het nieuwe
Positionpaper over leefbaarheid en voorzieningen in krimpgebieden
Tekst:
Nationaal Netwerk Bevolkingsdaling, Werkgroep Voorzieningen en Leefbaarheid
Vormgeving:
Sjoerd de Vos, Biblioservice Gelderland
Productie:
Document Production Center, Biblioservice Gelderland
Nationaal Netwerk Bevolkingsdaling Werkgroep Leefbaarheid en Voorzieningen September 2011
Leefbaarheid is de subjectieve waardering van bewoners voor hun leefsituatie. Voorzieningen geven een positieve impuls aan deze waardering.
Waar mensen elkaar ontmoeten is dynamiek, ontstaan nieuwe ideeën en plannen.
Ontmoeting is een voorwaarde voor een levende (dorps-) gemeenschap.
Accommodaties voor ontmoeting versterken de infrastructuur en sociale samenhang in een gemeenschap.
Leefbaarheid is de subjectieve waardering van bewoners voor hun leefsituatie. Voorzieningen geven een positieve impuls aan deze waardering.
Krimp is een transitievraagstuk. Vroeger was het goed. Nu gaat het minder. Straks gaat het weer beter.
ONTMOETEN STIMULEERT LEEFBAARHEID
Samenwerking tussen dorpen - op alle fronten - biedt nieuwe mogelijkheden. Slim combineren is een must!
Kwetsbare regio’s en kwetsbare mensen ervaren de gevolgen het sterkst.
Krimp heeft gevolgen voor de leefbaarheid.
Burgers zijn verantwoordelijk voor elkaar en voor hun leefgemeenschap. Alleen zij brengen iets tot stand.
Burgerinitiatieven worden positief bejegend: bedrijfsleven, woningcorporaties, zorg- en maatschappelijke organisaties werken ook actief mee aan behoud van de leefbaarheid.
Alle partijen zijn van belang bij de versterking van de leefbaarheid.
Overleg over en samenwerken aan beleid en oplossingen, met respect voor elkaar, zijn de basis voor draagvlak.
Wat is een goede verdeling van voorzieningen en waarop is die verdeling gebaseerd?
Welke kritische succesfactoren leiden tot nieuwe voorzieningen en vormen van samenwerking?
Beroepsbevolking is van vitaal belang. Relatief veel ouderen en weinig jongeren … relatief snelle afname van voorzieningen.
Een evenwichtig samengestelde bevolking vangt de gevolgen van krimp beter op.
Er is geen blauwdruk voor verbetering van de leefbaarheid. Leefbaarheid = mensenwerk = maatwerk. Niemand ervaart de gevolgen van krimp op dezelfde manier.
Overheden zorgen voor visie, besluitvorming, daadkrachtig handelen, stimuleren van samenwerking en faciliteiten.
Wat betekent krimp voor een gemeenschap? Kunnen onderzoeken worden vertaald naar dorpsniveau?
Antwoorden op vragen kunnen tot nieuwe oplossingen leiden.
MET ELKAAR VOOR RESULTAAT
KRIMP MAAKT KWETSBAAR
Iedere gemeenschap zet zich op een andere manier in voor behoud van z’n leefbaarheid.
LEEFBAARHEID = MENSENWERK
Scholen moeten goed bereikbaar zijn. Samenwerken en samengaan dragen bij aan kwaliteit en bereikbaarheid.
Openbaar vervoer wordt bepaald door de vraag én bereidheid van mensen daaraan bij te dragen. Organiseer het in relatie tot de bereikbaarheid van voorzieningen en activiteiten.
VRAGEN LEIDT TOT ACTIE Kwaliteit en bereikbaarheid gaan voor kwantiteit en directe beschikbaarheid.
Winkels blijven als mensen dat willen … stand alone of in combinatie met andere organisaties en voorzieningen.
Verenigingen kunnen overleven als zij aansluiting vinden bij de eisen van hun veranderende leden.
KWALITEIT GAAT VOOR KWANTITEIT
KRIMP, HET NIEUWE GROEIEN P OSITIONPAPER
OVER LEEFBAARHEID EN VOORZ IENINGEN IN KRIMPGEBIEDEN
Leden van de werkgroep Jack Huiszoon Antoine Dierikx Jacques van den Bosch Martin van den Bovenkamp Gustav Breuer Frank van Dam Pieter Dieben Gerda Geven Dick Heesterbeek Lydia Jongmans Ineke Lemmen Koos Mirck Johan van Omme Jack Opgenoord Jannie Schonewille Jantsje van der Spoel-Biesma Matthijs Uyterlinde Janneke Verdijk Jolande Zijlstra
Voorzitter Gemeente Sluis (secretaris) Provincie Limburg Provincie Zeeland AAG (namens gemeente Bergen op Zoom) Planbureau voor de Leefomgeving Provincie Groningen Biblioservice Gelderland Gemeente Oldambt/vh Streekraad Oost-Groningen Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) Ministerie Economische Zaken, Landbouw en Innovatie Landelijke Vereniging voor Kleine Kernen Vereniging Groninger Dorpen Huis voor de Sport Limburg Movisie Provincie Friesland Stuurgroep Experimenten Volkshuisvesting (SEV) Stichting Welzijn Midden-Drenthe Provincie Overijssel
Waarneming Joop Pennings/Maryam Tallouch Ministerie Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Financieel-economisch advies Hans Halbersma et al.
Gemeente Sùdwest Fryslän Voorzitter Werkgroep Financiën, Nationaal Netwerk Bevolkingsdaling
C O L O FO N Tekst en lay out: Gerda Geven et al. Vormgeving omslag: Sjoerd de Vos, Biblioservice Gelderland Productie: Document Production Center, Biblioservice Gelderland Deze notitie is tot stand gekomen met financiële ondersteuning van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Directie Wijken.
15 september 2011
1
P REAMBULE
D
e werkgroep die binnen het Nationaal Netwerk Bevolkingsdaling de opdracht heeft zorg te dragen voor de kennisoverdracht over het domein Leefbaarheid en Voorzieningen richtte zich aanvankelijk vooral op de fysieke verschijningsvormen van voorzieningen voor sport, cultuur, welzijn en onderwijs. Al snel werd duidelijk dat zij, hoe belangrijk ook, slechts middelen zijn om tot leefbare en vitale gemeenschappen te komen. Leefbaarheid wordt namelijk individueel bepaald. Het is subjectief, relatief en afhankelijk van het moment waarop het ‘beleefd’ wordt.
Een verminderd draagvlak voor voorzieningen wordt over het algemeen direct gerelateerd aan een kleiner aantal inwoners. Echter, de maatschappelijke veranderingen en het veranderde consumentengedrag zijn daarvoor minstens zo bepalend. Het verminderde gebruik van voorzieningen wordt hoofdzakelijk bepaald door: 1.
2.
de totale kwantitatieve demografische krimp en de kwalitatieve demografische veranderingen binnen die krimp, bijvoorbeeld op het niveau van huishoudens en de bevolkingsegmenten 0-15 jarigen, 15-64 jarigen en 65-plussers. de veranderende maatschappij waarbinnen de voorgaande twee zich ontwikkelen.
Deze twee aspecten lopen in deze notitie door elkaar heen; zij zijn meestal onlosmakelijk met elkaar verbonden. Dus daar waar gesproken wordt over inwoners in relatie tot voorzieningen wordt dan ook bedoeld: de gebruikers.
Deze notitie gaat grotendeels over krimp op het platteland. Hoewel ook in steden op wijkniveau de bevolking krimpt, zoals in Heerlen, is er een aanzienlijk verschil tussen stad en platteland. In steden en verstedelijkte gebieden is er een grotere dichtheid aan voorzieningen. De bereikbaarheid van accommodaties is daardoor minder problematisch en kwetsbaar dan op het dunbevolkte platteland. Deze teruglopende vraag op het platteland leidt tot veel onzekerheden bij bestuurders en investeerders als het gaat om investeringen voor onderhoud en modernisering van voorzieningen. Men is daarom geneigd de schaalgrootte van voorzieningen te behouden of te vergroten door voorzieningen samen te voegen, vaak in een meer centraal gelegen kern. Zoals een lid van de werkgroep zich liet ontvallen: “Voorzieningen verdwijnen dus niet, maar verplaatsen zich”. Dit gegeven heeft effect op de (kosten voor) mobiliteit van de burger en trekt een wissel op de vitaliteit van de kleinere leefgemeenschappen waar voorzieningen verdwijnen.
Samen leven is elkaar ontmoeten. De werkgroep Leefbaarheid en Voorzieningen van het Nationaal Netwerk Bevolkingsdaling is daarom van mening, dat er minstens één ontmoetingsplek in een gemeenschap moet zijn. In welke vorm dan ook.
Jack Huiszoon, Voorzitter werkgroep Leefbaarheid en Voorzieningen
2
I NLEIDING
D
eze notitie is het resultaat van discussies in de Werkgroep Leefbaarheid en Voorzieningen van het Nationaal Netwerk Bevolkingsdaling. In deze werkgroep is een breed scala aan deskundigen van overheden en nationale en regionale maatschappelijke organisaties aanwezig. Leefbaarheid heeft namelijk te maken met alle aspecten van het leven en vereist daardoor een integrale benadering, organisatie- én grensoverschrijdend. De personen die zitting hebben in de werkgroep doen dat vanuit hun deskundigheid en met het doel hun kennis te delen met anderen. Zij treden niet op als behartiger van de belangen van hun achterban. Als werkgroep streven wij ernaar om iedereen die – op welke manier dan ook – betrokken is bij leefbaarheidvraagstukken met de inhoud van deze notitie niet alleen te informeren, maar ook te inspireren: (beleids)ambtenaren op gemeentelijk, provinciaal en landelijk niveau, (beleids)medewerkers van woningcorporaties, zorg- en welzijnsinstellingen, commerciële adviesbureaus maar ook mensen die op vrijwillige basis voor dorpsverenigingen en voor organisaties als de Vereniging voor Kleine Kernen actief zijn.
Aanleiding voor deze notitie is de bevolkingsdaling (krimp) in een groot aantal plattelandsgebieden en enkele steden in perifere landsdelen. Vooral in die gebieden die al dunbevolkt zijn. Krimp is de daling van het aantal inwoners op een bepaalde plek of in een bepaald gebied. Krimp heeft twee belangrijke oorzaken: een hoger sterftecijfer in verhouding tot het geboortecijfer en de binnenlandse migratie; er vertrekken meer mensen dan dat er bijkomen. Krimp wordt over het algemeen als katalysator gezien van ontwikkelingen op het gebied van leefbaarheid en voorzieningen. De komende jaren krijgt meer dan de helft van de Nederlandse gemeenten te maken met een daling van het aantal inwoners. In drie interbestuurlijk vastgestelde gebieden – Parkstad/ZuidLimburg, Noordoost Groningen en Zeeuws-Vlaanderen – neemt daarnaast ook het aantal huishoudens af. Dit heeft leegstand van woningen en een verschraling van het voorzieningenniveau tot gevolg. Naast deze drie gebieden zijn er nog 10 regio's geïdentificeerd die op wat langere 1 termijn met een aanzienlijke krimp te maken krijgen, de zogenaamde anticipeerregio’s. De oorzaken van krimp zijn divers en complex: ontgroening, toename van de mobiliteit, afname van de werkgelegenheid, vertrek van de beroepsbevolking et cetera. De gevolgen ervan zijn net zo divers en complex. Minder mensen, die vervolgens ook nog andere keuzes in hun leven maken, betekent een kleiner draagvlak voor voorzieningen als winkels en scholen en voor het verenigingsleven. En doordat over het algemeen maatschappelijk zwakkere groepen en ouderen achterblijven, dreigen dorpen en stadswijken in een neerwaartse spiraal terecht te komen. Dat proces is soms al zover, dat hierdoor het niveau van voorzieningen op onderdelen al dichtbij het kritische minimum is beland.
1
In de Interbestuurlijke Voortgangsrapportage Bevolkinsdaling van juli 2011 worden de volgende anticipeerregio’s genoemd: Midden- en Noord-Limburg, de Achterhoek, Oost-Drenthe, Twente, het Groene Hart, West-Brabant, Noordoost- en delen van Noordwest-Friesland, de Kop van Noord-Holland, Schouwen-Duiveland en de regio Goeree-Overflakkee, Voorne-Putten en Hoeksche Waard.
3
In een notitie over leefbaarheid en voorzieningen staat uiteraard een definitie van de begrippen, zodat we weten waar het over gaat. Onder leefbaarheid verstaan we de subjectieve waardering die mensen aan hun leefsituatie geven. Met het begrip voorzieningen doelen we op het totaal van middelen en faciliteiten dat mensen ter beschikking staat om deel te nemen aan het maatschappelijk leven. Voorbeelden daarvan zijn winkels, het openbaar vervoer, culturele instellingen, sportaccommodaties, kinderopvang, scholen, bibliotheken en zorginstellingen. Vervolgens moeten we concluderen dat voorzieningen deel uitmaken van die leefsituatie en dus bijdragen aan die persoonlijke (positieve of negatieve) waardering. Deze definitie en conclusie brengen zes belangrijke aspecten in beeld:
het gaat om de ervaringen die mensen met elkaar delen en die hen met elkaar verbinden;
het is daarom subjectief en niet objectief meetbaar;
het is individueel bepaald;
het wordt in een lokale setting ervaren en is dus plaatsgebonden;
het is mede afhankelijk van (in de tijd veranderende) persoonlijke keuzes;
en daarom ook altijd relatief.
Leefbaarheid is geen feit dat op basis van absolute cijfers kan worden bepaald. Desondanks 2 speelt leefbaarheid altijd en in iedere situatie een rol. Een leefbare gemeenschap is niet de verantwoordelijkheid van de overheid óf de middenstand óf het onderwijs óf het verenigingsleven óf de burgers óf het openbaar vervoer ... Het is een én-énverhaal. Het is noodzakelijk om te denken in gedeelde belangen, in samenwerking, in netwerken. En het is noodzakelijk om te denken in investeringen; in mensen, in tijd en in geld. Voor nu en voor straks.
In deze notitie geven wij in kort bestek een overzicht van de ontwikkelingen die een rol spelen in het vraagstuk van de leefbaarheid in krimpende leefgemeenschappen. Vervolgens beschrijven we welke gevolgen deze ontwikkelingen hebben, doen we suggesties voor mogelijke oplossingen en geven we voorbeelden van de partijen die daarbij een essentiële bijdrage zouden moeten of zouden kunnen leveren. Wij doen dit niet voor ieder type voorziening apart, maar brengen het vraagstuk in zijn totaliteit in beeld. Deze notitie gaat daarom net zo goed over onderwijs, zorg- en welzijnsinstellingen, culturele organisaties, gemeenschaps-/dorpshuizen, verenigingen voor sport, zang, toneel en andere vrijetijdsbestedingen als over overheid, woningcorporaties en middenstand én, niet te vergeten, burgers. Zij allen spelen een even belangrijke rol in het leefbaarheidspel, want samen leven is vooral samen doen.
2
In het komende jaar wordt een monitor ontwikkeld om deze subjectieve gevoelens te vertalen in meer objectieve waarden. Dit meetinstrument helpt de bij krimp betrokken partijen tijdig en adequaat te acteren binnen de leefbaarheidvraagstukken. Ook kunnen zij daarmee hun plannen onderbouwen met harde(re) cijfers.
4
L EEFBAARHEID , EEN MAATSCHAPPELIJK VRAAGSTUK
S
inds enkele jaren staat leefbaarheid, als gevolg van maatschappelijke ontwikkelingen, volop in de schijnwerpers; vooral daar waar mensen wegtrekken en een maatschappelijk minder mobiele bevolkingsgroep achterblijft. Dat is zowel in stadswijken als in (kleine) plattelandskernen het geval. Minder mensen betekent een kleiner (financieel) draagvlak voor voorzieningen, zodat ook zij op termijn uit de wijk of het dorp verdwijnen. Desondanks leidt een laag voorzieningenniveau niet per se tot een onleefbare leefsituatie. Er zijn veel voorbeelden van burgers die met elkaar in staat zijn een kleine gemeenschap levend en leefbaar te houden. Centrale begrippen in het leefbaarheidvraagstuk zijn: de kwaliteit van de leefomgeving, sociaal 3 kapitaal en de ontmoetingsruimte. Een kwalitatief hoogwaardige leefomgeving trekt mensen, vooral (meer) kapitaalkrachtige mensen. Zij zijn voor een deel ook degenen met sociaal kapitaal; zij hebben de kracht en een netwerk om een leefomgeving gunstig te beïnvloeden. De gemeenschappelijke ruimte is noodzakelijk als plek om elkaar te ontmoeten en samen plannen te maken. Dit samenkomen en samen werken leidt weer tot een betere leefsituatie. Deze spiraal omhoog 4 verbetert de leefbaarheid in algemene zin. Dat gaat echter niet vanzelf. Burgerparticipatie, de inzet van burgers, is daarbij essentieel. Niet alle maatschappelijke ontwikkelingen hebben een even grote invloed op de leefbaarheid en het voorzieningenniveau in kleine kernen en stadswijken. In deze notitie noemen we daarom de ontwikkelingen die het meest zichtbaar zijn en die, mede daardoor, in een breed scala van notities genoemd worden.
O N T GR O E N I N G Ontgroening is het effect dat optreedt als er minder kinderen geboren worden of als jongeren wegtrekken uit een dorp of wijk, voor studie of werk. Ook als gevolg van een vrijwel constant gemiddeld geboortecijfer van 1,7 kind per gezin neemt de bevolking snel verder af. Minder jongeren heeft directe gevolgen voor het aantal leerlingen dat de scholen bezoekt en het aantal potentiële leden van verenigingen. Op termijn hoort een steeds kleiner deel van de bevolking tot de groep 'jongeren'. Dit heeft uiteindelijk effect op het toekomstige aantal vrijwilligers in de (mantel)zorg en in het verenigingsleven.
B E R O EP SB EV O LK I N G Een dalende groep jongeren geeft een daling aan het percentage mensen dat deel uitmaakt van de beroepsbevolking. Dit kan tot aanzienlijke problemen leiden bij bedrijven in de krimpregio's. Als vervolgens de arbeidskrachten die van buiten de regio komen niet naar het krimpgebied verhuizen, omdat de woonomgeving onaantrekkelijk is of er voor de partner geen passend werk te vinden is, komt dit de leefbaarheid niet ten goede.
3
Sociaal kapitaal is dat wat beschikbaar komt doordat men relaties met andere mensen – vrienden, familie en andere mensen – onderhoudt, zoals contacten, netwerken en hulp. 4
Thissen, Frans (2010): Wat houdt een (krimpend) dorp leefbaar en vitaal? Real Estate Magazine 71, pagina 23-26.
5
Los van de effecten op de arbeidsmarkt kan een kleiner wordende beroepsbevolking ook tot een vermindering van het potentieel aan sociaal kapitaal leiden. Vaak betreft het gezinnen die elders werk vinden. Dat heeft consequenties voor de vitaliteit van een gemeenschap. Voor een gezond sociaal klimaat is de aanwezigheid van een beroepsbevolking van essentieel belang.
V ER GR I J ZI N G De komende jaren krijgt Nederland te maken met een aanzienlijke vergrijzing van de bevolking. Uit de Kerncijfers, opgesteld door het CBS, blijkt dat het aantal 65-plussers de komende jaren aanzienlijk stijgt. In 2020 is 20% van de Nederlanders 65 jaar of ouder. Dat heeft invloed op de behoefte aan ruimte voor werken (bedrijventerreinen en kantoren), op de omvang van het woon-werkverkeer, de zorgvraag, de financiering van pensioenen et cetera. In de diverse pilot-projecten in krimpgebieden blijkt dat vitale ouderen in toenemende mate een belangrijke bijdrage leveren aan de leefbaarheid van een dorp of stadswijk. Zij (mantel)zorgen, nemen het voortouw bij verenigingsactiviteiten en mobiliseren hun netwerk om iets – een vervoerplan, een digitaal platform of evenementen – tot stand te brengen.
M O BI LI T EI T Mobiliteit kent twee vormen: 1) het letterlijk overbruggen van afstanden en 2) het overbruggen van culturele verschillen en het overstijgen van de lokale/regionale signatuur. Voor het overbruggen van grote(re) afstanden gebruiken mensen de auto of, indien beschikbaar, het openbaar vervoer. De toename van het aantal auto's per huishouding en hun toegenomen mobiliteit maakt dat mensen minder gebonden zijn Project voor en door jongeren in Fryslân aan hun directe leefomgeving. Men woont Jongeren vertrekken omdat zij een probleem hebben: bijvoorbeeld op het platteland, werkt in de stad en gebrek aan kansen en banen. Maar velen voelen wel een doet onderweg naar huis de boodschappen. Maar sterke band met hun regio en zouden liever blijven. De het zorgt er ook voor dat mensen niet gebonden oplossing ligt dan ook bij de jongeren. Daarop richt zich het blijven aan hun eigen geboorteplaats; zij verhuizen project. De studenten willen in jongerengesprekken naar de plaats waar ze werken of studeren. Vooral achterhalen wat jongeren in Friesland kan houden. Ook gaan ze onderzoeken of het Friese landschap een op het platteland vraagt het openbaar vervoer om banenmachine kan worden. Specifiek bekijken ze of de extra aandacht vanwege het afnemende gebruik, de ideeën over de zogenaamde beleveniseconomie in toename van de kosten en de (klant)vraag naar combinatie met de eigen Friese identiteit van dat meer flexibiliteit. Doelgroepen die hier in het landschap daarbij inzetbaar zijn. De eerste successen zijn bijzonder door getroffen worden, zijn kinderen, te vinden op de site: www.jongefriezenfoarut.nl jongeren en ouderen. Voor het overbruggen van lokale culturele verschillen is het nodig dat mensen een andere houding ten opzichte van elkaar aannemen. Voor sommige mensen is dat eenvoudig. Waren zij vroeger lid van een vereniging in het eigen dorp of in de wijk, tegenwoordig zijn zij net zo gemakkelijk lid van een vereniging in het buurdorp of in de stad. Voor anderen is de dorpsignatuur nog steeds een belangrijk en noodzakelijk ankerpunt. Zij zullen er niet of niet zo snel voor kiezen om zich elders, in een andere kern, te oriënteren op het verenigingsleven of op andersoortige voorzieningen.
S C HA A LV ER GR O T I N G Ondanks incidentele tegenbewegingen is schaalvergroting nog steeds de trend; bij commerciële en niet-commerciële organisaties, in het bedrijfsleven en bij de overheid. Er is een steeds groter
6
Maatschappelijke participatie in een veranderende samenleving In veel dorpen is het verantwoordelijkheidsgevoel voor het dorp en de omgeving groot. Sociale cohesie en kwaliteit van de woonomgeving worden in onderzoek naar de leefbaarheid hoog gewaardeerd. En dat is hun eigen verdienste; men kijkt naar elkaar om en zorgt voor de woonomgeving. Daarbij worden zij ondersteund door gemeente, welzijnswerk en gemeentelijke of provinciale organisaties. Om de sociale en fysieke kwaliteit van de dorpen optimaal te verhogen, moeten vrijwilligers kunnen terugvallen op een netwerk van professionals. Voor de maatschappelijke participatie zijn er drie grote uitdagingen. 1) De dorpsbewoner verandert. Door veranderende leefstijlen en individualisatie vindt een verschuiving plaats van het autonome naar het woondorp. 2) Met de Wmo komen er nieuwe vragen op dorpsbewoners af. 3) De demografische ontwikkelingen krimp, ontgroening en vergrijzing hebben gevolgen voor het dorp en de bewoners.
Meer informatie: gemeente Witteveen.
draagvlak nodig om het gewenste – financiële en maatschappelijke – resultaat te behalen. Belangrijke redenen om tot schaalvergroting over te gaan zijn efficiencyvoordelen, grotere bestuur- of concurrentiekracht, betere benutting van de beschikbare menskracht en accommodaties, kwaliteitsverbetering en, specifiek voor(boven)gemeentelijke overheden, een betere spreiding van voorzieningen.
M AAT S C HA P P E LI JK
P A R T I CI P E R EN
Participatie betekent letterlijk ‘meedoen’ en is daarmee een veelomvattend begrip. In de 5 publicatie Participatie ontward worden drie vormen onderscheiden: maatschappelijke participatie, arbeidsparticipatie en participatie in relatie tot zorg en ondersteuning. In de context van deze notitie zijn vooral de eerste en de tweede vorm van participatie van belang.
Er is een algemene tendens in politiek en maatschappij om burgers meer verantwoordelijk te maken voor hun eigen welzijn. Maatschappelijk participeren, of ‘burgerparticipatie’, staat voor inzet in de samenleving; initiatief nemen, meedenken, meehelpen en meedoen. Burgers zijn niet alleen verantwoordelijk voor zichzelf, maar ook voor hun naasten en hun directe leefomgeving. Achterliggend idee is, dat het een positief effect heeft op de sociale cohesie in een dorp of wijk als mensen maatschappelijk actief zijn en zich inzetten voor hun leefomgeving. Een grotere sociale samenhang bevordert namelijk de onderlinge hulp en zorg. Gemeenten ondersteunen burgers daarbij, onder andere vanuit de Wmo, de Wet maatschappelijke ondersteuning.
I N DI V I DU A LI S E R I N G Met een toename van de individualisering bedoelen we dat de maatschappelijke verbanden losser zijn geworden en vervangen zijn door nieuwe verbanden uit werken, wonen en ontspannen. Oorzaken daarvan zijn onder andere: Het hogere opleidingsniveau, dat maakt dat mensen een sterker zelfbewustzijn ontwikkelen en de regie over hun leven in eigen hand nemen. Zij zijn, of voelen zich, minder afhankelijk van anderen. De emancipatie van mannen en vrouwen, die tot een wijziging in de sociale verhoudingen tussen de seksen heeft geleid. Vooral vrouwen hebben een grotere mate van vrijheid verworven om hun leven in te richten. Zij zijn voor hun keuzes in de loop der jaren steeds minder afhankelijk geworden van familie, partners en hun sociale omgeving. De gewijzigde waarden en normen voor maatschappelijk geaccepteerd gedrag. Wat vroeger not done was, is tegenwoordig algemeen geaccepteerd.
5
Van Houten, M. en A. Winsemius: Participatie ontward, vormen van participatie uitgelicht. MOVISIE, Utrecht, december 2010
7
De tendens dat mensen zich steeds meer richten op gelijkgestemden en zich terugtrekken op hun eigen sociaal-culturele domein. Dit alles leidt tot andere, binnen de context van deze notitie, minder persoonlijke verhoudingen tussen mensen. Onder invloed van deze invloeden is onze manier van wonen, werken en recreëren in de loop der jaren ingrijpend veranderd. De (dorps)grens is de grens niet meer.
M AR K T W ER K I N G Net als van schaalvergroting wordt er veel verwacht van marktwerking: verhoging van de efficiency, verbetering van de kwaliteit, verlaging van de (kost)prijs, minder toetredingdrempels voor nieuwe bedrijven en meer keus voor de consument. Van een markt die in balans is, verwacht men dat zij gezond is en voor economische groei zorgt waar iedereen baat bij heeft. De uitgangspunten voor marktwerking worden toegepast op commerciële en niet-commerciële producten en diensten.
D I GI T A LI SE R I N G Het belang van ict beperkt zich allang niet meer tot de werkomgeving. Uit Europese onderzoeken blijkt dat meer dan de helft van alle ontwikkelingen in onze samenleving wordt bepaald door digitalisering. Experiment Smart Rural Network Society Het project Smart Rural Network Society bestaat uit twee samenhangende en samenwerkende deelprojecten met de volgende doelstellingen: 1) Realisatie van samenwerkingsverbanden waar voorzieningen digitaal en transsectoraal worden aangeboden. Het gaat om een multifunctioneel dorpshuis nieuwe stijl, voor diverse doelgroepen met een combinatie van fysieke en digitale diensten en voorzieningen; 2) Ontwikkeling van een digitaal platform dat vooral ouderen in staat stelt om vanuit huis toegang te hebben tot onder andere: diensten op het gebied van zorg en welzijn; overheidsdiensten; energieleveranciers; transport- en mobiliteitsdiensten; sociaal-maatschappelijke diensten; financiële diensten.
Bekende ontwikkelingen zijn bijvoorbeeld de inzet van sociale media in de communicatie, het winkelen via internet of van ict-systemen in de zorg, zoals domotica. Ict wordt dus enerzijds ingezet om contacten met elkaar te onderhouden en anderzijds om de effectiviteit en efficiency van werkprocessen te vergroten. Verder heeft het webshoppen, als gevolg van de digitalisering, aanzienlijke consequenties voor de lokale ondernemers. Het winkelend verkennen van het aanbod maakt plaats voor het verkennen op de computer. Minder winkelend publiek heeft, op korte of langere termijn, onherroepelijk gevolgen voor het aanzien van de huidige winkelstraten.
Ga voor meer informatie naar www.vanmeernaarbeter.nl.
8
G EVOLGEN VAN MAATSCHAPPELIJKE ONTWIKKELINGEN
D
e hiervoor genoemde maatschappelijke ontwikkelingen hebben, ieder voor zich en soms in combinatie met elkaar, gevolgen voor de leefbaarheid en de voorzieningen in kleine kernen en stadswijken. Welke gevolgen zijn dat?
Bibliotheken, de huiskamers van dorpen en wijken
K L EI N E R
Een groot aantal maatschappelijke en technologische ontwikkelingen maken dat de huidige openbare bibliotheek op termijn verdwijnt. Daarvoor in de plaats komt echter zeker een nieuw soort bibliotheek, want het gebruik van media – in welke vorm dan ook – neemt alleen maar toe. En wie onvoldoende toegerust is deze te gebruiken, staat per definitie op achterstand in de maatschappij.
Minder gebruikers betekent een kleiner draagvlak voor voorzieningen. Er zijn gewoon minder mensen die er gebruik van maken. Daaruit vloeit voort dat er ook minder geld binnenkomt om voorzieningen – op basis van marktwerking – in stand te houden. Maar ook voorzieningen die met subsidie in stand gehouden worden, hebben te maken met minder gebruikers c.q. betalende leden. Als gevolg daarvan sluiten voorzieningen, wordt de dienstverlening ingeperkt, worden voorzieningen overgeheveld naar buurdorpen of stadscentra en bloeden de sportvereniging, de fanfare, de bibliotheek dood. De mogelijkheid elkaar te ontmoeten in de directe woonomgeving neemt af; de sociale cohesie vermindert.
Meer dan nu zoekt de bibliotheek van de toekomst haar gebruikers op. In scholen, dorpshuizen, cultuur- en wijkcentra. Grote gebouwen als opslagplaats/distributiepunt van boeken, muziek en films en centra van activiteiten worden flexibele en laagdrempelige voorzieningen in dorpen en stadswijken. Daar gebeurt het! Daar ontmoeten mensen elkaar. Daar worden ideeën uitgewisseld, plannen gesmeed en activiteiten georganiseerd; voor jong en oud, voor lezers en niet-lezers. Deze openbaar toegankelijke huiskamers tonen aan dat leefbaarheid mensenwerk is.
D RA A GV LAK
Voor wie aan het dorp of de wijk gebonden is, omdat hij niet gebruik kan maken van een auto of het openbaar vervoer, kan dit een vermindering van de leefbaarheid betekenen. Kleinschaligheid plaatst een deel van de bevolking in een kwetsbare positie.
M I N D ER
ÉN M EE R B U R G ER P A RT I CI P AT I E
Burgerparticipatie, het betrekken van burgers bij hun leefomgeving en bij elkaar, gaat niet altijd en overal vanzelf. Vooral daar waar het sociaal kapitaal en de sociale samenhang minder worden, raakt burgerparticipatie soms in de knel. Als vervolgens actieve bewoners wegtrekken, leidt dat ertoe dat de achterblijvers nog minder actief worden. Vooral kwetsbare burgers en ouderen merken deze achteruitgang. Zij hebben minder mogelijkheden om zelf actief te zijn en hebben de meeste behoefte aan hulp. Tegenover deze afname van burgerparticipatie door kwetsbare groepen, staat in sommige kernen een toename van het aantal burgerinitiatieven door actieve, zelfbewuste burgers. In diverse plattelandsdorpen en stadswijken maken zij – jong en oud, hoog en laag opgeleid, meer en minder vitaal – zich sterk voor behoud van de leefbaarheid. Zij accepteren de neerwaartse spiraal niet. Enthousiast gaan zij op zoek naar lokale en regionale partners en naar de krachten die hen verbinden; al dan niet ondersteund door gemeenten.
V ER MI N D ER I N G
V AN D E SO CI A L E E N E C O N O MI S C HE V I T A LI T EI T
De mensen die wegtrekken uit een dorp zijn meestal de mensen die elders meer perspectief hebben. Bijvoorbeeld perspectief op een betere of mooiere woning en woonomgeving of perspectief op (beter) werk.
9
Zij vormen vaak ook degenen met het meeste sociale kapitaal. De sociaal minder krachtigen blijven achter. Dat heeft aanzienlijke gevolgen voor de sociale en economische vitaliteit van een gemeenschap.
K LO O F
T US S EN G E B R UI K EN BE K O S T I GI N G V AN V O O RZI E N I N G E N
De economische tendens tot schaalvergroting heeft in gebieden met een afnemende bevolking negatieve gevolgen. Gemeenten, ondernemers, vervoersbedrijven, woningcorporaties en particuliere ontwikkelaars hebben hier allemaal mee te maken. We hebben het dan over:
onvoldoende betalende klanten;
inefficiënt gebruik van voorzieningen;
geen/minder financiering uit woningbouwprojecten;
leegstand van woningen en gebouwen en
grotere afstanden tot voorzieningen.
Woningcorporaties en leefbaarheid De meeste woningcorporaties in Nederland investeren flink op het gebied van leefbaarheid. In het Besluit Beheer Sociale Huurwoningen is het onderwerp Leefbaarheid één van de verplichte kerntaken van de corporaties. De corporaties investeerden in 2010 in de woonomgeving (bijvoorbeeld een parkje), in welzijnsgebouwen, in veiligheid en toezicht. Ze organiseerden buurtactiviteiten en bevorderden de betrokkenheid van bewoners bij de buurt. Er zijn echter aanzienlijke verschillen tussen de corporaties. Er worden nog lang niet overal (harde) prestatieafspraken over leefbaarheid met de gemeente en met bewoners gemaakt. Het valt op dat corporaties in krimpgebieden meer dan gemiddeld investeren in buurthuizen en kulturhusen en minder dan gemiddeld in veiligheid en gedifferentieerde woonmilieus.
Bron: C. Severijn, Analyse van prestatieovereenkomsten tussen gemeenten en woningcorporaties in 2010.
Een ander aspect van het gebruik en de bekostiging van voorzieningen is de financiële bijdrage van gebruikers. Veel maatschappelijke voorzieningen worden vooral bezocht door jongeren en ouderen. Zij betalen vaak een gereduceerd tarief. Het aantal gebruikers dat het volle pond betaalt voor het gebruik loopt aanzienlijk terug. Gebruik en bekostiging van voorzieningen lopen daardoor steeds verder uit elkaar.
V ER LO E DE RI N G
O P D E LO ER
Aantrekkelijke leefomgevingen kunnen als gevolg van demografische ontwikkelingen sterk vergrijzen en krimpen. Als er echter voldoende sociaal kapitaal en financiële draagkracht is om voorzieningen en zorg te financieren en te organiseren, blijft het een leefbare leefomgeving.
In gebieden met weinig woonkwaliteit ligt dat heel anders. Bewoners met kapitaal trekken weg en in gebieden met een lage sociaaleconomische status neemt het sociale kapitaal af. Mensen die niet de mogelijkheid hebben om te vertrekken blijven achter. Vervolgens komen er nieuwe inwoners, die vooral worden aangetrokken door de lage huur- of huizenprijs. Zij kiezen niet voor de kwaliteit van het gebied en zijn vaak ook niet bereid of in staat daarin te investeren. Er is een aanmerkelijk risico dat de leefomgeving verloedert, door leegstand van gebouwen en doordat openbare voorzieningen niet meer gebruikt en onderhouden worden. Vervolgens beweegt de leefbaarheidspiraal zich omlaag: bewoners nemen minder verantwoordelijkheid voor de omgeving, bekommeren zich minder om 6 elkaar en de sociale samenhang wordt minder. Verloedering van een gebied kan dan snel gaan.
6
Conclusies van een ronde-tafel-bijeenkomst ‘Krimp en Zorg’ die begin 2011 in het kader van het programma W+W+Z maak het samen in Oost-Groningen is georganiseerd.
10
Van ambassadeur tot partnerbaan Uwnieuwetoekomst heeft tot doel op middellange en lange termijn het profiel en het imago van Zeeuws-Vlaanderen positief te beïnvloeden. Dat gebeurt door op praktische wijze samenwerking en daadkracht te organiseren, op het vlak van regiopromotie, arbeidsmarktbevordering, bevolkingsimmigratie en positieve beeldvorming. Om dat te realiseren werken publieke en private partijen, waaronder de drie Zeeuws-Vlaamse gemeenten, samen in een task force. Dit samenwerkingsverband ontplooit en ondersteunt verschillende initiatieven. Zo kregen scholieren uit ZeeuwsVlaanderen die dit jaar voor hun eindexamen slaagden een speld met de Zeeuws-Vlaamse vlag. Met de uitreiking van de speld werden de geslaagden benoemd tot ‘ambassadeur’ van Zeeuws-Vlaanderen. Na het behalen van hun diploma gaan veel jongeren namelijk elders studeren. De speld moet de band met de regio levend houden. Daarnaast werken grote werkgevers een promotie- en mediabeleid uit om studenten of net afgestudeerden aan de regio Zeeuws-Vlaanderen te binden. Zij bieden ook hulp bij het vinden van een baan voor de partner.
M I N D ER
K AN S EN V O O R JO N GE R EN
( P LA T T E LAN D S )-
Veel jongeren bezoeken na de basisschool een vervolgopleiding in een grotere plaats of in de stad. Een groot deel van hen blijft daar; om te wonen en te werken. De meer kwetsbare jongeren, zonder of met een lage(re) startkwalificatie voor de arbeids7 markt, blijven achter. Zij vormen een groep die veel aandacht, tijd en kosten vraagt van de gemeenschap. Deze ontwikkeling is, zonder een gewijzigde regelgeving in het onderwijs, niet of nauwelijks met actief beleid bij te sturen. Het beroepsonderwijs, zoals AOC’s en ROC’s, dient namelijk het volledige lespakket aan te bieden, ook al is de vraag naar sommige opleidingen marginaal. Een meer specifiek, op de regionale arbeidsmarkt afgestemd, aanbod zou voor zowel onderwijsinstelling als scholier veel voordelen kunnen bieden.
Enkele regio’s hebben besloten zich niet bij de braindrain neer te leggen. De Achterhoek bijvoorbeeld onderneemt acties om vertrokken studenten en scholieren weer terug naar de regio te lokken.
Meer informatie: www.uwnieuwetoekomst.nl
E EN
MA R K T I N O N B AL A N S
De huidige trend is dat steeds meer zaken die voorheen door de overheid werden geregeld, worden overgeheveld naar de markt. Marktwerking heeft echter op lokaal niveau – zeker in krimpende plattelandsgebieden – niet altijd een positieve uitwerking. Soms zijn er te weinig mensen die voor voldoende (financieel) draagvlak kunnen zorgen. Soms zijn er subsidies nodig om het voorzieningenniveau op peil te houden. Soms levert samenwerking tussen verschillende partijen meer op dan concurrentie. Kortom, in kleine en kleiner wordende gemeenschappen is de markt, over het algemeen, in onbalans:
er zijn te weinig mensen die voor voldoende financieel draagvlak kunnen zorgen, enerzijds omdat zij uit het dorp wegtrekken en anderzijds omdat zij gebruik maken van de voorzieningen in het naburige verstedelijkte gebied;
de bevolkingsopbouw is onevenwichtig, omdat er bijvoorbeeld te weinig jongeren en teveel ouderen zijn;
de consumentenvraag is onvoldoende gedifferentieerd, omdat de bevolkingsopbouw onevenwichtig is;
de ‘markt’ in kleine dorpen en stadswijken is onaantrekkelijk en vormt dus een barrière voor toetreders, zowel commerciële als niet-commerciële.
7
Lees ook de discussie op LinkedIn over dit thema naar aanleiding van een blog van prof. dr. Strijker op de website van het Netwerk platteland onder de titel ‘Hup, de deur uit!’
11
M O BI LI T EI T Vooral in plattelandsgebieden is het bezit van een auto (bijna) van levensbelang. De verschraling van het openbare vervoer maakt dat het minder mobiele groepen aanzienlijk meer tijd en geld kost om zich te verplaatsen. Vooral kinderen, jongeren en ouderen zijn hiervan de dupe. Incidentele onderzoeken op regionaal niveau laten De club als sportieve ontmoetingsplaats een aanzienlijke stijging van de mobiliteitskosten Één van de ambities van het Olympisch Plan 2028 is het zien voor inwoners op het platteland in vergelijking creëren van een vitale samenleving. Gestreefd wordt om tot de inwoners in stedelijke gebieden. Als ze sport en beweegdeelname te vergroten èn betaalbaar te tenminste al mobiel genoeg zijn om gebruik te houden. Daarvoor moeten sportverenigingen echter in maken van het, op afroep bestelbare, regionale staat gesteld worden in te spelen op de demografische openbare vervoer. Wat vervolgens weer een ontwikkelingen. Daarnaast hebben zij ook nog te maken aanzienlijke kostenpost is voor zowel gemeenten als met de veranderende sportbehoefte van zowel de nieuwe particulieren. Waarbij overigens de kanttekening sportconsument als van specifieke doelgroepen als jeugd, senioren, chronisch zieken en gehandicapten. past, dat duur (per klantkilometer) vervoer op afroep aanmerkelijk goedkoper kan zijn dan een Verenigingen zijn nog steeds de grootste en goedkoopste sport- en beweegaanbieders, zeker als het gaat om een vaste dienstregeling. gezamenlijk gebruik van een ‘sportieve ontmoetingsomgeving’. Er zijn echter steeds minder verenigingen met steeds minder leden (én vrijwilligers). Exploitatie en beheer van accommodaties wordt daarom in krimpsituaties extra moeilijk.
V ER AN D ERI N G EN
I N DE CO N SU M EN T E N -
B EHO E FT E
Demografische veranderingen, zoals vergrijzing, een hogere welvaart en andere maatschappelijke ontwikkelingen leiden tot een veranderde consumentenbehoefte. Zo kan bijvoorbeeld de vraag naar kindvoorzieningen dalen en die voor ouderenvoorzieningen stijgen. De tendens naar In een multifunctionele (sportieve) omgeving wordt op die meer individuele vrijetijdsbestedingen maakt dat manier recreëren in clubverband betaalbaar, efficiënt en minder verenigingen overeind blijven. Het wordt ‘krimpproof’. steeds moeilijker om mensen te vinden die betalend lid worden en verantwoordelijkheid Meer informatie: Huis voor de Sport van de provincie nemen voor het onderhoud van een clubgebouw, Limburg het coachen van een jeugdteam, het bemensen van de bar, et cetera. En consumenten stellen hogere kwaliteitseisen; aan de dienstverlening, aan de accommodatie, aan het personeel (ook als dat vrijwilligers zijn) en aan de toegankelijkheid. Belangrijk is dat verenigingen en toekomstige partners begeleid worden in het proces van samenwerking op ‘programmaniveau’. Hoe kan de combinatiefunctionaris multifunctioneel ingezet worden in onderwijs, vereniging en buurt? Hoe kan de senioren-beweegleider ingezet worden in zorgcentrum én vereniging?
Opmerkelijk is dat de markt relatief snel inspeelt op de gewijzigde verhoudingen. Overheden blijven daarbij (te?) lang in de achterhoede. Het kost hen aanzienlijk meer tijd om zich aan te passen en een andere positie in te nemen in het nieuwe krachtenveld.
G E W I J ZI G DE
T I J DS B E ST E DI N G
Mensen die werken zijn overdag niet, of in ieder geval minder, thuis en hebben vaak minder tijd voor vrijwilligerswerk. Dat leidt voor de thuisblijvers in dorpen en stadswijken – in de praktijk de ouderen – tot een minder levendige en daardoor vaak als minder prettig ervaren leefomgeving. Ook blijft er minder tijd over om als vrijwilliger mee te werken aan de instandhouding van verenigingen en maatschappelijke voorzieningen.
12
W E R E LD W I J D 24/7 Dankzij de digitalisering kunnen we thuis winkelen, informatie opvragen en, met de sociale media, wereldwijd contacten onderhouden. De boodschappen worden thuisgebracht, we zijn weer geïnformeerd, we kunnen ons werk doen en we maken deel uit van een gemeenschap. 8 Voor veel mensen is internet een basisvoorziening, net als water en elektriciteit . Door de toegenomen mogelijkheden van de digitale snelweg is de behoefte aan snelle internetverbindingen sterk toegenomen; bij zowel bedrijven als particulieren. Velen kunnen niet meer zonder. De aanwezigheid van snel internet maakt een leefomgeving aantrekkelijker en toegankelijker. Groningse allianties tegen verloedering In Groningen hebben bedrijfsleven, gemeenten, bankwezen, en een woningcorporatie elkaar gevonden in een nieuw systeem van ‘ruilverkaveling’. Daarin worden corporatiebezit en particulier bezit onderling verbonden. De slechtste woningen en winkels worden opgekocht, gesloopt of opgeknapt. De eigenaren kunnen de opgeknapte woning terug huren of terug kopen met een tweede (goedkope) hypotheek. In geval van sloop moet uiteraard andere huisvesting worden gezocht. Particulieren krijgen geen extra voordeel. Hun waardesprong wordt vertaald in een hogere huur of in een nieuwe hypotheek.
Natuurlijk is digitalisering geen oplossing voor alle problemen die voortvloeien uit de krimpproblematiek. Het kan echter wel helpen. Tenminste, voor wie er mee om kan gaan. Voor wie de aansluiting op de ict-ontwikkelingen heeft gemist, laag opgeleid en/of laaggeletterd is, wordt de wereld in een dorp of wijk steeds kleiner.
Meer informatie: gemeente Vlagtwedde en gemeente Stadskanaal
8
Lees ook het blog van prof.dr. D. Strijker: Zonder snel internet loopt het platteland leeg.
13
10 A ANBEVELINGEN
K
ijkend naar de maatschappelijke ontwikkelingen en de gevolgen ervan voor het leven in kleine dorpen en stadswijken komt de Werkgroep Leefbaarheid en Voorzieningen tot tien aanbevelingen. Daarbij realiseren wij ons, dat wij daarmee niet alle kansen en bedreigingen van krimp uitputtend benoemd en behandeld hebben. Echter, omwille van de duidelijkheid en de leesbaarheid hebben wij ons beperkingen opgelegd. Wij hebben er daarom voor gekozen om die punten in dit positionpaper op te nemen, die wij van wezenlijk belang achten in het kader van het leefbaarheidvraagstuk.
D E 10 Het behouden en/of vergroten van de leefbaarheid van een dorp of stadswijk gaat over het realiseren van een aanvaardbaar niveau op de volgende vijf domeinen:
de verzorgingssituatie: het voorzieningenniveau inclusief openbaar vervoer;
de woonsituatie: de kwaliteit van de woning en (het imago van) de leefomgeving;
de onderwijs- en werksituatie: de aanwezigheid en toegankelijkheid van scholen en bedrijven;
het sociale klimaat: de kunst van het samenleven, de sociale veiligheid, de kwaliteit van de woonomgeving;
de bestuurlijke omgeving: de toegankelijkheid, attitude en werkwijze van politiek bestuur en het gemeentelijke apparaat.
Terugblikkend op de twee hoofdstukken waarin de maatschappelijke ontwikkelingen en de gevolgen ervan in krimpgebieden zijn beschreven, komen wij tot de volgende tien aanbevelingen. 1. 2.
3.
4. 5. 6.
7. 8.
Onderken dat het een krimpregio is! Ontwikkel als gemeentelijke en provinciale overheden samen met maatschappelijke partners, bedrijven en burgers een integrale langetermijnvisie op leefbaarheid en voorzieningen. Doe dat in relatie tot de demografische veranderingen krimp, ontgroening en vergrijzing. Krimpvraagstukken hebben raakvlakken met een groot aantal beleidsterreinen, zoals infrastructuur, accommodaties, onderwijs, spreiding van voorzieningen, zorg, maatschappelijke ondersteuning, welzijn en vrijwilligerswerk. Stel dus niet alleen een Woon-, Accommodatieen Vervoerplan op, maar ook een Leefbaarheidplan. Zorg er tijdig voor dat vraag en aanbod met elkaar in overeenstemming komen. Lever maatwerk. Kijk naar de specifieke eigenschappen van de afzonderlijke dorpen en wijken en sluit daarop aan. Ken uw dorp/wijk! En monitor de ontwikkelingen voortdurend. Denk niet in tegenstellingen ('wij' en 'zij'), maar in overeenkomsten; sluit partnerschappen en allianties met alle denkbare partijen op lokaal en regionaal niveau. Betrek de burgers in het hele traject, van visieontwikkeling tot en met realisatie. Benut daarbij de enthousiasmerende burgerinitiatieven die er al zijn. Benut hun achterban om meer draagvlak te verwerven. Ondersteun en begeleid hen, waar nodig, op hun zoektocht naar partners en bij de realisatie van samenwerkingsverbanden. Werk aan toekomstperspectieven voor iedereen; jong en oud, arm en rijk, werkenden en niet-werkenden, meer en minder mobielen. Ontwikkel optimale ict-voorzieningen en faciliteer cursussen voor hen die dat nodig hebben. De toegankelijkheid en het gebruik ervan zijn van levensbelang voor een blijvende aansluiting, van jong en oud, op de hedendaagse maatschappij.
14
9.
Wees flexibel in denken en doen. Er is niet één oplossing en sommige oplossingen staan haaks op algemeen geldende regels en richtlijnen, processen en procedures. 10. Investeer in mensen, in tijd, in geld en in experimenten … (h)erken kansen, zorg voor draagvlak, faciliteer de voorbereiding en de realisatie. Streef ernaar een koploper te zijn!
15
T ENSLOTTE
D
e werkgroep wil met deze publicatie een bijdrage leveren aan de verdieping van de kennis over de vele facetten van de leefbaarheid als gevolg van demografische krimp. In een eerder stadium heeft zij hieraan al een bijdrage geleverd aan de Voortgangrapportage Krimp 2011 van het ministerie van Binnenlandse Zaken voor het Kabinet. Dit positionpaper wordt in het najaar van 2011 breed verspreid en kan worden gebruikt voor de overdracht van kennis in allerlei settingen, zoals discussiebijeenkomsten, conferenties, beleidsessies, et cetera. De werkgroep hoopt én verwacht daarmee partijen en individuen, vanuit welke (start)positie dan ook, een breder perspectief te bieden op het leefbaarheidvraagstuk.
En tot slot willen wij van deze gelegenheid gebruik maken om iedereen te attenderen op het digitale platform rondom het thema krimp: Van meer naar beter. Wij vragen en geven – actief participerend en door ‘management-by-speech’ – blijvend aandacht aan de kwalitatief hoogwaardige invulling van deze website. Tekst alleen geeft namelijk nog geen inhoud. Pas in hun context krijgen woorden en zinnen betekenis. Wij nodigen u hierbij nadrukkelijk uit om deze klus met ons te klaren.
De Werkgroep Leefbaarheid en Voorzieningen
16
Leefbaarheid is de subjectieve waardering van bewoners voor hun leefsituatie. Voorzieningen geven een positieve impuls aan deze waardering.
Waar mensen elkaar ontmoeten is dynamiek, ontstaan nieuwe ideeën en plannen.
Ontmoeting is een voorwaarde voor een levende (dorps-) gemeenschap.
Accommodaties voor ontmoeting versterken de infrastructuur en sociale samenhang in een gemeenschap.
Leefbaarheid is de subjectieve waardering van bewoners voor hun leefsituatie. Voorzieningen geven een positieve impuls aan deze waardering.
Krimp is een transitievraagstuk. Vroeger was het goed. Nu gaat het minder. Straks gaat het weer beter.
ONTMOETEN STIMULEERT LEEFBAARHEID
Samenwerking tussen dorpen - op alle fronten - biedt nieuwe mogelijkheden. Slim combineren is een must!
Kwetsbare regio’s en kwetsbare mensen ervaren de gevolgen het sterkst.
Krimp heeft gevolgen voor de leefbaarheid.
Burgers zijn verantwoordelijk voor elkaar en voor hun leefgemeenschap. Alleen zij brengen iets tot stand.
Burgerinitiatieven worden positief bejegend: bedrijfsleven, woningcorporaties, zorg- en maatschappelijke organisaties werken ook actief mee aan behoud van de leefbaarheid.
Alle partijen zijn van belang bij de versterking van de leefbaarheid.
Overleg over en samenwerken aan beleid en oplossingen, met respect voor elkaar, zijn de basis voor draagvlak.
Wat is een goede verdeling van voorzieningen en waarop is die verdeling gebaseerd?
Welke kritische succesfactoren leiden tot nieuwe voorzieningen en vormen van samenwerking?
Beroepsbevolking is van vitaal belang. Relatief veel ouderen en weinig jongeren … relatief snelle afname van voorzieningen.
Een evenwichtig samengestelde bevolking vangt de gevolgen van krimp beter op.
Er is geen blauwdruk voor verbetering van de leefbaarheid. Leefbaarheid = mensenwerk = maatwerk. Niemand ervaart de gevolgen van krimp op dezelfde manier.
Overheden zorgen voor visie, besluitvorming, daadkrachtig handelen, stimuleren van samenwerking en faciliteiten.
Wat betekent krimp voor een gemeenschap? Kunnen onderzoeken worden vertaald naar dorpsniveau?
Antwoorden op vragen kunnen tot nieuwe oplossingen leiden.
MET ELKAAR VOOR RESULTAAT
KRIMP MAAKT KWETSBAAR
Iedere gemeenschap zet zich op een andere manier in voor behoud van z’n leefbaarheid.
LEEFBAARHEID = MENSENWERK
Scholen moeten goed bereikbaar zijn. Samenwerken en samengaan dragen bij aan kwaliteit en bereikbaarheid.
Openbaar vervoer wordt bepaald door de vraag én bereidheid van mensen daaraan bij te dragen. Organiseer het in relatie tot de bereikbaarheid van voorzieningen en activiteiten.
VRAGEN LEIDT TOT ACTIE Kwaliteit en bereikbaarheid gaan voor kwantiteit en directe beschikbaarheid.
Winkels blijven als mensen dat willen … stand alone of in combinatie met andere organisaties en voorzieningen.
Verenigingen kunnen overleven als zij aansluiting vinden bij de eisen van hun veranderende leden.
KWALITEIT GAAT VOOR KWANTITEIT
het nieuwe
Positionpaper over leefbaarheid en voorzieningen in krimpgebieden
Tekst:
Nationaal Netwerk Bevolkingsdaling, Werkgroep Voorzieningen en Leefbaarheid
Vormgeving:
Sjoerd de Vos, Biblioservice Gelderland
Productie:
Document Production Center, Biblioservice Gelderland
Nationaal Netwerk Bevolkingsdaling Werkgroep Leefbaarheid en Voorzieningen September 2011