HET WEEKBLADci^MA. Hoofdredacteur: P. v.d UeH«,1 Leiden «dactie én Adm.: Noordeinde 8, Leiden - Gironummer 41880
2 1ste Jaargang No. 36 -27 SEPT. 1941 MIUlJ^"U»»|iW<»*|ii«MI^;'cl'1:
" ¥1
■ ■
4Ê& ,,
■
*04 ' !•;
3r^
Pk *
.-*v,.■■
' ■
.
•
■
v
i
v A
.
i v
y
AFBEELDING IN KLEUR MULTICOLOUR PICTURE
I
lULé^vf
Op het station.
Franziska en haar vader (Fritz Odemar).
Samen op een Idyllisch plekje.
Tot ziens, Franziskai
(Auf Wiedersehen, Franziska). Een Terra-film der Ufa onder regle van Helmut Kiutner. Rolverdeeling: Franziska •'• Marianne Hoppe Michael Hans Söhnker Prof. Tiemann Fritz Odemar Dr. Christoph Leitner Rudolf Fernau Buck Hermann Speelmans Helen Phillips Margot Hielscher
«-
haar tweede kind, een meisje, en Michael is voor achttien uur bij vrouw en kinderen. Tot ziens, Franziska... Maar het kleine, dappere vrouwtje houdt het bijna niet meer uit. Bucks dood, ergens in China, brengt echter Michael tolt het inzicht, dat dit leven toch eigenlijk niet het ware is. Het moet een beter doel hebben: een huis, een vrouw, kinderen, een vaderland.. . En als hij eindelijk voor goed terugkomt, li^t daar zijn oproep voor den militairen dienst... Weer vertrekt hij, maar ditmaal toch heel anders en Franziska weet: als hij nu terugkomt, blijft hij voor altijd bij mei
Michael, midden in de uitoefening van zijn zwaar, avontuurlijk beroep.
Franziska met de beide mannen, die haar liefhebben: Michael en Dr. Christoph (Marianne Hoppe, Hans Söhnker en Rudolf Fernau). ■o
Michael krijgt een verrassend teiegram.(/ofoir«r>-a)
Sedert tien jaar woont Michael Reisiger in het kleine stadje, maar alles en alles bij elkaar heeft hij er geen tien weken doorgebracht. Want Michael is internationaal camera-reporter, hij werkt voor kranten en syndicaten van wereldvermaardheid en moet overal present zijn, waar er op den aardbol iels gebeurt. ^ i' i i n Tijdens een van zijn kortstondige bezoeken brengt Michael plotseling een dame mee naar huis. De oude huishoudster is eerst vriendelijk, maar later buiten zichzelve van verontwaardiging, «Is dez% dame in het huls overnacht. Van een bepaald conventioneel standpunt bekeken, is de woede van deze huishoudster begrijpelijk. Franziska heeft Michael toevallig op straat ontmoet. Eerst was ze boos over de onbeschaamdheden van den man, die zich blijkbaar voor onweerstaanbaar hield, maar later is ze op het spel ingegaan. Toevallig komt Franziska te weten, dat Michael den volgenden dag weer op reis zal gaan, maar dit weerhoudt haar niet om bij hem te blijven. Zoekt dit meisje, de dochlfcr van professor Tiemann, een avontuur of. is het meer? Voorloopig weten we dat nog niet en we zien alleen, hoe Franziska den wereldreiziger naar den trein brengt, waar het afscheid een „Tot ziens, Franziskal" is. Er Is een jaar voorbijgegaan. Franziska heeft het thuis niet kunnen uithouden, ze heeft haar vader en diens vriend Dr. Christoph (die een groote, stille liefde voor Franziska koesterde) verlaten en is naar Berlijn getrokken,, waar ze een winkel in kunstnijverheids-artikelen heeft geopend. Als Michael in Berlijn komt, speelt het toeval hem Franziska's adres in handen en als hij plotseling voor haar staat, bemerkt hij het opeens: ze heeft op hem gewacht. Slechts een paar uur kan hij bij haar zijn. Zij brengt hem naar het station. „Tot ziens, Franziska." Gevolg gevend aan Michaels wensch, gaat Franziska terug naar het kleine stadje om er zijn huis bewoonbaar te maken. Over vier maanden zullen zij gaan trouwen. Maar dan komt er een brief. Michael kan niet komen. Hij Is gebonden door contracten en veel werk. Pas in den herfst van het volgende jaar zou hij kunnen komen. En terwijl Michael, vaak tezamen met zijn vriend Buckv achter de wereldsensalies aanholt, krijgt hij ergens in de tropen een telegram: Franziska heeft een zoon. Na een lange reis staat hij dan weer plotseling voor Franziska en haar vader en vraagt om haar hand. Michael zal thuis blijven en daar werken. Hij tracht gelukkig te zijn. Maar als Buck verschijnt, komt de oude onrust terug en Franziska wee*, dat ze Michael weer moet laten gaan. En ditmaal duurt het heel lang. Franziska krijgt
131U
Mtoclw „^
^^_ m00i 9^^ \-~-m*m
Alweer een afscheid... o Franziska en haar zoon.
i^
r?\ T
Kunt ge U een film voorstellen zonder liefdesscène? Of het een blijspel is, een operettefilm, een klucht, een drama of een tragisch spel, er is geen rolprent denkbaar zonder een teeder tête-è-tête, hetzij tusschen de hoofdpersonen, hetzij tusschen de „bijrollen". Het „apartje" neemt nu eenmaal een zeer belangrijke plaats in de film in. En hoewel de liefde in alle menschenharten ter wereld hetzelfde is, zijn haar uitingen toch zóó verschillend, dat we er altijd weer door geboeid worden! Welke sentimenteele vrouw wischt er in het donker van den bioscoop geen traan weg en welke man zit niet luidruchtig zijn keel te schrapen, als „ze" op het witte doek elkaar na allerlei tragische wederwaardigheden in de armen vallen? Er zijn geen twee acteurs, geen twee actrices, die een liefdesscène op dezelfde wijze spelen. Al mag een enkel gebaar overeenkomen met dat van een ander, de uitdrukking van de oogen, de lach om den mond, alles is dan weer anders. En ook ieder liefdes-paar speelt deze scènes op andere wijze. Wie het niet gelooft, die gaat maar kijken! In den bioscoop kunt U het zien, en als U dichter bij wilt blijven, bekijkt U de plaatjes op deze beide bladzijden maar eens!
■
-
-
-—
DE im m EEN
O. . . neem mij niet kwalijk. . . Stoor ik?" De jongeman en de vrouw staarden naar den iets ouderen man, die verrast in het gat der deur bleef staan. ,,Je was zeker juist van plan om weg te gaan?" vervolgde hij vragend, zich nu speciaal tot zijn vrouw wendend. „Je hoeft niet te denken, dat mij dit verbaast, want ik vermoedde het al eenigen tijd, hoewel ik natuurlijk niet kon weten, wannéér het precies zou gebeuren. Natuurlijk heb je ook een brief voor mij achtergelaten. . . den traditioneelen brief? Dat hoort er zoo bij, nietwaar? Er is geen vrouw, die in dergelijke omstandigheden weggaat zónder dien brief op den schoorsteen of op de tafel te hebben neergelegd. . . En hoe staat het met de bagage? Of moet ik die soms nasturen?" De jongeman noch de vrouw gaven antwoord. Toen de deur plotseling was opengegaan, hadden zij zich verbaasd en verschrikt omgedraaid, en waren toen stokstijf blijven staan, als aan den grond genageld. Indien men hen niet hijgend had zien ademhalen, zou men hebben kunnen denken, dat het levens-echte standbeelden waren I Om de lippen van den iets ouderen man speelde een vaag glimlachje. „Heb je niets te zeggen. . . heelemaal niets?" vroeg hij spottend. ,,Ach. . ." deed hij opeens, alsof de situatie hem nu pas duidelijk was, „ach . . Ik heb jullie natuurlijk doen schrikken! Dat spijt me." Hij trok een stoel, die bij de deur stond, naar zich toe en nam plaats. „Wil je niet even gaan zitten?" vroeg hij terwijl aan zijn vrouw. „Ik zal niet veel van je kostbaren tijd in beslag nemen, en je zult hoogstens één frein voor mij hebben te verzuimen. Dat is foch niet te veel, is hef wel? Een paar uur slechts, en jullie zult er je samenzijn daarna misschien nog des te meer om waardeeren. . ." Mechanisch nam de vrouw plaats. De jongeman volgde haar voorbeeld. De vrouw, die doodsbleek zag, keek den man, die bij de deur zat, met een koele, harde uitdrukking in de oogen aan, doch de jongeman vermeed het angstvallig zijn kant uit te zien. De vrouw was geschrokken, dat zag men haar duidelijk aan, maar even duidelijk was het, dat zij alles wilde doen, om zich flink te houden, den toestand moedig onder het oog te zien. Toen vervolgde de man bij de deur, die Gaston heette, zich tot zijn jongen rivaal richtend: „Heb jij ook niets te zeggen. Welters? Jij, die altijd zoo goed praten kunt en zoo rad van tong bent? Jij, die er om bekend slaat, dat je zwart wit kunt redeneeren en omgekeerd, heb jij nu niets te zeggen? Misschien komt dit doordat je wat zenuwachtig bent? Maar dat zal wel overgaan, en ik kan wachten. Ik heb den tijdl" De vrouw bewoog zich op haar stoel. „Je had alles zeker vooraf beraamd, is het niet?" vroeg ze hatelijk. „Natuurlijkl" antwoordde Gaston. „Of dacht je soms, dat ik blind was? Dat ik niets zag en niets begreep? Dat je mij nog niet beter kende, na de acht jaar, dat je met mij getrouwd bent..." De vrouw haalde de schouders op. „Wat ben je van plan te doen?" wilde zij weten. „Of kwam je alleen terug, om een scène te maken
COMPLEET
en ons te dwarsboomen? Voor zoo ver Ik me herinner, hield je nooit van scènes. Had je het maar wél gedaan, en hadden we af en toe maar eens een scène gehad, dan zou alles waarschijnlijk niet zoo vervelend zijn geweest. . ." „Dus je vond alles. . . vervelend, Mimi?" vroeg de man bij de deur zachtjes. „Ja." Het woord klonk koud en scherp als een mes. „Je was altijd verdiept in Je werk. Nooit nam je notitie van mij. Ik moest mezelf dus wel amuseeren." „En
dat
deed
je
met. . .
hèm?"
Een
blik,
waarin een onzegbare minachting lag, trof den jongeman, die nog steeds zwijgend naar den grond zat te staren. De oudere man lachte cynisch. Zooals Welters daar zat, was hij ook nu niet bepaald een toonbeeld van mannelijkheid. Zijn mondhoeken trokken nerveus en zijn oogleden knipperden, terwijl hij den stekenden' blik van Gaston op zich gericht voelde. „Nu, heb je nog niets te zeggen?" vroeg deze, en zijn woorden klonken nu bijna als een bevel van den ander om zijn mond open te doen en zijn houding te verklaren. „In elk geval hield ik meer van haar dan jij. Ik zal haar zeer zeker gelukkig maken. . ." „Geldóf je dat werkelijk?" vroeg de man bij de deur kalm. Toen Welters merkte, dat Gaston tamelijk beheerscht was, vond hij den moed voort te gaan. „Ik voel heel goed, dat ik niet Juist gehandeld heb. .. dat het niet eerlijk tegenover jou was, wat ik heb gedaan I Maar waarom heb je, als je alles hebt zien aankomen, zooals Je daarnet zei, niet verhinderd, dat ik haar kon ontmoeten?" De ander antwoordde, en het was alsof er 'n droevige klank in zijn stem was: „Ik geloof niet, dat het de moeite waard is een vrouw te bezitten, waar je voortdurend op moet passenl Mimi zelf zal moeten erkennen, dat ik nooit een achterdochtige of jaloersche man voor haar ben geweest. Ik achtte dit beneden haar waardigheid!" „Het was alleen, omdat je niet genoeg van me hield. . ." beweerde de vrouw snijdend. „Dus jij denkt, dat h ij meer van Je houdt? Het is natuurlijk heel moeilijk, om over de gevoelens van een ander te oordeelen, en ik weet zeker, dat hij zich veel beter weet uit te drukken dan ik. Ik ken zijn overredingskracht. Ik vermoed, dat het wel het gewone praatje zal zijn geweest; dat liefde alles excuseert. . . dat Je Je geluk nooit voor een te hoogen prijs kunt koopen. . . dat ik verdiende Je te verliezen, omdat ik je nooit genoeg had gewaardeerd. . . enzoovoort. Is het niet zoo?" „Ben je hier gekomen, om ons voor den gek te houden?" vroeg de vrouw. „Neen! Ik kwam terug om het geval duidelijk te maken. . . om Je te laten zien, dat ik, al ben ik in Jouw oogen dan misschien onbelangrijk, en zelfs vervelend, toch in geen geval 'n idioot ben. Wees echter maar niet bang, dat ik je zal tegenhouden, of dat ik Jullie moeilijkheden in den weg zal leggen. Integendeel. . . Je bent vrij om te gaan, waar Je wilt, maar eerst zul je mij aanhooren. . . luisteren, naar hetgeen ik je te zeggen hebl"
VERHAAL
De vrouw kreeg een kleur van ergernis. Ze sou het veel interessanter gevonden hebben, indien hij een scène had gemaakt, desnoods met geweld zou hebben geprobeerd haar tegen te houden. Zooals het nu ging, kwam ze zichzelf zoo onbelangrijk voor. En, als om haar figuur te redden, zei ze: „In leder geval zul Je moeten toegeven, dat Ik Je nooit heb bedrogen... Ik ben steeds eerlijk tegenover Je geweest. Je wist den laatsten tijd heel goed, dat Ik niets meer om Je gaf. .." „Dat Is zoo," stemde hij eerlijk toe. „En. . . en. .. Ik heb tot nu toe niets gedaan, wat ik Je niet zou durven bekennen. Ik heb geen kwaad gedaan. . ." „Maar heb Je mij dan geen kwaad gedaan?" vroeg de man bij de deur, opnieuw cynisch lachend. „Je zult waarschijnlijk niet het allerergste hebben gedaan. .. in zooverre vertrouw ik Je nog wel. Je zoudt niet met mij onder één dak zijn blijven wonen, als je mij met een ander bedroog. . . Maar zeg niet, dat Je mij geen kwaad hebt gedaan, want alles wat je hem gaff. je bewondering" — er was een vernederend glimlachje om zijn lippen, terwijl hij dit zei — „je genegenheid. . . Je. . . kortom, alles wat Je hem gaf, waar hij geen recht op had, was mij ontstolen en was daarom een kwaad op zichzelf. . ." „Ik wist niet, dat Je daaraan behoefte had!' stamelde de vrouw. „In dat opzicht zijn alle vrouwen toch hetzelfde," antwoordde de man, en zijn stem had zoowaar een bijna teederen klank. „Jullie wilt woorden. . . als maar woorden. . . Nu, wees niet bang. Mimi. Welters zal je véél woorden geven. . . heel veel lieve woordjes. . . ofschoon hij op het oogenblik heel weinig weet te zeggen I" Welters richtte zich op. „Op alles wat ik nu zou zeggen, zou Je toch maar een cynisch antwoord gereed hebben. Daarom zwijg ik liever. Ik wilde Je alleen iets vragen: maak het kort: ter wille van Mimi. Met mij hoef Je geen consideratie te gebruiken, maar doe het om haarl" Gaston knikte; er was een medelijdend glimlachje om zijn lippen. „Goed, ik zal het zoo kort mogelijk maken. Ik kom zoo Juist uit Wassendam, je weet wel, dat aardige voorstadje, waar Mimi en ik geruimen tijd hebben gewoond. Ik wilde Je eenige bijzonderheden vertellen van mijn bezoek aan Wassendam." Welters maakte een onrustige beweging, die aan de scherpe blikken van Gaston niet ontging. Deze wendde zich nu tot zijn vrouw: „Je weet, Mimi, dat ik altijd van ons huisje daar heb gehouden. Jij vond het er toch ook prettig, nietwaar? We hadden er gelukkig nooit veel gasten. . . alleen hij," — er ging een verachtelijke blik in de richting van Welters — „alleen hij kwam er zoo nu en dan. Herinner Je Je nog. Welters, dat de eenige menschen, met wie wij omgingen, de Smits waren — de Smits, die zoo'n knappe dochter hadden, Letty heette ze... Je zou schrikken, als Je haar nu zag, Weitersl" „Hoezoo? Wat scheelt haar?" „Ze is ernstig ziek geweest — heeft op het kantje-af gelegen, zooals de menschen dat noe
men. Ze is nu herstellend, hoewel nog erg zwak. Haar moeder vertelde me, hoe het kwam, dat ze zoo ziek is geworden. Ze had al eenigen tijd gemerkt, dat er iets niet in den haak was met haar, maar ze wist niet, wat de oorzaak was. Er was geen woord uit haar te krijgen, doch toen ze ziek werd en hooge koortsen had, ijlde ze, en toen kwam het heele verhaal van haar lijdensweg er bij stukjes en beetjes uit. Haar moeder begreep toen, dat het om een man was. . . Ze hoorde ook den naam van dien man. .." Mimi stond op. Krampachtig hield ze de leuning van haar stoel vast. „Wat heeft Letty te maken met ons? Welken naam noemde ze? Wie was het?" „Het was de man, die nu naast Je zit, de man, met wlen je wilde weggaan. . . en met wien Je hoopte te trouwen. Eric Weitersl" „Dat is gelogen!" viel Welters uit. Niettegenstaande dezen feilen uitval, stond er angst, groote angst In zijn oogen te lezen. Er was een blik in als van een dier, dat zich, opgejaagd, aan alle kanten door vijanden omringd ziet. Mimi zag dien blik, maar het was alsof zij niet kón of wilde begrijpen, wat de oorzaak er van was. Ze wendde zich tot haar man: „Dus daarvoor ben je hier gekomen... om ons een lafhartig dorpsgerucht te komen Vertellen, dat natuurlijk van alle waarheid ontbloot is? En je dacht, dat Ik dat maar direct gelooven zou en me daardoor. . . van mijn plan zou laten afhouden?" „Ach, dat niet," antwoordde haar man, schijnbaar kalm. „Maar ik achtte het in ieder geval noodig, dat Je er van op de hoogte was. Letty mag zich dan al kinderachtig hebben aangesteld, door ziek te worden, maar het komt fn ieder geval, doordat zij dien man vertrouwde. Ze geloofde «Hes, wat hij vertelde, net als jij. . . Ze hield ook van woorden. . . lieve woordjes. . . Ze geloofde, dat hij haar liefhad, zooals zij hem, maar hij amuseerde zich slechts. Hij keerde naar de stad terug, beschouwde alles als 'n voorbijgaand flirtpartijtje, terwijl zij alleen met haar groote verlangen achterbleef en. . . ziek werd." „Maar ik ben mij absoluut van geen kwaad bewust," bracht Welters aarzelend in het midden. „Ik praatte vaak met haar, maakte haar complimentjes, zooals iedere man in mijn plaats zou hebben gedaan, maar verder niets. Mimi zal dit heel goed begrijpen, en je kunt haar door je zoogenaamde onthulling zeker niet tegen mij opzetten!" „Dat is mijn bedoeling ook niet. Ik wilde alleen maar zeggen, dat ik het geval op zichzelf zeer eigenaardig vind: verliefd te zijn op twee vrouwen tegelijk! Zonder twijfel was Mimi de grootste attractie voor je, maar zeker is ook, dat Letty tegelijkertijd eveneens een belangrijke rol speelde." Mimi keek Welters aan, en er was een trotsche, bijna minachtende blik in haar oogen. Gaston stond op, keek Mimi aan en zei toen: „Nu kun je gaan. Mimi. Ik heb gezegd, wat ik te zeggen had en zal je niet langer ophouden!" Hij richtte zijn blikken naar de deur; hij stond daar hoog-opgericht en er was een koude, harde uitdrukking op zijn ontegenzeglijk knap gezicht. In de enkele seconden van stilzwijgen, die er • nu volgden, ging er een wereld van gedachten om in zijn vrouw. Hoe hij haar ook in haar overspannen verbeelding misschien verwaarloosd mocht hebben voor zijn werk, hij was in ieder geval een man Dat had ze nooit zoo begrepen, als op dit oogenblik. Ze keek naar Welters. Ze wist nu, dat hij, terwijl zij meende, dat al zijn gedachten voor haar waren, tegelijkertijd met Letty een dergelijke verhouding had gehad, haar dus toen al bedrogen had! Als in
■
een visioen zag ze de komende dagen voor zich: dagen, waarop hij weer met andere vrouwen zou flirten, omdat 't niets voor hem was, om trouw te zijn. Omdat hij dat niet kón . .. De deur stond nu echter open, en dus moest ze wel gaan. Met een trotsche beweging wierp ze haar hoofd in den nek. Als haar man er dan klaarblijkelijk niets om scheen te geven, dat ze uit zijn leven verdween, dan zou ze ook niets laten merken van hetgeen er, op dit moment, in haar omging. Ze had een gevoel, alsof hij haar haten moest, alsof hij dankbaar moest zijn, indien ze wegging. Want ze besefte het nu maar a! te goed: niet z ij had reden tot verwijten, maar hij. .. Naast Welters verdween ze door de deur. . Maar toen was het met de zelfbeheersching van Gaston gedaan. Bij het geluid van de dichtslaande deur verliet zijn zelfbeheersching hem. Hij had den laatsten troef uitgespeeld, om haar te behouden, en hij had haar verloren. . . Er kwam een brok In zijn keel, maar tranen wilden er niet komen. Maanden reeds had hij haar hoe langer hoe verder van zich af voelen gaan, maar nu was ze voorgoed weg. Hij viel op den stoel neer, waarop zij zooeven, nog gezeten had, en verborg zijn gezicht in zijn handen. Plotseling werd de deur geopend. „O, Gaston. . . Gaston.. ." klonk het gesmoord. „Laat me bij je blijven. . . Ik kén je niet missen. . ." Hij voelde haar armen om zijn, hals, haar warme tranen op zijn gezicht en hij hoorde de liefkoozende woorden, waarnaar hij maandenlang reeds gesmacht had, en die hij nooit meer gehoopt had van haar te zullen hooren. . . En toen kwamen z ij n tranen . , .
fcA':U; :■.... ■
TOSCArPOEDEft "4711" Tosca Poeder is een geheel nieuwe soort poeder, op basis van de modernste wetenschappelijke begrippen samengesteld. Het is bij dit poeder gelukt, de heilzame, huid- en schoonheidsverzorgende bestanddeden van de Tosca Crème in het uiterst fijn verdeelde poeder te verwerken. "4711" Tosca Poeder is bijgevolg niet alleen een poeder in den gewonen zin, doch tegelijkertijd een uitgesproken huidverzorgings- en schoonheidsmiddel, mee den geur van het wereldbekende en geüefiie •^ll" Tosca Parfum. Voor ui*r typt ie jmtlt nuance f
DE FORELLENVISSCHER EEN VOORTREFFELIJKE VOORSTELLING VAN HET RESIDENTIE TOONEEL Kinderen eo gekken zeggen de waarheid", heet het In den volksmond, en wel altijd is er een kern van waarheid in zulke gezegden. Immers, zijn het niet juist de menschen, die oogenschijnlijk geen ,,verstand" hebber», die de dingen In het leven het zuiverst zien, ongehinderd als zij zijn door bijgedachten van verstandelijken aard, welke de feiten noodeloos gecompliceerd maken? Het is de erkenning van deze waarheid, die ten grondslag ligt aan het tooneelwerk ,,Le pêcheur d'ombres" van den Franschen schrijver Jean Sarmenf, dat In 1921 voor de eerste maal In Parijs werd opgevoerd en waarin de jonge schrijver zeK de hoofdrol speelde. Thans heeft het Residentie Tooneel het weer op het repertoire genomen Jammer genoeg gaat de woordspeling van den Franschen titel verloren in de vertaling ,,De Forellenvisscher". Hef gaat in dit stuk om den jongen dichter Jean, die door overspanning en de teleurstelling om een meisje zijn geheugen heeft verloren en nu als een ,,zieke" leeft, tusschen zijn moeder en zijn broer René, die hem met liefde en zorg omringen. Hij Is gezond en vroolljk, hij vischt In de beek naar forellen en voelt zich, ofschoon zijn omgeving hem beklaagt, gelukkig. Om zijn genezing te bevorderen en een poging te doen zijn geheugen te doen terugkeeren, heeft men Nelly, het meisje, waarvan hij hield, en dat hem onverschillig heeft behandeld, gevraagd te komen logeeren. Jean herkent haar en voelt zich gezond en gelukkig in haar aanwezigheid. Alle vroegere misverstanden, alle onbegrip zijn verdwenen en de beide jonge menschen vinden elkaar in een nieuwe, alles verhelderende liefde De broer René echter, cynisch en verbitterd door de mislukking van zijn huwelijk, vat eveneens liefde voor het 'meisje op en daar hij veronderstelt, dat rij zich alleen met „den armen Jean" heeft verloofd om de comedie, ter wille van den zieke, ten einde te spelen, openbaart hij haar zijn gevoelens en is bitter teleurgesteld, wanneer zij deze niet blijkt te beantwoorden. In een laatste poging om het geluk te bemachtigen, waarop Jean, volgens hem, geen recht heeft, tracht hij diens oogen te openen voor de „werkelijkheid". Hij brengt hem in den waan, dat het meisje, dat bij hen logeert, de echte Nelly niet is, maar een ander, die op haar lijkt en In haar rol van speelkameraad goed acteert. Ook door allerlei andere feiten krijgt de zieke zijn geheugen terug, en het vermogen, om de realiteit te beseffen. -Daardoor keert echter ook het vermogen terug om te twijfelen en te lijden. . . Hij wordt weer „nprmaal", hij houdt Nelly op een afstand en klampt zich vast aan de „hulp" van zijn broer, welke hem ten slotte noodlottig wordt. Als René ontdekt, dat Nelly werkelijk van Jean houdt en niet uit medelijden, haast hij zich om het door hem gestichte kwaad te gaan goedmaken. Het is echter te laat! Jean kan de realiteit van het verstand niet aan en heeft zich van bet leven beroofd.
Jeanen Nelly (Paul Steenbergen en Enny Meunier).
Het dienstmeisje (Jantien van Eck), de moeder (Coba Kelling) en Jean (Paul Steenbergen).
^T
V Van dit spel heeft het Residentie Tooneel een uiterst .boeiende en tot in de puntjes verzorgde vertooning gegeven, die het groote succes had, dat zij verdiende. In dit, door slechts weinige personen gedragen spel had men misschien alleen de moederfigöur van Coba Kelling Iets minder dom willen zien; het door den auteur zoo bekoorlijk geteekende figuurtje van Nelly werd door Enny Meunier goed uitgebeeld, hoewel zij over het geheel wat oppervlakkig bleef. Uitnemend speelde Paul Steenbergen de rol van den geesteszieke in zijn kinderlijk-gelukklg optimisme. Richard Flink gaf een goede - typeering van den cynischen René, terwijl Piet Bron de waardige, sympathieke persoon van Monseigneur Lescure voortreffelijk weergaf. ,Een fraai decor, dat bijzonder goed paste bij de sfeer van het stuk, omlijstte het geheel Een zeer goede vertooning!
De beide broers (Richard Flink en Paul Steenbergen). Foto's Klein
KARIN HARDT (Foto Ufa)
■
HISTORISCHE ANECDOTEN
HET HEELAL IN EEN HUISKAMER
OOK EEN METHODE.
DE VERSLAGEN DOKTER. Toen de groote medicus en tuberculose-onderzoeker Robert Koch nog maar een eenvoudige plattelandsdokter was, beweerde Forstrat Brinkmann, die met hem bevriend was, dat Kochs schrift alleen door een apotheker kon worden gelezen en dat dan nog slechts, omdat zijn recepten toch allemaal hetzelfde waren en zich steeds . herhaalden. Koch beweerde, dat dit niet waar was, ging aan zijn bureau zitten en schreef op een recept-formulier op zijn gebruikelijke wijze een korte uitnoodiging, om des avonds te komen eten. . . „Zoo," zei hij toen tegen zijn vriend, „dat Is geen recept, maar een uitnoodiging aan den apotheker om vanavond te komen eten. We zullen nu eens zien, wat hij antwoordt." Daarop liet Koch inspannen en stuurde zijn koetsier naar de naburige stad. Na een poosje kwam de man terug, overhandigde Koch een fleschje met een kleurige vloeistof en zei: „Dat is de medicijn; het kostte één Mark vijftig."
HET PLANETARIUM
DE VERMOEDELIJKE ECHTGENOOTE. De componist Daniel Francois Auber (1782 tot 1871), schepper van „Fra Diavolo", „De Stomme van Portici" en andere opera's, was tot zijn negentigste levensjaar kerngezond en had altijd het beste humeur. Als iemand zich daarover verbaasde, zei hij gewoonlijk lachend: „Ik ben boven den leeftijd, waarop men doodgaat." Deze kunstenaar was vrijgezel gebleven. Eugenie, de gemalin van Napoleon III, sprak hem in het laatste jaar, dat zij keizerin was, eens aan en beweerde schertsend, dat hij het wel moest betreuren, In zijn lange leven nooit getrouwd te zijn geweest... „Lieve hemel," antwoordde Auber met goed voorgewenden schrik, „madame Auber zou nu minstens tachtig jaar geweest zijn. . ."
Het planetarium van Eite Eltinga: in het midden de zon, op den achtergrond het planlsfeer en de maanwijzers.
OP ZIJN PLAATS GEZET. De
professoren Thiersch en Sctimidt waren wegens een plotselinge ziekte van den koning telegrafisch voor een consult naar Dresden geroepen, zoo lezen wij In de Münchner ill. Op het station ontmoetten zij een hoogen ambtenaar, die eveneens op het punt stond, naar de hoofdstad te reizen. Men wisselde eenige woorden, en toen zei de hoogwaardigheidsbekleeder: „U reist zeker tweede klasse, beeren? Ik eerste. Tot ziens dus. . ." Bij het uitstappen te Dresden sprak men elkaar weer op het perron. „Mijnheer," zei Thiersch tot den hoogen ambtenaar, „u neemt zeker een rijtuigje; wij gaan met de koninklijke equipage." Inderdaad wachtte er een koninklijk rijtuig op de beide beeren bij den uitgang van het station. Des avonds, bij de terugreis spraken de drie beeren elkaar weer. Dit keer was de voorname heer veel beminnelijker. „Zooals ik gehoord heb, mijne beeren, is u aan het ziekbed van den koning geroepen. Ik wist heelemaal niet, dat de koning ziek was. Dat heb Ik pas in den loop van den dag gehoord." „Zoo," antwoordde Thiersch kalm, „isr het reeds onder het volk bekend?" DE REACTIE. Otto Erich Hartleben was, na de opvoering van zijn eerste werk, snel beroemd geworden. Zijn succes nam weldra fabelachtige afmetingen aan, zoodat het Lessing-Theater te Berlijn hem het aanbod van een jaarlijksche vergoeding van tweeduizend Mark deed, tegen de verplichting zijnerzijds, al de drama's, die hij nog zou schrijven en alle andere tooneelstukken, eerst aan dat theater ter opvoering aan te bieden. Toen Hartleben dit aanbod kreeg, staarde hij een poosje peinzend voor zich uit en zei toen tegen zijn zuster, die de hulshouding bij hem deed: „Zoo, nu nog drie van dergelijke contracten en ik schrijf mijn heele leven geen woord meer. . ."
HISTORISCHE ANECDOTEN
In het voorjaar van 1774 heerschte er groote verslagenheid onder de menschen van alle gezindten, partijen, rangen en standen. Voorspeld waren groote rampen, zoo niet de ondergang der wereld, doordat de planeten Jupiter, Mars, Venus, Mercurius zoowel als de Maan zich alle In het teeken Aries bevonden. Nadat de spanning ten top gestegen was, ging deze eindelijk In een algemeene verademing over en de rust bij geleerden, leeken en bijgeloovigen keerde weer. Slechts weinigen hadden zich niet door dezen zeldzamen stand der planeten laten
verontrusten: één er van was de zoon van een eenvoudlgen wolkammer: Else Eisinga. De gave van werktuigkundige en wiskundige van zijn vader geërfd hebbend, besteedde hij hieraan al zijn vrijen tijd, dien de wolkammerij hem liet. Vanzelf ging later zijn aandacht uit naar de sterrenkunde en het zou op dit terrein zijn, dat hij zijn genialiteit ontplooien en een wereldberoemd werkstuk tot stand brengen zou. Elslnga had namelijk de gewoonte, bij den aanvang van het Jaar den sterrenstand van iedere maand te berekenen en daaruit had hij opgemaakt, dat deze conjunctie der planeten geen gevaar met zich meebracht. Hierdoor was hij op het idee gekomen, hoe overzichtelijk het zou zijn den stand der hemellichamen aanschouwelijk voor te stellen in een ruimte met drie afmetingen. Door dit denkbeeld werd hij zoo bevangen, dat hij terstond begon het plan ten uitvoer te brengen. Daar hij over geen andere ruimte beschikte dan zijn eigen woonkamer, richtte hij deze hiervoor In en arbeidde aan zijn schepping iedere minuut, die zijn inmiddels verkregen functies hem lieten. leder, die het kunstwerk aanschouwd heeft, zal volmondig toestemmen welk een geluk het Is, dat het tot op heden gespaard Is gebleven. Het geheele stelsel wordt gedreven door een uurwerk, dat boven het plafond gebouwd is en in beweging gehouden wordt door gewichten, welke één maal per week opgetrokken moeten worden. Zoo zijn we nu nog in staat het planetarium in werking te zien en wel op de minuut af nauwkeurig. Wel een bewijs voor den nauwgezetten werktrant van Eisingal Wat we te zien krijgen bij het betreden van de oude woonkamer, is in vier jaar tljds (van 1774 tot 1778) tot stand gebracht. Als middelpunt van alles hangt aan 'n draad van anderhalven meter lengte de zon, waar omNaast de zon de aarde, die haar loop In één jaar om de zon volbrengt. In de zoldering de verschillende sleuven der planeten.
VAN
EISE EISINGA
heen de zes planeten, die toen bekend waren, zich bewegen. (De verhouding van de ware grootte en de afstanden tot de zon zijn natuurlijk gewijzigd). Hiervoor zijn om den draad van de zon ais middelpunt, cirkelvormige sleuven In het plafond aangebracht, waaruit de draden komen, waaraan de planeten hangen en welke, door het uurwerk gedreven, hun loop In den vereischten tijd om de zon volbrengen. Getrouw bewegen zij zich meer dan 150 Jaar In hun weren tijd om de zonl In den buitensten cirkel geeft een pijl daarbij de schijnbare plaats en beweging der zon aan en tevens de teekens, maanden en dagen. Verder onderschelden we aan het plafond nog vijf cirkels, waarvan er twee de namen der zeven dagen, de uren en het Jaartal weergeven. De anderen wijzen den maanstand aan en wel: den klimmenden of noordknoop van de maan, de schijn- of lichtgestalten der maan en ten slotte haar verste punt en haar lengte op de ecliptica. Daar waar vroeger Eisinga's bedstee was, vinden we nu het planlsfeer of hemelplein, omringd door een In uren verdeelden horizon. Dit geeft een beeld van de voornaamste sterren, zichtbaar boven Franeker en maakt dus dagelijks één omwenteling, terwijl de zon bovendien de aanwezige ecliptica in één Jaar doorloopt. Twee wijzers daarnaast geven het uur van zonsop- en ondergang aan. Om de maan niet te kort te doen. kunnen we aan denzelfden wand nog aflezen: den afstand van de Maan tot haar Noordknoop, afstand tot de Aarde, den op- en ondergang der Maan. Hebben we. dit alles verwerkt en bedacht dat het allemaal ontstond in het geniale brein van een wolVammer, die nog nimmer van een dergelijk kunstwerk gehoord of gelezen had en daarbij geen gebruik maakte van de reeds bestaande wetten, maar alles van begin af met passer en globe berekende, dan gaat onze nieuwsgierigheid uit naar het machtige uurwerk, dat dit alles drijft.
Een klein model, eneneen« door EU* Eiilnga vervaardigd, met de twee buitentte planeten welke toen bekend waren, Jupiter en Saturnui.
Professor dr. Binder was bekend wegens zijn ' grofheden en zijn paardemiddelen. Op een keer kwam er een metaalbewerker bij hem, die een staalsplinter in zijn oog had gekregen. In de oog-kliniek had men den man er reeds op voorbereid, dat hij zijn oog waarschijnlijk wel zou moeten verliezen. Binder bekeek de kwetsuur en zei: „Nou, we kunnen eerst nog wel eens een ander middel probeeren. - Heb Je een flinken grooten zakdoek bij je?" „Ja, maar het is een roode." „De kleur doet er niets toe. Geef maar hier, mijn jongen." Professor Binder maakte van den zakdoek 'n koord, draaide het zijn patiënt om den hals en snoerde het zoo stevig vast, dat de oogen uit hun kassen kwamen puilen. Nu bekeek professor Binder het gewonde oog en ontdekte op een tot nu toe onzichtbare plaats den splinter. Hij verwijderde hem en het oog was gered. „Voor den donder, ik dacht, dat ik zou stikken," vlei de patiënt na de behandeling uit. „Ach wat," meende de professor Binder, „zoo erg was het nietl" MAAR HIJ WEL...
Het planlsfeer boven Franeker. We beklimmen een nauw wenteltrapje, gaan langs mei tegels bedekte muurtjes en kunnen ons gebukt achter het gecompliceerde raderwerk heen bewegen. Daar maken we kennis met raderen, die één omwenteling in verscheidene jaren volbrengen, andere die dit In een dag of een week doen, verder nog verscheidene ellipsvormige, die de planeten een gedeelte van hun loop versnellen of vertragen doet. Wijzen we er verder nog op, dat ieder onderdeel uitgeschakeld kan worden zonder dat de andere deelen daardoor gestagneerd worden, dan dalen we vol bewondering voor dezen genialen wolkammer de trapjes weer af om nog een poosje in de vredige huiskamer-planetarium te vertoeven.
Het raderwerk, dat alles drijft. Op den voorgrond de touwen der gewichten. (Foto's I.P.&R.S:.
WW;
r lEfci ■
v
•
11 » —
PM i
l*^i-
Jf
■-ir-sU'
■
(i 1
t
^"Ntto Reutter was in zijn jonge jaren eens ^■^ werkzaam bij een variété in een kleine stad, waar lederen avond ook een kunstenaar optrad, die als hoogtepunt van zijn prestaties den omtrek van een jongeman, door haarscherpe schoten op den wand échter den jongeling, teekende. Op een keer liet zijn partner hem echter in den steek en toen er des avonds, vlak voor de voorstelling, nog geen plaatsvervanger was gevonden, verzocht de directeur van het variété Otto Reutter tegen den wand te willen gaan staan, daar men het publiek toch het hoofdnummer niet kon onthouden. Voordat Otto Reutter nog zijn toestemming had gegeven, had men hem reeds tegen den wand gezet en kraakten de schoten al. De schutter, die door het fatale wegblijven van zijn partner wat opgewonden was, schoot eenigszins onzeker. Eenige kogels vlogen vlak langs den hoed en de jas van Reutter. Nauwelijks was het scherm gezakt, of de meester-schutter stormde op den bleeken humorist af en verklaarde zich onmiddellijk bereid, den beschadigden hoed en jas te vergoeden. „Ja. . . en mijn broek?" vroeg Reutter argeloos. „Je broek?" antwoordde de schutter verbaasd. „In Je broek heb ik toch niet geschoten . . ." „Neen, Jij niet," antwoordde Reutter bedrukt. DE KUNST WORDT NIET BETAALD. Woor het opvoeringsrecht van zijn opera ' „Tsaar en Timmerman" kreeg de componist Lortzing van het Stedelijk Theater te Riga dertig daalders. Maar van deze „ontzaglijke" som gingen nog twaalf daalders af voor het overschrijven van de partituren, en zes daalders voor een theateragentuur te Leipzig, dat voor het tot stand komen der overeenkomst had gezorgd. Er bleven voor den componist dus slechts twaalf daalders over voor zijn geniale scheppingl VOORUITZICHTEN.
ia
fl M
i
1LI
■ (f'' i f
"^i*" \ l i lil H>3l
PVe schrijver van het kinderboek „Struwwel**' peter", Heinrich Hoffmann, was dokter te Frankfurt en tevens leeraar In de anatomie aan het daar gevestigde Senckenbergsche Instituut. Als pas gevestigd arts vroeg hij om de hand van de dochter van 'n heel voornamen ingezetene der stad. Deze mat den jongeman met een strengen blik en vroeg: „Ja. . . en welke vooruitzichten hebt u voor de toekomst?" Hoffmann had een dergelijke prozaïsche vraag in de volheid van zijn gemoed niet verwacht; hij aarzelde een oogenblik en zei toen: „Ik heb een twintigje in de loterij. . ." De humor van den medicus zegevierde. De strenge heer begon hartelijk te lachen en gaf zijn toestemming.
FIDO
EEN COMPLEET VERHAAL DOOR MARCELLA D'ARLE
Toen Ik nog op het gymnasium ging, voerde mijn weg mij iederen dag door een oude, armelijke wijk van Rome, naast de bngelen burcht Als ik in den winter des middags naar huis ging, waren de smalle gevels al geheel in duisternis gehuld, en in het gewemel dezer ellende zag men vrouwen, zwaar geblanket en ondanks de koude, In dunne versleten kleeren, en mannen, die waggelden alsof ze dronken waren. Ik sloeg ze met verbaasde, nieuwsgierige blikken gade. Vaak trad er een op mij toe en zei dan woorden, die ik niet begreep, maar die mij bang maakten. Twee huizen v^n één verdieping, nog armoediger dan de anderen, waren door een boog verbonden, en daar moest ik iederen dag onder door. Aan den eenen muur hing een verbleekte madonna met heel groote oogen en smalle handen, waarvoor een gaslamp een groenachtig flikkerend licht verspreidde. Daar zat altijd een oude, blinde vrouw, die lucifers verkocht. Naast haar zat een zwart-witte hond van een onbepaald ras, met trouwe, verstandige oogen. Op een keer hoorde ik, hoe de vrouw tegen hem sprak. ,,Fido," noemde zij hem en haar stem had toen een heel anderen klank dan gewoonlijk. Toen ik op een keer in de buurt van de boog kwam, waar het anders omstreeks dien tijd stil en verlaten was, heerschte er een ongewone drukte. Jongens en meisjes liepen door elkaar en riepen een woord, dat ik eerst niet verstond. Ik zag, dat de oude vrouw zich over haar hond boog en hem vasthield bij zijn halsband. Van alle kanten kwamen er jongens en meisjes aanloopen, en eindelijk hoorde ik, wat ze riepen. ,,De hondenvangerl De hondenvanger!" Deuren en ramen werden opengegooid, stem-
men van mannen en vrouwen schreeuwden door elkaar. Kinderen duwden geschrokken hun honden in de eerste de beste deur, die zich beschermend achter de dieren sloot, of zij daar thuis hoorden of niet. De oude vrouw hield al dien tijd met bevende handen haar hond aan den halsband, en mompelde: „Hier blijven, Fldo; stil maar! Je behoeft niet bang te zijnl" De zwarte bril, dien zij altijd droeg, was van haar neus gegleden. In plaats van oogen had zij twee roode gaten, waaruit bloed scheen te komen. Met haar eene bevende, vrije hand had zij onder haar bankje gezocht en er een muilkorf gevonden, dien zij nu probeerde den hond voor te doen. Het dier sidderde en huilde van angst. De vrouw was echter blind, en niemand hielp haar. Ik zelf stond er ook roerloos bij, alsof ik verlamd was; ik weet niet, of het door angst, door verlegenheid of door afschuw was. Intusschen kwam de kar van den hondenvanger nader, en er steeg een klaaglijk gehuil en geblaf uit op. In het straatje was het stiller geworden. Uit de ramen en deuren keken de vrouwen rustig naar buiten, omdat hun dieren nu in Veiligheid waren, en ze amuseerden zich door te schelden en den spot te drijven met de verijdelde vangst. De kinderen waren verder geloopen, om te waarschuwen, dat de hondenvanger kwam, zooals ze dat in de armenwijk van Rome altijd doen. En de blinde vrouw probeerde nog altijd maar met haar bevende vingers, haar hond de muilkorf voor te doen. Eindelijk bevrijdde ik mij uit mijn ziekelijke verstarring om haar te helpen. Doodsbang, en door het gehuil der reeds gevangen honden buiten zichzelf van angst, rukte de hond zich los en liep weg . . . In een oogwenk was het gebeurd: een der mannen van de kar hief zijn arm op, een touw suisde door de lucht... De oude vrouw stond op, deed wankelend 'n paar passen . . . Nooit heb ik op het gezicht van een mensch zóó'n uitdrukking van vertwijfeling gezien. „Fidol Fidol" riep zij tweemaal. Onder het gehuil, dat uit de reeds verder rijdende kar klonk, herkende zij beslist het geluid van haar eigen hond, want ze riep niet meer, zei geen woord, bleef bewegingloos tegen den muur staan, zonder verder iets te doen . . . Vrouwen en kinderen drongen om haar heen en scholden op die ,,verwenschte ellendelingen", die niets anders te doen hadden, dan onschuldige dieren te vangen en te dooden. Een jonge vrouw zei medelijdend: ,,Er zijn zooveel honden. Als u wilt, breng Een der veelzeggende illustraties óp de tentoonstelling ik u wel een anderen!" Maar de oude vrouw „Productieslag 1941" in Puichri Studio te 's-Gravenhage
MEER BROODGRAAN MEER AARDAPPELEN
schudde haar hoofd, telkens weer, heel langzaam - Geleidelijk gingen ze allemaal weg, en ik bleef alleen onder den boog staan, tegenover de blinde vrouw. Ze was weer gaan zitten, had haar oogen met den bril bedekt en zat als altijd onbeweeglijk en zwijgend in haar gewone houding, alsof er niets gebeurd was Alleen haar handen beefden krampachtig. Ik kon er- niet toe komen, weg te gaan. Ik voelde, dat ik den hond had kunnen redden als ik de oude vrouw eerder had geholpen, hem den muilkorf om te doen. Ik voelde, dat ik iets moest doen; alleen wist ik niet wat. Eindelijk ging ik naar haar toe en vroeg hakkelend, of men den hond kon vrijkoopen; zei, dat ik dit graag zou willen doen. . . Ze beefde nog erger en kon geen woord zeggen. Eindelijk zei ze, dat je daar acht dagen den tijd voor had. . . tot Vrijdag voor Paschen. . . dat het ook niet veel geld kostte, en nog veel meer, wat ik niet verstond, zoo snel stiet zij de woorden uit. Ik schreef op, waar de stedelijke hondenvanger woonde en beloofde de oude vrouw en mijzelf, zelfs mijn laatste geld te zullen uitgeven om den hond terug te krijgen. Den volgenden ochtend ging Ik direct naar het adres, dat de vrouw mij gezegd had. Ik zocht er heel lang naar en vond het ten slotte. De menschen lachten. ,,De hondenvanger? Die woont al In geen twintig jaar meer hier. Dan moet je naar de Nieuwe Poort." Dus ik ging daarheen. En onder de vele honden, die In bedompte hokken waren opgesloten, zag ik ook den kleinen, zwart-witten Fldo met de trouwe, verstandige oogen. Hoeveel moest ik betalen? Maar dat ging zoo gemakkelijk niet. Eerst moest ik naar het Bureau van Afgifte der gemeente; daar moest Ik dan betalen en kreeg een kwitantie. Alleen wanneer ik die kwitantie overlegde, kon men mij den hond geven. Vandaag was het bureau al gesloten. Dus Ik kon er pas morgen heengaan. O ja, dat was nog tijdig genoeg. Tot Goeden Vrijdag had ik den tijd. . . Zoodra ik thuis kwam, ging Ik naar bed. Ik was doodmoe; den heelen nacht was ik vreemdonrustig, werd ik gekweld door elgsnaardige, zware droomen. Den volgenden dag kon ik niet opstaan. Ik had koorts. Des middags begon ik allerlei wartaal te uiten, en verscheidene dagen" lang was alles vreemd en veranderd om mij heen. Later vertelde men mij, dat ik het In mijn koortsdroomen altijd maar over een hond had gehad, over Goeden Vrijdag, en over een oude vrouw. Toen ik voor den eersten keer, als iemand, die na een langen zwaren slaap ontwaakt, tot bewustzijn kwam en om mij heen keek, woog er een dof gevoel van spijt en zorg in mij, dat ik niet kon verklaren. Langen tijd bleef Ik bewegingloos liggen, met gesloten oogen, en probeerde de reden te vinden. Bijna was ik weer ingeslapen, toen plotseling de oude vrouw, die lucifers verkocht, en haar zwart-witte hond met de trouwe oogen voor mij opdoemden. Ik kwam met een ruk overeind: „De hoeveelste is het vandaag?" vroeg ik angstig. „Negen April. . ." Ik Het mij achterover in het kussen vallen. Veertien dagen waren voorbijgegaan, en ' de zwart-witte hond was al lang dood. . Ik herstelde en ging weer naar school. Maar een duidelijk gevoel van schuld en droefheid maakte, dat Ik verscheidene weken een langen omweg naar school maakte, over de Piazza Cavour en over de Ponte Margherita. Eindelijk besloot Ik, weer den ouden weg te gaan. Terwijl mijn hart onrustig klopte, liep ik door de nauwe straatjes. Maar op den hoek onder den boog was het leeg. De oude vrouw was sinds Goeden Vrijdag weggebleven. . . Verder wist men niets te zeggen.
IN DE NIEUWE FILM VAN TOBIS
y*
^..>;
TREEDT
OP:
[
mm n
Maulette Collar, de jonge aanwinst der filmmaatschappij Tobis, ontving me in de gezellig gemeubelde zitkamer van haar woning, gelegen in de nabijheid van den Kurfürstendamm te Berlijn. Ze heeft een tengere, goed geproportioneerde gestalte, mooie, groote, donkere oogen en een fijn, harmonisch gezicht. Een figuurtje als een porceleinen beeldje. „Toen ik in Parijs nog in de wieg lag," vertelde zij, ,,kon niemand vermoeden, dat ik later filmactrice zou worden. Mijn vader maakte deel uit van het corps diplomatique. Mijn moeder was een Belgische. Ik had een heerlijke, zorgelooze jeugd. Als bakvisch kreeg ik het verlangen om danseres te worden, maar dat viel niet erg in den smaak van mijn ouders. Toch bleef ik mijn voornemen trouw en in het geheim nam ik dansles. Toen mijn ouders dit hoorden, vonden zij het verstandiger, mij een poosje uit logeeren te sturen bij een tante in Brussel. Het liep echter anders dan mijn ouders dachten. In Brussel kreeg ik pas goed de gelegenheid, me verder te bekwamen in de danskunst. Mijn ouders stonden er nu op, dat ik bij hen terug zou komen, maar ik bleef standvastig. Ik werkte hard en toen ik tijdens een dansvoorstelling succes had, draaiden mijn ouders bij en op den duur verzoenden zij zich zelfs met de keuze mijner carrière. Dans en sport beteekenen alles in mijn leven. Ik heb er steeds veel aan gedaan. Dansen, paardrijden, tennis en zwemmen. Ik kan eenvoudig niet meer
buiten mijn dagelijksche sportieve lichaamsbeweging. In 1939 ging ik naar Zwitserland, waar ik verschillende dansvoorstellingen gaf. Ik werkte ontzettend hard. . . misschien wel uit radeloosheid. Want ik wist hoegenaamd niet wat de toekmst me zou brengen. Ik maakte tevens verschillende bergtoeren. . . natuurlijk zoolang mijn portemonnaie zulks toeliet. . . Vorig jaar ging ik terug naar Duitschland en ook hier debuteerde ik als danseres. In België en Frankrijk had men mij dikwijls aangeboden aan een film mede te werken. Maar ik voelde er toen niet veel voor. Intusschen heb ik me laten overtuigen en nu ben ik een geestdriftige aanhangster geworden van de filmkunst. Ik kan het me niet goed meer voorstellen, dat ik vroeger zonder film heb kunnen leven..." Wij zullen Paulette Collar binnenkort kunnen bewonderen in de nieuwe film van Tobis: „Immer nur. . Du!", onder regie van Karl Anton, waarin Dora Komar en Johannes Heesters de hoofdrollen vertolken.
PAULETTE COLLAR
^^^^^^^^^^^mmmmmt^KmH^
-
yftiiic Dii/l Vf^ococi^ dciqm Wanneer het gesprek gaat over mode en elegance, lijn velen van ons .spoedig geneigd te beweren, dat het alleen de mode van onzen tijd is, die aanspraak kan maken op sierlijkheid en aantrekkelijkheid. Tien tegen één echter, dat er dan verontwaardigde stemmen opgaan, die het opnemen voor de kleeding uit den tijd van onze moeders, grootmoeders en overgrootmoeders. . . Inderdaad, we moeten toegeven, dal er, als we oude portretten, schilderijen en prenten bezien, Juist vroeger prachtige voorbeelden van vrouwenkleeding zijn geweest Beitudeeren we de afbeeldingen, welke ons zijn gebleven van familieleden, die de charmante kostuums van die dagen droegen, dan knikken we met een glimlachje en zeggen, dat het toch wel héé\ elegant was, maar. . . dat de vrouwen van nu toch o zooiets niet meer zouden Maria Koppenhöfer In „Bismarck". (foto Tgbis.cintma)
.
lei practische redenen, waarom de vrouwen en meisjes op het oogenblik bezwaarlijk kunnen rondstappen in ternauwernood voetvrije rokken, of pronken met nauwsluitende keursjes en diepe décolleté's. Ook het schoonheids-ideaal is veranderd. Want welke vrouw van thans zou er nog trotsch zijn op de afhangende schouders, die ten tijde van keizerin Eugénie voor „mooi" golden? Wie kan er nog begrijpen, dat het jonge meisje van vroeger er alles voor over had, om zoo'n dun middeltje te hebben, dat het door 'n mannenband omspannen kon worden.? Dat alles is evenwel een geheel andere kwestie, dan die wij hier op het oog hebben. Want de vrouw van heden kan wel degelijk de kleeding van vroeger eeuwen dragen. Zij ziet er niet minder gracieus en aantrekkelijk uit in de kostuums uit vervlogen dagen. De films, die in vroeger jaren spelen, bewijzen dit ten volle. Er bestaat bij het publiek zelfs een speciale voorkeur voor „kostuumfilms". Zulks mag ons niet verwonderen, want is het niet iets heel pikants, om in een moderne vrouw de gratie van het verleden te bewonderen? •
^
kunnen dragen. Niets is evenwel; minder waarl Natuurlijk, er zijn allor-
Maria Andergast In „Johann Strauss'
Zarah Leander in een prachtig kostuum vol SpaaAsche grandezza, zooals zij het draagt in de film „La Habanera". (/o/" Ufa.Klitskt)
Paula Wessely, zooals zij optreedt in „Een leven lang". Ziet zij er in het simpele japonnetje en met het stijve matelotje niet allerliefst uit? {foto Tibir- ,inf>*»n)
Ilse Werner als Jenny Lind in „Die schwedische Nachtigall". ( fnin Ten-a)
Paula Wessely als Maria Ilona in de gelijknamige film. if oio TV »Va)
*
Zarah Leander in het stijlvolle kostuum van donkere moirézijde met kant en fluweelen strikken, dat zij draagt in defilm „Verbannen" (fol Vfn)
{foto Tobis-Cinema)
—■^^™
DE RAMP IN DE MIJN ke
dagploeg van een
mijn-in Zuid-Amerika
bestudeering
haar werk verricht en begaf zich naar 'schacht,
om
wederom
naar
het
licht
komen,
and het onheil had zien aankomen, een
»raardsche
een
woest
van
alle kanten
rivier, die
lijk,
bruisende door en het gat gevormd was, ontsnapte de lucht uit
Een aantal arbeiders slaagden er in, zich een
de schacht, waarin de mannen zaten opgesloten,
naar de
veel
moeite
de
namen
lift te banen. Zij werden opgehaald,
maar toen
zonder
men
boven
controleerde van hen, die des mor-
gens in de mijn waren afgedaald, bleek, dat er veertien
arbeiders
Onmiddellijk
werden
werd
er
een
met zóó'n tegen
geweldige
den
wand
kracht,
dat één
werd gedrukt en
van
hen
onmiddellijk
onderzoek
gezellen
gered
en
behouden
boven
gebracht
Hierdoor werd de
inge-
hoop weer levendig, dat
er van de overige negen arbeiders, die door het
men
water verrast waren, nog eenigen in leven kon-
ontdekking
schacht vrij geheel
van
kwam,
water was,
volgeloopen
te
de
hoofd-
bleken de
gangen
zijn,
dat
zoodat
er
slechts
weinig kans bestond, dat men degenen, die nog Terwijl men evenwel nog bezig was, met het onderzoek, hoorde men opeens, diep in de mijn, kloppen geen
—
een teeken, dal nog niet allen, die
kans
hadden
gezien
de
lift
te
bereiken,
de
werden
er
ongelukkigen,
door
maatregelen
die
genomen
natuurlijk
het water ingesloten
hier
waren,
of
om daar
en niet weg
konden, te hulp te komen. Daar er viel aan te nemen, dat zij in zeer hachelijke omstandigheden verkeerden,
begon
durend de wacht om te luisteren, of men soms ergens
men met koortsachtigen ijver
te zoeken, en eindelijk slaagde men er in een gang te bereiken, die dood liep en iets boven de oppervlakte van het water was gelegen. in déze gang moesten bevinden,, maar de vraag, die de redders bezig hield, was, hoe men hen zou kunnen bereiken. Hierop was het antwoord de
zoo
gemakkelijk te
redders
en
de
geven,
ingesloten
want
tusschen
mannen
bevorTd
zich een wand van steenkool, die minstens tien meter dik
was!
het zeggen te
wilde,
moeten
op.
Er
Men
doch. . .
geen
andere
te
bereiken!
ongelukkigen
zich
voorstellen,
wat
daar een gang of tunnel
boren,
was
kan
kloppen. , .
het
eenige
middel,
-
indien
er zat
niets
in
anders
mogelijkheid
om
Onmiddellijk
de
werd
deze
hem
althans
hoortl
-
dat hij
nog in leven is en wèèr hij zich bevindt. Uren en uren gingen echter voorbij, zonder dat men en de
hoorde. Toch eindelijk,
na
volharding
men
nieuwe
zeer
zwak
gaf
ruim
der
men
den
zes en
wakers
beloond
klop-signalen.
waarneembaar,
moed
dertig
Ze en
werd
en
hoorde
waren
slechts
dus
moesten
zij
geval
toonden
ze
echter
wijze
aan,
er
zich
leven
dat
bevond,
dat
op
onder
gered
ondubbelzinnige den
kon
grond
er zich nog slechts een scheiding van ruim een halven
meter
tusschen
de
reddingsbrigade
en
de ongelukkige mijnarbeiders stond. Intusschen was 't water achter den muur van steenkool, aan den kant waar de mannen waren ingesloten, gevolg, steeds
voortdurend verder gestegen,
dat
de
lucht,
meer samen
die
zich
daar
was geperst en
en.
.
moest
bevond,
volge onder zeer hoogen druk stond. De gang, waarin het water
onafgebroken steeg, was
dan
ook te vergelijken met een cylinder, waarin het water de rol van zuiger vervulde. De spanning der lucht was geweldig, . . Ongelukkig
genoeg
reddingsbrigade mannen
op
hieraan
dacht de niet
dezelfde wijze
leider
en
liet
verder
van hij
werken
de zijn aan
het boren van den tunnel. De gevolgen hiervan zouden fataal zijn. Toen men eindelijk de opening in den steenkool-muur geheel had doorgetrokken,
en
de
laatste
brokstukken
wegvielen
dwars
Hoe
men
deze
mannen
bereiken
kon,
wist
echter niemandl De gangen stonden nog steeds tot
aan
de
zoldering
vol
water,
en,
ofschoon
men dag en nacht pompte, daalde 't niet zichtbaar.
Men
besloot
daarom
duikers te
hulp te
roepen. Dezen daalden in de mijn af, doch de slangen,
waarmede
men
hun
lucht
toevoerde,
raakten in den chaos, die zich in de gangen bevond, bekneld, waardoor zij niet verder konden werken
en
men
genoodzaakt
was
hen
op
te
door
den
rotsachti-
een geweldig werk natuurtalrijke
bereid
rappe
waren.
zich
Met
aan
het
handen man
werk,
en
en
wie
een
ander
gereed
staan, om
houweel
en
Zoo werkte men voort, zonder ook maar één seconde van den kostbaren tijd verloren te lagaan.
En
de tijd
was
inderdaad
kostbaar,
want dag na dag was reeds verstreken, zonder dat de tunnel
diep
genoeg
geworden was,
en
niemand wist, wanneer het water de ongelukkigen, die in het ingewand der aarde opgesloten waren,
zou
meening,
bereiken.
dat
het
De
water
technici in
dat
waren
van
gedeelte
der
rrtijn, waar de ongelukkigen zich bevonden, nog voortdurend
steeg,
zoodat
zij
moeten verdrinken, indien
levend
zouden
men er niet spoedig
in slaagde een opening te maken, waardoor men hen zou kunnen redden. Zoo ontstond er een wedloop met den dood, en of het de mensch zou
zijn, die dezen op-
windenden strijd zou winnen, was niet te voorspellen, véél
evenmin
mannen
er
als
men
zich
trouwens
wist,
in
bevonden.
nog
leven
hoe-
De spanning, wie het winnen zou: de dood of de mensch, nam met iedere minuut toe. . . En toen. .
eindelijk. . . hadden de redders de
overwinning bevochten! Na tien dagen van onmen
er
hard
in
en
ingespannen
geslaagd
een
werken,
opening
te
was
maken,
groot genoeg, dat er iemand doorheen kon kruipen. Het feit van de redding zelf was toen nog slechts de kwestie van enkele minuten en weldra
smaakten
de
moedige
redders
de
voldoe-
ning, dat zij nog vijf menschen aan de klauwen van den dood hadden ontrukt . . vijf uitgeputte, schier verhongerde menschen, die het, naar de dokters verklaarden, den kunnen
geen twee
de veertien door
het water verraste arbeiders wijl
één
uur meer had-
uithouden.
In totaal waren er nu van
halen. Men gaf de hoop echter nog niet op en na
—
gelukkig
begaf men
geloofelijk
wordenl
negen gered,
ter-
den dood had gevonden, doordat hij,
ten gevolge van den hevigen luchtdruk op het
Probeer dit huismiddeltje tegen verrekte spieren.
moment, dat zijn verlossing nabij was, tegen den muur geslingerd werd.
Er
waren
dus
nog
vier
mannen in de mijn, maar. . . waren dezen dood of levend? De omstandigheid, dat de vier mannen, die het laatst gered waren, het tien dagen
Gemakkelijk zelf te maken.
met 't
dientenge-
mijn,
schop van hem over te nemen.
nog
dan ook met het werk een aanvang gemaakt en den volgenden ochtend kon men vaststellen, dat
rect
niet op
uur,
van heel diep, of van heel ver komen. In ieder
Het viel aan te nemen, dat de slachtoffers zich
niet
hoorde
werker bekend kan maken aan de buitenwereld
iets
waren omgekomen. Direct
den zijn en daarom hield men in de mijn voort-
waardoor de onder den grond opgesloten mijn-
beneden waren, kon redden.
der
het door vermoeidheid moest opgeven, vond di-
ten
steld naar den toestand in de mijn, en, ofschoon tot de
macht
den dood vond. Gelukkig konden zijn vier metwordenl
vermistl
men
waartoe
onmiddellijk
fter gevoed scheen te worden. 'weg
indien
tig meter diepte
\e. De smalle gang was daardoor in een in
plattegrond
gen grond een gang boorde van ongeveer der-
Idige watermassa zich plotseling boven hen herschapen
den
gesloten mannen, misschien te hulp zou kunnen
en dem dag te worden opgehaald, toen, zonder
3nk
van
kwam men tot de overtuiging, dat men den in-
in
de
mijn
voedsel,
IJ heeft hiervoor noodig een schoone flesch, 85 gram terpentijn of brandspiritus en 15 gram Rheumagic-olie (geconcentreerd). Een isgramsfleschje Rheumagic-olie kost bij eiken apotheker of drogist 65 cent, dus met de terpentijn of brandspiritus bent u voor ongeveer drie kwartjes klaar. Schud de bestanddeelen goed door elkaar. Bevochtig de pijnlijke plaatsen er mede, zonder te wrijven of te masseeren. De pijn verdwijnt onmiddellijk. Haal het vandaag nog in huis en bewaar dit receptje.
lijk, de
hadden
was op
dat men anderen
hoorde
geen nog
trouwens
kunnen
uithouden
zichzelf reeds zoo hoop
in ook
zonder
ongeloofe-
mocht koesteren,
leven
zouden
geen
enkel
zijn.
dat Men
klopteeken
meer, zoodat men ook niet wist, waar men hen
1822—03. Getailleerde mantel van wollen stof, die vooral voor minder slanke figuren aan te bevelen is. Benoodigd : 3 M. stof van 130 cM. breedte. ' r
zou moeten zoeken. Men bepaalde er zich dus toe, de mijn leeg te pompen en, toen ze einde-
1822—04. Onder dit vlotte mantelpakje, dat met stiksels gegarneerd i«, wordt een blouse of plastron in een afstekende tint gedragen. Benoodigd : 2.50 M. stof vin 130 cM. breedte.
lijk geheel droog was, werden de vier anderen
ontdekt. . .
:
Eén van hen was doodgevallen, waarschijnlijk toen
hij had geprobeerd
schacht te
bereiken.
Een
een
hooger
ander was
gelegen door
een
zware balk verpletterd. De twee overigen waren door het water gegrepen, dronken. .
meegesleurd en ver-
1822—05. Vooral dit mantelkostuum, dat bijna ledere vrouw goed/kleedt, is niet aan de mode onderhevig. Benoodigd : 2.75 M. stof van 130 cM. breedte. 1822—06. Eenvoudig mouwloos vest van witte zijde. Benoodigd : I M. stof van 90 cM. breedte. 1822—07. Aardige sportblouse, gegarneerd met stiksels. Benoodigd : 1.50 M. stof van 90 cM. breedte. Van deze modellen zün bg de administratie van ons blad patronen rerkrffg'baar in 'de maten 36 tot en met SO tegen den prffs van f 0,25 per stuk.
Modellmn Vob
IfatttU KLEINE GESCHIEDENISJES. In
SLECHTS 750 MENSCHEN VERSTAAN DEZELFDE TAAL.
het bediendenkantoor van de groote handelsmaatschappij ging de telefoon. Na een heele poos nam Muller den hoorn pas op...
„Mijnheer," brulde een • opgewonden stem, „hoe lang duurt het eigenlijk wa4, eer u aan de telefoon komt?" „Spreekt u maar wat xachter," zei Muller kalmeerend. „U hoeft heusch niet te schreeuwen, want ik kan u best hoorenl Wat wilt u eigenlijk?" „Mijnheer," brulde de ander weer, „weet u wel, met wien u
spreekt?" „Neenl?" „Met den directeur-generaal.. ." „Alle duivels," mompelde Muller en vroeg toen, terwijl hij probeerde zijn stem een energieken klank te geven: „En weet u wel, met wlen ü spreekt?" „Neen. . ." kwam het door den hoorn. „Den hemel zij dank," hoorn op het toestel. . .
zei Muller en
legde zachtjes
den
|_joe vondt u mijn speech aan tafel, mevrouw Klaassen?" „Heel goed, mijnheer Meijer. Mijn man had hem ook al eens gehoudenl"
WAT HEEFT DE BOK MET BIER TE MAKEN T In de dagen van Luther brouwde men in het stadje Eimbeck bij Hlldesheim een zeer goed en wereldberoemd bier, dat algemeen den naam „Elmbecker" droeg. Dit bier werd zelfs naar München vervoerd, waar het in het Münchner dialect den naam „Aimbock" kreeg. Uit dezen naam Aimbock werd omstreeks 1800 het eveneens Beiersche dialect-woord „Oanbock" gevormd, waaruit dan later weer in het hoogduitsch het thans nog gebruikelijke woord „Bock" ontstond.
H;
Iet aantal der thans nog levende oer-Inwoners van Australië wordt op 150.000 menschen geschat - aldus lezen wij In Das III. Blatt - die misschien 200 verschillende talen en dialecten spreken, zoodat er gemiddeld slechts 750 personen op een taal of dialect komen. Nog krasser zijn de verhoudingen op èenlge eilandengroepen van den Indischen Oceaan. Zoo bestaan er bij voorbeeld op de Andamanen negen dialecten, op een oppervlakte ter grootte van ons land, en van hen wordt uitdrukkelijk vermeld, dat zij in het dagelijksche leven niet met elkaar kunnen verkeeren.
LEES-RECORD. Indien men geleerd heeft, een heelen zin, ja, zelfs een heele bladzijde met één enkelen blik in zich op te nemen - hetgeen mogelijk is - dan kan men een roman met een record-snelheld lezen. Er moet Inderdaad een professor zijn, die dit werkelijk kan. Hij zou namelijk In een minuut 4200 woorden, of in. 24 minuten een roman van middelmatige lengte kunnen lezen. Voor een tijdschrift zou hij niet langer dan acht minuten noodig hebben.
VIJFMAAL ZOO LANG ALS WIJZELF. Ons darmkanaal is vijfmaal zoo lang «Is ons heele lichaam. Bij roofdieren is het slechts vier keer zoo lang, terwijl het darmkanaal van het rund twee en twintig maal zoo lang als het lichaam Is. Bij het schaap is het naar verhouding nog langer, namelijk acht en twintig maal de lichaamslengte. Gras is dan ook, in vergelijking met vleesch, vruchten en vakkundig bereide groenten, een zeer moeilijk te verteeren kost. Overigens is de mensch ook, volgens den bouw van zijn gebit, een wezen dat vleesch èn plantaardig voedsel moet eten, echter met voorkeur voor plantaardige voeding. Zijn stompe kiezen lijken meer op de maaltanden van de herkauwers roofdieren.
vm-psMCHtmm VAN PE HUimOUW,
[PE BADKAMER MÖËf) il een onmisbaar reinigingsmiddel geworden, nu het er op aankomt, alle« in kuis zooveel mogelijk te sparen. Scherpe tcbuurmiddelen zijn het bederf voor Uw goede potten en pannen, houtwerk, schilderwerk enz. Neem Vim I Vim reinigt grondig en toch veilig; in een oogwenk verwijdert het vet en vuil van Uw vaatwerk, zonder een krasje achter te laten. Bovendien i» het overal zonder bon verkrijgbaar 1 Voortaan slecht* Vim voor Uw keukengerei, glaswerk, tegel*, vloeren en deuren. Vim spaart zeep en geld door zijn veilige werking. Heefl U al eens geprobeerd, hóe uitstekend Vim Is Voor hel watschen dan vuile handen? i.É.
3-ä het „automatische'' reinufinasmiddet
\GBmWiWAM {UmiïïEF.J
VëfWmm ïHEMt
mtitn
dan op de scherpe snijtanden der
ALLEEN MANNEN MOCHTEN RINGEN DRAGEN. In het oude Rome was het oorspronkelijk den mannen slechts toegestaan, ringen te dragen, die de staat hurt wegens hun verdienste had geschonken. Toen later macht en rijkdom toenamen en Rome een wereldstad werd, kwamen er zich ook talrijke Oostersche en Griuksche vrouwen vestigen. Volgens de gebruiken, die In hun vaderland In zwang waren, droegen zij ringen als sieraad. Dit was voor de Romelnsche vrouwen het teeken, hun mannen aan te sporen van de regeering te eischen, dat de wet, die hun het dragen van ringen verbood, werd opgeheven. Inderdaad lukte hun dit ook, en sinds dien tijd Is de mode, om ringen te dragen, steeds in zwang gebleven.
Daar Ik verleden zomer in een kleine, elegante badplaats wilde gaan wonen, ging ik naar den kleermaker 'en bestelde een heel erg licht kostuum. Een dergelijke gang is een belangrijk besluit, vooral heden ten dage, nu hei eerste, wat een kleermaker doet, is naar zijn schaar grijpen om van de kaart af te knippen wat ons 't recht geeft, 'n nieuw pak te verlangen. Nadat dit gebeurd was, vroeg ik den kleermaker, mij de maat te nemen. „U de maat nemen, terwijl ik al vijftien jaar voor u werk?" Zijn vraag klonk zoo geruststellend, dat ik van het maat-nemen afzag, maar toch met klem verlangde, dat mijn kostuum uiterlijk Vrijdagavond zou worden afgeleverd, want ik weet, dat mijn kleermaker niet tot de meest nauwgezette menschen behoort. „Vergeet u vooral niet, dat ik Vrijdag met den nachttrein op reis gal" „Maakt u zich maar geen zorgen," zei de man, „u kunt er van op aan, dat u het precies
op tijd hebt." „Wanneer moet ik dan komen passen?" Dezelfde verbaasde, verachtelijke blik als daarstraks. „Passen is absoluut overbodig," zei de kleermaker. Vrijdagavond om acht uur was het kostuum nog niet thuis. Ik stuurde om negen uur iemand om het te halen; het kostuum was nog niet klaar. Om half tien belde ik hem op, en nog altijd was het kostuum niet gereed. Om tien minuten over half elf ging de trein, en om vijf minuten over half elf verscheen de kleermaker ademloos, met het kostuum over zijn arm en met zweetdroppels op zijn gezicht, op 't perron. Zaterdagsavonds had ik het doel van mijn reis bereikt. Ik had besloten des Zondags mijn nieuwe kostuum aan te trekken. Aan bagage had ik meegenomen: mijn vrouw, haar moeder, onzen kanarlevogel plus kooi, ons meisje, lakens, dekens, kussens en de heele keukeninrichting. Want wij hadden aan zee een huisje gehuurd en wilden daar zelf ons eigen huishouden doen. Des Zondagochtends stond de zon stralend aan den hemel. Ik moet direct vertellen, dat ik eenvoudig gedwongen was, mijn nieuwe kostuum aan te trekken, want Zaterdagsavonds had ik in de knie van mijn oude broek een winkelhaak gescheurd. Een kleermaker viel er in het .heele dorpje niet te bekennen; daar was de „badplaats" te klein voor. Met een oneindig gevoel van welbehagen haalde Ik dus mijn nieuwe kostuum uit mijn koffer en trok mijn broek aan. Nog thans is het mij onbegrijpelijk, waarom ik op dat oogenblik geen beroerte heb gekregen. Men denke het zich eens in: de broek was ongeveer twintig centimeter te langl
De geschiedenis van een
BROEK E£N COMPLEET VERHAAL DOOR ANDREAS HELDT
Ik wenschte den kleermaker naar de maan en zwoer een duren eed, nooit meer een kostuum te laten maken, zonder de maat te laten nemen en zonder twee of drie keer te passen. Maar ik ging in mijn vertwijfeling nog verder: ik zwoer een duren eed, mijn kleermaker niet alleen op de betaling van dit, maar ook van mijn vorige kostuum, eeuwig te laten wachten. Maar wat hielpen deze eeden? Buiten scheen de zon, en de klanken van het promenade-concert drongen verleidelijk tot in mijn kamer door. Ik was in 'n badplaats en kon mijn huis niet verlaten. Wat moest ik doen? Ik nam, uiterst ontoereikend gekleed, de broek over mijn arm en zei met mijn liefste stem tegen mijn vrouw: „Lieve, zou je alsjeblieft mijn broek een twintig centimeter willen verkorten?" „Ik?" vroeg mijn vrouw. „De hemel beware mij. . ." — Want ze zag eindelijk een gelegenheid te toonen, dat zij het heft in handen had, en ze was beslist blij, dat ik met zulk mooi weer, terwijl er bulten elegante dames promeneerden, kamerarrest zou hebben. „Ja, waarom niet?" vroeg Ik. „Omdat dat kleermakerswerk Is," gal zij ten antwoord. „Maar er Is hier toch geen kleermakerl Ik zou mijn broek eerst naar de stad moeten laten brengen en zelfs als ik dat deed, dan zou er toch vandaag geen kleermaker te vinden zijn, die -het karweitje wilde doen. Wil Jij me niet helpen?" Ze schudde haar hoofd. „Ik wil je fonkelnieuwe broek niet bedervenI" „Maar het is toch een kleinigheid; je knipt er van onderen van beide pijpen een stuk af en zoomt ze om. . ." „Neen, neen," antwoordde ze, „je zou later uit je humeur zijn en zeggen, dat Ik het verkeerd gedaan heb!"
Toen gaf Ik het op en ging met gebogen hoofd naar mijn schoonmoeder, om haar hetzelfde verzoek te doen. „Vandaag? Op Zondag?" vroeg mijn schoonmoeder. „Neen, op Zondag doe ik zulk werk niet. . ." Zoo is ze, streng en rechtvaardig. Dus bleef er alleen nog het meisje over. Ik ging naar haar toe. Toen zij mij in mijn ontoereikende kleeding de keuken zag binnenkomen, bedekte zij haar oogen met haar schort en keerde zich om. „Kathl," begon ik, „heb medelijden met mij," en ik schilderde haar met bewogen woorden mijn ongeluk. „Maar dat kan ik niet," zei ze. „Ik heb nog nooit anders dan knoopen aangezet, en ik kan haken en breien, maar broeken korter maken kan Ik niet." „Maar Kathl, dat is toch zoo moeilijk niet. Je neemt de schaar, knipt van iedere pijp twintig centimeter af en zoomt de rest om. Dat is toch heel eenvoudig." „Neen, neen," riep ze, „ik kan het niet; ik durf het echt nietl En gaat u nu alstublieft de keuken uit, want het zou verschrikkelijk zijn als mevrouw u zóó bij mij vond. . ." Vertwijfeld ging Ik naar mijn kamer terug, gooide de broek over een stoel, sloot het raam en legde mij treurig op de sofa. Ik sliep In. . En terwijl ik sliep, gebeurde het volgende: mijn vrouw kreeg medelijden met me, kwam zachtjes op mijn kamer, nam de broek, nam de schaar, knipte twintig centimeter weg, zoomde, legde de broek netjes op mijn bed en verliet het huis in de overtuiging, mij een grooten dienst te hebben bewezen. Maar vreemd genoeg ontdekte ook mijn schoonmoeder haar goede hart. Ze overwon haar weerzin om op Zondag te werken; ze betrad op zachte voeten mijn kamer, nam de broek van het bed, maakte ze twintig centimeter korter, zoomde de pijpen om en legde ze weer op bed. Moet ik nog zeggen, dat ook Kathl medelijden met me kreeg, mijn kamer betrad, de broek nam, ze twintig centimeter verkortte, zoomde en weer neerlegde? Een leutige zonnestraal, die door het raam drong, maakte mij wakker. Ik stond op, greep mijn broek, stapte er in en stelde tot mijn grimmige vreugde vast, dat de goedmoedigheid der drie vrouwen mij aan een 'zwembroekje had geholpenl Er bleef niets anders over, dan met dit zwembroekje bekleed, zoo snel mogelijk over den boulevard langs de elegant gekleede dames en de muziektent te rennen en mijn verdriet in de hooggaande golven der zee weg te spoelen. . . Over den terugweg naar huls en de rest van den Zondag zwijg ik maar liever. . .
KLEINE FEITEN. 'en Deensche Centrale ter bewerking van vischhulden looit daarvan thans pier dag 34.000 stuks, die eerst als afval werden weggegooid.
Qe lama is het eenlge dier ter wereld, dat gewillig de zwaarste lasten draagt, maar absoluut weigert voor een kar of eenlg ander voertuig te worden gespannen.
mimmri ENKLAM EH
Bmm.'
Qmstreeks 500 v. Chr. richtte een koning op Cypres duiven op zoo'n manier af, dat ze op bevel om hem heen vlogen, om bij groote hitte alt ventilator te dienen.
EEN
In Zuid-Carolina verbiedt een wet tandheelkundige behandeling van paarden en muilezels, indien daardoor de ware leeftijd der dieren verheimelijkt wordt.
RADION FABRIKAAT
Qe Franschen schijnen het snelst van alle volken ie spreken. Zij brengen het tot 350 lettergrepen in de minuut. De Japanner volgt met 310 lettergrepen.
„Moeder, dat ia nu ons« leeraar, meneer van den Berg."
mtÊmfè*
„De kinderen vinden Tiet wel fiin, aU ee een jonge onderwijzer hebben. Pet ia een mooi beroep, de jeugd leiding geven."
„Ja Mevrouw, het ia een mooi beroep. Alleen het vele apreken valt wel eens zwaar. Ik ben namel\jk gauw heeach."
„O, maar meneer, dan z^n Wybertjea net ieta voor U. M\jn man houdt vaak lezingen en hij gebruikt Wybert-tabletten met succes." Wybert-tabletten geven een heldere stem.
■
■;
E STRIJD TEGEN DE BOLSJEWISTEN •«I—.
v •
Op bevel van Stalin vallen de sovjet-bommen werpers het eigendom der kleine Oekrainsche boeren aan. Aan de wanhoop ten prooi moeten de jammerende vrouwen zien, hoe huis en hof door de vlammen worden verteerd,
il * ' *•
^<
• >.
. ■ .it?
Op een der weinige aangelegde wegen van de sovjet-unle trekken de Duitsche troepen verder op.
n
m
rtflü
^^Wr^ ySzsL
7 ■•■ ■
• ♦ -^ J*J
\
f
#>£v^ ^iSfe2 ^ tf^
•t!W
1 •
^ ■HpppvspmMMK»«»* '
-■'
'
•■-
.
lill'
-.•■
1
-.^-^^.c^^sföASaaasö •': '-. V;v^:f'
'-■.
■ 'Sé
r
■
^
#
S' t gaapg "3^
■£r
^S^^Tr 'ÏPv'- TK?^ •>*••■"
Direct
na
hun gevangenneming krijgen de in handen der
Duitschers gevallen sovjetsoldaten
brood
én
ander
eten.
^
Een groot gevangenenkamp in Orscha. Toen het vliegtuig over het kamp scheerde, wierpen de meeste gevangenen zich uit angst op den grond.
De opmarsch van de Duitsche legers In het Oosten wordt onafgebroken voortgezet. — Zware machinegeweren verzekeren een rivierovergang.
Diep ingegraven slaan vooruitgeschoven Duitsche posten den loop van den weg en de bewegingen van den vijand gade.
OP HET NIPPERTJE
stil. Veldmeijer beval den chauffeur te wachten en snelde het gebouw binnen, juist op tijd om Petersen door de controle te zien verdwijnen. Zijn gevolgtrekking, dat Petersen met den trein mee moest, bleek dus juist geweest. Hij was slechts een meter of dertig ten achter, versnelde zijn schreden en was in een minimum van tijd op het perron. . . waar hij Petersen net in den trein zag stappen, die op het punt stond weg te rijden. De stationschef wilde reeds het sein tot vertrek geven. Snel als de gedachte greep Veldmeijer zijn arm.
£EN COMPLEET VERHAAL Veldmeijer, een der meest bekende speurders van de Centrale Recherche, genoot op intense wijze van een vrijen dag. Hij had juist een zéér moeilijk en zéér ingewikkeld geval tot een 'goed einde gebracht, en voelde nu dringend behoefte aan een klein verzetje. Nadat hij den ochtend in een heerlijk dolce far niente had doorgebracht, was hij des middags met zijn vriend Spelding gaan lunchen in „De Gouden Druiventros", waar een pittig strijkje zijn opgewekte muziek liet hoeren. In de aangenaamste stemming, die men zich denken kan, leunde Veldmeijer achterover in zijn stoel en sprak tot zijn vriend: „Het is eigenaardig, hoe sommige menschen absoluut het uiterlijk en voorkomen van een misdadiger hebben, hoewel zij in werkelijkheid de braafste en onschuldigste Heden zijn, die er top de wereld rondloopen. Kijk nu eens bij voorbeeld naar dien heer daar, aan je rechter kant, drie tafeltjes van het onze verwijderdl" Zijn vriend keek in de aangeduide richting en glimlachte. „Die man is inderdaad een schitterend bewijs voor je theorie, Veldmeijer," zei hij. „Die man daar is een zekere Petersen. Ik ken hem toevallig heel goed. Hij is directeur van een heel bekende drukkerij en woont bij mij in de buurt. Ik tref hem vaak in den trein 's morgens of 's middags, en dan reizen we samen. Hij is zoo ee '^k als goud en eerbiedigt de wet als misschien geen ander." „Natuurlijk, natuurlijk," antwoordde Veldmeijer. ,,lk' twijfel er geen oogenblik aan. Alleen heeft hij zijn uiterlijk en zijn manieren tegen. Het is heel goed mogelijk, dat hij op het oogenblik aan zijn vrouw of zijn kinderen denkt, maar hij ziet er naar uit, alsof hij een of andere inbraak of moord uitbroedt." Terwijl Veldmeijer deze laatste woorden zei, keek het voorwerp van zijn aandacht plotseling oo zijn horloge, stond op en verliet snel het
restaurant, in het voorbijgaan een hoed van den hoedenstandaard grijpend. Op ditzelfde oogenblik schoot ook Veldmeijer overeind. Vergiste hij zich of.. ? Neen, hij vergiste zich niètl Van het eerste oogenblik af, dat hij hem had ontdekt, had hij belangstelling voor den man gehad en hem nauwkeurig gadegeslagen. Dit laatste lag nu eenmaal in zijn aard en hij had er voor een groot. gedeelte zijn beroemdheid aan te danken. Hij had zijn oogen altijd goed open en nam in zich óp, wat hij zag. En toen de man, dien hij van het begin af aan had geobserveerd, door de deur van het restaurant verdween, was zijn vermoeden zekerheid geworden. Veldmeijer ging hem na, maar toen hij de deur bereikte, was de ander al niet meer te zien. Hij informeerde bij den portier, die hem vertelde, dat de man den linkerkant was uitgegaan. Direct begon hij de achtervolging. Er was geen minuut te verliezen.., Juist reed er een taxi voorbij en Veldmeijer riep den chauffeur aan. „Naar het station I" beval hij. Veldmeijer handelde volkomen volgens zijn instinct. Toen hij den man op zijn horloge had zien kijken, en daarna gehaast opstaan, had hij direct vermoed, dat hij met den trein mee moest. Waarom zou hij anders zoo plotseling en gehaast zijn verdwenen? De eenige vraag was dus, of mijnheer Petersen met de tram of met een taxi naar het station was gegaan. Daarom nam Veldmeijer het zekere voor het onzekere en had hij het snelste vervoermiddel gekozen. Nu zou hij er eerder of minstens tegelijk met den ander zijn! Veldmeijer bofte, want zijn taxi werd door geen open bruggen of andere verkeershindernissen opgehouden en de chauffeur zette er een flink gangetje in. Met een ruk hield de auto voor het station
„Laat den trein even wachten," zei hij. „Ik ben Veldmeijer, van de Centrale Recherche. Er is iemand in den trein, dien ik hebben moetl" Eenige seconden later keken Veldmeijer en Petersen elkaar recht in de oogen. De passagiers hingen belangstellend uit de raampjes, niet begrijpend wat er aan de hand was en waarom de chef den trein niet liet vertrekken. „Mijnheer Petersen, geloof ik?" zei Veldmeijer glimlachend. „Ja. Wat wenscht u van mij? Ik ken u niet." Veldmeijer nam den hoed, dien hij droeg, af en gaf hem aan den ander. „Ik geloof," zei hij, „dat u een paar minuten geleden in „De Gouden Druiventros" mijn hoed voor den uwen heeft aangezien. Dit is toch de uwe, nietwaar?" Verbaasd greep mijnheer Petersen naar zijn eigen hoofddeksel en bemerkte toen zijn vergissing. „Neemt u me niet kwalijk, ik.. ." Maar mijnheer Veldmeijer nam zijn hoed aan, glimlachte en zei: „Het heeft niets te beteekenen, mijnheer Petersenl Ik ga gauw uit den trein, dan kan de chef hem laten vertrekken. De reizigers worden al ongeduldig.. ."
VARIA Wie hooger klimt als 't hem betaemt. Die valt wel laeger als hij raemt. Veel roemen melt een dommen geest: Een ijdel vat bomt aldermeest. Hoe slimmer timmer-man, hoe meerder spaenders.
Annonces betreffend«
VOOR SLECHTS 1% CENT noodig om deze annonce uitgeknipt In open enveloppe als drukwerk aan ons op te zenden, ontvangt U uitvoerige brochures over het
HERSTEL VAN uw HAARGROEI Vermeldt C.Th.
uw naam
GENEESMIDDELEN EN GENEESWIJZEN word«n In dit blad tUchts opgsnoman, Indian zij vooraf voorzien zijn van hat •tampal „GEEN BEZWAAR" tagan da piaatting, afgegeven door da Commluia van Controle op da Aanprijzing van Ganaasmlddalan an Geneeswijzen, waarvan hat Sacretaiiaat is gavaitigd: SEGBROEKLAAN 33, 'i-GRAVENHAGE
en adres op de achterzijde der enveloppe en adresseert aan:
Eén penningh in den spaer-pot maekt meer geraes dan als hij vol is.
e Als 't geluck u lacht, Staet dan op de wachtl e Hoe hooger boom, hoe lager val. • Nae hooge vloeden, diepe ebben.
Dr. H. MANNING'S Pharm. Fabriek N.V., DEN HAAG Voor het ontharen van de teere huid der DAMES VAN STANDING zijn alleen de ontharingsplaatjes
anderen nigen^
Hij is een geck. Die sijnen beek Soo klappen laet. Dat, om zijn mal en los geral. Hem ieder haet. VADER CATS
• DE EZEL.
geschikt, omdat deze verkrijgbaar zijn in twee soorten, fijn en extra fijn.
reeds
v^^^^hiiAnolhekefsenM^jt-^-50
BOBELO-ontharingaplaat[et zijn beslist reukeloos en pijnloos. Imp.: H. I. O. JAiraU. AMITUOAM
Een ezel is een heer met een [staart. Dien hij van achteren draagt, als [een paard. Het verschil tusschen ezels en ge [leerde doktoren. Zit hem soms minder in 't hoofd [dan wel in de ooren. DE SCHOOLMEESTER
■
^^
—,- -
Een slot, dat pakt EEN
COMPLEET VERHAAL
Mijnheer Wouters, de eenige eigenaar van de even oude als bekende juweliersfirma Wouters & Co., begaf zich van zijn kantoor naar de toonbank, waarvoor een elegant gek|e«de heer stond te wachten. De ervaren man van het vak had zich, om zoo te zeggen, reeds met één oogopslag van de wenschen en bedoelingen van zijn klant op de hoogte gesteld, en hij begon 'na weinige oogenblikken de glinsterende schatten van zijn vitrines uit te spreiden - parelen, colliers, briljanten ringen, diademen en armbanden. De waarde der voorwerpen, die op de met diepzwart fluweel overtrokken borden lagen uitgestald, bedroeg zeker eenige honderdduizenden guldens. Mijnheer Wouters had al spoedig opgemerkt, dat de klant een man van de wereld was, wien het niet aan geest ontbrak. Hij probeerde daarom zijn zakelijke verklaringen min of meer den vorm van een onderhoudend gesprek te geven en de ander ging hierop geanimeerd in. Er ontstond op deze wijze een opgewekt en bijna vertrouwelijk gesprek tusschen de beide beeren. „Een aardige pointe," zei de bezoeker lachend, toen mijnheer Wouters een geestig grapje had gelanceerd, dat, wat glans en schittering betrof, niet voor juweelen op het zwarte bord behoefde onder te doen. „Nu ja, op de pointe komt het dan ook aan," merkte mijnheer Wouters tevreden .op, terwijl hij een parelen halssnoer door zijn vingers liet glijden. — „Dat snoer kost vijf en veertig duizend gulden. — Een werkelijk goede pointe is overigens zeldzaaml" „Even zeldzaam als de goede juweelen," antwoordde de klant. „Ik vind vijf en veertig duizend gulden anders tamelijk duur.. ." „Niet zoo duur als het schijnt. Kijk eens, wat een prachtige glans! ... Maar er zijn pointes, die nog waardevoller dan juweelen zijn.. ." „Dat is een kleine literaire overdrijving. . ."' „O neen, ik meen het in ernstl Daar wij het er juist over hebben... Misschien een maand of zes geleden kwam er een heer hier in den winkel. . . een nette heer, laten we hem voor het gemak baron X noemen. Fabelachtig optreden, enzoovoort... Baron X dan koopt ook een diadeem, een heel groot en prachtig stuk. Het moest bezorgd worden. Ik stuur daarom mijn boekhouder naar het. hotel, waar hij logeerde. Kamer tweehonderddertien, natuurlijk een nummer met dertien. Nu, mijnheer de baron is thuis, ontvangt mijn boekhouder hartelijk, biedt hem eerst een sigaar aan, en.. ." en?" vroeg de klant beleefd, daar mijnheer Wouters een korte theaterpauze maakte. „ . . . betaalt! Jawel, mijnheer de baron betaalt. . ." Mijnheer Wouters had het grapje en zijn pointe met de droge scherpte van den geboren acteur gelanceerd. Nu schudde hij van het lachen, en er zou wel niemand geweest zijn, die door zijn lachen niét was aangestoken. „Deze pointe is dus eigenlijk een pointe, omdat zij géén pointe is," merkte de bezoeker slagvaardig op. „Heel aardig, maar niet voor iedereen. Ik bedoel, dat er een bepaalde smaak voor noodig is, om ze te kunnen waardeeren. Een schrijver bij voorbeeld, die bij het publiek succes wil hebben. . . Wat kosten deze parels?" „Twee honderd dertig gulden. — Bij schrijvers spelen parelen natuurlijk een groote rol..." „Begrijpt u me niet verkeerd! Ik wil niets tegen de schrijvers beweren. Men moet hen integendeel bewonderen, omdat zij steeds weer een nieuwen kant aan allerlei oude gebeurtenissen weten te geven. Het thema „juweelen" is toch wel van alle kanten bekeken. .." „Dat is waar," zei mijnheer Wouters. „Maar toch weten die lui een oud gegeven steeds weer in nieuwe, onverwachte banen te leiden, en er nieuwe verrassingen, nieuwe trucs bij te verzinnen. Bij voorbeeld: wat zou een schrijver niet uit dat geval met uw baron X gemaakt hebben? Men zou er eens over moe-
ten nadenken, om te weten, wat zij jllemaal zouden kunnen verzinnenl" „Nadenken kost niets," merkte mijnheer Wouters op. De beide beeren waren geheel en al bij het onderwerp A«n den voork«nt Mit, van 't gesprek; de bieen den «cMerktfii i getest daar tandsteen jouterieën waren totaal il M na« faQ op den achtergrond geraakt. „Men moest nog een soort climax zoeken," verklaarde de klant opgewonden, en hij bracht de handen boven zijn hoofd, alsof hij daar den climax vinden kon. ZIJ HEEFT IMMERS MOOIE WITTE TANDEM „Men zou een of antandpasta is hiervoor het aangewezen middel. Zoo te zien heefi zij zelfs een volmaakt fiebit. der geraffineerd slot Want Solidox-tandpasta is het eenige Nederwaarop ieder jaioerech kan zijn. Toch kan moeten bedenken, 'n landsche tandpasta, dat Sulfuricinoleaal men iemands tanden niet alleen beoordeelen verrassende apotheose. (Ned. Octr. 19178) bevat. Daardoor voorkomt naar de voorziide. Het trootsle gevaar voor De pointe van een Solidox niel alleen tandsteen, doch verwijdert het Jebil zit juijt meestal verborgen; Achter grap, van een verook reeds aanwezig tandsteen Solidox maakt de tanden groeit langzaam maar zeker een haal is een soort daardoor de tanden niet slechts parelwit, doch laag tanddeen. Tandsteen wordt steenhard en zorgt ook voor een volkomen rein en gezond zweepslag, een blikdringt tusschen de tanden en het tandvleesch. gebit. Ga óók Solidox gebruiken en koop semstraal uit een helHet is de oorzaak van het los gaan staan der vandaag nog een tube. Poets tweemaal daags tanden, die ten slotte zelfs uitvallen. De moderen hemel. — Goed. Uw tanden aan de voor- en achterzijde mei derne tandverzorging kan dit zoo gevaarlijke Nemen wij dus aan, Solidox en ga elk hall'iaar naar Uw landarts. tandsteen echter doelmatig bestrijden. Solidoxdat baron X heeft betaald. De boekhouder ... hoe heet uw boekhouder?" „Van Dam." „Goed," ging de klant verder. „VanDam verlaat dus kaNU OOK EXTRA GROOTE TUBE VOOR 65 CT. VERKRIJGBAAR mer tweehonderd en dertien. Hij rookt ters, eerlijk-verbaasd. „Ik moet werkelijk zegzijn gekregen sigaar en heeft zijn portefeuille gen . . ." vol bankpapier en is in de beste stemming. Hij „Weineen, we hebben er ons op deze wijze slentert door de hat van het hotel naar den uitalleen maar van overtuigd, dat 'n pointe niet zoo gang en opeens gooit iemand hem een bijtende zeldzaam is. Zei u niet, dat een goede pointe stof in de oogen. Van Dam is eens in het bewaardevoller was dan juweelen? Ik voor mij zit geweest van een portefeuille vol bankgeef evenwel de voorkeur aan juweelen. Poinpapier." tes liggen op straat. . . die liggen voor het „Prachtig," oordeelde de ■ juwelier, die opgrijpen.. ." merkzaam had toegehoord, „dat is een echte „Dat kan ik niet met u eens zijn," ontkende pointe, een slot dat pakt. En men kan er werde juwelier. „Een goede pointe is zeldzaam, ik kelijk nog op doorgaan. De man, die de bijbedoel de werkelijk góéde pointe. Sta mij tende stof gooide, is natuurlijk een handlanger toe, dat ik op mijn manier aan uw opgewekte van baron X. De beide boeven hebben den improvisatie deelneem. Ik heb namelijk óók een diadeem netjes betaald, omdat Van Dam het aardig idee in reserve, een zweepslag, zooals anders vermoedelijk niet zou hebben achtergeu het noemde. Vervolgen wij uw geschiedenis. laten. En tot slot hebben zij zich het geld langs Nemen wij aan, dat Van Dam hier terugkomt. dezen niet meer geheel origineelen weg weer Zijn portefeuille is hij kwijt, zijn oogen zien toegeëigend. Het zou werkelijk de moeite Icorood van de bijtende stof, die men er in genen, er een verhaal van te maken!" gooid heeft. Hij is geheel en al van streek. Men „Men kan nog verder gaan," zei de klant, die ziet hem het gebeurde reeds van verre aan. klaarblijkelijk aangemoedigd werd door zooveel En nu de pointe, m ij n pointe. Wanneer mijn bijval. „Van Dam wrijft zich de oogen uit. Als boekhouder met een verslagen gezicht zijn erhij weer wat kan zien, merkt hij iets verbazingvaring mededeelt, lach ik hem uit! Ik lach, zeg wekkends. De man, die hem zijn portefeuille ik. Mensch, zeg ik. Van Dam, zeg ik, denk je, heeft ontstolen, houdt zijn handen in de hoogte dat Wouters zich zóó gemakkelijk laat beetneen voor zijn neus bevindt zich een revolver. Een men? En dan breng ik den armen kerel aan zijn derde persoon heeft zich in het kleine drama verstand, dat ik hem. . . imitaties naar het hotel gemengd. Laten we zeggen, dat het de privéheb laten brengen. Jawel, imitéties. . ." detective is, dien u, mijnheer Wouters, hebt Mijnheer .Wouters lachte weer, zooals eenige gestuurd om uw procuratiehouder te bescheroogenblikken tevoren, en de klant moest, of hij men. Deze voorzorgsmaatregel blijkt dus niet wilde of niet, meelachen. „Ik ben verslagen," overbodig te zijn geweest." bekende hij eerlijk. „Deze pointe. . ."' „Ik moet werkelijk zeggen, dat u daar in de „ ... is nog niet*;" ging mijnheer Wouters gauwigheid een korten misdadigersroman heeft verder. „De beste komt nog. De imitaties voor bedacht: twee boeven, een portefeuille met baron X waren precies zulke imitaties, als nu bankbiljetten, een bijtende stof, een revolver, 'n hier op deze borden vóór u liggen, mijnheerl privé-deteciive..." En de beide briljanten ringen, die u ongeveer „Laten we ons bij de bijtende stof houden. twee minuten geleden heel handig in uw linkerU hebt mij op gang gebracht, en u moet er nu mouw hebt verborgen, verzoek ik u te willen de gevolgen van dragenl Laten we dus verder houden. In de eerste plaats als aandenken aan gaan. De detective doet den dief de handboeien ons gezellig samenzijn, en in de tweede plaats aart, neemt de portefeuille in bewaring als als bewijsmateriaal voor de politie, die binnen corpus delicti, en roept een auto aan. De dief twee minuten hier zal zijn. U wilde niet geloostapt in, en als ook onze Van Dam wil instapven, dat een pointe waardevoller kan zijn dan pen, werpt men hem weer een bijtende stof in juweelen. Ik bedoelde natuurlijk zulke juweelen de oogen. De detective wès geen detective. Hij als deze — valschel" was slechts een handlanger, door wien 'verhinToen ging schril de alarmschel en de zware, derd moest worden, dat men de politie waarmet ijzer beslagen deuren van de juwelierszaak schuwde. .." Wouters en Co. werden automatisch gesloten... „Ik bewonder uw fantasie," zei mijnheer Wou-
aatam
rn
SOLIDOX te^en tandsteen
HUMOR Slaapkamer „MORPHEUS" Coinpl.FI.1200
De verleden minnaar — „Liefste, geloof je niet, dat het nu tijd wordt, om bij vader om mijn hand te vragen?" „Ik
(Das lil. Blatt)
neem dat bed. Laat mij er maar in thuisbrengen." (Neut LZ.)
#(
\ M wi' „Maakt u op dien leeftija nog van die klimpartijen?" ,Neen. Dat was twintig jaar geleden. Ik ben er alleen maar niet meer afgekomen." (Mare Aurelio)
Dokter: „Kunt u darf lezen?" Patiënt: „Ja, lezen wel, maar niet uitspreken." (Neue I.Z.)
^ u eens kon nen, mevrouw, hoe goed d.e u staatl (Das "L B'a")
hoed
LE^RTR^W- 6L
De serenade van den man, die verliefd was op de conductrice.
(Die Woche)
„Neem me niet kwalijk, juffrouw, hebt u dien handschoen verloren?" (Mamb. lil.)
Georgette Royaards-Hagedoorn, de jonge Nederlandsche actrice, vertoeft voor een kort verblijf in ons land en wij hebben deze gelegenheid aangegrepen, even een praatje met haar te maken in de kleedkamer van het Haagsche West End-theater, waar zij optreedt in Cor Ruys' Mallemolen, om deze serie gastvoorstellingen dan voort te gaan zetten in het Amsterdamsche Leidsche Plein Theater. Royaards, een naam, die onwillekeurig herinneringen opwekt aan vervlogen tijden van groot tooneell Royaards, een naam, die onsterfelijk zal blijven in de geschiedenis van het Nederlandsch tooneel. Men spreekt immers reeds thans — en niet ten onrechte — van „de school van Royaards" I Het is geenszins de bedoeling hier belangstelling te wekken voor Royaards' schoondochter. Dit is geheel onnoodig, want Georgette Hagedoorn was reeds een verdienstelijke actrice, toen zij vijf jaren geleden ons land verliet om een engagement aan te nemen aan den Vlaamschen Schouwburg te Antwerpen, waar zij zich in korten tijd onder de eerste artisten van dit theater wist te plaatsen. Het is ecttter begrijpelijk, dat bij een begroeting, waarbij men den familienaam van zulk een groot tooneelman uitspreekt, even herinneringen door het brein schieten. In de ruime kleedkamer hangen ettelijke jurken, pijpen schmink liggen verspreid op de toilettafel en de wonderlijke hoedjes, die Georgette juist, van het tooneel komende, heeft afgezet, liggen her en der. Een met krijt gekleurd teekeningetje prijkt in het midden boven de kaptafel. • „Een teekening van mijn zoon, die moest ik meenemen en hier ophangen! Ik heb twee van die jongens, één van zes en één van negen. De jongste is een clown van jewelste; daar zit tooneelbloed in!" Na deze inleiding zitten wij al midden in het gesprek. Zij vertelt van haar man, van haar schoonmoeder, mevrouw Jacq. Royaards-Sandbergen, en van haar zoons, over wie zij niet uitgesproken raakt, zooals een liefhebbend moeder dat betaamt. „Dus vijf jaren bent u hier al weer weg! Hoe komt u zoo hier?" „Ik kreeg een uitnoodiging van Cor Ruys, om gedurende eenige weken mijn Belgische tooneelvacantie te onderbreken, om bij hem in de Mallemolen te gasteeren. En u begrijpt, dat ik die gelegenheid gaarne aangreep, want ik heb zoo veel herinneringen aan mijn moederland! Ik zou een paar één-acters spelen, maar toen ik kwam en Cor mij in een paar chansons hoorde, viel dit zoo bij hem in den smaak, dat ik nu als chansonnière optreed. Ik betreur dit heelemaal niet, want dit is het werk, dat ik het liefste doel Je bent geheel jezelf, .je doet alles volgens je eigen wil, je kunt je er volkomen in geven." Wij kunnen Cor Ruys' oordeel beamen, want Georgette Hagedoorn laat met de beide liedjes, die zij brengt, een geheel nieuwe zijde van haar. talent zien. En zij doet dit meesterlijk; het is raak, goed van dictie en voorzien van een groote dosis geest en temperament. Bovendien geeft zij, zoowel in „Cinq étages" van Béren-
GEORGETTE HAGEDOORN ger, als in 't 18de|eeuwsch liedje „La belle maniere", knap tooneelspel te zien. Voor deze middeleeuwsche ballade schreef onze landgenoot. Pierre Verdonck, de muziek. Op onze vraag of zij zich reeds eerder aan het chanson wijdde, vertelt zij dat zij jaren geleden in Amsterdam met haar man een troepje vormde, waarvan ook mevrouw Jacq. Royaards, Lau Ezerman en anderen deel uitmaakten. Wel heeft zij steeds van dit ideaal, dat thans verwezenlijkt werd, gedroomd. Wij komen op haar Antwerpsche engagement en zij vertelt van den goeden geest en prettige samenwerking met haar directeur Joris Diels. „Mijn man is als regisseur aan het theater verbonden, en het is er prettig werken. Avond aan avond volle zalen, de Belgen gaan veel uit en de prijzen der plaatsen zijn goedkoop. Het publiek leeft er sterk met je mede. Wanneer ik een mooie nieuwe rol heb gespeeld, is de melkboer des morgens de eerste, die mij er mede complimenteert in onvervalscht Vlaamsch. Ik heb mooi werk te spelen gekregen: Puok in Shakespeare's „Midzomernachtsdroom", Boefje in Brusse's gelijknamige stuk, Frangoise in Devals „Soubrette" om enkele, ook in Nederland bekende werken te noemen. Ook in een operette träd ik op, namelijk in de ook hier bekende Weensche operette „Warum lügst du, Chérie?" Suzanne werd een groot succes voor mij! Er is thans een tooneelschool aan den
(Foto Godfried de Groot, A'dam)
schouwburg verbonden, waaraan ik tevens als leerares verbonden ben. Het doel is de Nederlandsche taal zoo zuiver mogelijk — de taal van Vondel — te spreken!" Het blijkt, dat mijn gastvrouw 13 October aanstaande, in het blijspel „Die Feier von Eichendorfer" het nieuwe seizoen mede zal openen. Vrijuit vertelt zij verder, geen spoor van verbeelding, ernstig, zoodat wij ons onwillekeurig afvragen: is dit diezelfde Robbedoes, die vroeger jaren een geheelen schouwburg op stelten kon zetten? Toch heeft zij van haar vroolijkheid en geest evenmin iets verloren, dat bleek duidelijk uit haar geestige chansons. Alvorens afscheid te neme» „lichten wij nog even haar doopceel". In Haarlem geboren, trok het tooneel haar al vroeg. Zij bezocht de Tooneelschool en debuteerde in „De blauwe vogel van het geluk". Hier liep zij echter meer mede met de groote massa, zoodat haar werkelijk debuut -'eigenlijk kwam in haar eerste groote rol bij het Vereenigd Tooneel onder Verkade eiv Verbeek. Wanneer wij het theater verlaten, zijn de pianisten Beuker en Denijs vlijtig aan het repeteeren. Buiten wacht ons een miezerig motregjentje, maar dit weerhoudt Georgette niet, door te gaan met het vertellen van de jeugdige kwajongensstreken van haar zoons René en Julien. . . Henri A. van Eijsden Jr.
.
(Foto Utm-Wmlttm)
RENE DELTGEN
HERTHA FEILER "■■■■
■
■
■
:
,
(Fo*o Wï»n-F//m(T»rrj>)
\©OP ELKE J^fiAVE :EN OPLOSSINGEN ZOEK EN VIND 17 SEPTEMBER 1941 1
OPLOSSING KRUISWOORDRAADSEL
NIEUWE b—
■
LETTERGREEP-KRUISWOORDRAADSEL 3
ti
E
2
In elk van onderstaande woorden moet
3
-
4
— _
letters, achter elkaar geplaatst, vormen 12
WO^Ê**
5
PUNTENRAADSEL
/)
L
i . ^
F
A E Ep IJ E A E L 0 GEVLEKT
L
A 0
OPLOSSING
E iG '
E
^A
^ A N
t
5
A A T n 0
INVULRAADSEL
Horizontaal: I. tijd door rechtertitke ambtenaren aan iet« besteed 3. dichterbij komen 5. vofiel uit NoordAfrika 7. een der beentjes waaruit het geraamte van de hand bestaat. 9. gemeente in NoordHolland
10. wapen 11. naderen 12. zich met een boot voortbewegen 14. bouwwerk 16, ondervinden 18. smalle strook land 19. een raossoort
2, welig groeien 3 hoornachtige verharding van de opperhuid 4. een hertensoort (meervoud) 6. gevleugeld dier 8, deel van een geraamte (meervoud)
i
bier.
9, zeer aandoenlijk (muziekterm). 12. geboorteland 13. vaarwel (Latijn) 15. mos dat vrij* algemeen op de hooge heiden groeit 16. hap
1. beschermende hand eens vaders
LADDERRAADSEL 1 1. iets waarvan de zin te zoeken is
VERANDERRAADSEL cent kaal boor pot nood piet nood lurf veer slap lied laan slar nier CONSTANTINOPEL OPLOSSING
2 5 U
gevulcaniseerd caoutchouc
3.
volgens iets leven
4.
gietijzer
5.
inbezitneming
6.
koepokstof
Op de stijlen leest men een bekend gezegde.
ROULETTERAADSEL
I)X ^IM^TXUK-BXTXCTIVX benevens tw«« trootlprIjzen verdeelen onder hen, die on> een goed antwoord zenden. Da verdeeling der prijzen geschiedt op aan mamet, waarbij alle inzenders van goede oplossingen gelijite kansen hebben op het verkrijgen van een dei prijzen. U gelieve Uw antwoord in te zenden vöór 8 October aan Mr Detective, Noordeinde 8, Leiden. Op briefkaart of enveloppe vermelden : Amateur-Detect/ve ö October. {Foto Tobis-Cinema;
De te gebruiken letters: a, a, a, a, a, a, a, b, c, c, d, e, e, e, e, e, e, e, e, e, e, e, e, g, g, g, i, i, i, i, i, 1, l n. n, n, n, n, n, o, 0, o, r, r, r, r, s, s, s, t, u, v, v, w, ij, z.
5 6
De opto&sing van het voor laatste foto-probleem. We plaatsen de foto nu in haar geheel. Het als opgave gegeven gedeelte is door een wit lijntje aangegeven.
WOORDRANGSCH1KKEN De volgende woorden moeten zóó in volgorde geplaatst worden, dat op de kruisjes een bekend gezegde ontstaat. AGGLUTINATIE
XXX.
.
.
OPLOSSING FILMSTER-VERBINDINGSRAADSEL
XXX.
.
.
Hard — aar — naam — «tem — Hemd — oven — lepel — tent HANS HOLT
.
. .
.XXX .
X
.
X
.
X
.
.
.
.
X
.
X
.
.
.
■ •
XX
X
.
.
.
.
uiterste grens natiiurverschynsel recht omhoog wapen ranggetal
1. boerderij 2. van koers veranderen 3. dichterbij komen 4. manier waarop men schnjit 5. vormelijk 6. neutraal 7. het liggen 8. beschouwing 9. periodieke land ol zeewind 10. advertentie 11. titel van een predikant 12. melkproduct 13. gelijkmatige beweging bij de aiu^itk 14. voorwerp van handel 15. getal 16. onhandig In de bogen leest U de nänitüi VdU Ivtev filmsterren. Wij stellen een houfdprijs van ƒ 2.b0 en li en filmfoto's beschikbaar om te verdeel en onder de goede oplossers. Antwoorden in te zenden vóór 8 Oct. aan Dr. Puzzelaar, Nourdeinde 8, Leiden. Op enveloppe of briefkaart a.u.b. duidelijk vermeiden: Filmpuxzle 8 Oct. Deze puzzle kan tegelijk met de andere ingezonden worden, doch liefst op een apart velletje papier.
17. glasschijf
2.
1. 2. 3. 4. 5.
FILMSTER-CIRKELRAADSEL
Verticaal:
OPLOSSING
-
paal - stel - pret - steel - krap - klem -
IMI
m
18
OPLOSSING
5r-
den naam van krokodil.
X
XXX
XX
De te gebruiken woorden: staren - riemen - rechter - dartel - stilleven - landen - trapgat - berooven.
Wie van onza speurdars kan ons zaggen, wat di t gadaalta van aan foto voor stalt? (Foto Ufa) Wij «ullan waar aan prijs van f. 2,50
De hoofdprijzen van f 2.50 vielen ditmaal ten deel aan: mejuf trouw C. v Zon te Amsterdam, den heer H P. v. Hoof te AarleRtxlel. De troostprijzen konden worden toegekend aan : mevrouw A. C. van Hamart-Willebrandts te Leidachandam, den heer H v. Heerde ta Kampen; dan hear G. de Natris te Valkanswaard, dan heer C. Straljl ta Rotterdam.
H. H. N. A. L.
M. Landheer-Cocheret, Velp; Pomp, Eindhoven; van Tiel, Amsterdam; v. Sprundel, Stampersgat; Pluim, Nijmegen.
De troostprijzen werden verworven door: mevrouw E. Kloots, Lelden; mevrouw J. Blok, Barendrecht;
worden, zoodat de woorden een andere beteekenis krügen. De nieuw ingezette
De hoofdprijzen konden deze week worden toegekend aan: mevrouw den heer den heer den heer den heer
E
-
één letter door een andere vervangen
I^^B
-
1
VERANDERRAADSEL
ra
7
DE PRIJSWINNAARS
VIERKANTRAADSEL
mevrouw Th. Hoks, 's-Gravenhage; mejuffrouw N. Beckhoff, Apeldoorn; mejuffrouw A. Bäcker, 's-Gravenhage; mejuffrouw H. Buiteman, Nijmegen; mejuffrouw A. Klouwens, Rotterdam; den heer G, C. v. d. Wilk, Wateringen, den heer J. Louwen, Zwolle; den den den den den den den den den den den
heer heer heer heer heer heer heer heer heer heer heer
A. de Bruin, 's-Gravenhage; H. Sieffers, Haarlem; P. v. d. Zwan, Haarlem; F. A. de Wolf, Schiedam; H. Linnenbank, 's-Gravenhage; J. Kooistra, Eindhoven; D v. Koningsveld, Almen; Th. Guleij, Leiden; Ch. den Arend, Rotterdam, H. v. d. Haar, Rotterdam; J. Maijenburg, Amsterdam.
Den hoofdprijs van de ,,Filmpuzzle" de heer A. Faas, Rotterdam.
verwierf:
De troostprijzen vielen ten deel aan: mevrouw Colpa, Rotterdam; mevrouw R. Donk, Rotterdam; mevrouw BruenS1, Amsterdam; mevrouw v. Straaten, Amsterdam; mejuffrouw B. Beekman, Rotterdam, mejuffrouw A. Buytendijk, Schiedam; mejuffrouw J. Hagendijk, Rotterdam; den heer F Huizinga, Appingedam; den heer J. M. Bakker, Rotterdam; den heer P. L L. Scholten, Schiedam
ONZE PRIJZEN. Voor goede oplossingen van iedere puzzle, stellen wij een prijs van ƒ 2.50 benevens vier troostprijzen beschikbaar. In totaal dus deze week 8 prijzen van ƒ 2.50 elk, 24 troostprijzen en 10 filmfoto's. DE OPLOSSINGEN op de in dit nummer voorkomende puzzles, enzoovoort, gelieve men voor 8 Oct. 1941 in te zenden aan Dr. Puzzelaar, Noordeinde 8, Leide^i. Op enveloppe of briefkaart vermelde men duidelijk: Oplossingen Zoek en Vind 8 Oct. 1941
■.
i ■-■" N
^F'
. i De slanke, sierlijke handen van Zarah Leander.
1 (Foto's Ufa)
1 wmmMummml Tot de middelen, waarover de tooneelkunstenaar beschikt om zijn gevoelens tot uitdrukking te brengen, behooren ook de handen, die een bijzondere taak hebben. De hand is in staat de woorden kracht bij te zetten, ze een bijzondere beteekenis te verleenen. Sinds de dagen van Neuber hebben daarom niet voor niets alle acteurs en actrices zulk een groote waarde gehecht aan het gebaar. Het juiste bezigen van de taal der handen heelt ook den tooneelleider Goethe bezig gehouden. Hij heeh de spelers van het theater te Weimar er vaak over onderhouden, dat de goede handbeweging een niet te onderschatten onderdeel is van de houding en onmisbaar ter illustratie van het gesproken woord. Dat iedere handbeweging ook moet overeenstemmen met de persoonlijkheid van de uit te beelden liguur is iets, wat gedurende de 19e< eeuw alle spelers van naam hebben pogen te bewijzen — van IHIand tof Kainz toe. De beroemde Italiaansche tragedienne Eleonore Düse bij voorbeeld was er om bekend, dat zij haar rol ten volle tot leven bracht en als het ware de figuur vervolmaakte door het gebaar van haar handen. Men beweerde dan ook algemeen, dat de handen van Duse een ziel hadden. . . Vandaar dat men van een belangrijk tooneeleHect moest afzien, toen Eleonore de rol van de Gioconda in het stuk van D'Annunzio op zich nam, waarbij zij in de slotacte een vrouw moejt voorstellen, die bij een ongeluk haar handen had verloren. Duse was ook in de scènes, waarin zij haar armen in de plooien van haar gewaad moest verbergen, de groote kunstenares, hoewel zij nu voornamelijk al haar uitdrukking in het gezicht moest leggen — maar juist omdat zij niet te zien waren, moest men erkennen welke een groote beteekenis de handen bij haar spel hadden. Zijn wij het er dus over eens, dat de tooneelkunst het niet kan stellen zonder het spel van de handen, nog grooter is de beteekenis der handen in de film. Op het tooneel kan men altijd rekenen met hetgeen de oude Fontane reeds als tooneelcriticus beweerde, namelijk, dat een groo^ deel van de details alleen wordt ge-
zien door de zeer opmerkzame toeschouwers. In de „close-up" bezit de film echter een middel, om ook den onoplettenden toeschouwer opmerkzaam te maken op een bepaald gebaar of een gelaatsuitdrukking. De hand is dus bij de film een uiterst dankbaar middel tot uitdrukking. Ook bij Asta Nielsen kreeg het spel der handen een bijzondere beteekenis. Haar regisseur Urban Gad benutte de uitdrukkingsmogelijkheden van haar handen om ze een domineerende plaats in de film te geven. In de film „Der fremde Vogel" waagde men zich voor het eerst aan het experiment om In een belangrijke scène de gemoedsbewegingen der actrice alléén kenbaar te maken door de beweging der handenl Alleen de handen kwamen, reusachtig vergroot, op het doek. Zij bezaten Inderdaad zooveel zeggingskracht, dat de toeschouwers er door werden ontroerd. Sindsdien zijn vele Duitsche rfgisseurs als Carl Froelich, Veit Harlan, Gustaf Gründgens, Hans Steinhoff e.a. er In geslaagd het spel der handen in vergroote opnamen in tallooze nuances te toonen. Wie zich Eleonora Duse herinnert, zal het interessant gevonden hebben te zien, hoe Zarah Leander in de rol van Magda in „Heimat" haar handen een volkomen andere taal liet spreken en toch dezelfde gemoedsbewegingen verried. Zarah Leander lijkt beslotener, stiller en baheerschter dan Duse, die in dezelfde rol een zekere nervositeit en prikkelbaarheid legde. Prachtig zijn ook de handbeweginegn van Lil Dagover, die echter een nog grootere zelfbeheersching verraden. Het gebaar van mevrouw Dagover is vaak bijna schuw, ook meer aanduidend dan geheel ten uitvoer gebracht, dus volkomen in overeenstemming met de rollen, die zij vertolkt. Een opvallende zachtheid heelt de handbeweging van Olga Tschechows, die er lets liefkoozends In legt, een tasten, een zoeken, dat dwingt tot medeleven, medevoelen. .. Een zekere terughoudendheid Is ook merkbaar in het gebaar van Marianne Hoppe, die deze karaktertrek zeer fijn tot uitdrukking bracht in de rol van Effi Briest. Uitermate moeilijk weer te geven is de vroolijke handbeweging, omdat hierbij altijd het ge-
..■.iif'-
^ -y
ij*/.*' \y
%&
Flta Benkhoffs welsprekende geste.
\\
vaar bestaat, dat het gebaar belachelijk wordt. Merkwaardig genoeg heeft Adèle Sandrock op het laatst van haar loopbaan afgezien van het veelbeteekenende handgebaar,- en verliet zij zich geheel op haar stem. Ida Wüst daarentegen bezit de echte humoristische hand, die verduidelijkt zonder overduidelijk te zijn, en dia toch nog charme genoeg heeft om vrouwelijk en gracieus te blijven. Veel opener Is reeds Flta Benkhoff, wier hand zeer drastisch iets kan uitbeelden, terwijl Heli Flnkenzellers goede humeur te constateeren is aan kleine, vroolijke, afgeronde handbewegingen. Is in de handbewegingen van ledere vrouw een zekere harmonische lijn te bespeuren, een soepelheid, welke een sierlijken, (raaien vorm geeft — het meerendeel der ndannelijke handbewegingen Is hoekig. De hand van een man grijpt en houdt vast; achter .ieder gebaar bespeurt men de persoonlijkheid. Dit geldt niet alleen voor de bewegingen, die hun Inhoud krijgen door de kracht, waarmede zij worden uitgevoerd. Ook bij de mannelijke handbeweging is menig karakteristiek onderscheid te zien. Heinrich George bij voorbeeld maakt in zijn soel steeds korte gebaren, die spreken van een innerlijke kracht. Als men deze handen ziet, weet men, dat zij vasthouden, wat zij eenmaal gegrepen hebben. Willy Birgel, die over niet minder expressieve gebaren beschikt, legt er echter meer zelfbeheersching in. Zijn hand verraadt steeds een duidelijke zelftucht, een niet toegeven aan innerlijken drang. Werner Krauss' handbewegingen duiden op een uitgesproken geestelijke instelling, zij spreken van diep en lang nadenken. Ook de handbewegingen van andere kunstenaars zijn echter buitengewoon interessant. Groote dirigenten als Furtwängler en Richard Strauss heeft de film, gedurende het lelden van hun orkest, met de camera en de microfoon bespied en de visionaire houding van kracht en krampachtige concentratie gedurende het scheppen vastgelegd. Willy Forst heeft de kunst verstaan om bij een dergelijke filmrol dezelfde gewaarwordingen in zichzelf op te roepen en dit gevoel in zijn handen tot uiting weten te brengen.
'**«*!«*.
ï*A,f f. *- ,
' ^\:
■&
Nog meer dan het gelaat verraden hier de handen van Heli Finkenzeiier de heftige, emotie, (Foto Ufa)
■-
Willy Birgel ais de dirigent In de film „Slotaccoord."
Het eenvoudige, maar expressieve gebaar van Lil Dagover.
(Foto's Lumina-FUm)
■
■
-
r.
j[ m &
VDI ni/
-
1
TH EATER liste
Jaargang
No. 37-4 OCT. 1941
S » O M
g
133 BESCHADIGDE TEKST OF VERKEERD GEBONDEI DAMAGED TEXT OR WRONG BINDING
X MARIANNE HOPPE en HANS ^ÖHNKER in de film „TOT ZIENS.. FRANZISKA".(':o«o r^,.)
AFBEELDING IN KLEUR MULTICOLOUR PICTURE