■(^pen cfoekjes \
^
11O*
eo
t^ ^^
^e
BT.»«^8 •
^
i-J
V
/^~—S
I
.s^
> i
l
1
^ *de *^l^*s^0: l^f^m
.i
/1
r. ^
\
(..U/EKKJA.KS
(Naar enkele ideeën uit ,,Koralle", „Köln. Illustrierte"
Het weekblad „Cinema & Theater" verschijnt des Vrijdags. — Wnd. Hoofdredacteur: P. van der Lelie. — Chef van Dienst, verantwoordelijk voor dit nummer: Joh. T. Hulsekamp, Amsterdam. — Redacteur: L. J. Capit, Amsterdam. — Verantwoordelijk voor de advertenties' R. M. A. Ausems, Utrecht. — Uitgave der N.V. Nederlandsche Uitgeverij „Opbouw", Paulus Potterstraat 4, Amsterdam-Zuid (P1083) — Druk der N.V. Drukkerij Elsevier, v. Ostadestraat 233, Amsterdam-Z. (K199). Telefoon- Directie en Administratie 21511, Redactie 21424, Amsterdam. — Postgirorekening no. 78676. — Advertentietarieven op aanvrage verkrijgbaar bij de administratie. — Prijs der losse nummers 15 cents. Abonnementsprijs franco per post ƒ 6.50 per jaar, ƒ 3.25 per half jaar, ƒ 1.62i per kwartaal, bij vooruitbetaling; in plaatsen, waar bezorgers zijn gevestigd, desgewenscht 12i cents per week. Abonnementen worden stilzwijgend telkens voor een kwartaal verlengd, indien niet twee weken vóór afloop schriftelijk opzegging is ontvangen (Prijsverhooging toegestaan bij brief van 23 Maart 1942, no. 1017 P.R. van het Rijksbureau voor de Grafische Industrie.) — Nadruk alleen toegestaan voor korte gedeelten, mits met bronvermelding. — Bij ongevraagde bijdragen sluite men retourporto (zoo mogelijk een geadreseerde en gefrankeerde enveloppe) in. — Alle bijdragen, foto's, teekeningen en redactioneele correspondentie, zonder vermelding van persoonsnamen, te richten aan de Redactie, abonnementsopgaven en andere administratieve correspondentie aan de Administratie van Het Weekblad „Cinema & Theater", Paulus Potterstraat 4, Amsterdam-Zuid. CINEMA & THEATER — No. 38 — 25 SEPTEMBER 1942
P 1083/4
.
. -.
..iiirli'
CONCESSIE
AAN
't Is merkwaardig! Zoodra er op het witte doek een film (-van eeöige- betuekeni^ verschijnt, waarin een dramatische handeling een 'grootschen inhoud tot het publiek brengt, "komen ir van alïe'kanten critici opdagen met heel groote penbouders-^flie zich uitputten in loftuitingen op de gpooVsohheia "van hef filmwerk en op het streven .van den filmregisseur, of van de filmmaatschappij in eerste instantie, om het publiek nu eens wat bijzonders voor te zetten, maar dan komt tenslotte toch steeds weer dezelfde aap uit de mouw, in den vorm van een stereotype zinsnede, namelijk deze: „Jammer is het alleen maar, dat de vervaardigers van deze film een concessie hebben gedaan aan bet publiek door in de film een verhaaltje te weven, dat met den grootschen inhoud van de film niets te maken heeft. De film zou werkelijk op een hooger peil gestaan hebben, wanneer dit verhaaltje achterwege gebleven ware!" Jawel, heeren critici, 'dat is gemakkelijk geschreven! Maar wat gebeurt er als het zooveel gesmade verhaaltje uit de film weg blijft en derhalve het publiek zich er niet toe aangetrokken voelt en eveneens weg blijft? Gij, eerwaarde critici, schrijft dan dat de film van grootsche allure is, op kunstzinnig hoog peil staat, gaaf is van opzet en zuiver van stijl. . . doch, gelooft niet dat al deze sohoone woorden bij elkaar in staat zijn om het publiek den bioscoop in te krijgen. Kn de film in kwestie heeft geen succes, sterft een wellicht schoonen maar daarom nog niet minder zekeren dood en wordt met een fraaien lauwerkrans, gevlochten van wonderschoone woorden, begraven. Aan het graf wordt echter niet gesproken en niemand laat een traan! Neen, dan heeft een film met een „verhaaltje", met een door de hooggeachte critici zoozeer gesmade „concessie aan het publiek", een béter leven en een béter einde. Het publiek komt kijken, en de weg, dien zulk een film gaat, wordt tot een triomftocht, ondanks het vonnis door critici geveld! Wanneer ik een film was, zou ik er graag de verachting
HET
-
......
(Foto's Tobis, Sonora)
PUBLIEK?
der critici voor over hebben om een overigens succesvol leven ■ te kunnen leiden. Het is wellicht voor sommigen verheffend om in boeken te lezen van onbegrepen menschen en kunstwerken, die in hun eigen tijd geen belangstelling ondervonden, het is dunkt mij tenslotte toch beter om een alom wèl begrepen mensch te zijn en kunstwerken voort te brengen, die door anderen gewaardeerd kunnen worden. Daartoe is het noodig dat men het publiek de hand toesteekt en .tot zich trekt, en dat men niet in een hooghartig isolement wacht tot het publiek uit zichzelf tot den kunstenaar en zijn kunstwerk komt. En wanneer ik mij niet vergis, is het juist een kenmerkend streven van dezen nieuwen tijd om het publiek de hand toe te steken en het kunstwerk systematisch te midden van het volk te plaatsen. De film als dynamische kunst kan in dit opzicht schitterenden pioniersarbeid verrichten, en doet dit ook reeds. Het is juist daarom dat ik hier het' nog steeds heerschende misverstand inzake ,;het verhaaltje in de film" oftewel „de concessie aan het publiek" aan de orde wil stellen, omdat het tijd wordt dat de critici, ook de filmcritici, zich duidelijk er van bewust worden, dat de kunst zonder belangstelling van het volk ten doode opgeschreven is, wellicht een schoon, eenzaam en steriel leven-op-zichzelf kan leiden, "dooh nimmer dien bloedwarmen en bodemvasten bloei kan verkrijgen, welken de nieuwe tijd der kunst in het algemeen schenken wil. Voor het filmleven in ons land is het van beteekenis, dat de critici de films, die aan de markt komen, in klare woorden en koersvaste begrippen voor het publiek bespreken, dat films, die onze aandacht niet verdienen, metterdaad en vooral cremotiveerd gecritiseerd worden en dat vóór alles films, die wèl onze aandacht waard zijn, tot het publiek worden gebracht in bewoordingen, die geheel bevrijd zijn van de vroeger overheerschende „l'art pour Tarf'-begrippen, en ontleend 'zijn aan de opvatting dat de film, juist de grootsche film — de film van kunstzinnige waarde — tot leven gebracht moet worden in den schoot van het volk. Hiertoe is het noodig dat de film het -publiek tegemoet treedt, het boeit en met zich mee neemt. Dat beteekent dus heel wat anders dan dat er een „concessie" aan het publiek moet worden gedaan, want „concessie" heeft in dit verband een ongunstige beteekenis en wil in dit geval zeggen, dat de desbetreffende kunstenaar gezwicht is onder den druk van den publieken smaak. Neen! De filmkunstenaar dient eenvoudig de gerechtvaardigde wenschen van het publiek te bevredigen; dat is heel wat anders! Kn die gerechtvaardigde wensch is een wensch, even oud als de mensch zelf. De wensch namelijk naar een dramatiseering, naar een spel van gevoelens en gedachten, naar de aloude afwisseling van lach en traan, kortom de wensch naar het „verhaailtje". Om hetgeen ik hier uiteenzet zoo duidelijk mogelijk tot u te laten spreken, is het wellicht goed om een paar voorbeelden naar voren te brengen. Om even terug te gaan, u herinnert zich ongetwijfeld nog de film „Dijk in gevaar" (Der Strom) ? Verscheidene critici hebben prompt hun neus aan het zoogenaamde „verhaaltje" in deze film gestooten. Zij
waren van meening dat het boerenleven in deze film prachtig weergegeven was, dat de strijd van den mensch tegen het water voortreffelijk was gesymboliseerd, dat de grootsohheid van de natuur, van het water en het land in de verbondenheid met de menschen treffend tot uitdrukking was gebracht, maar waarom in 's hemelsnaam is te midden van al deze ongerepte schoonheid dan nog een opgeschroefd verhaaltje noodig van een testament, dat vervalscht wordt, en waarom is het noodig dat Jule, de dienstmaagd, en Plötz, de werkmeester als een komisch paartje ons na elke ernstige scène met hun opgewektheid komen verkwikken? Zoo vroegen de critici zich af. Dat is toch je reinste concessie aan het publiek. Zij vonden dat de film bepaald sterker geweest zou zijn zónder deze concessie. Ach, men kan dat ook van een andere zijde bekijken. Juist dank zij de intrige, die de spanning erin bracht, en juist dank zij de vroolijke dienstmaagd en den schalkschen werkmeester, die ervoor zorgden dat de spanning en de ernst nooit ondragelijk werden, maar altijd tijdig onderbroken door een lach ■— daarmede een aiouden eisch der dramaturgie vervullend — juist dank zij dit alles, dank zij dit „verhaaltje" is het publiek gekomen. Dank zij deze „concessie" heeft de een aan den ander verteld, dat men zich bij deze film niet behoeft te vervelen, en heeft men óók den grootschen, kunstzinnigen inhoud van de film tot zioh kunnen nemen. Een ander voorbeeld wil ik noemen; de film „Alcazar". Ook tegen het „verhaaltje" in deze film is van verschillende zijden protest aangeteekend. Ge herinnert u ongetwijfeld dat deze Italiaansohe film een historische episode uit den 'Spaanschen burgeroorlog, namelijk het beleg van het Toledaansche Alcazar weergaf. En door de overigens historisch geheel juist verlooperide weergave van dit beleg is het verhaaltje geweven van Carmen, het verwende stadsmeisje, dat verliefd wordt op kapitein Vela, die zich van deze liefde niet bewust is totdat de stervende Pedro, een versmade vereerder van Carmen, hem daarvan op de hoogte stelt. De geschiedenis van Conohita en haar verloofde Francisco voegt zich hier da-n nog bij. Ook van dit „verhaaltje" zei de criticus dat het een concessie was aan het publiek; de film wordt er volgens hem door verzwakt. Het is mogelijk, maar in ieder geval staat als een paal boven water, dat dank zij dit verhaaltje het publiek in drommen is gekomen, want dit verhaaltje vormde de brug tusschen het publiek en de historische grootsche belevenis. Het publiek immers wenscht in de eerste plaats geboeid te worden door de aloude dramatische wetten van liefde en haat, van afwisseling en verrassing, van den lach en den traan, en indien anderzijds bij den scheppenden kunstenaar de wensch bestaat om een historische episode — zoo-
Vit „Dijk in gevaar": Renate Doorn (Lotte Koch) zoekt haar man in den nacht van den dijkdoorbraak. C"'0 VfalTerra)
3 CINEMA
.
Links: Uit „Frederik de Groote": Het onteerde, wegens lafheid gedegradeerde regiment van Overste Bernburg op marsch. Naast korporaal Treskow (Gustav Fröhlich) loopt in gedachten verzonken zijn geliefde Luise (Kristina Söderbaum). Onder: uit „Alcazar": Een scène bij het sterfbed van Pedro in een der onderaardsche gewelven van den burcht.
„HET VERHAALTJE" IN DE FILM EEN
.
als hier het beleg van het Alcazar — tot het publiek te brengen, dan dient hij daartoe eerst, gelijk een schipper, een loopplank uit te leggen om zijn publiek aan boord, oftewel in de bioscoop te krijgen. En die loopplank is. . . . het verhaaltje! Wanneer men van het standpunt uitgaat, dat het publiek tot de kunst moet komen of het wil of niet — en als het niet wil, het dat dan maar zelf moet weten! dan kan men deze houding een concessie noemen. Indien men echter ervan uitgaat, dat de kunst tot het publiek moet worden gebacht, moet men hier spreken van het vriendschappelijk uitsteken van de hand; via deze handreiking wordt het publiek getrokken op het hoogere cultureele voetstuk, waarop men het hebben wil. Immers, hoe vaak is het niet voorgekomen dat men een ongenaakbaar mensch, een grooten, op hoog peil staanden geest, leerde kennen en waardeeren sedert men hem de hand drukte en sedert men in hem aan allerlei kleine algemeen menschelijke trekjes.... zichzelf herkende! Welnu, zooiets is met de film ook het geval. Om in dit opzicht nog een recent en duidelijk voorbeeld te noemen: de film van Veit Harlan „Frederik de Groote". Veit Harlan is onder de regisseurs geen kleine jongen, waarachtig niet de eerste de beste. En juist hij heeft het noodig geacht om door de overigens monumentaal gefilmde weergave van het leven van Frederik de Groote het alledaagsche verhaaltje te weven van het molenaarsdochtertje Luise en haar geliefde den Feldwebel Treskow. Prompt zijn de filmcritici ook hier weer op af gevlogen; dit verhaaltje is onnoodig, beteekent een danige verzwakking van de overigens monumentale opzet, er is wederom een concessie gedaan aan het publiek! Ach kom. Ik zie Veit Harlan al glimlachen. Hoe zeggen we dat ook weer? La critique est. . . , ja inderdaad, zoo is het, la critique est aisée, l'art est difficile, de critiek is gemakkelijk, de kunst is moeilijk, vooral die kunst is moeilijk, die juist nu moeilijk wil zijn en die het 't publiek gemakkelijk wil maken om in haar door te dringen. KA REL VAN HEUSDEN.
•t*
f
«f
mr^
.' -.f
F
■ -■■■■■■
"
fgtö^##*&mW*:.
,
|^>T
...■■■^ ■
,^*^^p^»^
*%-4 '•'"-, *
v,.*--,;
:.. " ..
(nr. 39) - CINEMA & THEATER
I
^^^^m
■HB
1
.
THEATER - (nr. 39)
.L
'
■
HB
Mi
j •^•»«»ü
i«immmmmmmi- ■
"■
M
usmm«JM
Veertigjarig Tooneeljubileum can
ROOS/E KÖHLER-VAN GHELDER
Het is den vierden October 1942 veertig jaar geleden, dat ,,Roosje Köhler", toen nog Roza van Ghelder, haar tooneel-loopbaao aanving en voor het eerst kennis maakte met het wonderlijke plankenland waar zooveel leed, maar ook zooveel liefs dengene wacht, die den tempel van Terpsichore betreedt. Het was in Vlaanderen, in den Vlaamschen Schouwburg te Gent en nog wel in de Opera ,,De Bruid der Zee" dat zij, nauwelijks vijftien jaar, haar eerste schrede zette in het felle licht der tooneellampen, bevangen door een geheel andere en nerveuser ontroering dan toen zij geroepen werd om den eersten prijs met onderscheiding in ontvangst te nemen, dien het Conservatorium te Gent haar toekende, na haar met zooveel succes volbrachte studie. Daar was het altijd nog oefenen, leeren, theorie. Nu moest de opgedane kennis in praktijk worden omgezet. . . . Doch voor Roza van Ghelder was liet verschil met de practijk niet zoo groot, want al aanstonds bleken haar talent en begaafdheid ook in de toepassing van Boven: De jubilaresse. — Onder links: Bij haar eerste optreden in 1902. — Midden: In de Henri ter Hall-Revue. — Rechts: Als Salomé in 1906. (Familie f oio's)
hetgeen op de school werd ondernomen. Het dochtertje in „Het hoogste Recht" van Ina Boudier—Bakker, het jonge meisje in „Boete" van Suze Roobol waren als ingénue haar eerste glans.rollen. Onder directie van Piet Jansen speelde zij in Antwerpen vooral het z.g. romantische repertoire. In 1912 kwam zij naar Amsterdam, waar zij voor den Plantage - Schouwburg geëngageerd werd om twee jaar later verbonden te worden aan de operette van Pauwels en Kreeft, die het Rembrandttheater bespeelden. In 1915 kwam zij bij het revuegezelschap van Henri ter Hall, waar zij twaalf jaren bleef om er met stijgend succes de commère-rollen te vervullen. In dien tijd 'huwde zij met Jo Köhler en aldus werd Roza van Ghelder, de zoo bekende revue-artiste. Roosje Köhler. Toen Henri ter Hall's revue ophield te bestaan, was zij eenige jaren ambulant. Zij trad toen geregeld op in die stukken, waarin zij reeds vroeger zooveel lauweren oogstte, stukken die het sterke spel vragen van de romantische school. Nu gaat Roosje Köhler jubileeren in een nieuw gezelschap, „De Haghespelers", waarvan Ch. Braakensiek de artistieke leider is, in een tooneelwerk van Anzengruber, „Der Meineidbauer", door haar zelf voor Nederland bewerkt onder den titel „Het Achtste Gebod". Een rijk en veelbewogen tooneelleven heeft Roosje Köhler doorgemaakt, een
leven dat zeker niet altijd rozengeur en maneschijn was, doch met trots mag zij wijzen op haar trouw aan een kunst, die ontelbaar velen uren van ontspanning en vermaak bezorgde. En dat niet alleen, doch óók ontroering in dieperen zin, een ontroering zooals alleen het tooneel kan geven. Wij wensohen haar nog vele jaren van voorspoed en geluk in haar particuliere leven, maar vooral ook erkenning en bijval als actrice, als een vrouw wier streven steeds gericht was óp het dienen van de kunst om de kunst zelve. Den vierden October heeft in het Gebouw voor Kunsten en Wetenschappen te Den Haag de eerste jubileumvoorstelling plaats van „Het Achtste Gebod". Wij twijfelen niet, of velen zullen deze gelegenheid waarnemen om van hun waardeering voor Roosje Köhler blijk te geven.
„DE GOUDEN STAD" gefilmd in
een g ouden
FRANS DE PREZ.
Een der hoogtepunten van de Biennale, de groote jaarlijksche filmbeurs, welke te Venetië gehouden wordt, was wel de eerste vertooning van de nieuwe Duitsche kleurenfilm ,,De gouden stad", een Ufa-film welke onder regie van Veit Harlan werd opgenomen. Het verhaal behandelt het lot van een boerenmeisje, voor wie Traag een „gouden stad" is, waaraan haar zoetste droomen gewijd zijn. Eenmaal in de stad ondervindt zij. na een aanvankelijk geluk met een al te vlotten neef, veel leed, en tenslotte in haar geboortedorp teruggekeerd, gaat zij te gronde. De vrouwelijke hoofdrol wordt vertolkt door de echtgenoote van den regisseur Veit Harlan, Kristina Söderbaum en de film werd grootendeels in Praag, de legendarische „gouden stad", opgenomen. Kristina Söderbaum ontving voor deze creatie op de Biennale de Volpi-bokaal, voor de beste prestatie van een actrice, terwijl de film zelve bekroond werd niet den prijs van den president der internationale filmkamer. Wij achten ons gelukkig onzen lezers thans reeds eenige opnamen van vóór en ächter de coulissen van ,,üe gouden stad" te kunnen bieden. Boven links : Ontgoocheld en ten prooi aan groote 'wanhoop loopt het boerenmeisje Anna door de straten der vreemde stad. Rechts boven: De schaduwzijde van den roem ! Bij zijn aankomst te Praag werd Veit Harlan bestormd door een menigte autogrammenjagers. Inden cirkel: Tijdens een opname-pauze mag Kristina Söderbaum óók eens kijken . . . Onder rechts: Verrukt kijkt het boerenmeisje 7)oor het eerst over de groote stad uit. Onder: Regisseur en hoofdrolspeelster hebben even tijd voor een bord verkwikkende soep!
MEDEDEELING: Vele lezers en lezeressen zenden verzoeken in tot flaatsing van groote -portretten hunner uitverkoren filmsterren. Al deze aanvragen worden door ons of een lijst genoteerd, die reeds een respectabele lengte heejt verkregen. Het zal den vragers en vraagsters derhalve duidelijk zijn, dat zij geduld dienen te oefenen alvorens hun verzoek aan de beurt van vervulling komt! — Red.
n
(foto's UfalKrahnert)
CINEMA & THEATER - (nr. 39)
^
\
taal
^_
■
-
^■--^■^ -
(nr. 39)
_JL_
CINEMA
& THEATER
«."fwïwa^wpïw^.^.»■4 11 tj,^..--;"-^ ., .,^M,g..i.?waB.ii;i ,kii;ii..
.
Uit Ket verdorven Florence Eerste Nederlandsche opvoering van „De stad van God dachten ingang te vinden, aanvankelijk alleen onder de hooge, later ook bij de lagere geestelijkheid. Meer dan één kardinaal liet het openlijk blijken, dat hij ten aanzien van de fundamenteele waarheid der Christelijke leer met groot scepticisme was vervuld. Waar de kerkelijke ambtsdragers aldus voorgingen, kan men zich eenigszins begrijpen hoe het onder de leeken was gesteld. Van Christelijken ootmoed was bij de trotsche Florentijnsche patriciërs geen sprake meer, en hun groote feesten, hun opdrachten aan kunstenaars, hun bibliotheken en andere verzamelingen getuigden meermalen openlijk van hun voorkeur voor het heidendom. De weelde ging gepaard met uitspattingen van allerlei aard, en de aanzienlijke vrouwen legden niet zelden een schaamteloosheid aan den dag, welke voor die van courtisanes weinig onderdeed.
De biecht uit de 3e acte in de kapittelzaal van het klooster San Marco, met Johan Boezer alg Savonarola en Minny Erf mann ah Renata. (F°'° * F.de Keyzer) UIT DE GESCHIEDENIS Is er wel boeiender en interessanter tijdsgewricht denkbaar dan de vijftiende eeuw in Florence, toen in deze heerlijke stad aan den Arno, gelegen in een der schilderachtigste dalen van Italië, persoonlijkheden en leerstellingen naar voren traden, die nog steeds de menschheid bezig houden? Het was de tijd van overgang van de Middeleeuwen naar de Renaissance, de tijd toen het oude gemeenschapsgevoel de vlag ging strijken voor een immer veldwinnend individualisme, toen men zich losser en losser ging voelen van het kerkelij k-scholastisch verband, en de persoonlijkheid-zèlf de norm werd, waaraan alle leer en dogma werden getoetst. Een tijd van weergaloozen cultureelen opbloei, maar ook van decadentie en verval van zeden en godsdienst. Bepaalde families en geslachten stegen tot een invloed en een macht, aan die van vorsten en hooge kerkelijke prelaten gelijk. Maar diezelfde families leefden onderling vaak in voortdurende veete, en burgeroorlogen waren aan de orde van den dag. Om hun faam te vergrooten, hun ijdelheid te streelen, maar ook uit oprechte artistieke belangstelling traden vele aanzienlijken op als beschermers van schilders, goudsmeden en beeldhouwers, die de woningen, de kerken en straten verrijkten met kunstwerken, die thans nog altijd geest en zinnen in verrukking brengen. Wetenschap en wijsbegeerte maakten een geweldige opleving door en ontvingen machtige impulzen uit de geschriften der Oyden, die wel nooit meer zóó gulzig bestudeerd zijn als in dien „herfsttij der middeleeuwen". Terwijl voor het oog de Christelijke kerk aan glans niets verloren had, integendeel, werden theorieën verkondigd en aangehangen, die lijnrecht tegen de kerkleer indruischten. Tal van geleerden dreigden zich van de kerk te vervreemden en andere poogden — vaak op Jdnderajchtige manier — den Christelijken godsdienst met de antieke wijsheid te vercenigen. In de kerk zelf begonnen de nieuwe ge-
In die wereld trad een eenvoudige monnik uit Ferrara op, die door zijn grootouders bestemd was om geneesheer te worden, maar die er al jong de Voorkeur aan gaf in een geestelijke orde te treden. Reeds op zijn negentiende jaar had de vurige jongeling een boekje geschreven, waarin hij openlijk zijn walging uitte over een wereld, die zwelgde in zinsgenot, spelen, feesten, overdaad, of die de leer der kerk, de oude middeleeuwsche vroomheid en het geloof der eenvoudigen van geest versmaadde terwille van de ingewikkelde filosofie der Grieken en Romeinen. Nadat hij een aantal jaren in het Dominikaner klooster te Bologna gewoond had, kwam hij in het vermaarde San Marco te Florence, waar de muren en wanden getuigden van het innig geloof van den teederen Fra Angelico. Aanvankelijk trokken zijn boetpredikaties, gehouden in een stroeven stijl en met een weinig bekoorlijke stem, slechts geringe aandacht, maar na enkele jaren moest hij vanwege de enorme scharen die hij trok zijn spreekplaats verleggen naar den grooten Dom in 't hart der stad, waar het volk zijn woorden inzoog als een tooverdrank. Zijn invloed werkte als een magneet. Schreiend volgde de menigte zijn gloeiend betoog, menigeen viel op de knie en bekeerde zich op staanderi voet. Geen prediker was ooit radicaler dan hij. Waar volgens hem het verval der zeden en de verslapping van den godsdienst samenvielen met de bewondering der Oudheid en de vereering der kunst, verfoeide hij de geschriften der antieken evenzoo als de schilderkunst, welke onder het mom van vroomheid het naakt en het vrouwelijk schoon op on-christelijke wijze vereerde. Het was niet zijn bedoeling tegen de kerkleer op te komen, hij bleef trouw aan de middeleeuwsche theologie van Thomas van Aquino, maar hij schold op de geestelijken, die een liederlijk leven leidden en het Christendom verloochenden, hij ontzag zich niet den vinger dreigend te verheffen tegen Rome, waar een Alexander Borgia het pauselijk kleed bezoedelde. Zijn aanhang groeide met den dag, en hij wist zelfs van de aristrocratisch geregeerde republiek Florence een „theocratie" (,,Stad van God") te maken, waar de ascese tot dwingende wet werd verheven. Maar deze merkwaardige „theocratie" heeft niet langer dan drie jaar geduurd. Tegenstand en vijandschap stonden niet stil. Vijanden onder den adel en de geestelijkheid onder-
»
►
-
.
»-
Wat men De Prez echter wel verwijten mag is, dat hij beneden de grootsche aangrijpende dramatiek van het geval is gebleven. Zijn werk is meer een redeneerstuk geworden dan een dynamiscb bezield drama. Naar twee zijden is hij mijns inziens tekort geschoten, ten eerste in de schildering van de uitwendige omstandigheden, die tot te simplistische conflicten worden herleid, ten tweede in de teekening van de innerlijke overwegingen, de ■ diepere roerselen van zijn centrale gestalte. Florence, het schitterende Florence krijgt in deze enkele vertegenwoordigers en in de vrijwel statische scènes bij lange niet het aandeel, dat het zou moeten toekomen. Wel worden de voornaamste feiten uit Savonarola's leven geregistreerd, maar wat niet voldoende overtuigt is de locale sfeer, is de dreigende, dringende complicatie in dit leven, zijn macht en de ondermijning van die macht. De schokkende realiteit is bij de reproductie te zeer verbleekt. Evenmin is het den schrijver mogen gelukken om zijn held als een grooten visionnair gedrevene te schilderen. Daarvoor is de taal die hij spreekt, te weinig persoonlijk, te weinig innerlijk doorleefd. Zelden, te zelden hoort men den tragisch levenden, heroischstrijdenden en -lijdenden mensch. Men krijgt een silhoueft, niet een psychologisch portret te zien. Juist waar de schrijver het conflict toespitst tusschen Savonarola, den asceet, en Renata, de vrouw, die zich door haar instincten laat regeeren, had hij de troeven in handen, om den persoonlijken, intiemen noot uit te spelen. DE OPVOERING Het is mijn overtuiging, dat het stuk aan dramatische werking veel zou hebben gewonnen, wanneer de opvoering een hooger plan had bereikt. Johan Boezer, de regisseur, stond kennelijk niet voldoende boven zijn onderwerp, scherper gezegd: zijn regie bleef één en al doffe gemeenplaats. Hij deed niet de minste poging om de gebonden, ietwat verstandelijke taal, innerlijk leven in te blazen, noch om door uiterlijke èn psychische middelen de expressie te verfijnen en te verdiepen. Evenmin als de regie zich tqt taak had gesteld om het tooneelbeeld tot iets eigens te maken — men speelde tusschen gordijnen en enkele Gothische en andere requisieten — heeft zij de spelers geïnspireerd tot grootsche prestaties. Slechts bij uitzondering kwam er iets van ontroering over 't voetlicht. Boezer's reciet op zichzelf was niet slecht, maar zijn Savonarola bleef van 't begin tot eind tooneel. Minny Erfmann bracht er als de courtisane nog wat leven en beweging in, Ko v. Sprinkhuysen gaf iets van een krachtig temperament te zien. Alb. v. Vegten bleek als kardinaal over een warm getimbreerde stem en eenige houding te beschikken, Tonny Verwey (of was 't Henk Reinevelt?) slaagde er als een der Dominicanen in iets van ontreddering, hartstocht en wanhoop op het tooneel brengen. C. A. SCHILP
mijnden Savonarola'^ gezag, dat ook aan prestige verloor door verwikkelingen in de politiek, door taktische fouten, en doordat zijn „zienerschap" de grenzen van den waanzin begon te naderen. Toen hij den paus ongehoorzaam werd, die hem eerst poogde om te koopen door hem den kardinaalshoed aan te bieden, en later hem verbood te preeken, hadden zijn vijanden de mogelijkheid hem te treffen. Hij werd gevangen gezet, barbaarsch gemarteld en tenslotte terechtgesteld. Zijn werk verdween met hem . . . DE TOONEELBEWERKING Het is niet te verbazen, dat meer dan één schrijver dezen zeloot en fanaticus tot ihoofdpersoon gemaakt heeft van een drama. Ook ten onzent. Eén van hen is Frans de Prez, die zijn werk, „De Stad van God" al jaren geleden heeft geschreven. Het stuk is in 1936 reeds met groot succes in Vlaanderen gespeeld in den Stadsschouwburg te Brugge door „het Volkstooneel" onder leiding van Staf Bruggen, doch hier te lande kon het nimmer zoover komen, zooals zooveel Nederlandsch werk ter zijde biest liggen. In het onderhavige geval heeft misschien mede het feit, dat het werk geschreven is in gebonden taal, bij deze afwijzingen een woord meegesproken. Hoe de Prez zijn held ziet, blijkt o.m. uit de inleiding, die hij zelf schreef, en waaruit het volgende is aangehaald: „Zijn predikatiën richtten zich tegen het weeldeleven dier dagen, vooral van de hooge geestelijkheid, die ontaard en corrupt was én op voorbeeld van het pauselijke hof (Alexander de Zesde, Borgia!) geen misdaad beneden zich achtte, wanneer het om het behoud van hun prebenden en hun bezittingen ging. De vermaningen van Savonarola moesten dus wel de vrees wekken van geestelijkheid en regeerders, omdat zij door de bekeering tot edeler opvattingen hun gezag en macht in gevaar gebracht zagen. Maar Savonarola ging te ver, was te streng en overdreven in zijn eischen, overtuigd dat hij op deze wijze een heilstaat zou kunnen grondvesten, waarin alleen liefde en reinheid zouden heerschen, een theocratie, een stad van God. In de figuur van Renata, de courtisane, de maitresse van Lorenzo Magnifico, wordt in het tooneelstuk alle afkeer en haat tegen Savonarola belichaamd. Tusschen hen gaat de strijd en al schijnt zij te overwinnen, inderdaad is zij de verslagene, want alleen in leeg genot, dat op fatale geestelijke ontreddering moet uitloopen, kan zij nog verder leven". Aldus de Prez. Ik ben niet voldoende van de historie (waarom van stonde af aan trouwens heel wat legenden geweven zijn) op de hoogte, om nauwkeurig te kunnen aanduiden of de schrijver zich geheel aan de feiten heeft gehouden dan wel óf en wäär hij van de geschiedenis is afgeweken. Voor mij is dat echter van niet zoo heel groot belang. Een goed schrijver heeft het recht de feiten anders te groepeeren, wanneer hij daardoor aan de innerlijke, de psychologische waarheid, beter recht kan doen wedervaren. Het is zelfs niet mogelijk een figuur als Savonarola helder te belichten, wanneer niet de verbeelding een belangrijk woord meespreekt. Dat Renata als Savonarola's tegenstandster zoo'n groote rol in deze historie gespeeld heeft, is vermoeCINEMA & THEATER - (nr. 39)
delijk niet Waar, maar de schrijver kon gelijk hebben het zoo te stellen, teneinde de talrijke vijanden van den profeet in één gestalte te belichamen.
APHORISMEN Onverschilligheid is een masker, dat geregeld ajzakt. * Voed u geestelijk en kunstzinnig goed, doch doet dit nooit met artistenbloed. 7
6
ilÉÜi
(nr. 39)
>!).»«!«'«
WATERSPORT Carl Veerhoff was de vertegenwoordiger Peter Jürgens, fabrikant van cosmetische van de watersport-artikelen-firma, die bij zijn artikelen, is vijftig jaar geworden. Zijn zuster optreden in het eerste bedrijf eenige hilariteit Barbara, die reeds twintig jaar zijn huisverwekt in het huis van den fabrikant. Hij houden bestiert, vindt dit feit zoo belangrijk, was een vlotte verschijning, voor wien echter dat zij het bericht aan de redactie van een in de volgende bedrijven geen werk meer was. krant zendt en deze is wel zoo attent, eenige Dat was trouwens ook het geval met Jean regeltjes aan deze gebeurtenis te wijden. Stapelveld, die als Sylvester Lauermann, de Peter is echter niet bijster ingenomen met mannelijke bediende in het fabrikanten-gezin, deze publiciteit en woedend verlaat hij zijn een goeden indruk naliet. woning om zijn ergernis lucht te geven door Ton van Otterloo was de hij van het echteen wandeling te maken. Inmiddels heeft het paar, luisterende naar den naam Nikolaas krantenberichtje zijn werk gedaan en van verThomsen en Cilly Bach de charmante zij, schillende kanten komen de blijken van bewier naam Ariëla tevens het nog niet in langstelling binnen. Een firma van waterexploitatie gebrachte anti-zonnebrand-middel sport-artikelen zendt zelfs een vertegenwooraanduidde. Karel Baars was Van Becklendiger om den fabnlcant van „Anti-Mug", het borg, Alma van Brussel een kamermeisje en middel, dat zoo stimuleerend heeft gewerkt op den verkoop van haar producten, op zijn -Ton van Aelst en Henk Sluyter waren de vertegenwoordigers van de Kamer van Koopverjaardag te huldigen en hem daarbij als handel. blijk van waardeering een twee-persoons tent Jan C. de Vos, de leider van het Noorden een dito kano aan te bieden. Hollandsch Tooneel, heeft ons met de keuze Als Peter Jürgens van zijn wandeling van dit blijspel voor een vraagteeken gethuiskomt vindt hij de geschenken juist uitplaatst. In „Witte van Haemstede" was het gestald in de woonkamer en, bekomen van tenslotte de tendenz, die de keuze rechtvaarzijn verbouwereerdheid, rijst in hem het plan, digde, maar dit pretentielooze blijspelletje wraak te nemen op zijn bemoeizieke zuster. had o.i. evengoed in portefeuille kunnen De geschenken aanvaardend, verklaart hij blijven. van plan te zijn, zijn vacantie op het water De opvoering van dit blijspel maakt intusdoor te brengen, in plaats van, zooals gebruischen, dat de verwachtingen omtrent het kelijk, Baden-Baden te bezoeken. Zóó enthouNoord-IIollandsch Tooneel nog meer gespansiast maakt hem dit plannetje, dat hij de nen worden. Want het is duidelijk, dat de delegatie van de Kamer van Koophandel, die bekwame regisseur en leider van het gezelhem komt complimenteeren, uitnoodigt in zijn schap nog wel iets anders op zijn boog heeft. tent een plaatsje te nemen. In dezen tijd van spanning en botsing, van Zóó ongeveer is het eerste bedrijf van het gisting en branding wordt van hem verwacht, blijspel „Watersport" (Ariëla) van Friedrich dat hij waarachtig tooneel gaat brengen, tooForster en de bezoekers meenden goede reden neel, dat niet achter blijft bij het leven, doch te hebben om een serie verwikkelingen mede er den harteklop van laat hooren. te maken, die van Peter's voornemen het geIJ. DE GROOT volg zullen zijn. Helaas, zij werden teleurgesteld. Want, al Twee scènes uit „Watersport", blijspel volgen er dart nog drie bedrijven, van interesin vier bedrijven door Friedrich Forster, sante, komische verwikkelingen is geen sprake. opgevoerd door het ISoordhollandsch Wel gaan Peter en Barbara hun vacantie Tooneel onder regie van Jan C. de Vos. — doorbrengen op het water en komen zij teBoven: Cilly Bach en Ton van Otterloo. recht bij een echtpaar, dat tijdelijk in onmin — Onder: Willem van der Veer, Tine leeft — hij heeft een eigen tent en zij heeft Opscholtens, Jan C. de Vos en het jonge een eigen tent — maar van een intrige bepaar. merkt men weinig. (Foto's Peperkamp) Wèl verschijnt een rentenier op het eilandje — fabrikant van kunstvliegen — die Barbara ten gevolge van zijn kippigheid aanziet voor de vrouw, die hem in zijn jonge jaren heeft afgewezen en die er merkwaardig vlot in slaagt zich met Barbara te verloven ; en wel zien we iets van de handtastelijkheden van den ouden vrouwengek Van Becklenborg, die de oorzaak is van de echtelijke ruzie'— zij schildert en werkt in opdracht van Van Becklenborg, wijl ,hij, uitvinder van een nieuw middel tegen zonnebrand, wachtende op den fabrikant, die zijn uitvinding zal gaan exploiteeren, niet in staat is de kosten van levensonderhoud te verdienen — maar daar houdt het dan ook mee op. Jan C. de Vos speelde Peter Jürgens. Hij gaf een goede vertolking van den vijftigjarigen fabrikant en hij wist zich ook dan, als het leege tooneel geen aanleiding tot breed spel gaf, een aanvaardbare houding te geven. Barbara werd door Tine Opscholtens ten tooneele gevoerd. Zij had het niet gemakkelijk, maar dank zij de verschijning van Bugspriet (Willem van der Veer) kreeg zij toch gelegenheid een aardig één-actertje op te voeren met dezen kippigen fabrikant-in-ruste in de beginnende vrijage op de twee vouwstoeltjes, waarbij Willem van der Veer haar uitstekend tegenspel gaf.
- CINEMA & THEATER
_____
^vmmmmmmumiium\mi..iu..
.
^m^mm^imwir<^Bm,!'^>ir^!^>^^-<
WIJ SPRAKEN MET
PAUL KEMP Paul Kemp: „Komiker" van de bovenste plank, niet alleen op het tooneel of op het witte doek, maar ook privé. Grappig in zijn geheele doen en laten, zonder bepaald grappig te willen zijn. Dat neemt echter niet weg, dat er heel goed met Paul Kemp te praten is, zelfs over hoogst ernstige onderwerpen, hoewel de ernst telkens onderbroken wordt door een zóó meewarig en droefgeestig gezicht als illustratie bij een minder prettige herinnering, dat men even moet lachen, of men wil of niet. Waarlijk, het is zwartkijkers aan te raden Paul Kemp eens op te zoeken. . . . Paul Kemp is niet groot, maar dat weet u wel van de film en het komt er trouwens minder op aan. Die lok links op zijn voorhoofd behoeft ook geen nadere aankondiging. Maar wat misschien minder 'bekend is: Paul Kemp houdt ervan het zich gemakkelijk te maken. Als men hem ziet heen en weer loopen op de zware tapijten van een hotel-hall, met zijn handen diep in de zakken van een nogal wijde zomerpantalon, rijst daaromtrent geen twijfel meer. En nog minder twijfelt men daaraan, als men weet, dat hij zijn gasten bij voorkeur op zijn eigen kamer ontvangt, daarbij de hotel-conversatiezaal negeerend onder het motief: „Daar is het zoo rumoerig en druk. Waarom zouden we...._ Is het hier niet veel beter?" Inderdaad, waarom zouden wij er op aandringen de conversatiezaal op te zoeken als de gastheer zoo wars is van officieel gedoe? Op een „handige" plaats in .'" kamer stond, als symbool van rust ei, comfort, een paar pantoffels. En als heel bijzondere attractie, zooals Paul Kemp het zelf noemde, kwam uit de kast — erg geheimzinnig van de bovenste plank — nog een flesoh cognac. Daar had eigenlijk cake bij gemoeten, maar die had hij nog nergens op den kop kunnen tikken. (Tusschen twee haakjes: inmiddels is een week verstreken en de cognac zal wel op zijn; niemand hoeft zich dus te haasten ) Het was wel even moeilijk zoo ernstig te worden als voor een interview nu eenmaal noodig is, maar het lukte! En dus zullen wij maar chronologisch te werk gaan: Paul Kemp werd geboren in Bad-Godesberg, en is nu vijf-enveertig jaar. Voor hen, die daarvoor belangstelling hebben, geven wij hier den datum van zijnverjaardag:2oMei, en hij woont Herbertstrasse 7, BerlinGrünewald. 9
(nr. 39)
- CINEMA
& THEATER
Hoe hij aan het tooneel kwam? Aanvankelijk droomde hij er niet van acteur te worden. Wie zou nu als jongen al weten, voor filmkomiek in de wieg gelegd te zijn? De oude heer Kemp, die muziekleeraar was, bepaalde, dat Paul architect zou worden en stuurde hem naar de Baugewerbeschule. Maar Paul schonk meer aandacht aan zijn liefhebberij: tooneelspelen. Tot — zooals dat altijd gaat — uiteindelijk de ouderlijke toestemming verkregen werd en Paul naar de Tooneelschool te Düsseldorff werd gezonden, die onder leiding stond van Louise Dumont.
Boven : Natuurlijk gaf Paul Kemp zijn hartelijke groeten voor onze lezers mee. — Links ziet men hem in zijn nieuwe creatie als Otto Geliert, de beste vriend en assistent van den tijgerdomfteur, in de film „Die grosse Nummer", -welke onder regie van Karl Anton werd opgenomen. — Onder: In een scène met Johannes Heesters in ,,Immer nur Du". Op de pagina links: Paul Kemp privé. (Foto's Tobis)
Dat was in 1919. Op de tooneelschool zag men al heel spoedig, dat Paul Kemp niet de geschikte persoon was om Faust of Hamlet te spelen, maar dat hij het publiek wèl zou kunnen vermaken met zijn grappen op een manier, die volle zalen zou trekken. De engagementen lieten dan ook niet
BESCHADIGDE TEKST OF VERKEERD GEBONDEN DAMAGED TEXT OR WRONG BINDING
r.,r»M#ilÉïii^*--'^^-^k. <-.T^^^
:
.
_
.
m
lang op zich wachten: Remsoheid, Düsseldorff, Hamburg (zes jaar lang bij de Kammerspiele aldaar) en Berlijn, waar hij in 1928 aan het Duitsche Theater verbonden werd. Daar vermeldde zijn repertoire vooral „de tante van Charley", een stuk, dat hij eenige honderden malen gespeeld heeft. Kort daarna debuteerde hij ook voor de film in „Schuss im Tonfilmatelier". Van zijn andere films mogen wij als bekendste noemen: „Amphitryon", „Die grosse Sehnsucht", „De verkochte bruid", „Boccaccio", „Muziek voor jou", „Immer nur du", „Abenteuer geht weiter", „Menschen in 't hotel", „Jenny als detective", enz. Kemp is, voordat hij in ons land kwam voor de opnamen van de Berlinfilm „Die Fahrt ins Abenteuer1), nog op tournee geweest in België en Frankrijk, waar hij in het bijzonder voor de vveermacht is opgetreden. Van zijn andere buitenlandsohe reizen was vooral die naar Hongarije interessant. Toen hij daar ter gelegenheid van de buitenopnamen der film „Heisses Blut" vertoefde, heeft hij zijn vrijen tijd ten nutte gemaakt om, te zamen met Marika Rökk, de puszta door en door te leeren kennen. Er zijn van die menschen, wier liefhebberijen legio zijn. Tot hen behoort ook Paul Kemp. Zijn arbeid in zijn tuin is ten minste al even beroemd als zijn komische rollen voor de film zijn. Arbeid, die nog vakkundig verricht wordt ook. Het „bestucadooren" van de vruchtboomen verricht hij als een expert; tijdens zijn studie voor architect is hij ook geruimen tijd practisch werkzaam geweest als metselaar. Voordat Paul Kemp zijn kamer verlaat, moet hij altijd even zijn das in
EEN TRIOMF poor LA BOHÈME en voor Daarna zat hij aan de piano in de Wagnervereeniging, waar hij op dezelfde manier de eischen te vervullen had, welke het eerste-rangs Duitsche opera-wezen stelt; ten slotte trok hij ieder jaar als repetitor naar Bayreuth, aldus de hoogeschool doorloopend, waar de Wagnertraditie wordt voortgezet. Ziedaar het milieu, waaruit mr. Johannes den Hertog voortkomt, waartnj nog aangestipt kan worden, dat hij zoo tusschen neus en lippen den meestertitel behaalde. Hij bezit dus blijikbaar dubbele menschenkracht, lichamelijk zoowel als geestelijk, en is van het type dat pas begin*" -ds de medewerkers reeds doodcp raken .... Zoo doet hij met „La Bohème", die Zaterdag j.1. bij de Amsterdamsche Opera haar première beleefde, drie dingen: hij voert de regie, dirigeert en presenteert tevens een kersversch orkest: het nieuwe eigen Amsterdamsche Operaorkest. Van deze drie zaken is maar één ding te vertéllen: het is „äf". Het orkest klinkt voortreffelijk homogeen; het heeft niet die soms brutale nonchalance van een geroutineerd opera-orkest, waarvan de leden hun eigen partij plus de zangrollen zoo ongeveer van buiten kennen, en dat onder leiding van een goed dirigent soms frappante staaltjes van slagvaardigheid vertoonen kän. Het speelt reeds zóó voortreffelijk, dat men het op een cdhcertpodium kan zetten en critisch beluisteren. Alles klinkt duidelijk, frisch en muzikaal. C/NEMA & THEATER - (nr. 39)
bordje „uitverkocht" te voorschijn had getooverd. Den Hertog gaf zijn krans spontaan over aan zijn orkest.
De regie vertoont dezelfde eigenschappen, vermijdt de Schablone en zet elke scène precies op haar plaats. Wij zullen er enkele noemen: de opkomst van den huisbaas Benoit, het begin van II; vervolgens de — helaas bij opvoeringen in andere steden niet toe te passen — vondst om met behulp van het draaibare tooneel het café-tje naar voren te rollen, zoodat de scène op hel terras duidelijk afgescheiden wordt van de volksdrukte er vóór en er na; de marsch van de muzikaal punctum verzorgde wachtsoldaten, de jas-aria van Colline enz. De regie loopt nergens overheen, doch etaleert met een even groote nauwkeurigheid als practisch inzicht de heele opeenvolging der tooneelgebeurtenissen.
NOG EENS: DE TAAL ! Bij alle geestdrift, muzikaliteit, inspiratie en duidelijkheid, was één der hoofdzaken mei duidelijk voor het publiek: namelijk de taal, want wederom heeft de opera geen opdracht gegeven aan een onzer dichters om een behoorlijke vertaling te leveren. Om haar artistieke voorstellingen zal „de opera van Den Hertog" na die van De Groot, Van der Linden en Koopman in de analen der Nederlandsche muziekgeschiedenis met eere genoemd worden, doch dat deze opera, die nu wèl de geldmiddelen heeft, niet tevens deed zorgen voor goede vertalingen, dat zai de historieschrijver haar nooit vergeven ! Het is, wij schreven het reeds eerder, cultureele flicht, de Nederlandsche taal te laten zingen bij een Nederlandsche (met overheids- en dus met burgergeld gesubsidieerde) opera door Nederlandsche solisten voor een Nederlandsch publiek. Het 'bezwaar, dat een opera in de oorspronkelijke taal beter klinkt dan in een vertaling, valt tegenover de voordeden weg.; immers, dit „artistieke" bezwaar geldt nergens ter wereld dan bij ons, bij de Chineezen van Europa1). Kijkt men in de zaal tijdens de recitatieven in den „Figaro", of tijdens de scènes van Benoit en het café-tje in „Bohème", dan ziet men niemand reageeren op den tekst, terwijl een enkel woord in de moedertaal (waarvan natuurlijk in een opera óók niet alles yer-
Het personeel van onze opera is nog zoo Idein, dat men de acht of tien prominenten met hun meestal voortreffelijke artistieke bagage al uit het hoofd zal kennen. Chris Reumer (Rodolfo), Theo Baylé (Marcello), Jos Plemper (Schaunard), Joh. Lammen (Colline), Henk Angenent (Benoit), Greet Koeman (Mimi) en Gerda Pons (Musetta) ontvingen van de regie hun eigen karakteristieke gestes, zoodat elke rol muzikaal èn dramatisch volmaakt duidelijk werd uitgebeeld. Öoor dit alles werd,de voorstelling dan ook een triomf voor dirigent-regLsseur-orkestopbouwer Den Hertog en voor de solisten, die, bedolven onder de bloemen, een minutenlange ovatie in ontvangst hadden te nemen van het publiek, dat reeds enkele dagen te voren bij de eerste twee voorstellingen het
mr. JOHANNES DEN HERTOG De Amsterdamsche Gemeentelijke Opera is mr. Johannes den Hertog en mr. Johannes den Hertog is de Amsterdamsche Gemeentelijke Opera. Iedereen is, gedeeltelijk tenminste, product van zijn omgeving en Den Hertog komt uit een prima muzikaal milieu. Hij is opgegroeid in de schaduw van het Concertgebouw en dus van zijn zijn jeugd af gedrenkt in het Mengelbergisme, waarvan één eigenschap zich al zeer bijzonder in hem heeft ontwikkeld: de duidelijkheid, de correctheid. Er is geen groote, pakkende kunst, scheppend dan wel herscheppend, of naast het niet te omschrijven element
Links: Greet Koeman en Chris Reumer als Mimi en Rodolfo in één der scènes van „La Bohème" van Puccini,
') In Antwerpen gaat dezer dagen ,,La Bohème" wèl in Nederlandsche vertaling, zonals het in Vlaanderen — trouwens vrijwel overal — gewoonte is in de landstaal te spelen. — Red.
~—
;
'
■
■"
'
' '
,
"■
'
'
^ '
staan wordt) plotseling het juiste licht op een handeling kan werpen. Men is blij eens even te kunnen lachen, als op het tooneel in zoo'n geval wat te zien is: een oorvijg, een schop, of als Musetta haar beenen hoog over elkaar legt, doch de aardigheden van den tekst gaan totaal voorbij! Het Italiaansche libretto van Giacosa en Illica heeft geen Danteske allures en dus behoeft ook de vertaling niet op Vondel's peil te staan; wanneer het gaaf en klaar Nederlandsch is, voldoet het. Wij moeten in deze zaak der eere niet achterstaan bij alle andere beschaafde volkeren der wereld. Anders zou men zich een variant kunnen denken op Vondel's woord: „Op 't Leidsche Plein, daar doet zich deerlijk ope Het zangspel der Chineezen van Europe!" Merkwaardig is hierbij dat Den Hertog's grootvader een der voortreffelijkste taalmethodes geschreven heeft voor het volksonderwijs, dat zijn vader gedurende vele jaren het volkskind geleerd heeft zijn moedertaal gaaf en schoon uit te spreken bij den zang, en dat hij zelf nu ons Nederlandsch veronachtzaamt! Maar over de voorstelling van deze „Bohème" heb ik niets dan goeds te zeggen. Men mist-natuurlijk, ondanks den Italiaanschen tekst, het echte Italiaansche aroma: onze Nederlandsche solisten moeten het allemaal woord voor woord „leeren" en missen het smeuige van de echte Italianen. Maar overigens: gaat zien en hooren en constateert, dat ik géén woord te veel heb gezegd over mr. Johannes den Hertog als regisseur, dirigent en bouwer van het nieuwe opera-orkest! THEO VAN DKR BIJL. Links onder: Mimi (Greet Koeman) en Rodolfo (Chris Reumer). — Onder: De slotscène met v.r.n.l. Gerda Pons, Theo Baylé, Johan Lammen, Jos. Plemper, Chris Reumer en Greet Koeman. (Fo/o'.i Polygoon!Noske)
10
L^
■^^•.^.
■
2
1
ta^^..*..^..^^......
...
.
.
■
'
'!
P
1
.
*&*m-
■
De jubilaris (links) en zijn medewerker, de regisseur Arnold Hofman.
VEERTIG JAAR VARIÉTÉ FAVEUR VAN VARIÉTÉ-VOORSTELL/NG TOT NONSTOP-PROGRAMMA Vele jaren geleden, omstreeks de eeuwwisseling, -bevond zich in de Warmoesstraat te Amsterdam het café „De Wildeman", dat destijds de plaats van samenkomst was voor vele artisten. Het was in den goeden ouden tijd, toen een glas bier nog vijf cent kostte, zoodat de artist, die een engagement had gehad en met zijn gage „De Wildeman" binnenstapte, zijn kunstbroeders royaal kon tracteeren als hij op de zinken tapkast een zilveren rijksdaalder liet rinkelen. In dat milieu zag men ook dikwijls een nog vrij jongen man, een coupletzanger, die later onder de variété-artisten naam zou maken, niet alleen door eigen artistieke prestaties, doch ook als ondernemer, die de tradities van het vak hoog wist te houden en in den loop der jaren de concurrentie van bioscoop, revue en dansinstituten met succes het hoofd zou bieden. Deze jongeman luisterde naar den naam C. Faveur, die thans door heel Nederland in variété-kringen bekendheid geniet. Sinds 5 October 1902 treedt hij als zoodanig op en op 5 October aanstaande zal hij jubileeren te Nijmegen, waarop zullen volgen eerevoorstellingen in Rotterdam en Den Haag en wellicht nog in andere plaatsen ook. Faveur is een Haarlemmer van geboorte. Hij stamt niet uit een artistenfamilie en dus wilde zijn vader er niets van weten, dat hij op de planken zou staan. Tijdens ons vraaggesprek vertelt hij over zijn jeugd in een gezin, waar echter zang en voordracht een geliefde ontspanning was.
„Als amateur trad ik al spoedig op, geïnspireerd door de artisten, die optraden bij Fritz van Haarlem, vooral door den Belg Chrétienni, van wien ik een groot bewonderaar was. Het tooneel lokte en vaders wijs besluit om mij ervan af te houden door mij in een zaak te plaatsen, kon me er niet van weerhouden. Ik werd couplet-zanger. Eerst vormde ik met den Groninger Niehof een duettistenpaar. We traden bij variétégezelschappen op, maar Niehof wilde bij de comedie en dus gingen wij uit elkaar. Niehof is geen tooneelspeler geworden en ik ben per slot van rekening ook geen artist gebleven. Aanvankelijk trad ik hier en daar op, o.a. bij den oudGroninger Strengholt, wiens zoon thans directeur van het Royal-concern is, en ook in België, maar op 5 October 1902 gaf ik mijn eerste eigen voorstelling onder den naam Variété Faveur uit Brussel. Hilversum had den primeur, maar waardeerde dezen blijkbaar niet, althans, het resultaat was poovertjes. (Sindsdien ben ik nooit meer
in Hilversum terug geweest!) In Leiden ging het beter met een uitverkocht huis. Ik dacht toen, dat ik er was, maar 't was het begin van een voortdurenden op- en neergang, zooals deze in ons riskante vak regel is. In elk geval, het begin was er. Wij begonnen met het bezoeken van kleine kermissen als die van Doesburg en Waalwijk, en later grootere als Leeuwarden, Breda, Eindhoven, Den Bosch, Godua, toen ook Groningen, enzoovoort. Sinds dertig jaar is Arnold Hofman mijn compagnon en vaste medewerker en in normale tijden bezoeken wij tusschen Mei en October een dertig a veertig plaatsen, terwijl wij 's winters in Brussel, Parijs, Berlijn, Keulen enz. naar nieuwe attracties voor het volgend seizoen zoeken. Zoo wordt een vaste kern gevormd voor een programma, dat naar behoefte wordt aangevuld. In Assen en Groningen beginnen we en dan gaat het kris-kras door Nederland van stad naar dorp en dorp naar stad." Oude herinneringen. Het is een genoegen om met een man als Faveur te praten over het variété. In zijn herinneringen duiken telkens weer namen en gebeurtenissen op. „Vroeger had ik u nog. heel wat kunnen laten zien ook, want in mijn huis te Rotterdam, dat in de oorlogsdagen verloren is gegaan, had ik een schat aan souvenirs verzameld, hoofdzakelijk bestaande uit programma's en foto's van allerlei beroemdheden als de Richardini's, acrobaten pur sang, het Duo de Groot, Louise Fleuron, die nog wel eens een enkelen keer als mère noble vooi het voetlicht komt en vroeger een gevierde soubrette was, Louisette, toen zij als zeventienjarig meisje gelanceerd werd door Chrétienni, en nog vele anderen."
5
■■.
;
■'
-
,,Is er een essentieel verschil tusschen de programma's van vroeger en nu?" vraag ik. „Geen sprake van," luidt het antwoord. „In wezen is het variété van nu gelijk aan het specialiteiten-programma van een halve eeuw geleden. Het gaat met het variété als met het circus, het heeft zijn eigen niet te definieeren sfeer en deze verandert niet, al worden de nummers grooter en moderner. Want uiterlijk is er wel degelijk het een en ander veranderd. Om te beginnen het decor. Vroeger zei je: „Zet maar een bosch neer!" en 'm dit bosch speelde zich het geheele programma af, terwijl je er nu een bagage apart aan hebt. Wie vaak een programma samenstelde, moest in elk geval zorgen, dat er een komiek, een soubrette en een duettistenpaar bij was. Dezen konden gerust twee keer op een avond optreden, want de voorstelling duurde in elk geval tot twaalf uur. Na elk nummer ging het licht op, de muziek zette in en de kellners bedienden. Ja, uiterlijk is er wel het een en ander veranderd," bepeinst de heer Faveur. „Stel je voor, dat je nu nog eens de acrobaten in vleeschkleurige of groene met zilveren loovertjes versierde tricots zag optreden. Of de coupletzangers in hun fin-de-siècle-costuums met korte broek en chapeau claque. Natuurlijk moet je telkens weer wat nieuws brengen, de menschen verwachten het terecht van je, en dus komt er vanzelf een zekere wijziging, al handhaven sommige nummers zich een heelen tijd." „Is de revue niet een zware concurrent voor u geweest?" „Aanvankelijk wel. Maar dat was ook het geval met de bioscoop en later met de dansavonden. Doch tenslotte komen
De directeur van een reizend gezelschap doet zijn correspondentie af temidden van tooneel-requisieten in de kleedkamer. 12
de menschen vanzelf tot de ontdekking dat het variété iets op zichzelf is, dat noch de revue noch de bioscoop kan brengen. En de praktijk heeft uitgewezen, dat eï voor goed variété nog altijd voldoende belangstelling is." Als Faveur begint te vertellen, dan schiet hem telkens weer wat te binnen. Zoo heeft het onlangs in den Haagschen Dierentuin gebeurde hem herinnerd aan een optreden van Hamburger in Harlingen, toen een beer uit een spoorwagon ontsnapte en zijn oppasser zwaar verwondde, zoodat deze acht weken in het ziekenhuis moest doorbrengen. De beer zelf werd tenslotte doodgeschoten. Een andere herinnering dateert uit den tijd, dat in Hengelo het gas nog niet door electriciteit was verdrongen. Midden in de zaal hing een reusachtige gaskroon te schitteren en bleek een onoverkomenlijke hinderpaal voor de duiven, die achter in de zaal waren losgelaten en naar het tooneel moesten vliegen. Het licht lokte de dieren en ze waren slechts met moeite te bewegen om van de kroon af te komen. Ook over de wisselvalligheid van het artistenbestaan kan de heer Faveur meepraten: „Toen de vorige oorlog uitbrak, stond ik in Brabant met als bijzondere attractie professor Ri-Ki-Ri (alias Buziau). Het zag er moeilijk uit en 't is ook niet gemakkelijk geweest, maar ik herinner
Tijdens de voorstellingen is de heer Faveur altijd ergens achter in de zaal te vinden, waar hij nauwlettend acht geeft (f oio's Folkers) op de reacties van hel publiek.
ï
CINEMA & THEATER - (nr. 39)
Faveur en enkele artisten op het tooneel vóór de voorstelling.
13
(nr. 39)
- CINEMA
& THEATER
mij met veel genoegen de voorstellingen voor soldaten o.a. in de kampen Millingen, de Vlasakkers bij Amersfoort, Soesterberg en Harderwijk." „Nu heeft u het wéér niet gemakkelijk." „'t Samenstellen van een goed programma kost moeite, maar 't is toch weer gelukt, zoodat we er maar den moed in houden." „En aan uitscheiden denkt u nog niet?" „Denken wel, maar daar blijft het bij. Rusten beteekent voor mij oud worden en dus blijf ik maar aan den gang." Zoo is Faveur. Vergroeid met het werk, dat hem lief is. Bij elke voorstelling vindt men hem achter in de zaal, waar hij zijn aandacht verdeelt tusschen tooneel en publiek. Veertig jaar lang zwerft hij door ons land, stelt nieuwe programma's samen, verzorgt matinee's en avondvoorstellingen. Het publiek komt op zijn naam af en de artisten werken graag bij hem, want: „Er is nog geen artist een cent bij mij tekort gekomen en er zijn er zelfs, die zonder contract bij mij zijn opgetreden!" JAN UBINK De goede verstandhouding van Faveur en zijn artisten wordt door deze foto gedemonstreerd.
wma^^^^^—ss—m
IbHebfoaüui van.
mmm DOOR AUCB VAN /TBRSON
II (slot) In het begin gaat alles als gesmeerd. Josepha is er heelemaal „in". Ze voelt als het ware het blauwe bloed door haar aderen stroomen! De idylle in den wintertuin is een meesterstukje en Eduardo Regalo is verrukt. Groote goden, wat een vuur, wat een temperament bezit die vrouw! Werkelijk, ze is op en top een vorstin! En dan te denken, dat ze een doodgewoon burger juf f ie is uit een provincienest met geen andere ambitie dan een adellijken aanbidder aan den haak te slaan I Het is intusschen maar te hopen, dat haar dat voorloopig niet lukt, want dan is het uit met filmen en wat moet de ,,Lenora" beginnen zonder Josepha Naphtalonos? Enfin, geen zorgen voor den tijd. Ze speelt als een godin en dat is de hoofdzaak. De eerste uren worden in beslag'genomen door de liefdes-scène tusschen het jonge paar, dat elkander met Spaansche vurigheid bemint. . . De figuratie moet zich maar zoo goed mogelijk zien te amuseeren in de cantine en de kleedkamers. ,,Ben je eigenlijk nogal geslaagd met de figuratie?" vraagt de regisseur tusschen twee opnamen aan den verantwoordelijken man. De opnameleider is een en al glimlach. ,,Boven verwachting, mijnheer Regalo," zegt hij. ,,Wacht maar tot straks!" Een uur later roept, gilt en schreeuwt het gezamenlijke studio-personeel, de spelers incluis, om de figuranten. Binnen vijf minuten is het heele zaakje bij elkaar en alleen Eduardo Regalo tiert, of dat nu beslist altijd zoo'n eeuwigheid moet duren? Met een verveeld gebaar heft hij den megafoon, zet dien aan den mond en brult: ..Dames en heeren, luister jullie nu eens even goed naar mij en houd, als het mogelijk is, je kiezen vijf minuten op elkaar! Hier heeft maar één mensch wat te zeggen, en dat ben ik. Begrepen ? Welnu: wij beginnen met de opnamen voor het verlovingsfeest. Jullie komen zoo aanstonds door de verschillende deuren van het decor de balzaal
mmmemmmm^m^^^-^^r^'
\ijmmM^m»mm^m^)mjmkvmmm.
binnen. Jullie zijn vroolijk, nietwaar? Er is een schitterend banket geweest, overvloedig besproeid met champagne. Iedereen verwacht de aankondiging van een vorstelijke verloving. Dat is niet zoo'n kleinigheid, begrepen? Nou, dat valt me waarachtig mee. We zullen het dan nu maar even repeteeren." De figuratie stelt zich achter de coulissen op, wordt door den hulpregisseur in drie groepen verdeeld. Het fluitje van Eduardo snerpt door de ruimte. De opnameleider glundert. Nu zul je het hebben. De baas zal oogen opzetten! De figuratie vloeit lachend en pratend de zaal binnen, overstraald door het schelle licht van tallooze schijnwerpers. Het is een sohitterend, kleurrijk beeld. . . Maar. . . „Stop! Stop! Lichten uit!" beveelt de groote Eduardo. „Mijn hemel, menschen, wat moet dat nou toch voorstellen? Dat lijkt naar niks! Jullie zijn niet op het feest van een scharesliepvereeniging! Het is hier geen kroegjool van studenten, maar het verlovingsfeest van een hertogin! En dan nog wel op een Spaansch kasteel! Ja, ik begrijp, dat jullie nooit een hertogin in levenden lijve hebt aanschouwd en dat jullie van Spaansche grandezza niets afweten. Maar doe dan ten minste alsof. Probeer je in te leven in de sfeer!" Eduardo Regalo grist een grooten zijden zakdoek uit zijn borstzak. Wel alle menschen, als dat zóó moet gaan! En Josepha natuurlijk spinnijdig, dat alles zoo lang duurt. Als die straks maar geen amok gaat maken. Ze heeft altijd van die kuren! De scène wordt opnieuw gerepeteerd. De Hertogin van Patalonië staat achter de coulissen. Ze is te verveeld om zelfs met haar grafelijken fiancé te flirten. Met een loom gebaar heft zij het hertogelijk hoofd met de flonkerende diadeem, verschuift de ringen met de briljanten-zoo-groot-äls-duiveneieren aan haar slanke .vingers, om Vervolgens haar ruischende sleep te schikken.
Een kleedster stuift haastig een waasje poeder over haar witte schouders. De hertogin onderdrukt een geeuw. Wat een intens vervelende boel nu weer. Ze kijkt met kwijnende blikken naar „het zoodje" van de figuratie. Heb je ooit zoo'n stelletje onhandige stoethaspels bij elkaar gezien? En dat moet een hof feest voorstellen! Hoe Eduardo dat moet bolwerken? Haar bovenlip krult verachtelijk boven de kleine, parelwitte tanden. Voor de tweede maal verbergt zij een geeuw aohter haar kanten waaaer. Oh... daar is Eduardo weer aan het schetteren. Of je dien menschen daarmee houding en manieren instampt! „Hé, mijnheer! Ja, u, die lange knul daar achteraan! U loopt te waggelen alsof u dronken bent! Als ik weer eens een film moet draaien, die in de onderwereld speelt, kan ik u uitstekend gebruiken als ongunstig type. Vraag meteen eens hoe die vent heet en noteer zijn adres." Dit laatste met een bevelenden blik naar den opnameleider. Deze doet wat hem gezegd is en wordt dan bleek, opvallend bleek. „H-hoe is uw naam?" stottert hij ontdaan. „Don Alfonso di Pomodoro," antwoordt de lange jongeling nonchalant. „Hoor eens, mijnheer," brult Eduardo, die het ook verstaan heeft, nu werkelijk rood van opwinding, „ik heb werkelijk geen tijd voor flauwe grap-
jes. Geef uw naam en adres en daarmee uit." „Waèrde heer, windt u niet noodeloos op," raadt het jongemensch met een geaffecteerd neusgeluid. „Mijn naam is heusch Pomodoro en mijn familie is werkelijk van adel. Als u eventueel mocht twijfelen aan de waarheid mijner woorden, dan kunt u zich overtuigen door er mijn papa, die hier meespeelt als de gezant van Cremonië, naar te vragen. Ook mijn mama bevindt zich .onder deze menigte." De Hertogin van Patalonië staat opeens kaarsrecht, het hoofd vooruit, als een jachthond, die wild ruikt. Eduardo verschiet van kleur. „Wat zijn dat voor menschen?" gilt hij tegen den opnameleider, die ongelukkig en transpireerend poogt de grinnikende figuratie te bedaren. „Kerel, waar heb je die figuranten vandaan gehaald?" „Dat zal ik u zeggen, mijnheer Regalo," bekent de ongelukkige met een bezwerend gebaar. „Op mijn advertenties was bijna niemand verschenen. U weet, dat de „Relia"-maatschappij vandaag ook een scène opneemt en die heeft zoo goed als alle beschikbare figuranten geëngageerd. Toen heeft mijn vriend Van Nederdaal mij op een goed idee gebacht. Hij is, zooals u weet, gezantschaps-attaché en heeft connecties in de hoogste kringen. Verscheidenen van die dames en heeren voelden er wel wat voor om eens een filmopname van dichtbij mee te maken. En toen daoht ik, dat dit een pracht kans voor ons zou zijn. Nu krijgt u » ten minste eens menschen, die wéten i hoe het op een feest in deftige kringen toegaat. Er zijn namelijk onder deze figuranten drie graven, mijnheer, twee baronessen en vele andere adellijke personen. Maar ja, misschien weet u als regisseur het beter dan die luitjes?" Met deze woorden is de opnameleider verdwenen. En dat is maar goed ook, want Eduardo Regalo schuimbekt van woede. Lang heeft hij daar evenwel niet den tijd voor, want zijn aandacht wordt gevraagd voor een oploopje bij een der deuren van de balzaal. De hulpregisseur fluistert hem bleek en bevend iets in' het oor. De chique figuratie glimlacht verstolen of zwijgt hoogmoedig. De Hertogin van Patalonië is in zwijm gevallen ....
„Don Alfonso di Pomodoro," antwoordt de jongeling,.. (Teekeningen G. Wernars)
SP^^WSp^Sf^^J ..
In productie: De Duitsche productiefirma's hebben de volgende films in bewerking: Sophienlund (Terra). — Regie: Heinz Rühmann. — Met Harry Liedtke, Käthe Haack, Hannelore Schroth, Fritz Wagner, Robert Tessen. Augen der Liebe (Ufa). — Regie; Alfred Braun. — Met Käthe Gold, René Deltgen. Damals . . . (Ufa). — Regie : Rolf Hansen. —■ Met Zarah Leander, Hans Stüwe, Erich Ziegel, Emil Hess. Offergang (Ufa). — Regie: Veit Harlan. — Met Kristina Söderbaum, Irene von Meyendorff, Carl Raddatz, Otto Tressler, Eduard v. Winterstein, Franz Schafheitlin. Altes Herz wird wieder jung (Tobis). — Regie: Erich Engel. — Met Emil Jannings, Viktor de Kowa, Will Dohm, Harald Paulsen, Elisabeth Flickenschiidt, Maria Landrock, Paul Hubschmid, Roma Bahn, Lucie Höflich, Paul Henckels. Floh im Ohr (Tobis). — Regie: Paul Heidemann. — Met Fritz Genschow, Sabine ' Peters, Harald Paulsen, Günther Lüders, Emil Hess, Lotte Rausch, Edith Oss, Rudolf Blümner, Hansi Wendler. Der unendliche Weg (Bavaria) . — Regie : Hans Schweikart. — Met Eugen Klopfer, Eva Immermann, Alice Treff, Kurt MüllerGraf, Lisa Hellwig, Hedwig Wangel, Friedrich Domin, Viktor Afritsch. Das Ferienkind (Wien-Film). — Regie: Karl II. Leiter. — Met Hans Moser. Himmel, wir erben ein Schloss (Prag-Film). Regie: Dr. Peter Paul Bräuer. — Met Anny Ondra, Carla Rust, Gisela Scholtz, Hans Brausewetter, Herbert Hübner, Richard
Ie Filmoperateur
15
(nr. 39)
- CINEMA &= THEATER
i: ''A >^^^^^_
-
A ;v:.;v- .
.-v :Ii
■ ■
■ ^-ï^wwtw-ra
Haussier, Max Gülstorff, Oskar Sima, Walter Janssen, Heinz Salfner, Ernst Legal. Bist du verliebt (Terra). — Regie : Artur Maria Rabenalt. — Met Kirsten Heiberg, Hans Söhnker, Mady Rahl, Fritz Odemar, Margot Hielscher, Rolf Weih. Behalve bovenstaande films zijn de volgende nog in productie, waarvan wij de bezetting reeds eerder afdrukten: Besatzung Dora (Ufa) ; Münchhausen (Ufa) ; Lache Bajazzo (Tobis) ; Romance in Moll (Tobis) ; Der Flachsacker (Terra) ; Der Geiger (Terra) ; Wenn der junge Wein blüht (Terra) ; Johann (Bavaria) ; Paracelsus (Bavaria) ; Sf'dte Liebe (Wien-Film) ; Gefährtin meines Sommers (Berlin-Film) ; Grossstadtmelodie (BerlinFilm) ; Karneval der Liebe (Berlin-Film) . . . vergisz, wenn du kannst (Styria-Film) Saison in Salzburg (Deka) ; Germanin (Ufa) Liebesgeschichten (Ufa) ; Immensee (Ufa) Mozart (Wien-Film); Sommerliebe (WienFilm).
Klenrenfilms.
Voor het eerst zal ons land in het komende seizoen kunnen kennismaken met het Agfacolor kleurenprocédé, dat bij een vijftal groote films is toegepast. Dit zijn: „Münchhausen", waarin de fantastische avonturen van den legendarischen baron verfilmd zijn, met Hans Albers, Brigitte Horney, Ferdinand Marian en Ilse Werner; „De gouden Stad", een Veit Harlan-film met Kristina Söderbaum en Eugen Klopfer (het groote succes van de laatste filmschouw in Venetië), „Het Offer" en „Immensee", beide met Kristina Söderbaum en Carl Raddatz en eveneens onder regie van Veit Harlan, die derhalve in korten tijd recordhouder is als regisseur van kleurenfilms! Tenslotte komt nog „Het bad of den deel" met Heli Finkenzeller en Will Dohm, geregisseerd door Volker von Collande.
Een scène uit de nieuwe V f a-kleurenfilm „Münchhausen". Baron von Münchhausen (Hans Albers) en zijn knecht Kuchenreutter (Hermann Speelmans) treffen op r een hunner wonderbaarlijke omzwervingen toevallig Cagliostro (Ferdinand Marian). (foto 0 fa-Khlzke).
biedt zich aan, is electro-technicus;-door jarenlange ervaring in de grootste theaters van Nederland, volkomen bekend met alle technische werkzaamheden. Brieven onder A-314 aan Adv. Bur. Ala, Heerengracht 433, Amsterdam-C.
14
■■
NIEUWS UIT FILMLAND
ALICE VAN ITERSON.
CINEMA & THEATER - (nr. 39)
,■...■■ -.•.- -■ ■- ■
^M
...
;
■■
*
-
'
*■
'^^C-f ^
FS^f'
Ons n/euv/e, vroolijke vervolgverhaal!
Carolientje droomde . . . Dat is op zichzelf niets bijzonders, want als je achttien jaar bent en blond haar hebt, met een natuurlijke permanent, en bovendien nog een kuiltje in je kin als je lacht, nu, dan mag je droomen op z'n tijd. Maar Carolientje droomde anders dan de meeste andere meisjes op dien leeftijd. Dat was het nu juist: Carolientje droomde van Gróóte Daden. Daden, die zij zélf nog eens zou plegen, en waarvan de wereld verstomd zou staan. Wat zij van plan was, wist zij zelf nog niet goed; maar het zou iets bijzonders zijn, een sensatie; Iets Waarover Men Spreekt. Voorloopig kreeg Carolientje echter geen kans om bijzondere dingen te doen. Och, zij was eigenlijk heelemaal niet bijzonder. Zij was maar een doodgewoon pakstertje. Een van de tweehonderd negentien pakstertjes, die het groote ,,Anisig"-Concern in dienst had. Het Anisig-Concern, waarvan het kleinste kind weet te vertellen, dat de beroemde „Anisig" anti-nicotine-sigaretten er gefabriceerd worden. Carolientje deed van half negen tot half zes (met een half uur koffiedrinken) niets anders dan kleine kartonnen doosjes vullen met .,Anisig"-sigaretten. Zij was op de sjieke-afdeeling, de afdeeling waar de ,,Anisig" Crême-de-la-crême Super-Extrasigaretten verpakt werden. De Crême-de-la-Crême Super-Ext ra was de duurste ,,Anisig"-sigaret. Alleen heel rijke menschen konden die koopen. I>e anderen kocfften de goedkoopere soorten — die ook heel goed waren overigens. In ieder doosje C-de-la-c-S-E's deed Carolientje een klein vloeipapiertje, waarop met mooie gouden k rulletters gedrukt was, dat de Directeur-Generaal, mr. F. C. Q. van Hulken, de(n) rook(st)er garandeerde, dat voor de samenstelling slechts de beste, volrijpe, goudgele anti-nicotine tabakken — op eigen plantages gekweekt (bij Amersfoort, maar dat stond er niet bij ) — werden gebruikt. Verder deed Carolientje in ieder doosje, dat zij inpakte, nóg een papiertje. Een heel klein papiertje maar, eigenlijk niet meer dan een vierkant snippertje. Daarop stond
een nummer, nummer tweehonderden-drie. Want Carolientje was pakstertje tweehonderd-en-drie. En die papiertjes dienden voor de vergemakkelijking van het onderzoek bij „eventueele klachten". Ja, Carolientje was pakstertje tweehonderd-en-drie en droomde van Groote Daden. Maar . . . hoe kom je tot Oroote Daden? Daarvoor moet je vrij zijn, de baas zijn over je eigen tijd en kunnen gaan waar je wou. Tenminste, dat dacht Carolientje. Maar zij was geen baas over haar eigen tijd. Eiken morgen om half negen ging de fabrieksfluit en dan moest zij aan haar paktafel zitten . . . èlken morgen. Behalve Zondags natuurlijk. Maar Zondags las ze boeken . . . boeken, waarin deftige menschen voorkwamen, die in luxueuze hotels woonden en cocktails dronken, en soms niet zoo heel deftig bleven. Of ze ging naar films of tooneelstukken, die het leven van zulke lieden behandelden. Bij de films
W^;,.1
•
zat zij altijd heelemaal vóóraan en bij de tooneelstukken altijd heelemaal boven. Want Carolientje verdiende maar net genoeg om op een klein zolderkamertje te kunnen leven en van wat zij dan nog overhield, gunde zij zich zelf dan zulke pleziertjes. Of liever, omdat zij zich zulke pleziertjes wilde gunnen, woonde zij op een klein zolderkamertje. Die paar uur contact met glans en schittering vergoedden dan veel. Die neiging voor glans en schittering, voor het „mondaine leven", werd eigenlijk de oorzaak van de heele historie. Zonder deze eigenschap van Carolientje zou zij nu nóg steeds aan haar paktafel zitten. Maar dat verlangen, dat onbestemde gevoel — romantiek, noemen ze dat, geloof ik — bacht Carolientje's hoofd op hol. Het maakte, dat zij nog steeds onrustiger ging droomen en piekeren. Vrienden of vriendinnen had Carolientje niet. Ze had alleen maar „kennissen". Een heeleboel goede kennissen. Alle theater- en bioscoopportiers waren goede kennissen van haar, maar vrienden, neen, die had ze niet. Oh, ze was wel lief, Carolientje; maar als je al je vrijen tijd besteedt aan het lezen van romans en het afloopen van theaters en bioscopen, dan heb je geen tijd voor vrienden noch vriendinnen. En zoo had Carolientje niemand, waarmee ze Het Plan kon bespreken, dat nu al een heelen tijd in haar hoofdje rondspookte. Een I'lan . . . ! Nee, maar . . . zóóiets geks! Ze durfde er haast niet aan denken, zoo griezelig was ze er zélf van, en dus zou ze er ook heelemaal niet over hebben kunnen spreken met vrienden of vriendinnen. Maar onweerstaanbaar drong het
. . . Carolientje was pakstertje tweehonderd-en-drie en droomde van Groote Daden . . . (Teekenignen Eline van Eykern, G. Wernars)
zich steeds weer aan haar op. Het Griezelige Plan. Carolientje had bij het zien van al die films en stukken en tijdens het lezen van die prachtige verhalen wel eeos gedacht aan de pakjes „Anisig" Crême-de-la-enzoovoorts-sigaretten, die ze eiken dag inpakte. Het was niet zoo-maar een denkbeeld, neen; zij had bewust gedacht. Aan de heel rijke en sjieke menschen, die de heel dure sigaretten rookten. Menschen, die net zoo waren als de Graaf de Montparnasse, de hoofdpersoon in het laatste boek, dat Carolientje gelezen had en dat ,,De moord op den Erfgenaam" heette. Zij moest de aandacht van die menschen op zich vestigen! Zij moest_ belangstelling bij hen wekken . . . Voor haar, voor Carolientje-zelf! Daaruit werd Het Idee geboren, dat zóó vreeselijk opwindend was, dat Carolientje er haast niet aan durfde denken. Zij wilde een klein briefje schrijven. Een héél kleintje, en aan niemand in 't bijzonder. Zij zou er alleen maar in zetten, dat ze zoo verschrikkelijk graag wég wou. De Wijde Wereld In! Dat briefje zou zij dan, mét het nummerbriefje, in één van de sigarettendoosjes stoppen, die zij dagelijks moest inpakken. Een heel waagstuk was het. . . ! Want stel je voor, dat het niet in goede aarde viel bij den kooper van het doosje Crême-de-la-CrêmeSuper-Extra. Dat de directie het eens te weten kwam ... En dan ? Dan was er voor Carolientje geen hoop meer. Dan vloog ze er uit. Onherroepelijk! Maar wie niet waagt, die niet wint, en het idee werd langzamerhand tot een obsessie. Dus zette Carolientje zich op een avond aan het wrakke tafeltje in haar zolderkamer, met een velletje wit papier vóór zich en een penhouder in haar hand. Oei, wat was dat moeilijk om op te schrijven wat zij bedoelde! „L.S." schreef ze er boven. Dat stond ook altijd boven circulaires en reclamedrukwerk, dat in de bus gestopt werd. Wat het beteekende, wist Carolientje niet precies; juffrouw Klaassen, haar hospita, zei altijd, dat het een afkorting was van ..lieve schat" . . . Carolientje vond het wel een beetje raar om „lieve schat" te schrijven aan iemand, dien je heelemaal niet kent. maar tenslotte moest er toch iets boven staan. 'Poen zij haar pen op het papier gezet had, vlotte het plotseling. Ze schreef kort en krachtig. Precies waar het op stond. Dat ze Er Uit wilde I En of de ontvanger van het briefje haar daarbij misschien behulpzaam kon zijn . . . ? Ziezoo. Het stond er. Nu nog haar handteekening en dan . . . Met een zucht van verlichting vouwde Carolientje het briefje op en deed het in haar taschje: morgen zou zij het in een der „Anisig" doosjes doen . . . (Wordt vervolgd)
CINEMA & THEATER - (nr. 39)
16
..■■'.
'
^
', "J
Dansen in Diligentia Marie-Jeanne uan Jer Veen e/i /o Barenas. Steffa Wine
Marie-Jeanne van der Veen en Jo Barends in de Slavische Dansen van Dvorak, (foto Godfr. de Groot) Zooals voor iedere moeder, tragisch maar onvermijdelijk, de eenzaamheid komt „als de kinderen groot worden", zoo moeten ook groote danseressen, voor zoover zij er in slaagden om „school" te maken in letterlijken en figuurlijken zin, toezien dat op een gegeven oogenblik de meest begaafde leerlingen zelfstandige wegen der ontwikkeling inslaan. De laatste vijf-en-twintig jaar — en dat zijn jaren, waarin onze jonge Nederlandsche danskunst van het absolute nulpunt tot een zeer behoorlijk niveau gebracht werd — waren achtereenvolgens beheerscht door het niet alleen scheppend, maar ook paedagogisch groot talent van de drie figuren Lily Green, Gertrud Leistikow en Yvonne Georgi. Bijna al onze solo-danseressen hebben bij een dier drie „dansmoeders" geleerd. Thans zijn het eenige leerlingen van Yvonne Georgi (en hoe kort geleden schijnt het nog, dat haar nobel, vormend en renoveerend talent hier zelf doordrong!), die het groepsverband van zich afgeschud hebben. Maar gelukkig is het voor de jeugd nog altijd een grootere aansporing om te moeten bewijzen, dat er een tijd van komen is, dan dat de gevestigde grootheden hieruit zouden moeten concludeeren, dat hun tijd van gaan is aangebroken! En de tijd van komen lijkt voor Marie-Jeanne van der Veen en Jo Barends op zijn minst nog voorbarig te noemen. Zeker, er werd op den avond, dien zij in het Haagsche Diligentia gaven, door beiden — en samen beter dan alleen — ernstig en deugdelijk gedanst. Er is ook hier het herstel van het ambacht, waarom wij, tegenover veel dilettantisme dat maar dadelijk zijn ziel en zaligheid op een onrijp presenteerblaadje legde, zoo hard geroepen hebben. Maar het is — hoe zelfbewust ook — niettemin nog onpersoonlijk dansen, dat zelden de ruimte vult met mouvement en rythme, dat wij blijven'z'itn en ondergaan ook na het dichtslaan van het doek. Het is technisch zorgvuldig, maar niet geacheveerd. Het zijn en blijven meer of minder geslaagde examenopgaven, waarbij de goede scholing de individueele prestatie overheerscht. En ziet men deze beiden liever in duet, nog eerder voelt men daarachter den groepsdans' en het ballet, waarin zij beter zouden voldoen. En bovenal ziet men achter hen de groote en 17
(nr. 39) - CINEMA & THEATER
scheppende figuur, die ook hen vormde. Hun eigen weg is nauwelijks ingeslagen. Waar costuum en muziek (als in Dvorak's makkelijke en dankbare Slavische dansen), waar de goede techniek van het ballet (als in Délibes' „Valse Lente") ook ondanks vaak slordig voetwerk het lichaam bindt in zijn gebaren, worden betere resultaten bereikt dan b.v. in het heerlijke Adagio van Beethoven, dat niet bepaald vraagt om den machteloozen bidstond, dien Marie-Jeanne van der Veen ervan maakte — of in de nog te oppervlakkige soli van Jo Barends, waarvan de humor stellig de vriendelijkste factor is. Het mag oorspronkelijk heeten om in „De Kunstschilder" (op muziek van Peter Kellenbach, die ook verdienstelijk begeleidde) te eindigen met een caricatuur van een koebeest op een schildersezel ; maar het verdiende succes, dat ieder Toontje oogst wanneer hij zijn paard geteekend heeft, vlakt het gemis aan wérkelijk bezield en gekund dansen toch niet weg. En het effect-vuurwerk aan het slot, met een Spaansche fantasie van Albeniz, ligt toch altijd nog belangrijk dichter bij een geslaagden prijsdans op een bal-masqué dan bij het allereerste begin van geserreerd dansvuur uit Granada's Sacro Monte! ST EEE A WINE De Spaansche dansen van Steffa Wine, die daarvan op haar nieuwen Dansavond na de pauze een aangesloten geheel gemaakt had, zijn daarentegen Spaanscher dan . . . van menige Spaansche zelf. Spaansche dansen, in hun mengeling van statigheid en hartstocht, van strenge vormbinding en uitgelaten dansvreugde, zijn misschien nog minder een kwestie van techniek dan van instinct. Alleen wie dit instinct heeft, kan zich de techniek eigen maken. Waar Steffa Wine als danseres van onverdacht Nederlandschen huize dit instinct vandaan heeft, is mij een raadsel. Maar zij heeft het! Ik heb eens een half jaar lang tot in de allerkleinste uithoeken van Spanje een studiereis gemaakt op zoek naar den echten Spaanschen dans en de oogst was gering : behalve bij de Zigeuners van Granada en de op halfbesloten familiefeesten, de „veladas", op de Balearen en de Pithyusen, vond ik hem maar hier en daar in een kroegje in Andalusié, een oer-oud dansschooltje in Sevilla, een dorpsuitvoering in Aragon of in de buurt van Salamanca. En dan kom je terug en zegt: „De Spaansche dans is in zijn ouden vorm van het „baile noble" vrijwel dood" — en jaren lateidanst hier Steffa Wine Spaansch, dat de grond onder haar rappe hakken dreunt en de castagnetten weer als duiven in de palmen van haar gestrekte handen koeren. Technisch moge er misschien nog hier en daar wat op aan te merken zijn. Als men achter de „Córdoba" van Albeniz de onste-felijke schim ziet van La Argentina (die hem eveneens danste, al behoorde hij niet tot haar meest populaire successen), dan voelt men tevens wat er nog anders, nog strakker, nog hooghartiger kan in het ingehouden zwieren van den kostbaren zwart-witten dansrok. Maar dan vergete men niet, dat bij de
Spanjaarden zelf Argentina lang niet zoo populair was als Argentinita, die het, naar Spaansche voorkeur, op haar beurt weer aflegde tegen een half dozijn sterren, die nimmer over de Pyrenaeen gekomen zijn: Dora La Cordobesita, Isabelita Ruiz, hoe schoon als verzen hunne namen ook mogen klinken. Steffa Wine heeft van de reeks van Albeniz' lokale dansen reeds de helft op haar programma staan, en de andere helft moest nu maar eens volgen, totdat zij — ook zonder zich daarbij voorgoed in den Spaanschen hoek te laten dringen — een geheel Spaansch programma zou kunnen geven. Het is bijvoorbeeld nog altijd jammer om op een programma als dit de „Granada", die mede van Albeniz' meest suggestieve muziek is, alleen als pianosolo (en dan nog vrij temperamentloos gespeeld) te hooren. En er zijn balletten, tal van balletten, er is de Falla diewacht met die „betooverde liefde", die misschien de sleutel is tot alle Spaansche rhythme ... Daarentegen danst Steffa Wine, en met groot succes, Albeniz" veel minder vaak gegeven „Asturias", een dans uit het Noorden, Zij danst een nieuwe „Capriccio" van Mostazo. zoo streng als een ets. met den vurigbedwongen, zwarten waaier en een feilen eindstand, die aan Goya herinnert. Zij danst de bekende ..Corrida" van Valverde en de bezeten vreugde en de fonkelende overmoed van den torreadoor ligt daarin ten voeten uit : pantomime, zoo gij wilt, maar tevens dans, en hoe! Een Spaansche danseres moet niet vies zijn van een beetje variété en de kunst van den hartstocht is nog nimmer in een salon geboren. Maar ook vóór de pauze gaf Steffa Wine, die op weg is om een van onze beste en zeker ons oorspronkelijkste danstalent te worden, verrukkelijke en vaak verbluffende momenten in grootendeels nieuwe dansen, ofschoon ik meen dat Debussy en Ravel haar minder liggen dan het volksdansen bij de warme temperatuur van Brahms en Strauss, waar zij haar sterk temperament vereenigen kan met haar scherpe plastiek. HENRIK SCHÖLTE Steffa Wine in een harer temperamentvolle creaties. (Foto \Voldrinsh)
^ -^^^.w^H,^., ^-^-.'^^laiti^^JJMjywwg^^W«**»
IN DE
DIE HL
zijn gesteld. Paul Diehl, de oudste, heeft de zorg voor de manuscripten op zich genomen, terwijl Ferdinand Diehl de regie voert en het atelierwerk verzorgt. Hermann Diehl, de derde, die schilder en beeldhouwer is, maakt de figuren van prinsen en prinsessen, Doornroosje, De gelaarsde Kat en alle andere vertrouwde sprookjes-personen.
Eigenlijk klinkt het al als een sprookje: midden in dezen nüchteren en moeilijken tijd, die zoo weinig poëtisch aandqet, hebben een moeder en drie zoons hun leven min of meer gewijd aan het sprookje. Zij wonen ergens bij München in een voorstad in een vriendelijk huis. Toen wij hen bezochten, lag het oude huis verscholen temidden van een ring van groen. Het was bijna niet te vinden tusschen dien overvloed van zomerweelde. Tusschen de school en de kerk door slingerde de smalle weg in de richting van een groot bosch. Gelukkig zag ik een meisje van een jaar of zes, dat aan een ijswafel liep te likken. Ik schoot op haar af om te vragen of zij mij den weg kon wijzen naar de sprookjes-werkplaats van de drie gebroeders. Het kleine ding wist er alles van en liep vroolijk babbelend met mij mee. Zij vertelde over de vele poppen en de gelaarsde kat en de sprookjesmuizen, die ik nu allemaal te zien zou krijgen. Ze huppelde met mij mee tot aan het tuinhek der gebroeders Diehl, en toen betrad ik een soort tooverland. In dit tooverland ontstaan sinds twaalf jaar de sprookjes, die in de scholen van Duitsohland terecht komen en die zoovelen kinderen vreugde en ontspanning verschaffen. Enkelen hebben ook hun weg naar ons land gevonden: „De zeven raven" o.a., waarover in ons nummer 29 uitvoerig werd gesproken. Dat betrof het resultaat, doch hoe ontstaan deze sprookjesfilms?
Het atelier, de requisieten-opslagplaats en de werkplaats moeten heerlijke oorden zijn voor kinderen om in te grasduinen. Men vindt er groote kasten, waarin de sprookjes-film„sterren" collegiaal naast elkaar zijn opgeborgen. Sommige in prachtige kleeren van zijde en fluweel, geborduurd met goud en allerlei fraais, andere als bedelaars en havelooze landloopers, arme kindertjes en zielige oude moedertjes. • En dan is er nog een kast, waarin de kostelijkste zaken zijn geborgen. ... in poppenformaat natuurlijk: fonkelende helmen van dappere ridders, de verjaarstaart van een klein prinsesje, prachtige bokalen en eetgerei, ja, er is zelfs een met goud versierde troonzetel en een heel kleine viool. Dit alles wordt in de werkplaats der gebroeders Diehl zelf vervaardigd naar eigen ontwerpen, waarbij er strikt op wordt • toegezien, dat alles stylistisch precies juist en harmonieerend is. Men kan zich indenken, hoeveel oneindig fijn werk hier gepresteerd wordt, en hoeveel eindeloos geduld er noodig is om dit alles natuurgetrouw tot stand te brengen. De kostuumpjes zijn ware meesterwerken van naaldkunst. Dit is de afdeeling van de moeder der drie begaafde mannen, de vijfen-zeventig-jarige mevrouw Diehl. Met niet te miskennen trots opent zij haar kasten en laat ons de kunstige kleeren zien, de prachtige poppen, de merkwaardige wonderdieren uit de fabels. Opeens denk ik aan het kleine meisje, dat mij den weg heeft gewezen en dat
SPROOKJESFABRIEK der
gebroeders
Sterker dan ooit eenig verhaal of boek het kan doen, ondergaan de kinderen de bekoring van al wat zij in hun fantasie beleven; alle figuren, welke zij kennen uit de sprookjes, die hun zijn verteld, of die zij zelf in hun boeken hebben gelezen, zien zij hier werkelijkI.inksboven: Pr. Paul Diehl, de „dramaturg" van de sprookjesjabriek, weet zijn werk uitstekend' te documenteeren. — Midden: De oude mevrouw Diehl, die vroeger de costuums voor de filmsterren van haar zoons zelf vervaardigde, geeft nu nog aanwijzingen aan haar jonge helpsters. — Links : De gelaarsde kat in peinzende houding. — Rechtsboven: Fl ermann Diehl, de „poppenmaker", wiens minutieuze creaties naar historische voorbeelden worden gekleed en gekapt.
heid voor zich worden. En nu bezochten wij de werkplaats, waar deze sprookjes ontstaan, „Tafeltje, dek je", „Van het jongetje, dat niet griezelen kon", „De gelaarsde kat" en nog 'heel veel andere. De gebroeders Diehl krijgen hun opdrachten van de „Reichs-Anstalt für Filmbild", die tot taak heeft in samenwerking met de verschillende andere instanties de kinderfilm in te voeren, dat wil zeggen, de film, die uit zuiver paedagogisch standpunt is bekeken, die zich in alle opzichten onderscheidt van de gewone amusementsfilm. De scholen worden voorzien vansmalfilm-apparaten, waarmee deze films kunnen worden vertoond. Wij bevinden ons hier dus in een filmatelier. Maar wat stil is het er! Die stilte is echter, noodig om er de sprookjes van de gebroeders Diehl tot verwezenlijking te brengen. Maar men werkt er dan ook voor een uiterst critisch publiek, want zijn er critischer oogen dan die van kinderen ? Kinderen nemen een film niet alleen op in hun -gedachten, maar ook in hun gevoel. Hun fantasie is onbegrensd. Er behoeft maar één valsohe klank te zijn, één opzettelijke of gekunstelde beweging, en hun droomwereld je is in elkaar gesitort. . . . De drie gebroeders. Diehl, die zich hier in hun atelier te Gräfelting als het ware hebben'''begraven, begrijpen volkomen, voor welk een zware taak zij CINEMA &> THEATER - (nr. 39)
^___
■-
==^:
IPillPPPiSWiW^
met zulke schitterende oogen heeft verteld over alles wat ik hier zou vinden. Jammer, denk ik, dat de kinderen op het witte doek niet de kleuren zullen zien en niet de rijke verscheidenheid van stoffen en nuances zullen kunnen bewonderen. Als de kleurenfilm ook dit alles aan zich heeft getrokken, zal de kinderschare nóg opgetogener worden! Het zooveel geduld vergende, fijne werk, dat de vier leden van de familie Diehl hier verrichten en waarmee zij zich, in steeds groeiende ontwikkeling, hebben bezig gehouden van het eerste begin der silhouetten-film af, is van een zeldzame harmonie. De vele rolprenten, die in duizenden copieën uit deze werkplaatsen zijn verzonden naar alle deelen van het Duitsche rijk en later ook daarbuiten, zijn ware kleine kunstwerken, die niet alleen het kind in verrukking brengen, maar ook den volwassene weer doen binnengaan in die vreemde, wonderlijke wereld van het sprookje, dat wijsheid en schoonheid in zich vereenigt en dat de afspiegeling is van het menschelijk leven zelf. Verwondert het u, dat midden in dezen rumoerigen tijd zelfs aan het front de sprookjesfilms van Diehl worden gedraaid en dat reeds meer dan twee honderd duizend vertooningen van deze films voor soldaten zijn gegeven? Middenboven : uit was ontstaat een sprookjesfiguur. . . . — Rechtsboven: Meester Egel uit het sprookje: ,,De wedloop tusschen den haas en den egel." — Midden: De drie gebroeders Diehl hij een opname. — Rechts: de gouden stoeltjes, waarop de sprookjes-prinsessen zitten, worden door eigen personeel in de werkplaatsen te Gräfelting vervaardigd. — Links: In het sprookjesbosch. Een opname uit „Tafeltje dek je."
f'.
(Foto's Ekof Stapf /Tottis/ De ge to)
18
19
X
(nr. 39)
- CINEMA
■ —
& THEATER
L
-"
"•
"■
L-^.
^^^^■■I,
——
I
'
,
InL en veeioeiovena speelplan •ibel I.
In de dagbladen heeft men onlangs een opsomming kunnen lezen van het veelbeloovende programma van het „Deutsche Theater in den van het veelbelovende programma dat inderdaad in staat is een beeld te geven van de Duitsche dramatische litteratuur van vroeger en van ,nu, en dat bovendien een toetssteen is voor het kunnen dergenen, die deze werken zullen opvoeren. Voorwaar, men 'heeft het niet gezocht in werken, waarmede men gemakkelijk eer zou kunnen behalen, zooals misschien vergeeflijk zou wezen voor een omvangrijk gezelschap, dat als ensemble en als organisatie geheel bij het begin beginnen moet! Er zullen weinig opera-troepen bestaan, die met een programma voor het eerste speeljaar voor den dag durven komen als de operaafdeeling van het „Deutsche Theater" : negentien opera's I Men mag er weliswaar rekening mede houden, dat deze niet alle reeds in het eerste winterseizoen tot opvoering zullen komen; de Chefdramaturg, dr. Karl Peter Biltz — dien wij nadere gegevens vroegen in aansluiting aan ons onderhoud, waarvan in „Cinema & Theater" nr. 31 verslag werd gedaan — betitelde het programma voor de eerstvolgende maanden als een keuze-programma en tegelijk als een gebiedsbegrenzing. Doch ook wanneer het heele jaar 1943 voor de afwerking noodig zou zijn, sal het een zeer groote prestatie blijven.
OPERA'S. Op de lijst komen natuurlijk vele bekende namen voor: Mozart's Don Giovanni (waarmede nog deze maand het seizoen wordt geopend) en Figaro, Puccini's La Bohème, Carmen van Bizet. Rossini's Barbier van Sevilla, Verdi's Rigoletto en Die Macht des Schicksals (La Forze del Destino), der Rosenkavalier van Richard Strauss, Beethoven's Fidelio, Nicolaï's Die lustigen Weiber von Windsor, Lortzing's Wildschütz, Smetana's Verkaufte Braut, Wagner's Lohengrin, Gluck's Orpheus und Eurydike, doch dan noemen wij ook reeds enkele, die wij in lang niet op de Nederlandsche planken zagen of die hier nog nimmer werden vertoond, ook al is de muziek er van gemeengoed onzer 'orkesten. Geheel nieuw voor de meesten onzer zijn Janacek's Jenuja, Schmidt's Der Glöckner von Nötre-Dame (een werk uit de Weensche operaschool, waaraan het bekende verhaal van den klokkenluider in Parijs' kathedraal ten grondslag rligt), evenals Sly. Dit is een opera over het thema van den uit zijn slaap gewekte, en een ook om het zeer belangrijke
,
,
__
school het werk stamt, herkreeg het koor een domineerende positie. En tenslotte valt nog een werk te noemen, dat ons eenigszins beschaamd moet doen staan: Het „Deutsche Theater" zal ook tot opvoering brengen Die Schneider von Sch'ónau, gecomponeerd -door.... den Nederlander Brandt-Buys!
.
^
—.
m^VH'^r-"';"^-1
...EN DE NEDERLANDERS? Het „Deutsche Theater in den Niederlanden" zal in de eerste plaats optreden voor de in ons land aanwezige Duitschers, doch — om met Rijkscommissaris dr. SeyssInquart te spreken, op wiens initiatief ihet Theater werd opgericht — „ook de Nederlanders zijn welkom, die belangstelling hebben voor en vreugde beleven aan Duitsche theaterkunst." Men wil dus onze Nederlandsche gezelschappen geen concurrentie aandoen. Maar toch zal bij velen het gevoel opkomen, dat tegen een dergelijk speelplan — op de details betreffende tooneel en operette komen wij de volgende week nog terug — geen enkel Nederlandsch theater kan optornen. Wij meenen dit te mogen betwijfelen. Zoodra de Nederlandsche gezelschappen ruimer armslag hebben, kunnen ook zij veel bereiken. Dat bewees de Amsterdamsche opera, dat bewees Yvonne Georgi's ballet, dat bewezen ook enkele tooneelopvoeringen, waarvan Goethe's „Iphigeneia in Tauris" (door het Residentie-tooneel als eerste winter-première gebracht) vooral mag worden genoemd. Zij toonde, dat de vrees ongerechtvaardigd was, welke na de prachtige gastvoorstellingen van Goe-
the's andere zoogenaamde „lees"stuk Torquato Tasso door het Wiener Burgtheater opkwam, namelijk dat een dergelijke opvoering in ons land voorloopig onbereikbaar zou zijn ! Daarom gelooven wij, dat de werkzaamheid van het Duitsche Theater eerder een gunstige stimuleerende werking op het Nederlandsche theaterleven zal hebben dan een ongunstige concurreerende. De Nederlander, die toeschouwer zal zijn bij de Duitsche opvoeringen, zal, omdat het „naar méér smaken zal", ook van de Nederlandsche gezelschappen grootere prestaties eischen; en hij zal ze, daarvan zijn wij overtuigd, krijgen. Mits. ... hij die gezelschappen bij hun streven steunt en dus geregeld bezoekt. Voorstellingen als de genoemde Ifhigeneia, als Maria Stuart door het Amsterdamsche tooneel en vele andere bewijzen, dat ook Nederland best in staat is grootsch en goed tooneel te leveren. Een stimulans, zoowel op toeschouwers- als spelers-zijde (de Nederlandsche artisten adviseeren wij hun Duitsche collega's geregeld te gaan zien en hooren) uitgaande van het „Deutsche Theater", kan het Nederlandsche theaterleven slechts ten goede komen. Het moet ons een eer zijn de nieuwe instelling, die „uit den grond gestampt" kon worden dank zij oude, bij alle deelnemenden levende theatertraditie, opzij te streven in edelen wedloop. Dan ook zal het niet meer behoeven voor te komen, dat ons een Nederlandsche opera door Duitschers als een nieuwigheid wordt vertoond! H-p.
oog. Hoe verder de revue vorderde, hoe losser en vrijer de artisten werden, — mede dank zij het gulle applaus —, hoe meer wij het werk van deze jongelui konden bewonderen. Er kwam een aardig éénactertje, waarin alle perikelen, waarin een student op kamers geraakt wegens den verduisteringsplicht, welke op eiken burger rust, komisch werden voorgesteld en vlot gespeeld; er was een pusztaorchest „Paprika", dat in levendigheid en brio een echt Hongaarsch orkestje aardig benaderde en er waren kostelijke imitaties van bekende artisten. Oor Ruys zou er zelf plezier om hebben gehad als hij zich had zien imiteeren door Jan van Ilillo: de zachte, eenigszins gesluierde slem, waarmee Cor \3oms spreekt, het werken met de strooien hoed, de overleggingen met ,. Beuker" . . . het was éénig. En ook Speenhoff werd kostelijk nagebootst, evenals andere artisten. De jonge menschen, die voor dit nummer van het programma zorgden, hadden goed uit hun oogen gekeken, zooals trouwens ook anderen van een bijzondere opmerkingsgave blijk gaven. Koos Huisman zong liedjes, o.a.
van een waarzegster, waaruit een zekere rijpheid bleek. Een „pianostemmer" (Jan Kaland) fungeerde als conferencier, die voor het doek de toeschouwers amuseerde terwijl het tooneel verwisseld werd (hetgeen overigens prijzenswaardig snel gebeurde) en met zijn droge komiekerigheid won hij aller harten. De avond vloog om! Alleen, toen wij na de pauze na het Hawaian-Orkest en een alleraardigst monoloogje, waarin Dook Ensing heel vlot en geestig een vrouwtje uitbeeldde, dat een vriendin critiseert maar toch eigenlijk zelf niet zoo heel veel in haar mars blijkt te hebben, toen wij na dit alles nóg een één-acter kregen en nóg meer liedjes en dansen en toen de wijzer van ons horloge angstwekkend dicht het uur naderde, waarop onherroepelijk de laatste' tram van het eind-punt vertrok (de voorstelling was om zeven uur begonnen) kregen wij even het gevoel, dat deze artisten de fout maakten, waaraan de meeste dilettanten zich plegen te bezondigen : een te lang programma. Een voorstelling, die meer dan drie uur duurt, is overdaad! Overigens stond deze revue-opvoering stellig ver boven het peil (2(e vervolg op pag. 22
__—' ', ■- ' r^- --..'
■
■
Van 1 September al zingt
Een gezelligen middag of avond hebt U in:
LINA
SARI
uit het Quartier Latin te Parijs haar Fransche levensliedjes in
QUARTIER LATIN LEIDSCHE STRAAT No. 63 - Tel. 47242 - AMSTERDAM-C
Amsterdam Haarlem
11
l^t*
STADSSCHOUWBURG TEL. 32932 „LA BOHEME"
ZATERDAG 3 Oct. 7 uur Pr. f 4.- tot f 1.-
1
MAANDAG 5 Oct. 7 30 uur Pr. f 2.50 tot « 0.50 S DAG 7
■ ■ 1
WOENSDAG 7 Oct. 7.30 uur Pr. ( 3.- tot ( 0.75
1 ■ |
DONDERDAG 8 Oct. 7.30 uur Pr. < 2.50 tot f 0.50
I
1 1
|
DER Opera
STATIONS-KOFFIEHUIS Leo v. d. Have
Verzorgde dag- en avondschotels
STATIONSPLEIN 12
OPERA VAN PUCCINI
Zondagmiddag 4 Oct 2 uur MATINEE Pop. pr. ( 3.- tot ( 0.75 Zondagavond 4 Oct. 7.30 uur Pr. \ 2.50 tot f 0.50
1
HAARLEM
FREISCHUTZ
van
Weber
—
Populaire
voorstelling
IK HOU VAN VIER VROUWEN A 1 M É E „LA BOHÈME"
1
BALLET-PARADE
i
A^
Prf^ltoTfT-
OPERA VAN PUCCINI
1
Dansavond Ballet Stadsschouwburg
■
A 1 M É E
j
Plaatsbespreking 3 dagen tevoren van 10 — 3 uur, telefonisch van 1 1 uur af, nr. 32932
1 |
.....
■.;.;.;.:.:.:.-.:.;. :.v.:.:-:.:.:-;-:. ;.;->:
De Weensche revue:
.MELODIE DER LIEBE"
Schooljeugd op de planken Wa( er ook geheure, de Neaerlanascne jeugd is ondernemend Een groep „jonge artisten, niet ouder dan 22 jaar, samengesteld uit leden van de Schoolvereeniging Rijkskweekschool, de oud-leerlingen van de Handelsdagschool, de oud-leerlingen-vereeniging van de school voor Winkelpersoneel en leden van Ilofstad's Jeugdorkest" heeft het bestaan een revue „Plankenkoorts" in te studeeren en deze op te voeren voor het Haagsche publiek. „liet was de bedoeling niet", meldde ons de algemeene leider van het revue-gezelschap, Jan van Ilillo, ..een gewone schooluitvoering te geven, maar om het publiek te laten zien, wat de schooljeugd op de planken kan presteeren". Even houd je je hart vast bij een dergelijke mededeeling. Wilden deze jonge menschen beroepsartisten naar de kroon steken ? Maai' gelukkig: de geest, welke bij de première in Diligentia heerschte. was toch wel die van een schooluitvoering : veel jeugd, veel vaders en moeders, een stampvolle zaal. In zijn openingswoord riep Jan van Ilillo de clementie van de toe-
schouwers in : „Dien eersten avond zouden de uitvoerenden, van wie de meesten nog op de schoolbanken zaten, wel wat w-orden geremd door . . . plankenkoorts. Daarom heette de revue ook „Plankenkoorts". Een volgende maal zou het wel beter gaan en dan zou ze . . . „Géén plankenkoorts" heeten," Met dit eenvoudige toespraakje was de band tusschen artisten en publiek gelegd en wisten wij, dat wij zouden kijken naar schooljeugd en niet naar quasi-beroepsartisten. En toen' na een komische éénacter ,,L)e filmheld", welke echt jongensachtig aandeed, Herman Broekhuizen kwam met zijn Revuelied, gezongen en gespeeld door hem zelf met zes vroolijke meiskes en wij zagen die meisjes in operetterijcostuum met haar ernstige gezichtjes, toen vergaven wij graag, dat hun beentjes niet precies gelijk bewogen als dit wél moest en dat haar karwatsjes legen elkaar tikten als dit niét moest. Want Ondanks die kleine fouten was het aardig, frisch, welluidend voor het oor en kleurig-harmonisch voor het
CINEMA
THEATER - (nr. 39)
20
______
SNIP EN SNAP in René Sleeswijk's revue
JOT UW DIENST"
S7in
NIEUWENDIJK
Van begin tot end
TEL. 44144
AMUSEMENT in het
JOHAN KAART
d averende lachsucces „DE Z O N 1>. E B O K" 3e
en
laatste
week I
Dagelijks 2.30 en 7.30 uur. - Zondags 2.00, 4.30 en 7.30 uur.
21
(nr. 39)
- CINEMA &. THEATER
:
mm*?*****^
RAADSEL-VARIÉTÉ Oplossingen der onderstaande opgaven zende men — liefst op een briefkaart — uiterlijk 16 October a.s. aan den ,,Raadsel-regisseur", Redactie „Cinema & Theater", Paulus Potterstraat 4, Amsterdam-Z. Op de adreszijde te vermelden: „Raadselvariété 16 October". Onder de inzenders van ten minste twee der drie opgaven worden verloot: een hoofdprijs van ƒ2.50 en vijf troostprijzen van ƒ 1.—.
MOZAÏKRAADSEL
Q Q
'■ 20 lJ ■L.." Wm^ rb"
1 | ||^ 8
3
■"
12 17 2t
*
^m
& ': m
55^
5©
42
■
3i
hi ■ ■ w
• k ■
■" ■
HORIZONTAAL. 2 slotrede vrouw 8 10 1,1 16 '7 l.X IQ
20 2\
23 24 26 27 2S 29
.15 .1b 3« 39 41 4-' 43
m-c
32
hap
njksgrond (afkorting) volk rcKeeringrsreglement (afkorting) familielid aflvorting van een titel afkorting van een munt 1 andbouwwerk tu ig schip meisjesnaam slag keukengereedschap afkorting van een titel muzieknoot horizontaal en 29 verticaal resp. voor- en achternaam van de afgebeelde filmster werktuig achting als no. 20 horizontaal overdreven zucht tot iets bergplaats skiioopen rust
SS
Ho
^5
3^1
1^1
^^
(Foto Tobu) VERTICAAL. 1 legateeren 2 als no. 38 horizontaal waarborg 3 dun stuk hout 4 kellner 5 6 persoonlijk voornaamwoord te wijd gapen 7 gelijk 9 I I meisjesnaam voertuig 14 persoonlijk voornaamwoord ■5 22 toiletartikel bergplaats voor geld 23 groente 25 26. toespraak laatst leden (afkorting) 30 combinatie van trekpaarden 31 cylindervormig voorwerp 32 voorzetsel 33 uitroep 34 vrucht 15 vlug 37 persoonlijk voornaamwoord 39 40 lengtemaat
LETTERGREEPRAADSEL Vormt men uit onderstaande lettergrepen zestien woorden, welke aan de gegeven omschrijvingen voldoen, dan leest men van boven naar beneden op de tweede rij letters den naam van een f ümactrice. De te gebruiken lettergrepen zijn: maat - vin - zeis - fel - de - sloe - vrien - dek' - lei - co - snuf - ver - dienst lijk - e - af - ken - zier - brug - den a - gen - pen - ehe - baar - pen - fen de - plei - ger - rum - bre - kli - ken her - snap - lijk - te - misch.
ItKarl
Ibeml
FÜTl
7
■10
Ëmi ■
Q
De mozaïeksteenen vormen, in de juiste volgorde achter elkaar geplaatst, de namen van drie film-regisseurs.
' f^k
ZM
1^
5
[^ g
Omschrijvingen: 1. scheikundig 2. uiterlijke waardigheid 3. lucht gesteldheid 4. ondergeschikt 5. sloopen 6. deel der hand 7. snuiven 8. stad in de Rijnprovincie 9. tot anderen vorm terugbrengen 10. begrijpen 11. hulprpiddel 12. werkelijk 13. pret 14. dek van groot schip 15. eischen 16. minzaam
OPLOSSINGEN van 25 Sept. (uit no. 36) Film-voorzetraadsel: Vroom, ever, ier, tram, haar, aria, rook, loom, aar, nerf — Veit Harlan. Filmst er-vervol gr aadsel: 1. Leo Slezak, 2. akropolis, 3. isoleeren, 4. enveloppe, 5. pertizaan, 6. andermaal, 7. alligator.
Tm**
tieke gedeelte der exploitatie. Drie zaken komen hier speciaal naar voren. In de eerste plaats zal het accent in de exploitatie meer dan vroeger komen te liggen op de of era. Utrecht heeft altijd een waardig contingent opgeleverd aan enthousiaste opera-liefhebbers. Daaraan heeft het nooit gehaperd. Maar waaraan het wèl haperde, was aan de Opera zelf, in Utrecht èn in Nederland. Daar kwam voor onze stad dit speciale feit bij, dat de Schouwburgzaal te klein was (en is) om een volledig gemonteerde en uitgeruste opera-vertooning rendabel te maken. Aan dit bezwaar wordt -thans tegemoet gekomen door het subsidie van ƒ 25.000.- dat aan de gezelschappen ten goede komt, niet in de laatste plaats aan de Opera. De bedoeling is, dat elke opera, die in de hoofdstad vertoond wordt, ook in Utrecht komt; dus om de
^J Q Q Q FHTI
FILMSTER-KRUISWOORDRAADSEL
p?OTr
Kamraadsel: Horizontaal: 1. Marga Eckhardt. Verticaal: 1. metriek, 2. rijnland, 3. aureool, 4. cabaret, 5. hamster, 6. rhythme, 7. textiel.
Z. de V. te 's-Gravenhage, F. A. K. en R K. te Horn.
(Vervolg van pag. 20) van middelmatig dilettantisme. Wanneer men bedenkt, dat deze twintigjarigen de liedjes en éénacters zelf hadden geschreven en gecomponeerd en de dansen ingestudeerd, dan kan men vaststellen, dat er muzikaal en artistiek gevoel leeft onder de Haagsche jeugd, die de school pas verlaten heeft of nog op de banken zit. Natuurlijk levendig applaus na elk gedeelte en bergen bloemen, een lauwerkrans voor den algemeenen leider Jan van Hillo, die in deze hulde gaarne alle executanten liet
deelen en met name hulde bracht aan zijn „nauwste medewerkers", t.w. Herman Broekhuizen, die de muzikale leiding had, Jan Kaland, die de tooneel-regie had verzorgd, Roel Doorn, belast met de zakelijke leiding. Koos Huisman, die de dansen had ontworpen en ingestudeerd en Emil Vrancken als de man achter de schermen. Het was een geslaagde avond. Wie weet, zullen wij enkelen der jeugdige artisten in later jaren nog eens als beroepsartist op de planken zien! 1 B. M. VAN DEN ENDE
JUWELIERS DEN HAAG • LANGE POTEN 43 «TEL 115281
GOUD - ZILVER - JUWEELEN INKOOP - VERKOOP - TAXATIE ANTIEK -MODERN
Er zijn er gelukkig ook nog in Utrecht, die vol spanning uitzien naar wat het nieuwe tooneelseizoen zal brengen. Nog altijd weliswaar gaat Utrecht door voor een typische muziekstad, waar de dramatische kunst op het tweede plan staat, maar er zijn de laatste jaren verschijnselen genoeg, die duiden op een zichtbare kentering. En nu de oude stad eindelijk een nieuwen schouwburg gekregen heeft, nemen die verschijnselen toe. De nieuwe schouwburg heeft zijn deuren al een jaar geleden ontsloten, en de eerste voeling met het publiek is gunstig, zelfs uitermate gunstig geweest, ondanks verduistering en langen, kouden winter. Terwijl het laatste seizoen in den voormaligen schouwburg 150 voorstellingen werden gegeven, steeg dat aantal tot bijna 225 in de nieuwe zaal. Trekt men daarvan
het aantal besloten avonden af, dan houdt men 133 openbare voorstellingen over, bezocht door 64.719 schouwburggangers. Het is verblijdend en moedgevend, dat de jeugd hiervan zoo'n groot contingent vormde n.1. 8062. Dit is mede te danken aan de uiterst gunstige regeling voor hen, die nog geen 24 jaar oud zijn. Om door deze regeling de recette niet te zeer te drukken, heeft het Schouwburgbestuur voor 't nieuwe seizoen de red,uctie iets moeten verlagen, terwijl ook de coupons thans aan eenige beperking zijn gebonden. Een belangrijke proef wordt genomen met de wederinvoering van een abonnement, in totaal voor acht Maandagavonden, waarop de vaste bekende gezelschappen zullen spelen, terwijl op een dezer avonden de première gaat van een opera. Wij zijn beland bij het artis-
DE GESCHIEDENIS VAN ÉÉN JURK...
]
® Indanihren Wie Indanthren beeft gekocht, kan van geluk spreken.
Utrecht behoort met Rotterdam en Den Haag naast de hoofdstad tot de pleisterplaatsen, die zeker door de groote ensembles geregeld zullen worden aangedaan. Utrecht zal dus ook in het a.s. seizoen zijn bevoorrechte plaats naast de genoemde steden op tooneelgebied blijven innemen. Men mag er om rouwen, dat het nog altijd geen eigen gezelschap heeft — de kans leek heel dichtbij, maar is thans weer verkeken — niettemin zal het seizoen aan variatie niet onderdoen voor zijn voorgangers.
Ten leste, wat de Kleine Zaal betreft, ook deze zal wel weer, evenals het vorig jaar, in verhoogd tempo haar diensten moeten bewij?en. Zij zal dat des te doeltreffender kunnen doen, nu het podium, dat voor tooneel en zelfs voor cabaret te laag was. met veertig centimeter is verhoogd, terwijl het tooneeltje een paar eigen decors heeft gekregen, waarvan het eerste door middel van applieken enz. voor vier verschillende kamers is te gebruiken, terwijl het tweede als boschen straatdécor dienst kan doen. C. A. SCHILP
MuziekNeliool Zwaag* Aanvang nieuwe cursussen: Piano Gitaar Banjo Viool Orgel Cello
Accordeon Hawaaiien Mandolina Mandola Ukeleie Harmonium
Trompet Klarinet Saxophoon Xylophoon Slagwerk Stringbas
Lesgeld f 2.75 per maand (instr.) Gratis instrumenten in bruikleen Theoretische lessen f 0.25 per maand op de les, tevens studiegelegenheid. 2500 Leerlingen... 150 Leeraren. Amsterdam „ „ ,,
Jac. v. Lennepkade 15 Willemsparkweg 135 Dintelstraat 1 Ferdinand Bolstraat 21 Middenweg 1 5 Den Haag Regentesselaan 60 Musschenbroekstraat 71 Stille Veerkade 46 Scheveningen Middelburgschest. 9 Haarlem Barteljorisstraat 10 Utrecht Voorstraat 5 (bis) Hilversum Vaartweq 61 Alkmaar Stationsplein 110 Broek op Langendijk Z.-Scharwoude A 91
Telef.
80940 96915 96748 26522 54289 398849 181513
21990 4425
Tevens schriftelijke lessen door geheel Nederland: „Muziek lessen in het oude schrift per brief". SUBLIEM komt overal.
Op reis?
Leest M Dan gaat Op de stations
22
■ .-.^^is^
Het seizoen opende op 18 September jl. en op 25 September ging reeds een première, die elders in dit nummer wordt besproken, het stuk van Frans de Prez : „De Stad van God" onder regie van Johan lioezer. Liefst zeven premières zijn er binnen iets meer dan twee weken !
SUBLIEM In 1940 werd de jurk gekocht, gemaakt van 'n vlot, vief Indanthrenstofje, onovertroffen wasch-, zon- en weerecht. In 1941 werd de schaar erin gezet en vervormde de huisnaaister het geheel tot 'n nieuwe creatie, die iedereen als „snoezig" betitelde. En waarempel, in 1942 ging de schaar er opnieuw in en jaioersche vriendinnen beweren nu, dat de stof gehamsterd is. Tóch is het nog steeds de oude stof uit 1940. Zooiets kan alleen met Indanthren-stoffen, dames!
23
■^^^-"
dat zeker niet zal nalaten artistiek leven in de brouwerij te brengen met opera, operette, ballet en tooneel, en dat — men weet het — reeds de beste krachten uit de hoofdsteden van het Groot-Duitsche Rijk tot zich heeft getrokken, (Elders in dit nummer over het programma meer. — Red.).
Adressen:
Wat tooneelminnend Utrecht te wachten staat
CINEMA & THEATER - (nr. 39)
__.^_^___^^^______-^_^_
Hetzelfde subsidie zal ook de mogelijkheid van goede, aantrekkelijke volksvoorstellingen — niet met afleggertjes, maar zoo mogelijk met Utrechtsche premières — openen. Bij wijze van proef werden er twee in het programma vóór Januari ingevoegd. De hoop is gevestigd op de medewerking van het publiek, in dien zin, dat de volksvoorstellingen inderdaad uitsluitend worden bezocht door hen, voor wie ze zijn bestemd. Het Schouwburgbestuur denkt hierbij aan personen, die geen hooger inkomen hebben dan ƒ 3000.-. Tenslotte noem ik als derde punt de ahonnementsavonden van het ..Deutsche Theater in den Niederlanden", liefst twintig in getal — Vrijdag om de veertien dagen —
HOITHUUZEN
PRIJSWINNAARS Hoojdfrijs: mej. M. E. te Amsterdam, troostprijzen: mej. J. v. d. S. te Amersfoort, T. P. H. te Rotterdam, D. W.
drie weken, zeker eenmaal in de maand zullen wij een opera-voorstelling te zien krijgen.
^^^^""
(nr. 39)
- CINEMA & THEATER
|
NIC UM iet snel!
2272 cent
Aan de kioskei i
, * ^
. %.
,- ,^ •
j^pen doekte
I WEEKBLAD VOO/? f/LM, TOONEEL DANS. OPERA, OPERETTE, CONCERTEN RADIO, REVUE, VARIÉTÉ EN CABARET
E!
ll ■ '
-
ftnan :"'• Jsfilm
H ■• Loos ilet" 'm loord
van Icks"
.■■^'
rhaa!) .'■
'Wm. ■
Het weekblad „Cinema & Theater" verschijnt des Vrijdags. — Wnd. Hoofdredacteur: P. van der Lelie. — Chef van Dienst, verantwoordelijk voor dit nummer: Joh. T. Hulsekamp, Amsterdam. — Redacteur: L. J. Caplt, Amsterdam. — Verantwoordelijk voor de advertenties: R. M. A. Ausems, Utrecht. — Uitgave der N.V. Nederlandsche Uitgeverij „Opbouw", Paulus Potterstraat 4, Am sterdam-Zuid. (P1083). — Druk der N.V. Drukkerij Elsevier, v. Ostadestraat 233, Amsterdam-Z. (K199). Telefoon: Directie en Administratie 21511, Redactie 21424, Amsterdam. — Postgirorekening no. 78676. — Advertentietarieven op aanvrage verkrijgbaar bij de administratie. — Prijs der losse nummers 15 cents. Abonnementsprijs franco per post ƒ 6.50 per jaar, ƒ 3.25 per half jaar, ƒ 1.62i per kwartaal, bij vooruitbetaling; in plaatsen, waar bezorgers zijn gevestigd, desgewenscht 12i cents per week. Abonnementen worden stilzwijgend telkens voor een kwartaal verlengd, indien niet twee weken vóór afloop schriftelijk opzegging is ontvangen. (Prijsverhooging toegestaan bij brief van 23 Maart 1942, no. 1017 P.R. van het Rijksbureau voor de Grafische Industrie.) — Nadruk alleen toegestaan voor korte gedeelten, mits met bronvermelding. — Bij ongevraagde bijdragen sluite men retourporto (zoo mogelijk een geadreseerde en gefrankeerde enveloppe) In. — Alle bijdragen, fpto's, teekeningen en redactioneele correspondentie, zonder vermelding van persoonsnamen, te richten aan de Redactie, abonnementsopgaven en andere^adminlstratleve correspondentie aa,n de Administratie van Het Weekblad „Cinema & Theater", Paulus Potterstraat 4, Amsterdam-Zuid. P 1083/4
1
'CINEMA & THEATER — No. 39 — 2 OCTOBER 1942
egoïst
■
■
■
■
é sr Liebe"
■
■V
een
O H A -; 5": k h i
*jiÉ^iiii;•--■■ ■:--.:':....:. ■■-...-■ .^ ■•.. ■ ■
■..-. -.
■.:'.;■
v.-.-::.- ■■
:...,.
. .■ ■
:
oofdrol vervult in de film „Misdaad op de tweede étage" elke binnenkort In ons tand xal uitkomen. iFoto m.)
I