Het onderwijs op Panta Rhei Jouw school 1. Uitgangspunten 1.1
Strategisch Onderwijsplan 2007
In het Strategisch Onderwijsbeleidsplan 2007 zijn de uitgangspunten voor ons onderwijs vastgelegd. In deze notitie werd het “Scenario Panta Rhei” uiteengezet, met een knipoog naar de in 2003 door Diephuis & Van Kasteren gelanceerde scenario’s 1 t/m 4. De in de afgelopen jaren ontwikkelde onderwijsvisie van Panta Rhei is gebouwd op de basisbeginselen in het Strategisch Onderwijsbeleidsplan, dat dus nog steeds actueel is.
Waarden Onderwijs aan kinderen vraagt om een aantal uitgangspunten die voor alle betrokkenen van wezenlijk belang zijn. Medewerkers moeten gezamenlijk en met begrip voor elkaar werken aan een klimaat van vertrouwen. Als iedereen veiligheid en waardering nastreeft, is de basis gelegd voor een sterke leeromgeving waarin zowel docenten als leerlingen kunnen groeien. Het gaat ons om begrip, saamhorigheid, veiligheid, vertrouwen en waardering. Missie Panta Rhei is een stabiele, inspirerende school met een positieve uitstraling. Op onze school werken wij leerlinggericht vanuit maatschappelijk relevante contexten: wij tonen waardering en respect voor de inzet van de leerling en zijn mogelijkheden om te leren, en wijzen hem zijn weg. Wij gaan daarbij uit van de kracht van iedere leerling afzonderlijk en brengen in kaart waar kansen liggen. Visie Wij streven een duidelijke binding na met onze omgeving. Panta Rhei moet openstaan voor wat zich daarin afspeelt. De school werkt vanuit de door Robert E. Kelly geformuleerde gedachte van zelfmanagement en de uitgangspunten van Luc Stevens. Wij spreken de intrinsieke motivatie van leerlingen aan vanuit de psychologie van het geven van bevoegdheden: hoe vaker een individu resultaten behaalt die in een behoefte voorzien, hoe belangrijker het voor hem wordt deze behoefte te bevredigen. Daarvoor is het van belang dat de leerling in de moderne samenleving wordt geplaatst en van daaruit wordt benaderd. Daarnaast wil Panta Rhei sterke elementen uit het traditionele onderwijs behouden. Ons onderwijs moet daarbij aansluiten op: • Competentie: het vertrouwen dat iemand over de vaardigheid beschikt om zijn taak goed uit te oefenen, dus niet alleen om het karweitje te klaren, maar ook om een goed resultaat te behalen. • Betekenis: de natuurlijke waarde of betekenis die iemand aan een taak toekent en die hem motiveert. • Autonomie: het oordeel van iemand en de keuzes die hij maakt bij het starten en regelen van zijn handelingen als hij een taak uitvoert. Voordat hij de taak krijgt moet hem wel worden verteld wat hij moet doen, maar niet hoe hij het moet doen. • Impact: de invloed die iemand kan uitoefenen op de resultaten van zijn taak; het gevoel dat hij vorderingen maakt die verband houden met zijn doel. • Relatie: Een goede relatie met de leerkracht is essentieel voor de ontwikkeling van een kind. Het moet de leerkracht kunnen vertrouwen en het gevoel hebben dat de leerkracht vertrouwen heeft in hem. Als deze basis voor ontwikkeling is gelegd, komen de resultaten.
1.2
Competentie
Wij gaan in ons onderwijs uit van de competentie van leerlingen. We hebben het vertrouwen dat iemand over de vaardigheid beschikt om zijn taak goed uit te oefenen, dus niet alleen om het karweitje te klaren, maar ook om een goed resultaat te behalen. Uiteraard kunnen onze leerlingen niet alle competenties even sterk ontwikkelen, maar wel geloven wij dat de school hen kan ondersteunen in hun mogelijkheden daartoe. Wij ondersteunen onze leerlingen daarin als volgt: •
Wij bieden vrijheid aan leerlingen die op bepaalde gebieden al redelijk competent zijn en geven hun de ruimte om zich daarin verder te ontplooien. In de onderbouw doen wij dit met profielklassen en PLUScursussen en in de bovenbouw met het PLUS-programma, maar ook bij de “normale” vakken en beroepsgerichte programma’s geven wij deze leerlingen de ruimte zich te ontwikkelen.
Het onderwijs op Panta Rhei – jouw school – versie 2.1, 22-10-2010
1
•
•
• • •
•
1.3
Aan leerlingen die duidelijk meer kunnen, bieden wij kansen en ruimte door tempodifferentiatie toe te passen op de leerpleinen en door determinatie, waarbij wij onderscheid maken tussen basis- en verrijkingsstof. Wij bieden onderwijsvormen aan waarin leerlingen specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden, en dus bewust, hun competenties kunnen ontwikkelen. Wij doen dit in projecten, profielklassen, PLUS-cursussen, keuzewerktijd, de beroepsgerichte programma’s, stages, het PLUSprogramma, door hen te laten werken op de leerpleinen, maar wij doen dit zeker ook tijdens de “normale” lessen. Daarmee bieden wij onze leerlingen maatwerk. Door de inzet van docenten, mentoren, begeleiders en andere medewerkers geven wij leerlingen het vertrouwen dat zij uiteindelijk een taak met succes kunnen voltooien. Door de inzet van RT, zorg en PLUS-cursussen bieden wij extra ondersteuning aan leerlingen die bepaalde vaardigheden of competenties nog niet of niet voldoende beheersen. Binnen het competentiegerichte onderwijs hebben de loopbaanoriëntatie- en begeleidingscompetenties (LOB-competenties) de belangrijke functie van metacompetenties: vaardigheden van de leerling om met zijn competenties om te gaan en het zelfinzicht dat hij heeft om zijn competenties te beschrijven. Binnen ons LOB-beleid leggen wij een duidelijke relatie tussen enerzijds de talenten en competenties van leerlingen en de bovenbouwafdelingen, waarin zij deze talenten en competenties kunnen ontwikkelen, en anderzijds het ontwikkelen van een beroepsbeeld en de keuzes die leerlingen moeten maken voor een passende vervolgopleiding.
Betekenis: Contextrijk Leren
Ons onderwijs moet betekenisvol zijn, omdat het naast de belangrijke rol van de docent uiteindelijk de natuurlijke waarde of betekenis van een taak is die de leerling motiveert. Wij kiezen daarom voor onderwijs dat wij Contextrijk Leren noemen. In de toekomst bieden wij dit type onderwijs aan door: •
•
• •
•
1.4
Samenhang aan te brengen in de kennis en vaardigheden die wij leerlingen laten opdoen, door brede leergebieden aan te bieden met samenhang tussen de vakken, en door integratie van algemeen vormende vakken in de beroepsgerichte programma’s; Leerlingen met bijzondere talenten de kans te geven zich te ontwikkelen in een omgeving die zij betekenisvol vinden: in profielklassen in de onderbouw, zoals de Sportklas en de Expressieklas, en in het toekomstige PLUS-programma in de bovenbouw; Leerlingen de kans te geven hun talenten te ontdekken: in PLUS-cursussen in de onderbouw; Thematische projecten en periodethema’s aan te bieden, waarin de scheiding tussen de vakken voor zover mogelijk wordt opgeheven en leerlingen binnen de context van een thema kennis en vaardigheden kunnen verwerven. De samenwerking met het bedrijfsleven te versterken. Door het bedrijfsleven te betrekken bij ons onderwijs, of het bepaalde onderdelen daarvan te laten verzorgen, geven wij leerlingen de kans om zich te ontplooien op een gebied waarvoor zij interesse hebben en waarin zij goed zijn. Door het bedrijfsleven bij ons onderwijs te betrekken, brengen wij de samenleving in onze school. Zo kunnen wij leerlingen laten leren in realistische en betekenisvolle contexten.
Autonomie
Wij geloven in de autonomie van de leerling: het oordeel van iemand en de keuzes die hij maakt bij het starten en regelen van zijn handelingen als hij een taak uitvoert. Voordat hij de taak krijgt moet hem wel worden verteld wat hij moet doen, maar niet hoe hij het moet doen. Dit betekent dat: • •
• •
Wij leerlingen niet onnodig bij de hand willen houden, maar hun juist het vertrouwen willen geven dat zij hun taak zelf kunnen en mogen uitvoeren, en dat wij hen daarin op alle fronten stimuleren; Wij er met keuzewerktijd, werken op de leerpleinen, stages, beroepsgerichte programma’s en coaching naar streven dat onze leerlingen zelfstandigheid, zelfbewustzijn en verantwoordelijkheid voor het eigen leerproces ontwikkelen; Wij bij alle lessen gebruikmaken van activerende werkvormen, waardoor leerlingen zelf kunnen ontdekken hoe zij een taak het beste kunnen aanpakken; Wij geven leerlingen de mogelijkheid, binnen kaders, om zelf te kiezen wat zij willen doen, hoe zij dit doen en wanneer zij dit doen. Zij kunnen dit in de keuzewerktijd, door het volgen van PLUS-cursussen, tijdens hun werk op de leerpleinen, en in stages en beroepsgerichte programma’s. Soms hebben zij deze mogelijkheid ook bij projecten en bij bepaalde vakken. Verder hebben leerlingen binnen en buiten de
Het onderwijs op Panta Rhei – jouw school – versie 2.1, 22-10-2010
2
school keuzemogelijkheden in hun dagelijkse handelingen. Daarbij is het van belang dat zij verantwoordelijkheid leren nemen voor hun eigen gedrag.
1.5
Impact
Wij willen dat een leerling zelf impact ervaart op zijn of haar vorderingen. Hiermee bedoelen wij de invloed die iemand kan uitoefenen op de resultaten van zijn taak. Het gaat er daarbij om dat iemand het gevoel heeft dat hij vorderingen maakt die verband houden met zijn doel. Impact hangt samen met: • •
•
1.6
De autonomie van de leerling: het zelf kunnen en mogen doen, zelfstandigheid, verantwoordelijkheid voor het eigen leerproces en gedrag; Ons onderwijs, waarin wij aan leerlingen laten zien hoe zij goede resultaten kunnen behalen en dat zij dit zelf in de hand hebben. In het competentiegericht onderwijs leren wij de leerlingen bewust te werken aan het ontwikkelen van competenties, maar daarin bieden wij ook verrijkingsstof en determinatie; Onze activerende werkvormen, waarin leerlingen ervaren dat zij door hun eigen inzet en aanpak de resultaten van hun taak kunnen beïnvloeden. Dit kan in alle lessen, maar vooral in de keuzewerktijd en tijdens het werken op de leerpleinen. Door onze activerende werkvormen moeten leerlingen soms ook onderkennen dat zij ergens in tekortschieten, waarna zij daaraan kunnen werken.
Relatie
Wij geloven sterk in de relatie van de leerling met andere leerlingen, de leerkracht, de mentor, andere medewerkers en uiteraard zijn/haar ouder(s)/verzorger(s). Voor de ontwikkeling van een kind is het essentieel dat het een goede relatie heeft met de leerkracht en met anderen. Een kind moet de leerkracht kunnen vertrouwen en ook het gevoel hebben dat de leerkracht vertrouwen heeft in hem. Als deze basis voor ontwikkeling eenmaal is gelegd, komen de resultaten. Daarom investeren wij in verbondenheid en vertrouwen: •
•
• •
•
1.7
Waar nodig investeren wij in ondersteuning en begeleiding van de leerling. Daarmee willen wij hem echter niet het gevoel van competentie, autonomie en impact ontnemen. Voor mentoren, docenten en de leerlingbegeleiding kan het lastig zijn om hierin een balans te vinden; Wij streven naar een pedagogisch klimaat dat uitgaat van de relatie met elkaar en respect voor de ander, maar wel met duidelijke kaders. De medewerkers zijn streng, maar leggen niet de nadruk op het geven van straffen; In ons streven naar dit pedagogisch klimaat schenken wij in onze mentorlessen en andere lessen, maar ook in verschillende projecten, veel aandacht aan omgangsvormen; Een duidelijk aanwezige mentor belichaamt de begrippen verbondenheid en vertrouwen, en geeft daarmee vorm aan een goede relatie tussen leerlingen en medewerkers, en tussen leerlingen onderling. De mentor heeft veel contact met zijn klas en intervenieert waar nodig in individuele zaken, in het groepsproces en in conflicten met collega-docenten. Voorts onderhoudt hij contact met ouders en verzorgers, met de teamleider en de leerlingbegeleiding. Bij het streven naar een pedagogisch klimaat van verbondenheid en vertrouwen spelen uiteraard ook de Leefstijllessen een belangrijke rol.
Veiligheid
Om goed te kunnen leren, is het van belang dat een leerling zich veilig voelt in de school als geheel en in de klas in het bijzonder. Daarbij is veiligheid een steeds belangrijker thema in de samenleving. Ouders willen weten hoe veilig de school van hun kind is en leerkrachten en onderzoekers of ze veilig kunnen werken. Onder meer bij onderwijsinstellingen spelen uiteenlopende veiligheidsrisico’s, zoals agressie, pesten en seksuele intimidatie, maar ook radicalisering en epidemieën. Op onze school vertaalt zich dat in het geven van veel aandacht aan hoe leerlingen en medewerkers met elkaar omgaan, maar ook in de aanstelling van een veiligheidscoördinator. Zoals hierboven omschreven, streven wij naar een pedagogisch klimaat dat uitgaat van de relatie met elkaar en respect voor de ander, maar wel met duidelijke kaders, waardoor veiligheid is gewaarborgd.
Het onderwijs op Panta Rhei – jouw school – versie 2.1, 22-10-2010
3
1.8
In perspectief Competentie
Het diagram hiernaast geeft aan hoe de verschillende kernprincipes van ons onderwijs met elkaar zijn verbonden: 1. Wij gaan uit van de competentie van onze leerlingen en richten ons onderwijs in op zijn groeimogelijkheden; 2. Een speciale rol daarbij spelen de LOB-competenties; 3. Ons onderwijs is betekenisvol, leerlingen leren in een contextrijke omgeving; 4. Daarbij toetsen wij ons onderwijs voortdurend aan de principes van autonomie en impact; 5. Dit alles wordt omhuld door het kernprincipe relatie.
Het onderwijs op Panta Rhei – jouw school – versie 2.1, 22-10-2010
LOB-Competenties Betekenis: Contextrijk leren Autonomie & Impact Relatie
4
2. Inrichting van het onderwijs 2.1
Inleiding
De vijf kernprincipes van ons onderwijs - competentie, betekenis, autonomie, impact en relatie - leiden tot een globale invulling van ons toekomstige onderwijs, maar soms geven wij dat nu al vorm. Veel informatie in dit hoofdstuk is daarom al naar voren gebracht in het vorige hoofdstuk, maar hierin wordt zij aan de orde gesteld met het oog op een duidelijk toekomstbeeld van onze school en ons onderwijs.
2.2
Algemene principes
Panta Rhei is een school die leerlingen het vertrouwen wil geven dat zij uiteindelijk zelf in staat zullen zijn hun taken met succes te voltooien. Wij houden leerlingen daarom niet onnodig bij de hand, maar geven hen juist het vertrouwen dat zij hun taken zelf kunnen en mogen uitvoeren. Daarin willen wij hen stimuleren. Binnen zeer duidelijke kaders willen wij leerlingen daarom de mogelijkheid geven keuzes te maken in wat zij doen, hoe zij dit doen en wanneer zij dit doen. Wij bieden onderwijs aan waarin aan leerlingen duidelijk wordt gemaakt dat zij zelf invloed hebben op de resultaten ervan en wij willen hen laten ontdekken en ervaren hoe zij daarop het beste hun invloed kunnen uitoefenen. Dit doen wij onder meer met activerende werkvormen, maar ook met onderwijsvormen waarin leerlingen specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden, en dus bewust, hun competenties kunnen ontwikkelen. De docent treedt daarin vooral op als coach. Wij willen kansen en ruimte bieden aan leerlingen die duidelijk meer kunnen, onder meer met basis- en verrijkingsstof, maar ook anderszins. Wij streven zoveel mogelijk naar maatwerk. We willen ons onderwijs aanbieden in brede leergebieden, met samenhang tussen de vakken en vakoverstijgende thema’s, en wij streven naar samenhang en integratie met de beroepsgerichte programma’s. In de toekomst willen wij uitdrukkelijk ook het bedrijfsleven bij ons onderwijs betrekken. Met deze betekenisvolle contexten brengen wij samenhang aan in de kennis en vaardigheden die de leerlingen moeten verwerven.
2.3
Ook écht: jouw school
Panta Rhei gebruikt sinds 2007 de slogan: “jouw school”. Panta Rhei is altijd een leerlinggerichte school geweest, maar wij willen dat het in de toekomst niet alleen een school vóór, maar vooral ook ván de leerlingen is. Daarom betrekken wij onze leerlingen op allerlei manieren bij de school en het onderwijs. Wij nodigen hen uit met ons mee te denken en zij mogen met initiatieven komen. Zo activeren wij leerlingen en nodigen wij hen uit om medeverantwoordelijkheid te nemen voor bepaalde activiteiten en voor de fysieke omgeving op school.
2.4
Pedagogisch klimaat
In ons pedagogisch klimaat hebben wij veel aandacht voor omgangsvormen, zowel tussen leerlingen onderling als tussen leerlingen en medewerkers. Er is verbondenheid en vertrouwen, onderling respect en veel dialoog, maar wel binnen duidelijke en veilige kaders. Bij het stellen van duidelijke grenzen zijn straffen soms noodzakelijk, maar wij belonen onze leerlingen liever dan dat wij hen straffen. Binnen onze school staan drie hoofdregels centraal: • heb respect voor jezelf; • heb respect voor anderen; • heb respect voor je omgeving. Om deze regels kracht bij te zetten hebben wij afgesproken om leerlingen er altijd op aan te spreken als zij regels overtreden of als hun gedrag onwenselijk of onhandig is. Wij stimuleren leerlingen dit ook zelf te doen. Om de regels kracht bij te zetten, hangen ze overal in de school met pictogrammen ter aanvulling of verduidelijking. Leerlingen dragen zorg voor het schoonhouden van het gebouw.
Het onderwijs op Panta Rhei – jouw school – versie 2.1, 22-10-2010
5
2.5
De onderbouw
2.5.1
Inleiding
Onze onderbouw is verdeeld in twee teams: 1. BK-onderbouw; 2. KG-onderbouw & ISK. Deze twee teams zijn verantwoordelijk voor het onderwijs aan klas 1 en 2, en de Internationale Schakelklas (ISK) op de genoemde niveaus. Leerlingen die bij ons instromen, starten op basisberoepsgericht of kaderberoepsgericht niveau. Alle reguliere klassen zijn in principe dakpanklassen: onderwijs op een hoger niveau is mogelijk. In de profielklassen kan onderwijs op alle niveaus van het vmbo worden gegeven, afhankelijk van de aanmeldingen voor deze klassen. 2.5.2
Profielklassen
Wij hebben twee profielklassen: de Sportklas en de Expressieklas. In de nabije toekomst komen er misschien meer, mogelijk nog een Techniekklas en een ICT-klas. In deze profielklassen krijgen leerlingen met bijzondere talenten de kans zich te ontwikkelen in een omgeving die zeer betekenisvol voor hen is. Niet alleen krijgen zij meer lessen in hun profielvak, ook is de inhoud van de lessen aangepast aan hun niveau. Daarnaast sluit ook het onderwijs in de andere vakken aan op hun specifieke talenten en interesses. In het onderwijs in de profielklassen is er dus verbreding en verdieping in een specifieke betekenisvolle omgeving. De leerlingen krijgen de ruimte om zich te ontplooien op gebieden waarin zij zich al verder hebben ontwikkeld dan de gemiddelde leeftijdsgenoot op het zelfde onderwijsniveau. Vanuit hun talenten en interesses ontwikkelen zij ook andere competenties. Daar wordt in het onderwijs soms zelfs extra aandacht aan besteed, als deze competenties voor het talent van deze leerlingen, en voor de doorstroom naar een aansluitende richting in de bovenbouw, extra van belang zijn. 2.5.3
PLUS-cursussen
PLUS-cursussen zijn lessen van 60 minuten, die leerlingen – uitgezonderd leerlingen van de profielklassen eenmaal per week volgen. Leerlingen kunnen kiezen uit een cursusaanbod, dat ieder jaar opnieuw bekeken en vastgesteld wordt. Over het algemeen zijn dit lessenseries die onze eigen docenten hebben ontwikkeld. PLUS-cursussen dienen verschillende doelen. Voor leerlingen geven wij met PLUS-cursussen concreet inhoud aan het principe “keuzes maken in wat ze doen”. Verder bieden deze lessen leerlingen de kans en ruimte om hun talenten te ontdekken en om bepaalde competenties te versterken. In een betekenisvolle context krijgen zij extra ondersteuning of begeleiding. 2.5.4
Projecten
In de onderbouw krijgen onze leerlingen vier maal per jaar een project van een week aangeboden. Er zijn dan geen reguliere lessen, deze weken staan geheel in het teken van een bepaald thema. Wij doen dit niet alleen om “eens een keer iets anders” aan te bieden, maar vooral om bepaalde thema’s extra aandacht te geven door vakoverstijgend te werken. Onze projecten gaan bijvoorbeeld over de kernwaarden relatie en burgerschapsvorming, waarbinnen de thema's omgangsvormen en begrip voor elkaar aan de orde kunnen komen. Binnen de context van een centraal thema kunnen wij leerlingen kennis en vaardigheden meegeven. In projectweken hebben wij bovendien gelegenheid om ons te richten op de individuele leerling en om te werken aan competenties die voor hem of haar van belang zijn. In projecten kunnen wij ook een bepaalde keuzevrijheid geven. Ze zijn vooral van belang als middel en niet als doel op zichzelf. 2.5.5
Periodethema’s
In de nabije toekomst gaan wij experimenteren met periodethema's. Wij doen dit om meer samenhang tussen de verschillende vakken te creëren en om thema’s die wij belangrijk vinden voor onze leerlingen, extra over het voetlicht te brengen.
Het onderwijs op Panta Rhei – jouw school – versie 2.1, 22-10-2010
6
2.5.6
Keuzewerktijd
In de onderbouw is Panta Rhei een huiswerkluwe school: de onderbouwleerlingen doen het meeste maakwerk op school en nemen alleen het leerwerk mee naar huis. Zij hebben iedere dag 60 minuten keuzewerktijd, waarin zij onder begeleiding van docenten en onderwijsassistenten werken aan een weektaak, die zij zelf plannen. Keuzewerktijd is in het leven geroepen om leerlingen meer maatwerk te bieden. Dit kan onder meer door een leerling in de keuzewerktijd aan competenties te laten werken die specifiek voor hem of haar van belang zijn. Daarnaast spelen in de keuzewerktijd de kernbegrippen autonomie en impact een rol: binnen duidelijke kaders krijgen leerlingen de mogelijkheid keuzes te maken in wat zij doen, en in hoe en wanneer zij dit doen. Daarmee zetten wij in op het ontwikkelen van zelfstandigheid, zelfbewustzijn en verantwoordelijkheid voor het eigen leerproces. In de keuzewerktijd kunnen leerlingen ervaren dat hun inzet en aanpak invloed hebben op de resultaten van hun taak en zij kunnen daarin werken aan hun tekortkomingen.
2.6
Bovenbouw
2.6.1
Inleiding
De bovenbouw heeft 5 afdelingen: • Sport, Dienstverlening en Veiligheid (SDV); • Zorg en Welzijn Breed (Z&W); • Handel en Administratie (H&A); • Techniek Breed (TB); • Mavo. Deze afdelingen zijn verantwoordelijk voor hun eigen beroepsgerichte programma, maar in algemene zin is er één aanpak. Het onderwijs binnen deze afdelingen wordt verzorgd door twee teams: • Sport, Dienstverlening en Veiligheid en Zorg & Welzijn Breed; • Handel & Administratie, Techniek Breed en Mavo. 2.6.2
Beroepsgerichte programma’s en leerpleinen
Onze beroepsgerichte programma’s worden gegeven op de vier leerpleinen (SDV, Z&W, H&A en TB). Deze leerpleinen zijn ingericht als grote, open ruimten, waar in verschillende “hoeken” aan opdrachten kan worden gewerkt. Daarmee maken wij ons onderwijs flexibeler en kunnen wij onze leerlingen steeds meer maatwerk bieden, bijvoorbeeld op het gebied van tempodifferentiatie; leerlingen kunnen er bepaalde onderdelen van het programma sneller of langzamer doorlopen dan gebruikelijk. Leerlingen die dit aankunnen, krijgen er steeds meer autonomie over hun leerproces. De leerpleinen vormen een activerende, betekenisvolle leeromgeving. Gedeelten van de algemeen vormende vakken (avo-vakken), in het begin ongeveer 40% daarvan, worden geïntegreerd in de verschillende beroepsgerichte programma’s. Op de leerpleinen, die de fysieke context vormen van het beroepsgerichte programma, werken leerlingen aan deze avo-opdrachten of aan avo-componenten van integrale opdrachten. Bij de invulling van het onderwijs op de leerpleinen betrekken wij uitdrukkelijk ook het bedrijfsleven. Een gedeelte van de avo-lessen, in het begin ongeveer 60%, wordt gegeven in instructielokalen. Leerlingen krijgen daar instructies voor de opdrachten op de leerpleinen en worden er voorbereid op onderdelen van het centraal schriftelijk eindexamen. Ook in de avo-lessen hanteren wij een duidelijke, activerende didactiek. Bij het werken op de leerpleinen staan in de beroepsgerichte programma’s kernbegrippen als samenwerking, zelfstandigheid, verantwoordelijkheid voor het leerproces, en het bieden van uitdagingen voorop. In veel opzichten gaat het daarbij om een voortzetting, en uiteindelijk om een verdere verdieping, van de keuzewerktijd in de onderbouw, maar dan in het kader van het beroepsgerichte programma. De elektronische leeromgeving (ELO) is een essentieel instrument op de leerpleinen en in de beroepsgerichte programma’s. De ELO is een platform waarop leerlingen opdrachten krijgen en waarop wij de voortgang van iedere leerling kunnen monitoren. In de beroepsgerichte programma’s is nadrukkelijk aandacht voor (beroeps)competenties. Leerlingen krijgen inzicht in hun kwaliteiten en hun tekortkomingen. De ELO speelt hierin een belangrijke rol. Het onderwijs op Panta Rhei – jouw school – versie 2.1, 22-10-2010
7
In de nabije toekomst gaan wij onderzoeken of wij beroepsgerichte programma’s aan ons onderwijsaanbod zullen toevoegen, en zo ja welke. Wij denken daarbij aan intersectorale programma’s. Daarmee kunnen wij onze leerlingen meer keus bieden en sluiten wij aan bij hun behoeften en interesses. Eventuele nieuwe programma’s, waaronder ook intersectorale programma’s, brengen wij onder bij een bestaande afdeling. 2.6.3
Mavo
Leerlingen in onze mavo-klas, in klas 3 de gemengde leerweg, konden over het algemeen vanuit de basisschool niet rechtstreeks doorstromen naar een reguliere mavo (vmbo-TL), bijvoorbeeld door een te lage Cito-score of vanwege leerachterstanden. Omdat onze mavo-leerlingen slechts zeer beperkt onderwijs krijgen in een beroepsgericht programma, slechts enkele uren in klas 3, maar de meesten van hen doorstromen naar het mbo, bieden wij hun een contextrijke leeromgeving aan. Behalve de sterke algemene vorming die zij op onze school krijgen, helpt deze leeromgeving hen om een goed beeld te krijgen van hun vervolgmogelijkheden in het mbo, kunnen zij een goed beroepsbeeld ontwikkelen, en kunnen zij een beeld krijgen van hun competenties. Door de onderwijsprogramma's en activiteiten die wij voor onze leerlingen organiseren, houden onze mavo-leerlingen contact met het mbo en het bedrijfsleven. Daarnaast besteden wij nadrukkelijk aandacht aan hun culturele vorming. Net als het avo-onderwijs op andere afdelingen wordt het avo-onderwijs voor de mavo-leerlingen voor een deel gegeven op de leerpleinen. Voor een belangrijk deel werken wij daarbij hetzelfde als bij de keuzewerktijd in de onderbouw. Bij het avo-onderwijs op de leerpleinen gaan wij voor onze mavo-leerlingen uit van dezelfde uitgangspunten. PLUS-programma In navolging van de onderbouw bieden wij in de toekomst ook een keuzeprogramma aan in de bovenbouw. Mogelijkheden daarvoor zijn onder meer een keuzeprogramma extra Expressie, als een verlengde van de Expressieklas, en een keuzeprogramma extra Sport, voor leerlingen die niet voor SDV hebben gekozen maar die wel serieus met sport aan de slag willen. In dit keuzeprogramma willen wij een breed aanbod creëren en alle leerlingen bedienen. Het is dan ook bedoeld voor bovenbouwleerlingen uit alle leerwegen. Voorlopig noemen wij het het PLUS-programma. Wij weten nog niet precies hoe wij het vorm zullen geven. Wij kunnen bijvoorbeeld kiezen voor de vorm die in de onderbouw is gegeven aan de PLUS-cursussen of voor het principe van de profielklassen. Verder moet nog worden nagedacht over de vraag of wij deze programma’s zullen afsluiten met een examen, of dat het PLUS-programma een naschools karakter krijgt. 2.6.4
Maatschappelijke en beroepsgerichte stage, het bedrijfsleven en het mbo
In het derde leerjaar staat voor alle leerlingen een maatschappelijke stage op het programma. Daarnaast lopen in het vierde leerjaar alle BBL- en KBL-leerlingen een beroepsgerichte stage. Belangrijke doelen van onze stages zijn het leren in een betekenisvolle context, het creëren van een goed beroepsbeeld en het ontwikkelen van (beroeps)competenties. Daarbij gaat het vooral om samenwerking, zelfstandigheid en verantwoordelijkheid. Voor onze stages en de invulling van ons onderwijs streven wij nadrukkelijk naar samenwerking met het bedrijfsleven en het mbo. Zo proberen wij op allerlei manieren de toekomstige realiteit van leerlingen de school binnen te halen. Daarvoor maken wij ook gebruik van zogenaamde rolmodellen: oud-leerlingen en anderen die onze leerlingen tonen hoe zij, enkele jaren vooruitlopend op onze eigen leerlingen, bezig zijn met hun toekomst. Zo geven wij zin en betekenis aan ons onderwijs en versterken wij het gevoel van impact bij onze leerlingen.
2.7
Zorg
Indien nodig investeren wij veel in ondersteuning en begeleiding van leerlingen die bepaalde vaardigheden of competenties nog niet of onvoldoende beheersen. Dit doen wij in de taalaccentklassen, in PLUS-cursussen, en door remedial teachers, leerlingbegeleiders of externe partijen (Spirit, Altra, LPA enzovoort) in te zetten, maar uiteraard geven ook de mentor en andere docenten de noodzakelijke begeleiding en ondersteuning. Wij bieden deze extra zorg vanuit de kernwaarden in onze visie en vooral ook vanuit onze relatie met de leerlingen. Bij het geven van deze extra zorg willen wij de leerling echter niet het gevoel van competentie, autonomie en impact ontnemen. Het kan soms moeilijk zijn om daarin een balans te vinden.
Het onderwijs op Panta Rhei – jouw school – versie 2.1, 22-10-2010
8
2.8
Mentoraat
De mentor vervult in onze school een spilfunctie. Hij of zij is begeleider, coach en opvoeder tegelijkertijd, op alle punten waarop de leerling zich ontwikkelt. De mentor speelt daarom een belangrijke rol in de ontwikkeling van leercompetenties, vooral in zelfstandigheid, zelfbewustzijn en verantwoordelijkheid voor het eigen leerproces. De mentor heeft echter ook een functie in de ontwikkeling van sociale competenties, met name in het nemen van verantwoordelijkheid voor het eigen gedrag en in de omgang met anderen. De duidelijk aanwezige mentor belichaamt de begrippen verbondenheid en vertrouwen en geeft deze vorm naar de leerlingen, en als voorbeeld voor de leerlingen. De mentor heeft veel contactmomenten met de klas waarover hij mentor is. Indien nodig intervenieert hij in individuele zaken of in het groepsproces. Voorts intervenieert hij bij conflicten met collega-docenten, ouders, verzorgers, de teamleider of de leerlingbegeleiding. Uiteraard spelen de begrippen verbondenheid en vertrouwen ook in de Leefstijllessen een belangrijke rol.
2.9
Aansturing
Panta Rhei heeft vier onderwijsteams: • BK-onderbouw; • KG-onderbouw & ISK; • SDV en Zorg & Welzijn Breed; • Handel & Administratie, Techniek Breed en Mavo. Ieder team wordt aangestuurd door een teamleider. Voor de dagelijkse gang van zaken worden de teamleiders ondersteund door dagassistenten: een dagassistent voor de onderbouw en een voor de bovenbouw. Een dagassistent maakt de dagroosters en coördineert een aantal andere zaken binnen de school. Elke dag is er een andere dagassistent. In ieder team zit een docent die tevens is aangesteld als leerlingbegeleider. De leerlingbegeleider is er voor leerlingen die meer begeleiding nodig hebben dan de mentor hen kan bieden. De leerlingbegeleider overlegt regelmatig met de zorgcoördinator en de teamleider over de voortgang van deze leerlingen. De beroepsgerichte afdelingen worden inhoudelijk en organisatorisch vooral aangestuurd door de afdelingscoördinatoren. Zij overleggen regelmatig met de teamleiders in de bovenbouw.
Het onderwijs op Panta Rhei – jouw school – versie 2.1, 22-10-2010
9