Het web van de tekstschrijver Een klassieke analyse van homepages Wim Blokzijl & Bas Andeweg Ruim de helft van alle tekstbureaus die bij Tekstnet zijn aangesloten, heeft een eigen website. Deze sites lijken vooral bedoeld te zijn om het bureau te introduceren bij potentiële nieuwe klanten. Dit komt het beste tot uiting in de startpagina van de site: de homepage. Hoe vullen de verschillende tekstbureaus deze pagina in?
Inhoud (de titels zijn aanklikbaar) Het eerste contact .............................................................................. 2 Aandacht trekken ............................................................................... 3 Een tekstschrijver vinden..................................................................... 3 Trompetgeschal.................................................................................. 4 Animaties........................................................................................... 5 Extraatjes .......................................................................................... 5 Welwillendheid vergroten .................................................................. 5 Deskundigheid.................................................................................... 6 Portfolio............................................................................................. 8 Je naam dat ben jezelf ....................................................................... 8 Het vergroten van het begrip ............................................................. 9 Overzichtelijk ..................................................................................... 9 Helder en informatief .......................................................................... 9 Tot slot ............................................................................................. 10 Literatuur ......................................................................................... 11
Bestaan er in Nederland nog bedrijven zonder eigen website? Het internet is tegenwoordig zo alom aanwezig dat je misschien zou denken van niet, maar ze zijn er wel degelijk. Van alle Nederlandse bedrijven heeft slechts 45 % een website (Nipo, 2003). Hierbij zijn overigens ook de eenmansbedrijven meegerekend; van de bedrijven met vijf of meer werknemers heeft 65 % (de kleinere bedrijven) tot 84 % (de grotere) een site op het internet (CBS, 2003). Zo’n site is meestal veel werk en dus, vooral als de klus wordt uitbesteed, een dure grap – maar het is wel werk dat loont; bedrijven grijpen het vaakst naar het web als ze behoefte hebben aan informatie (Nipo, 2001). Dit laatste gegeven biedt perspectieven voor beroepstekstschrijvers. Het web is voor hen immers een prachtig medium waarop ze zich kunnen profileren. We hadden dus verwacht dat professionele tekstbureaus massaal vertegenwoordigd zijn op het web, maar bij nadere inspectie bleek dat wat tegen te vallen. Om het overzichtelijk te houden, hebben we ons beperkt tot bureaus die zijn aangesloten bij Tekstnet. Op de
© 2003 Wim Blokzijl / Bas Andeweg, TU Delft
1
website van Tekstnet vonden we in totaal 225 bureaus; slechts 125 hiervan - 56 % hebben een eigen site. Veel tekstbureaus zijn eenmansbedrijven; dat kan een reden zijn voor het lage percentage. Mogelijk worden klanten in deze branche ook vaak op een andere manier geworven dan via het web. Toch blijken veel tekstbureaus die wel een website hebben, deze site vooral te gebruiken om er nieuwe klanten mee te werven. Zo bevat ongeveer de helft van de sites een portfolio. En ruim een derde van de bureaus promoot zichzelf, direct op de homepage, met teksten waarin de eigen deskundigheid wordt benadrukt. Kennelijk is dat een belangrijke functie van de websites: een eerste kennismaking met potentiële klanten. Deze kennismaking begint natuurlijk bij de homepage, en dat is dan ook de pagina waar dit artikel om draait. Hoe richten de communicatiespecialisten die in? Wat doen ze om de aandacht van hun bezoekers te trekken en vast te houden, en om duidelijk te maken dat ze beter zijn dan de concurrent? Het eerste contact De huidige websurfers verschillen van die van enkele jaren geleden. Het begrip surfer – iemand die van golf naar golf zijn weg zoekt over het water – begint zijn betekenis te verliezen. Misschien dat sommigen onder ons nog gedachteloos van webpagina naar webpagina klikken, maar een grote meerderheid – volgens een Vlaams onderzoek meer dan 80% (Tegenbos, 2001) - zoekt gericht naar informatie. Webgebruikers zijn geen kinderen meer die zich verdringen voor een etalage; ze zijn ouder en wijzer. Ze zijn kritischer. Maar als spektakel en vermaak bijzaak zijn geworden, welke criteria moet een beoordelaar dan gebruiken om homepages de maat te nemen? Wij kozen voor een klassieke aanpak in de letterlijke betekenis van het woord. De Griekse en Romeinse retoricaaanwijzingen voor het begin van een toespraak lijken bij uitstek bruikbaar (Andeweg & De Jong, 2003). Het zijn immers adviezen om kritische of verveelde rechters aandachHomepage van BHM LaVerbe: waar zijn de knoppen? tig, welwillend en begripsvol te maken voor wat de spreker verder te berde wil brengen. Typisch de situatie waarmee we ook nu geconfronteerd worden, wanneer we ‘oordelende rechters’ vervangen door ‘gevorderde websurfers’ die een oordeel vellen over de kwaliteiten van tekstbureaus. De homepage is dan niet anders dan een eerste begin van een website. Een begin met drie functies: - de aandacht van bezoekers trekken; - bezoekers overtuigen van de geloofwaardigheid en kwaliteit van de tekstschrijver; - bezoekers duidelijk maken hoe de website begrepen moet worden.
© 2003 Wim Blokzijl / Bas Andeweg, TU Delft
2
Uitgaande van deze klassieke noties ontwierpen we een analysemodel waarmee we alle homepages analyseerden van tekstbureaus die bij Tekstnet zijn aangesloten. Overigens leiden niet alle webadressen in 'In hoeverre wil een informatie- de Tekstnetdatabase naar een webpagizoeker op het web opgehouden na van een tekstschrijver. Een handvol adressen leidt naar een reclamepagina worden door allerlei aandacht- van een provider. Blijkbaar is er soms trekkende gimmicks?' wel de wil, maar nog niet de mogelijkheid een pagina te bouwen. PR- en communicatiebureau Character is een van de weinigen die het slim aanpakt. De pagina stelt nog niet veel voor. Het is een simpel visitekaartje (alleen naam-, adres-, en woonplaatsgegevens), met onderaan echter de mededeling: “Wanneer u […] uw email adres aan ons doorgeeft, ontvangt u per e-mail bericht zodra de website volledig gereed is”. Aandacht trekken Het trekken van de aandacht is tegenwoordig een van de belangrijkste functies van de opening. Is er geen aandacht, dan is er geen begrip, dus geen overtuiging, en dus ook geen klant. Aristoteles dacht hier anders over. Hij vond aandacht trekken in de opening in principe overbodig. Juist daar is het publiek immers nog uit zichzelf aandachtig. “Daarom is het belachelijk om dit bij een indeling van de rede vooraan te plaatsen”, zo stelt hij kortweg. Misschien is voor zijn opvatting ook nu nog wel begrip op te brengen. In hoeverre wil immers een informatiezoeker op het web opgehouden worden door allerlei aandachttrekkende gimmicks? In tabel 1 is te zien hoe wij ‘aandacht trekken’ operationaliseerden. Tabel 1: Aandachttrekkende elementen op homepages van tekstbureaus Is direct duidelijk dat het een tekstbureau betreft? Is er een introductiepagina? Bevat de homepage animaties? Bevat de homepage aandachttrekkende mededelingen? Bevat de homepage opvallend kleurgebruik? Bevat de homepage opvallend vormgegeven tekst? Wordt er geluid gebruikt? Bevat de homepage illustraties? Worden op de homepage extraatjes aangekondigd (bijvoorbeeld een column)?
ja (%) 79 31 30 16 11 11 6 44 20
Een tekstschrijver vinden
Hoe trek je als tekstschrijver de aandacht van potentiële klanten? Allereerst natuurlijk door ze in staat te stellen om je te vinden. Wie een tekstbureau zoekt heeft aan de Tekstnetsite een handig hulpmiddel, maar niet iedere potentiële klant weet dat waarschijnlijk; de digitale zoektocht zal meestal beginnen bij een van de grote zoekmachines. Google levert op het trefwoord tekstschrijver een kleine 7000 verwijzingen. Vooral de eerste twintig hiervan zijn hier van belang (Andeweg, 1998). Van die eerste twintig verwijzingen naar tekstschrijvers is er slechts één die ook voorkomt op de Tekstnetlijst. Die ene staat overigens wel direct als nummer 1 op de Googlelijst. Ook Ilse.nl en Zoeken.nl melden deze tekstschrijver als eerste op hun resultatenlijst. Een prachtige prestatie van deze kleine zelfstandige (Gert Fokkens). Ook TekstBaken doet het © 2003 Wim Blokzijl / Bas Andeweg, TU Delft
3
uitstekend; dit bureau verschijnt als nummer 2 bij het trefwoord tekstbureau, een zoekterm die ruim 1500 verwijzingen oplevert. Google toont in beide gevallen niet alleen de gewone zoekresultaten, maar ook vijf à zes gesponsorde links naar tekstbureaus, die overigens geen van allen op de Tekstnetlijst staan. Zo’n vermelding kost de adverteerder een paar dubbeltjes per klik van geïnteresseerden. Niet goedkoop, maar je bent wel direct in beeld bij een zoekende partij. Zoekers zijn overigens zeer geholpen als ze direct aan de homepage kunnen zien dat ze bij een tekstbureau zijn beland. 21 procent van de bekeken homepages laat de bezoeker liever nog even in het onzekere, en onthult de aard van het bedrijf pas op een achterliggende pagina of na stevig doorlezen van de aanwezige tekst.
Trompetgeschal
Is de bezoeker eenmaal binnen, dan is het zaak om hem of haar op de website te houden. Van de onderzochte sites probeert 31 procent de bezoeker te boeien door flitsend te starten met een introductiepagina, meestal kortweg ‘intro’ genoemd. Deze pagina, vaak gemaakt met behulp van de programmeertaal flash, gaat vooraf aan de homepage en verdwijnt doorgaans na een paar seconden vanzelf. Met flash kunnen uitbundige animaties worden gemaakt, al dan niet met geluid. Een soort trompetgeschal dus, bij binnenkomst van de sitebezoeker. Verreweg de meeste intro’s lijken inderdaad te zijn bedoeld om op te vallen. De naam van het bureau glijdt statig in beeld (Boezeman), artistiek vormgegeven spreuken zweven over het scherm (Pia Kleijwegt), of de bezoeker wordt verrast met een stuiterende prop papier, die plotsklaps verandert in de beeltenis van een klassieke filosoof (of misschien is het Gert Fokkens zelf?). Slechts in twee gevallen had de intro een concrete functie: de mogelijkheid om de Engelstalige versie van de site te kiezen. Of de flashintro's leuk zijn of niet is natuurlijk een kwestie van smaak. Wel kunnen we ons voorstellen dat het voor vaste klanten ergerlijk is dat ze, elke keer als ze even het telefoonnummer van hun tekstbureau willen opzoeken, de flashani'Rotterdamsche badmutsen': Medewerkers van matie moeten uitzitten1. Gelukkig De Rotterdamsche Communicatie Compagnie kan de intro meestal met een muisklik worden overgeslagen. In een enkel geval kan dat niet (bijvoorbeeld Word UP! en De schrijfwijze), en dat ervaren wijzelf inderdaad als ergerniswekkend. Er is overigens nog een reden om af te zien van flash: van de Nederlandse bedrijven met vijf of meer werknemers heeft één op de drie een internetverbinding met een analoog modem (CBS, 2003). Voor hen is het gebruik van flashintro's ongunstig, omdat het laden ervan lang kan duren (tot 30 seconden).
1
De maker van een site kan met een cookie bewerkstelligen dat het intro alleen op het scherm verschijnt als de klant de pagina voor de eerste keer bezoekt. Dit werkt natuurlijk alleen als deze klant cookies niet geblokkeerd heeft.
© 2003 Wim Blokzijl / Bas Andeweg, TU Delft
4
Animaties
Tabel 1 laat zien dat tekstbureaus ook andere elementen gebruiken die aandacht trekken. Vooral illustraties en animaties komen vaak voor. Dat illustraties – bijvoorbeeld een foto van de tekstschrijver – vaak worden gebruikt, ligt voor de hand. Het gebruik van animaties op de homepage is minder vanzelfsprekend; ze trekken weliswaar aandacht, maar ze kunnen een pagina ook onrustig maken. In de helft van de gevallen valt dit mee, omdat de animaties pas in gang worden gezet als de bezoeker de cursor over het scherm beweegt. In de overige gevallen bewegen elementen vanzelf. Vaak woorden, soms abstracte beelden; zo verschijnen en verdwijnen op de site van Tekstvaart steeds kleine v-vormpjes, alsof het beeldscherm doorlopend wordt besprongen door een zwerm muggen. Sommige bureaus verlevendigen hun site met geluid; meer dan eens met typemachinegeratel (bijvoorbeeld Tekst Perfect en Taal Effect). Minder geslaagd als je als bezoeker werkkamergenoten hebt die zich op hun eigen werk proberen te concentreren. Bij BHM LaVerbe vonden we pas na enige tijd bij toeval de mogelijkheid om een deel van het geluid af te zetten.
Extraatjes
20% van de bureaus valt op omdat de bezoeker wordt verrast met extraatjes. Bijvoorbeeld met links naar journalistieke artikelen (VAHL.NL), een taalquiz (De AanZet), of een aanbieding voor een gratis tekstbeoordeling (De schrijfwijze). Eén bureau (A3 communicatie) heeft een flauwe test gemaakt voor potentiële klanten (“Wilt u graag uw boodschap duidelijk overbrengen aan uw doelgroepen?” en meer onzinnige vragen). Een ander biedt vermaak in de vorm van een spel waarbij de bezoeker de met badmutsen getooide communicatie-experts op het hoofd mag timmeren (De Rotterdamsche Communicatie Compagnie). Een paar sites verwijzen naar een achterligHomepage van Tekstvaart gende pagina met schrijftips (Redactiebureau Damen) of met adviesliteratuur (Het Taalbedrijf). De functie hiervan is niet duidelijk – willen deze bureaus sitebezoekers aansporen om hun teksten voortaan maar eigenhandig op te knappen?
Welwillendheid vergroten In het eerste contact is het belangrijk dat de lezer/browser welwillend komt te staan ten opzichte van de eigenaar van de website. De zoekende websurfer is immers kritisch; achterdochtig misschien zelfs, door slechte ervaringen met anderen. Een belangrijke vraag voor de potentiële klant is: is de schrijver betrouwbaar, zal hij/zij mij straks de diensten leveren waarop ik hoop? Het versterken van de welwillendheid kende in klassieke tijden het meest uitgebreide pakket aan technieken en overwegingen. Niet zo vreemd, want het ging in die tijd © 2003 Wim Blokzijl / Bas Andeweg, TU Delft
5
om het overtuigen van bevooroordeelde rechters en lekenjury’s die een uitspraak moesten doen over kwesties die je goudgeld konden kosten. In principe is op vier manieren een vaste grond voor welwillendheid te genereren, namelijk door aandacht te besteden aan: a. je eigen geloofwaardigheid, b. de klant, c. de concurrent en d. het te verkopen product. Tabel 2 geeft een overzicht van de aspecten waarop wij letten. De toon van de tekst is over het algemeen gepast. Ook de spelling is meestal in orde. Kleinigheidjes worden soms over het hoofd gezien: ‘all round’ zonder koppelteken en ‘produktiebegeleiding’ met een k (Herma Erkelens), ‘U’ ten onrechte met een hoofdletter (A&O), en ‘belevings wereld’ niet als samenstelling geschreven (Paul Dral). Problemen op dit gebied verzwakken de geloofwaardigheid van de tekstschrijver. Tabel 2: Vergroten van welwillendheid op homepages van tekstbureaus Ja (%) neutraal (%) nee (%) Wordt de eigen deskundigheid voldoende aangetoond? * 52 10 38 Ofwel: 1. Is er een portfolio? 52 1 47 2. Worden uitspraken van tevreden klanten geciteerd? 2 1 97 3. Zegt de tekstschrijver zelf iets over de eigen des36 9 55 kundigheid? Worden (vleiende) mededelingen gedaan over de (poten- 3 5 92 tiële) klant? Is de toon passend? 80 16 4 Is de spelling correct? 98 3 0 Is de URL logisch? 76 7 17 Is het mailadres logisch? 75 9 16 * Werkwijze: in eerste instantie werd een globaal oordeel door de beoordelaars gegeven. Daarna oordelen per onderdeel. Het eerste oordeel vormt dus geen gemiddelde van de detailoordelen.
Deskundigheid
Je kunt welwillendheid bijvoorbeeld versterken door jezelf betrouwbaar voor te stellen. Zelf iets zeggen over je eigen deskundigheid dus. De onderstaande voorbeelden kennen de sterke ik-gerichtheid van de laatste decennia uit de vorige eeuw, en doen daarmee wat gedateerd aan. Al sinds mijn kleutertijd ben ik gek op onze soms complexe, maar altijd weer boeiende Nederlandse taal. (Kitty Corrects) Organisaties, mensen en merken kunnen mij fascineren. Ik werk sinds 1989 voor zakelijke dienstverleners en overheden. Het is mijn professie en passie om te verhelderen door te verwoorden. Mijn fascinatie voor communicatie heeft me in contact gebracht met opdrachtgevers die vinden dat woorden ertoe doen. (Paul Dral Communicatie)
Het is daarnaast ook mogelijk iets positiefs te zeggen over je professie. Meestal gebeurt dat in de eerste persoon enkelvoud of meervoud. Soms ook in de 3e persoon enkelvoud. Hoewel op die laatste manier de schrijver gemakkelijker iets aardigs over zichzelf te berde kan brengen, is het effect toch minder. De lezer weet immers dat de schrijvende instantie de tekstschrijver zelf is. Oncotext is het tekstbureau van dr. Jeroen van der Boon. Hij voert op een professionele manier medisch-journalistieke opdrachten uit. Tevens doet hij tekstredactie. (Ook Engelstalig.) Zijn specialisatie is de oncologie.
© 2003 Wim Blokzijl / Bas Andeweg, TU Delft
6
Als usability-expert richt ik me op het gebruik van websites. Ik test websites bij gebruikers, beoordeel websites, geef presentaties en trainingen en adviseer over de inrichting van websites. [...] Als tekstschrijver vertaal ik ingewikkelde informatie in begrijpelijke en leesbare teksten. (BenVroom usability)
'Eigen roem stinkt veel minder dan over het algemeen gedacht wordt'
Handiger lijkt het om rechttoe rechtaan duidelijk te maken dat je goed of de beste bent. Een beetje opscheppen of snoeven lijkt bij toespraken bijvoorbeeld redelijk effectief. Eigen roem stinkt veel minder dan over het algemeen gedacht wordt (Decorte e.a. 2003).
TextArt verstaat als geen ander de kunst om gecompliceerde onderwerpen te ‘vertalen’ naar begrijpelijk Nederlands. Zonder daarbij de essentie uit het oog te verliezen. Onze persoonlijke benadering heeft al vele grote en kleinere opdrachtgevers over de streep getrokken.
Dit voorbeeld verwijst terloops naar anderen. Het presenteren van een echte vergelijking met anderen komt in ons bestand niet voor. Ook de klassieke technieken van het zwart maken van de ander of het prijzen van verdachte eigenschappen van de ander worden niet toegepast. We zouden ons overigens best een aardige passage voor kunnen stellen over het gevaar van het uitbesteden van opdrachten aan de beunhazen in het vak. Ook in de volgende voorbeelden wordt gepoogd de eigen deskundigheid te benadrukken. Schrijven kunt u ook. Maar een boodschap nét iets treffender of informatiever helderder of wervender stijlvoller of luchtiger directer of fraaier verwoorden... dat is een vak Daarvoor benadert u iemand die dat vak verstaat. Wilt u uw tekst laten spreken? Laat mij die dan schrijven. Want ik schrijf wat u bedoelt. (Segeren Tekst; de ogenschijnlijk slechte interpunctie is overigens toe te schrijven aan de opvallende lay-out op de site) U voelt u vaak machteloos als uw woorden weer eens als zwerm [sic!] vogels alle kanten op zijn gevlogen. Iedereen is met uw woorden aan de haal gegaan. Dat wilt u graag voorkomen. […] Kortom, schrijven is en blijft een lastige klus. U heeft er de tijd niet voor en eigenlijk ook geen aardigheid in. Het Projectenhuis heeft er wel de tijd voor. Sterker nog, wij vinden het zelfs boeiend om van doorgaans dorre teksten een vlot leesbaar stuk te maken. (Het Projectenhuis)
De klassieke schrijver Quintilianus zou hier toch moeite mee gehad hebben. Iets vervelends zeggen over de andere partij (de concurrent) is een goede strategie, maar iets aanmatigends zeggen over de oordelende rechter (klant) is een zwaktebod. Hij vindt dat zo voor de hand liggen dat hij zegt: “het zou onnozel zijn erop te wijzen dat men geen openlijke aanval op de rechter [degene die de keuzes maakt: de klant] moet doen, ja zelfs niets moet zeggen wat als zodanig zou kunnen worden opgevat”. Het bedreigen van de klant met wat er gebeurt als hij de verkeerde keuze maakt wordt door hem wel als techniek beschreven. Sterk retorisch vindt Quintilianus dat niet: "dreigen kan iedereen". Veel beter is het om de techniek van het vleien en prijzen te hanteren. Iets aardigs zeggen over de klant dus. Uit tabel 2 wordt duidelijk dat dat een techniek is die zelden wordt toegepast.
© 2003 Wim Blokzijl / Bas Andeweg, TU Delft
7
Portfolio
Welwillendheid kan ook verkregen worden door de techniek het tonen van de goede kanten van de eigen zaak, het eigen werk: de portfolio. Tabel 2 geeft aan dat slechts de helft van de homepages melding maakt van een portfolio (ook wel toonbank, etalage, impressie of anders genoemd). Sommige schrijvers presenteren hun werk in PDF-formaat. Enkelen van de door ons onderzochte websites toont direct op de openingspagina fragmenten of meer van eigen werk (bijv. Rijken en Jaarsma). Karien Vissers toont alleen een voorpagina van een recente brochure; als je wilt lezen wat ze schreef blijkt dat niet mogelijk. Vahl toont vooral oud werk. Misschien maakt het sommige potentiële klanten nieuwsgierig naar wat hij later nog schreef. Verdelen we de totale onderzochte groep in bureaus die wel, en bureaus die geen eigen werk presenteren (of er naar verwijzen) op hun homepage, dan valt op dat de groep die dat wel doet zich vaak ook significant op de andere aspecten onderscheid van de rest. Ze hebben vaker een eigen, logisch klinkend webadres, en belangrijker: ze maken sneller duidelijk dat ze tekstbureaus zijn en ze zijn vaak duidelijker over hun diensten. Ook hun verwijzingen naar andere pagina’s op de site zijn duidelijker.
Je naam dat ben jezelf De naam van een website is vaak dezelfde als die van de tekstschrijver. Dat is makkelijk, behalve als er meerdere woorden in de naam van de schrijver of zijn bureau zitten. Losse woorden mogen immers niet in een webadres; alles moet met elkaar verbonden zijn. Een aantal jaar geleden werd dat gebruikelijk opgelost door de woorden met verbindingsstreepjes of onderstreepjes te verbinden. Tegenwoordig kiezen we voor weglaten van de spatie en schrijven we de woorden direct aan elkaar. Een interessante taalontwikkeling natuurlijk, maar voor de klant lastig. Ook namen die niet parallel lopen met de bedrijfsnaam zijn ‘marketingtechnisch’ lastig. Het bureau Tekst in Bedrijf bijvoorbeeld heeft de naam www.teksten.nl in de wacht gesleept. Een prachtnaam, maar het was handiger geweest als ze ook beslag hadden gelegd op de domeinnaam www.tekstinbedrijf.nl (deze is Intro bij de site van Pia Kleijwegt overigens nog vrij; dit is gemakkelijk na te gaan via de Stichting Internet Domeinregistratie Nederland www.sidn.nl). Beslag leggen op een naam kost overigens ongeveer €20 per jaar en dan worden zoekers ook nog doorgeleid naar de pagina’s van de eigenlijke website (een website kan op die manier dus verschillende namen hebben). Mailadressen die nog gehuisvest zijn op de naam van de provider (bijv. planet.nl) passen eigenlijk niet meer. Er zijn nu weliswaar 922366 domeinnamen in Nederland uitgegeven, maar er is nog erg veel mogelijk.
© 2003 Wim Blokzijl / Bas Andeweg, TU Delft
8
Het vergroten van het begrip De derde klassieke openingsfunctie is die van het ‘begrijpend maken van de websurfer’. Deze vrije vertaling van het iudicem docilem parare geeft aan dat de openingspagina elementen moet bevatten die de bezoeker in staat stellen te begrijpen hoe de site in elkaar steekt en tegelijkertijd ook de wens oproepen om er meer van te begrijpen. Niet voor niets zegt bijvoorbeeld Cicero dat je met ‘de feiten zelf’ moet beginnen om een begrijpend publiek te verkrijgen. Het aangeven van de kern van de zaak en een overzicht van de hoofdpunten zijn klassieke technieken. Dat het opsommen van alle punten niet uit de pan moet stijgen, sprak ook toen al voor zich. Onze operationalisering van deze openingsfunctie is te vinden in tabel 3. Tabel 3: Informativiteit van homepages van tekstbureaus Ja (%) Is de homepage overzichtelijk?* 82 Ofwel: 1. Geeft de homepage een goed beeld van de inhoud 68 van de site? 2. Zijn knoppen herkenbaar als knoppen? 83 3. Is duidelijk waar de knoppen heenleiden? 68 4. Zijn knoppen logisch gegroepeerd? 91 5. Zijn teksten beknopt? 95 6. Is de vormgeving overzichtelijk? 84 Zijn teksten op de homepage helder en informatief?* 50 Ofwel: 1. Geven teksten een concrete, duidelijke beschrijving 50 van de diensten die de tekstschrijver levert? 2. Wordt duidelijk waarin de tekstschrijver is 32 gespecialiseerd? 3. Zijn teksten op de homepage terzake? 56 Wordt de potentiële klant expliciet uitgenodigd om con7 tact op te nemen met het tekstbureau? * Werkwijze: zie tabel 2.
neutraal (%) nee (%) 10 8 14
18
8 24 4 1 8 13
9 8 5 4 8 37
13
37
9
59
11 0
33 93
Overzichtelijk
De navigatie op de site levert bij 82 procent van de sites geen, en bij 10 procent slechts weinig problemen op. Dat wil zeggen dat de knoppen (tamelijk) duidelijk zijn gemarkeerd en dat (vrij) helder is aangegeven waar die knoppen heenleiden. 8 procent van de sites maakt het de bezoeker lastiger; bijvoorbeeld omdat de makers hun site ludiek hebben opgezet (De Rotterdamsche Communicatie Compagnie gebruikt knoppen als ‘vieroog’ en ‘vis-à-vis’). Of omdat de bezoeker zelf moet ontdekken dat er knoppen zijn; die kruipen uit een tekstblok als hierop wordt geklikt (Taal Effect), of ze zien eruit als niet-aanklikbare versieringen (BHM LaVerbe). Of omdat de opschriften nauwelijks leesbaar zijn (Veltman & De Bruin communicatie).
Helder en informatief
De hoeveelheid tekst op de homepages loopt nogal uiteen. Op 27 procent van de pagina’s staat geen lopende tekst; een paar hiervan zijn niet meer dan visitekaartjes, waarbij één tekstschrijver het presteert om zijn uitermate kale site van een merkwaardig, zeer abrupt afbrekend muziekje te voorzien (Van Aert Voor Copy BV). De overige 73 procent bevatte wel tekst; van enkele losse zinnen tot een verhaal van zo’n 450 woorden (Het Projectenhuis). Deze teksten zijn doorgaans helder tot rede-
© 2003 Wim Blokzijl / Bas Andeweg, TU Delft
9
lijk helder, en geven een goede eerste indruk van het betreffende bureau (zie bijvoorbeeld Rake Taal of Ida Stroosnijder 'Een aantal teksten is zo vaag dat Teksten). Met 10 procent van de homepages-metze stuk voor stuk op elk willekeurig teksten hadden we echter moeite. Het tekstbureau van toepassing kunnen probleem zit hem vooral in de nietszegzijn; ze zeggen niets over het ka- gendheid van de betreffende teksten. Ze zijn zo vaag dat ze stuk voor stuk op elk rakter en de specifieke kwaliteiten willekeurig tekstbureau van toepassing van het bureau.' kunnen zijn; ze zeggen niets over het karakter en de specifieke kwaliteiten van het bureau. Een paar citaten: Communicatie begint met het vinden van de juiste woorden. Want wie iets wil uitdragen, zal het eerst onder woorden moeten brengen. En dat op zo’n manier dat mensen het tot zich willen nemen. (Taalent communicatie) Met Beeline Communications blijft u in beweging. Want zonder beweging staat iedereen stil. En stilstand is achteruitgang. (Beeline Communications) Het Scriptorium produceert functionele teksten (integrale lopende tekst op Het Scriptorium) U bent hier aan het goede adres voor teksten die aansluiten op uw doelgroep en die niet mank gaan aan een omhaal van woorden of onnodig jargon. (Pronkscriptum) Pakkend, verrassend en doelgroepgericht schrijven is een vak apart. De lezer moet voortdurend hongerig blijven naar meer! Letter voor letter eet hij de planmatig opgestelde zinnen. Zo neemt hij de boodschap tot zich. En om de tekst smakelijk op te dienen put de schrijver uit een schat aan woorden. Ieder met een eigen gevoelswaarde en kleur. (Tekstbureau Woordenschat)
Tot slot “Het begin heeft geen andere bedoeling dan de toehoorders ontvankelijk te maken voor de rest [...]”, schreef Quintilianus. Een meerderheid van de homepages van tekstbureaus blijkt in dit opzicht goed te voldoen. Er staat genoeg op om geïnteresseerd te blijven en de homepages zijn overzichtelijk. Maar die meerderheid is nog wat aan de krappe kant; veel bureaus trekken nog niet alles uit de kast om klanten te lokken. Te vaak blijft op de homepage het karakter van het bureau onduidelijk, vooral doordat de teksten te mager zijn en een portfolio ontbreekt. Ook zijn er bureaus die op hun sites de digitale mogelijkheden enthousiast uitbuiten met extravagante elementen die niet duidelijk bijdragen aan het overbrengen van de inhoud, of die een snel begrip zelfs tegenwerken. Wij kunnen ons voorstellen dat dit laatste wat merkwaardig overkomt op potentiële klanten, zeker als op dezelfde site het belang van klare taal wordt benadrukt. Wat ons betreft gaan artistieke verfraaiingen van homepages in ieder geval te vaak ten koste van de helderheid.
De auteurs
Wim Blokzijl en Bas Andeweg zijn verbonden aan het Instituut voor Techniek en Communicatie van de TU Delft.
© 2003 Wim Blokzijl / Bas Andeweg, TU Delft
10
Literatuur Andeweg, Bas (1998). ‘De beste twintig. Zoeken naar bruikbare informatie op internet.’ Tekst[blad], nr.4 1998, p32-35. Andeweg, B.A. en J.C. de Jong (2003). Hoe begint de minister? Een retorisch exordiummodel toegepast op departementale toespraakinleidingen. In: Tijdschrift voor Taalbeheersing, 25 (1), 34-56 Aristoteles: Rhetorica. Zie voor de Engelse vertaling van W. Rhys Roberts de onlineversie op http://www.tbm.tudelft.nl/webstaf/basa/txts/ari-gb.htm. Een Nederlandse vertaling is mogelijk binnenkort weer te raadplegen op de website van vertaler Marc Huys (www.retorica.be). CBS (2003). De Digitale Economie 2003. http://www.cbs.nl/nl/publicaties/publicaties/bedrijfsleven/algemeen/p-34-03.pdf Cicero (1932). De partitione oratoria. Loeb Classical library. Nr.349. Decorte, S., J.C. de Jong & B.A. Andeweg, (2002). Eigen roem stinkt – of niet? Een
onderzoek naar het benadrukken van de eigen deskundigheid in de opening van speeches.Lezing gehouden op het VIOT-congres in Antwerpen. Nipo (2001). Nederland gaat digitaal. http://www.nederlandgaatdigitaal.nl/tekstrapport_meting2.doc Nipo (2003). Electronisch Zakendoen. http://www.ez.nl/upload/docs/nieuwsbijlage/pdfdocumenten/microsoft%20word%20-%20electronisch%20zakendoen3(1).pdf Quintilianus (2001). De opleiding tot redenaar. Vertaald door Piet Gerbrandy. Groningen: Historische uitgeverij. Tegenbos, Roeland (2001). www.surf- en klikgedrag.be. Onderzoek naar hoe de
Vlaamse Internetgebruiker surft, en welke informatie hij op Internet opvraagt. http://www.webatrem.be/roeland/
Alle webadressen van de genoemde tekstbureaus zijn te vinden via de Tekstnetsite (www.tekstnet.nl).
© 2003 Wim Blokzijl / Bas Andeweg, TU Delft
11