Toen de liberale partij in 1846 werd opgericht, was er nog helemaal geen sprake van een partijstructuur zoals we die nu kennen. Zij was veeleer een los samenwerkingsverband tussen tientallen autonome afdelingen en kringen. Hetzelfde gold in feite voor de Lierse Liberale Associatie, die vandaag haar 150-jarig bestaan viert. De liberalen vormden geen strak geregisseerde groep, het ging (én gaat) simpelweg om Lierenaars die op hun vrijheid en individualiteit gesteld waren. Op moeilijke momenten werden de rangen echter gesloten en toonde de ‘losse’ partij zich bijzonder weerbaar. Het Lierse stadsbeeld getuigt van die weerbaarheid. We nemen u daarom graag mee op een wandeling langsheen taalkwesties, verkiezingen en Wereldoorlogen, dwars doorheen het stadscentrum, waarin de voorbije anderhalve eeuw verschillende liberale stempels werden gedrukt. De vogelvlucht die deze folder biedt, wordt tijdens de zomermaanden door de stadsgidsen op de geleide ‘Bergmann-wandeling’ verder uitgediept. Beslist een aanrader! De auteurs
Het verdwenen Casino aan het Leopoldplein. Het werd door een zevental leden van de Grote Harmonie opgebouwd naar een ontwerp van H. Redig, leraar aan de Lierse tekenacademie. Het pand werd gesloopt in 1934.
1. Casino Het gebouw van het Casino (Leopoldplein nr. 15) zoals we het vandaag zien – met stijlvolle art deco-elementen – werd in 1934 opgetrokken, naar een ontwerp van Bernard de Meyer. Toch gaat de geschiedenis van dit gebouw bijna een eeuw verder terug in de tijd. Vandaag kunnen we het ons nog moeilijk voorstellen, maar in het midden van de 19de eeuw stond hier al – eenzaam en statig op het pas aangelegde Leopoldplein – een eclectisch gebouw dat werd omgeven door een grote tuin en ijzeren hekken. Het Leopoldplein werd in 1855 aangelegd na de ingebruikname van de spoorlijn Lier – Turnhout. Zoals bekend werden stations veelal aan de rand van de stad aangelegd. Ook in Lier zagen heel wat conservatieve, vrome mensen het station als een sluis waarlangs een vreemde, nieuwe wereld binnenstroomde en waarlangs, omgekeerd, mensen hun vertrouwde biotoop konden verlaten om zich te verliezen in de zoveel grotere stad met haar vele, onchristelijke verleidingen.
De stationschef was vaak een vreemdeling, een agent van de gewantrouwde staat, iemand die een aparte plaats innam in de lokale, vaak aloude hiërarchieën van aanzien en macht. Hij was niet toevallig vaak de eerste liberaal. Iedereen kent wel het verhaal van de verschrikte koeien dat toen de ronde deed, koeien die na het passeren van de trein geen melk meer zouden geven. Marc Reynebeau stelt in zijn Een geschiedenis van België dat dit een vermakelijke anekdote mag lijken, maar dat ze onder de oppervlakte een conflict illustreert tussen twee werelden die zich plots met elkaar geconfronteerd zagen: ‘Aan de ene kant stonden het platteland, de landbouw, de traditie, de beslotenheid en de godsdienst – de koe dus. Aan de andere kant stond een ander complex, dat van de techniek, de industrie, de vooruitgang, de stedelijkheid en het liberalisme – kortom, de trein.’ Het hoeft dus niet te verbazen dat heel wat vroege Lierse liberalen precies in de stationsomgeving hun natuurlijke
biotoop vonden. Dat gold in de eerste plaats voor de Grote Harmonie, een liberale vereniging die hier tot op vandaag haar thuishaven heeft. De harmonie werd opgericht in 1827 door een groepje muzikanten dat zich had losgemaakt van het bestaand gezelschap Trompetgeschal. In 1829, bij een officieel bezoek van koning Willem I, maakte de harmonie een zodanig goede beurt dat de vorst haar het voorrecht verleende zich Oranje Harmonie te noemen. Om begrijpelijke redenen werd het ensemble na de Belgische onafhankelijkheid omgedoopt tot ‘Grote Harmonie’. Die naamsverandering had echter geen negatief effect op de werking. Onder impuls van de familie Bergmann ontpopte de harmonie zich algauw tot het muzikale vlaggenschip van de Lierse vrijzinnigen. De band tussen de Bergmanns en de harmonie zou nog lang erg innig blijven. Treffend was bijvoorbeeld dat in 1898, naar aanleiding van de vieringen bij de inhuldiging van het Anton Bergmann-monument aan de stadsvesten, er in de tuin van het Casino
talrijke muzikale uitvoeringen plaatsvonden. De Grote Harmonie maakte voor de Eerste Wereldoorlog op artistiek vlak behoorlijk naam en kende meer dan eens succes bij deelname aan muziekwedstrijden. Het gezelschap ondersteunde ook verschillende Lierse liberale activiteiten. De Grote Oorlog diende dit bloeiende liberale cultuurleven in Lier een mokerslag toe. De liberale verenigingen teerden immers in hoge mate op de burgerij. Die kon het zich permitteren de oorlogsjaren in veiliger oorden door te brengen. Het gevolg hiervan was dat de werking van de liberale kringen tijdens de oorlog zo goed als stilviel. In het geval van de Grote Harmonie was er een nog duidelijkere reden voor het stilvallen van de activiteit. Het oorspronkelijke Casino-gebouw was immers grotendeels verwoest door de Duitse beschietingen. Enkel de buitenmuren stonden nog overeind. De harmonie bleef echter niet bij de pakken zitten, maar week uit naar het
Keizershof om daar de repetities te hervatten. Intussen voerde men aan het Casino de nodige herstellingswerken uit. Het gebouw werd in 1934 uiteindelijk gesloopt, waarna het in zijn huidige vorm verrees. Enkele jaren eerder, in 1927, had de Grote Harmonie nog met de nodige luister haar honderdjarige bestaan gevierd. Het muziekkorps, dat hiervoor een ruime stadstoelage wist te bekomen, smeerde zijn ‘jubileumconcerten’ uit van het begin van de zomer tot eind november. Onder de zevenendertig Lierse maatschappijen die bij de aanvang van de feestelijkheden in de optocht van stamlokaal Casino naar het stadhuis – waar een plechtige ontvangst plaatsvond – meeliepen, zagen de toeschouwers ook het katholieke Lyra en de socialistische harmonie Vooruit. Willem Schepmans, een bestuurslid van de Grote Harmonie, sprak in dat verband van een ‘gelukkige gedachte’ en meende dat ‘de welwillendheid waarmee de deelname bij het eerste verzoek werd toegezegd’, bewees ‘dat alle politieke
beslommeringen even terzijde werden gesteld’. Politiek gekibbel – zowel intern als extern – was in die tijd eerder zeldzaam bij de Lierse liberalen. Gebeurde het toch, dan waren de andere partijen er als de kippen bij om het vuurtje nog wat op te poken. Over een vrij onbetekenende onenigheid in blauwe kringen schreef de katholieke krant Ons Lier – onder de kop ‘Woelingen bij liberalen’: ‘Arthur [Vanderpoorten], die het liberale Willemsfonds van het Liberale Verbondeke losscheurde, omdat hij zijn zin niet kreeg, heeft gevraagd om terug in het Casinoke te mogen zetelen. De harmonie heeft Arthur terug binnen gelaten, maar op voorwaarde dat hij zich koest houdt.’ Dat de soep niet zo heet werd gegeten als ze door de katholieken werd opgediend, bleek echter wel voldoende uit het feit dat de bibliotheek van de lokale afdeling van het Willemsfonds in het midden van de jaren dertig in het Casino werd ondergebracht. Ze zou daar overigens blijven tot 1960, waarna ze verhuisde naar het Hôtel du Commerce aan de Grote Markt.
2. Huis Vanderpoorten
Marleen Vanderpoorten schreef over het Huis Vanderpoorten (Antwerpsesteenweg nr. 2):
‘Mijn moeder woont er bijna zestig jaar, in het huis dat ooit mijn thuis was. In mijn vaders jeugd bevonden zich achter het huis magazijnen van de firma Verberckt en daarachter woonden arme boeren van de Vierbunder waar vader als jongen vaak kwam. Vader leefde en speelde er nog in de ‘echte’ natuur. En wie dat in zijn jeugd doet, blijft zich met de natuur verbonden voelen. Zo ook vader.’ Waar het Lierse liberalisme in 19de eeuw onlosmakelijk met het geslacht Bergmann verbonden was, zo vormde in de 20ste eeuw de familie Vanderpoorten het kloppend blauwe hart. De bekendste telgen zijn uiteraard de ministers Arthur, Herman en Marleen. Er zijn echter ook de minder bekende namen, met gemeenteraadsleden Gerard, Walter en Peter. Wanneer we vandaag terugblikken op drie generaties Vanderpoorten zien we niet enkel het verhaal van een strijd voor vrijheid en vooruitgang of van werklust en ernst. Het is ook een verhaal van innige liefde voor Lier – en tenslotte van dromen die door het noodlot, of door een tekort aan tijd, door een volgende generatie dienden te worden gerealiseerd.
2.1. Arthur Vanderpoorten De eerste en meteen ook meest illustere figuur in de rij was Arthur Vanderpoorten (1884-1945). Anders dan vele Lierenaars vandaag wellicht graag zouden aannemen, zag hij het levenslicht niet onder de Sint-Gummarustoren, maar wel in Puurs. Een onbekommerde jeugd heeft hij daar echter niet gekend: toen hij amper zes maanden oud was, overleed zijn vader. Het gezin verhuisde kort daarna naar Lier. Als tiener liep Arthur school aan het Mechelse atheneum. Hoewel daar duidelijk bleek dat de jonge Arthur erg begaafd was, kon hij geen hogere studies aanvatten: zijn moeder beschikte simpelweg niet over de nodige middelen. De jonge Vanderpoorten bleef echter niet bij de pakken zitten en ging – in Lier – aan de slag bij de Brusselse firma Verberckt, een groothandelszaak in textielwaren. Hij begon er als vertegenwoordiger, maar werkte zich op tot handelsdirecteur.
Het ging hem stilaan voor de wind – zowel persoonlijk als professioneel. Arthur werd verliefd op de dochter van de uitbaters van het Casino. In 1918 huwde hij met Jeanne Thys, zoals dit meisje heette. Samen zouden ze vier kinderen krijgen: de jong gestorven Wilhelmina en Elza, Herman en Hugo. Ook op politiek vlak liet hij na de Eerste Wereldoorlog van zich horen. In 1921 was hij voor het eerst kandidaat bij de verkiezingen, als lid van de jonge Vlaamsgezinde liberalen. In 1923 trad hij toe tot het hoofdbestuur van het Willemsfonds en van het Liberaal Vlaams Verbond. In beide organisaties stelde hij zich democratisch en vooruitstrevend op. Ondanks de drukke ‘nationale’ bezigheden zou hij steeds actief blijven in Lier. Om de heropbouw van Lier na de oorlog economisch te schragen stichtte hij de Lierse Kamer van Koophandel, waarvan hij het hele Interbellum voorzitter zou blijven. Ook het voorzitterschap van de Lierse afdeling van het Willemsfonds, een functie die hij rond het midden van de jaren twintig opnam, zou hij tot zijn dood uitoefenen.
Arthur Vanderpoorten had dus meer dan voldoende omhanden; maar gelukkig kon hij in Lier steeds rekenen op de hulp van zijn broer Gerard en diens zoon Walter. Beiden waren jarenlang de sterkhouders van de Lierse Turnkring. Die vereniging was tijdens de bezetting van ’14-‘18 als één van de énige liberale groepen actief gebleven. In een gedenkboek uit 1945 lezen we dat de kring ‘in 1917 flink op dreef was – er werden zelfs een paar avond- en openluchtfeesten gegeven’. Ook Arthur werd onder impuls van zijn broer een enthousiast lid van de kring. Hij was niet alleen turnleider, maar ook een onvermoeibaar propagandist. Samen met zijn oom zette Walter binnen het Willemsfonds een jeugdwerking op, die bij vriend en vijand hoge ogen gooide. Jonge Lierse liberalen kregen een gevarieerd aanbod voorgeschoteld: meestal lezingen, maar ook filmvoorstellingen, fietstochten en geleide bezoeken aan toeristische trekpleisters in de omgeving vulden het programma. Het meeste volk wist men evenwel te lokken met debatavonden. Het succes hiervan
trok de aandacht van de volwassenen, die ze prompt ook op hun agenda plaatsten. Gerard Vanderpoorten was dan weer gedurende de hele tussenoorlogse periode gemeenteraadslid. Dat was geen gemakkelijke opdracht, want de liberale partij was het grote slachtoffer van de invoering van het algemeen enkelvoudig stemrecht, vlak na de Eerste Wereldoorlog. Desondanks zou Gerard zichzelf nooit verliezen in giftig of bitsig oppositie-voeren tegen de katholieke meerderheid. Integendeel zelfs, want zowel in de richting van de medeoppositie-partijen als in de richting van het stadsbestuur kozen de liberalen voor de dialoog en de constructieve aanpak. Bij zijn afscheid van de actieve politiek, in 1938, zei burgemeester Joseph Van Cauwenbergh dan ook dat Gerard Vanderpoorten ‘geen oppositielid was in de ware zin van het woord, hij behoorde slechts tot een minderheid’.
De Lierenaar Op verzoek van zijn vader richtte Anton Bergmann in 1857 het liberale weekblad De Lierenaar op. Het was het eerste ideologisch gekleurde nieuwsblad in de stad. Het bracht uitgebreide binnen- en buitenlandse berichtgeving, verslaggeving over werkzaamheden van het parlement, provincie- en gemeenteraad, markt- en beursberichten, aankondigingen, feuilletons en uurtabel van treinen en omnibussen. Vanaf 1 januari 1857 tot het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog verscheen het blad iedere zondag. Anton Bergmann nam zeventien jaar lang de redactie van het liberale weekblad op zich. Na de dood van zijn zoon nam George Bergmann de leiding van het blad over.
De Lierenaar ging een bitse polemiek aan met de weekbladen van de tegenpartij. De katholieke Gazet van Lier was expliciet opgericht tegen de invloed van De Lierenaar en fel antiliberaal. Na de verkiezingsoverwinning van 1872 werd de nieuwe lokale katholieke meerderheid, de zogenaamde ‘Suskesregeering’, kop van jut. Strijdpunten als de problematiek van de kerkhoven, erfenissen aan kloosters en de onderwijskwestie kwamen in de 19de eeuw ruim aan bod.
De Vanderpoortens vormden dus een hecht blok – en daar werd uiteraard al wel eens smalend over gedaan. In de katholieke pers kreeg de lijst van de Lierse liberale partij de bijnaam ‘het familielijstje’. Het liberale blad De Lierenaar antwoordde laconiek dat ‘als onze lijst een familiekarakter zou dragen, dit getuigt van de familiegeest die onze partij bezielt in tegenstelling tot de kat-en-hond-mentaliteit, die men helaas in de katholieke partij vaststelt’. Maar met of zonder de steun van zijn familieleden – in de jaren dertig werd het in Lier iedereen stilaan duidelijk dat Arthur Vanderpoortens kwaliteiten het lokale niveau overstegen. Hij werd lid van de raad van bestuur van het Vlaams Economisch Verbond en werkte mee aan de befaamde Vlaamse Gids. In zijn stukken voor dit tijdschrift bleek dat hij streefde naar de culturele ontvoogding van Nederlandstalig België, maar zich tegelijk afzette tegen nationalistische en protectionistische tendensen. Vanderpoorten trad nu ook nationaal op het politieke voorplan: in juni 1936 werd hij verkozen tot liberaal provinciaal
senator, waarna hij meteen een wetsvoorstel indiende dat de basis werd voor het fonds voor de bouw van rijksscholen (wet van 17 juli 1937). Vanderpoorten was nu een politiek zwaargewicht geworden. Het lijdt dan ook geen twijfel dat de Lierse katholieke partij beducht was toen Vanderpoorten in 1938 aankondigde dat hij zou deelnemen aan de gemeenteraadsverkiezingen van dat jaar. In zijn talloze radiotoespraken en opiniestukken raakte de met een ‘natuurlijke welsprekendheid’ begaafde senator de juiste snaar bij een groot deel van de Lierse bevolking, een bevolking die volgens hem ‘niet de minste aandacht meer over had voor het spel van meetings en plakkaten’. Tenslotte drong hij – zestig jaar voordat zijn kleindochter Marleen dit als minister van Onderwijs ook zou doen – aan op een ‘verbetering van de loonstandaard van de leraars’. De sterke campagne resulteerde in een mooie verkiezingsoverwinning. De Lierse liberalen boekten een winst van vijf procent en behaalden een derde zetel.
Lijsttrekker Arthur Vanderpoorten bleek met vijfhonderd voorkeurstemmen de populairste Lierse politicus. Veel tijd om na te genieten van deze uitslag had hij echter niet, want kort daarna werd hij minister van Openbare Werken in de katholiek-liberale regering van Hubert Pierlot. Toen die in 1940 zijn regering moest herschikken werd Vanderpoorten minister van Binnenlandse Zaken. In die hoedanigheid probeerde hij in mei 1940, als een van de zogenaamde Vier van Wijnendale, Koning Leopold III in een laatste gesprek te overhalen om België te verlaten en de oorlog in het geallieerde kamp verder te zetten. Toen dit mislukte volgde Vanderpoorten de andere regeringsleden naar Frankrijk. Een aantal ministers van de regeringPierlot trok naar Londen, maar de meesten bleven in onbezet Frankrijk. Het gezin Vanderpoorten vertoefde een tijdje nabij Bergerac. Na enkele maanden keerden vrouw en kinderen naar België terug. Vader Arthur Vanderpoorten bleef in Vichy achter om er te studeren en Belgische vluchtelingen te helpen.
Enkele maanden na de Duitse bezetting van Zuid-Frankrijk werd Vanderpoorten onder andere daarvoor gearresteerd. Na een verblijf in de gevangenis van Fresnes en in verscheidene kampen, stierf hij ten gevolge van tyfus in het concentratiekamp van Bergen-Belsen. Het was 3 april 1945, amper twaalf dagen voor de Amerikaanse troepen het kamp zouden bevrijden. Het duurde nog jaren voor zijn stoffelijk overschot gevonden werd en naar zijn thuisstad Lier werd overgebracht.
2.2. Herman Vanderpoorten ‘Het oorlogsspook waart over Europa’, schreef het Lierse liberale weekblad De Lierenaar aan de vooravond van de Tweede Wereldoorlog. Na een tijdelijk verblijf van het gezin Vanderpoorten in Frankrijk keerden vrouw en kinderen naar België terug. Terwijl vader Arthur veiligheidshalve achterbleef in Vichy om er te studeren, trok zoon Herman naar de Universiteit Gent, waar hij zijn pas aangevatte rechtenstudies verderzette. In de tijd dat Herman zich aan de universiteit aansloot bij het vrijzinnige studentengenootschap ’t Zal Wel Gaan en optrok met toekomstige liberale voormannen als Frans Grootjans en Karel Poma, kon hij nooit vermoed hebben welk gevaar zijn vader intussen liep en op welke mensonwaardige manier die de dood zou vinden. Dat de nazi’s een Belgisch minister van Binnenlandse Zaken in een concentratiekamp de dood in zouden jagen, had niemand ook maar dúrven denken. Men kan zich de impact van dit nieuws op de prille twintiger die
Herman Vanderpoorten toen was, onmogelijk voorstellen. Maar in plaats van zich in wraakgevoelens, verdriet of lethargie te verliezen, heeft Herman Vanderpoorten vanaf dat moment alles in het werk gesteld om in de politieke voetsporen van zijn vader te treden. Het noodlot had de ministeriële carrière van zijn vader abrupt beëindigd, maar Herman nam de draad van de onvoltooide droom weer op, vastbesloten om de erfenis niet verloren te laten gaan. Zonder overdrijven kan worden gesteld dat hij daarin slaagde. Het palmares is indrukwekkend. Van 1949 tot 1958 was hij provincieraadslid, in 1961 werd hij verkozen tot volksvertegenwoordiger en in 1965 stapte hij over naar de senaat, waar hij tot zijn dood in 1984 zou zetelen. Ondanks die nationale mandaten zou Vanderpoorten Lier nooit los laten, of los kúnnen laten. Vanaf 1959 zetelde hij er in de gemeenteraad. Hij bleef ook zijn hele leven actief in het lokale verenigingsleven, gaande van de PVV-afdeling en het plaatselijke Willemsfonds tot voetbalclub Lierse.
Net als Arthur Vanderpoorten (en later zijn kleinzoon Patrick Dewael) was hij minister van Binnenlandse Zaken (regering Vanden Boeynants-De Clercq, 1966-1968). Hij was ook driemaal minister van Justitie, onder de premiers Leburton, Tindemans en Martens. In die laatste regering was hij bovendien vice-eerste minister en minister voor Institutionele Hervormingen. Dat Vanderpoorten werd aangezocht als minister voor Institutionele Hervormingen, was uiteraard geen toeval. De ervaring hiervoor deed hij op in de schoot van de liberale partij. Als voorzitter van het Liberaal Vlaams Verbond (LVV) werd hij ook lange tijd geconfronteerd geweest met communautaire tegenstellingen binnen de partij. Gefrustreerd door de niet aflatende interne oppositie van de machtige Brusselse federatie, evolueerde de nochtans geduldige en gematigde Vanderpoorten tot een vastberaden voorstander van de taalkundige splitsing van de partij, zoals die in het begin van de jaren zeventig mede dankzij hem werd gerealiseerd.
De communautaire expertise die hij hierdoor had verworven, gekoppeld aan zijn jarenlange ervaring als minister van Justitie, maakte dat het voor de hand lag dat Vanderpoorten één van de belangrijkste architecten van de grote staatshervorming van 1980 werd. Hierbij regelde hij de gewestvorming en tekende hij het institutioneel kader met de bevoegdheidsverdeling tussen het federaal en het gewestelijk niveau uit. Hoewel die erg belangrijke dossiers wellicht niet erg tot de verbeelding van de man in de straat spraken, blijft toch bij heel wat mensen het beeld leven van een erudiete, noestwerkende staatsman die veel bijgedragen heeft tot het ontwarren van een aantal communautaire knopen. Het beeld van de droge en theoretische Vanderpoorten strookt niet met de werkelijkheid. Immers, doorheen zijn hele ministeriële carrière schonk hij veel aandacht aan ethische en sociale problemen, die voor hem mínstens even belangrijk waren als de communautaire vraagstukken. Zo realiseerde hij de erkenning van de islam en versoepelde hij
het penitentiair verlof. Maar vooral op het vlak van vrouwenrechten verzette hij bergen. Het was ook dankzij hem dat de regering instemde met de vrije verkoop van anticonceptiemiddelen. Zo legde hij al in 1973 een wetsontwerp neer waarmee hij abortus uit de strafrechtelijke sfeer wilde halen. Dat die wet er gekomen is, al was het pas in 1990, toont aan hoe vooruitstrevend Herman Vanderpoorten in 1973 al dacht. De volledige juridische gelijkberechtiging van man en vrouw kwam onder zijn beleid een belangrijke stap dichterbij: er kwam gelijkberechtiging bij overspel en discriminaties in het huwelijksvermogensrecht werden uitgevlakt. Op het einde van de jaren zeventig maakte Vanderpoorten duidelijk dat hij zich stilaan op zijn geboortestad zou richten. In 1976 haalde hij bij de gemeenteraadsverkiezingen de meeste voorkeurstemmen. Zelfs als ze niet de grootste formatie van Lier was, toch had de liberale partij vaak de sterkste lijsttrekker (alle Vanderpoortens en Maurice Vanhoutte). De schitterende persoonlijke
score bleek echter nog geen garantie op de laatste grote politieke droom die hij nog koesterde: burgemeester van Lier worden. In een open brief aan alle Lierenaars schreef Vanderpoorten plechtig: ‘Het burgemeesterschap van vader Bergmann is weliswaar lang voorbij, maar niet vergeten. Zijn geestelijke erfgenamen verbeiden hun tijd. Als de kiezers dat willen, dan zal ik, de Bergmann-traditie indachtig, voortaan gaarne al mijn krachten ter beschikking stellen van een stad waarvan het lot nauw met ons aller toekomst verbonden is.’ Het uitstel na 1976 betekende geen afstel. Bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1982 wierp Vanderpoorten zich opnieuw met volle overtuiging in de lokale kiesstrijd – zoals Arthur Vanderpoorten het hem in 1938 had voorgedaan. De parallellen met zijn vader waren opvallend: tijdens de campagne voelden de andere partijen de bui al hangen, en niet ten onrechte, want Vanderpoorten kreeg opnieuw veruit de meeste voorkeurstemmen achter zijn naam…
Herman overtrof echter nog zijn vader, na 100 jaar was de liberale partij weer de grootste in Lier. Voor het eerst sinds 1872 – met George Bergmann – had Lier weer een liberale burgervader. ‘Hij was oprecht trots op zijn burgemeesterschap’, getuigde zijn dochter Marleen later. ‘Na zoveel jaar was het een voldoening om zoveel succes te hebben in deze kleine stad. Zijn verwachtingen waren hoog gespannen. Het was alsof een nieuwe episode van zijn leven een aanvang zou nemen. Ze zou echter veel te kort duren…’ Nog vóór het in 1984 begon te zomeren, werd het stil op het stadhuis. De burgemeester zou er niet meer verschijnen…
2.3. Marleen Vanderpoorten Met twee zo’n indrukwekkende liberale voormannen in haar familie, moeten velen gedacht hebben dat Marleen Vanderpoorten voorbestemd was voor een politiek leven. Het heeft er echter lange tijd helemaal anders uitgezien. Het spreekt voor zich dat de herinneringen aan de gruwel van de oorlog een onuitwisbare stempel drukten op de familie Vanderpoorten. Ook de kinderen en kleinkinderen werd gewezen op de pijn uit het verleden. Marleen getuigde hierover later: ‘Als men mij vertelde over mijn grootvader, ging het steeds over een verdraagzaam en beminnelijk man, die de vrijheid koesterde en oprecht begaan was met het lot van zijn medeburgers.’ Toch was het zeker niet zo dat ze
samen met haar broer en zus ongelukkig opgroeide onder zo’n zware erfenis. Ze bracht vele zorgeloze vakanties door aan zee, waar ze speelde met haar jongere neefje Patrick Dewael. Anders dan Patrick, een voorbeeldig jongetje, was Marleen veeleer een onrustig en rebels type. Daar waren misschien ook goede redenen voor.
Porta frustraties van zich af. In het boekje Dag Leven schopte ze wild om zich heen, schreef ze vol vuur over school, politiek, vriendschappen, maar ook vrijuit over liefde en seks. Ze keerde zich af van de regels en conventies in het atheneum; ze wilde vooral met haar leraars in discussie gaan, niet enkel naar hen luisteren. Ze hekelde ook het provincialisme van Lier.
Als ministersdochter was Marleen in Lier immers – of ze dat nu wilde of niet – een publieke figuur. Vader Herman wees haar op de voorbeeldfunctie die ook zij – als dochter vàn – diende te vervullen. Bij wijze van spreken hadden haar ouders al gehoord van het kattenkwaad dat ze uitstak, soms nog vóór ze het had gedaan. Voor de jonge Marleen moet dit verstikkend hebben gewerkt. Toen ze zeventien jaar was schreef ze onder het pseudoniem Marleen
Ten huize Vanderpoorten heeft dit alles ongetwijfeld tot hoogoplopende discussies geleid… Maar hoeveel grijze haren dit opstandige tienermeisje hen ook bezorgde, vader Herman en moeder Lea waren zeer zeker stiekem ook fier op hun dochter die zo eigenwijs haar vrijheid opeiste. Ondanks zijn strenge voorkomen was Herman Vanderpoorten hoegenaamd niet vergeten hoe het was om jong en onbezonnen te zijn. Toen men hem begin jaren tachtig vroeg waar zijn liefde voor Lier vandaan kwam, begon hij lyrisch te romantiseren over zijn ‘schone jeugd en adolescententijd, toen Lier nog bucoliek en agrarisch was’ en sprak hij over ‘de vele dreven, de lange dreef, de korte dreef en nog één waarvan ik,
wegens redenen van kuisheid, de naam niet wil noemen, en waar werd gestoeid en genereus gezocht naar ’t minnespel’. Trouw aan hun liberale en emancipatorische principes zullen haar ouders het Marleen dus vast en zeker vergeven hebben. Hetzelfde gold misschien ook wel voor heel Lier. Want hoe ze in Dag Leven ook haar afschuw van de roddelzucht en kleingeestigheid van haar stadje uitschreeuwde, iedereen kon tegelijk duidelijk voelen dat dit dapper schrijvend meisje onverklaarbaar veel van Lier hield. Heel wat Lierenaars – niet het minst haar generatiegenoten soixante-huitards – sloten haar in hun hart. Marleen volgde haar hart, dreef haar zin door, huwde en werd moeder. Maar hoe rebels ook, toen haar vader haar op het hart drukte zéker verder te studeren, voelde ze ook aan dat dit de juiste keuze was. Ze besloot geschiedenis te gaan studeren aan de Gentse universiteit en gaf nadien gedurende bijna 20 jaar les in verschillende scholen.
Op haar eerste stappen als politica was het wachten tot het midden van de jaren tachtig. In Berlaar, een kleine randgemeente van Lier waar ze toen woonde, profileerde ze zich als de vertegenwoordigster van de actieve plaatselijke afdeling van de PVV-vrouwen. Een eerste verkiesbare plaats kreeg Marleen bij de provincieraadsverkiezingen van 1987. Ze kreeg de tweede plaats op de PVV-lijst, raakte verkozen en zetelde tot 1991 in de Antwerpse provincieraad. Intussen was ze naar Lier verhuisd, waar ze bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1988 als lijstduwer rechtstreeks verkozen werd. Ze werd meteen schepen van cultuur, onderwijs en sport. Bij de volgende gemeenteraadsverkiezingen in 1994 nam ze de lijsttrekkersplaats van Maurice Vanhoutte over en volgde hem op als burgemeester. Hiermee trad Marleen in de voetsporen van haar vader. In 1995 werd ze verkozen in het Vlaams parlement, waar ze in 1999 en 2004 werd herkozen. De liberale verkiezingsoverwinning van 1999 bracht haar voor vijf jaar in de Vlaamse regering van
Patrick Dewael, waar ze minister van Onderwijs en Vorming werd. Hierdoor diende ze tijdelijk afstand te doen van haar burgemeesterssjerp, maar met Peter Vanderpoorten (gemeenteraadslid tussen 2000 en 2006) bleef de familie vertegenwoordigd op het lokale niveau. Marleen had zich jarenlang op haar ministerschap voorbereid. Gestuwd door haar jarenlange persoonlijke ervaring als lerares in het middelbaar onderwijs, stond Marleens regeerperiode in het teken van de modernisering en actualisering van het onderwijs. Het hoger onderwijs werd hervormd conform de Bologna-richtlijn, het debat over de traditionele nettenstructuur werd heropend, de vervangingspools voor leerkrachten werden ingevoerd, het basisonderwijs werd grondig hervormd, … Ook het participatiedecreet en gelijke onderwijskansendecreet betekenden kleine revoluties voor het onderwijs. Marleen stuurde ook aan op een verhoging van het aantal personeelsleden in het kleuteronderwijs en leverde forse
inspanningen inzake topsportonderwijs en levenslang leren. Over dit mooie palmares viel echter een zware schaduw door de maatregel met betrekking tot de vervroegde uitstapregeling voor leraars (de leeftijd hiervoor werd opgetrokken van 55 naar 58 jaar). Hiermee haalde Marleen zich – ondanks de 3% lineaire loonsverhoging die onder haar bewind werd toegekend – de woede van een deel van de Vlaamse onderwijswereld op de hals. Alleszins werd hiermee het debat over de pensioenleeftijd en loopbaankrediet geopend. Het besef groeide dat er iets diende te worden gedaan om de sociale welvaart ook voor de toekomst veilig te stellen. Dit leidde in 2005 uiteindelijk tot het Generatiepact. Marleen blééf echter een hardwerkend en alom gewaardeerd parlementslid. Dat bleek toen ze in 2006 tot voorzitter van het Vlaams parlement werd verkozen. In deze functie lijkt ze zichzelf intussen volledig te hebben gevonden. Als coördinerende ‘primus inter pares’ kan ze hier ten volle haar rol van verzoener en basisdemocrate opnemen.
Het was zeker niet met tegenzin dat ze – na 5 jaar ministerschap – haar burgemeesterssjerp weer opnam. Ze schreef alle Lierenaars een persoonlijke brief en zette meteen haar schouders onder een aantal belangrijke dossiers. De terugkeer naar Lier is er – achteraf gezien – misschien wel op het juiste moment gekomen. Immers, bij de voor de liberalen moeilijke gemeenteraadsverkiezingen van oktober 2006 handhaafde de VLD zich als de grootste democratische partij en Marleen blééf de lijsttrekker met de meeste voorkeurstemmen. Hierdoor kon ze dan ook burgemeester blijven. Zoals haar vader dat eerder deed met de onvoltooid gebleven ministersloopbaan van Arthur Vanderpoorten, zo heeft ook Marleen de kans gegrepen het veel te korte burgemeesterschap van haar vader verder ter zetten. De drie Vanderpoortens kunnen alledrie kinderen van hun tijd worden genoemd, met elk een eigen stijl en persoonlijkheid. Arthur was de briljante self-made man en bevlogen redenaar, Herman de klassieke
staatsman, terwijl Marleen – in de geest van de jaren zestig – staat voor een meer persoonlijke, vrije en anti-hiërarchische politiek. Toch zijn er ook opvallende parallellen. Alledrie vertonen ze een ‘dubbele roeping’, waarbij ze – ondanks drukke bezigheden op een hoger politiek niveau – de navelstreng met Lier niet hebben willen doorknippen. Hun onmiskenbare werklust en ambitie vormden dé inspiratiebron voor de volgende generatie, die niet gerealiseerde dromen trachtte te vervolmaken.
3. Standbeeld Anton Bergmann Aan de stadswandeling staat het borstbeeld van de Lierse letterkundige Anton Bergmann (1853-1874). Hij was de zoon van de liberale burgemeester George Bergmann. Zoals zijn vader studeerde hij rechten en vestigde zich als advocaat in zijn geboortestad. Hij was sinds 1857 verantwoordelijk voor het liberale weekblad De Lierenaar en stichtte in 1873 mee de Lierse Willemsfondsafdeling. Onder het pseudoniem Tony publiceerde hij talrijke novellen, maar hij werd vooral bekend door zijn Ernest Staas, advocaat, dat kort voor zijn dood verscheen. In Ernest Staas gaf hij onder meer een beeld van het studentikoze flamingantische leven aan de universiteit, zoals hij dat had gekend en kwam hij op voor het gebruik van de moedertaal in het gerecht op basis van zijn ervaringen als jonge advocaat. Postuum kreeg hij er de Vijfjaarlijkse Staatsprijs (1870-1874) voor. In 1898 werd na jarenlange voorbereiding zijn gedenkteken onthuld. Dit was één jaar na de plaatsing van het beeld van de letterkundige en historicus Jan Baptist David aan de Sint-Gummaruskerk. Het borstbeeld en de
beelden van de kleine Bertha en Ernest, figuren uit zijn roman Ernest Staas, zijn van Antwerpse beeldhouwer Frans Joris. De onthulling onder leiding van de lokale Willemsfondsafdeling ging gepaard met grootse feesten. Max Rooses sprak de gelegenheidsrede uit. Een koor van 250 zangers voerde een gelegenheidscantate van Peter Benoit uit op tekst van Emmanuel Hiel, een praalstoet met 210 verenigingen trok door de Lierse straten en meer dan duizend muzikanten namen deel aan een muziekfestival in de binnenstad. De stadswandeling, de straat er parallel mee en de verderop gelegen school zijn naar Anton Bergmann genoemd.
Vernielde huizen en de Sint-Jacobskapel na de beschietingen van Lier in 1914.
4. Grote Markt 4.1. Stadhuis Blikvanger op de Grote Markt is uiteraard het stadhuis (Grote Markt nr. 58). Het oorspronkelijke gebouw dateerde van 1367, maar tussen 1740 en 1745 trok de toenmalige toparchitect Jan Pieter Bauerscheit de Jonge een imposant nieuw raadhuis op. Vanuit dit stadhuis bestuurden verschillende liberale burgemeesters de stad. Achtereenvolgens waren dit: George Bergmann (18531872), Herman Vanderpoorten (19821984), Maurice Vanhoutte (1984-1995) en Marleen Vanderpoorten (1995-heden). Deze blauwe burgemeesters kan men – samen met hun collega’s van andere politieke strekkingen – bekijken in een fotogalerij op het secretariaat van de burgemeester. Maurice Vanhoutte was afkomstig uit Turnhout en werd na zijn studies aan de Gentse rijksuniversiteit – waar zijn liberale passie ontstond – en de normaalschool leraar Nederlands aan
het Koninklijk Atheneum van Lier. Net als later bij Marleen Vanderpoorten het geval was, duurde het enkele jaren vooraleer Vanhoutte zich politiek ontpopte. In het midden van de jaren zeventig werd hij kabinetsmedewerker van Herman Vanderpoorten, waarna hij op korte tijd een imposante politieke loopbaan uitbouwde. In 1976 maakte hij zijn intrede in de Lierse gemeenteraad. Zes jaar later raakte hij moeiteloos herkozen en werd hij in het college van burgemeester Vanderpoorten schepen van cultuur, onderwijs en sport. Intussen was hij ook provincieraadslid (1978-1981) en senator (1981-1988) geworden. Later voegde hij nog de Vlaamse Raad en de Kamer van Volksvertegenwoordigers toe aan zijn indrukwekkend curriculum. Na het overlijden van zijn mentor Vanderpoorten, werd Vanhoutte in 1984 burgemeester van Lier. Hij bekleedde deze functie tot het midden van de jaren negentig, toen hij werd opgevolgd door Marleen Vanderpoorten. Toch was dit geen definitief afscheid van de politiek. In 2000 maakte Vanhoutte in Kasterlee
een opgemerkte rentree. Hij lag mee aan de basis van een nieuwe VLD-afdeling die de lokale CD&V-meerderheid het vuur aan de schenen trachtte te leggen. Na de verkiezingen van oktober 2006 werd Vanhoutte voorzitter van de Kastelse gemeenteraad.
4.2. Union et Progrès Union et Progrès (Grote Markt nr. 24) was de in 1837 door George Bergmann opgerichte leeskring waar alle vrijzinnige families van de stad zich bij aansloten. Het was een voorloper van de volksbibliotheek die zijn zoon enkele jaren later zou stichten. Bij de viering van de vijftigste verjaardag van de burgersociëteit boden de leden hun stichter een borstbeeld van de hand van Juliaan Dillens aan. Het feest gold in principe het jubileum van de maatschappij maar het werd onvermijdelijk dat van haar stichter. De Grote Harmonie bracht een serenade en zeventig mensen toastten elkaar toe aan tafel. Naast een massa heildronken waren er ook omvangrijke speeches van Jan Van Beers en Gustaaf Segers.
4.3. George en Ernest Bergmann George en Anton Bergmann woonden naast elkaar in ruime burgerwoningen. Via de tuin ging Anton werken in het ruime werkkabinet van zijn vader, aan tegenover elkaar staande bureaus. In nrs. 34-35 De Gulden Leeuw woonde vanaf 1856 George Bergmann en in nr. 33 De zeven sterren Anton Bergmann. In oktober 1914 werden de huizen door de Duitse bezetter platgebrand.
Gentse universiteit tot doctor in de rechten. Hij was de enige in zijn familie die in 1830 niet naar Nederland uitweek. Op 20 maart 1838 werd hij gemeenteraadslid en vanaf 1839 leider van de formatie van orangisten en liberale patriotten. In 1846 werd hij provincieraadslid en bleef tot 1858 zetelen in de
provincieraad. Toen de verkiezingen van 1848 in Lier een liberale meerderheid aan de macht brachten, werd hij tot schepen benoemd. Goed vier jaar later werd hij in 1853 de eerste liberale burgemeester van de stad, wat hij tot 1872 zou blijven. In de jaren 1878-1884 toen katholieken en liberalen lijnrecht tegenover elkaar
George Bergmann (1805-1893) was de zoon van Georg Bergmann (1772-1839) en de vader van Anton Bergmann. Zijn zus trouwde met een broer van Jan Frans Willems, die als een kind van den huize werd beschouwd. J.F. Willems kreeg samen met George van vader Bergmann huisonderwijs in de oude talen, Nederlands, Frans, Duits en literatuur. Vader Georg Bergmann oefende een aanzienlijke invloed uit op Willems’ latere idealen van verlichting, volksverheffing, eerbied voor de moedertaal en verdraagzaamheid op religieus gebied. In 1828 promoveerde George Bergmann aan de George Bergmann
Ernest Bergmann
stonden in de schoolstrijd werd hij vanwege zijn standpunten in de ban van de kerk geslagen. Tot 1892 bleef hij aan het hoofd van de liberale partij. Zijn Gedenkschriften (1895) die in het Nederlandsch Museum en later in boekvorm gebundeld werden, bevatten gegevens over de Boerenkrijg, de Hollandse periode, de Belgische Revolutie, Jan Frans Willems en zijn zoon Anton. Hij betreurde het bondgenootschap dat zijn liberale partijgenoten in 1830 met de katholieken hadden aangegaan om het Koninkrijk der Nederlanden omver te werpen. In het satirisch gedicht De Belgische Peerlala klaagde hij de verfransing en de noodlottige materiële gevolgen van de Belgische onafhankelijkheid aan. De Lierenaar keek met nostalgie en trots terug op zijn burgemeesterschap. ‘De verbeteringen aan het regiem der waters, der afleidingen, het overgroot net riolen en gezondheidswerken, de steenwegen buiten, de stoepen en kasseiingen binnen, de gaz-verlichting, de aankoop van kazernen, een garnizoen en een oefeningsplein te Nylen, de herstellingen
der oude monumenten zooals de groote toren, de oprichting van bewaar- en lagere scholen in de stad, op Lisp en op Hagenbroeck, de middelbare school, de scholen voor volwassenen, de volksbibliotheek, de vergrooting der Normaalschool, het nieuw Gasthuis, de herstelling der Godshuizen, het Weezenhuis, de kerk van Lisp, de herinrichting der Academie, de vergrooting van het oude Kerkhof, de aflegging van oude schulden, dit alles zijn wij aan burgemeester Bergmann en aan zijne reggering, waarvan hij de ziel was, verschuldigd. Dank aan zijnen invloed en zijne bemoeiingen zijn wij nog tal van toelagen te danken voor werken en uitvoeringen van allerlei aard; want, de ijzerenweg, tijdens zijn bestuur tot stand gekomen, vervormde het maatschappelijk verkeer, en schiep nieuwe toestanden, die nieuwe hulpmiddelen vergden. Het opsommen der zoo belangrijke reeks werken doet onvermijdelijk denken aan het financieel beheer dat er het gevolg of liever de voeder van zijn moest.
Het zal de onvergankelijke eer blijven der liberale regeering Bergmann, zulke uitgestrekte plannen voltrokken te hebben, met beperkte hulpmiddelen en zonder hare medeburgers met drukkende lasten te plagen.’ Ernest Bergmann (1841-1925) was de jongste zoon van George Bergmann en jongste broer van Anton. Hij studeerde handelswetenschappen en verbleef vanaf 1867 in Argentinië als consulair vertegenwoordiger, vice-consul (1870) en consul (1875). In 1887 werd hij eervol ontslagen uit zijn functies in Buenos Aires met het privilegie de titel ere-consul van België te dragen. Terug in eigen land was hij van 1900 tot 1921 liberaal senator voor het arrondissement Mechelen-Turnhout. In het parlement ging zijn aandacht hoofdzakelijk naar internationale aangelegenheden, openbare werken, landbouw, kunsten en wetenschappen.
Van het buitenverblijf van de Bergmanns even buiten stad zijn alleen fraaie ansichtkaarten overgebleven. Het werd tijdens de Eerste Wereldoorlog volledig vernield. Het was een ruime woning met witte gevel met rondom keurig onderhouden groen, een vijver met bruggetje en palmen in kuipen. Achter tegen het spoor aan bevond zich een open ruimte voor een kudde damherten. Het was een heerlijke plek, een oase van rust waar niet alleen het gezin, maar al wie er kwam met plezier toefde. Nazareth was de gedroomde plek om de Vlaamse intellectuele vrienden en letterkundigen te ontvangen.
4.4. D’Eycken Boom en het Willemsfonds
Eycken Boom Anton Bergmann woonde in “De Sevensterre” (Grote Markt 33) en vader George Bergmann in “De Gulden Leeuw” (Grote Markt 34 en 35; links op de foto). Een van de meest typische en historische gebouwen van de Grote
Markt is D’Eycken Boom (rechts op de foto). Het gebouw wordt voor het eerst vermeld in 1440. De geveltop wordt bekroond door een driehoekig fronton met een smeedijzeren boompje, het symbool van het huis.
Op de Grote Markt verwijzen verschillende gebouwen naar de liberale aanwezigheid in het Lierse stadsbeeld. In het statige D’Eycken Boom (Grote Markt nr. 36), een barok gebouw uit 1709, zag in 1873 de Lierse afdeling van het Willemsfonds het levenslicht. Ooit vond ook de Grote Harmonie hier onderdak. Waar zich nu de KBC bevindt, was er vroeger het Hôtel du Commerce, waar onder meer de Liberale Mutualiteit tijdelijk onderdak vond en de toneelvereniging De Schoolbond haar repetitieruimte had. Ook de bibliotheek van het Willemsfonds is hier korte tijd gevestigd geweest. In februari 1873 vroegen twintig ondertekenaars onder wie George en Anton Bergmann het Algemeen Bestuur van het Willemsfonds om in Lier een afdeling op te richten. In november van hetzelfde jaar had de oprichtingsvergadering plaats onder het voorzitterschap van Anton Bergmann.
Tony’s Vrienden De Lierse afdeling is hiermee de vijfde oudste na Gent in 1868, Antwerpen in 1871, Brugge in 1872 en Brussel in 1873. In de statuten stonden de doelstellingen opgesomd: ‘De afdeling is toegewijd aan de werkzaamheden, in de algemene grondslagen opgesomd en hoofdzakelijk aan: a. het inrichten van volksvoordrachten; b. het bevorderen der Nederlandsche taalbeschaving bij middel van het Onderwijs, het Volksgezang, het Toneel enz.’ De belangrijkste publiekswerking van de lokale Willemsfondsafdeling bestond uit het organiseren van twee tot drie concertvoordrachten per jaar en de bibliotheekwerking. Voor de muzikale opluistering van de voordrachten werd samengewerkt met plaatselijke solisten en bevriende liberale verenigingen als Tony’s Vrienden, de Grote Harmonie, de harmonie van de Normaalschool en de zangmaatschappij Nethezonen. Vanaf 1884 begon de afdeling met een volksbibliotheek, Boekerij Tony genoemd, in het gebouw van de Union et Progrès. Vanaf 1913 werd de bibliotheek beheerd samen met de Oudleerlingenbond van de Oefenschool.
Na het stilvallen tijdens de Eerste Wereldoorlog hernam het Willemsfonds de werking. Vanaf het werkjaar 1927-1928 was Arthur Vanderpoorten voorzitter wat hij zou blijven tot aan zijn overlijden. Hij zorgde voor een nieuwe dynamiek. Voor jongeren uit de officiële scholen kwam een jeugdafdeling tot stand onder leiding van Walter Vanderpoorten. Tijdens de Tweede Wereldoorlog bleef de werking beperkt tot de volksbibliotheek. Het Lierse Willemsfonds bleef ook na de Tweede Wereldoorlog een vaste waarde in het Lierse verenigingsleven. Vrijwel elke grote culturele manifestatie werd met raad en daad ondersteund. Na de oorlog werd Arthur Vanderpoorten opgevolgd door Frans Ceulemans, die – als secretaris en bibliothecaris van het Willemsfonds – jarenlang zijn rechterhand was geweest. Later waren Herman en Marleen Vanderpoorten nog verschillende jaren voorzitter. Allebei beschouwden ze het Willemsfonds als dé basis van de liberale partij in Lier.
Een belangrijke liberale culturele vereniging was Tony’s Vrienden, later de Toon-, Toneel- en Letterkundige Maatschappij Tony’s Vrienden, die volksbeschaving en promotie van het Nederlands hoog in het vaandel voerde. De grote bezieler van de maatschappij was Jan Ivo Queeckers (1845-1933), die van bij de oprichting in 1875 tot zijn dood de leiding van de vereniging had. De toneelvereniging behaalde heel wat prijzen bij Vlaamse toneelwedstrijden en organiseerde die ook in Lier.
5. Zimmertoren Naar aanleiding van het Belgische Eeuwfeest presenteerde Louis Zimmer in de zomer van 1930 zijn imposante Jubelklok, die in de opgeknapte Corneliustoren werd ondergebracht. In de rechterzijgevel van de toren (die in 1931 tot ‘Zimmertoren’ werd herdoopt) staan vier automaten die het slagwerk verrichten en de levensfasen verbeelden. De figuren werden uit de Lierse kunstwereld gekozen. Het kind stelde Bertha voor, bellend aan de deur van ’t Soete Naemke in het begijnhof. Deze figuur was afkomstig uit Anton Bergmanns Ernest Staas. De jongeling is Bergmann zelf. Hij wordt als universiteitsstudent voorgesteld. Bij de zes burgemeesters die tijdens het ‘middagdefilé’ verschijnen is de derde figuur George Bergmann, die tussen 1853 en 1872 de sjerp droeg. Na de oprichting van de Zimmertoren werd meteen ook een ‘Zimmertorencomité’ in het leven geroepen.
Om de toeristische propaganda te stimuleren werd een onderafdeling opgericht, de Vereniging voor Vreemdelingenverkeer ofte VVV. Arthur Vanderpoorten werd door Louis Zimmer persoonlijk uitgenodigd om in dit comité (dat overigens onafhankelijk van het stadsbestuur opereerde) te zetelen. Met zijn fijne commerciële neus raakte Vanderpoorten snel overtuigd van het toeristisch (en dus ook economisch) potentieel van de toren. Hij bracht dan ook geregeld adviezen uit om de Lierse handelaars maximaal van deze mogelijkheden te laten mee genieten. Zoals bekend bleven deze inspanningen niet zonder resultaat. Toen het Zimmertorencomité in 1935 een balans opmaakte, kon het besluiten dat in drieënhalf jaar om en bij het kwart miljoen toeristen Lier hadden bezocht. Vanderpoorten wees in de Lierse pers tevreden op de gunstige economische gevolgen van het toerisme, dat volgens hem ‘de onzichtbare uitvoer’ bevorderde.
6. Timmermans - Opsomerhuis Sinds 1974 is in het TimmermansOpsomerhuis (Netelaan nr. 4) een kamer aan Anton Bergmann gewijd. De permanente opstelling besteedt ook aandacht aan vader George Bergmann (1805-1893). Van vader en zoon zijn er portretten te zien. In de tentoonstellingskasten liggen de publicaties van beide boegbeelden van het 19de-eeuwse Lierse liberalisme. Uit de studententijd van Anton Bergmann dateert de korte historische bijdrage Ph. van Marnix van St Aldegonde, Plundering der hoofdkerk van Lier, een geschiedkundig punt, toegelicht door A. Bergmann, student in de regten (1857). Zijn belangrijkste historische monografie is de Geschiedenis der stad Lier (1873). Belangrijker dan Anton Bergmanns politieke bijdragen is zijn aandeel in de 19de eeuwse Nederlandstalige literatuur. Toen hij nog student was publiceerde hij onder de schuilnaam Tony ettelijke verhalen, na zijn dood verzameld onder de titel Verspreide Schetsen en Novellen. In 1870 verschenen Twee Rijnlandse Novellen en in 1874, even voor zijn dood Ernest Staas, advocaat.
Grafmonument van Anton Bergmann op het “Oud kerkhof ” aan de Mechelsesteenweg. De geheel ommuurde begraafplaats werd in 1787 in gebruik genomen na het afschaffen van begravingen binnen de stadsmuren. Op het kerkhof bevinden zich enkele bijzonder mooie grafmonumenten. Op het graf van Anton Bergmann staat een grote zuil met borstbeeld van de schrijver en een levensgrote marmeren engel.
7. Koninklijk Atheneum In de voortuin van het Koninklijk Atheneum (Arthur Vanderpoortenlaan nr. 35) staat het monument Arthur Vanderpoorten. Dit gedenkteken herinnert aan de betekenis van de wet-Vanderpoorten, die bepaalde dat de staat de uitgaven voor schoolgebouwen op zich nam. Het gedenkteken werd in 1958 opgericht naar aanleiding van de inhuldiging van de nieuwe atheneumgebouwen. Het beeld is van de hand van de Lierse beeldhouwer René Boschmans (1913-1996).
8. Normaalschool De Lierse Normaalschool (Berlaarsestraat nr 29-33) is oudste ‘kweekschool’ voor onderwijzers in België, ten tijde van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden opgericht door Willem I, die het volksonderwijs wenste te verbeteren en daartoe twee rijkskweekscholen stichtte:
één in de Noordelijke en één in de Zuidelijke Provincies. De eerste kwam in 1816 tot stand in Haarlem, de tweede (bij Koninklijk Besluit van 29 juli 1817) in Lier. De eerste directeur in Lier was de Noord-Nederlander Bernard Schreuder. Via zijn huwelijk met de zus van Georg Bergmann kwam Schreuder in contact met Jan Frans Willems op wie hij invloed uitoefende, zoals hij door zijn pedagogisch werk ook een hele generatie in de Vlaamse ‘taalbeweging’ beïnvloedde. Bij de Belgische Revolutie van 1830 werd de school in Lier gesloten. Pas in 1844 kon zij opnieuw aan het werk. Vooral in de loop van de 19de eeuw was de school belangrijk voor de Vlaamse Beweging, met onder meer bekend geworden Vlaamsgezinde liberale letterkundigen als leraars: Jan van Beers (1849 tot 1860), Domien Sleeckx (1861 tot 1879) en Gustaaf Segers (1879 tot 1903).
Beschermcomité
Eerste minister De heer Guy Verhofstadt
Europees Parlement Mevrouw Annemie Neyts-Uyttebroeck De heer Dirk Sterckx Bestendig afgevaardigde provincie Antwerpen De heer Koen Helsen Open VLD Vilvoorde De heer Jo De Ro Open VLD Lier De heer Ivo Andries De heer en Mevrouw Anthonis-Francx De heer Louis Baeten De heer Jean Bertels De heer Richard Broes De heer Louis Bruynseels De heer Roger Callebaut De heer Dirk Celis De heer en Mevrouw Coenen-Van den Plas De heer en Mevrouw De Lathouwer-Cornelis De heer Erik De Preter De heer Robert Dielens Mevrouw Rosa Diepenhorst Mevrouw Janine Dieckx De heer en Mevrouw Dockx-Jacobs De heer en Mevrouw Groffi-Vertommen De heer en Mevrouw Janssen-De Groof De heer Raymond Kempenaers De heer Klaus Selbach De heer en Mevrouw Swegerijnen-Freson De heer Louis Van de Poel
Kamervoorzitter Professor Herman De Croo Voorzitter Vlaams Parlement en Burgemeester van Lier Mevrouw Marleen Vanderpoorten Ministers De heer Karel De Gucht De heer Patrick Dewael De heer Marino Keulen De heer Guy Vanhengel De heer Marc Verwilghen Senaat Mevrouw Janine Leduc Kamer Mevrouw Yolande Avontroodt Mevrouw Martine Taelman De heer Willy Cortois Mevrouw Hilde Dierickx Vlaams Parlement Mevrouw Annick De Ridder Mevrouw Stern Demeulenaere De heer Sven Gatz Mevrouw Margriet Hermans De heer Jul Van Aperen
De heer F. Van den Broeck Mevrouw Simonne Van den Bulck Familie Van den Eynde-Imants De heer Albert Van der Auwera De heer Roger Van Engelen De heer Peter Vanderpoorten Mevrouw Herman Vanderpoorten-Bonné Mevrouw Hugo Vanderpoorten-Heylen De heer en mevrouw Verhaert-De Voeght De heer Peter Vonckx De heer Louis Weckx Liberale Mutualiteit provincie Antwerpen VLD nationaal
n Va
plein
Leopold
an
nla
n to an An rgm Be
An
tw er
ps
es
tra
mer laan
at
at rstra Lisp e
t aa
Kolv
str
enie
rsve
st
Bar on O
se
erp
tw
tra
at
Grote Markt
Rechtestraat
els Eik
M
at
tra
s lse
e ech
t es
sv
er
An
pso
Ka
iz rtu
Wer f
Station
n aa
ell
ck
e Bo
Be str rlaar aa se t
Zimmerplein
Arthur Vanderpoortenlaan
Berlarij
laa te Ne n