Inleiding Leden van Jong N-VA hebben sinds de oprichting van de organisatie dikwijls gevraagd een inhoudelijk standpunt uit te werken over het Israëlisch-Palestijns conflict. Vanuit een volksnationalistische achtergrond is die vraag ook pertinent. Toch bleef de gevoeligheid en de complexiteit van het conflict lang een obstakel om een standpunt uit te werken. In 2008 en 2009 maakten een aantal Jong N-VA’ers een inleefreis naar Palestina en Israël. Die reizen hebben ertoe bijgedragen door te zetten met de standpuntname. Er werd een traject uitgestippeld van verschillende vormingsavonden, waarbij zowel de Israëlische als de Palestijnse stem weerklonken. Samen met de getuigenissen van de Palestinareizigers en na intense discussies in de Nationale Raad is deze nota tot stand gekomen. Analyse De Israëlisch-Palestijnse kwestie is al sinds de oprichting van de staat Israël in 1949 een acuut thema in de wereldpolitiek. Israël ontstond in de nasleep van de Tweede Wereldoorlog als thuisland voor de Joden die in Europa pas de Holocaust hadden ondergaan. Ook binnen Europa werden grenzen hertekend en bevolkingsgroepen gedeporteerd in het kader van de akkoorden die de geallieerden hadden gesloten. Zowel Israëli’s als Palestijnen claimen het land Palestina op basis van historische gronden. Het Zionisme, een stroming die eind 19de eeuw ontstond, pleit voor een ‘terugkeer’ van de Joden naar het land dat hen volgens de Thora door God werd beloofd. De Palestijnen echter bewoonden het land vóór de massale immigratie van joden vorige eeuw en beschouwen hen dan ook als onrechtmatige indringers. Het is echter duidelijk dat we ons vandaag de dag moeilijk op de geschiedenis kunnen beroepen om het grondgebied toe te schrijven aan één van de claimende partijen. Een uitweg uit het conflict kan enkel gevonden worden indien de problemen die er nu zijn uit de weg geruimd worden. In dat verband onderscheiden we vijf belangrijke struikelblokken:
1
1/ De vastlegging van de grenzen van Israël en meerbepaald van de Palestijnse gebieden 2/ Het statuut van Jeruzalem 3/ Het recht op terugkeer van de vluchtelingen van 1948 4/ De problematiek rond de joodse nederzettingen in Palestijnse gebieden 5/ De problematiek rond het waterbeheer 1/ Het gebied dat zich kan of zal ontwikkelen tot een Palestijnse staat is de afgelopen decennia stelselmatig verkleind tot wat we vandaag kennen als de Palestijnse autonome gebieden, i.c. de Westelijke Jordaanoever en de Gazastrook. Volgens het verdeelplan van de VN uit 1947 zou de Palestijnse Staat 42% van het voormalige mandaatgebied Palestina beslaan. Wanneer na de oorlog in 1949 de wapenstilstand wordt getekend ontstaat de zgn. Groene Lijn, waardoor Israël controle krijgt over 78% van het gebied. Later, in 1967 annexeert Israël ook Oost-Jeruzalem en bezet het de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever. In resolutie 242 van de VN-Veiligheidsraad wordt Israël opgeroepen de bezette gebieden te verlaten. 2/ Er werden meermaals pogingen ondernomen om de Palestijnse gebieden definitief af te bakenen. De belangrijkste poging was wellicht in 1993 met de ondertekening van de Osloakkoorden (Declaratie van Principes over de Reglementen van Interim Zelfbestuur) Deze bepaalden het recht op zelfbestuur voor de Palestijnen door de vorming van de Palestijnse Autoriteit. De Palestijnse vertegenwoordigers van de PLO konden zich vinden in het voorstel van een Palestijnse staat binnen de grenzen van 1967. Dat standpunt wordt intussen ook ingenomen door de Arabische Liga en (een deel van) Hamas. Jeruzalem is een heilige stad voor de drie monotheïstische religies. Zowel voor joden, christenen als moslims is dit een heilige stad. Het grote probleem schuilt er in dat zowel Israël als de Palestijnen Jeruzalem opeisen als hun hoofdstad, niet alleen religieus maar ook gouvernementeel. Hoewel Israël Oost-Jeruzalem en de omliggende gebieden in 1967 heeft geannexeerd, blijft de stad sterk verdeeld tussen de verschillende religies. Resolutie 252 veroordeelt de verandering van het statuut van Jeruzalem.
2
3/ In 1948 werd, na jaren van aanhoudende schermutselingen en aanslagen door zowel Palestijnen als joden wat leidde tot een burgeroorlog, een grootscheeps offensief gestart door joodse milities. Hierdoor sloegen ongeveer 700.000 Palestijnse Arabieren op de vlucht. Dit gegeven staat bekend in de Arabische wereld als Al-Naqba (de ramp). De Algemene Vergadering van de VN bepaalde op 11 december 1948 in resolutie 194 dat de vluchtelingen het recht op terugkeer hebben. Israël heeft die resolutie steeds naast zich neergelegd. Op dit ogenblik schat men het aantal Palestijnse vluchtelingen op 5 miljoen. Dit zijn de oorspronkelijke vluchtelingen van 1948 en hun nazaten. De Palestijnse autoriteiten vragen een recht op terugkeer voor al deze vluchtelingen. 4/ De problematiek van de nederzettingen op de Westelijke Jordaanoever is wellicht de meest tot de verbeelding sprekende. Het Israëlisch beleid is er op geënt om, door het koloniseren van stukken op de Westelijke Jordaanoever d.m.v. plaatsen van nederzettingen (gemeenschappen van joodse inwoners), stukken van de Palestijnse gebieden onder Israëlisch bestuur te plaatsen en zo stelselmatig de staat Israël uit te breiden. Hoewel er meermaals beloftes werden gedaan (o.a. Oslo-, Camp David- en Annapolisakkoorden) om bepaalde nederzettingen te ontruimen en het verder uitbreiden van nieuwe nederzettingen een halt toe te roepen blijft het aantal joodse nederzettingen toenemen. Hierbij worden Palestijnse burgers verdreven en wordt aan de joodse kolonisten specifieke rechten toegekend (o.a. recht op zelfbescherming door bewapening) wat ervoor zorgt dat hier grove schendingen van de mensenrechten ontstaan. Deze praktijken zijn een flagrante schending van de Vierde Geneefse Conventie (1949) die uitdrukkelijk verbiedt dat een bezettende macht zijn burgers overbrengt naar het bezette gebied en van de Haagse Conventie over de eerbiediging van de wetten en gebruiken bij oorlog te land (1907) die stelt dat het niet geoorloofd is privaat bezit te confisqueren. 5/ De belangrijkste bron van water voor Israël, de Palestijnse gebieden en omringende landen bevindt zich op de Golan-hoogte. Sinds de Zesdaagse Oorlog in 1967 valt het grootste deel van deze hoogvlakte onder Israëlisch bestuur nadat het Israëlisch leger dit gebied veroverde op Syrië en in 1981 annexeerde, een veroordeling door de VN-veiligheidsraad ten spijt.
3
Hierdoor heeft het Israëlisch leger niet alleen een groot strategisch voordeel in de regio maar controleert de Israëlische overheid ook de watertoevoer naar het zuiden, dus ook naar de Palestijnse gebieden. Meermaals wordt de waterkraan naar de Palestijnse gebieden dichtgedraaid. Dit gecombineerd met maatregelen zoals het verbod opgelegd aan de Palestijnen om nieuwe waterputten te boren, terwijl de bestaande worden afgetapt door Israëlische putten, zorgt voor een enorm watertekort in de Palestijnse gebieden. Dit is uiteraard een grove schending van één van de meest primaire mensenrechten en werd meermaals veroordeeld door de VN. Alle vijf deze struikelblokken blijven brandend actueel. De recente geschiedenis van Israël en Palestina wordt gekenmerkt door de vele opeenvolgende oorlogen en opstanden. Het geweld wordt in stand gehouden door een lange ketting van actie en reactie. Van Palestijnse zijde wordt het gebruik van geweld verdedigd met het argument van het verzet tegen een bezetter, terwijl Israël vaak harde veiligheidsmaatregelen oplegt, gaande van het bouwen van de muur, het installeren van checkpoints tot regelrecht militair ingrijpen op Palestijns gebied, om zijn eigen burgers te beschermen. Niettemin blijkt dat de staat Israël systematisch de internationale verdragen overtreedt die het getekend heeft, en dat het alle resoluties van de VN naast zich neerlegt. Van officiële Palestijnse en Arabische zijde wordt echter niet meer gevraagd dan datgene waar de Palestijnen volgens alle internationale afspraken recht op hebben. Het Israëlisch-Palestijns conflict wordt vaak geëxporteerd naar het buitenland. De Verenigde Staten kiezen sinds enkele decennia onvoorwaardelijk de kant van Israël, terwijl de Arabische wereld, zeker de gewone bevolking, de aanwezigheid van de staat Israël ziet als een bedreiging. Voor een land als Iran is Israël zowat het leidende motief in zijn buitenlandbeleid. Terreurgroepen als Al Qaida laten niet na te verwijzen naar het conflict als motief voor hun daden. Ook in Europa grijpen islamitische jongeren de gebeurtenissen in Palestina vaak aan om te betogen of zelfs als voorwendsel om vandalisme te plegen. Israël/Palestina is op die manier de plek waar de zogenaamde ‘clash of civilisations’ zich lijkt te kristalliseren.
4
Visie Een oplossing voor het Israëlisch-Palestijns conflict moet uit een rechtvaardig evenwicht bestaan tussen politieke, economische en religieuze belangen van de betrokken partijen. Om dat te bereiken moet men van de volgende uitgangpunten vertrekken: 1/ De twee protagonisten moeten op gelijkwaardige basis met elkaar aan tafel zitten. 2/ Israël is met zijn militair overwicht de overheersende macht in het conflict. Het land moet vanuit die positie het initiatief nemen om tot een echte vrede te komen. 3/ Optreden met geweld biedt geen enkele kans op een duurzame uitkomst. Alle betrokken partijen moeten het gebruik van geweld afzweren. 4/ Internationale rechtsregels moeten nageleefd worden. Naar de toekomst 1/ Jong N-VA pleit voor een tweestatenoplossing, zoals ook gevraagd in VN-resolutie 1397. Beide staten moeten gelijkwaardig en soeverein zijn; er mag geen bedreiging uitgaan van de ene tegen de andere. Van een demilitarisering van Palestina of van Israëlische controle van de grens met Jordanië kan dus geen sprake zijn. De grenzen van Israël en Palestina worden getrokken op basis van de Groene Lijn uit 1967. Beide staten kunnen in onderling overleg evenwel beslissen over te gaan tot gebiedsruil. Daarbij moeten gebiedsdelen geruild worden tegen ander gebied van gelijkaardige kwaliteit, dus geen vruchtbaar gebied in ruil voor dor gebied. De Gazastrook moet op een vlotte en veilige manier verbonden worden met de Westelijke Jordaanoever. Jong N-VA veroordeelt het Zionisme dat haaks staat op een civiel burgerschap. In beide staten moet het burgerschap gebaseerd zijn op burgerlijke, niet-confessionele waarden. Het moet voor een Arabier of Palestijn, ongeacht zijn geloofsovertuiging, mogelijk zijn het volledige burgerschap van Israël te verkrijgen. Niet-joodse inwoners van Israël mogen niet gediscrimineerd worden. Joden moeten het burgerschap van de staat Palestina kunnen krijgen zonder zich gediscrimineerd of onveilig te weten. 2/ De oude stad Jeruzalem komt onder gedeelde controle van de Israëlische en Palestijnse staat. West-Jeruzalem valt volledig onder Israëlisch bestuur, Oost-Jeruzalem onder Palestijns 5
bestuur. Het gebied rondom Jeruzalem dat Israël in 1967 geannexeerd heeft wordt teruggegeven aan Palestina, tenzij beide partijen een gebiedsruil overeenkomen zoals hoger beschreven. 3/ De vluchtelingen van 1948 krijgen het recht om terug te keren naar hun huizen. Daar waar dit niet meer mogelijk is, of waar zij dit niet meer wensen, moet de staat Israël een billijke compensatie geven. De nakomelingen van de vluchtelingen hebben geen recht op terugkeer vermits zij zelf niet gevlucht zijn. Zij kunnen zich wel vrij vestigen binnen de Palestijnse staat. 4/ De nederzettingen en hun uitbreidingen in bezet gebied die na de Oslo-akkoorden zijn gebouwd moeten afgebroken worden. Indien beide partijen akkoord gaan kunnen bepaalde nederzettingen aan het grondgebied van de staat Israël worden toegevoegd, mits ruil van land zoals hoger beschreven. Die nederzettingen moeten vrij en veilig te bereiken zijn vanuit Israël. Inwoners van nederzettingen van vóór 1993 kunnen blijven wonen in Palestina als zij het Palestijns burgerschap aanvaarden. 5/ Israël en Palestina moeten samen met hun buurlanden de waterhuishouding van de Golan en de Jordaan beheren. Er moet een verdeelsleutel afgesproken worden betreffende het gebruik van het water. Israël mag niet langer onevenredig veel water uit het meer van Galilea afleiden via de National Water Carrier. Naast deze vijf speerpunten vraagt Jong N-VA voorts dat de staat Israël herstelbetalingen doet aan de Palestijnse staat voor de geleden schade sinds 1967. Het geweld tussen verschillende Palestijnse strekkingen
is onaanvaardbaar. Jong N-VA
vraagt dat de Palestijnse politieke partijen en organisaties hun onderlinge twisten beëindigen en gezamenlijk een toekomstvisie ontwikkelen voor de Palestijnse Staat. De Palestijnse Autoriteit moet alle geweld en terrorisme duidelijk veroordelen en daartegen optreden. Er moet onmiddellijk een einde komen aan de steun voor gewelddadige Palestijnse groepen vanuit het buitenland. Deze landen moeten die steun duidelijk veroordelen en actie ondernemen tegen de betrokken groepen die vanuit hun land opereren. Jong N-VA vraagt dat alle Arabische en moslimlanden, inbegrepen Iran, de staat Israël erkennen op het grondgebied zoals onderhandeld met de Palestijnen. 6
De VS kunnen en moeten veel harder optreden tegen Israël wanneer dat weigert vanuit een gelijkwaardige positie te onderhandelen. De EU moet een leidende rol spelen in de bemiddeling in het conflict. De Unie moet daarom dringend haar tweeslachtige houding ten aanzien van Israël wijzigen. Israël kan geen bevoorrechte handelspartner zijn van de EU terwijl dat land geen gevolg geeft aan de inspanningen die Europa doet in het kader van het vredesproces.
7