04 Het Rode Kristal. Het Derde Aanvullende Protocol bij de Verdragen van Genève
Mireille Hector
Het Rode Kristal. Het Derde Aanvullende Protocol bij de Verdragen van Genève Mireille Hector1
Het rode kruisembleem vertegenwoordigt van oudsher de boodschap van onpartijdige humanitaire hulpverlening. Reeds in 1864 werd het embleem officieel vastgelegd in het Eerste Verdrag van Genève2 als teken van bescherming voor gewonde soldaten en hulpverleners tijdens gewapende conflicten. Niet lang erna echter werd het neutrale karakter van het rode kruisembleem ter discussie gesteld en werden nieuwe tekens aangenomen die eenzelfde betekenis hadden. Dit in tegenstelling tot de oorspronkelijke wens om één teken te hebben dat door iedereen erkend werd. In 2005 werd nog een embleem officieel goedgekeurd, door de aanvaarding van het Derde Aanvullende Protocol bij de Verdragen van Genève.3
Dit artikel geeft een beschouwing van de historische ontwikkelingen rond de verschillende emblemen en de onderhandelingen die voorafgingen aan de aanvaarding van het Derde Protocol. Er wordt ook ingegaan op de vraag waarom een nieuw aanvullend embleem nodig werd geacht. Tevens zal het nieuwe Protocol inhoudelijk worden geanalyseerd, om de betekenis ervan te duiden.
1 Mireille Hector is hoofd van de Afdeling Humanitair Oorlogsrecht van het Nederlandse Rode Kruis. Zij nam deel aan de Diplomatieke Conferentie inzake de aanvaarding van het Derde Aanvullende Protocol in 2005, evenals aan de hieraan gerelateerde Internationale Conferentie in 2006. 2 ‘Verdrag van Genève tot verbetering van het lot der gewonden en zieken, zich bevindende bij de legers te velde’, 22 augustus 1864. 3 Aanvullend Protocol bij de Verdragen van Genève van 12 augustus 1949, betreffende de aanvaarding van een aanvullend onderscheidend embleem (Protocol III), Genève, 8 december 2005, Tractatenblad van het Koninkrijk der Nederlanden, Jaargang 2006, Nr. 46. 51
Internationaal Humanitair Recht in de kijker
2006
De geschiedenis van de emblemen Voor een beschrijving van de geschiedenis van de emblemen is de slag bij Solferino die in 1859 in Noord-Italië woedde, een logisch vertrekpunt. Deze slag was buitengewoon bloedig, met name door de relatief nieuwe toepassing van vuurwapens. Als gevolg hiervan vielen vele dode en gewonde soldaten, die aan het einde van de strijd hulpeloos achterbleven op het slagveld. Dit tafereel werd toevallig aanschouwd door de Zwitserse zakenman Henri Dunant die voor zijn werk op reis was. Hij werd getroffen door de aanblik van de slachtoffers en besloot in actie te komen. Samen met de lokale bevolking schoot hij de soldaten te hulp, maar helaas kwam de hulp voor velen te laat. Terug in Genève schreef hij zijn ervaringen neer in het boek ‘Een herinnering aan Solferino’. Hij deed daarin tevens twee voorstellen. Het eerste betrof het in elk land oprichten van een vrijwillige hulporganisatie die getroffenen in tijd van gewapend conflict effectief zou kunnen helpen. Daarnaast stelde hij voor om de beschermde positie van hulpverleners en slachtoffers te laten vastleggen in een bindend verdrag. Na de publicatie van zijn boek in 1862 gebruikte Dunant zijn connecties bij Europese regeringen om steun te vinden voor zijn ideeën. Dit resulteerde in de eerste Internationale Conferentie in het daarop volgende jaar. Tijdens deze bijeenkomst werden tien resoluties aangenomen die de grondvesten vormden voor de oprichting van nationale hulporganisaties. Eerder in 1863 was ook het Internationale Comité voor de Hulp aan Militaire Gewonden - het latere Internationale Rode Kruiscomité (ICRC) - opgericht. In 1864 werd vervolgens een diplomatieke conferentie gehouden om de afspraken op te nemen in een internationaal verdrag: het Eerste Verdrag van Genève. Het idee om een rood kruis op een witte achtergrond te gebruiken voor de aanduiding van de bescherming van hulpverleners kwam voort uit de besprekingen tijdens de Internationale Conferentie in 1863. De precieze redenen voor de keuze van het rode kruisteken zijn niet terug te vinden in de documenten van die vergaderingen. Algemeen wordt aangenomen dat zowel het feit dat een witte vlag traditioneel een beschermd teken was in oorlogvoering, alsmede dat het embleem een omkering was van de Zwitserse vlag – een land dat sinds lange tijd als neutraal werd gezien - een rol hebben gespeeld. Wat uit de officiële stukken in ieder geval niet blijkt, is dat
52
Het Rode Kristal. Het Derde Aanvullende Protocol bij de Verdragen van Genève
Mireille Hector
hierbij religieuze overwegingen gespeeld hebben. Integendeel, men leek oprecht te zoeken naar een teken dat voor iedereen duidelijk en neutraal was om de beschermende functie mee aan te duiden. Wellicht had men destijds onvoldoende zicht hoe het teken in andere delen van de wereld gezien en beleefd zou worden. Dat het rode kruisembleem niet door iedereen als een neutraal, niet-religieus teken werd gezien, bleek in 1876 bij de aanvang van de Turks-Russische oorlog. Turkije liet Zwitserland - de depositaris van het Eerste Verdrag van Genève - bij het begin van dit gewapend conflict weten dat het niet voornemens was om het rode kruisembleem te gebruiken ter aanduiding van de hulp aan gewonde soldaten. Dit embleem werd volgens Turkije als een christelijk teken ervaren en het dragen ervan als een belediging voor de moslimsoldaten. In plaats van het rode kruisembleem gebruikte Turkije gedurende deze tweejarige oorlog een rode halve maanteken op een witte achtergrond. Turkije gaf wel aan het gebruik van het rode kruisembleem door anderen te respecteren. In de daarop volgende decennia werden nog andere tekens gebruikt en poogden een aantal landen deze tekens officieel erkend te krijgen. Zo maakte ook Egypte gebruik van de rode halve maan en koos Iran de rode leeuw en zon als embleem. Tijdens de Diplomatieke Conferentie van 1906, die de herziening van het Eerste Verdrag tot doel had, werd de kwestie van het embleem aan de orde gesteld. Tijdens deze conferentie vonden intensieve debatten plaats over de oorsprong en betekenis van het rode kruisembleem. Uiteindelijk bevestigde deze bijeenkomst officieel het niet-religieuze karakter en de uniciteit van het rode kruisembleem. Tevens werd in het herziene Verdrag aangegeven dat het embleem was ontstaan door omkering van de Zwitserse vlag.4 Hoewel deze bijeenkomst dus niet leidde tot de erkenning van de emblemen die door Turkije, Iran en Egypte werden gebruikt, maakten deze landen bij de ondertekening of ratificatie van het verdrag wel een voorbehoud bij het artikel over het rode kruisembleem, om aan te geven dat zij de door hen gevoerde tekens zouden blijven gebruiken.
4 Eerste Verdrag van Genève uit 1906, artikel 18. 53
Internationaal Humanitair Recht in de kijker
2006
In 1929 ging de Diplomatieke Conferentie uiteindelijk overstag in het licht van de druk om andere emblemen naast het rode kruis te erkennen. In het dan opnieuw herziene Eerste Verdrag van Genève werd het volgende artikel opgenomen: “Als hulde aan Zwitserland wordt het heraldieke teken van het rode kruis op een wit veld, gevormd door het verwisselen van de bondskleuren, als embleem en kenteken van de Geneeskundige Dienst der legers gehandhaafd. Evenwel worden voor de landen die reeds, in plaats van het rode kruis, de rode halve maan of de rode leeuw en zon op wit veld als kenteken gebruiken, die emblemen eveneens in de zin van dit Verdrag erkend.” Hoewel het gebruik van andere tekens door dit artikel dus werd toegestaan, werd wel bepaald dat dit alleen gold voor de landen die op dat moment reeds gebruikmaakten van een van de twee nieuwe emblemen. Hiermee was de discussie over het embleem echter niet beëindigd. Dit bleek in de jaren na de Tweede Wereldoorlog, toen de Verdragen van Genève werden herzien en uitgebreid. Tijdens deze oefening bleek dat de oplossing die in 1929 was gekozen evenmin voor iedereen bevredigend was. Er werden tijdens de herzieningsconferentie drie voorstellen gedaan. Nederland stelde voor om een geheel nieuw embleem te kiezen dat door iedereen gebruikt en gerespecteerd zou worden. Een tweede voorstel pleitte ervoor om terug te gaan naar het universele gebruik van het rode kruisembleem. Daarnaast stelde Israël voor om een nieuw embleem toe voegen aan de reeds erkende emblemen, te weten de rode Davidster. Geen van deze drie voorstellen werd uiteindelijk aangenomen. Israël werd partij bij de Verdragen van Genève met een voorbehoud ten aanzien van het gebruik van de rode Davidster als het onderscheidende embleem van dat land, in plaats van het rode kruis. In de daaropvolgende decennia probeerde Israël tevergeefs om alsnog erkenning te krijgen voor het voorgestelde additionele embleem. Ten aanzien van de rode leeuw en zon liet de regering van Iran in 1980 weten dat het vanaf dat moment dit teken niet meer zou gebruiken als onderscheidingsteken. Iran koos in plaats daarvan voor de rode halve maan. Wel behield het land
54
Het Rode Kristal. Het Derde Aanvullende Protocol bij de Verdragen van Genève
Mireille Hector
zich het recht voor om, indien nog andere emblemen zouden worden toegelaten, alsnog terug te keren naar het gebruik van hun oorspronkelijke embleem. Dat het embleemvraagstuk nog niet was opgelost, werd in de loop van de tijd steeds duidelijker. In 1992 opperde het Internationale Rode Kruiscomité om toe te werken naar een echte oplossing van deze langslepende kwestie. In dat kader werd gesproken over de mogelijkheid van een bijkomend embleem zonder enige nationale, politieke, religieuze of etnische connotatie, als mogelijk definitieve oplossing.
Waarom nog een embleem? De redenen voor het aannemen van een bijkomend onderscheidend embleem waren tweevoudig. Ten eerste was het voor een aantal staten onmogelijk of onwenselijk gebleken om een keuze te maken uit de bestaande onderscheidende emblemen, vaak vanwege religieuze connotaties die men deze emblemen toedicht. Zo vonden landen als Eritrea en Kazachstan, die gemengde christelijke en islamitische bevolkingen hebben, het lastig om een keuze te maken tussen het rode kruis en de rode halve maan. Als gevolg hiervan konden hun nationale verenigingen geen lid worden van de Internationale Rode Kruisen Rode Halve Maanbeweging. Hiervoor geldt namelijk de statutaire eis dat slechts één embleem kan worden gebruikt. Het feit dat niet alle nationale verenigingen konden toetreden stond de universaliteit van de Internationale Beweging, zoals verankerd in haar grondbeginselen, in de weg. Ten tweede is in de afgelopen decennia gebleken dat door de religieuze, nationale of politieke connotaties die bepaalde landen, groepen of individuen aan de bestaande emblemen geven, de bescherming van hulpverleners in het veld onder druk is komen te staan. Op diverse plaatsen in de wereld zijn hulpverleners die gebruikmaakten van het beschermende rode kruis- of rode halve maanembleem doelbewust het doelwit van een aanslag geworden. Hierdoor kwam in veel situaties het basale uitgangspunt van bescherming van slachtoffers en hun hulpverleners ernstig in het gedrang.
55
Internationaal Humanitair Recht in de kijker
2006
Beide redenen vormden de motivatie om op zoek te gaan naar een alternatief humanitair embleem zonder enige negatieve connotatie.
De weg naar een nieuw bijkomend embleem Halverwege de jaren negentig besloot het hoogste bestuursorgaan van de Internationale Beweging, onder voorzitterschap van HKH Prinses Margriet der Nederlanden, een speciale werkgroep in te stellen om een oplossing te zoeken voor het embleemvraagstuk. De werkgroep boekte in de loop van de jaren een behoorlijke vooruitgang. Begin 2000 vroeg een gezamenlijke werkgroep van staten en componenten van de Internationale Beweging aan het Internationale Comité een tekstvoorstel te doen voor een Aanvullend Protocol. Hierin zouden alle aspecten van het embleem aan bod moeten komen. Later in 2000 besloot Zwitserland dat de tijd rijp was voor het bijeenroepen van een diplomatieke conferentie met als doel het aannemen van het Derde Aanvullende Protocol. Helaas bleken de ontwikkelingen in het Midden-Oosten na het uitbreken van de Tweede Intifada van die aard, dat de Diplomatieke Conferentie werd uitgesteld. De nood om tot een goede oplossing van het embleemvraagstuk te komen, bleef echter bestaan. Toen begin 2005 de relaties tussen Israël en de Palestijnse Autoriteit aanzienlijk verbeterd leken, besloot de Zwitserse regering om de Diplomatieke Conferentie opnieuw bijeen te roepen. Ditmaal ging de conferentie wel door, hetgeen in belangrijke mate te danken was aan de daarvoor gesloten overeenkomst tussen de Israëlische en Palestijnse nationale verenigingen over de coördinatie van hun werkzaamheden. Tijdens de conferentie, die werd gehouden van 6 tot 8 december 2005 in Genève, bleek dat een meerderheid van landen het ontwerpprotocol wilden aannemen zonder wijzigingen en met algemene instemming. Dit laatste werd belangrijk geacht voor een dergelijke humanitair instrument, en tevens in lijn met de geschiedenis van de aanvaarding van instrumenten van humanitair oorlogsrechtelijke aard. De landen van de Organisatie van de Islamitische Conferentie wilden echter wel veranderingen in de tekst van het ontwerpprotocol en steunden Syrië in zijn roep om de situatie in de Golan-hoogte aan de orde te stellen. Aan het einde van de conferentie werd duidelijk dat er geen basis was om het Derde Protocol met algemene instemming aan te nemen. Zodoende werd het Protocol in de late uren van 8 december via stemming aangenomen.
56
Het Rode Kristal. Het Derde Aanvullende Protocol bij de Verdragen van Genève
Mireille Hector
Teneinde een aantal zaken nader uit te werken, werd in juni 2006 een Internationale Conferentie belegd, bestaande uit de verdragspartijen bij de Verdragen van Genève en de onderdelen van de Internationale Beweging. Middels een resolutie, die eveneens via een stemming werd aangenomen, werden onderstaande kwesties geregeld: • De aanpassing van de Statuten van de Internationale Beweging in het licht van de aanname van het Derde Protocol; • De benaming ‘rode kristal’ als de officiële naam van het nieuwe bijkomende embleem; • De eerste aanzet tot de toelating, op uitzonderlijke basis, van de Palestijnse Rode Halve Maanvereniging. Deze nationale vereniging kon tot dan toe niet worden toegelaten omdat de organisatie niet werkzaam was in een onafhankelijke staat, hetgeen een statutaire eis voor toelating is.
Het Derde Aanvullende Protocol Introductie en uitgangspunten Het Derde Protocol is een relatief kort instrument dat zich in 17 artikelen richt op alle aspecten van het bijkomende embleem. In de preambule van de tekst geeft het Protocol een aantal algemene uitgangspunten en overwegingen. Zo worden de bestaande embleembepalingen in de vier Verdragen van Genève en de twee Aanvullende Protocollen bekrachtigd en wordt de wens geuit dat dit Protocol de beschermende waarde van de bestaande emblemen en hun universele karakter zal bevorderen. De preambule bevestigt voorts dat bij de bestaande onderscheidende emblemen “geen religieuze, etnische, raciale, regionale of politieke betekenis” wordt beoogd. Het bestaande recht voor het gebruik van deze emblemen wordt geenszins opgeheven door het nieuwe Protocol. Ook wordt aangetekend dat de bescherming van personen en objecten op basis van het internationaal humanitair recht niet afhankelijk is van het gebruik van de emblemen. De preambule erkent “de moeilijkheden die bepaalde
57
Internationaal Humanitair Recht in de kijker
2006
staten en nationale verenigingen kunnen ondervinden bij het gebruik van de bestaande onderscheidende emblemen”. Aan het einde van de preambule wordt de beslissing van het Internationale Rode Kruiscomité, de Internationale Federatie van Rode Kruis- en Rode Halve Maanverenigingen en de Internationale Rode Kruis- en Rode Halve Maanbeweging om hun huidige namen en emblemen te handhaven, ingeroepen.
Eerbiediging en toepassing van het Protocol Zoals het eerste gezamenlijke artikel van de Verdragen van Genève en de Aanvullende Protocollen, bepaalt ook dit nieuwe Protocol dat verdragspartijen verplicht zijn om het Protocol “onder alle omstandigheden te eerbiedigen en te doen eerbiedingen”. Volgens het Internationale Rode Kruiscomité betekent deze verplichting dat staten, ongeacht de vraag of ze zelf betrokken zijn bij een gewapend conflict, alle mogelijke stappen moeten zetten om ervoor te zorgen dat de regels niet alleen door zichzelf maar door allen worden gerespecteerd, met name door de partijen bij een gewapend conflict.
Erkenning en gebruik van het bijkomend embleem Het Protocol erkent het bijkomende onderscheidende embleem als gelijkwaardig naast de emblemen die in de Verdragen van Genève zijn opgenomen. Alle emblemen genieten dus een gelijke status en de voorwaarden voor het gebruik en de eerbiediging van het embleem zijn identiek aan die van de eerder erkende emblemen. Het nieuwe aanvullende embleem wordt in het Protocol omschreven als “een rood kader in de vorm van een gekanteld vierkant op een wit veld” en verder aangeduid als “het embleem van het derde Protocol”. Zoals eerder aangegeven werd in 2006 pas de officiële naam ‘rode kristal’ aangenomen door de Internationale Conferentie.
Wie mag het bijkomende embleem gebruiken? Evenals de bestaande emblemen is ook het gebruik van het nieuwe bijkomende embleem aan strikte regels gebonden. Dit vloeit voort uit de bijzondere beschermende functie van de emblemen in tijden van gewapend conflict. Het juiste gebruik kan immers een verschil maken tussen leven
58
Het Rode Kristal. Het Derde Aanvullende Protocol bij de Verdragen van Genève
Mireille Hector
en dood. Daarom is het van essentieel belang dat de emblemen altijd op een waardige wijze worden gehanteerd, alleen voor het doel waarvoor ze specifiek in het leven zijn geroepen, en alleen door degenen die daartoe een specifiek recht hebben. Alvorens de verschillende categorieën van potentiële gebruikers te noemen, is het belangrijk eerst stil te staan bij de twee verschillende manieren waarop emblemen kunnen worden gebruikt. Het Eerste Verdrag van Genève onderscheidt het beschermende gebruik van de emblemen van het herkennende gebruik. In tijden van gewapend conflict biedt het embleem bescherming aan bepaalde personen, zoals medische hulpverleners en oorlogsslachtoffers, alsook aan voertuigen en objecten die gebruikt worden om deze zorg te verlenen. Vanwege de beschermende functie wordt het embleem in deze context veelal groot afgebeeld, om de zichtbaarheid vanaf grote afstand te waarborgen. Naast de beschermende functie mag het embleem ook worden gebruikt om aan te geven dat een persoon of activiteit verbonden is met de nationale vereniging of een andere component van de Internationale Beweging. Dit herkennende gebruik van het embleem kan zowel in tijd van vrede als oorlog plaatsvinden. Daarbij dient het embleem relatief klein afgebeeld te worden om verwarring ten aanzien van de specifieke oorlogsrechtelijke bescherming te voorkomen. Veelal wordt naast het embleem de naam van de desbetreffende organisatie afgebeeld. Om na te kunnen gaan wie recht heeft om het rode kristalembleem te gebruiken, is het van belang om zowel de algemene regels voor het gebruik van emblemen, alsook een aantal specifieke bepalingen van het Derde Protocol toe te passen. Op deze wijze ontstaat onderstaande lijst van potentiële gebruikers van het rode kristalembleem. Beschermend gebruik: • Het medische en geestelijke personeel van de krijgsmacht van staten die voor het rode kristal als hun onderscheidend embleem kiezen, mogen gebruikmaken van het beschermende embleem in tijden van gewapende conflict en ter voorbereiding hierop. • Het medische personeel van erkende nationale verenigingen in deze sta-
59
Internationaal Humanitair Recht in de kijker
2006
ten mogen ook gebruikmaken van het rode kristal wanneer zij in tijden van gewapend conflict hulp verlenen. Dit geldt ook voor andere erkende vrijwillige hulporganisaties. • Het medische en geestelijke personeel van staten die voor een ander onderscheidend embleem hebben gekozen mogen, op tijdelijke basis, gebruikmaken van het rode kristal indien dit hun bescherming bevordert. • Het Internationale Rode Kruiscomité en de Internationale Federatie van Rode Kruis- en Rode Halve Maanverenigingen mogen “in uitzonderlijke omstandigheden en teneinde hun werkzaamheden te vergemakkelijken” het rode kristal gebruiken. • Het medische en geestelijke personeel van operaties die plaatsvinden onder auspiciën van de Verenigde Naties mogen ter bescherming gebruikmaken van alle onderscheidende emblemen, waaronder het rode kristal, mits zij hiervoor toestemming hebben van alle aan de operatie deelnemende staten. Herkennend gebruik: • De nationale verenigingen van staten die ervoor kiezen om het rode kristal als hun onderscheidend embleem te gebruiken, mogen het embleem gebruiken om herkenning te geven aan hun activiteiten, personeel en objecten. Ten aanzien van het herkennende gebruik van het rode kristal geeft het Protocol voorts een aantal alternatieven, die betrekking hebben op het invoeren van een of meer tekens binnenin het rode kristal embleem. Nationale verenigingen kunnen zo, in lijn met nationale wetgeving hieromtrent, kiezen om in het rode kristal het volgende te plaatsen: • een ander erkend onderscheidend embleem, zoals het rode kruis of de rode halve maan; • een combinatie van deze emblemen, of; • “een ander embleem dat daadwerkelijk in gebruik is bij een Hoge Verdragsluitende Partij en waarover voorafgaand aan de aanneming van dit Protocol via de depositaris mededeling is gedaan aan de andere Hoge Verdragsluitende Partijen en het Internationale Comité van het Rode Kruis”5. De eis 5 APIII, artikel 3 lid 1 sub b. 60
Het Rode Kristal. Het Derde Aanvullende Protocol bij de Verdragen van Genève
Mireille Hector
die aan een dergelijk embleem wordt gesteld betekent in de praktijk dat alleen de rode Davidster hiervoor in aanmerking komt.6 • De overige nationale verenigingen mogen, in overeenstemming met nationale wetgeving, gebruikmaken van het rode kristalembleem “in uitzonderlijke omstandigheden en teneinde hun werkzaamheden te vergemakkelijken”7. Dit kan echter alleen op tijdelijke basis.
Voorkoming en bestrijding van misbruik van het rode kristalembleem Gezien de bijzondere functies van de onderscheidende emblemen, is het van het grootste belang dat misbruik van de emblemen wordt tegengegaan. Het Protocol verplicht verdragspartijen dan ook, net als bij de andere onderscheidende emblemen, om misbruik van het nieuwe rode kristalembleem te voorkomen. Dit misbruik betreft zowel het perfide gebruik van het teken in tijden van oorlog, hetgeen een oorlogsmisdaad inhoudt, alsmede het overige oneigenlijke gebruik van het rode kristalembleem, of een nabootsing ervan, door derden. Een apart vraagstuk betreft het gebruik van het rode kristalembleem, of een daarop gelijkend teken, door degenen die dit reeds lange tijd voeren. Hierover bepaalt het Protocol dat een staat kan instemmen met het blijvend gebruik van dit teken door ‘eerdere gebruikers’, mits de rechten op dit gebruik al voor de aanneming van het Protocol - dus vóór 8 december 2005 - waren verworven èn alleen indien het gebruik in tijden van gewapend conflict geen verwarring veroorzaakt ten aanzien van de beschermende werking.
Verspreiding van het Derde Protocol Evenals de Verdragen van Genève en de eerdere Aanvullende Protocollen bepaalt ook dit Protocol dat verdragspartijen de verplichting hebben om de tekst van het Protocol op een zo groot mogelijke schaal te verspreiden 6 Het Derde Protocol regelt tevens dat een Nationale Vereniging die zo’n ander embleem wil incorporeren in het rode kristal, dit andere embleem en de naam ervan ook separaat mag gebruiken op het nationale grondgebied, in lijn met de nationale wetgeving. Op deze wijze wordt toegestaan dat de Israëlische Nationale Vereniging Magen David Adom de rode Davidster losstaand kan blijven gebruiken in Israël zelf. 7 AP III, artikel 3 lid 3. 61
Internationaal Humanitair Recht in de kijker
2006
in hun eigen land, zowel in vredestijd als tijdens een gewapend conflict. Specifiek wordt opgeroepen om de bestudering van het Protocol onderdeel te laten uitmaken van de nationale militaire opleiding en om burgers te stimuleren om kennis te nemen van het nieuwe instrument. Daarbij kunnen zij worden bijgestaan door de nationale vereniging in hun land, die statutair een aanvullende taak heeft in het uitdragen van het internationaal humanitair recht en het bewaken van het correcte gebruik van de emblemen.
Toetreding en inwerkingtreding van het Protocol Alle verdragspartijen bij de Verdragen van Genève kunnen partij worden bij het nieuwe Protocol, door ondertekening en bekrachtiging, of toetreding. Het Protocol geeft aan dat het zes maanden nadat twee instrumenten van bekrachtiging of toetreding zijn ontvangen, in werking treedt. Aangezien medio 2006 reeds twee bekrachtigingen plaatsvonden, door respectievelijk Noorwegen en Zwitserland, treedt het Protocol op 14 januari 2007 in werking. Voor alle staten die vervolgens partij worden, geldt dat het Protocol voor hen zes maanden na toetreding of bekrachtiging in werking treedt. De geschiedenis van de onderscheidende emblemen laat zien dat het niet eenvoudig is om een embleem te kiezen dat voor iedereen dezelfde neutrale, onpartijdige en humanitaire betekenis heeft. Het is te hopen dat met de aanvaarding van het Derde Aanvullende Protocol, waarbij een nieuw bijkomend embleem is opgenomen, een duurzame oplossing is gevonden voor het embleemvraagstuk. Met het rode kristal, dat geen enkele nationale, religieuze, politieke of etnische connotatie heeft, wordt de weg vrijgemaakt voor een werkelijk universele Internationale Beweging alsmede een betere bescherming voor allen die hier op basis van het internationaal humanitair recht recht op hebben. Op deze wijze lijkt de droom van Henri Dunant in belangrijke mate werkelijkheid te worden.
62