Het Nieuw Klassiek Collectief
Concertreeks
“Buitengewoon” 1 november 2014, Amstelkerk Amsterdam 2 november 2014, Petruskerk Leiden
Voorwoord Beste concertbezoeker, Namens het orkest en onze dirigent heet ik u van harte welkom op deze eerste concertreeks van het Nieuw Klassiek Collectief. Wij zijn ongelooflijk blij dat u de moeite genomen heeft naar één van onze concerten te komen luisteren. Ruim een half jaar geleden ontstonden de eerste ideeën om een nieuw ensemble op te richten dat niet alleen zou bestaan uit gevorderde amateurmusici, maar waar ook conservatoriumstudenten en professionele musici hun ‘muzikale ei’ kwijt zouden kunnen. Mede door ons enthousiasme voor de geweldige werken die we vanavond ten gehore gaan brengen, hebben we alle stappen genomen die nodig zijn om van dit idee iets concreets te maken. Een belangrijke stap in dit proces was onze crowdfundingactie op Voordekunst.nl. Via deze website kunnen mensen doneren voor projecten of ideeën waar zij enthousiast over zijn, en gelukkig waren er genoeg mensen enthousiast over ons project. Daarom bedank ik graag alle donateurs die dit project ondersteund hebben, het was anders niet mogelijk geweest deze concerten te organiseren. Wellicht de belangrijkste stap in het hele proces is om een geschikte dirigent te vinden, die enthousiast genoeg is om met ons samen in het diepe te springen en er onvoorwaardelijk vertrouwen in heeft dat het goed gaat komen. De personificatie van deze beschrijving hebben wij gevonden, en we zijn er dan ook ontzettend blij mee dat Herman Draaisma vanavond voor ons orkest staat. Van huis uit klarinettist, maar u zult zien dat dit vak niet zijn enige roeping is. Laten we beginnen, u bent hier tenslotte voor de muziek. Mede namens mijn vertrouwelingen en mede-initiatiefnemers Karin Ebels en Stefan Guirten wens ik u een fijn concert toe. Jasper Wentink
De muzikanten Fluit
Rob van Dord, Esther Randsdorp
Hobo
Jasper Wentink, Rutger Stoel
Klarinet
Stefan Guirten, Aniek Schuitemaker
Bassethoorn
Vincent Martig, Alwin Farahani
Fagot
Sebastiaan van Denderen, Julia Hulst
Hoorn
Henk Veldt, Ellis Buis Rianne de Heide, Ozaïr Abawi
Trompet
Melanie Garrett, Sander Broos
Pauken
Olfert Cleveringa
Viool 1
Floor le Coultre, Karien Kooiman Simone van Hoof, Sandra Karten Petra van Baar, Wouter Peelen Simone Tamminga, Britt Veldman
Viool 2
Elise ten Westenend, Thomas van der Beek Stefan Ebels, Sven Cornets de Groot Amanda van Eijk, Ruben van der Ven
Altviool
Carolien Roodenburg, Karin Ebels Blanca Sanchez, Irene Doolaard, Merel Coebergh
Cello
Rogier Tamminga, Keimpke Zigterman Yola Janssen, Floor Bakker
Contrabas
Laura Nygren, Joep Deiman, Maarten Scheltens
Herman Draaisma
Herman Draaisma begon zijn studie klarinet aan de Muziek Pedagogische Academie bij Gerard van der Weerd en studeerde af aan het Koninklijk Conservatorium in Den Haag bij Pierre Woudenberg. Daarnaast rondde hij een studie basklarinet af bij Tom Sieuwerts. Na voltooiing van de klarinet studie volgde hij, eveneens aan het Koninklijk Conservatorium Den Haag, een studie orkestdirectie bij Lucas Vis die hij na zijn afstuderen assisteerde bij onder andere Taller theater. In 1992 trad hij in dienst als klarinettist/basklarinettist bij het Nederlands Philharmonisch Orkest en het Nederlands Kamerorkest in Amsterdam. In 2011 dirigeerde hij Het Nederlands Kamerorkest met een wereldpremière van Matijs De Roo. Daarnaast geeft hij leiding aan diverse symfonieorkesten, harmonieorkesten en blazersensembles uit de amateurwereld. Zo is hij vaste dirigent van Strijkorkest ‘Zoroaster’ in Utrecht en van het jeugdstrijkorkest ‘Arcato’ in Zutphen, Blazersensemble ‘Nieuwe Maten’ en Blazersensemble ‘Septentriones’ en Harmonieorkest ‘Noordenwind’. Regelmatg is hij werkzaam als repetitor bij het Studenten Utrecht Concert, Crea Orkest Amsterdam, Utrechts Studenten Koor en Orkest, Sweelinck Studenten Orkest, VUOrkest, Nederlands Studenten Orkest, Festival Orkest Tilburg, Amersfoorts Jeugdorkest, Hofstads Jeugdorkest Den Haag, Mozart Philharmonisch Orkest, Stedelijk Harmonieorkest Purmerend en het Diemer Harmonie Orkest.
Beethoven en zijn Eerste Symfonie Ludwig van Beethoven (1770 – 1827) mag gerust de ‘Shakespeare van de muziek’ worden genoemd. Hij was de schakel tussen de Klassieke en Romantische periode in de klassieke muziek. Zijn leraren waren Mozart en Haydn. Zijn rol in de muziekgeschiedenis is zo groot dat hij in 30 jaar kon uitgroeien tot inspirator van grote romantische componisten waaronder Wagner, Brahms, Berlioz en Mahler. Beethoven was (net als Mozart) onmiskenbaar een muzikaal genie, zijn eerste compositie werd uitgegeven toen hij 11 jaar oud was. Ook als muzikant maakte hij snel carrière en op zijn 14e was hij de vaste hoforganist in Bonn. De situatie thuis was echter schrijnend. Zijn vader was alcoholverslaafd en zijn moeder overleed toen Beethoven 17 jaar oud was. Hierdoor had hij snel veel verantwoordelijkheden, waaronder de zorg voor zijn 2 jongere broers en neef Karl. Op zijn 26ste kreeg Beethoven last van zijn gehoor, iets wat naarmate hij ouder werd verergerde en ervoor zorgde dat hij op latere leeftijd bijna volledig doof was. Ondanks alles bleef Beethoven altijd componeren. Beethoven kon een uiterst onvriendelijke, onredelijke en wantrouwende man zijn. Hij had wel respect voor zijn medemens; maar was zich tegelijkertijd van zijn eigen genialiteit bewust. Veel van de gesprekken die hij op latere leeftijd voerde zijn genoteerd (noodzakelijker wijs door zijn doofheid) en bewaard. In een brief naar één van zijn mecenassen, Prins Lichnowsky, schreef hij in 1806: “Prins, wat u bent, bent u geworden door uw geboorte, wat ik ben, ben ik van mezelf. Er zijn en komen nog duizenden andere prinsen. Maar er is slechts één Beethoven.” Toen Beethoven ouder werd schreef hij composities die hun tijd ver veruit waren en vaak niet begrepen werden door anderen. Hierover schreef hij: “Een genie moet schrijven wat hij moet schrijven, zonder acht te slaan op de mindere stervelingen.” Beethoven was een perfectionist, hij herzag zijn werken vaak en werkte zijn partituren eindeloos bij. De Eerste symfonie, die u vanavond hoort, is dan ook het resultaat van 7 jaar arbeid, en werd in 1800 voor het eerst uitgevoerd. In onder andere een onvoltooid
vioolconcert zijn opzetten voor deze symfonie gevonden. Het bekende septet voor strijkers en blazers - opus 20 - werd gezien als oefening voor zijn Eerste symfonie. De eerste symfonie is klassiek van opzet, maar in meerdere opzichten revolutionair. Er is nog niets te horen van de latere heroïsche Beethoven, maar toch bespeurde men toen al dat deze componist meer om het lijf had dan zijn voorgangers, waar hij tot nog toe veel mee gemeen had. Het vernieuwende zit hem vooral in de instrumentatie en het gebruik van blaasinstrumenten. Klarinetten werden in die tijd nog niet vaak gebruikt, maar zijn hier wel aanwezig. Ook zijn er veel soli voor de blazers te beluisteren, wat toen nog ongewoon was. De veel voorkomende sforzandi (een sterk accent op één noot) waren in deze tijd nog weinig bekend en zijn in deze symfonie (en zijn latere werken) vaak te horen. Deel I De symfonie begint verrassenderwijs met een dominant septiem akkoord in F-groot, een ‘verkeerde’ toonsoort. De inleiding daarna doet ons denken aan Hadyn maar toch komen we langzaam in de goede toonsoort – c-groot – uit. Hierna volgt het stormachtige ‘Allegro con brio’, hier komt de gelijkwaardigheid tussen de houtblazers en strijkers zeer goed naar voren. De twee thema’s van dit eerste deel worden lang en complex uitgewerkt en zoals het in een klassieke sonate vorm hoort, wordt het eerste deel afgesloten met een coda (een coda is de afsluiting van een deel, na de eigenlijke muzikale climax van het werk). Deel II Het lieflijke ‘Andante cantabile con moto’ is het langzame deel van de symfonie. Het begint met een fuga en er zit zo nu en dan een dramatische oprisping in. Het hele deel kabbelt voort met prachtige melodieën in de strijkers en blazers. Deel III Het derde deel staat beschreven als menuet (dans), maar is feitelijk een scherzo (grap). Op een menuet moet met kunnen dansen, zoals u zult horen is dat in het voorgeschreven tempo ‘Allegro molte e vivace’ niet mogelijk. Het is een vrolijk deel wat gebaseerd is op toonladders en drieklanken uit het eerste deel. In het trio worden grapjes gemaakt; rustige akkoorden van de blazers worden afgewisseld met dartelende loopjes in de violen.
Deel IV De finale is onmiskenbaar het hoogtepunt van de symfonie. Het ‘Adagio’ begint met een fors akkoord in de blazers, gevolgd door een eenzaam motiefje in de violen. Het motief wordt een spannend verhaal, wat verlangt naar een antwoord… en plots begint dan het ‘Allegro molte e vivace’. Het feest is begonnen! Virtuoze strijkers spelen sprankelende loopjes en vertellen vrolijke thema’s. Door de statige koperblazers herkennen we hier de klassieke stijl van Mozart en Haydn. Een uitbundig en positief slot van de Eerste symfonie, de eerste van negen waanzinnige symfonieën.
Ludwig van Beethoven
Mozart en de Gran Partita Wie was de beste en grootste componist, Mozart of Beethoven? Een veelgestelde vraag zonder juist antwoord. Feit is dat Beethoven veel vernieuwender was, maar Mozart de klassieke stijl heeft geperfectioneerd. Bovendien blonk Mozart uit in ieder genre wat hij beroerde; symfonieën, strijkkwartetten, pianoconcerten, werken voor koor, vioolconcerten, blazersconcerten, opera’s en ook werken voor blazers. Dat laatste is hoofdzakelijk het gevolg van het werk dat u vanavond zult beluisteren: de Gran Partita. Om te begrijpen dat de Gran Partita niet zomaar een compositie is, is het goed u eerst iets te vertellen over Mozart en de tijd waarin hij leefde. Mozart (1756-1791) was een wonderkind, hij speelde al op zeer jonge leeftijd buitengewoon goed viool en piano, en zijn eerste composities dateren uit 1761. Mozart heeft in zijn hele leven ongelooflijk veel gecomponeerd, 626 volledige composities en dat terwijl hij maar 36 jaar oud is geworden. Ter vergelijking, Beethoven werd 57 en heeft ‘slechts’ 205 volledige werken geschreven. Mozart kon dan ook ongelooflijk snel schrijven, de opera ‘La Clemenza di Tito’ duurt ruim twee uur en is in 18 dagen geschreven, een klus waar menig componist maanden mee bezig zou zijn. Het schijnt dat Mozart, terwijl hij een al bedachte compositie aan het opschrijven was, de volgende tegelijkertijd aan het componeren was in zijn hoofd. Mozarts beste en productiefste jaren waren zijn laatste. Meesterwerken als de opera’s ‘die Zauberflöte’ en ‘La Clemenza di Tito’, het requiem, zijn laatste pianoconcert (No 27), het strijkkwintet in Es en het klarinetconcert heeft hij allemaal in zijn laatste levensjaar gecomponeerd. U moet zich bedenken dat één van deze werken een componist al onsterfelijk hadden gemaakt. Mozart schreef al deze
composities allemaal in het laatste jaar van zijn leven; een absoluut ongekende en ongeëvenaarde prestatie. In de 18e eeuw was de ontwikkeling van blaasinstrumenten in volle gang. Kleppensystemen voor zowel hout- als koperblazers waren volop in ontwikkeling en klarinetten waren net nieuw. Mede hierdoor was de nieuwschierigheid naar deze blazers groot, maar het aanzien nog niet. Grote muzikanten in deze tijd waren zangers, violisten of pianisten, maar nooit hout- of koperblazers. Blazers waren er voor klankvulling in symfonieën en speelden serenades als achtergrond muziek. Dat de Gran Partita in deze tijd is geschreven mag dan ook bijzonder worden genoemd; dit is namelijk zeker geen achtergrondmuziek. Toen Mozart rond 1781 de Gran Partita componeerde had hij specifieke, bijzonder getalenteerde, spelers in gedachte die dit stuk zouden uitvoeren. De moeilijkheidsgraad ligt aanzienlijk hoger dan van andere serenades geschreven in deze periode, zowel op technisch als muzikaal gebied. De Gran Partita (in Bes-groot) is geschreven voor 2 hobo's, 2 klarinetten, 2 bassethoorns, 2 fagotten 4 hoorns en een contrabas. Gebruikelijk was echter om blazersserenades te schrijven voor 2 fluiten, 2 hobo’s, 2 klarinetten, 2 hoorns en 2 fagotten. De afwezigheid van fluiten, de aanwezigheid van bassethoorns, extra hoorns en de contrabas geven het ensemble een bijzondere klank. De contrabas geeft een geweldige steun in de laagte en de extra hoorns geven meer klank en diepte. Door de fluiten ´in te ruilen´ voor de bassethoorns (wat uiteraard geen hoorns zijn, maar familie van de klarinetten) heeft het geheel een ronder en dieper geluid; niet alleen mengen de bassethoorns erg goed, ook het hoge register van de fluit ontbreekt. Deel I – Largo – Allegro Molto Het 1e deel begint met een langzame inleiding, ‘Largo’, waarin de klarinet en hobo worden voorgesteld met mooie soli. In het daaropvolgende ‘Allegro moderato’ worden motieven door het gehele ensemble afgewisseld met soli in alle instrumenten. U maakt in dit deel
kennis met de dynamiek en geluid van het gehele ensemble en verschillende instrumentengroepen.
Deel II & IV– Menuetto & Menuetto Allegro In de Gran Partita zijn twee menuetten aanwezig, beide bestaande uit een menuet met twee trio’s. Een trio is een iets rustiger en lyrischer intermezzo, dat altijd onderdeel is van een menuet. De trio’s in deze menuetten zijn vaak voor slechts een deel van het ensemble geschreven, waardoor u goed individuele instrumenten kunt horen. Ook het geluid van de bassethoorns komt hierin goed naar voren. Deel III - Adagio Het ‘Adagio’ is het bekendste deel uit de Gran Partita. De eerste maat begint met akkoorden in de contrabas, fagotten, en hoorns. Dan wordt een puls neergezet met een baslijn in de 2e fagot en contrabas, en akkoorden in de hoorns. Nog maar net gewend aan deze prachtige, rustgevende puls, volgt daar de inzet van de hobo. Soli in de hobo worden afgewisseld door de klarinet en de bassethoorn. Begeleid door een onafgebroken puls, maken ze dit deel tot een van de mooiste langzame delen ooit gecomponeerd. Deel V & VI & VII– Romanze – Adagio – Allegretto & Thema con Variazioni & Finale: Molto Allegro (Rondo) Na het tweede menuet volgt de Romanze. Deze begint ‘Adagio’, waarna een actief ‘Allegretto’ volgt met een geweldige begeleidende partij voor de fagotten en contrabas. Hierna komt het begin van de Romanze terug, waarna het deel eindigd in een coda. Als een na laatste deel heeft Mozart een thema met variaties geschreven. Het thema bestaat feitelijk uit twee kleine thema's, beiden ingezet door de klarinet. In de zes daaropvolgende variaties worden de thema's in andere ritmes en tempi gezet, of heel kunstig bewerkt door
omspelingen. Dit deel kan alleen van Mozart zijn, het is virtuoos, mooi om naar te luisteren, en zit bovenal vol met humor. Tot slot volgt het Rondo: een spetterende afsluiting van de 50 minuten durende Gran Partita. Wederom een monumentaal werk; geweldig om naar te luisteren en een genot om te spelen!
In dit stukje partituur van de Gran Partita ziet u het begin van het beroemde 3e deel ‘Adagio’. De opbouw van het deel is goed te zien in deze eerste maten.
Over de Amstelkerk Concertlocatie 1 november 2014, Amsterdam De Amstelkerk werd in de jaren 1668-1670 gebouwd als noodkerk voor de bewoners van het nieuw aangelegde tweede deel van de grachtengordel. Het ontwerp van stadsbouwmeester Daniël Stalpaert was zo eenvoudig uitgevoerd dat men sprak van een 'preekschuur'. Uiteindelijk werden de plannen voor een grote stenen kerk op het Amstelveld niet uitgevoerd en is de 'noodkerk' tot op de dag van vandaag blijven staan. In 1840 kreeg het interieur een neogotische inrichting. Eén van de eerste uitingen van deze stijl in ons land. Eind jaren tachtig was de Amsterkerk in verval geraakt. De kerk werd eigendom van Stadsherstel, en is na zijn restauratie sinds 1990 weer in gebruik. Stadsherstel verwierf het gebouw eind jaren tachtig, toen het in zeer slechte staat verkeerde. In 1990 was de restauratie voltooid en betrok Stadsherstel de kantoorruimten. Sindsdien wordt de middenruimte op incidentele basis als podium ingezet en hebben diverse orkesten en ensembles hier hun vaste plek. De intieme Amstelkerk is bijzonder geschikt voor kamermuziek. De middenruimte van de Amstelkerk is 's avonds en in de weekenden een geschikte locatie voor lezingen, symposia, diners, recepties en huwelijksvoltrekkingen. De akoestiek van het houten gebouw leent zich uitstekend voor recitals en concerten. Het monumentale, gerestaureerde Bätz-orgel kan nog steeds bespeeld worden.
Over de Petruskerk Concertlocatie 2 november 2014, Leiden De naam van Sint Petrus is al sinds de 12e eeuw met de stad Leiden verbonden, te zien aan de Leidse sleutels. De sleutels zijn het symbool van Petrus in zijn rol van eerste paus. In 1836 werd de oorspronkelijk Sint Petruskerk aan de Langebrug gebouwd, maar deze kerk werd door een brand verwoest in 1933. Deze oorspronkelijke Petruskerk is eigenlijk interessanter dan de huidige Petruskerk. Het was namelijk de tweelingbroer van de Hartebrugkerk, beide kerken waren ‘waterstaatkerken’. Ze werden gebouwd in opdracht van het ministerie van Waterstaat, hadden hetzelfde bouwjaar, dezelfde architect (Th. Molkenboer) en dezelfde bouwstijl. Op deze oorspronkelijke locatie aan de Langebrug zetelde tot in 2014 de brandweer, nu worden er studentencomplexen gebouwd. Na de brand in 1933 werd besloten de nieuwe Petruskerk niet op dezelfde plaats te herbouwen, maar deze te plaatsen in het midden van de zuidelijke uitbouw van Leiden, die op dat moment onder constructie was. De kerk is gebouwd volgens architecten Kropholler en Oerle. Het is een korte, brede kerk in plaats van een lange, smalle. Hierdoor hebben alle aanwezigen goed zicht op het altaar, wat versterkt is met de verbouwing in 1990. In de Petruskerk worden diensten en vieringen gehouden. Ook worden er regelmatig concerten gegeven door koren en orkesten.
Viool, altviool of cello huren? Alles online geregeld, kwaliteitsinstrumenten tegen goede prijzen!
Een viool huren kan al vanaf 26,- euro per kwartaal! Ook verkoop van alle accessoires en benodigdheden voor strijkinstrumenten.
Tot op onze volgende concerten!
Op de hoogte blijven?
www.hetnieuwklassiekcollectief.nl