Het zit ons in de genen 50 jaar laboratoriumonderwijs LLeiden
HL Labjournaal A4 FC v6.indd 1
18-03-2014 12:37
Dit jubileummagazine ter ere van 50 jaar laboratoriumonderwijs in Leiden kwam tot stand met behulp van vele studenten, docenten en medewerkers van Hogeschool Leiden en afdeling MLO van het ROC Leiden. Een aantal studenten in het bijzonder heeft zich ingespannen om informatie te verzamelen, interviews af te nemen, foto’s te maken en artikelen te schrijven. Onze dank gaat daarvoor uit naar Alex van der Hoeven, Ouafae Akkouh, Zulaiga Habiboellah, Shevarna van Elsen, Tasmia Mirza, Tijmen van Dam en Wilco Mellema. Ook waren de volgende docenten en medewerkers nauw betrokken: Anita Dirks, John van der Willik, Maria Plug en Maaike Romijn.
Colofon: Communicatie en organisatie: afdeling Marketing & Communicatie Hogeschool Leiden Tekstproductie, conceptontwikkeling en eindredactie: Meike Grol, 17bomen, De Bilt Fotografie: Edda Grol, Utrecht Vormgeving: UwMerk!Waardig, Rotterdam Drukkerij: De Groot Drukkerij
HL Labjournaal A4 FC v6.indd 2
18-03-2014 12:37
50 jaar laboratoriumonderwijs Leiden
Het zit ons in de genen Van huis uit ben ik bioloog. Biologen bestuderen het leven, dat gekenmerkt wordt door voortplanting, groei en ontwikkeling van individuen, van levende wezens. Deze eigenschappen zijn ook van toepassing op tal van andere elementen. Zo is het huidige aanzien van de stad Leiden een gevolg van de geschiedenis van haar ontwikkeling van de afgelopen duizend jaar. Had Willem van Oranje in 1575 niet besloten dat Leiden een universiteit kreeg, dan had het er hier allemaal heel anders uitgezien. Elke beslissing die de inwoners van Leiden door de jaren heen genomen hebben, zijn van wezenlijke invloed geweest op de ontwikkeling van de stad.
Als ik zo terugkijk op vijftig jaar groei en ontwikkeling van het labonderwijs in Leiden, zie ik vele veranderingen. Van twee- naar vierjarige opleidingen, van een diploma zonder titel via de titel van ingenieur naar die van Bachelor of Applied science, en vanaf 2015 zelfs Bachelor of Science [BSc]. Van het kijken naar cellen naar de moleculaire biologie. We hebben nieuwe terreinen verkend, nieuwe labs gebouwd, nieuwe machines aangeschaft. We zijn steeds de ontwikkelingen in het werkveld blijven volgen. Dat alles heeft geleid tot waar we nu staan, met twaalf laboratoria met up-to-date apparatuur waarin we 1500 analisten opleiden voor de branche. En jaarlijks komen er vijfhonderd alumni terug om bijgeschoold te worden. Al die oud-studenten en -docenten die hier deze dagen aanwezig zijn, mogen met recht trots zijn op de bijdrage die ze hebben geleverd aan de fantastische opleidingen die we nu hebben. Hun aanwezigheid destijds, de beslissingen die ze in hun tijd hebben genomen, hebben de basis gelegd voor ons succes nu.
Foto: Frank Hoyink
Ook voor het laboratoriumonderwijs geldt dit, ook voor het beroep van analist en voor ieder mens individueel. Je moet jezelf blijven ontwikkelen. Het is belangrijk om met je tijd mee te gaan, nieuwe vakgebieden te exploreren, nieuwe methodes te bedenken en in gebruik te nemen.
De oprichting van het Centre of Expertise Genomics is opnieuw een stap in de geschiedenis van het laboratoriumonderwijs in Leiden. Het is een belangrijk moment dat we niet zomaar voorbij mogen laten gaan in Leiden. Daarom wil ik studenten, reünisten, partners uit het bedrijfsleven en onderwijs aansporen om te blijven groeien en ontwikkelen. Net als wij. Het zit ons tenslotte allemaal in de genen.
John van der Willik, Directeur Techniek Hogeschool Leiden, MLO ROC Leiden
3
HL Labjournaal A4 FC v6.indd 3
18-03-2014 12:37
50 jaar laboratoriumonderwijs in Leiden 1900-1960 Particuliere analistenopleidingen Aan het einde van de negentiende eeuw ontstaat er behoefte aan laboratoriumpersoneel bij universiteiten, ziekenhuizen en industriële ondernemingen. Het opleiden van de nieuwe groep medewerkers, ‘analysten’ genoemd, gebeurt voornamelijk op particulier initiatief. In Leiden zijn in de jaren zestig wel vier verschillende opleidingen tot (leerling-)analist. Naarmate de beroepsgroep groeit, wordt de roep om eenduidige exameneisen groter en begint de overheid met het verstrekken van subsidies. Om subsidie te krijgen richten de particuliere instituten VORNA en LOI op 21 februari 1964 de ‘Stichting Leids OpleidingsInstituut Voor Analisten’ op.
1938 Eerste beschrijving van nucleaire resonantie spectrometrie door Isidor Rabi. Een variant hiervan (NMR) wordt de belangrijkste analysetechniek in de organische chemie 1869 De ontdekking van DNA in witte bloedcellen
1955 Eerste demonstratie van GCMS, gaschromatografie (GC) gekoppeld aan een massaspectrometer (MS)
1953 Basenvolgorde DNA bepaald door James Watson en Francis Crick
1858 Ontwikkeling van het concept van chemische structuur door Friedrich August Kekulé en Archibald Scott Couper 1928 De ontdekking van de penicilline
1808 Ontwikkeling van de atoomtheorie door John Dalton
HL Labjournaal A4 FC v6.indd 4
1964 Vestiging eerste gesubsidieerde laboratoriumschool in Leiden Op 5 augustus 1964 ontvangt het Leids opleidingsinstituut voor analisten (LOIVA) de eerste subsidie van het ministerie van Onderwijs. De school vestigt zich aan Oosterkerkstraat in een stenen en een houten gebouw. In het houten gebouw wordt scheikunde gegeven en voor de praktijklessen zijn twee lokalen beschikbaar, met een gangetje ertussen als weegkamer. De analytische practica zijn nog voornamelijk gebaseerd op gravimetrie en volumetrie en men gebruikt een slingerbalans als weegapparaat. De heer Cees de Jong is directeur, eerst van de avondopleiding en na het verkrijgen van subsidie voor de dagopleiding, van beide opleidingen.
1966 Genetische code gekraakt
1971 Afbouw van de avondopleiding Na de inwerkingtreding van de Mammoetwet in 1968 begint men op de dag- en avondschool met opleidingen in het middelbaar en hoger beroepsonderwijs. Er komen een driejarige mbo-opleiding, een tweejarige hbo-A- en en een driejarige hbo-B-opleiding. Door de verschuiving van avondnaar dagonderwijs wordt de huisvesting op de Oosterkerkstraat te klein. Er wordt een houten gebouw met twee laboratoriumzalen in gebruik genomen en er vindt een verbouwing plaats. Ook wordt een aantal houten loodsen omgebouwd tot theorielokalen.
Bron: onderwijserfgoed.nl 1975 De uitvinding van het sequencen, het bepalen van de basenvolgorde van DNA
18-03-2014 12:37
1975 Een zwarte rookwolk... ... luidt het einde in van de periode aan de Oosterkerkstraat. Het natuurkundepracticumlokaal en de hal van de school staan in vuur en vlam. Hoewel de brand snel onder controle is, volgen de studenten hun theorielessen nog maanden in stinkende lokalen. In datzelfde jaar moet de school ontruimd worden, omdat de gemeente Leiden de grond opeist voor woningbouw. Eind jaren zestig is een aanvraag ingediend voor de bouw van een nieuwe school, begroot op 291 leerlingen, maar dat gebouw is nog niet klaar.
1976 Tijdelijk naar Leiderdorp Tot de nieuwe school klaar is, worden de theorielessen gegeven in het voormalig mavo-schoolgebouw aan de Van Geerstraat en de praktijklessen in een bedrijfshal aan de Lijnbaan, beide in Leiderdorp. De bedrijfshal wordt met behulp van houten schotten in een aantal lokalen verdeeld, die van boven met elkaar in verbinding staan. Door gelijktijdige praktijklessen is dit erg rumoerig.
HL Labjournaal A4 FC v6.indd 5
1977 Nieuwe school meteen al te klein In 1977 is het nieuwe gebouw aan de Leidsedreef klaar. Bij aanvang van het nieuwe schooljaar wordt het gebouw in gebruik genomen onder de naam Laboratoriumschool Rijnland. Bij de opening van de school blijkt deze helaas te klein. De school probeert uit te breiden, maar dat lukt niet. Daarom wordt de oude mavo-school weer als dependance ingeschakeld.
1977 Publicatie structuurnota In de structuurnota staat dat de tot dan toe driejarige mboopleiding moet veranderen in een vierjarige opleiding, genoemd: MLO-T. Tevens moet er een kortere, meer praktisch gerichte opleiding opgezet worden (MLO-P). In de sector hoger beroepsonderwijs moet een drie- of vierjarige opleiding komen die de hbo-A en de hbo-B opleidingen vervangt: het Hoger Laboratorium Onderwijs (HLO). Het MLO-P komt uiteindelijk nooit van de grond. In plaats daarvan ontstaat het kort middelbaar laboratoriumonderwijs (KMLO).
1978 Ontdekking dat statines het LDL-cholesterolniveau in het bloed van proefdieren verlagen
1982 Eerste humane recombinante insuline op de markt
1984 Ontdekking HIV
1978 Eerste reageerbuisbaby
1986 Ontkoppeling MLO en HLO Als gevolg van de nieuwe visie op het hoger onderwijs (de HOACnota) mochten alleen nog hbo-opleidingen in hbo-instituten zitten. Om die reden moest er een ontkoppeling tussen het middelbaar en hoger laboratoriumonderwijs plaatsvinden, op papier en in materiaal. Men loste dat op met gekleurde labels op de apparatuur: blauw voor MLO en rood voor HLO.
1986 Oprichting Leidse Hogeschool voor beroepsonderwijs Volgens de minister moest een hbo-instituut minstens zeshonderd studenten hebben. De Laboratoriumschool Rijnland voldoet niet aan deze eis en gaat op zoek naar fusiepartners. In 1985 sluit de Laboratoriumschool een samenwerkingsovereenkomst met de Stichting Samenwerkende Academies voor Gezondheidszorg te Leiden, de Leidse Pabo en het Katholiek Instituut voor Hoger Sociaal Agogisch Onderwijs “Mater Deï” uit Den Haag. Ze noemen zich de Leidse Hogeschool voor beroepsonderwijs, waar het hoger laboratoriumonderwijs deel van uitmaakt.
18-03-2014 12:37
1999 Van de Leidse- naar de Zernikedreef Alle opleidingen binnen de Leidse Hogeschool vestigen zich in 1999 in een nieuw gebouw aan de Zernikedreef. De school krijgt dan ook haar huidige naam: Hogeschool Leiden. Het HLO verhuist in de zomervakantie van ’99 naar de derde verdieping van het nieuwe gebouw. Het MLO blijft gebruikmaken van het gebouw aan het Leidsedreef, dat gekocht is door het ROC Leiden.
1990 Eerste toepassing gentherapie bij de mens
1989 De eerste knockoutmuis
1990 Oprichting Middelbare Technische School Leiden Na 31 juli 1990 zijn het hoger- en middelbaar laboratoriumonderwijs op papier van elkaar gescheiden, ook al worden beide opleidingen nog in het gebouw aan de Leidsedreef gegeven. Formeel staat het MLO zelfs korte tijd op zichzelf. Op 1 augustus 1990 fuseert het MLO echter met twee andere technische scholen in Leiden en omgeving en vormt de Middelbare Technische School Leiden (MTSL). Dit als gevolg van de operatie Sectorvorming Middelbaar beroepsonderwijs, die uiteindelijk zal leiden tot de oprichting van de ROC's.
1986 Eerste Polymerase Chain Reaction
HL Labjournaal A4 FC v6.indd 6
1991 Ontdekking van carbon nanotubes, de start van het nanotechnologieonderzoek
1997 Schaap Dolly wordt gekloond
1997 Eerste uitbraak vogelgriepvirus (H5N1) bij mensen in Hong Kong
1996 Realisering ROC Leiden Op 1 augustus 1996 ontstaan regionale opleidingscentra (ROC’s) voor mbo en volwasseneneducatie. Samen met andere opleidingen gaat de MTSL op in het ROC Leiden. Binnen deze brede onderwijsgemeenschap bevindt zich de sector Laboratoriumtechniek.
1998 Fik in het fietsenhok Over het fietsenhok aan de Leidsedreef, dat gedeeld werd met een naastgelegen school, was eerder nogal eens bonje, omdat de laboratoriumschool door dit hok niet kon uitbreiden. In 1998 woedt er een brand. Gelukkig heeft de brandweer de brand snel onder controle, maar meneer Dusee vindt het een mooie gelegenheid om een klassenfoto van zijn Chemieklas te maken.
2003 Oprichting Centrum Bioscience en Diagnostiek (CBD) De nascholingscursussen en contractactiviteiten worden samengevoegd in een eigen centrum.
2004 Overleden stier Herman wordt opgezet in Naturalis
2004 Weer herenigd In 2004 worden middelbaar en hoger laboratoriumonderwijs herenigd op de Zernikedreef. Officieel blijft het MLO onderdeel van het ROC, maar locatie, faciliteiten en organisatie zijn weer gedeeld.
18-03-2014 12:37
2011 Verhuizing TOPlab Het TOPlab verhuist naar huidige plek in het BioPartner3-gebouw aan de J.H. Kortweg.
2007 Dr. Willem van Leeuwen lector Innovatieve Moleculaire Diagnostiek
2007 Eerste individuele genoom gedecodeerd
2008 Nobelprijs Harald zur Hausen voor de ontdekking van het humaan papillomavirus
2008 Eerste kankergenoom beschreven
2007 Oprichting van het TOPlab Dit lab is het reclamebord van Hogeschool Leiden op het gebied van Innovatieve Moleculaire Diagnostiek (IMD). In dit kenniscentrum kunnen studenten afstudeerprojecten doen en zich specialiseren. Docenten uit de kenniskring van het lectoraat IMD geven leiding aan moleculaire diagnostische projecten en maken daarbij gebruik van de meest recente onderzoekstechnieken. Ze zetten zich ook in voor vragen vanuit het bedrijfsleven en de overheid.
HL Labjournaal A4 FC v6.indd 7
2014 Oprichting Expertisecentrum Genomics Het Centre of Expertise Genomics (CoEG) wordt opgericht in samenwerking met Naturalis, BaseClear, Universiteit Leiden en het Leids Universitair Medisch Centrum. Het krijgt een cruciale rol in de regio als centrum voor toegepast onderzoek, onderwijs en dienstverlening op het gebied van genomics.
2010 Voltooiing verbouwing G-vleugel In 2008 vond een grote verbouwing plaats bij Hogeschool Leiden. Er kwam een nieuwe vleugel, de G-vleugel. Na het voltooien van de verbouwing kreeg het laboratoriumonderwijs meer ruimte voor de praktijkzalen. Hierdoor waren externe faciliteiten zoals het P-gebouw (portable units) en het U-gebouw (de oude universiteit naast het parkeerterrein) niet meer nodig.
2013 Dr. Barbara Gravendeel lector Biodiversiteit, in samenwerking met Naturalis
28 en 29 maart 2014 Viering 50-jarig bestaan van het Laboratoriumonderwijs in Leiden
2013 Studentenaantal blijft groeien Van 2002 tot 2010 is het aantal inschrijvingen op het HLO toegenomen met 85%. Bij het MLO ziet men na de samensmelting met het HLO in 2004 het aantal inschrijvingen meer dan verdubbelen.
50
18-03-2014 12:38
50 jaar laboratoriumonderwijs Leiden
Negenendertig jaar voor de klas
Bron: Uit eigen archief
Toen Peter ten Wolde in 1973 solliciteerde bij het Leids Opleidingsinstituut voor Analisten (LOIVA) wist hij nog niet dat hij er negendertig jaar zou blijven werken. Hij gaf de vakken scheikunde, biochemie en later moleculaire biologie. Sinds een jaar is Peter gepensioneerd, maar hij mist de gezelligheid op de hogeschool nog vaak. Studente Ouafae Akkouh sprak met hem.
Hoe bent u docent geworden? ‘Toen ik klaar was met mijn studie, wilde ik de research in. Maar omdat de werkloosheid hoog was, ben ik in militaire dienst gegaan. Na anderhalf jaar was ik blij dat ik een baantje kon krijgen in het onderwijs. Dat was dus niet omdat ik dat zo graag wilde, maar omdat het eigenlijk het enige was dat ik kon krijgen.
Hoe beschrijft u het laboratoriumonderwijs in de afgelopen negenendertig jaar? ‘Het laboratoriumonderwijs begon als een soort middelbare school. De wetgeving is een aantal keer veranderd, waardoor het langzamerhand hoger onderwijs werd waarbij meer zelfstandigheid van de studenten werd verwacht. Het niveau is dus opgekrikt in de afgelopen jaren. Ook zijn er meer keuzemogelijkheden. Voorheen hadden we bijvoorbeeld geen afstudeerrichting moleculaire biologie of dierexperimenteel onderzoek. Je had een chemische richting die bestond uit analytische chemie of organische chemie, en een medische richting die bestond uit klinische chemie, microbiologie en histocytopathologie. Later kwam daar biochemie bij, eerst alleen bij de chemische richting. Daarna zowel de chemische als de medische richting. Tegenwoordig hoort biochemie, oftewel moleculaire biologie, juist alleen bij de medische richting.’
‘Ik heb wel eens getracht iets anders te doen dan doceren, maar dat is gestrand. Ik heb ook wel eens geprobeerd om directeur te worden van het HLO, maar toen eindigde ik als tweede. Ik was een goede kandidaat, maar die andere kandidaat kreeg toch iets meer de voorkeur. Vandaar dat ik maar leraar ben gebleven. Daar was ik ook best tevreden mee.’ Wat is het meest veranderd in al die jaren dat u voor het HLO heeft gewerkt? ‘De studenten zelf zijn niet zo anders. Wel moeten ze elke keer iets anders leren. De technieken zijn enorm veranderd. Dat geldt vooral voor de moleculaire biologie. Door recombinantDNA-technieken en de polymerase kettingreactie (PCR) weten we zoveel meer dan vroeger. Het gevolg hiervan is dat we zoveel data hebben dat het moeilijk is om die te verwerken. Op dat punt haakte ik af. Al die DNA-sequenties met elkaar vergelijken, daar ben ik eigenlijk nooit goed in geworden. Dat liet ik graag aan mijn jongere collega’s over!’ Mist u het om docent te zijn? ‘Ja, ik mis het wel. Laat ik maar gewoon ja zeggen. Vaak word ik ‘s morgens wakker en denk ik: Wat zal ik nou eens gaan doen? Ik zoek altijd wel wat om te doen, maar het komt ook voor dat ik een hele dag niemand tegenkom. Dat is toch heel anders dan toen ik hier op school rondliep. Dat is wat ik het meeste mis, de dagelijkse contacten met collega’s en studenten.’
8
HL Labjournaal A4 FC v6.indd 8
18-03-2014 12:38
50 jaar laboratoriumonderwijs Leiden
Oude technieken – nieuwe technieken
Een vergrootglas met één lens Antoni van Leeuwenhoek vervaardigde in totaal zo’n vijfhonderd microscoopjes. Deze microscoopjes waren vrij primitief en leken op geen enkele manier op de microscoop zoals wij die nu kennen. Ze bestonden uit twee kleine metalen plaatjes, waartussen een minuscuul lensje was geklemd. Hierop zat een stelsel van schroeven waarop een preparaat kon worden gemonteerd dat voor de lens werd geplaatst. (1) De manier waarop Antoni deze microscopen maakte, hield hij angstvallig geheim.
1
2
3
4
De uitvinding van de microscoop was een mijlpaal voor de microbiologie, één van de belangrijke specialisaties binnen het laboratoriumonderwijs. Vanaf dat moment konden bijvoorbeeld rode bloedlichaampjes, bacteriën of spermatozoïden worden bekeken. Tegenwoordig kunnen we deze structuren bij een veel hogere resolutie bekijken, zelfs op celorganelniveau. En de microscoop aansluiten op een beeldscherm (2).
5
Bonte rij Om micro-organismen, zoals bacteriën, te identificeren worden er verschillende biochemische testen gebruikt. Eerst wordt het micro-organisme gekweekt op een reeks voedingsbodems (3) en vervolgens met een klassieke bonte rij getest (4). Een bonte rij is een serie buizen met verschillende voedingsmedia waar de onbekende bacterie op wordt beënt, waarna door biochemische omzettingen verschillende kleurreacties ontstaan. Elke reactie is uniek voor een bepaald micro-organisme. Tegenwoordig zijn er kant-en-klare testen waarbij de media in droge vorm in kleine plastic welletjes zitten (5). Die testen kunnen snel en gemakkelijk beënt worden met een suspensie van de te onderzoeken cultuur. De resultaten worden afgelezen op basis van kleur-, structuur- en luchtbelvorming. Na het aflezen van de resultaten kun je de gegevens invoeren in een programma waar de naam van de micro-organismen uitrolt.
6
7
Foto 1: website Boerhaave, foto 2: www.microscope.com/blog, foto 7: www.radiologyeequipmentstore.com/mindray.html]
Hoe ging het vroeger in het lab? Vóór alle snelle computers en moderne microscopen? Drie studenten waren nieuwsgierig en bezochten Museum Boerhaave, het Rijksmuseum voor de Geschiedenis van de Natuurwetenschappen en de Geneeskunde. De collecties weerspiegelen ruim vierhonderd jaar Nederlandse wetenschapsgeschiedenis en behoren tot de wereldtop. Je vindt er bijvoorbeeld de microscopen van Antoni van Leeuwenhoek en de uitvindingen van Christiaan Huygens. Om de laboratoriumtechnieken van vroeger te vergelijken met de huidige technieken namen Ouafae Akkouh, Tasmia Mirza en fotograaf Wilco Mellema een kijkje in het museum.
werd de kleur van het papier vergeleken met een hemoglobinescala (6). Tegenwoordig hebben we daar een Haematology Analyzer voor (7). Het apparaat zuigt een beetje bloed op en analyseert het. Daarna rolt een papiertje uit de analyzer met de bloedwaardes en met de samenstelling van het bloed, uitgesplitst naar verschillende bloedcellen. Met de hemoglobinescala kon je alleen kijken naar de kleur!
Doordrenkt met bloed Bij patiënten van wie vermoed wordt dat zij anemie of een stollingsziekte hebben, worden hematologische analyses gedaan, waarbij vaak hemoglobine wordt getest. Daar gebruikte men voorheen speciale filtreerpapiertjes voor. Het filtreerpapiertje moest het bloed langzaam opzuigen tot het papier helemaal was doordrenkt met bloed. Vervolgens
9
HL Labjournaal A4 FC v6.indd 9
18-03-2014 12:38
50 jaar laboratoriumonderwijs Leiden
‘Studeren doe ik nog steeds dicht bij de bron’ Marc de Sitter begon zijn opleiding Chemie in 2003 en studeerde in 2010 af in Analytische Chemie. Tijdens zijn afstudeeronderzoek bij AkzoNobel werd zijn interesse gewekt voor de technische aspecten van verf. Niet lang na zijn afstuderen kon hij op zijn stageadres aan de slag. Nu werkt hij op de afdeling colormarketing.
AkzoNobel, hoe is dat zo gekomen? ‘Het begon met een afstudeeronderzoek over de glastransitietemperatuurbepaling van bindmiddelen. Het hoofdbestanddeel van verf is een bindmiddel dat na drogen vast wordt. De temperatuur op het moment waarop de verf van zacht en vloeibaar naar hard en broos gaat, heet de glastransitietemperatuur (Tg). De Tg is van belang voor de kwaliteit van de verf en de toepassing. Voor een autoverf wil je een hoge Tg, zodat de verflaag lang robuust blijft, terwijl een houtverf mee moet bewegen als het kozijn uitzet en weer inkrimpt. ‘Na mijn afstuderen kwam ik bij AkzoNobel op het R&D Lab terecht, waar ik verantwoordelijk was voor het onderhoud aan bestaande kleurloze producten, zeg maar de spiegellaag op de auto. Ik moest bij problemen in productie of regelgeving zorgen dat het product zo aangepast werd dat het probleem werd opgelost. Bijvoorbeeld bij verf die losliet of die te zacht of te hard was.’
Toen je ging werken, was je toen goed voorbereid op de arbeidsmarkt? ‘Vaktechnisch heb ik niets gemist. Wel is iedereen binnen je opleiding gemotiveerd, alle koppen staan dezelfde kant op. Bij een bedrijf, zeker bij een grote multinational, zijn er soms stugge mensen of moeizame processen. Een opleiding kan je daarop niet voorbereiden. Daarom adviseer ik studenten om altijd in het bedrijfsleven stage te lopen, dan leer je hoe het in het echt gaat. Dat maakt een wereld van verschil.’
Daarna ging je naar de afdeling colormarketing. Wat doe je daar? ‘Bij een autokleur is het allerbelangrijkste dat een reparatie onzichtbaar uit te voeren is. We kunnen precies de kleur krijgen die we willen door het goede geel, rood en blauw te mengen volgens een bepaald recept. Mijn taak is te zorgen dat een klant de juiste tinten krijgt met het recept erbij. Ik ben een spil tussen de afdelingen die dat op elkaar afstemmen. ‘Hoewel ik nu color productmanager ben, heeft mijn opleiding grote voordelen. De technische aspecten hebben invloed op de uiteindelijke gedragingen van de verf: dichtheden, kleurnauwkeurigheid, licht. Het is belangrijk om deze verschillen te begrijpen. Mijn scheikundige achtergrond helpt me te bepalen of iets goed is of niet, zodat ik zie waar het fout gaat en dat klanten uit kan leggen.’
Bron: Uit eigen archief
altijd op school gestudeerd, zelfs op vrije dagen. Dat doe ik nog. Zelfs als ik nu opleidingen volg, reserveer ik op mijn werk vergaderruimtes waar ik ga zitten leren. Voor mij werkt dat gewoon het beste.’
Heb je dierbare herinneringen aan je studietijd? ‘Dat sowieso, we hadden een hele leuke studiegroep. Daarmee gingen we na het laatste tentamen van het jaar de auto in om een weekendje naar Center Parcs te gaan. Erg gezellig. ‘Mijn mooiste herinnering is aan docent Tjerk van Beijeren Bergen Henegouwen. Door zijn begeleiding lukte het mij mijn diploma te halen. Ik was namelijk een enthousiaste student als het op de praktijk aankwam, maar in theorie had ik geen zin. Door Tjerk kwam ik erachter dat ik bij het studeren op een rustige plek moet zitten, zo dicht mogelijk bij de bron. In tegenstelling tot het merendeel van de studenten heb ik
10
HL Labjournaal A4 FC v6.indd 10
18-03-2014 12:38
50 jaar laboratoriumonderwijs Leiden
Uit de oude doos
Bron: Uit eigen archief
Op gespannen voet De directeuren De Jong en Dolle stonden begin jaren zeventig op gespannen voet met elkaar. In die tijd werd ook de personeelsraad opgericht. Door de oplettende personeelsraad werden de directeuren vaak samen in een hoek gedreven, wat volgens de overlevering de samenwerking tussen de heren en de school ten goede kwam. ‘Levende’ kunst In 1977 kreeg Laboratoriumschool Rijnland een nieuwe locatie aan de Leidsedreef. Kunstenaar Daniëls uit Arnhem had voor de binnenplaats een kunstwerk ontworpen: vanuit een boom op een kunstmatig heuveltje construeerde hij een metalen bliksemschicht naar een vijvertje. Dit symboliseerde het ontstaan van het leven op aarde, dat op de school bestudeerd werd. De boom kon niet groeien, omdat zijn wortels het grondwater niet raakten en omdat leerlingen het maar al te leuk vonden om na het behalen van hun diploma hun (vieze) labjassen eronder te verbranden. Pipetteerballonnen Op de afdeling Microbiologie moesten de laboratoriumjassen worden ingeleverd in een speciale UV-ruimte. Nadeel was dat de jassen daar werden gestolen. Ook de pipetteerballonnen verdwenen als sneeuw voor de zon. Een anekdote uit de schoolkrant van 1972: “Monique, altijd even plank-slank, komt anderdaags op het practicum, nu stralend in de juiste proporties. Hans gaat naar haar toe en fluistert: ‘We hebben ze hard nodig.’ ‘Wat?’, vraagt Monique een beetje verleidelijk. ‘Nou’, zegt Hans, ‘die pipetteerballonnen. Ik zoek me rot’. “ Mijn naam is bus De schoolkrant heette ‘De Erlemeyer’, waarvan de eerste editie verscheen in mei 1966. Dertig jaar later ging hij ter ziele. De kopijbus vroeg om aandacht, maar kreeg die steeds minder. Lees hier de desperate oproep van de kopijbus: ‘Mijn naam is bus, voluit kopybus. Ik ben vier jaar geleden geboren, de juiste datum is mij niet bekend. Wel weet ik dat ik ondervoed ben. Ik lijd aan verroesting en aan reumatiek, want vier jaar lang is er nauwelijks naar mij omgekeken. Zorg voor mij het komende jaar en stop mij vol met heerlijke en leuke blaadjes.’ Die oproep leidde tot fiepjes, lekke pipetteerballonnen, niet gummende gummetjes en ongebruikt WC-papier. Of ‘kopybus’ daar op zat te wachten?
Sjors en Sjimmels Meneer Kieft had altijd aparte hobby’s. Een daarvan was dingen laten kweken, ze vergeten en later in een andere toestand terugvinden. Zo ook, op z’n Kiefts: ‘Een bakje Sjimmels’. Na lang zoeken bleek de sjimmel veranderd te zijn in een kamerplant die door Saskia Honders trouw water werd gegeven.
11
HL Labjournaal A4 FC v6.indd 11
18-03-2014 12:38
Duco van Dalen, alumnus Chemie, fietste in 2013 in zes maanden van Midden-China naar Nederland. Ter nagedachtenis aan zijn vader, die het jaar ervoor overleed aan een mesothelioom, kanker veroorzaakt door het inademen van asbest. Met zijn stichting Longest Breath wil Duco mensen bewustmaken van de gevaren van asbest.
Turkije zat. In China kwam hij op televisie en in Iran op de radio. Ook fietste hij langs een aantal onderzoekscentra en sprak met onderzoekers. Nu geeft hij presentaties en maakt hij een documentaire over zijn reis. Met het geld dat hij ophaalt, gaat hij niet zelf onderzoek doen. Hij is wel in gesprek met verschillende onderzoeksinstellingen. ‘Ik ga de cheque nog niet uitreiken, omdat ik verwacht het komende halfjaar meer geld te verzamelen voor de stichting.’ Daarna gaat hij zich weer richten op zijn eigen carrière.
Vader Van Dalen was gespecialiseerd in warmtekrachtkoppelingen, cv’s en radiatoren, waarbij asbest als isolatiemateriaal gebruikt wordt. Toen bleek dat hij ernstig ziek was, was Duco net begonnen aan de Universiteit Utrecht, omdat hij na het hbo door wilde doorstromen naar de universiteit. Hij stopte tijdelijk met zijn studie en ging weer thuis wonen. Na het overlijden van zijn vader zag hij diens fiets in de schuur staan en dacht: hierop wil ik weg. Duco: ‘Ik heb veel met hem gereisd, naar de bergen, fietsen, wandelen. Al die plekken waar ik mooie herinneringen aan had, wilde ik langsgaan op de fiets.’
Bron: Uit eigen archief
Aandacht voor asbestkanker
Duco maakte eerst zijn studie Chemie af. Hij vond een stageplek bij het Nederlands Kankerinstituut in Amsterdam, het ziekenhuis waar zijn vader was behandeld. ‘Ik hechtte er waarde aan dat ik daar in het lab stond en onderzoek deed naar nieuwe methoden om kanker te bestrijden.’ Daarna richtte Duco de stichting Longest Breath op, vroeg om media-aandacht en organiseerde evenementen om geld in te zamelen voor de reis en voor onderzoek. Vervolgens ging hij fietsen. ‘De reis was geweldig, ik heb ontzettend mooie dingen meegemaakt. Je merkt dat het gemakkelijk is om op de fiets overal naar toe te gaan. De wereld is een stuk kleiner geworden.’ Duco kreeg aardig wat aandacht voor zijn reis: hij kwam in Hart van Nederland en werd door Giel Beelen gebeld toen hij in
12
HL Labjournaal A4 FC v6.indd 12
18-03-2014 12:38
Bron: Uit eigen archief
Verleden
HL Labjournaal A4 FC v6.indd 13
18-03-2014 12:38
50 jaar laboratoriumonderwijs Leiden
Welke opleidingen en afstudeerrichtingen zijn er nu? Hogeschool Leiden
• Bachelor Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek (HBO voltijd, duur 4 jaar) Het onderzoeken van plantaardig, dierlijk of menselijk materiaal: daar houdt een student Biologie en medisch laboratoriumonderzoek zich tijdens de studie mee bezig. Denk bijvoorbeeld aan DNA-sporenonderzoek om misdaden te helpen oplossen, aan onderzoek van bloedmonsters, kankeronderzoek of onderzoek naar vreemde ziekteverwekkende virussen.
• Lectoraat Biodiversiteit / lector dr. Barbara Gravendeel Samen met docenten, studenten en organisaties uit het werkveld verricht het lectoraat toegepast onderzoek op het gebied van biodiversiteit. De nadruk ligt daarbij op genoomanalyses. Zo wordt onderzoek gedaan met DNA barcoding markers om in beslag genomen materiaal van illegaal verhandelde planten- en diersoorten op naam te brengen. Verder houdt het lectoraat zich bezig met de ontwikkeling van de keuzeminor Applied Genomics.
• Bachelor Chemie (HBO voltijd, duur 4 jaar) Chemici ontwikkelen nieuwe stoffen die in het dagelijks leven heel handig en nuttig zijn. Ook werken ze aan betere technieken om stoffen aan te kunnen tonen. Chemici ontwikkelen methoden, voeren metingen uit en kunnen uit de resultaten de juiste conclusies trekken. Net als de opleiding Biologie en medisch laboratoriumonderzoek is de studie Chemie gericht op onderzoeksfuncties in laboratoria.
• Lectoraat Innovatieve Moleculaire Diagnostiek / lector dr. Willem van Leeuwen
Het lectoraat stimuleert, ondersteunt en ontwikkelt onderzoek op het gebied van moleculaire diagnostiek om bestaande kennis en ervaring te verruimen. Een belangrijk doel daarbij is om de diagnosetijd te verkorten met behulp van nieuwe technologieën, waardoor bijvoorbeeld snel kan worden ingegrepen bij de uitbraak van infectie-ziekten. Het lectoraat onderhoudt contacten met life science-bedrijven binnen en buiten de regio. Denk aan ziekenhuislaboratoria, universitaire centra en andere instituten, maar ook aan onderzoeksprojecten op verzoek van derden.
• Centrum Bioscience en Diagnostiek Het CBD is een afdeling binnen het cluster Techniek van Hogeschool Leiden. Dit centrum verzorgt scholing, advies en onderzoek voor organisaties en professionals op het gebied van life sciences & health. Het centrum biedt opleidingen, cursussen en maatwerktrajecten aan rond diverse thema’s: Moleculaire Biologie, Microbiologie, Klinische chemie/Hematologie/Laboratoriumgeneeskunde, Pathologie/Histologie, Immunologie/Immunochemie, Agrobotanie en Life Science algemeen.
• TOPlab
De kracht van het TOPlab ligt vooral in de snelheid waarmee analisten een diagnose kunnen stellen. Dat betekent bijvoorbeeld dat genezingsprocessen bij bacteriologische besmettingen sneller kunnen starten. In het TOPlab werken studenten mee aan onderzoeksprojecten, onder begeleiding van de betrokken lectoren, docenten en professionals uit het werkveld. Het idee is om een wisselwerking tot stand te brengen waar zowel het onderwijs, de sector en de maatschappij van kunnen profiteren.
14
HL Labjournaal A4 FC v6.indd 14
18-03-2014 12:38
50 jaar laboratoriumonderwijs Leiden
MLO - Opleidingen
• Allround Laborant (niveau 3, BOL, duur 2,5 jaar) • Biotechnologisch Analist (niveau 4, BOL, duur 4 jaar) • Chemisch-fysisch Analist (niveau 4, BOL, duur 4 jaar) • Analist Klinische Chemie (niveau 4, BOL, duur 4 jaar) • Analist Pathologie (niveau 4, BOL, duur 4 jaar) • Microbiologisch Analist (niveau 4, BOL, duur 4 jaar) • Allround Laborant (niveau 3, BBL, duur 2 jaar) • Biotechnisch Analist (niveau 4, BBL, duur 2 jaar) • Chemisch-fysisch Analist (niveau 4, BBL, duur 2 jaar) • Analist Klinische Chemie (niveau 4, BBL, duur 2 jaar) • Analist Pathologie (niveau 4, BBL, duur 2 jaar) • Allround Laborant (niveau 4, BBL, duur 2 jaar)
15
HL Labjournaal A4 FC v6.indd 15
18-03-2014 12:38
De woordzoeker is gemaakt door Tasmia Mirza.
50 jaar laboratoriumonderwijs Leiden
E P
R
U
U
Z
E
N
Ï
E
L
C
U
N
S
C O
H
E
M
G
I
S
T
I
P
C
R
E
R
N O
L
L
A
B
R
E
E
T
T
E
P
I
P
R C
Z
O
A
I
E
R
C
N
Y
I
E
F
S
E S
U
N
H
H
P
E
I
E
Z W U
A
A
K O
I
A
C
M
J
D M
C
O
I
K
R
J
R R
V
H
I
I
E
N
A
D
U
T
A
G
B
A C
E
T
L
L
E
A
C
E
T
S
R
O
A
M I
R
E
N
L
O
R
L
R
Z
Y
Y
T
L
L M
I
I
R
I
D
B
J
O
U
N
O
A
P
O Y
N
E
E
Q
O
N
Q
U
U
T
O M
I
M F
G
Z
K
Y
I
Z
A
L
R
H
T
O
P
A M
I
N
O
Z
U
U
R
F
C
E
M
R
E
L A
B
J
O
U
R
N
A
A
L
S
M H
I
N E
T
Y
C
O
R
T
Y
R
E
E
G
G
C
Woordzoeker Aminozuur DNA Erlenmeyer Eukaryoot Kernlichaam Microscoop Nucleïnezuur Pipetteerballon
Brander Eiwitsynthese Erytrocyten Fluorescentie Labjas Milliq PCR Zoutzuur
Chromotografie Epje Ethanol Gist Labjournaal molmarker Pipet Zuivering
16
HL Labjournaal A4 FC v6.indd 16
18-03-2014 12:38
Jennifer Chin is vierdejaars Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek met een specialisatie in moleculaire biologie. Ze doet haar afstudeerstage op het Amsterdams Medisch Centrum (AMC). Op de hogeschool is Jennifer gewoon een van de vele studenten. Toch is het best bijzonder dat ze zover is gekomen. Ze wordt bij haar studie namelijk altijd vergezeld door een doventolk.
Waarom koos je voor deze studie? ‘Ik wilde de theorie kunnen toepassen op de praktijk. Daarom koos ik een hbo-opleiding. Ik vind dat nog steeds het leukste aan mijn studie: werken in de labs en de theorie gelijk toepassen. 'Op het AMC onderzoek ik welke rol het eiwit PV-1 speelt bij doorlaatbaarheid van de bloedretinale barrière. Normaal gesproken komt dat eiwit nauwelijks voor in het oog, behalve bij diabetici, bij wie het eiwit schade aan het oog berokkent. 'Ik denk erover om hierna een master te volgen, het liefst in het buitenland. Het maakt niet uit waar, zolang ik zonder veel gedoe voorzieningen kan regelen en mensen mij accepteren zoals ik ben.’
Bron: Uit eigen archief
‘Het zit in me om niet te willen falen’
‘Met het tolken gaat het ook wel eens mis: bij een practicum vertaalde de gebarentolk alles wat de docente vertelde over de experimenten die we gingen doen. Op een gegeven moment gebaarde de tolk het woord “gel” met een gebaar van gel op je haar doen, maar we gingen gelelektroforese doen. Nou, dat doe je echt niet met je haar...’ Heb je vaak te maken met vooroordelen? ‘Ja, nog steeds. Horende mensen mogen best meer geduld met ons hebben. De grammatica van gebarentaal is bijvoorbeeld anders dan die van gesproken taal. Daarom schrijven veel dove mensen onduidelijk. Dat betekent niet dat ze dom zijn. Ik heb moeite met lidwoorden, want de gebarentaal gebruikt ze niet. Je moet dat zo zien: ik ben tweetalig opgevoed, met gebarentaal als eerste taal en spraak als tweede.’
Je bent doof sinds je tweede. Hoe doe je dat op school? ‘Ik gebruik gebarentolken voor de praktijk en schrijftolken voor de hoorcolleges. Met medestudenten en docenten praat ik zelf en lees ik de spraak af (liplezen). Alleen bij belangrijke dingen gebruik ik de tolk. Soms heb ik last van isolement, als ik in een groep ben zonder tolk erbij. Ik kan maximaal twee mensen tegelijk volgen. ‘Het fijne aan deze school is dat niemand echt moeite heeft met mijn doofheid. Ze behandelen me gewoon als een van de vele studenten. Het gaat echt om mijn kennis en vaardigheden. De doofheid wordt niet gebruikt als excuus als ik niet goed werk. Dat is ook wat ik wil, want ik ben niet bijzonder vanwege mijn handicap. Ik zie mezelf als een normaal mens dat toevallig niet kan horen. Ik heb ook geen vertraging opgelopen tijdens mijn studie, hoewel ik er wel een jaartje tussenuit ben geweest. 'Ik ben toen naar Washington D.C. in de Verenigde Staten geweest, naar de Gallaudet University, de enige universiteit voor dove en slechthorende mensen.
Heb je zoveel bereikt door hard werken of door talent? ‘Door hard werken, denk ik. Ik heb soms last van uitstelgedrag, maar uiteindelijk heb ik alles altijd op tijd ingeleverd. Dat lukt vooral door doorzettingsvermogen, het zit in me om niet te willen falen. Ik wil mezelf en anderen bewijzen dat ik het wel kan ondanks mijn doofheid. Ik hoop daarmee ook een goed voorbeeld te geven aan andere dove mensen, want er zijn nog steeds mensen die denken dat ze niet in staat zijn om zo ver te kunnen komen vanwege hun doofheid.’
17
HL Labjournaal A4 FC v6.indd 17
18-03-2014 12:38
50 jaar laboratoriumonderwijs Leiden
Doorlopende leerlijnen Binnen het laboratoriumonderwijs kunnen studenten een doorlopende leerlijn volgen van het MLO naar de studies Chemie of Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek (B&M). Wie zin heeft, kan daarna doorstromen naar een universitaire master. Danny Dukers, onderwijsmanager B&M, ziet grote voordelen van een doorlopende leerlijn, maar vindt het niet voor iedereen geschikt.
en heb je uiteindelijk maar één diploma. We zien met enige regelmaat mensen die het niet redden. Dan heb je niets.’
‘Iedereen kan het hoger laboratoriumonderwijs binnenkomen met een MLO- of een mbo-opleiding op niveau vier. Iemand met een laboratoriumachtergrond mag meteen in het tweede jaar starten in een zij-instroomprogramma. Daarin laten we de mbo-studenten een aantal dingen doen waar ze vaak iets minder goed in zijn. Wat ze bijvoorbeeld lastig vinden, is om wat ze in hun hoofd hebben netjes op papier te zetten. Mbo’ers zijn praktisch hartstikke handig. Maar nette rapporten schrijven, protocollen maken en begrijpen waarom ze dat moeten doen op het hbo, dat is wel anders dan op een MLO.
‘Je kunt ook beter een goede mbo’er zijn dan een slechte hbo’er. Als je op het hbo altijd op je tenen loopt, dan wordt het op de arbeidsmarkt best lastig. Daar wordt verwacht dat je constant op hbo-niveau werkt. Er zijn bovendien veel banen voor mbo’ers. Als geen enkele mbo’er de arbeidsmarkt op gaat, dan hebben we een probleem.’
‘De overgang van het MLO naar het hoger laboratoriumonderwijs is een forse stap. Het tempo ligt een stuk hoger. Ook moeten MLO'ers wennen aan de vaak Engelstalige boeken. Om ze een handje te helpen hebben we ervaren studieloopbaanbegeleiders die al jaren op de zij-instroomklas zitten. ‘De afstemming tussen mbo en hbo gaat gemakkelijk, want we hebben ons eigen MLO in huis en we hebben goed contact met een aantal curriculumcoördinatoren om te kijken op welk niveau deze mensen van de opleiding komen. En er komen hier natuurlijk ook MLO-studenten uit de rest van Nederland. Zolang ze gemotiveerd zijn, is die overgang goed te doen. ‘Een doorlopende leerlijn heeft grote voordelen voor studenten. Ook voor de arbeidsmarkt is het positief om mensen te hebben die gewoon de hele sequens gevolgd hebben: eerst mbo, dan hbo en eventueel een wo-master. Die zijn heel goed opgeleid op het technische vlak, die kennen de juiste handelingen.’ De helft van het aantal studenten op het MLO stroomt door naar het hbo. Van hbo-studenten begint vijftien procent aan een master aan de universiteit. ‘Na je propedeuse kun je door naar een masteropleiding. Een kleine groep doet dat. Een grotere groep maakt eerst de bachelor af. In het derde jaar bieden we een soort wo-doorstroom-minor aan. Er zijn afspraken met een aantal universiteiten dat mensen die zo’n minor gedaan hebben, direct kunnen instromen in het mastertraject. ‘Soms komen studenten na hun propedeuse naar mij toe en zeggen: ‘Danny, ik wil naar de universiteit. Lijkt je dat een goed idee?’ Dan geef ik ze meestal het advies om eerst de bachelor af te maken. Dan heb je namelijk een diploma. Vervolgens doe je twee jaar een master. In totaal zes jaar. Als je na je propedeuse een vijfjarige master doet, kost het ook zes jaar
18
HL Labjournaal A4 FC v6.indd 18
18-03-2014 12:38
Alex van der Houven begon zo’n zes jaar geleden in Leiden aan het middelbaar laboratoriumonderwijs Biotechnologie niveau 4. Na het behalen van zijn mbo-diploma studeerde hij verder op het hbo, bij Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek (B&M). Het leuke aan zijn opleiding vindt Alex dat het hem elke keer weer verrast hoe bepaalde systemen of mechanismen in elkaar zitten. Medestudente Shevarna van Elsen vraagt hem hoe het was om over te stappen van middelbaar naar hoger laboratoriumonderwijs.
Hoe heb jij je tijd als MLO’er ervaren? ‘Toen ik op deze school kwam, kende ik niemand. Op dat moment vond ik dat erg vervelend, maar ik leerde al snel mensen kennen. Door de combinatie van de leuke mensen en de lesinhoud wist ik dat ik de juiste opleiding had gekozen. Leiden is een goede plek om het MLO te doen. ‘In het derde en vierde jaar liep ik stage bij twee verschillende bedrijven. Hier heb ik echt veel geleerd. Het was leuk om te zien hoe het labwerk in een bedrijf eraan toe gaat in vergelijking tot het labwerk op school. Tijdens de stages besefte ik dat ik de researchrichting op wilde. Ik had meer kans op een baan in die richting wanneer ik een hbo-opleiding ging doen.’
Foto: Shevarna van Elsen
50 jaar laboratoriumonderwijs Leiden
‘Het tempo ligt veel hoger’
Heb je veel aan je MLO-opleiding gehad? ‘Zeker weten! Het MLO is heel goed om de echte basis te leren. Ook is twee jaar stage een goede voorbereiding op het hbo of voordat je aan het werk gaat. Je kunt zoveel leren van het uitvoeren van de werkzaamheden.’ Hoe is het om van mbo naar hbo over te stappen? ‘Het verschil in lesgeven op het middelbaar- in vergelijking tot het hoger laboratoriumonderwijs is best groot, tenminste zo heb ik het ervaren. Als er dingen op het MLO niet worden begrepen, wordt het net zolang uitgelegd totdat iedereen in de klas het snapt. Bij B&M moet je goed opletten en zorgen dat je alles begrijpt. Het tempo ligt hier veel hoger. Daar had ik het in het begin wel moeilijk mee, maar na twee maanden wist ik niet beter.’ Waarom koos je voor de richting Moleculaire Biologie? ‘Op het MLO werd me al duidelijk dat ik biologie veel leuker vind dan chemie. Mijn interesses liggen meer op het niveau van DNA en RNA. Ik vind het leuk om te weten hoe bepaalde mechanismen in de celkern werken. Het is toch bizar dat in het DNA alle informatie ligt om alles te regelen voor het hele lichaam?’ Wat zou je zeggen als iemand graag naar het hoger laboratoriumonderwijs wil? ‘Doen! Wel raad ik aan je eerst goed te oriënteren of dit is wat je wilt. Het is een pittige opleiding, waarin veel zelfstandigheid verwacht wordt. Wanneer je er echt in geïnteresseerd bent, is het meer dan de moeite waard.’
19
HL Labjournaal A4 FC v6.indd 19
18-03-2014 12:38
50 jaar laboratoriumonderwijs Leiden
Een leven lang leren Het Centrum Bioscience en Diagnostiek (CBD) organiseert nascholingscursussen en maatwerktrajecten voor laboratoriumpersoneel. Het grootste deel van het aanbod is bedoeld voor analisten op mbo- en hbo-niveau, maar er worden ook cursussen en in-company-trainingen gegeven aan academici of zelfs aan werknemers zonder laboratoriumachtergrond. De laatste tijd vinden er verschuivingen plaats, zowel in de scholingsvragen als in het werkveld zelf, vertelt Maria Plug, onderwijsmanager CBD.
‘Bedrijven en instellingen komen in toenemende mate naar ons toe met scholingsvragen. Bijvoorbeeld als ze gaan reorganiseren of wanneer er nieuwe apparatuur wordt gekocht en men nog niet bekend is met de achtergrond van de methode. Maar ook omdat een individuele medewerker bijgeschoold moet worden. De vragen zijn heel divers. Wij bedenken de juiste aanpak en inhoud en maken een voorstel. In samenspraak met de opdrachtgever wordt vervolgens onderwijs op maat ontwikkeld.’ Het CBD staat voor een levenlang leren. Voor Maria persoonlijk betekent dat dat je in je loopbaan voldoende ruimte krijgt om die dingen bij te leren die maken dat je goed je werk kunt uitvoeren en die zorgen dat je plezier in je vak houdt. ‘Als CBD dragen wij vooral bij aan de vakinhoudelijke bekwaamheid van mensen. We proberen bij die vakinhoudelijke cursussen te zorgen dat mensen plezier in het leren houden door zo goed mogelijk aan te sluiten op de dagelijkse praktijk van onze cursisten en interactief te werken, bijvoorbeeld door mensen te vragen een casus mee te brengen die we behandelen tijdens de cursus.' ‘Bij een aantal cursussen hebben we toetsing. Vooral oudere werknemers vinden het spannend om na jaren weer een toets te maken. Bij reorganisaties kan het toetsresultaat meetellen bij je indeling en dat kan heel ingrijpend zijn. In zulke gevallen proberen we mensen op hun gemak te stellen, door wat extra tijd te nemen en met hen te praten. Tijdens in-companytrainingen draagt onze interactieve didactiek ook bij aan teambuilding. Soms krijgen we bij een evaluatie terug dat de scholing heeft geleid tot een betere samenwerking op de werkvloer. Dat is natuurlijk leuk om te horen.' ‘Bij het ontwikkelen van nieuwe cursussen betrekken we naast onze deskundige docenten ook het werkveld. We vragen onze cursisten in evaluaties naar hun interesses en houden recente ontwikkelingen bij door naar congressen te gaan en te spreken met ons netwerk van gastdocenten. Daardoor zien we goed hoe het werkveld verandert en veranderen wij mee. ‘Veel diagnostische laboratoria worden door fusies steeds groter. Megalabs met enorme straten van apparatuur, allemaal gerobotiseerd. Het wordt een black box. Een monster komt binnen met een barcode erop. Het volgt een route door de
straat en aan het eind komen er gegevens uit. Ga dan maar eens aan de hand van wat je ziet, denken: hee...is hier misschien iets geks gebeurd? Dat moeten mensen leren. Als je zelf dingen bij elkaar pipetteert, dan merk je problemen tijdens het proces eerder op. Vakinhoudelijke kennis blijft de basis en daaraan willen wij een belangrijke bijdrage blijven leveren.’
20
HL Labjournaal A4 FC v6.indd 20
18-03-2014 12:38
50 jaar laboratoriumonderwijs Leiden
‘Soms val je van het bordje af en moet je jezelf er weer op zetten’ Het middelbaar en het hoger laboratoriumonderwijs kennen een jarenlange gezamenlijke geschiedenis. Toen de laboratoriumscholen in 1986 werden opgesplitst, gingen de HLO-afdelingen op in de hogescholen. De MLO’s kwamen in de ROC’s terecht. John van der Willik, directeur van het cluster Techniek van Hogeschool Leiden, zette zich er voor in om MLO en HLO weer samen onder één dak te krijgen. Onderwijsmanager Tini Bouwman startte in 2005 bij het MLO aan de Zernikedreef. Beiden spreken over de noodzaak het MLO op de kaart te blijven zetten.
199 studenten. Onderwijsmanager Tini Bouwman kijkt met tevredenheid terug op de tien jaar dat ze met haar MLO in de hogeschool verblijft. ‘Ik heb een fantastische baan en een fantastisch team. We doen het heel goed, moet ik zeggen. De medewerkerstevredenheid is hoog, de studententevredenheid is hoog en we zijn, sinds we hier zitten, verdubbeld in studentenaantal. In oktober 2013 telden we 477 MLO-studenten. Ons team is erg betrokken bij het onderwijs en de studenten. Daarnaast zijn ze allemaal deskundig op hun eigen specialistische vakgebied. In de loop der jaren is een goede organisatie ontstaan, waarin iedereen zijn eigen verantwoordelijkheden neemt. ‘Het team is ook heel betrokken bij elkaar. We zijn tenslotte een apart geval in de hogeschool. Ik doe mee met de wettelijke vereisten van het mbo-veld. Dat kan ook niet anders, ik hoor bij het ROC. De wetten zijn anders en het taalgebruik is anders. Als je even doorpraat, blijkt dat je het over dezelfde dingen hebt, maar dat het net even anders genoemd wordt. Dat is soms lastig. Maar daar kom je ook wel weer uit. ‘Die verschillen, daar bewegen wij ons in en daar verhouden wij ons toe. Ik kan het niet anders zeggen. Ik ben een buitenbeentje hier in de hogeschool, maar ik ben net zo goed een buitenbeentje in het ROC. Zo doe ik bijvoorbeeld niet mee met de roosterplanning van het ROC. Soms val je van het bordje af en moet je jezelf er weer op zetten. Ik stoor me daar niet aan. Het hoort bij mijn baan en ik weet dat als er in een van beide organisaties een nieuw iemand komt, het MLO niet als eerste op het netvlies staat. Dan ben ik degene die onze afdeling weer even op de kaart moet zetten. Als ik dat niet doe, dan is het MLO er ook niet. Niet in het ROC en niet in de hogeschool. >
John van der Willik vertelt hoe hij in 1985 samen met collega’s de Laboratoriumschool Rijnland splitste, letterlijk. De pipetten gingen naar het hbo, de buretten naar het mbo, en ook het personeel werd gescheiden. Het middelbaar laboratoriumonderwijs werd eerst een onderdeel van de Middelbare Technische Sectorschool Leiden (MTSL) en uiteindelijk een afdeling van ROC Leiden. De splitsing van de laboratoriumscholen was bijna overal in het land ten nadele van het MLO. Zo ook in Leiden. De studentaantallen liepen terug en de afdeling raakte in de rode cijfers. ‘Met tweehonderd studenten waren ze te klein voor een eigen unit. Kortom, het ging niet goed met het MLO in Leiden. Ik werkte bij de hogeschool en vroeg me af in hoeverre dit ook mijn probleem was,' aldus John van der Willik. ‘We krijgen geld van de overheid, belastinggeld, om jonge mensen op te leiden voor een beroep dat ertoe doet, in dit geval voor de branche waarin analisten werken. We leiden op voor de branche: dát is prioriteit nummer één. Je moet dus verder kijken dan je eigen 'hogeschoolbedrijf'. Het was niet in het belang van de branche als het MLO in Leiden zou worden opgeheven, zoals in andere plaatsen wel gebeurde. Er is een grote vraag naar mbo’ers. Ik werd projectleider van “MLO en HLO weer samen onder één dak”. Toen de hogeschool ging bijbouwen, hebben we er ook laboratoria bijgebouwd voor het MLO. ‘Saillant detail daarbij was dat toen de labs klaar waren en de verhuiswagens voor de deur stonden, de samenwerkingsovereenkomst tussen ROC en Hogeschool Leiden niet getekend werd. Maar ook zonder handtekeningen zijn we verder gegaan.’ In 2004 trok het MLO bij de Hogeschool Leiden in met
Tini Bouwman
21
HL Labjournaal A4 FC v6.indd 21
18-03-2014 12:38
50 jaar laboratoriumonderwijs Leiden
Maar dat is niet erg, dat is juist wel leuk. ‘Waar ik trots op ben, is dat we met de zestien ROC’s in Nederland die een MLO hebben, een sterke samenwerking hebben, in een ondercommissie van de MBO-raad. Ik mag me voorzitter van die club noemen en dat vind ik ontzettend leuk om te doen. MLO is een opleiding die niet zo gezien wordt door scholieren. In het dagelijks verkeer kom je ons niet zomaar tegen. In die zin zijn we ook anders binnen het ROC, want waar horen we bij? In sommige scholen zit het MLO bij techniek, in andere scholen bij gezondheidszorg. Wij zijn in de gelukkige omstandigheid dat we bij het hoger laboratoriumonderwijs zijn gepositioneerd, wat meer verwantschap heeft.’
worden de MLO-studenten uitgenodigd voor het feestje. En dat op alle fronten. Ik ben verantwoordelijk voor het personeel van het mbo en het hbo. Ik ben verantwoordelijk voor de labs van beide en voor de begroting. Dus ik heb ervoor te zorgen dat het voor beide loopt. Zo kan ik ook hupjes van de één bij de ander opvangen of omgekeerd. Dat maakt je slagkracht groter.’ Jeroen Knigge, voorzitter van het College van Bestuur van ROC Leiden, is blij met de gang van zaken: ‘Ik loop nu drie jaar mee in deze organisatie en ik zie dat wat in de reguliere organisatie niet als vanzelf gaat, bij het MLO heel goed gaat. Ik vind het MLO een pareltje aan onze ketting. Ik denk dat dit komt door een goede manager en directeur en duidelijkheid in het curriculum. Wat John gedaan heeft, lijkt heel evident, maar in weerwil van alle bestuurlijke onnozelheid heeft hij het toch maar voor elkaar gekregen. Er zit een drijvende kracht achter John en Tini die maakt dat ze alle hobbels die wij bestuurlijk met elkaar verzinnen gemakkelijk nemen. Ik noem dat directeurenflair: het gewoon regelen. Dat kan alleen als je overtuigd bent van wat je doet.’
Dat het MLO in de hogeschool zit, is goed voor de studenten, vindt John van der Willik: ‘Die paar honderd MLO-leerlingen begeven zich tussen achtduizend hbo-studenten. Dat klimaat, daar worden ze door opgetild. Een belangrijk uitgangspunt is dat MLO-personeel en MLO-studenten in alles meedraaien in de hogeschool, behalve als het niet mag van de wet. Ik moet wel opletten dat het gebeurt. Als hogeschoolstudenten een e-mailadres krijgen van de hogeschool, dan krijgen MLOstudenten een e-mailadres van de hogeschool. Als de hogeschoolstudenten uitgenodigd worden voor een feestje, dan
Foto: Tasmia Mirza
Terug op de hogeschool wat meer vrijheid bij het kiezen van minoren en het samenstellen van je eigen studieprogramma.’ Nynke wilde eigenlijk alleen haar propedeuse halen en dan door naar de universiteit. ‘Ik vond het echter zo gezellig hier dat ik ben gebleven. Omdat ik het zo leuk vond, leerde ik heel makkelijk. Ik hoefde nooit een tentamen te herkansen. Ik was zo’n student die zei: “Volgens mij heb ik het slecht gemaakt.” En dan haalde ik een acht.’
Sommige mensen vinden het zo leuk op de hogeschool dat ze niet meer weg willen. Zo ook Nynke Swaluë. In 2004 begon ze als studente Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek. Vier jaar later studeerde ze af in de richting cytohistologie. Na vier jaar lang onderzoek te hebben gedaan naar hartfalen aan het VU Medisch Centrum te Amsterdam, keerde Nynke terug op Hogeschool Leiden. Ditmaal als docente Cytohistologie. Daarnaast volgt Nynke een promotietraject. Net voordat Nynke er even tussenuit gaat voor haar zwangerschapsverlof, vraagt studente Tasmia Mirza haar hoe het was om weer terug te komen op de hogeschool.
Lesgeven zat er altijd al in. Thuis zeiden ze tegen Nynke dat ze kinderjuf moest worden, maar dat leek haar niks. ‘Ik houd wel van kinderen, maar ze onderwijzen is toch heel anders. Op de middelbare school zit je met ongemotiveerde pubers. Toen ik hier rondliep, vond ik de docenten heel aardig. Daarom wilde ik hier graag lesgeven. Toen ik aan de Vrije Universiteit werkte, vond ik het altijd top als we stagiaires uit Leiden hadden. De interactie met de studenten en hun enthousiasme vind ik erg leuk. Het is mooi je kennis te kunnen delen. Ik ben weliswaar pas net begonnen, maar ik zie mijzelf dit wel nog lang doen. Ik voel me hier helemaal thuis.’
Nynke: ‘Er is niet veel veranderd ten opzichte van acht jaar geleden. Er is nu 22
HL Labjournaal A4 FC v6.indd 22
18-03-2014 12:38
50 jaar laboratoriumonderwijs Leiden
Natasja Carol-Visser is analytisch chemist. Ze studeerde af in scheikunde en hield zich tijdens haar promotietraject en postdoc bezig met methode-ontwikkeling binnen de analytische chemie. Na haar postdoc werkte ze achtereenvolgens bij TNO, het Nederlands Forensisch Instituut en als projectmanager in de farmaceutische industrie. In september 2012 begon ze als docent op de hogeschool en nu geeft ze vele vakken, waaronder de chromatografievakken in de bovenbouw, moderne scheidingsmethodes, massaspectrometrie en vloeistofchromatografie.
Foto: Kiezel fotografie
‘Chemiestudenten zeggen: “Kan ik het ook zó doen?”
Waarom zette u de stap van onderzoek naar onderwijs? ‘Voor ik promoveerde, heb ik een docentopleiding gedaan en ook tijdens mijn promotie en postdoc heb ik altijd veel gedoceerd. Manager zijn was het niet voor mij. Ik dacht: nu ben ik op een moment in mijn leven dat ik wil gaan delen wat ik heb geleerd. Ik ben blij dat ik die stap heb gezet. Behalve de kennisoverdracht vind ik het leuk dat je ideeën met elkaar kunt uitwisselen. Niet alleen met andere docenten, maar ook met de studenten zelf. Door het begeleiden van afstudeerders kom je in aanraking met onderzoek dat je nooit zelf uitgevoerd hebt, dus daar leer je veel van. Het is een communicatief beroep en ik houd ervan met mensen te kletsen en te kijken wat iedereen bezighoudt. ‘Techniek is een klein knus cluster. Binnen Chemie ken ik al mijn collega’s. We hebben onderling veel contact. Ook de studenten leer je snel kennen. In het tweede jaar ken je iedereen en zij jou ook. Heel laagdrempelig, dat vind ik fijn.’ Zijn studenten Chemie anders dan studenten Biologie en Medisch laboratoriumonderzoek (B&M)? ‘Studenten Chemie zijn nuchterder en creatiever dan studenten B&M. In het eerste jaar zitten de studenten door elkaar en toch kun je al binnen een week zien wie later Chemie en wie B&M gaat doen. B&M-studenten houden zich netjes aan de opdracht en chemiestudenten vragen: “Kan ik het ook zó doen?” Chemiestudenten willen stofjes bij elkaar gooien en zien wat er gebeurt. Dat hebben de B&M’ers gelukkig voor het vakgebied niet. Die gaan met levende organismen werken en zitten daardoor veel meer aan reglementen vast. Als een reactie met chemische stoffen niet lukt, lukt hij soms nog voor de helft. Als je met bacteriën werkt en je doet het niet goed, gaan je hele stammen dood.’ Waaruit blijkt de creatieve kant van de chemici? ‘Bijvoorbeeld uit onze PAM-projecten (Project Analytisch Onderzoek), waarbij studenten zelf hun project mogen bedenken. Ik moet vaak lachen om hun ideeën. Dit jaar wilde iemand zijn eigen zweet gaan analyseren op melkzuur. Vorig jaar wilde een meisje een zuur uit drop halen, een bepaalde verbinding die de smaak bepaalt. Een ander wilde testen op de aanwezigheid van voorbehoedsmiddelen in urine. De wildste plannen, erg leuk. Goed dat onze derdejaars al zo vragend in het leven staan.’
23
HL Labjournaal A4 FC v6.indd 23
18-03-2014 12:38
Foto: Marc de Haan
‘Ik ben een echte doener’ ‘Theorie uit een boek leren vind ik lastiger, maar als ik de lesstof tijdens de les in mijn eigen woorden opschrijf, dan is het niet moeilijk meer. Ik vind het wel fijn als een docent rustig en duidelijk uitlegt met tekeningen op het bord en zegt hoe je het in de praktijk kunt doen.’
Daniëlle Wortman is tweedejaars middelbaar laboratoriumonderwijs. Nu volgt ze nog zowel chemie als biologie, maar over een half jaar gaat ze zich specialiseren in de microbiologie. Biologie vindt ze al interessant sinds ze klein is, vooral virussen en bacteriën boeien haar. De keuze voor Hogeschool Leiden was vervolgens snel gemaakt: ‘Ik woon in Hazerswoude, dus ik hoef maar een half uur met de bus en dan ben ik op school. De opleiding is heel leuk, iedereen is gezellig en open. Ik heb een leuke klas en ga met iedereen goed om.’
Na haar mbo-opleiding wil Daniëlle meteen gaan werken bij een microbiologisch lab. Daarna wil ze door op het hbo, bij de opleiding Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek. ‘Veel mensen studeren direct door op het hoger laboratoriumonderwijs, maar als ik klaar ben, ben ik nog jong en dus verzekerd van een baan. Als ik eerst hbo doe, ben ik vier jaar ouder en kom ik misschien moeilijker aan werk.’
‘Het leukste aan mijn studie vind ik de praktijklessen: me voorbereiden op het toekomstige werk. We voeren proeven uit waar je later ook echt iets aan hebt. Ik ben een echte doener, door dingen in de praktijk te doen, leer ik het beter. Ik doe het misschien een keer verkeerd, maar daarna weet ik hoe het moet.’ Er gaat overigens wel eens iets (bijna) mis: “Ik heb een keer meegemaakt dat we wijn gingen destilleren. Daarbij hebben we waterslangen om de boel te koelen, maar een klasgenoot pakte bijna de gasslang. Als je dat doet, vliegt alles de lucht in. Het ging gelukkig goed, we konden hem net op tijd tegenhouden.’
24
HL Labjournaal A4 FC v6.indd 24
18-03-2014 12:38
Heden
HL Labjournaal A4 FC v6.indd 25
18-03-2014 12:39
Toekomst
HL Labjournaal A4 FC v6.indd 26
18-03-2014 12:40
50 jaar laboratoriumonderwijs Leiden
Moleculaire diagnostiek is het vak van de toekomst In de vijftig jaar dat het hoger laboratoriumonderwijs in Leiden bestaat, heeft de wetenschap een enorme vlucht genomen en zijn er tal van nieuwe technieken ontwikkeld. Daardoor is het vak van analist aan grote veranderingen onderhevig. Die ontwikkeling komt nog lang niet tot stilstand. John van der Willik, directeur van het cluster Techniek, blikt vooruit.
‘De volgorde van de vier nucleotiden in het DNA is bij elk mens verschillend. De techniek om die volgorde te bepalen is de afgelopen jaren enorm verbeterd. Vroeger deden we over de ontrafeling van het DNA van een organisme een half jaar. Nu zeggen we: stop het in de machine, morgen is het klaar. Het is veel goedkoper geworden en we zijn in staat om de informatie op te slaan. In de tijd dat Marianne Vaatstra werd vermoord, konden we niet bij tweeduizend mensen DNA afnemen, sequencen en matchen. Nu wel.
‘De helft van onze studenten Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek komt terecht in de medische diagnostiek, de andere helft in de research. In de medische diagnostiek is er een verschuiving gaande van het kijken naar de grotere dingen, cellen, weefsels en bacteriën, naar het kijken naar moleculen. De moleculaire diagnostiek krijgt een steeds grotere rol. Om een voorbeeld te geven: je komt bij de dokter met een bacteriële infectie en je krijgt antibiotica. Maar de koorts gaat niet weg en de dokter moet nu uitzoeken welke bacterie het is. Vroeger moest je dan sputum inleveren en dat ging naar het lab. De bacterie ging op kweek en na een dag of wat kon je aflezen of de bacterie gegroeid was en welke eigenschappen hij had. Zo kwam je erachter welke soort het was. Nu kweken we die bacterie niet meer, want we kennen het DNA van de verschillende soorten bacteriën. We detecteren het DNA direct in het sputum en zien meteen welke bacterie het is.
‘Vanwege de verschuiving in de richting van de moleculaire diagnostiek, hebben we het Centre of Expertise Genomics1 opgericht. Dat centrum is onze toekomstvisie. Daar leer je niet alleen de nieuwste technologie, daar help je mee die te ontwikkelen. Dat is zowel van belang voor de beroepsgroep als voor de afnemers van de techniek. Denk maar aan Marianne Vaatstra. Dat gaat alle Nederlanders aan.’
‘Een groot aantal gevallen van baarmoederhalskanker wordt veroorzaakt door het humaan papillomavirus (HPV). Bij kans op baarmoederhalskanker nemen we uitstrijkjes van de cervix en laten een analist onder de microscoop kijken of cellen veranderd zijn als gevolg van het feit dat er mogelijk een virus in zit. Het virus zelf zie je niet door een microscoop. Daarom is het veel handiger als we kijken of het DNA van het virus in de cellen zit. Dan hebben we geen analisten meer nodig die door de microscoop zitten te koekeloeren, maar doen we moleculaire testen op het HPV. Dat is een belangrijke toekomstontwikkeling. ‘Een tweede ontwikkeling is dat we al dit soort processen graag willen automatiseren en robotiseren. Want dat leidt tot efficiëntere en dus kostenreducerende bepalingen. Verzekeraars zijn daar erg op gebrand. Kan een bloedgroepbepaling of een HPV-bepaling ook goedkoper? ‘De derde grote ontwikkeling is dat je, als je automatiseert en daarmee ook standaardiseert en digitaliseert, de beschikking krijgt over grote databases. Dat leidt tot nieuwe vragen: kunnen we op basis van die gegevens nieuwe verbanden leggen?
1: Werktitel
HL Labjournaal A4 FC v6.indd 27
27
18-03-2014 12:40
50 jaar laboratoriumonderwijs Leiden
Wat in het vat zit...
Foto: Frank Hoyink
Gedachten over de toekomst van het laboratoriumonderwijs
Jeroen Knigge, voorzitter van het College van Bestuur van het ROC Leiden: ‘Als ik droom, dan komen alle studenten die geïnteresseerd zijn in het vak samen de school binnen en gaan we die bedienen. Ieder op zijn niveau en ieder op zijn eigen interessegebied, binnen de mogelijkheden die we hebben. Niet iedereen maakt tenslotte dezelfde leerontwikkeling door. Studenten haken om de zoveel tijd af omdat ze nog niet in de juiste fase zitten, met hele andere dingen bezig zijn of het cognitief nog niet aankunnen. Het is een grote makke van het onderwijs van vandaag de dag om te denken dat we alles in grote hapklare brokken kunnen aanbieden. 'In mijn toekomstfantasie is een school een snackbar waar je je honger kunt bevredigen. We maken het keuzearsenaal zo dat we allemaal weten dat studenten gezond voedsel binnenkrijgen en geen viezigheid. Dat betekent dat je veel structuur moet hebben in je onderwijs. We moeten het onderwijs zo inrichten dat mensen zelf de stappen kunnen nemen die er toe leiden dat ze daar komen waar ze zouden willen komen.’
John van der Willik, directeur Techniek: ‘Tien jaar vooruit, dat komt op het terrein van mijn opa, die noemde dat “spikkeleren”. Wist ik het maar. Bovendien: wat ík in de glazen bol zou willen zien, is niet van belang. Het is van belang wat de branche erin ziet. Daar leiden we voor op. Mijn mening is altijd afhankelijk van wat er in de branche gebeurt. Dat is iets van vandaag, van gisteren en van dertig jaar geleden.’
Maria Plug, Centrum Bioscience en Diagnostiek: ‘Wat ik graag voor de toekomst wil behouden, is onze goede relatie met het werkveld en dat we gewoon jaarlijks vele tevreden cursisten blijven afleveren. Waar ik een verandering verwacht, is dat mensen meer onderwijs ‘on demand’ willen: leren wat op dat moment belangrijk voor ze is. Misschien thuis in plaats van in een leslokaal. Of op het werk in plaats van hier op school. Ik zie dat mensen zich steeds later opgeven voor cursussen, alsof ze pas op het laatste moment denken: daar heb ik toch wel zin in.’ Tini Bouwman, onderwijsmanager MLO: ‘We krijgen steeds meer leerlingen met zorgindicaties en ik gun ze allemaal een kans. Dus dat is mijn wens voor de toekomst: dat we in staat blijven om tijdens de opleiding goed te selecteren en advies te geven: dit is toch niet het juiste beroep voor jou. Of dat we iemand kunnen aansporen om verder te komen. Het is zo belangrijk dat iedereen het juiste plekje vindt op de arbeidsmarkt.’
Peter ten Wolde, oud-docent: ‘Ach, alles golft, hè? Panta rhei, zeggen ze dan. De ene keer stijgt het studentenaantal en de andere keer daalt het. Net als de economie. Zo gaat het met scholen ook. Moleculaire biologie is een belangrijk modern vak. Vijftig jaar geleden hadden we nooit kunnen bedenken hoe de moleculaire biologie er vandaag uitziet. Toen heette het vak zelfs nog biochemie. Ik denk dat we nog veel niet weten. Maar ik denk ook dat we binnen vijftig jaar op genetisch niveau van alle organismen de sequenties binnen hebben.’ 28
HL Labjournaal A4 FC v6.indd 28
18-03-2014 12:40
50 jaar laboratoriumonderwijs Leiden
Natasja Carol-Visser, docent Analytische Chemie: ‘Er zal altijd vraag blijven naar de klassieke analist. Maar ik zie wel dat de vragen uit het beroepsveld veranderen. Binnen de voeding en de farmacie vindt een verschuiving plaats naar biomoleculen, eiwitten en suikers, en dat vereist een ander soort analisten. Je zult zien dat mensen die nu in organische synthese opgeleid worden, op den duur ook een deel biochemie moeten gaan leren. ‘Vooral in de chemie zie je dat de apparatuur steeds ingewikkelder wordt. Er worden steeds meer data vergaard die allemaal verwerkt moeten worden. Je moet dus niet meer alleen goed zijn in scheikunde, je moet die data ook kunnen omzetten of interpreteren. We zullen meer interdisciplinair gaan samenwerken, ook binnen de opleiding. We zitten met grote medische vragen, zoals hoe het komt dat de ziekte van Alzheimer ontstaat. Samenwerking tussen biomedici, biochemici en bio-informatici is noodzakelijk om deze moeilijke vragen op te lossen.’
Paul van Maanen, voorzitter van het College van Bestuur Hogeschool Leiden: ‘Vroeger kostte het heel veel tijd om het DNA te analyseren. Wat toen weken duurde, kan nu in enkele uren. Dat zorgt voor een verschuiving van fundamentele wetenschap naar toegepaste wetenschap en naar productie. Daarmee wordt DNAonderzoek ineens een taak voor de hogeschool en zelfs in het MLO relevant.' 'Het Centre of Expertise Genomics1 richt zich op de innovatiekant van het genoomonderzoek. Het is essentieel dat we daarvoor opleiden. Opleidingen als bio-informatica worden steeds belangrijker en bio-informatici zijn steeds gewilder, omdat de technologie zich vol ontwikkelt. Er kwamen afgelopen jaar veel studenten op af. Je merkt dat ook in het voortgezet onderwijs een gevoel ontstaat dat dit interessante nieuwe technologie is. Dat zijn niet te stuiten ontwikkelingen. Met het Centre of Expertise Genomics1 zijn we als hogeschool op een historisch kruispunt beland.’
Danny Dukers, docent en onderwijsmanager Biologie en Medisch Laboratorium Onderzoek: ‘Studenten komen met andere competenties binnen dan vroeger. Ze zijn mondiger, goed in samenwerken en heel goed in dingen opzoeken op Wikipedia. Maar een boek lezen is weer wat lastiger. Vroeger was het lesgeven meer frontaal. Nu zijn een paar mooie overheadsheets niet meer voldoende om de aandacht vast te houden. Tegenwoordig moet er een filmpje bij, moet je op een andere manier vragen stellen. Denk aan apps op een iPad. Of dat een student zegt: ik wil toch nog eens op Blackboard of ELO terugkijken wat docent XY of Z nou precies heeft verteld. Daar gaan we steeds meer in mee.’
1: Werktitel
HL Labjournaal A4 FC v6.indd 29
29
18-03-2014 12:40
Expertisecentrum Genomics: in dienst van bedrijfsleven, wetenschap en on Tijdens het vijftigjarig jubileum van het laboratoriumonderwijs opent Hogeschool Leiden het nieuwe Centre of Expertise Genomics1 (CoEG). In het CoEG kan het lokale bedrijfsleven terecht voor onderzoek op het gebied van genomics, bio-informatica-ondersteuning en bij- en nascholing op deze terreinen. Het CoEG wil als open onderzoeksfaciliteit innovatie bij het midden- en kleinbedrijf in Nederland stimuleren. Binnen het CoEG werken ondernemers, onderzoekers, docenten en studenten aan de ontwikkeling van kennis en technieken en het opleiden van professionals in de life sciences.
Het CoEG is een samenwerkingsverband van Hogeschool Leiden, het Naturalis Biodiversity Center, het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC), Universiteit Leiden en het biotechnologiebedrijf BaseClear. We stellen de verschillende spelers hierbij aan u voor:
Genoomonderzoek houdt zich bezig met de genen van mensen, dieren, planten en micro-organismen. Het CoEG richt zich vooral op DNA-technologie binnen de thema’s humane gezondheidszorg en biodiversiteit. John van der Willik, directeur van het cluster Techniek: 'Het gaat er in de toekomst om maximaal gebruik te maken van de diversiteit in het DNA ten behoeve van de gezondheid van de mens. Dat is iets dat iedereen aangaat: hoe worden we oud, maar vooral ook, hoe worden we gezond oud. De factoren die daarmee te maken hebben, kunnen we opsporen. Die zitten in de genen, maar ook in allerlei organismen die ons bedreigen, zoals bacteriën en virussen. De ontwikkeling is dat de diagnostiek veel meer richting de moleculaire diagnostiek gaat, dus richting DNA-onderzoek.'
Naturalis Biodiversity Center Het museum en onderzoeksinstituut Naturalis Biodiversity Center richt zich op het documenteren, onderzoeken en begrijpen van de verscheidenheid aan levende organismen op onze aardbol door hun genetische basis in kaart te brengen. Naturalis heeft genomics als een van de speerpunten in het biodiversiteitsonderzoek gepositioneerd, onder meer in het kader van de reconstructie van de zogenaamde Tree of Life, de evolutie van het leven op aarde. Hoewel Naturalis veel expertise in huis ontwikkelt, is samenwerking binnen Nederland essentieel. Naturalis werkt intensief samen met Nederlandse universiteiten, met de Hogeschool Leiden en met enkele bedrijven op het BioScience Park Leiden en ziet het CoEG als een unieke kans om het wetenschappelijk, onderwijskundig en het bedrijfsmatig klimaat in de regio te versterken.
1: Werktitel
HL Labjournaal A4 FC v6.indd 30
BaseClear BaseClear is een onafhankelijk laboratorium met de focus op DNA-technologie, genomics en synthetische biologie. BaseClear biedt het CoEG een breed pakket aan genomicsgerelateerde diensten voor de lifesciencesector. Als partner in het CoEG heeft Baseclear toegang tot de nieuwste thema’s en vindingen op het gebied van genomicsonderzoek en tot goed personeel. BaseClear beoogt met het CoEG nieuwe producten te ontwikkelen en ondernemers en studenten kennis te laten maken met de toegepaste mogelijkheden van genomics. Ze investeert daarom in de apparatuur en menskracht die nodig is om innovatieve onderzoeksprojecten uit te voeren met hoogwaardige DNA-sequencing.
30
18-03-2014 12:40
en onderwijs
Universiteit Leiden De Faculteit Wiskunde en Natuurwetenschappen van Universiteit Leiden zal onder meer bijdragen aan de ontwikkeling van een doorlopende leerlijn Genomics in de bachelor van Hogeschool Leiden en het stimuleren van een goede overgang van de bachelor naar de universitaire master. Het Bio-IT team van de faculteit kan via het CoEG zowel intern als bij de andere partners worden ingezet en in de vorm van dienstverlening worden aangeboden aan klanten van het CoEG in de regio. Ook zal de faculteit een bijdrage leveren aan het lectoraat bio-informatica van Hogeschool Leiden en werkt zij samen rondom het ontwikkelen van het aanbod van CoEG in ondernemerschap, onder andere door begeleiding van studenten en onderzoekers met ideeën voor start-ups en spin-off s in de Life Sciences.
Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) De geneeskunde staat aan de vooravond van een grote verandering, de introductie van DNA-based Medicine. Nieuwe technologieën, waaronder Next-Generation Sequencing (NGS), maken het mogelijk het bouwplan van de mens af te lezen en om simpele metingen te doen die een (moleculair) totaalbeeld geven van de patiënt en zijn status. Dit zal de geneeskunde veranderen in een vakgebied dat per persoon bepaalt wat de beste behandeling is, de zogenoemde personalised of precision medicine. Het Leids Universitair Medisch Centrum (LUMC) staat nationaal en internationaal bekend om haar hoogwaardig onderzoek, onderwijs en patiëntenzorg en is al jaren bezig met zich voor te bereiden op deze veranderingen. Het LUMC heeft geïnvesteerd in een topfaciliteit met de allernieuwste technologieën, waaronder genomics- (DNA/RNA) en proteomicsbepalingen. Via het CoEG kan het LUMC de ontwikkelde wetenschappelijke kennis direct toepasbaar maken voor huidige en toekomstige professionals in de gezondheidszorg. In een nieuw op te richten lectoraat DNA-based medicine zal verder onderzoek worden gedaan naar de impact van deze technieken op de toekomstige gezondheidszorg. Dit lectoraat zal samen met Hogeschool Leiden worden ingevuld en gefinancierd.'
Hogeschool Leiden Hogeschool Leiden is de initiator van het CoEG. Hogeschool Leiden biedt het CoEG een grote en unieke hbo- en mbo-laboratoriumopleiding aan, in combinatie met een opleiding Bio-informatica. Hogeschool Leiden leidt sterk gekwalificeerd personeel op voor het dynamische vakgebied life sciences. Via het CoEG komen alle studenten Techniek in aanraking met genomics. Het CoEG heeft een doorlopende leerlijn ontwikkeld voor de opleiding Analist van het MLO van ROC Leiden en de opleidingen Chemie, Biologieen Medisch Laboratoriumonderzoek (B&M) en Bioinformatica van Hogeschool Leiden. De studenten maken kennis met innovatieve en maatschappelijke relevante onderzoeksvragen, leren werken met de modernste technieken en leren de laatste trends in bio-informatica. Met onderwijs en toegepast onderzoek wil de hogeschool innovatie en valorisatie stimuleren bij bedrijven in de regio. Dit doen zij vanuit het lectoraat Biodiversiteit en Innovatieve Moleculaire Diagnostiek en twee nieuw op te richten lectoraten Bio-informatica en DNA-based Medicine.
31
HL Labjournaal A4 FC v6.indd 31
18-03-2014 12:40
50 jaar laboratoriumonderwijs Leiden
‘Over vier jaar moet het CoEG zelfstandig en herkenbaar zijn.’ In 2013 moesten alle universiteiten en hogescholen prestatieafspraken maken met het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). Een onderdeel van die afspraken is de vorming van expertisecentra. Het Centre of Expertise Genomics1 (CoEG)is een van de inmiddels vijfentwintig expertisecentra in Nederland waarin hogescholen samenwerken met bedrijfsleven en andere kennispartners. Vanaf februari 2013 is men met man en macht bezig geweest het centrum vorm te geven. Maaike Romijn, consultant bij Birch Consultants en kwartiermaker van het CoEG, begeleidde de partners bij de consortiavorming. Bas Reichert is directeur van BaseClear, een onafhankelijk laboratorium dat diensten aanbiedt op het gebied van DNA-technologie en een van de partners in het CoEG. Romijn en Reichert vertellen hoe het expertisecentrum tot stand kwam en wat hun verwachtingen zijn voor de toekomst.
Maaike Romijn
twee kernactiviteiten van ons bedrijf. We houden ons al twintig jaar bezig met genomics in breedste zin van het woord. We proberen genomics, bio-informatica en synthetische biologie te verbinden en daar een serie producten en diensten omheen te bouwen. We hebben veel kennis van micro-organismen, bijvoorbeeld bij voedselbesmettingen. En we hebben ook een tak die forensisch DNA onderzoekt bij moordzaken of inbraken. ‘Het leek mij nuttig om in het expertisecentrum te investeren. Omdat vragen op dit gebied landen binnen het centrum, kunnen wij in een vroeg stadium zien welke vraagstellingen er leven bij het MKB. Dan kunnen we helpen die te ontwikkelen en wellicht tot een product binnen ons bedrijf uitbouwen.’
Maaike Romijn: ‘Mijn taak was het organiseren van de alliantievorming, met name tussen de kennisinstituten en het bedrijfsleven. Het is een heel proces om mensen samen te brengen rondom een plan. Als men over centra praat, gaat het heel vaak om geld. Maar uiteindelijk is een expertisecentrum geen bedrijf: het succes staat of valt bij de verhouding tussen de hogeschool en de partners. Je kunt de prachtigste verdienmodellen bedenken, maar het lukt alleen als het intern goed zit. Dat was de grootste uitdaging en is het grootste succes. Ook nu al. ‘Ik denk dat het CoEG haar aanbod heel goed heeft ontwikkeld, niet alleen in samenwerking met de vijf partners, maar ook met de buitenwereld. Wat vrij uniek is, is dat een van de partnerbedrijven, BaseClear, mee-investeert.’
Romijn: ‘Het leuke van hogescholen is dat zij juist als beroepsopleiding erg gericht zijn op bedrijven. Daardoor hebben ze een ander contact met bedrijven dan universiteiten. Ik zie het als een unieke kans voor het hbo om een verbindende rol te vervullen.’
Bas Reichert dacht al in een vroeg stadium mee met directeur Techniek John van der Willik van Hogeschool Leiden over het nieuw op te richten centrum: ‘We bedachten dat het thema genomics ontzettend interessant zou zijn. Aan genomics zit ook bio-informatica vast. Dat zijn nu net de
1: Werktitel
HL Labjournaal A4 FC v6.indd 32
32
18-03-2014 12:40
50 jaar laboratoriumonderwijs Leiden
‘Over vier jaar moet het CoEG niet alleen zelfstandig, maar vooral ook herkenbaar zijn, zowel op het Bio Science Park als daarbuiten. Daarin kun je zo groot en zo klein denken als je wilt. We moeten vooral zelfstandig zijn in de zin dat we voldoende mensen weten te enthousiasmeren.’
Reichert: ‘Als bedrijven naar de universiteit stappen, moeten ze gelijk met een fundamentele vraagstelling komen. Dat maakt de opgedane kennis niet altijd even toepasbaar. Juist het toegepast onderzoek is de kern van dit centrum. Daardoor hopen we dat bedrijven denken: laten we toch eens kijken wat dit voor ons betekent. Hoe kunnen dit soort technieken ons productieproces versnellen, controleren of verbeteren?’
Reichert: ‘Wij hebben onszelf allemaal ten doel gesteld dat het een duurzaam centrum moet worden. Ik verwacht dat het partnership tussen universiteit, bedrijfsleven, hogeschool en Naturalis in de komende jaren tot een dusdanige meerwaarde leidt dat we ook daarna zeggen: “Jongens, we blijven met elkaar investeren in dat centrum, omdat we zien dat er zoveel uitkomt.' Romijn: ‘Zo’n centrum kan ook prima start-ups en spin-off s genereren. Daar ben ik een groot voorstander van.' Reichert sluit zich daar volmondig bij aan: 'Start-ups, zeker. Eén van de doelen binnen het centrum is actief te kijken naar ondernemerschap. Bijvoorbeeld of nieuwe ontwikkelingen binnen het centrum door jonge ondernemers naar de markt gebracht kunnen worden.' Romijn: ‘De grootste uitdaging voor de toekomst is dat de techniek zo razendsnel gaat. Het is zaak daarop te anticiperen. Dan kan het zijn dat je plotseling andere dienstverlening gaat aanbieden of dat je andere producten moet verzinnen. Gisteren zag ik op de website van Nature dat er inmiddels een methode is ontwikkeld waarmee genomen aflezen nu nog maar duizend dollar per persoon kost. Een paar jaar geleden kostte dat miljoenen. Het LUMC probeert zich hierop voor te bereiden: over een paar jaar kan iedereen dat, en dan moet iedereen dat ook! Dan kom je bij de huisarts en wordt het gewoon even afgelezen. Dan verandert er echt iets in de wereld. Ik voorzie zelfs hele nieuwe beroepsgroepen. Juist omdat de techniek de wetenschap zo rap meeneemt, denk ik dat het enorme maatschappelijke impact gaat hebben. Over vijf jaar moet je dan wel hét kenniscentrum zijn dat daar verstand van heeft.’
Foto: Steven Bemmelman
Erna Barèl en Bas Reichert
Romijn: ‘Voor studenten is de meerwaarde van het CoEG dat ze met de laatste ontwikkelingen in aanraking komen, veel meer dan in het verleden. Juist omdat de technologie zo razendsnel gaat, is het bepalend dat je daarop inspeelt en dat je goed opgeleide mensen aflevert.’ Over vier jaar stopt de subsidie en moet het CoEG zelfstandig zijn. Zowel Romijn als Reichert zien genoeg mogelijkheden voor de toekomst. Romijn: ‘Nascholing van professionals in het bedrijfsleven is een prima inkomstenbron. Daarnaast ontwikkelen we research&development dienstverlening voor het MKB. Op dit moment geven we nog innovatievouchers uit zodat bedrijven op een laagdrempelige manier met ons kunnen kennismaken. Het is uiteindelijk de bedoeling dat bedrijven voor innovatief onderzoek gaan betalen. Het CoEG richt zich ook op de bio-informatica, de ‘big data’ van de biologie. Iedere R&D-er kan bij het CoEG terecht voor nascholing en datasupport.'
33
HL Labjournaal A4 FC v6.indd 33
18-03-2014 12:40
50 jaar laboratoriumonderwijs Leiden
'Een hoop stoffige oude troep, dat denken mensen nog steeds' Barbara Gravendeel is lector Biodiversiteit en als onderzoeker verbonden aan natuurhistorisch museum Naturalis. Ze is gespecialiseerd in oud DNA: DNA uit museumcollecties. Hieruit reconstrueert ze genomen van planten en dieren die tot soms wel 40.000 jaar geleden leefden. Een speciale vorm van genomics die ook wel museomics wordt genoemd. Het Expertisecentrum Genomics1 is voor haar een ideale manier om innovatief onderzoek te doen waar anders moeilijk financiering voor te krijgen is. Onbegrijpelijk, vindt ze, want museumcollecties bevatten informatie die van onschatbare waarde is voor bedrijfsleven, gezondheidszorg en voedingsindustrie. Zelfs de bollenstreek heeft daar baat bij. In die stoffige oude troep bevindt zich wel een bijzondere zestiende-eeuwse tomaat... ‘Dat is inderdaad een museoom, een genoom van tweehonderd jaar oud. Toen was de tomaat nog niet veredeld, dat begon pas in de jaren zestig. Door het veredelen zijn er grote delen van het genoom verdwenen. Doordat de genetische basis heel smal is geworden, is de tomaat vatbaar voor ziektes. De veredelaars willen graag weten wat er in de oorspronkelijke tomaat aan extra genetische informatie zat om het ras weer authentieker te maken. Dus beter bestand tegen ziektes en waarschijnlijk ook smakelijker.
40.000 jaar geleden? Wat kunt u uit DNA van zo lang geleden halen? ‘We kijken naar de uitwerpselen van uitgestorven soorten, zoals de mammoet of een berggeit uit die periode. De berggeit at een buxusstruikje dat tegenwoordig niet meer op de plek voorkomt waar de geit voorkwam. Door klimaatverandering is dat struikje verdwenen. Niet door de mens, het verdween al voordat de eerste mensen daar aankwamen. Zulk onderzoek geeft ons inzicht in het uitsterven van soorten, bijvoorbeeld door klimaatverandering, waar we nu ook mee te maken hebben. Ik doe het onderzoek samen met de werkgroep Pleistocene Zoogdieren, zeer kundige amateurs die niet over eigen labfaciliteiten beschikken.’
‘Zulk onderzoek biedt kansen in de regio. Ik was vorige week in de bollenstreek, in de gemeente Lisse, die een slaapstad dreigt te worden, omdat iedereen buiten de regio werkt. De gemeente vroeg of we een idee hadden voor een project waarmee ze de regio weer op de kaart kunnen zetten. Je hebt daar bolgewassen die nu als siergewas worden gebruikt, maar die ook medicinale toepassingen hebben. Zolang er gif gespoten wordt om die teelt mogelijk te maken, kun je het gewas niet medicinaal gebruiken. Dus als wij kunnen helpen door een meer ziekteresistent gewas te ontwikkelen waarvoor minder gif nodig is, dan lijkt me dat zonder meer nuttig.’
Dus u lost een vraag op die van buiten uw lectoraat komt? ‘Meestal komen bedrijven met een vraag. Afhankelijk van welke vraag dat is, kiezen we een museumcollectie uit en dan gaan we daarmee in ons historisch DNA-lab aan de slag. Studenten extraheren het DNA, dat vervolgens wordt afgelezen op een speciale sequencingmachine. Dan heb je een hele bak data, die door de bio-informatici aan elkaar gepuzzeld moet worden. Met het antwoord op de vraag gaan we terug naar het bedrijf. Zij kunnen dan een product in de markt zetten en daar betalen zij ons een vergoeding voor.’
U mag de eerste twee projecten binnen het expertisecentrum uitvoeren. Wat gaat u onderzoeken? ‘Het leuke en uitdagende van alle projecten binnen het CoEG is dat ze een link moeten leggen tussen biodiversiteit en humane gezondheid. Het eerste onderzoek gaat over rozengallen, een soort gezwellen op de stengel van snijrozen. Rozenkwekers willen mooie, rechte stengels zonder afwijkingen. De gallen worden veroorzaakt door een ziekteverwekker. We gaan het genoom van verschillende vormen van die ziekteverwekker sequencen. Voor de vorm die het sterkst die galvorming veroorzaakt, ontwikkelen we een test. Dat doen we samen met NAK Tuinbouw, een kwaliteitscontrole-instituut uit de regio. Willem van Leeuwen van het lectoraat Innovatieve Moleculaire Diagnostiek helpt ons binnen het expertisecentrum met het ontwikkelen van een snelle, goedkope DNA-test waarmee de kweker kan checken of de ziekteverwekker in zijn plant zit of niet. Daardoor krijgt hij schoner materiaal, dat is het idee.'
Wat betekent het Expertisecentrum Genomics voor uw lectoraat? ‘Het expertisecentrum is voor mij een hele mooie opstap. Het is moeilijk om grote subsidies voor dit soort onderzoek te krijgen, behalve als je al een rits aan publicaties hebt. De creatieve invallen, de nieuwe ideeën, daar houden degenen die de aanvragen beoordelen niet zo van. Die denken: nooit van gehoord, dat kan niet werken. Er zit altijd wel een zeur tussen.’ Je zou toch denken: hoe innovatiever, hoe beter? ‘Helaas is dat niet zo. Terwijl het voor de regio heel goed is: de link tussen biodiversiteit en humane gezondheid wordt maar op heel weinig plekken in Nederland gelegd en al helemaal niet met museomen. Mijn ambitie is om museomics uit te bouwen, dat is ook goed voor het museum. Veel mensen denken: 35 miljoen gedroogde planten, beesten en stenen, wat een hoop stoffige oude troep. Ik wil laten zien dat dat niet zo is.’
1: Werktitel
HL Labjournaal A4 FC v6.indd 34
34
18-03-2014 12:40
‘Tegelijkertijd zitten er in rozengallen stoffen die mensen in Griekenland en Turkije drinken als thee als ze maagklachten hebben. Dus gaan we de inhoud van die gallen op een aantal bacteriën loslaten om te kijken of het traditionele medicinale gebruik ook wetenschappelijk bewezen kan worden. Ik doe dit samen met een collega uit Amerika die hiermee probeert om katheters vrij te krijgen van bacteriële infecties. Zo ontwikkelen we een innovatief product.’ Nuttig voor het bedrijfsleven en voor de gezondheidszorg. Twee vliegen in een klap dus? ‘Dat is precies het idee. Het tweede project gaat over diabetes, in samenwerking met Universiteit Leiden en een grote komkommerkweker uit de regio. Komkommers worden over de hele wereld in armere economieën gegeten om de bloedsuikerspiegel te reguleren. De inhoudsstoffen van de komkommer zijn echter nooit wetenschappelijk getest. ‘We werken met zebravisembryo’s, omdat die visjes genen hebben die vergelijkbaar zijn met die van de mens. We gebruiken met name een gen dat harder gaat werken als er meer suiker in het bloed komt. Als je er dan een bloedsuikerregulerend stofje, zoals mogelijk het komkommerextract, bij doet, gaat het gen weer langzamer werken. Een mooi maakbaar systeem. De komkommerkweker kan zo een gezonde komkommer op de markt brengen. We noemen dat een nutriceutical.’ Waarom is het expertisecentrum zo’n belangrijk initiatief? ‘Ik merk dat bij de bedrijven in de omgeving een enorm gebrek aan kennis is op het gebied van bio-informatica en genomics, terwijl dat wel de toekomst is. Willen we als kenniseconomie mee blijven draaien, dan moeten die bedrijven een inhaalslag maken. Het is mooi als ze dat gaan doen met studenten die wij daarvoor opleiden. ‘Ik heb zelf veel geleerd van mijn leermeesters en ik ben erg blij dat ik nu op mijn manier een leermeester kan zijn voor de nieuwe generatie. Genomics is interessant, het is geen platgetreden pad. Er is veel ruimte voor creativiteit en ik vind het leuk om dwarsverbanden te leggen. Mensen zeggen: “Ach, zo’n oud genoom, wat kun je daarmee?” Het is elke keer weer spannend om dat uit te dokteren.’
35
HL Labjournaal A4 FC v6.indd 35
18-03-2014 12:40
50 jaar laboratoriumonderwijs Leiden
Labproeven voor thuis en laat het 10 minuten lang rusten. Hierna kan het mengsel verdeeld worden in hoge dunne glazen. Zorg ervoor dat het glas voor niet meer dan voor ⅓ gevuld is. Voeg hier een kneepje lenzenvloeistof aan toe en meng dit voorzichtig. Voeg vervolgens ontsmettingsalcohol (70%-90%) toe aan de glazen, totdat deze voor ⅔ gevuld is. Hierna zal er een witte substantie neerslaan tussen de twee lagen, dit is het DNA van de banaan (3). Je kunt het DNA met een schone satéprikker pakken en het bewaren in alcohol. Bron:http://www.iflscience.com/chemistry/do-try-home
2
Vuur in handen Deze proef is niet voor dummies! Want vuur in je handen hebben, letterlijk dus, is spectaculair, maar ook gevaarlijk. Als je je goed voorbereidt en op de veiligheid let, is het effect vooral sensationeel. Zorg wel voor een omgeving waarin zich geen ontvlambare stoffen bevinden. Hoe doe je het? Vul een bak of teil met een lage rand en een groot oppervlak voor een kwart tot de helft met water. Voeg hier een scheutje vloeibare zeep aan toe. Dit mag ook afwasmiddel zijn. Meng dit voorzichtig zonder dat er schuimbellen ontstaan. De belangrijkste stap is om vervolgens butaangas toe te voegen. Dit gas wordt gebruikt om aanstekers te vullen (1). Houd de spuitbus ondersteboven in het zeep-water mengsel. Zodra je butaangas toevoegt, ontstaan schuimbellen. Deze schuimbellen kun je voorzichtig met één hand pakken, waarna je de schuimbellen kunt aansteken (2). Vuurwerk!! Bron: http://www.youtube.com/watch?v=FGEt2r2R9DM
Lekker ruiken? Ja, ladies, het maken van parfum kan heel gemakkelijk zijn (4). Het is simpel thuis uit te voeren, en geheel naar eigen smaak samen te stellen. Dan weet je meteen zeker welke stoffen erin zitten. Zo voorkom je dat je giftige chemicaliën op je huid krijgt.
3
Bron: Uit eigen archief
1
Hoe doe je dat? Kies een lekkere essentiële olie. Neem 1 deel jojoba-olie, voeg hieraan 25 druppels essentiële olie toe en voeg het samen met 5 delen ethanol (of wodka). Schud de fles goed en laat deze 48 uur tot 6 weken staan. Hoe langer, hoe sterker het parfum. Zorg dat de fles op een donkere en koele plek wordt bewaard, zo blijft de kwaliteit het beste. Wanneer de geur optimaal is, voeg je er twee eetlepels gedestilleerd water (of bronwater) aan toe. Filter het parfum door een koffiefilter en het is klaar voor gebruik. Bron: http://chemistry.about.com/od/chemistryhowtoguide/a/ makeperfume.html
Thuis DNA isoleren? Misschien denk je dat DNA isoleren alleen mogelijk is in een laboratorium. Maar dat klopt niet, zelfs thuis kan er DNA worden geïsoleerd. Daarvoor heb je een blender nodig, plus water, zout, afwasmiddel, lenzenvloeistof en ontsmettingsalcohol. En een banaan. Maar aardbei of spliterwten werken ook uitstekend. Hoe doe je dat? Doe ¾ banaan (100 ml) samen met een beker water (200 ml) en ½ gram zout in de blender. Zet deze 20 seconden lang aan op de hoogste snelheid. Breng het mengsel over naar een glazen schaal. Voeg hier 30 ml (twee eetlepels) afwasmiddel aan toe
Labproeven voor thuis zijn bedacht door: Alex van der Hoeven en Zulaiga Habiboellah
36
HL Labjournaal A4 FC v6.indd 36
18-03-2014 12:40
50 jaar laboratoriumonderwijs Leiden
'Scholieren komen hier van de wetenschap proeven.' Docent Analytische Chemie Karsten Kaspers gaf de afgelopen zes jaar voorlichting aan middelbare scholen. Eén van zijn activiteiten was het Junior Science Lab, waar docenten van het basis- en middelbaar onderwijs met hun leerlingen aan de slag kunnen gaan. Zo krijgen de studenten van de toekomst een beeld van wat laboratoriumonderwijs inhoudt.
Hoe vinden de deelnemers het programma? ‘De scholieren vinden het sowieso heel erg spannend. Ze krijgen ook hoorcollege van een prof, dus ze zitten eerst in een grote collegezaal. Daarna gaan ze naar een echt professioneel lab. Alleen al dat ze daar mogen werken, maakt heel veel indruk. De docenten vinden het gewoon leuk om nieuwe dingen te leren. Wat me wel opvalt is dat middelbare-schooldocenten de praktijk verleerd zijn. Onderwijsassistenten willen gelijk met de handen in een apparaat zitten, de docenten kijken van een afstandje: “Ik ben helemaal enthousiast, maar ik hoef die proef toch niet zelf te doen?” '
Bron: Uit eigen archief
Wat is het Junior Science Lab? ‘Het Junior Science Lab wordt door de Universiteit Leiden georganiseerd. Ze hebben een laboratorium omgebouwd voor leerlingen in het voortgezet onderwijs en basisschoolleerlingen. Die kunnen daar van de wetenschap proeven. Vanuit de hogeschool ontwikkelen we nieuwe proeven met middelbare-schooldocenten en geven we bijscholing. De docenten gaan met hun scholieren overdag aan de slag in het lab. Ik begeleid alleen de docent om een mooie geschikte proef te bedenken, maar als de leerlingen komen, ben ik er wel vaak bij. Het is leuk om te zien of het uitpakt zoals je het bedacht had.’ Welke proeven doen de kinderen in het lab? ‘Dat is heel divers. We hebben geurstoffen gemaakt en geanalyseerd en hologrammen gemaakt. We hebben biologieproeven ontwikkeld die conditie en reflexen testen en we hebben hersengolven gemeten. Ook zijn er moleculairebiologietechnieken toegepast. Leerlingen hebben bijvoorbeeld onderzocht welk dier evolutionair ouder is: de haai of de haring. Eerst isoleren ze het DNA met PCR en daarna wordt het op een gelletje gebracht en zie je het klassieke bandjespatroon. Dat patroon brengen ze in kaart, en aan de hand daarvan kun je de conclusie trekken dat de haring evolutionair ouder is dan de haai.’
37
HL Labjournaal A4 FC v6.indd 37
18-03-2014 12:40
50 jaar laboratoriumonderwijs Leiden
Direct infecties herkennen in het TOPlab Afgelopen februari werd in het TOPlab van Hogeschool Leiden een prototype van de BioSparq-biodetector geïnstalleerd. Dit apparaat is in staat om snel en eenvoudig de aanwezigheid van bacteriën aan te tonen, zonder het patiëntmateriaal eerst te hoeven kweken. In het TOPlab wil het bedrijf BiosparQ, in samenwerking met het lectoraat Innovatieve Moleculaire Diagnostiek, de toepassingsmogelijkheden van dit apparaat verder onderzoeken. Lector Willem van Leeuwen vertelt over de unieke mogelijkheden die deze nieuwe machine biedt.
‘Wat mij altijd verbaasd heeft, is de traagheid van de diagnostiek. Die kost niet een paar uur, maar vele dagen. Daar heb ik altijd graag wat aan willen doen. Diagnostische apparaten, zoals de Ramanspectroscopie, werden tot nu toe vooral in de chemie gebruikt. Ik dacht: als je simpele chemische stoffen kan identificeren, waarom dan geen complexere stoffen zoals een bacteriecel? Dat blijkt te kloppen. Met de Raman kun heel reproduceerbaar een bacterie identificeren. Wel heb je veel biomassa nodig, dus moet je je monster eerst kweken. Dat duurt vierentwintig uur en ook daar wilde ik vanaf.’ De BioSparq-biodetector werd oorspronkelijk ontwikkeld voor TNO om de aanwezigheid van antrax te bepalen. Het apparaat is een massaspectrometer (MALDI-TOF) die de eiwitten van een bacterie weegt en op die manier het unieke eiwitspectrum van een bacterie bepaalt. ‘Het interessante aan dit specifieke apparaat is dat ze die informatie kunnen halen uit individuele cellen. Daardoor is kweek niet meer nodig. Je kunt de urine van iemand met een urineweginfectie cel voor cel analyseren. Ook in een verontreinigende omgeving zoals urine kun je zo feilloos de boosdoener achterhalen.’ ‘De identificatie van de verwekker van een infectie direct uit klinisch materiaal, dus zonder kweek, is uniek. De techniek is gepatenteerd en we hebben een Raak-Publiek-subsidie gekregen om verder onderzoek te doen. Ook hebben we een EU-subsidie gekregen voor een project waarin we kijken naar de bacterieflora in urine van gezonde vrouwen. Aan de hand van de samenstelling van die bacterieflora kun je namelijk iets zeggen over vruchtbaarheid.’
Voor: Gerold de Valk, CEO BiosparQ, achter: Willem van Leeuwen
‘Als het Bronovo-ziekenhuis een paar stammetjes heeft waarop ze verwantschapsanalyse willen doen, dan komen ze dus bij ons en hebben ze in een paar minuten het antwoord. Ze mogen de techniek zelf uitproberen. Het TOPlab moet echt een fieldlab worden waarin studenten en professionals met dit apparaat kennis kunnen maken.’
‘We kunnen bacteriën zo nauwkeurig meten dat we onderscheid binnen soorten kunnen maken. Van eenzelfde bacterie kunnen namelijk verschillende stammen bestaan. In Nederland houden we onze antibioticaresistente stammen goed in de gaten, dus bij identificatie van zo’n bacterie wordt een patiënt direct geïsoleerd. Als een ziekenhuispatiënt een MRSA-bacterie bij zich heeft, dan wil je zo snel mogelijk weten of die bacterie zich over de afdeling verspreid heeft. Als er na onderzoek een tweede individu met MRSA blijkt te zijn, moet je uitzoeken of ieder zijn eigen stam bij zich heeft of dat de stam van de patiënt zich verspreid heeft. Met de single-cell MALDI-TOF kun je dat direct meten. Dat levert enorme tijdwinst op.’
38
HL Labjournaal A4 FC v6.indd 38
18-03-2014 12:40
Pootjes Column Midas Dekker
Vijftig jaar geleden bijvoorbeeld werd op muizen een slaapmiddel getest dat tevens de ochtendmisselijkheid van zwangere vrouwen bestreed. Softenon. Behandelde muizen vielen vredig in slaap om de volgende ochtend verkwikt, zonder een zweem van misselijkheid te ontwaken. Zwangere vrouwen hadden minder geluk. Zij baarden misvormde baby’s. Hele stukken arm of been ontbraken. Men had het verkeerde proefdier gebruikt. Stom. Maar kan gebeuren.
God schiep de vrouw. En de man? Die schiep de huisvrouw. Een man geeft zijn vrouw een kind. Om dat groot te brengen krijgt ze een huis. Nu is ze een huisvrouw. Ook bar- & danstypes hechten zich dan aan huis & haard. Zo ging dat althans vijftig jaar geleden. Maar dat liet ook de man niet onberoerd. Met een vrouw en een kind in huis werden mannen zelf huisman. Watjes. Naast zijn vrouw heeft een man graag een dier. Een huisdier. Hoe maak je een huisdier? Met geduld. Kies uit een nest wolven steeds de braafste en je eindigt met een poedel, van het wilde zwijn maak je net zo Knir, Knar en Knor. En bij het huisdier is het niet gebleven. Een stap verder en het huisdier is laboratoriumdier geworden. Een laboratorium is een huis waarin je niet kunt wonen. Je mag er alleen in met een witte jas en een veiligheidsbril, kinderen hebben er geen toegang, niets wat er staat te koken is voor consumptie geschikt en onder het werk zoetjes in slaap sukkelen is er helemaal niet bij. Alleen voor de laboratoriumdieren zijn er eet- en slaapgelegenheden ingericht. Best knappe woninkjes, die kooien, maar de huur is hoog: in ruil voor kost en inwoning moeten de dieren ons kennis verschaffen.
In vijftig jaar tijd is de muis laboratoriummuis, de mens waarlijk laboratoriummens geworden. Eindelijk weten we hoe we het kwaad van de mensheid ook over de muisheid af kunnen roepen. Het zal wel voor een goed doel zijn. Maar ik kan de geheiligde middelen niet uit mijn hoofd krijgen. In gedachten zie ik ze voor me in hun woninkjes, de softenonmuisjes. En muizen hebben van zichzelf toch al zulke korte pootjes.
Hoe maak je van een dier een laboratoriumdier? Met een doel. Tot doel geheiligd maak je van elk dier een proefdier, van elke muis een reageerbuis. Zo hebben de laboratoriumdieren ons de afgelopen jaar veel geleerd, zij het meer over muizen dan over mensen. Zagen de mensen hun muizen eerst als zakjes reagentia, tegenwoordig is het vooral om de erfelijke informatie te doen. Wat eerst in het bloed zat, zit nu in de genen. Dat heet vooruitgang. Maar die hapert wel eens wat.
Midas Dekkers
Foto: Annaleen Louwes
Hoe dat precies kon, weten we pas vijf jaar. In zijn laboratorium ontdekte de Duitse onderzoeker Knobloch dat muizenembryo’s vol anti-oxidanten zitten om de al te actieve zuurstof die door softenon wordt vrijgemaakt te neutraliseren. Mensenembryo’s kennen die bescherming niet. Natuurlijk was Knobloch blij met zijn ontdekking. Maar hoe blij? Ik bedoel: wat voor soort van blij? Was hij zo blij omdat mensen straks niet meer ziek hoefden te worden van softenon? Nee, hij was vooral blij omdat hij nu wist hoe hij muizen er ziek mee kon maken: knijp de bescherming door anti-oxidanten af en je bent op de goede weg om softenon-gevoelige muizen te kweken. ‘A promising strategy’ schrijft hij letterlijk.
39
HL Labjournaal A4 FC v6.indd 39
18-03-2014 12:40
Hoger Laboratorium Onderwijs, Hogeschool Leiden Middelbaar Laboratorium Onderwijs, ROC Leiden Zernikedreef 11 2333 CK Leiden Postbus 382 2300 AJ Leiden
071 - 518 88 00
[email protected] [email protected] hsleiden.nl rocleiden.nl
facebook.com/HSLeidenNL facebook.com/rocleiden twitter.com/HSLeidenNL twitter.com/rocleiden linkedin.com/company/hogeschool-leiden
HL Labjournaal A4 FC v6.indd 40
18-03-2014 12:40