat de sociale roltheorie (Eagle A.H., 1987) zegt. Volgens de sociale roltheorie hangt je sociale rol af van de sociale groep (man of vrouw) waartoe je behoort. Vanaf jonge leeftijd worden jongens en meisjes aangeleerd wat de gepaste geslachtsrol is. Kinderen imiteren het gedrag van de ouder van hetzelfde geslacht (Kim J.L. & Ward L.M., 2004). Op die manier wordt conform geslachtsrolgedrag van de ene generatie op de andere overgeleverd. Maar niet enkel de ouders, ook peers, media etc. kunnen als voorbeeld dienen (Olivier M.B. & Hyde J.S., 1993). Geslachtsrollen worden aangeleerd doordat consistent geslachtsrolgedrag positief onthaald wordt en dat inconsistent gedrag genegeerd of zelfs bestraft wordt (Mischel W.A., 1966). Mensen voelen dus een zekere druk om aan geslachtsrollen te voldoen (Rudman L.A. & Fairchild K., 2004), want het afwijken van deze rollen wordt sociaal gesanctioneerd. Wel is het zo dat niet iedereen in gelijke mate aan deze rollen voldoet. Er bestaan verschillen in het belang die mensen aan het voldoen aan geslachtsrollen hechten (Wood W., Christensen P.N., Hebl M.R., & Rothgerber H., 1997). Seksualiteit is één van de sterkste domeinen waar mannen en vrouwen een druk voelen om aan geslachtsrollen te voldoen (Rohlinger D.A., 2002). Het willen voldoen aan de geslachtsrollen voorspelt het meedoen aan stereotype seksuele activiteiten (Carver P.R., Yunger J.L., & Perry D.G., 2003). De stereotypes in de maatschappij over mannen en vrouwen, bijvoorbeeld mannen denken constant aan seks terwijl vrouwen pas seks willen als er sprake is van liefde, geven vorm aan geslachtsrollen, die op hun beurt de seksuele attitudes van mensen beïnvloeden (Canary D.J., Emmers-Sommer T.M., & Faulkner S., 1997). 7
De geslachtsverschillen in seksuele attitudes komen dus voort uit de conformiteit aan sociaal gedefinieerde geslachtsrollen (Wood W. & Eagle A.H., 2002). Mensen gaan het stereotype dat mannen meer geïnteresseerd zijn in seks dan vrouwen goedkeuren (Deaux K. & Major B., 1987). Dit is ook wat het script van de „seksuele dubbele standaard‟ voorspelt (White, 2002). De seksuele dubbele standaard veronderstelt dat mannen worden geprezen voor seksuele activiteit en dat vrouwen worden aanzien als “sletten” als ze seks hebben gehad (White, 2002). Milhausen en Herold (1999) vonden in hun studie dat vrouwen het gevoel hebben dat ze harder worden beoordeeld dan mannen voor het hebben van meerdere sekspartners. De seksuele dubbele standaard, die veronderstelt dat vrouwen negatief en mannen positief worden bekeken voor een actief verlangen naar seks (Holland, Ramazanoglu, Sharpe, & Thomson, 1996), zorgt ervoor dat vrouwen bang zijn voor een slechte reputatie wanneer ze hun seksueel verlangen uiten (Tolman, 1994). Met als gevolg dat vrouwen hun seksueel verlangen niet zoveel uiten als mannen.
Bovenstaande verklaringen kunnen een antwoord bieden op de vraag waarom er een geslachtsverschil in seksuele attitudes bestaat. Er valt te verwachten dat vrouwen eerder seksuele attitudes gaan hebben die wijzen op een hogere mate van onzekerheid tijdens de seks en minder positieve seksuele attitudes gaan hebben ten opzichte van communicatie over wat ze lekker vinden. Van mannen valt te verwachten dat ze positieve seksuele attitudes gaan hebben ten opzichte van masturbatie en seksuele attitudes waarbij genot op de eerste plaats staat in de relatie of tijdens de seks.
3. Geslachtsverschillen in het zoeken naar seksuele inhouden op het internet In deze studie richt ik me vooral tot het zoeken naar seksuele inhouden op het internet. Dit kan zowel het bezoeken van pornosites zijn, als het bezoeken van informatieve sites over seks . Naargelang het zoeken naar seksuele inhouden op het internet bestaan er, net als bij seksuele attitudes, geslachtsverschillen. Volgens Aubrey (2003) is het zo dat mannen en vrouwen enkel deze boodschappen over seksualiteit benutten en hanteren die voor hun eigen geslacht van belang zijn. Mannen gaan vaker dan vrouwen op zoek naar seksuele boodschappen op het internet (De Graaf H. et al., 2005) en gaan die veel positiever waarderen dan vrouwen (Vanwesenbeeck I. et al., 2002). Het internet wordt veel gebruikt als een informatiebron over relaties en seksualiteit. Uit de onderzoeken van Klaï en Vermeire (2006) en van De Graaf en Vanwesenbeeck (2006) blijkt dat veel jonge mensen een antwoord op het internet zoeken op vragen over relaties en seksualiteit. Internet zorgt ervoor dat praten over seksualiteit zeer gemakkelijk wordt omdat je anoniem informatie kan zoeken en vragen kan stellen.
8
Niet iedereen gaat altijd intentioneel en doelbewust op zoek naar informatie over seksualiteit. Soms kan men ook indirect op erotisch getinte sites terechtkomen. Maar mensen komen niet altijd per ongeluk op pornografische sites. Sommigen gaan pornosites ook zelf opzoeken (De Graaf H. et al., 2005). Het bezoeken van informatiesites over relaties en seksualiteit kent een nauw verband met het bezoeken van erotisch getinte sites (De Graaf H. & Vanwesenbeeck I., 2006).
Op het internet is er veel pornografie te vinden. In de consumptie van pornografie zijn er duidelijke geslachtsverschillen (Fisher W.A. & Byrne D., 1989). In vergelijking met vrouwen consumeren mannen meer pornografie, worden ze op een jongere leeftijd blootgesteld aan pornografie en maken ze meer gebruik van pornografie bij het masturberen (Fisher W.A. & Byrne D., 1989). Mannen hebben positievere attitudes ten aanzien van het gebruik van pornografie (Traeen B., Spitznogle K., & Beverfjord A., 2004). Vrouwen hebben eerder negatievere attitudes ten opzichte van pornografie en gebruiken het minder (Lewin B., Fugl-Meyer K., Helmius G., Lalos A., & Mansson S., 2010). Het geslachtsverschil in beleving of gebruik van pornografie kan zowel te maken hebben met het verschil in hersenactiviteit als met het verschil in socialisatie tussen mannen en vrouwen. Mannen vertonen een andere hersenactiviteit dan vrouwen (Canli T. & Gabrielli D., 2004). De hersencentra die in verband staan met seksuele differentiatie, seksuele respons en seksuele regulering van hormonen worden bij mannen heviger geactiveerd bij het zien van seksueel getinte beelden. Ook gaan mannen in neutrale afbeeldingen sneller seksueel getinte zaken herkennen. Mannen gaan dus sneller opgewonden geraken door het zien van seksueel getint materiaal dan vrouwen. Dit komt eveneens doordat mannen meer dan vrouwen een smallere zintuiglijke en fantasierijke focus hebben (Okami P. & Schackelford T.K., 2001). Mannen gaan minder oog hebben voor de achtergrond, maar eerder voor het vrouwelijk lichaam die in beeld komt. Vrouwen daarentegen gaan meer aandacht hebben voor de achtergrond en het verhaal. In de dominante pornofilmpjes wordt er aan de zaken waarop vrouwen letten weinig belang gehecht. Bij de geslachtsverschillen in het gebruik en attitudes ten opzichte van porno kan ook de socialisatie in geslachtsrollen een belangrijke rol spelen (White, 2002). De sociale rol van de mannen laat het kijken naar porno meer toe dan dat vrouwen naar porno zouden kijken. Het kijken naar porno voor de bevrediging van de seksuele noden is een uiting het een seksueel verlangen. Vrouwen uiten hun seksueel verlangen niet zoveel als mannen uit angst voor slechte reputatie (Tolman, 1994).
Aan de hand van boven beschreven onderzoeken valt te verwachten dat mannen meer op het internet naar seksuele inhouden gaan zoeken dan vrouwen.
9
4. De relatie tussen seksuele attitudes en internetgebruik Op het internet zijn veel seksueel getinte inhouden te zien. De vraag is nu of er een samenhang bestaat tussen die seksueel getinte inhouden op het internet en seksuele attitudes. Om dit verder te onderzoeken, vertrek ik vanuit de „uses and gratification theory‟ (Blumler J.G. & Katz J.E., 1974). Deze theorie beweert dat mediagebruikers een actieve rol spelen in het kiezen en het gebruiken van de media (de Boer C. & Brennecke S.I., 1995). Het publiek gaat de media gebruiken (use) om zijn behoeften te bevredigen en voor de voldoening (gratification) die men denkt aan het mediagebruik te kunnen ontlenen. Als bepaalde jongeren dus heel geïnteresseerd zijn in seks is het volgens deze theorie heel goed mogelijk dat deze jongeren vaker gaan kijken naar seksuele inhouden in de media, dan jongeren die daar minder in geïnteresseerd zijn. Bij de „uses and gratification theory‟ is de inhoud van de boodschap van niet zo belangrijk, want het publiek selecteert en onthoudt toch alleen de voor hen relevante onderdelen van de boodschap. De bevredigde behoeften door mediagebruik zijn dus niet direct af te leiden uit de inhoud. Twee personen die naar hetzelfde kijken, kunnen dat vanuit andere behoeften doen. Het bezoeken van een pornosite kan voor de ene gewoon sensatie zijn, terwijl het voor de andere een vorm van kennis opdoen is.
Volgens deze theorie is het dus heel goed mogelijk dat iemand met seksuele attitudes die wijzen op een hoge mate van onzekerheid meer in contact komt met seksuele inhouden op het internet. Dit om bijvoorbeeld meer informatie en ervaring op te doen over bepaalde technieken en standjes. Het opdoen van deze informatie zorgt voor een zekere vorm van voldoening (gratification) voor de persoon die het opzoekt. Ik verwacht ook dat iemand met positieve attitudes ten opzichte van masturbatie en seksuele attitudes, waar genot op de eerste plaats staat (in tegenstelling tot bijvoorbeeld liefde), meer op het internet naar seksuele inhouden gaat zoeken. Hij/zij kunnen dit doen om zijn/haar behoeften te bevredigen, wat kan leiden tot voldoening. Bij seksuele attitudes ten opzichte van communicatie verwacht ik dat iemand die het belangrijk vindt om te communiceren over wat hij/zij lekker vindt meer op het internet naar informatie gaat zoeken. Hij/ zij kan voor zichzelf waardevolle informatie om over te communiceren op het internet vinden. Dit kan voor voldoening zorgen.
10
5. Theoretisch model en hypothesen De centrale doelstelling van dit onderzoek is het nagaan van de invloed van seksuele attitudes op internetgebruik. Naast de vraag of er een invloed bestaat van seksuele attitudes op het zoeken naar seksuele inhouden op het internet, wil ik nog twee andere algemene vragen met dit onderzoek beantwoorden. Namelijk: Welke verschillen zijn er tussen mannen en vrouwen inzake seksuele attitudes? Gaan mannen vaker dan vrouwen op zoek naar seksuele inhouden op het internet?
Figuur 1: theoretisch model
Controlevariabelen: -Leeftijd
-SES -Seksuele ervaring -Seksuele geaardheid
Seksuele inhouden op het internet Seksuele attitudes: -Masturbatie -Genotsbeleving -Mate van onzekerheid -Communicatie
Geslacht
11
Bovengenoemde onderzoeken en theorieën leiden tot een aantal groepen van hypothesen die ik met deze studie wil testen. De eerste groep en tweede groep van hypothesen gaan respectievelijk over de geslachtsverschillen betreffende seksuele attitudes en internetgebruik. De derde groep van hypothesen gaat over de invloed van seksuele attitudes op internetgebruik. Ook worden er in de vierde groep hypothesen geformuleerd over het modererend effect van geslacht op de invloed van seksuele attitudes op het zoeken naar seksuele inhouden op het internet.
Groep 1: H1: Mannen hebben positievere attitudes ten opzichte van masturbatie dan vrouwen. H2: Mannen vinden genot belangrijker dan bijvoorbeeld liefde tijdens de seks of in een relatie. H3: Mannen staan positiever dan vrouwen ten opzichte van communicatie over wat ze lekker vinden of wat hun partner lekker vindt. H4: Vrouwen kennen een hogere mate van onzekerheid tijdens de seks dan mannen. Groep 2: H5: Mannen gaan meer dan vrouwen op het internet naar seksuele inhouden zoeken. Groep 3: H6: Iemand die het belangrijk vindt om te communiceren over wat hij/zij lekker vindt, gaat meer op het internet naar seksuele inhouden zoeken dan iemand die dit niet zo belangrijk vindt. H7: Iemand die genot belangrijker vindt (dan bijvoorbeeld liefde) gaat meer naar seksuele inhouden op het internet zoeken. H8: Iemand met positieve attitudes ten opzichte van masturbatie gaat meer op het internet naar seksuele inhouden zoeken in vergelijking met iemand met een negatieve attitudes. H9: Iemand die een hoge mate van onzekerheid kent, gaat meer naar seksuele inhouden op het internet zoeken. Groep 4: H10: Mannen met positievere attitudes ten opzichte van communicatie gaan meer naar seksuele inhouden op het internet zoeken dan vrouwen met positievere attitudes ten opzichte van communicatie. H11: Mannen die genot belangrijker vinden (dan bijvoorbeeld liefde) gaan meer naar seksuele inhouden op het internet zoeken dan vrouwen die genot belangrijker vinden (dan bijvoorbeeld liefde). H12: Mannen met positieve attitudes ten opzichte van masturbatie gaan meer naar seksuele inhouden op het internet zoeken dan vrouwen met een positievere attitudes ten opzichte van masturbatie. H13: Mannen die een hoge mate van onzekerheid kennen, gaan meer naar seksuele inhouden op het internet zoeken dan vrouwen die een hoge mate van onzekerheid kennen.
12
6. Methode 6.1. Steekproef en methode van dataverzameling Omdat het bevragen naar seksuele attitudes en naar de mate waarin men op het internet naar seksuele inhouden zoekt een gevoelig onderwerp is, heb ik ervoor gekozen om de respondenten op anonieme wijze te bevragen. Dit via een elektronische enquête in de studentenbarometer die plaatsvond in de maanden november, december 2009 en januari 2010 (zie bijlage 1). De studentenbarometer is een jaarlijkse terugkerende elektronische vragenlijst die door de vakgroep sociologie wordt opgesteld met als doel het één en het ander te weten te komen over de mensen die aan de universiteit van Gent studeren. Deze vragenlijst is volledig anoniem en bevat vragen over uiteenlopende thema‟s. Voor de bevraging werd de studentenbarometer ingedeeld in vier groepen, volgens de geboortemaanden van de respondenten. De respondenten met geboortemaand april, augustus of december kregen mijn vragen over seksuele attitudes en internetgebruik. Het gemiddelde responspercentage over de vier groepen bedraagt 24,13%. Dit levert voor mijn steekproef een respons van 1614 studenten op.
Het afnemen van een elektronische vragenlijst biedt heel wat voordelen als je onderzoek naar seksualiteit doet. Degenen die de vragenlijst beantwoorden, voelen zich meer op hun gemak en gaan minder de neiging hebben te liegen. Als men een elektronische vragenlijst invult, zit men ook vaak alleen voor hun computer en wordt men dus veel minder gestuurd door (de antwoorden van) vrienden en gaat men minder sociaal wenselijke antwoorden geven. Maar het afnemen van een vragenlijst over seksualiteit kent ook nadelen. Een gevaar bij het afnemen van een vragenlijst over seksualiteit is dat een aantal begrippen niet voor iedereen hetzelfde betekenen. Om onduidelijkheden te vermijden, werden enkele begrippen in de vragenlijst nader gedefinieerd. Er moet ook rekening gehouden worden met het feit dat mannen eerder overrapporteren en vrouwen eerder onderrapporteren op vragen over seksualiteit (Vanwesenbeeck I., 2007). Dit kan verklaard worden door de eerder besproken seksuele dubbele standaard (Van Hove, Carpentier, & Knops, 1995).
Vooraleer in te gaan op de gebruikte variabelen is het belangrijk te weten wie de respondenten zijn. Aangezien ik met de studentenbarometer gewerkt heb, beperk ik me tot Gentse universiteitsstudenten. Ik ben me er dan ook ten volle van bewust dat dit onderzoek niet representatief zal zijn voor de hele studentenpopulatie en zeker niet voor de populatie in het algemeen. Ik heb ervoor gekozen om studenten te bevragen, omdat dit een makkelijk te bereiken publiek is. Ook omdat laat adolescenten al een meer standvastig idee van hun lichaam, hun seksuele oriëntatie en hun geslachtsrollen hebben (Haffner, 1998). Laat adolescenten ervaren minder druk van peers dan vroeg en 13
midden adolescenten (Brown B.B., Eicher S.A., & Petrie S., 1986; Costanzo P. & Shaw M., 1966; Steinberg L. & Silverberg S., 1986). Een mogelijke reden hiervoor kan zijn dat de partner tijdens deze adolescentiejaren een grotere rol speelt dan vrienden. Tijdens de jongvolwassenheid is de vorming van intimiteit en het aangaan van intieme relaties een belangrijke bezigheid (Erikson E.H., 1963; Orlofsky J.L., 1993). Hoewel intimiteit gedurende het hele leven een belangrijke rol speelt, is deze gedurende de late adolescentie van uitermate belang, omdat deze jongeren de opgave hebben om een partner te zoeken voor een lange tijd, misschien zelfs voor de rest van hun leven (Erikson E.H., 1963).
6.2. Variabelen 6.2.1. Hoofdvariabelen
Seksuele attitudes. Om seksuele attitudes na te gaan, wordt onder andere de „negative attitudes toward masturbation‟ schaal van Abramson en Mosher (Abramson P.R. & Mosher D.L., 1975; Bauserman R., Davis C.M., Yarber W.L., Schreer G., & Davis S.L., 1998) gebruikt. Zelf heb ik ook nog aantal stellingen opgesteld om te peilen naar attitudes ten opzichte van genotsbeleving, de mate van onzekerheid tijdens de seks en de communicatie voor, tijdens of na de seks. De seksuele attitudes worden nagegaan door tiental stellingen voorop te stellen waarop de Gentse universiteitsstudenten moeten antwoorden met een 5-puntenschaal gaande van helemaal eens (1) tot helemaal oneens(5). Na het uitvoeren van een factoranalyse met een promax-rotatie worden er vier factoren behouden, zoals weergegeven in tabel 1. Het criterium van de eigenwaarde wordt op 1 gesteld. De eerste factor bestaat uit de items 1 (Ik voel me schuldig over masturbatie), 2 (Masturbatie kan een “friend in need” zijn wanneer er geen “friend in deed” is), 3 (Spelen met eigen genitaliën is vies/ walgelijk) en 4 (Masturberen is fun). Deze items hebben als gezamenlijke eigenschap dat er gepeild wordt naar hoe men tegenover masturbatie staat en wordt dan ook benoemd als „masturbatie‟. Deze factor verklaart 21,72 % van de totale variantie. De tweede factor is opgebouwd uit de items 5 (Genot staat bij mij op de eerste plaats, al de rest is niet van belang) en 6 (Genot speelt een grotere rol dan liefde). Deze twee items peilen naar hoe belangrijk men genot in een relatie vindt. Deze factor wordt „genot‟ genoemd en verklaart 10,11% van de variantie. De derde factor bestaat uit de items 7 (Ik ben vaak bang dat ik iets verkeerd doe tijdens de seks) en 8 (Tijdens de seks denk ik vaak na over mijn uiterlijk). Deze twee items hebben met elkaar gemeen dat ze peilen naar de mate van onzekerheid tijdens de seks. Deze factor wordt benoemd als „mate van onzekerheid‟. De derde factor verklaard 6,73% van de totale variantie. De vierde factor is opgebouwd uit de items 9 (Ik vraag mijn partner dikwijls om bevestiging van wat ik doe tijdens de seks) en 10 (Tijdens de seks denk ik vaak na over mijn uiterlijk). Items 9 en 10 gaan 14
na hoe men staat ten opzichte van communicatie voor, tijdens of na de seks. Factor 4 wordt bijgevolg omschreven als „communicatie‟ en verklaart 6,53% van de totale variantie. Een hoge score op de factoren 1 (mastuberen), 2 (genot), 3 (mate van onzekerheid) en 4 (communicatie) wijzen respectievelijk op positieve attitudes ten opzichte van masturbatie, veel belang hechten aan genot, een hoge mate van onzekerheid en goede communicatie. Uit tabel 3 valt af te leiden dat de studenten in de data gemiddeld positieve attitudes hebben ten aanzien van communicatie voor , tijdens of na de seks en liefde net iets belangrijker vinden dan genot. Ze hebben eveneens gemiddeld positieve attitudes ten opzichte van masturberen en attitudes die wijzen op een eerder lage mate van onzekerheid tijdens de seks. Tabel 1: Patroonmatrix van seksuele attitudes (N=1581).
Seksuele attitudes
Factoren 1
2
3
0,57
0,03
0,17
-0,00
-0,58
0,02
0,05
0,02
0,82
0,03
0,02
0,02
4.Masturberen is fun.
-0,80
0,04
0,09
0,01
5.Genot staat bij mij op de eerste plaats, al de rest is niet van belang.
-0,06
0,71
0,00
-0,04
0,06
0,66
0,01
0,04
7.Ik ben vaak bang dat ik iets verkeerd doe tijdens de seks.
-0,02
-0,01
0,74
-0,07
8. Tijdens de seks denk ik vaak na over mijn uiterlijk..
0,015
0,02
0,43
0,09
9.Ik vraag mijn partner dikwijls om bevestiging van wat ik doe tijdens de seks.
-0,01
-0,04
0,31
0,51
10.Ik meld mijn partner steevast wat ik lekker vind en wat niet.
-0,01
0,02
-0,18
0,65
2,17
1,01
0,67
0,65
21,72
10,11
6,73
6,53
4 1.Ik voel me schuldig over masturbatie. 2.Masturbatie kan een “friend in need” zijn wanneer er geen “friend in deed” is. 3.Spelen met eigen genitaliën is vies/ walgelijk.
6.Genot speelt een grotere rol dan liefde
Eigenwaarde % van de variantie Factor 1 (items 1, 2, 3 en 4 >0,4 ): masturberen. Factor 2 (items 5 en 6>0,4): genot. Factor 3 (items 7 en 8 >0,4): mate van onzekerheid. Factor 4 (items 9 en 10 >0,4): communicatie
15
Seksuele inhouden op het internet. De hoeveelheid en het type internetgebruik wordt gemeten via een lijst met een aantal toepassingen en zaken die je op het internet kan doen ( Naar informatie zoeken, surfen, chatten, informatieve sites over seks bezoeken, sociale netwerksites en het bezoeken van pornosites) waarop de Gentse universiteitsstudenten via een 5-puntenschaal moeten aanduiden hoe vaak (nooit, af en toe, 1 x per week, 1 x per dag of meerdere keren per dag) ze deze toepassingen en zaken op het internet doen. Een hoge score op deze variabele wijst erop dat ze de toepassingen vaak (dagelijks) gebruiken.
Via het gebruik van factoranalyse met een promax-rotatie kunnen er drie factoren onderscheiden worden, zoals aangegeven in tabel 2. Het criterium van de eigenwaarde wordt op 1 gesteld. De eerste twee items (Naar informatie zoeken en surfen) scoren hoog op de eerste factor en hebben gemeenschappelijk dat ze peilen naar de mate waarin mensen surfen. Deze factor werd dan ook „surfen‟ genoemd. Surfen verklaard 18,74% van de totale variantie. De tweede factor bestaat uit de items 3 (MSN-en) en 4 (Sociale netwerksites). Deze twee items hebben als gezamenlijke eigenschap dat ze peilen naar de mate waarin mensen in contact komen met anderen op het internet. De tweede factor wordt „netwerken‟ genoemd. Deze factor verklaard 7,76% van de totale variantie. De derde factor is opgebouwd uit de items 5 (Bezoeken van informatieve sites i.v.m. seks) en 6 (Zoeken naar seks/ pornosites bezoeken) en gaat na in welke mate mensen zoeken naar seksuele inhouden op het internet. Deze derde factor wordt dan ook omschreven als „zoeken seks‟ en verklaart 5,29% van de totale variantie. Het is deze derde factor die in de studie als afhankelijke variabele wordt gebruikt. In tabel 3 is te zien dat het gemiddelde op de variabele „zoeken seks‟ laag (1,44) ligt. Het gros (89,10%) van de bevraagde studenten zoekt nooit of slechts af en toe naar seksuele inhouden op het internet.
16
Tabel 2: Patroonmatrix van internetgebruik (N=1581). Internetgebruik
Factoren 1
2
3
1.Naar informatie zoeken.
0,55
-0,15
0,05
2.Surfen.
0,69
0,16
-0,04
3.MSN-en (chatten via MSN).
-0,03
0,57
0,03
4.Sociale netwerksites.
-0,04
0,55
0,01
5.Bezoeken van informatieve sites i.v.m. seks.
-0,06
0,09
0,50
6. Zoeken naar seks/ pornosites bezoeken.
0,15
-0,08
0,40
Eigenwaarde
1,12
0,47
0,32
% van de variantie
18,74
7,76
5,29
Factor 1 (items 1 en 2 >0,4 ): surfen. Factor 2 (items 3 en 4 >0,4): netwerken. Factor 3 (items 5 en 6 >0,4): zoeken seks.
Geslacht. Geslacht is een dichotome variabele waarbij 0 man is en 1 vrouw. In de dataset zitten er meer vrouwen (61,60%) dan mannen (38,40%) (zie tabel 3). 6.2.2. Controle variabelen Socio-Economische status (SES). Voor de codering van sociaal-economische status maak ik gebruik van een internationaal gevalideerde schaal, meerbepaald de „International socioeconomic indexes of occupational status‟ (ISEI) (Ganzeboom H.B.G & Treiman D.J., 1996). De variabele SES van moeder en vader kan daardoor gebruikt worden als metrische variabelen. Tabel 3 laat een grote standaardafwijking (15,67 bij moeder en 15,95 bij vader) van SES zien. Dit kan verklaard worden doordat de range van 16 tot 90 gaat. Het gros van de studenten in de data kennen een gemiddelde tot hoge SES van moeder en vader.
Seksuele ervaring. De seksuele ervaring van Gentse universiteitsstudenten wordt gemeten door een vraag die peilt naar het aantal sekspartners. De studenten kunnen een cijfer invullen van 0 tot 100. De variabele seksuele ervaring kent een hoog aantal missings (24,30%). Dit is misschien te wijten aan het hoge aantal respondenten die niet meer weten met hoeveel partners ze al seks hebben gehad of de moeite niet doen om het te tellen. Het kan ook te wijten zijn aan de vraag die te persoonlijk is. Uit de 17
non-responsanalyse blijkt dat mensen niet op deze vraag geantwoord hebben uit een vorm van schaamte of wenselijkheid. Uit tabel 3 valt af te leiden dat de bevraagde Genste studenten gemiddeld 2,74 sekspartners hebben. De standaardafwijking van seksuele ervaring is dan ook relatief klein (3,55).
Seksuele geaardheid. De seksuele geaardheid, of iemand hetero-, bi- of homoseksueel is, wordt gemeten aan de hand van de Kinsey-schaal (Gijs L., Gianotten W., Vanwesenbeeck I., & Weijenborg P., 2004). Deze schaal gaat van exclusief heteroseksueel (1) tot exclusief homoseksueel (7). Onderstaande tabel laat zien dat het merendeel van de studenten heteroseksueel (90,10%) is. 5,40% is biseksueel en slechts 3,60% is homoseksueel. De Heteroseksuelen worden dan ook gebruikt als referentiecategorie bij regressieanalyse.
Leeftijd. Leeftijd is gemeten in het aantal jaren. De leeftijd gaat van 18 tot 61 jaar. De variabele wordt ingedeeld in categorieën, namelijk: 18 tot 19 jaar, 20, 21, 22, 23 en 24 tot hoger. De leeftijden 20 (16,60%), 21 (14,20%), 22 (14,30%) en 23 (14,70%) worden apart genomen omdat de meeste studenten in de data een leeftijd tussen de 20 en 23 jaar hebben (zie tabel 3). Door 18 en 19 (21,20%) samen te nemen en 24 en hoger (19,00%) bedraagt het aantal in elke groep boven de 14%. In regressieanalyse wordt 18 tot 19 jaar de referentiecategorie, omdat deze de grootste en tevens een grenscategorie is.
18
Tabel 3: Univariate analyse van geslacht, leeftijd, SES, seksuele geaardheid, seksuele ervaring, zoeken naar seksuele inhouden op het internet en seksuele attitudes.
%/Gemiddelde Geslacht Man
38,40%
Vrouw
61,60%
Leeftijd 18-19
21,20%
20
16,60%
21
14,20%
22
14,30%
23
14,70%
24-…
19,00%
S
Missings
Valide aantal
0
1581
/
0
1581
/
SES Moeder
51,99
153
1488
15,67
Vader
55,97
125
1456
15,95
14
1567
/
Seksuele geaardheid Hetero
90,10%
Bi
5,40%
Homo
3,60%
Seksuele ervaring
2,74
384
1197
3,55
Zoeken naar seksuele inhouden op het internet
1,44
41
1540
0,55
Seksuele attitudes: communicatie
3,13
231
1350
0,69
Seksuele attitudes: genot
2,12
218
1363
0,67
Seksuele attitudes: masturberen
3,94
215
1366
0,66
Seksuele attitudes: mate van onzekerheid
2,66
233
1348
0,79
19
7. Resultaten Om te weten welke seksuele attitudes mannen en vrouwen hebben, wordt in tabel 4 de gemiddelden op seksuele attitudes van beide geslachten met elkaar vergeleken. Mannen (2,23) scoren gemiddeld hoger dan vrouwen (2,05) op attitudes ten opzichte van genot, wat wil zeggen dat mannen meer belang hechten aan seksueel genot in een relatie in vergelijking met bijvoorbeeld liefde. De gemiddelde score van mannen (4,09) op seksuele attitudes ten opzichte van masturbatie ligt hoger dan de gemiddelde score van vrouwen (3,85). Mannen hebben dus positievere attitudes ten opzichte van masturbatie dan vrouwen. Vrouwen (2,72) scoren gemiddeld dan weer hoger op attitudes ten opzichte van de mate van onzekerheid dan mannen (2,56). Vrouwen kennen dus een hogere mate van onzekerheid tijdens de seks dan de mannen. Deze resultaten bevestigen de eerste groep van hypothesen, behalve hypothese 3. Dit omdat het verschil tussen mannen en vrouwen bij seksuele attitudes ten opzichte van communicatie niet significant is op het 0,05 niveau. Tabel 4: De verdeling naar geslacht van de seksuele attitudes.
Man
Vrouw
3,17
3,11
F= 3,11; p= 0,08
Genot
2,23***
2,05***
F= 23,32; p= 0,00
Masturberen
4,09***
3,85***
F= 43,66; p= 0,00
Mate van onzekerheid
2,56***
2,72***
F= 12,55; p= 0,00
Communicatie
Significantie
Significantie: *:0,05 **:0,01 ***:0,001
Om de invloed van seksuele attitudes op internetgebruik na te gaan wordt een multivariate regressieanalyse met gecentreerde variabelen gebruikt. In tabel 5 is te zien dat alle modellen significant zijn op het 0,001 niveau.
In het eerste model worden alle hoofdvariabelen opgenomen. Het model verklaart 28,60% van de verschillen in het zoeken naar seksuele inhouden op het internet. In dit model hebben alle variabelen een significant effect.
In het tweede model worden de controlevariabelen opgenomen. Dit model verklaart 1,30% meer dan het eerste model. Naast alle hoofdvariabelen zijn nu ook de variabelen seksuele geaardheid en het aantal sekspartners significant. 20
In het derde model worden de interactie-effecten tussen geslacht en seksuele attitudes opgenomen. Het derde model verklaart 31,10% van de variantie in het zoeken naar seksuele inhouden op het internet en verklaart daarmee 1,20% meer dan het tweede model. In dit model blijven alle voorgaande siginificante effecten significant, behalve de seksuele attitudes ten opzichte van communicatie voor, tijdens of na de seks. De zesde hypothese over communicatie kan dus niet bevestigd worden. De vijfde hypothese, dat mannen meer dan vrouwen op het internet naar seksuele inhouden zoeken, wordt bevestigd. Vrouwen gaan bij een gemiddelde score op masturbatie 0,45 punten lager dan mannen scoren op het zoeken naar seksuele inhouden op het internet. Hypothesen 7 en 8 worden eveneens bevestigd, want studenten die veel belang hechten aan genot en positieve attitudes hebben ten opzichte van masturbatie gaan meer op het internet naar seksuele inhouden gaan zoeken dan degene die minder belang hechten aan genot en minder positief staan ten opzichte van masturbatie. Hypothese 9 over onzekerheid wordt ook aanvaard. Studenten die een attitude hebben die wijst op een hoge mate van onzekerheid tijdens de seks scoren hoger op het zoeken naar seksuele inhouden op het internet dan studenten met een attitude die wijst op een lagere mate van onzekerheid. Geslacht oefent enkel bij seksuele attitudes ten opzichte van masturbatie een modererend effect uit op de invloed van seksuele attitudes op het zoeken naar seksuele inhouden op het internet. Bij de andere drie seksuele attitudes is het interactie-effect met geslacht niet significant. Bijgevolg kun de hypothesen 10, 11 en 13 niet bevestigd worden. Het interactie-effect tussen vrouw en masturberen is significant op het 0.05 niveau en heeft een negatief verband met het zoeken naar seksuele inhouden op het internet. Dit bevestigt de twaalfde hypothese. Dit betekent dat het effect van positieve attitudes ten opzichte van masturbatie op het zoeken naar seksuele inhouden op het internet afneemt als men een vrouw is. Dus als men een vrouw is, spelen de attitudes ten opzichte van masturbatie veel minder een rol. De combinatie vrouw en masturberen zorgt voor een significante verandering in de verklaarde variantie van het model.
21
Tabel 5: meervoudige regressieanalyse van geslacht, leeftijd, SES, seksuele geaardheid, seksuele ervaring, zoeken naar seksuele inhouden op het internet, seksuele attitudes en de interactie-effecten tussen geslacht en seksuele attitudes (N=1010).
Model 1 b
Model 2 B
b
Model 3 B
0,33***
b
B
(constante)
0,32***
0,31***
Geslacht (1=vrouw) Seksuele attitudes: communicatie
-0,47***
-0,42***
-0,47***
-0,42***
-0,45***
-0,41***
0,05*
0,06*
0,06**
0,07**
0,05
0,07
Seksuele attitudes: genot
0,05*
0,07*
0,05*
0,06*
0,10**
0,12**
Seksuele attitudes: masturberen
0,21***
0,25***
0,19***
0,23***
0,32***
0,39***
Seksuele attitudes: mate van onzekerheid
0,07***
0,11***
0,07***
0,11***
0,11***
0,17***
SES moeder
0,00
0,04
0,00
0,03
SES vader
0,00
0,01
0,00
0,00
Leeftijd (18-19 jaar) 20
0,01
0,01
0,01
0,01
21
-0,02
-0,01
-0,01
-0,01
22
0,00
0,00
0,01
0,01
23
-0,04
-0,03
-0,04
-0,03
24-…
-0,09
-0,07
-0,10
-0,07
Homo
0,16*
0,06*
0,13
0,04
Bi
0,17**
0,07**
0,17**
0,07**
Seksuele ervaring
0,01**
0,08**
0,01**
0,08**
Vrouw*communicatie
0,00
0,00
Vrouw*genot
-0,08
-0,08
Vrouw*masturbatie
-0,20***
-0,19***
Vrouw*onzekerheid
-0,06
-0,08
Seksuele geaardheid (hetero)
Adjusted R² R² change
0,286***
0,299*** 0,013***
Significantie:*:0,05 **:0,01 ***:0,001
22
0,311*** 0,012***
8. Discussie De doelstelling van dit onderzoek was het nagaan van de invloed van seksuele attitudes op internetgebruik. Maar vooraleer hierop in te gaan moeten er eerst twee andere vragen beantwoord worden, namelijk: Welke verschillen zijn er tussen mannen en vrouwen inzake seksuele attitudes? Gaan mannen vaker dan vrouwen op zoek naar seksuele inhouden op het internet?
Uit tabel 4 blijken er inderdaad geslachtsverschillen te bestaan in seksuele attitudes. Dit strookt met bovenvernoemde hypothesen. Vrouwelijke Gentse universiteitsstudenten vertonen een hogere mate van onzekerheid tijdens de seks dan mannelijke studenten. Vrouwen hechten veel belang aan het uiterlijk en zijn vaker bang iets verkeerd te doen tijdens de seks (De Graaf H. et al., 2005). De seksuele dubbele standaard biedt een antwoord op de vraag waarom vrouwen zo onzeker zijn (White, 2002). Het behoort namelijk niet tot de sociale rol van de vrouw om zeker te zijn over wat ze doen tijdens de seks (Holland et al., 1996). Mannelijke Gentse universiteitsstudenten gaan meer dan vrouwelijke belang hechten aan seksueel genot in een relatie. Een mogelijke verklaring hiervoor kan gevonden worden in het verschil in hormonen (Udry J.R. et al., 1985). Mannen zijn door het hormoon testosteron meer seksueel gericht dan vrouwen. De evolutionaire benadering ziet een verklaring in het geslachtsverschil in reproductiesucces. Mannen kunnen hun reproductiesucces vergroten door met zoveel mogelijk vrouwen seks te hebben. Vrouwen kunnen dit enkel door zorg te dragen voor hun kroost (Trivers R.L., 1972). Vrouwen hechten daardoor meer belang aan liefde (kwaliteit) in (korte-termijn) relatie, terwijl mannen eerder belang gaan hechten aan genot (kwantiteit) in (korte-termijn) relaties (Buss & Schmitt, 1993). Eveneens is het ook zo dat een actief verlangen van vrouwen naar seksueel genot sociaal afgestraft wordt (Mischel W.A., 1966). Dit omdat een actief seksueel verlangen niet tot de sociale rol van de vrouw behoort (Holland et al., 1996). Mannelijke Gentse universiteitsstudenten hebben ook positievere attitudes ten opzichte van masturbatie dan vrouwelijke. Vrouwen gaan minder masturberen dan mannen (Olivier M.B. & Hyde J.S., 1993) en ontwikkelen er dus ook minder positieve attitudes voor. Net als bij seksuele attitudes ten opzichte van genot kan het verschil in hormonen zorgen voor een geslachtsverschil in seksuele attitudes (Udry J.R. et al., 1985). Ook het verschil in lichaamsbouw tussen mannen en vrouwen kan als verklaring dienen (Gallo, 1979). Jongens leren vlugger dan meisjes dat de aanraking van genitale delen tot seksueel genot leidt. Dit omdat de penis groter is en bijgevolg makkelijker te vinden is dan de clitoris. Maar ook socialisatie kan een rol spelen bij het geslachtsverschil in seksuele attitudes ten opzichte van masturbatie. Vrouwen worden negatief bekeken voor een actief verlangen naar seks
23
omdat het niet bij de sociale rol van de vrouw past (Holland et al., 1996). Vrouwen gaan bijgevolg hun seksueel verlangen, via masturbatie, minder vlug uiten dan mannen.
De hypothese dat mannen vaker dan vrouwen op zoek gaan naar seksuele inhouden op het internet wordt bevestigd in de regressieanalyse van dit onderzoek. Gentse mannelijke universiteitsstudenten gaan vaker dan vrouwelijke op het internet naar seksuele inhouden gaan zoeken. Deze bevinding strookt met de studie van De Graaf (2005). Jonge volwassenen gaan op het internet naar seksuele inhouden zoeken en mannen doen dit meer dan vrouwen. Een verklaring voor het geslachtsverschil kan teruggevonden worden in de seksuele dubbele standaard. De geslachtsrollen laten het kijken naar seksuele inhouden op het internet meer toe aan mannen dan aan vrouwen (White, 2002). Mannen worden meer aangetrokken door de dominante pornografie doordat ze er sneller dan vrouwen door opgewonden geraken, dit door de werking van de mannelijke hersenen (Canli T. & Gabrielli D., 2004). Eveneens omdat mannen minder aandacht en belang hechten aan het verhaal en de achtergrond (Okami P. & Schackelford T.K., 2001). Misschien gaan vrouwen binnenkort ook meer op het internet naar porno zoeken als de vrouwvriendelijke porno populairder wordt. Deze porno besteedt in tegenstelling tot de huidige dominante porno wel veel aandacht aan de setting, het verhaal, de act etc. Maar dit fenomeen kan tegengegaan worden door andere krachten als socialisatie en cultuur.
Er bestaan dus geslachtsverschillen in seksuele attitudes en in het zoeken naar seksuele inhouden op het internet, maar hoe zit het met de invloed van seksuele attitudes op het zoeken naar seksuele inhouden op het internet? Uit model 3 in tabel 5 blijkt er een invloed te bestaan van attitudes ten opzichte van masturbatie, van genotsbeleving en van de mate van onzekerheid tijdens de seks op het zoeken naar seksuele inhouden op het internet. Dit komt overeen met wat de „uses and gratification theory‟ (Blumer J.G. & Katz J.E., 1974) zegt. Deze theorie gaat ervan uit dat studenten het internet gaan gebruiken (use) om hun behoeften te bevredigen en voor de voldoening (gratification). Gentse universiteitsstudenten die genot belangrijker vinden, dan bijvoorbeeld liefde, gaan meer naar seksuele inhouden op het internet zoeken. Dit misschien om hun seksuele behoeften te bevredigen of om technieken en standjes te leren kennen in functie van het genot. Hierbij aansluitend bestaat er een positief verband tussen het hebben van positieve attitudes ten opzichte van masturbatie en het zoeken naar seksuele inhouden op het internet. Een Gentse universiteitsstudent die positief staat ten opzichte van masturbatie zal vaker op het internet naar pornofilmpjes zoeken of naar technieken om zichzelf beter te bevredigen. Gentse universiteitsstudenten met seksuele attitudes die wijzen op een hoge mate van onzekerheid tijdens de seks gaan ook meer op het internet naar seksuele inhouden gaan zoeken. Dit kan bijvoorbeeld zijn om meer ervaring en informatie over bepaalde technieken en standjes te krijgen. Door het opdoen van deze ervaring of informatie kan men zich zekerder voelen tijdens de seksuele daad. Eveneens is het zo dat mannelijke Gentse universiteitsstudenten met positieve attitudes 24
ten opzichte van masturbatie meer naar seksuele inhouden op het internet zoeken dan vrouwelijke met dezelfde positieve attitudes ten opzichte van masturbatie. Hieruit kan afgeleid worden dat geslacht, zoals voorspeld, een modererend effect uitoefent op de invloed van seksuele attitudes ten opzichte van masturbatie op internetgebruik.
Bij het bekijken van de resultaten van dit onderzoek moet er wel rekening mee worden gehouden dat niet iedereen over dezelfde kam mag gescheerd mag worden. Sommige vrouwen kunnen misschien wel van porno genieten, terwijl sommige mannen dan weer niet. Het is niet zo dat er gezegd mag worden dat alle mannen en geen enkele vrouw naar porno kijkt. Ook moeten de resultaten genuanceerd worden, omdat mensen op vragen over seksualiteit vaak sociaal wenselijk gaan antwoorden. Seksualiteit is immers een zeer persoonlijk en moeilijk onderwerp om onder woorden te brengen. Het gaat ook vandaag nog hand in hand gaat met een gevoel van schaamte en twijfel.
Dit onderzoek heeft net als ieder ander onderzoek enkele sterke en zwakke punten. Een pluspunt van de data zijn de vele significante resultaten. De gevonden resultaten zijn belangrijk voor mensen die zich bezighouden met seksualiteit bij jong volwassenen, voor pornomakers en voor de makers van sekssites of informatieve sites over seks op het internet. Voor de mensen die zich bezighouden met seksualiteit bij jong volwassenen is het belangrijk te weten welke seksuele attitudes deze jonge volwassenen hebben en of er een geslachtsverschil bestaat. Ze kunnen de resultaten van dit onderzoek gebruiken voor eventuele voorlichting of andere vormen van preventie. De pornografiemakers kunnen uit dit onderzoek leren dat het nog steeds hoofdzakelijk mannen zijn die naar porno kijken. Als ze vrouwen willen aantrekken moeten ze dus meer aandacht besteden aan het verhaal en de achtergrond. Voor de makers van sekssites of informatieve sekssites is het handig te weten wie naar hun sites komt en welke seksuele attitudes deze hebben. Als men dit weet kan men proberen mensen aan te trekken buiten het bestaande publiek of meer inspelen op de behoeften van het bestaande publiek. De bevindingen uit dit onderzoek kunnen toekomstig onderzoek ook vereenvoudigen. Als men als onderzoeker wil gebruik maken van de toepassingen die op het internet samen horen of als men dezelfde seksuele attitudes wil gebruiken, kan deze studie als basis dienen. Maar dit brengt eveneens een beperking met zich mee. Want de internettoepassingen als het „bezoeken van informatieve sites over seks‟ en „het zoeken naar porno‟ die in dit onderzoek zijn samengenomen, zijn zeer breed. Deze kunnen in toekomstig onderzoek beter dieper worden onderzocht. Er bestaan namelijk verschillende soorten porno, verschillende forums met informatie over seks, verschillende soorten informatieve sites, verschillende sites met pornofilmpjes etc. Een uitbreiding naar andere seksuele attitudes is eveneens wenselijk, want andere seksuele attitudes kunnen andere resultaten opleveren. Een andere zwakte van het onderzoek is dat de gebruikte steekproef enkel representatief is voor 25
Gentse universiteitsstudenten. Dit zorgt ervoor dat de resultaten beperkt generaliseerbaar zijn. Om te controleren of de resultaten van het onderzoek ook gelden voor studenten buiten de universiteit van Gent is het belangrijk om ook studenten van andere scholen en universiteiten in andere steden te bevragen. Toekomstig onderzoek kan zich misschien ook uitbreiden naar niet-studenten. Een laatste minpunt is dat in deze studie enkel de invloed van seksuele attitudes op internetgebruik werd nagegaan en niet de relatie tussen beide zoals het „media practice model‟ (Steele J.R., 1999) voorstelt. Om de relatie tussen seksuele attitudes en internetgebruik na te gaan, is longitudinale data nodig die voor deze studie niet ter beschikking was. Het nagaan van de samenhang tussen seksuele attitudes en internetgebruik zou een meerwaarde kunnen betekenen voor toekomstig onderzoek.
26
9. Conclusie
Dit onderzoek biedt een antwoord op de vraag of er een invloed bestaat van seksuele attitudes op het zoeken naar seksuele inhouden op het internet. Ook de vragen of er een geslachtsverschil bestaat in seksuele attitudes en internetgebruik worden beantwoord met deze studie. Uit de resultaten van dit onderzoek blijkt dat er inderdaad geslachtsverschillen bestaan in seksuele attitudes en internetgebruik. Mannelijke Gentse universiteitsstudenten staan positiever dan vrouwen ten opzichte van masturberen, stellen genot meer dan vrouwen op de eerste plaats in hun seksleven, vertonen een hogere mate van zekerheid tijdens de seks en zoeken meer dan vrouwelijke Gentse universiteitsstudenten naar seksuele inhouden op het internet. Er bestaat eveneens een invloed van seksuele attitudes op internetgebruik, zoals de „uses and gratification theory‟ (Blumer J.G. & Katz J.E., 1974) voorspelde. Gentse universiteitsstudenten met positieve attitudes ten opzichte van masturbatie, die in hun seksleven genot op de eerste plaats stellen of attitudes hebben die wijzen op een hoge mate van onzekerheid tijdens de seks zoeken meer op het internet naar seksuele inhouden dan studenten met negatieve attitudes ten opzichte van masturbatie, studenten die bijvoorbeeld liefde (in plaats van genot) op eerste plaats stellen of studenten die attitudes hebben die wijzen op een hoge mate van zekerheid. Geslacht oefent, zoals verwacht, een modererend effect uit op de invloed van seksuele attitudes op het zoeken naar seksuele inhouden op het internet. Mannelijke Gentse universiteitsstudenten met positieve attitudes ten opzichte van masturbatie gaan namelijk meer dan vrouwelijke met dezelfde attitudes op het internet naar seksuele inhouden gaan zoeken.
27
10. Bibliografie
Abramson P.R. & Mosher D.L. (1975). The development of a measure of negative attitudes toward masturbation. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 43, 485-490. Arnett J.J. (2000). Emerging adulthood: A theory of development from the late teens through the twenties. American Psychologist, 55, 469-480. Aubrey J.S., Harrison K., Kramer L., & Yellin J. (2003). Variety versus timing: gender differences in college students' sexual expectations as predicted by exposure to sexually oriented television. Communic Res, 30, 432-460. Bandura A. (1977). Social learning theory. New Jersey: Prentice-Hall. Bauserman R., Davis C.M., Yarber W.L., Schreer G., & Davis S.L. (1998). Handbook of sexuality-related measures. Sage. Berne L. & Huberman B. (1999). European approaches to adolescent sexual behavior & responsibility: Executive summary & call to action. Washington: Advocates for Youth. Blumler J.G. & Katz J.E. (1974). The uses of mass communications. Beverly Hills: Sage. Brown B.B., Eicher S.A., & Petrie S. (1986). The importance of peer group ('crowd') affiliation in adolescence. Journal of Adolescence, 9, 73-96. Brown J.D., Steele J.R., & Walsh-Childers K. (2002). Sexual teens, sexual media: Investing media's influence on adolescent sexuality. Mahwah: Lawrence Erlbaum Associates. Browne K.R. (1995). Sex and temperament in modern society: a Darwinian view of the glass ceiming and the gender gap. Arizona Law Review, 37, 971-1106.
28
Buss, D. M. & Schmitt, D. P. (1993). Sexual strategies theory: An evolutionary perspective on human mating. Psychological review, 100, 204-232. Canary D.J., Emmers-Sommer T.M., & Faulkner S. (1997). Sex and gender differences in personal relationships. The Guilford series on personal relationships. New York: Guilford Press. Canli T. & Gabrielli D. (2004). Imaging differences in sexual arousal. In Nature Neuroscience (7 ed., pp. 325-326). Carver P.R., Yunger J.L., & Perry D.G. (2003). Gender identity and adjustment in middle childhood. Sex Roles, 49, 95-109. Costanzo P. & Shaw M. (1966). Conformity as a function of Age level. Child Development, 37, 967-975. Currier R.L. (1981). Junevile sexuality in global perspective. In Constantine L.L. & Martinson F.M. (Eds.), Children and sex (pp. 9-19). Boston. de Boer C. & Brennecke S.I. (1995). Media en publiek: Theorieën over media-impact. Amsterdam: Uitgeverij Boom. De Graaf H., Meijer S., Poelman J., & Vanwesenbeeck I. (2005). Seks onder je 25e: Seksuele gezondheid van jongeren in Nederland anno 2005. Delft: Eburon. De Graaf H. & Vanwesenbeeck I. (2006). 'Seks is een game'. Gewenste en ongewenste seksuele ervaringen van jongeren op het internet. Utrecht: Rutgers Nisso Groep. Deaux K. & Major B. (1987). Putting gender into context: An interactive model of gender-related behavior. Psychological Bulletin, 94, 369-389. De Moor S., Dock M., Gallez S., Lenaerts S., Schöller C. ,& Vleugels C. (2008). Programma Samenleving en Toekomst Eindverslag – deel Synthese van het onderzoek. Brussel: Federaal Wetenschapsbeleid. 29
Depandelaere M. (2006). Kamedialeon. I love media. De invloed van nieuwe media op de identiteitsvorming bij jongeren. Gent: Graffiti Jeugddienst en Universiteit Gent. Eagle A.H. (1987). Sex differences in sociale behavior: a social-role interpretation. New Jersey: Lawrence Erlbaum Associates. Erikson E.H. (1963). Childhood and society (2nd ed.). New York: Norton. Fisher W.A. & Byrne D. (1989). Sex differences in response to erotica? Love versus lust. Journal of Personality and Social Psychology, 36, 117-125. Gagnon J.H. & Simon W. (1973). Sexual conduct: The social sources of human sexuality. Chicago: Aldine Books. Gallo, A. M. (1979). Early childhood masturbation: A developmental appraoch. Nurs, 5, 47-49. Ganzeboom H.B.G & Treiman D.J. (1996). Internationally comparable measures of occupational status for the 1988 internationa standard classification of cccupations. Social Science Research, 25, 201239. Gijs L., Gianotten W., Vanwesenbeeck I., & Weijenborg P. (2004). Seksuologie. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Haffner, D. W. (1998). Facing facts - Sexual health for American adolescents. Journal of adolescent health, 22, 453-459. Hogben M. & Byrne D. (1998). Using social learning theory to explain individual differences in human sexuality. Journal of Sex Research, 35, 58-71. Holland, J., Ramazanoglu, C., Sharpe, S., & Thomson, R. (1996). Reputations: Journeying into gendered power relations. In J.Weeks (Ed.), Sexual cultures, communities, values and intimacy (pp. 239260). London: Macmillan.
30
Kim J.L. & Ward L.M. (2004). Pleasure reading: Associations between young women's sexual attitudes and their reading of contemporary women's magzines. Psychology of Women Quarterly, 28, 4858. Klaï T. & Vermeire K. (2006). La vie sexuelle des jeunes. Antenne, 24, 19-27. Klusmann D. (2002). Sexual Motivation and the Duration of Partnership. Archives of Sexual Behavior, 31, 275-287. Lewin B., Fugl-Meyer K., Helmius G., Lalos A., & Mansson S. (2010). Sex in Sweden. Stockholm: The National Institute of Public Health. Milhausen, R. R. & Herold, E. S. (1999). Does the sexual double standard still exist ? Perceptions of university women. Journal of Sex Research, 36, 361-368. Mischel W.A. (1966). A social-learning view of sex differences in behavior. In Maccoby E.E. & D'Andrade R.G. (Eds.), The development of sex differences. California: Stanford University Press. Okami P. & Schackelford T.K. (2001). Human sex differences in sexual psychology and behavior. In Annual Review of Sex Research (12 ed., pp. 186-241). Olivier M.B. & Hyde J.S. (1993). Gender differences in sexuality: A meta-analysis. Psychological Bulletin, 114, 29-51. Orlofsky J.L. (1993). Intimacy status: theory and research. In Marcia J.E., Waterman A.S., Mateson D.R., Archer S.L., & Orlofsky J.L. (Eds.), Ego identity: A handbook for psychosocial research (pp. 111-113). New York: Springer-Verlag. Rohlinger D.A. (2002). Eroticizing men: Cultural influences on advertising and male objectification. Sex Roles, 46, 61-74.
31
Rudman L.A. & Fairchild K. (2004). Reactions to counterstereotypic behavior: The role of backlash in cultural stereotype maintenance. Journal of Personality and Social Psychology, 87, 157-176. Smith, R. L. (1984). Human sperm competition. In R.L.Schmitt (Ed.), Sperm competition and the evolution of animal mating systems (pp. 601-659). New York: Academic Press. Sprecher S. & Hatfield E. (1996). Premarital sexual standards among U.S. college students : Comparison with Russian and Japanese students. Archives of Sexual Behavior, 25, 288. Steele J.R. (1999). Teenage sexuality and media practice: Factoring in the influence of fampily, friends, and school. The journal of sex research, 36, 331-341. Steinberg L. & Silverberg S. (1986). The vicissitudes of autonomy in early adolescence. Child Development, 57, 841-851. Tolman D. (1994). Doing desire: adolescent grils' struggles for/with sexuality. GENDER & SOCIETY, 8, 324-342. Traeen B., Spitznogle K., & Beverfjord A. (2004). Attitudes and use of pornography in the Norwegian population 2002. Journal of Sex Research, 41, 193-200. Trivers R.L. (1972). Parental investment and sexual selection. In Campbell B. (Ed.), Sexual selection and the descent of man. (pp. 136-179). Chicago: Aldine. Udry J.R., Billy J.O.G, Morris N.M., Goff T.R., & Ray M.H. (1985). Serum androgenic hormones motivate sexual behavior in adolescent human males. Fertility and Sterility, 43, 90-94. Van Hove, Carpentier, & Knops (1995). Jongeren, seks en aids herbekeken. Leuven-Appeldoorn: Garant. Vanwesenbeeck I. (2007). Seksuele diversiteit. In Gijs L., Gianotten W.L., Vanwesenbeeck I., & Weijenborg P.T.M. (Eds.), Seksuologie (Tweede, herziene druk ed., pp. 181-195). Bohn Stafleu van Loghum. 32
Vanwesenbeeck I., Bakker F., Fulpen M., Paulussen T., Poelman J., & Schaalma H. (2002). Seks en seksuele risico's bij Vmbo-scholieren anno 2002. Tijdschrift voor seksuologie 2003, 27, 30-39. Veen W. & Jacobs F. (2005). Leren van jongeren: een literatuuronderzoek naar nieuwe geletterdheid. Utrecht: Stichting SURF. White, E. (2002). Fast girls: Teenage tribes and the myth of the slut. New York: Scribner. Wood W., Christensen P.N., Hebl M.R., & Rothgerber H. (1997). Conformity to sex-typed norms, affect, and the self-concept. Journal of Personality and Social Psychology, 73, 523-535. Wood W. & Eagle A.H. (2002). A cross-cultural analysis in the bahavior of women and men: Implications for the origins of sex differences. Psychological Bulletin, 128, 699-727. Zurbriggen E.L. & Morgan E.M. (2006). Who wants to marry a millionaire? Reality dating television programs, attitudes toward sex, and sexual behavior. Sex Roles, 54, 1-17.
33
34