Het Nederlandse beleid ten aanzien van Latijns-Amerika en de Cariben Duurzame ontwikkeling en milieu Aidenvironment Deze opdracht heeft als doel het uitvoeren van een beleidsreconstructie en het voorbereiden van een onderzoeksvoorstel dat als basis kan dienen voor de uitwerking van de ToR voor een deelstudie binnen de evaluatie van het Nederlandse beleid ten aanzien van Latijns Amerika, en wel voor de component “Klimaat, energie en duurzame ontwikkeling”. De evaluatie heeft betrekking op Latijns Amerika zonder Suriname en zonder de Cariben. Het betreft de periode 2004-2011. De opdracht is te verdelen in een tweetal hoofdactiviteiten. 1. Beleidsreconstructie: beleid en beleidsuitvoering ten aanzien van duurzame ontwikkeling en klimaatverandering in relatie tot Latijns-Amerika. Dit onderdeel is uitgewerkt in Deel I van dit rapport. De volgende onderdelen komen aan bod: a. Beschrijving beleidsontwikkeling b. Overzicht met hoofd- en subdoelstellingen en uitvoering op hoofdlijnen c. Indicatie mogelijke spanningsvelden 2.
Het uitwerken van een evaluatieopzet. Dit onderdeel is uitgewerkt in Deel II van dit rapport. De volgende onderdelen komen aan bod: a. Evaluatievragen b. Evaluatiekader (indicatoren en/of criteria) c. Voorstel onderzoeksactiviteiten, eventueel met opties
1
I. Beleidsreconstructie 1. Introductie Geïntegreerde aanpak van Duurzame Ontwikkeling Vanaf 2003 is het Nederlandse beleid op het gebied van duurzame ontwikkeling vastgelegd in het actieprogramma “Duurzame Daadkracht” (VROM, 2003). De thema’s van de internationale strategie zijn gebaseerd op de World Summit for Sustainable Development (WSSD) van Johannesburg in 2002, te weten water, energie, gezondheid, landbouw en biodiversiteit (VROM, 2003). Het Ministerie van BuZa richtte zich in het beleid vanaf 2007 op het bereiken van de Millenniumdoelen, met ‘duurzaamheid, klimaat en energie’ als één van de 4 prioritaire beleidsterreinen. In 2008 is in een kamerbrief de kabinetsbrede aanpak duurzame ontwikkeling geformuleerd, met als relevante beleidsterreinen: water/klimaatadaptatie, duurzame energie, biobrandstoffen, biodiversiteit, voedsel en vlees (VROM,2008). Andere relevante beleidsterreinen zijn duurzame handel en bossen. Duurzame ontwikkeling, biodiversiteit en milieu betreffen transversale thema’s, met betrokkenheid van een aantal ministeries om synergie en coherentie te versterken. Zo is het Beleidsprogramma Biodiversiteit Internationaal (BBI) (2002 - 2006) een gezamenlijk programma van de ministeries BZ, VROM, LNV, EZ, OC&W en V&W inzake het internationale biodiversiteitbeleid van Nederland. Het Regeringsstandpunt Tropisch Regenwoud (RTR), relevant voor het Amazone gebied, wordt door vijf ministeries uitgevoerd (LNV, OS, VROM, EZ en V&W). Ook bij het beleid ten aanzien van Latijns Amerika en de Cariben (LA regio) is er sprake van een geïntegreerde aanpak tussen de Ministeries van EZ en BUZA op het gebied van lokale private sector ontwikkeling en de bijdrage van het bedrijfsleven aan duurzame ontwikkeling (TK,2003-2004, 29653, nr. 4). Beleid ten aanzien van Duurzame Ontwikkeling in Latijns Amerika en de Cariben (LA) Het voorgenomen beleid voor de LA regio is opgetekend in de beleidsnota ‘ Verre Buren, Goede Vrienden’ uit 2004 (TK, 2003-2004, 29653, nr. 4). De thema’s op het gebied van duurzame ontwikkeling en milieu zijn gekozen op basis van de internationale afspraken op de WSSD, te weten: beheer van biodiversiteit en waterstroomgebieden, ketenbeheer, inspanningen voor regelgeving in EU verband en milieu en goed bestuur. Dit beleid is in 2009 geactualiseerd in een kamerbrief (TK, 2008-2009, 29653, nr. 6), waarbij het thema klimaat en energie is toegevoegd.
De onderstaande beleidsreconstructie is gestructureerd volgens bovengenoemde 5 thema’s. Nadeel is dat deze thema’s van verschillende orde zijn (bijv. regelgeving EU verband is een kanaal), en overlap plaats vindt (bijv. goed bestuur), voordeel is dat aangesloten wordt bij de formulering van het regionale beleid. Per thema zal kort worden beschreven welke beleidsdoelstellingen zijn geformuleerd (i) vanuit het regionaal beleid, (ii) vanuit het sectoraal beleid, en (iii) welke relevante beleidsuitvoering heeft plaats gevonden, dit laatste mede op basis van de HGIS nota’s (Homogene Groep Internationale Samenwerking). Tenslotte wordt ingegaan op het onderwerp beleidscoherentie. In tabel 3 zijn in de 1 e kolom de belangrijkste doelstellingen vanuit het geografische (LA) beleid samengevat, in de 2e kolom zijn de meest relevante doelstellingen vanuit relevant sectoraal beleid genoemd, en in de laatste kolom is beschikbare informatie over beleidsuitvoering samengevat.
2
2. Thema’s 1. Beheer van biodiversiteit en waterstroomgebieden LA regionaal beleid De doelstelling van dit thema is de ondersteuning van belangrijke natuurgebieden en ecologische netwerken. In de actualisatie van 2009 is dit thema niet meer als zodanig geagendeerd. Aan dit beleid is met name bijgedragen middels sectorsteun aan partnerlanden in de LA regio, direct (via projecten) of indirect via versterking van sector ministeries en goed bestuur (zie onder thema ‘milieu en goed bestuur’). Daarnaast is ondersteuning verleend via multilaterale en internationale milieuorganisaties (met name Wereldbank, Inter American Development bank, FAO, NFP-facility, UNCTAD). Sectoraal beleid Het actieprogramma Duurzame ontwikkeling, getiteld ‘Duurzame daadkracht’, is in 2003 opgesteld door het kabinet. Het bestaat uit een nationaal en een internationaal deel. VROM is verantwoordelijk voor het nationale deel, BuZa voor het internationale deel. Het Nationaal Milieu Plan (NMP 4) benoemt zeven hardnekkige milieuproblemen. Voor vier van deze problemen zijn transities nodig, waaronder de transitie naar duurzaam gebruik van biodiversiteit en natuurlijke hulpbronnen. BuZa (Ontwikkelingssamenwerking) heeft het initiatief om deze transitie te realiseren, met als speerpunten: ecologische netwerken, bossen, vis- en agrarische ecosystemen en agrobiodiversiteit. Er zijn geen specifieke doelen genoemd voor de LA regio. Met het Beleidsprogramma ‘Biodiversiteit Internationaal’ (BBI I) (2002 - 2006) en BBI II (2007-2011) van de Ministeries LNV, VROM en BuZa / OS is de nadruk verschoven van bescherming naar duurzaam gebruik van biodiversiteit, onder andere door: Het afremmen van verlies van biodiversiteit buiten de EU Het koppelen van armoedebestrijding aan duurzaam gebruik van natuurlijke hulpbronnen, een beter milieu en duurzame economische groei Het integreren van biodiversiteitaspecten in economische groei. Het beleidsprogramma BBI II (2008-2011), getiteld ‘Biodiversiteit werkt’, heeft een vijftal inhoudelijke prioriteiten, te weten: handelsketens en biodiversiteit, betalen voor biodiversiteit, biodiversiteit werkt, ecologische netwerken en mariene biodiversiteit en visserijketens. Deze prioriteiten worden gerealiseerd middels de volgende drie programma’s: 1. Versterken van beschermde gebieden, bufferzones en andere ecologische netwerken, 2. Verduurzamen van het gebruik van biodiversiteit, 3. Verminderen van negatieve effecten van Nederlands handelen op de biodiversiteit. Het bossenbeleid is hierbij van groot belang. Hierbij dient het Regeringsstandpunt Tropisch
Regenwoud (RTR) uit 1991 als kader voor Nederland, met als hoofddoelstelling het actief beschermen van tropisch regenwoud waardoor ontbossing wordt tegen gegaan. Ook staat in het RTR dat (inter-)nationaal beleid gericht moet zijn op de versterking en duurzaam beheer van bossen. Nederland heeft internationaal de ambitie om op dit terrein een rol te spelen. Het internationale bossenbeleid is sindsdien in relevante beleidsdocumenten verwerkt en geïntegreerd.
3
Wat betreft waterbeleid, is een interdepartementaal samenwerkingsverband “Partners voor Water” opgericht, waarbij overheid, bedrijfsleven en kennisinstellingen in Nederland samenwerken om Nederlandse expertise op integraal waterbeheer optimaal in het buitenland in te zetten. Relevante beleidsuitvoering Wat betreft internationale biodiversiteit en ecologische netwerken is voor Nederland o.a. de Amazone van groot belang. Doel is om in deze regio’s duurzame economische ontwikkeling te steunen. In de Amazone wordt de meerlandenorganisatie ACTO (Amazon Cooperation Treaty Organisation) gesteund waarbij ook ruimtelijke planning een rol speelt.
Volgens de HGIS zijn de investeringen in RTR toegenomen van EUR 30 mln. in 2004 tot 68 mln. in 2010. Voor de periode 1999-2005 is bepaald dat Latijns-Amerika een belangrijke ontvanger was van deze RTRfondsen (IOB, 2008), namelijk gemiddeld EUR 15 miljoen per jaar (25-35% van totale RTR fondsen). Sinds 2003 daalt dit aandeel ten gunste van de bijdragen aan wereldwijde organisaties en programma’s. 1
Met waterbeleid is in 2010 een bedrag van circa EUR 14,9 mln. gemoeid. In de LA regio zijn projecten uitgevoerd in Brazilië, Mexico en Suriname, maar geen enkele LA land staat in de nieuwe planning van dit fonds (ook geen Delta regio’s). 2. Verbinden van ketenbeheer en duurzame ontwikkeling LA regionaal beleid De doelstelling van dit thema is het bewerkstelligen van betere en bredere samenwerking tussen de actoren in de keten. Het bedrijfsleven wordt opgeroepen om actief en financieel bij te dragen aan duurzame ontwikkeling en ontwikkelingssamenwerking met als focus armoedebestrijding. In de actualisatie van 2009 wordt in het algemeen ingezet op het stimuleren van MVO bij bedrijven die vanuit Nederland opereren, en op het verduurzamen van productieketens vanuit de LA regio. Sectoraal beleid De beleidsprioriteit ‘Handelsketens en biodiversiteit’ komt allereerst voort uit duurzame ontwikkeling en biodiversiteit beleid, en wordt recentelijk opgepakt door economisch beleid. Hierbij is de centrale doelstelling dat op termijn alle grondstoffen uit natuurlijke hulpbronnen of uit de natuur die we in Nederland gebruiken duurzaam zijn geproduceerd. In de uitvoering wordt nauw aangesloten bij het kabinetsbeleid op het gebied van verduurzaming van ketens, zoals vastgelegd in: de "Kabinetsvisie Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen 2008-2011"; de kabinetsreactie op het SER-advies "Duurzame globalisering: een wereld te winnen" en de Tweede Kamerbrief over non-trade concerns en handel 2009. Vanuit economisch beleid is het doel om het verduurzamen van productiemethoden en – processen wereldwijd te stimuleren, en is het handelsbeleid erop gericht duurzaamheidsvraagstukken (de nontrade concerns of NTCs) te adresseren.2 Dit is vast gelegd in het SER beleid en de nota van het Ministerie van EZ over NTCs (TK, 2008-2009, 26485, nr. 68). Nederland opereert hierin volgens drie sporen. Het belangrijkste spoor is die van het EU verband – zie hiervoor thema 3.
1
Evaluatie OS-beleid tot behoud en duurzaam beheer van het tropisch regenwoud, 2008 NTCs is een containerbegrip waarin diverse zorgen over het milieu (o.a. klimaatverandering, bescherming en behoud van biodiversiteit), respect voor arbeidsnormen of dierenwelzijn onder één noemer worden geschaard. 2
4
In multilateraal verband wil Nederland een voortrekkersrol vervullen en stimuleert via de EU het opnemen van duurzaamheid op de WTO-agenda, wil zorg dragen voor het naleven van overeengekomen normen, en optreden tegen schenders. Bij onderhandelingen tussen EU en LA landen zijn van belang vrije markttoegang voor milieugoederen en -diensten door verlaging dan wel opheffing van tarieven en niet-tarifaire belemmeringen voor deze goederen en diensten. In unilateraal verband gaat het om het stimuleren van Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (IMVO) door Nederlandse bedrijven die in het buitenland opereren en het nemen van verantwoordelijkheid in de verduurzaming van handelsketens. Doel is ondermeer het stimuleren van MVO in het buitenland, zoals in de LA regio. Relevante beleidsuitvoering Wat betreft MVO beleid worden activiteiten gecoördineerd vanuit het Agentschap NL. Voor Brazilië is een MVO Toolkit gemaakt, en vinden in dit land Nederlandse investeringen plaats met MVO karakter via diverse banken (o.a. RABO, Oikocredit), via FMO en via bedrijven. Bedrijven maken ondermeer gebruik van de PSOM (2006-2008) en PSI (vanaf 2009) subsidieregeling via het Agentschap NL. Het gaat om innovatieve co-investeringsprojecten in opkomende markten, met een subsidie van 50% en projectomvang van EUR 0,25-1,5 mln. In de periode 2006-2009 waren er in totaal 52 projecten in 8 landen in de LA regio (Bolivia, Brazilië, Ecuador, El Salvador, Honduras, Guatemala, Nicaragua, Peru (en Suriname) - zie ook tabel 2). Veel van deze projecten hadden een expliciete MVO focus. FMO had in 2011 een portefeuille in Brazilië van EUR 90 mln. en organiseerde diverse activiteiten om MVO in dit land te stimuleren.
Tabel 2: PSI financieringen in LA regio (exclusief Suriname) in 2009 (PSI 2009 jaarverslag) Project land en titel Time span Budget (50% PSI) Bolivia Developing a reliable supply chain of quality wild cocoa 2010-2012 EUR 503,000 Piloting the generation of electricity and carbon credits 2009-2011 EUR 1,500,000 through gasification of Brazil nut shells and Pods Brazil Production of Babassu charcoal 2009-2011 EUR 1,500,000 "Cerrado" Frozen Fruits Ltd: Modernization of Procurement 2009-2012 EUR 1,000,000 and Processing Facilities for exotic frozen fruit pulps Project Production Peppers 2009-2011 EUR 1,322,600 Exotic mushrooms from Brazil 2010-2011 EUR 1,499,966 Amazon Outdoor Training & Teambuilding Conference Centre 2010-2011 EUR 1,475,000 Honduras Establishing the production and export of small indoor plants 2010-2011 EUR 969,450 Nicaragua Piloting the cultivation of fresh herbs for export 2009-2011 EUR 959,100 Peru Dairy Factory 2009-2011 EUR 1,495,000 Introducing subsurface drip irrigation and organic asparagus 2009-2012 EUR 1,500,000 growing Wat betreft duurzame handelsketens is sinds 2008 het Initiatief Duurzame Handel (IDH) opgericht dat zich tot doel stelt de duurzaamheid van internationale productieketens te verbeteren door sociale, ecologische en economische knelpunten voor de spelers in ketens weg te nemen. Het gaat 5
om publiek-private partnerships met partijen uit zowel noord als zuid. Het budget voor IDH was begroot op EUR 62 mln. voor de periode van 2008-2013; de looptijd is verlengd tot 2015 (TK, 20102011, 32500 V, nr. 8). De ketens van soja, hout en suiker zijn het meest relevant voor de LA regio. De sterke expansie van sojaverbouw en export naar NL en de EU leidde tot aandacht voor negatieve milieu en sociaal-economische effecten onder NGOs, en de oprichting van de Nederlandse Sojacoalitie in 2004. Daarin zijn vertegenwoordigd: Both ENDS, ICCO/KerkinActie, IUCN-NL, Milieudefensie, Oxfam Novib, Stichting Natuur & Milieu, Solidaridad en WNF-NL. De Soja coalitie ontvangt gelden van de leden en extra subsidie van de overheid (MFS gelden). Er zijn door VROM, LNV en BuZa ook meerdere beleidsondersteunende studies gefinancierd en kleinere subsidies verleend aan dit thema. De Sojacoalitie staat aan de basis van en neemt deel aan de Round Table for Responsible Soy (RTRS), waar ook een aantal NL bedrijven en lokale partijen bij betrokken zijn. De RTRS bevordert de productie en import van gecertificeerde soja. In 2009 bereikte de RTRS overeenstemming over een standaard voor duurzame soja, en de verwachting is dat het aandeel duurzame soja de komende jaren sterk zal toenemen. In 2009 is deelname en subsidie aan de RTRS een onderwerp van discussie in het kabinet geweest. 3 De Nederlandse regering heeft sindsdien verschillende beleidsdocumenten opgenomen voor het terugdringen van de negatieve gevolgen van de sojaproductie. Sinds 2008 is duurzame soja één van de programma’s van het IDH. Het IDH sojaprogramma heeft als doel het draagvlak voor de RTRS te vergroten en de certificering van producenten in Latijns-Amerika te versnellen. In 2009 werd aan dit programma door IDH €230,000 besteed. Voor duurzame soja programma van IDH is het budget voor de periode 2011-2015 ongeveer EUR 10 mln. Voor wat betreft het thema hout, is ook veel aandacht gegaan naar duurzaam houtbeheer en FSC certificering in de LA regio, wederom vooral geïnitieerd en gefinancierd door NGOs (zoals ICCO, WNF, FSC Nederland). Zo organiseerde ICCO in 2006 een aantal consultaties in de Amazone regio om Nederlandse houtbedrijven te interesseren voor FSC hout productie in de regio. Sinds 2010 bestaat het IDH tropisch houtprogramma The Amazone Alternative (TAA) met als doel het verduurzamen van hout uit Brazilië, Peru en Bolivia door onder andere opschaling van FSC certificering (4 miljoen ha gecertificeerd bos in 2013), met een budget van EUR 6,6 mln (2010-2015). Wat betreft suiker is er ook aandacht voor verduurzaming van de keten, vooral vanuit NGOs (ondermeer Cordaid en Both Ends). De suikerriet productie wordt sterk gestimuleerd voor de productie van bio-ethanol, met name in Brazilië. Dit heeft negatieve milieu en sociaal-economische gevolgen. Nederlandse NGOs dragen bij aan het Better Sugarcane Initiative (BSI) dat is opgericht om verduurzaming van suiker te bevorderen. IDH heeft een budget beschikbaar voor een suikerprogramma in de periode 2011-2015 (EUR 3 mln.). Onderstaand de IDH budgetten voor de periode 2011-2015, voor wat betreft alle ketens met relevantie voor de LA regio. Tabel 3 Publieke gelden IDH programma verduurzaming ketens (2011-2015) en belang van LA regio Product Investering Aandeel LA Betrokken landen in LA regio (EUR) regio Soja 10,2 mln. Geheel Argentinië, Bolivia, Brazilië, Paraguay, Uruguay Tropisch hardhout 6,6 mln. Geheel Bolivia, Brazilië, Peru Amazone Vlees 2 mln. Groot Argentinie, Brazilie, Paraguay, Uruguay Suiker 3 mln. Groot Afrika, Centraal Amerika, de Cariben, Brazilië 3
Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, 32 123 XIV, nr. 19
6
Palmolie Bloemen & planten Cocoa Natuursteen Duurzaam Tourisme Fruit en groenten Visserij
10 mln. 4,5 mln. 25 mln. 2 mln. 1,8 mln.
Klein +/- helft Klein Klein Klein
Brazilië, Colombia, Ecuador Latijns Amerika Colombia, Domenicaanse Rep., Ecuador, Peru Brazilië Brazilië
4,5 mln. 1,9 mln.
+/- helft Klein
Latijns Amerika Peru, Suriname
3. Inspanningen voor regelgeving in EU verband LA regionaal beleid De doelstelling van dit thema is het werken aan een verbeterde coherentie van regelgeving en het weg nemen van de spanning tussen milieubelangen en sociaaleconomische belangen in de LAlanden. In samenhang hiermee wil Nederland het internaliseren van sociale en milieukosten en milieubaten in de economische besluitvorming bevorderen. Deze internalisatie zal op EU niveau onderdeel uitmaken van beslissingen met betrekking tot vrijhandelsakkoorden en op nationaal niveau in relatie tot ontwikkeling van het bedrijfsleven en economische sectoren. In de actualisatie van 2009 wordt gesteld dat Nederland zich inzet voor samenhang tussen handels- en investeringsbeleid van de EU enerzijds en de inspanningen op armoedebestrijding, mensenrechten en milieu anderzijds. Nederland heeft zich ingespannen om deze samenhang ook terug te zien in de strategische partnerschappen van de EU met Brazilië (2007) en van de EU met Mexico. EU beleid De EU is de tweede economische partner voor de LA regio, met bilaterale handel voor een bedrag van €160 miljard in 2007. In 2007 vertegenwoordigde de EU ongeveer 14% van de export uit de LA regio. Voor de Cariben is de EU nog veel belangrijker, met 19% van de export bestemd voor de EU. Met Chili en Mexico heeft de EU Associatieakkoorden (Free Trade Agreements) afgesloten en sinds deze tot stand zijn gekomen is de handel tussen deze landen en de EU met resp. 70% en 250% toegenomen. Vanaf 2007 onderhandelt de EU over associatieakkoorden met de Andesgemeenschap (Bolivia, Colombia, Ecuador en Peru) en Centraal-Amerika – CAFTA (Costa Rica, El Salvador, Guatemala, Honduras, Nicaragua en Panama). Deze onderhandelingen zijn vrijwel afgerond. De onderhandelingen tussen de EU en de Mercosur zijn ook recentelijk weer opgepakt. De EU geeft ook unilateraal preferenties aan ontwikkelingslanden onder het Algemeen Preferentieel Stelsel (APS). Een aantal Latijns-Amerikaanse landen maakt gebruik van het stelsel APS+ waarbij ze extra preferenties krijgen toegekend als ze de verplichtingen van 27 verdragen op het gebied van mensenrechten, milieubescherming en goed bestuur ratificeren en implementeren. Het SER advies ‘duurzame globalisering’ heeft als doel dat meer landen en mensen profiteren van het globaliseringsproces. Relevant voor de LA regio is vooral het verbeteren van de toegang van producten tot de EU en de integratie in de wereldeconomie. De raad constateert dat de daadwerkelijke reikwijdte van producten uit ontwikkelingslanden met preferentiële toegang tot de Europese markt beperkt blijft. De hervormingen van het EU Landbouwbeleid zijn gericht op het wegnemen van handelsverstorende exportsubsidies en interne landbouwsteun (o.a. door het afbouwen van tariefescalatie voor landbouwproducten naarmate die verder verwerkt zijn). 7
Relevante beleidsuitvoering Duurzaamheid wordt door de EU in kaart gebracht middels reguliere Sustainability Impact Assessments, ondermeer voor Mercosur en de Association Agreements met de Andes landen en met Centraal Amerika.4 Ook met betrekking tot CAFTA wordt gewerkt aan environmental reviews, zowel voor VS als voor Centraal-Amerikaanse landen. Nederland is via de Nederlandse Commissie MER sinds 2001 betrokken bij capaciteitsopbouw van de Central American Commission for Environment and Development (CCAD) en heeft in 2007 een strategische MER uitgevoerd voor het Associatieakkoord tussen de EU en Centraal Amerika. 5 De effecten hiervan zijn voor zover bekend niet geëvalueerd. Nederland zet zich bij de onderhandelingen in om duurzaamheid te bevorderen bij de onderhandelingen. Dat gebeurt middels XXXXX. Nederland brengt haar standpunten ondermeer in tijdens de jaarlijkse EU-LA top, zoals tijdens de Tijdens vijfde EU-LA top in Lima (2008), waarbij wordt gesteld dat Nederland zich inzet voor afspraken over intensivering van bioregionale samenwerking op duurzame ontwikkeling, en oproept tot verduurzamen van de exploitatie van natuurlijke hulpbronnen en internationale produktieketens, ook van biobrandstoffen. Daarnaast zijn er handelsmissies, in EU verband of bilateraal (zie website Agentschap NL).
4. Milieu en goed bestuur LA regionaal beleid De doelstelling van dit thema is het steunen via internationale fora en bilaterale milieuprogramma’s van wet- en regelgeving met betrekking tot eigendoms- en gebruiksrechten van bos, land en water. De belangrijke aandachtspunten hierin zijn bosbeheer (nationale bossenprogramma's) en de certificering van hout. Daarnaast wordt dit beleid vooral geëffectueerd via de sectorsteun in partnerlanden die er vooral op is gericht de uitvoeringscapaciteit op het terrein van milieubeleid van de centrale en decentrale overheden te versterken (vanaf 2009 Colombia, Guatemala en Bolivia). Sectoraal beleid Wat betreft milieu en goed bestuur is vooral relevant de Nederlandse bijdrage aan het actieplan Forest Law Enforcement, Governance and Trade (FLEGT), waarbij illegale kap wordt tegen gegaan door het versterken van duurzaam bosbeheer, het verbeteren van het management van legaal gekapt hout en de promotie ervan. Hierbij wordt aangesloten bij het eerste thema (biodiversiteit en bossen). Relevante beleidsuitvoering Tabel 4 geeft een overzicht van de sectorsteun aan de LA focuslanden in de evaluatieperiode. Tabel 4: Overzicht sectorsteun aan milieu en water in partnerlanden in LA 2006-2010 (in mln EUR)
Land/jaar
2006
2007
Bolivia 1.370 1.963 Colombia 12.120 9.451 Guatemala 5.797 9.409 Totaal 19.287 20.823 Bron: HGIS Jaarverslagen 2006-2010
2008
2009
2.261 11.116 7.517 20.894
2010
5.278 9.783 7.322 22.383
4
Zie: http://trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2010/april/tradoc_146014.pdf, en http://trade.ec.europa.eu/doclib/docs/2010/june/tradoc_146262.pdf 5 Zie: http://docs1.eia.nl/mer/diversen/views_experiences_2009_p33-37.pdf
8
7.233 10.320 5.897 23.450
totaal 18.105 52.790 35.942 106.837
Op het terrein van het FLEGT is vooruitgang geboekt in diverse landen, met Volutary Partnership Agreements (VPAs) voor Ghana, Kameroen, Congo, en meer recentelijk in ontwikkeling voor Maleisië, Vietnam en Indonesië. In de LA regio is alleen een FLEGT project in Colombia. In andere landen, zoals met name Brazilië, Ecuador, Peru en Honduras lopen wel vergelijkbare initiatieven. Het blijkt lastig om met lokale overheden tot overeenstemming te komen over FLEGT projecten of VPAs. Dat wil niet zeggen dat er op het gebied van bossen governance geen voortgang is. 6
Binnen de EU is het Zevende kaderprogramma (KP7) het instrument voor financiering van onderzoek en ontwikkeling. Onlangs is in dit kader een project over milieubeheer in LA regio gestart dat zich richt op mogelijkheden voor eerlijk een duurzaam gebruik van hulpbronnen. 5. Klimaat en energie LA regionaal beleid In de beleidsnota ‘Goede Buren, Verre Vrienden’ worden klimaatverandering en energie niet als thema opgevoerd. We worden Clean Development Mechanisms (CDM’s) aangekondigd voor de ontwikkeling van de Amazone-markt voor milieudiensten. In eerste instantie gaat de aandacht bij het thema klimaatverandering uit naar het verzachten van effecten. Daarnaast is er aandacht voor beleid gericht op aanpassingen, bijvoorbeeld bij de planning op nationaal niveau. In de actualisering van 2009 wordt er veel nadruk gelegd op klimaat en energie, met aandacht voor biobrandstoffen waarbij Nederland zich in EU verband zal inzetten om potentiële kansen en negatieve effecten tegen elkaar af te zetten. Sectoraal beleid Nederland moet volgens het Kyoto-protocol 6% minder broeikasgassen in 2012 uitstoten dan in 1990. Dat komt neer op een toegestane emissie van 200 megaton broeikasgassen per jaar tussen 2008 en 2012. Bij overschrijding kan Nederland de extra uitstoot compenseren. Daar zijn drie handels mechanismen voor: handel in carbon emissierechten, Clean Development Mechanism (CDM) of Joint Implementation (JI). CDM en JI zijn project-gerelateerde mechanismen die carbon credits opleveren. Deze mechanismen stimuleren duurzame ontwikkeling in landen waar de projecten plaats vinden (in dit geval de LA regio) en helpen betalende landen om hun Kyoto doelen te realiseren. Daarnaast bestaat het mechanism van “Reduced Emissions by Deforestation and forest Degradation (REDD)”, maar dit kan alleen nog maar via de vrijwillige markt. Naar aanleiding van de Europese biobrandstoffenrichtlijn uit 2003 (2003/30/EG) is in Nederland wetgeving geïntroduceerd om het gebruik van biobrandstoffen te stimuleren. In 2006 werd een gedeeltelijke accijnsvrijstelling voor biobrandstoffen ingevoerd. Sinds 2007 zijn bedrijven, die benzine en diesel op de Nederlandse markt brengen, verplicht om een bepaald percentage (op energiebasis) van hun afzet in de vorm van biobrandstof te leveren. Het verplichte percentage nam toe van 2% in 2007 tot 3,26% in 2008. Als gevolg van toenemende aandacht voor met name de mogelijke indirecte effecten van de productie van biobrandstoffen (met name op voedselzekerheid) werden in 2008 de doelstelling voor 2010 neerwaarts bijgesteld van 5,75 naar 4%.
6
Zie bijvoorbeeld 6th FLEGT coordination meeting (2011): http://ec.europa.eu/development/icenter/repository/Final_report_FLEGT6th%20meeting_EN.pdf
9
Over het thema duurzame productie van biomassa heeft EZ het initiatief genomen, middels de door de overheid ingestelde Projectgroep Duurzame Productie van Biomassa, onder voorzitterschap van professor Jacqueline Cramer, en in 2007 uitgebracht Toetsingskader voor Duurzaam Geproduceerde Biomassa. Dit toetsingskader is vervolgens uitgewerkt in meer operationele standaarden, en staat aan de basis van de huidige regelgeving op dit terrein, op Nederlands (zoals NTA 8080) en op Europees niveau.
De SER raad steunt de door de Europese Commissie geformuleerde doelstellingen ten aanzien CO 2reductie, duurzame energie en energiebesparing. Over de voortgang op het gebied van biomassa is de kamer geïnformeerd (TK 2009-2010, 30196 nr. 103). Relevante beleidsuitvoering Er zijn veel CDM en JI projecten uitgevoerd in de LA regio. Uit de HGIS nota uit 2004 blijkt dat het budget dat aan CDM en JI wordt toegekend, sterk is toegenomen van EUR 21 mln. in 2004 tot EUR 67 mln. in 2009 en EUR 26 mln in 2010. Het is lastig om een overzicht te krijgen van projecten gefinancierd door NL in de LA regio. NL heeft CDM afspraken (MoU’s) getekend met Brazilië, Panama, Honduras, Colombia, Costa Rica, Guatemala, El Salvador, Uruguay, Nicaragua en Bolivia. Met name in Brazilië hebben CDM/JI projecten een sterke ontwikkeling door gemaakt. In 2009 stonden 164 projecten geregistreerd. Hiervan worden 21 projecten door NL gefinancierd (NL is daarmee de op één na grootste koper in Brazilië). NL financiert ondermeer een groot afvalverwerking (landfill) project in Brazilië, waarbij methaan gas wordt omgezet in electriciteit, met ongeveer 14 mln ton CO2 emissie reductie over 21 jaar. Dit levert bovendien lokale werkgelegenheid op en beoogt positieve effecten op lokale gezondheid en veiligheid. Veel andere CDM/JI projecten liggen op het terrein van duurzame energie (zon, wind, biomassa). Wat betreft klimaataanpassing wordt melding gemaakt van een pilotprogramma in Bolivia.
Via het Nederlands Agentschap worden projecten gefinancierd met als doel duurzaamheid van biomassa productie te bevorderen (vallend onder de programma’s Duurzame Biomassa Mondiaal en Duurzame Biomassa Import). In 2009 en 2010 zijn in deze programma’s wereldwijd meer dan 40 projecten gefinancierd, waarvan een 10-tal in de LA regio. Daarbij is ook aandacht voor indirect landgebruik effecten (zoals op voedselzekerheid en biodiversiteit). Brazilië is wereldwijd de belangrijkste exporteur van bio-ethanol, geproduceerd op basis van suikerriet. De Braziliaanse ethanol is momenteel wereldwijd de goedkoopste ethanol, en concurreert met de huidige fossiele benzineprijs. In Nederland verkochte bio-ethanol komt voornamelijk uit Brazilië. In 2008 tekende het Ministerie van EZ een MoU met Brazilie ‘MoU on bioenergy cooperation, including biofuels’. Het geeft een raamwerk voor een open dialoog, met 10 aandachtsgebieden waaronder een aantal die voorkomen uit de Cramer criteria. Er zijn belangrijke handelsbelangen voor Nederland, dat een mainport voor biofuels wil ontwikkelen in Rotterdam . Tijdens de vijfde EU-LA top in Lima heeft Nederland opgeroepen tot verduurzamen van de exploitatie van natuurlijke hulpbronnen en internationale productieketens waaronder die van biobrandstoffen. Ook relevant voor het thema klimaat en energie is de import door Nederland van zo'n 40 miljoen ton steenkool, waarvan ongeveer een derde uit Colombia. De winning van steenkool gaat gepaard met verschillende problemen; gevaarlijke arbeidsomstandigheden, onteigening van grond van kleine boeren 10
en verzuring van water en land. Deze problemen zijn met name bekend uit Colombia. In 2011 werden hierover Kamervragen gesteld. 7 De Nederlandse overheid wijst in haar reactie op het normatieve kader van de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen, ILO en VN verdragen. De regering geeft aan om in overleg met de sector de verduurzaming van fossiele brandstoffen te onderzoeken. 8 In 2010 startte Energie-Nederland, de brancheorganisatie van energiebedrijven, het zogeheten steenkooldialoog, met als doel het inzichtelijk maken van de toeleveringsketen van steenkool, en net verbeteren van de lokale omstandigheden van de gemeenschappen, werknemers en het milieu verbeteren in die landen waaruit Nederland steenkool importeert.
3. Coherentie Coherentie is voor Nederland beleid dat rekening houdt met de positie van ontwikkelingslanden. 9 Nederland streeft ernaar om negatieve gevolgen voor ontwikkelingslanden van Nederlands en EU beleid zoveel mogelijk te voorkomen, en mogelijkheden voor ontwikkeling van ontwikkelingslanden te optimaliseren. Het Kabinet zoekt hierbij naar synergie tussen het Nederlands belang en belangen van arme landen. Op de belangrijkste beleidsterreinen waar het hier in de praktijk om gaat (zoals landbouw, visserij, handel, migratie en ontwikkeling, grondstoffen) speelt de EU een belangrijke rol. Bij de Nederlandse inzet in EU- kader ten aanzien van deze thema’s worden de belangen van ontwikkelingslanden systematisch in kaart gebracht en meegewogen, middels een coherentietoets bij nieuw EU Beleid. De Coördinatie Commissie is het orgaan dat de Nederlandse standpuntbepaling ten aanzien van Europees beleid coördineert. De EU-verantwoordelijkheid voor beleidscoherentie is onder meer vastgelegd in het Verdrag van Maastricht en is sindsdien bevestigd en uitgewerkt in verschillende Raadscommissies . Beleidscoherentie staat ook in meerdere sectorale beleidsstukken als doel genoemd, vooral in beleid met betrekking tot duurzame ontwikkeling, milieu en biodiversiteit. In het najaar van 2011 zal de EU rapportage over Beleidscoherentie voor Ontwikkeling gereed zijn (niet specifiek voor NL of LA regio). De rapportage presenteert de voortgang op de vijf EU-prioriteiten (klimaatverandering; voedselzekerheid; migratie & ontwikkeling; kennis en intellectueel eigendom voor ontwikkeling; vrede en veiligheid voor ontwikkeling). In dit kader is gekeken naar mogelijke spanningsvelden t.a.v. het LA beleid, waarbij, zoals in bovenstaand gesteld, de grootste effecten te verwachten zijn als het gaat om EU beleid. 1. Liberalisering handel- en landbouwbeleid in EU verband (middels associatieverdragen en freetrade-zones), kan als tegenstrijdige effecten hebben: a. Het verder open stellen van EU markten voor grondstoffen uit de LA regio, zoals vlees, soja, biofuels, heeft volume risico’s voor bossen en biodiversiteit indien duurzaamheid clausules en nationale wetgeving niet voldoende waarborg bieden; 10 b. Het open stellen van LA markten voor EU producten, veelal verwerkte producten, kan lokale industrieën en werkgelegenheid benadelen.
7
Beantwoording kamervragen Van Tongeren door staatssecretaris Bleker (Economische Zaken, Landbouw en Innovatie) (ontvangen 18 februari 2011) over het gebruik van Colombiaanse kolen door Nederlandse energiebedrijven. 8 Motie van de leden Haverkamp en Jansen (TK 32500-XII nr. 25) 9 Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 32 605, nr. 4 12 10 Dit wordt algemeen als risico genoemd in de sustainability impact assessments die zijn uitgevoerd.
11
2. De MoU van Nederland met Brazilië heeft als NL belang het bijdragen aan klimaatbeleid en ontwikkelen van een NL biofuels mainport, streeft naar een groot volume aan vooral bio-ethanol. Dit heeft duurzaamheidsrisico’s zolang de huidige suikerriet en bio-ethanol productie niet voldoet aan duurzaamheidseisen (hetgeen nu het geval is). 3. De EU en NL hanteren een systeem van tariefescalatie voor landbouwproducten naarmate ze verder bewerkt zijn; dit stimuleert de productie en export van grondstoffen en benadeelt lokale verwerking (effecten op zowel ecosystemen / bossen als nadeel op werkgelegenheid). 4. Middels CDM en JI projecten draagt Nederland bij aan een reductie van CO2 emissies uit landen in de LA regio (en dit draagt bij aan NL Kyoto verplichtingen). Echter, ontbossing van de Amazone gaat onverminderd door en is een zeer belangrijke bron van CO2 emissies. Nederland is hierbij betrokken omdat een groot deel van de ontbossing (direct en indirect) veroorzaakt wordt door uitbreiding van soja productie. De balans zou wel eens negatief kunnen zijn. 5. Nederland importeert uit Colombia een derde van het totale steenkolen gebruik. Dit levert een grote bijdrage aan de CO2 emissie. Bovendien zijn er nog steeds ernstige twijfels over de sociaaleconomische gevolgen van deze exploitatie. Deze import staat in kontrast met Kyoto doelstellingen, inspanningen in de LA regio om via CDM/JI projecten CO2 emissies te verminderen, en inspanningen om duurzame energie te bevorderen (o.a. via handelsmissie). 6. De Nederlandse overheid stelde zich al in 1995 ten doel dat 100% van het hout op de Nederlandse markt legaal en zelfs duurzaam moest zijn. Echter, Nederland importeert nog steeds illegaal gekapt hout, ook uit de LA regio. Deze doelstellingen zijn sindsdien naar beneden bijgesteld. Zo is in het vierde Nationaal Milieu Beleidsplan de doelstelling dat in 2005 25% van het hout op de Nederlandse markt gecertificeerd moet zijn afgezwakt. De Nederlandse regering is bang dat vergaande maatregelen tegen illegaal hout aangevochten kunnen worden bij de WTO en gebruikt dit als argument om de optie van een algeheel importverbod niet verder uit te werken. De vraag is of met recente Nederlandse inspanningen om non-trade issues in WTO verband te verankeren dit argument nog steeds valide is. 4. Conclusies In de actualisering van het LA beleid (2009) valt op dat specifieke beleidthema’s zoals biodiversiteit en waterstroomgebieden minder aandacht krijgen, en dat de focus wordt verlegd naar een meer economische benadering van de milieuproblematiek voornamelijk via handelsketens en klimaatadaptatie. Het regionale (LA regio) beleid volgt daarbij vooral sectorale beleidsprioriteiten, maar blijft in de meeste gevallen tamelijk vaag. Er worden in het regionale beleid nauwelijks kwantitatief te evalueren doelstellingen geformuleerd. In het sectoral beleid is dat ook niet het geval voor zover het specifieke inspanningen voor de LA regio betreft.
12
Tabel 5: Overzicht relevante beleidsdoelstellingen en uitvoering Beleidsdoelstellingen LA regio
Doelstellingen relevant sectoraal beleid
Uitvoering
referentie
Thema 1: Beheer van biodiversiteit en waterstroomgebieden Ondersteuning van belangrijke natuurgebieden en ecologische netwerken
Interdepartementaal biodiversiteit: 1. versterken van beschermde gebieden, bufferzones en andere elementen van ecologische netwerken 2. verduurzamen van gebruik van biodiversiteit 3. verminderen van negatieve effecten van Nederlandse handelen op biodiversiteit in het buitenland BBI: gebiedsbescherming volgens ecologische netwerken; mariene gebiedsbescherming;
EU strategie duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen, en NL Taskforce Biodiversiteit en Natuurlijke Hulpbronnen Biodiversiteit bossen / Regeringsstandpunt Tropisch Regenwoud: actief beschermen tropisch regenwoud waardoor ontbossing wordt tegen gegaan; versterken duurzaam beheer van bossen Interdepartementaal water: Bevorderen samenwerking tussen overheid, bedrijfsleven en kennisinstituten om NL expertise op integraal waterbeheer optimaal in buitenland in te zetten. Thema 2: Verbinden van ketenbeheer en duurzame ontwikkeling Stimulering van betere en bredere SER: verantwoord internationaal ketenbeleid qua samenwerking tussen actoren in milieu en sociale omstandigheden (IMVO) de productieketen via PPPs BZ: Het koppelen van armoedevermindering aan
13
Ondersteunen van partnerlanden Guatemala, Colombia TK, 2004-2005, (5 mln in 2010 en 4 mln in 2011 SBS) en Bolivia. 29653, nr. 4. TK,2010-2011, 32500 V, nr. 8 Politieke en financiële steun: TK, 2004-2005, 1. Via WB: Meso American Biological Corridor 29653, nr. 4 2. Amazon Treaty Organization (OTCA) 3. Via IADB aan geïntegreerd waterbeheer 4. Via FAO en NFP-Facility aan bossenbeleid 5. UNCTAD Biotrade Programme 6. Facilitatie "White Water to Blue Water initiative" met UNEP, CARICOM, ACS Betalen voor biodiversiteit: betaling ecosysteem services in Peru en Guatemala via WWF (2009) In periode 1999-20056 ongeveer EUR 15 miljoen per jaar in focuslanden in LA regio naar bossensector (Colombia, Bolivia, Guatemala, Partners voor water' in Brazilië en Mexico (en HGIS nota 2004 (TK, Suriname) (2005-2008). 2003-2004, 29233, LA regio is geen prioriteit voor nieuw beleid op water of nr. 2) deltas
PPP in Colombia: "sustainable development program for Narino’s coffee growing families” Ondersteuning IDH verduurzaming van ketens / International Duurzame Handel (IDH) programma
TK, 2004-2005, 29653, nr. 4
Stimuleren van MVO bij Nederlandse bedrijven, vanuit concurrentie perspectief Ondersteuning aan het verduurzamen van internationale productieketens
Verzekeren van randvoorwaarden door samenwerking met IFI's, VNorganisaties, etc..
duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen EZ: verduurzamen van productiemethoden en – processen wereldwijd door handelsbeleid in te zetten om NTCs (non-trade concerns) te adresseren. VROM: Doel is dat alle grondstoffen uit natuurlijke hulpbronnen die we in Nederland gebruiken duurzaam zijn geproduceerd, door verduurzaming van consumptie en productie in handelsketens, veiligstellen ecosysteem diensten en beprijzen daarvan.
EU strategie duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen, en NL Taskforce Biodiversiteit en Natuurlijke Hulpbronnen Thema 3: Inspanningen voor regelgeving in EU verband
PPP in Ecuador: duurzame bloemen- en plantenteelt. Andere PPPs in Colombia, Peru, Bolivia en Brazilie.
TK, 2008-2009, 29653, nr. 6
Stimuleren van MVO en duurzame handel middels projecten gefinancierd door PSOM (later PSI) programma, en ander handelsbeleid. Duurzame productieketens plus certificering voor biobrandstoffen in Bolivia.
TK, 2008-2009, 26485, nr. 68
PSOM / PSI projecten (52 in LA regio in periode 20062009), velen met MVO inzet Handels missies Investeringen van banken en bedrijven, met MVO karakter
TK, 2004-2005, 29653, nr. 4
Door associatie bevorderen van: politieke doelstellingen van democratie, mensenrechten, goed bestuur en sociale cohesie en stimuleren van economische en SER: meer landen en mensen laten profiteren van ecologische ontwikkelingen. globaliseringsproces door: 1. toegang producten tot EU 2. ontwikkeling particuliere sector en goed bestuur in ontwikkelingslanden 3. voorwaarden scheppen economische groei die armen ten goede komt.
Bevorderen samenhang tussen handels- en investeringsbeleid van EU enerzijds en inspanningen op armoedebestrijding, mensenrechten en milieu anderzijds.
MoU tussen NL en Brazilië (2007) Opzet van strategische partnerschap met Mexico.
14
TK, 2007-2008, 31250, nr.1
Bilaterale dialoog en bezoeken naar diverse landen TK, 2008-2009, 29653, nr. 6 Deelname NL aan EU delegaties en overleg Diverse handelsmissies
Doelstellingen: 1. Afbouwen van tariefescalatie 2. Versoepelen van oorsprongsregels in preferentiële handelsovereenkomsten 3. Verminderen van aantal 'gevoelige producten' in handelsovereenkomsten. TK, 2008-2009, 29653, nr. 6
Bevordering internalisatie van sociale en milieukosten en milieubaten in economische besluitvorming in relatie tot vrijhandelsakkoorden (regionaal) en ontwikkeling van bedrijfsleven en economische sectoren (nationaal).
EZ: d.m.v. unilaterale preferenties economische vooruitgang (APS) en duurzame ontwikkeling (APS+) van ontwikkelingslanden stimuleren. EZ: Inzet NL met name in het bevorderen van duurzaamheid in de onderhandelingen van vrijhandelsakkoorden en EPAs
Nederlandse inbreng in tot stand komen van APS met diverse landen in LA regio? Nederlandse inbreng in : Sustainability Impact Assessments (Mercosur, Chili en Cariben). EU-Mercosur: impact assessment ook van contributie vee aan GHG emissies. Environmental reviews SEA van associatieverdrag EU - CAFTA Tijdens vijfde EU-LA top in Lima NL inbreng: 1. afspraken over intensivering van bioregionale samenwerking op duurzame ontwikkeling. 2. NL roept op tot verduurzamen van de exploitatie van natuurlijke hulpbronnen en internationale produktieketens, ook van biobrandstoffen.
Thema 4: Milieu en goed bestuur Harmonisatie van wetgeving Steun aan wet- en regelgeving m.b.t. eigendom- en gebruikrechten van bos, land en water via int. fora en bilaterale milieuprogramma's. Aandacht voor bosbeheer (nationale bossenprogramma's) en certificering van hout. Harmonisatie van instrumenten van analyses van effecten op milieu (EIA) en van strategische milieu-analyses (SEA). Thema 5: Klimaat en energie Biobrandstoffen: ondersteuning aan verduurzaming van
FLEGT: tegengaan van illegale kap door het verzekeren van duurzaam bosbeheer, het verbeteren van management van legaal gekapt hout en de promotie daarvan
Participatie aan Forest Law Enforcement, Governance and Trade (FLEGT) – maar vrijwel geen projecten in LA regio
Zevende EU kaderprogramma (KP7): project over milieubeheer in Latijns-Amerika.
PPP: 4-jarig project over ‘Environmental Governance in Latin America and the Caribbean’ (ENGOV) sinds maart 2011.
VROM: Nederland moet volgens het Kyotoprotocol in 2012 6% minder broeikasgassen
Samenwerking tussen NL en Brazilië voor toetsen van handelsstromen aan Europese duurzaamheidseisen
15
TK, 2004-2005, 29653, nr. 4
TK, 2008-2009, 29653, nr. 6
internationale produktieketens van biobrandstoffen.
uitstoten dan in 1990. Compensatie kan ondermeer plaats vinden via het CDM en het JI mechanisme.
NL zich in om potentiële kansen en negatieve effecten van EZ: Verplicht percentage biobrandstoffen 2% in biobrandstoffen tegen elkaar af te 2007, 3.3% in 2008 en 4% in 2010 zetten, ook in EU verband
Ontwikkeling van (Amazone-) markt voor milieudiensten via CDM
Steun aan processen voor ontwikkeling van criteria voor duurzaamheid en legaliteit en aan programma's voor capaciteitsopbouw voor certificering en verificatie. PPP in Brazilië op basis van MoU Biobrandstoffen met uitdrukkelijke aandacht voor duurzame produktie ervan (2008-2009) Pilotprogramma in Bolivia op gebied van beleid tot aanpassing aan klimaatverandering Financiering via GEF, Wereldbank (Carbon partnership Facility voor 15 mln.), Netherlands Climate Assistance programme (NCAP) CDM en JI projecten in LA regio, toename in fondsen. Voorbeeld is Novogerar-project in Rio de Janeiro. CDM afspraken met Brazilië, Panama, Honduras, Colombia, Costa Rica, Guatemala, El Salvador, Uruguay, Nicaragua, Bolivia EZ: subsidie fonds via Agentschap NL van Global Sustainable Biomass programme, met diverse projecten gefinancierd in LA regio, ondermeer in Brazilië, Colombia, Nicaragua
16
TK, 2008-2009, 29653, nr. 6 TK, 2008-2009, 29653, nr. 6 TK, 2004-2005, 29653, nr. 4 TK, 2004-2005, 29653, nr. 4
II. Evaluatieopzet In het ontwikkelen van de evaluatieopzet is een aantal onderwerpen geïdentificeerd waarin met name regionale (LA regio) en sectorale beleidsdoelstellingen samenkomen. Het dienen ook onderwerpen te zijn die over de gehele evaluatieperiode relevant zijn geweest, en die tevens voor de komende jaren relevant zullen zijn. In de keuze van onderwerpen is ook rekening gehouden met een nieuw soort relatie tussen Nederland en de LA regio. Het zal daarbij niet meer gaan over ontwikkelingssamenwerking, maar vooral om een economische / handelsrelatie waarbij duurzaamheidsaspecten om aandacht vragen, met wederzijdse belangen. De volgende onderwerpen zijn geïdentificeerd met aangegeven relevantie en verband met beleidsdoelstellingen (tabel 6). In tabel 7 worden de onderwerpen nader uitgewerkt. Er is daarbij ook aangegeven in hoeverre het PBL vanuit eigen expertise een bijdrage zal leveren. Tabel 6: Onderwerpen voor opzet beleidsevaluatie Onderwerp Relevantie / focus / opmerkingen 1. Bossenbeleid en Biodiversiteitbeleid en bossenbeleid duurzaam hout Duurzame handelsketens – hout keten, certificering Goed bestuur: FLEGT voortgang, in EU verband Rekening houden met NTCs in EU verband / in Associatieverdragen Focus op Amazone regio en Bolivia: Amazone is relevant gezien biodiversiteit belang en regionaal beleid, Bolivia is focusland. 2. MVO in LA regio Internationaal MVO beleid (EZ en SER) Duurzame handelsketens Rekening houden met MVO in Associatieverdragen Focus op Brazilië en Bolivia. Brazilië is voorloper en relevant gezien vele inspanningen vanuit NL, Bolivia is focusland en meer representatief. Mogelijk focus op relevante sectoren zoals soja (met MVO relevantie). 3. Duurzame soja Duurzame handelsketens en certificering – soja en verwerkte producten Duurzaam gebruik biodiversiteit Armoedebestrijding en werkgelegenheid Rekening houden met soja exopansie in Associatieverdragen Hierbij geen focuslanden want gehele regio is van belang (zuid amerika) 4. Suiker en bio Energie doelstellingen NL/EU ethanol in Duurzame handelsketens en certificering – suiker / bioethanol klimaat kader Armoedebestrijding en werkgelegenheid Focus op Brazilië gezien de MoU en grote volume. Daarnaast focus op Centraal-amerika in verband met Associatieverdrag waarin biobrandstoffen ook aan de orde komen en kansen om bij te dragen aan lokale ontwikkeling. 5. Duurzaamheids- Door Associatieverdragen bevorderen van duurzame ontwikkeling / aspecten in EU bevorderen samenhang handels/economisch beleid en milieu / inzet NL verdragen voor integratie duurzaamheidsaspecten in Associatieverdragen Voorwaarden scheppen economische groei die armen ten goede komt Toepassing instrumentarium inzake duurzaamheid Focus op landen in Centraal Amerika betrokken bij Associatieverdragen 6. Klimaat- en Klimaatdoelstellingen emissie reductie (Kyoto) in NL/EU energie Duurzame ontwikkeling door CDM en JI projecten samenwerking Opbouw capaciteit in LA regio t.b.v. goed bestuur Focus op Brazilië en Bolivia 17
Tabel 7: Opzet evaluatie: evaluatievragen, - kader en onderzoeksopties Evaluatieonderwerp, hoofd- en deelvragen 1. Bossenbeleid en duurzaam hout Heeft NL invloed gehad op duurzaam gebruik, actieve bescherming en goed bestuur van het Amazone bos? Welke inspanningen heeft NL in evaluatieperiode geleverd aan bosbescherming en goed bestuur, via diverse kanalen (multilateraal, bilateraal, EU en NGO)? Hierbij speciale aandacht voor FLEGT programma, goed bestuur en capaciteitsopbouw. Wat was in de periode de evolutie van het nationale bossenbeleid en – regelgeving? Zijn de voorwaarden voor bosbescherming significant verbeterd? Wat is daarbij de attributie aan NL bijdragen?
Focus / Beoordelingskader (criteria en indicatoren)
Welke inspanningen heeft NL in evaluatieperiode geleverd aan de ontwikkeling van duurzaam bosbeheer en hout exploitatie, via diverse kanalen (multilateraal, bilateraal, EU en NGO)? Wat was de effectiviteit van duurzaam hout inspanningen? Wat was de NL bijdrage aan import van legaal en duurzaam (FSC) hout uit de LA regio?
Waren de beleidsdoelstellingen en inspanningen m.b.t. het Amazonebos consistent? Wat was de relatie m.b.t. overig NL/EU (economisch, landbouw) beleid? Is er sprake van coherent beleid? 2. MVO in LA regio Heeft Nederland bijgedragen aan de ontwikkeling van MVO beleid in landen in de LA regio? Via welke subsidie kanalen en projecten heeft NL actief bijgedragen aan MVO beleid en capaciteitsopbouw (in genoemde landen)? 18
Focus op Amazonebos, met nadruk op regionale inspanningen en op Bolivia Aantal projecten en overige inputs, met type activiteiten, in EUR, via diverse kanalen Activiteiten FLEGT programma in LA regio, in EUR
Onderzoeksopties en -bronnen
Desk studie: inventarisatie activiteiten (o.a. via NGOs); IOB studie RTR en overige evaluaties: FLEGT voortgang rapportages en evaluatie studies
Ontwikkeling nationaal bossenbeleid, trends % ontbossing in Amazone Toe- / afname bedreigingen voor Amazone bos
Aantal projecten en overige inputs, met type activiteiten, in EUR, via diverse kanalen, met name aan ontwikkeling FSC Coördinatie tussen deze inspanningen % import illegaal hout uit Amazone in NL/EU % FSC hout uit Amazone bos, % import NL/EU Trends
Case studie bosbeleid en goed bestuur (regionaal, nationaal) Focus op OTCA en NL bijdrage Attributie NL middels interviews sleutelactoren Desk studie, ook activiteiten via NGOs (bijv. ICCO, WWF) en IDH programma
Integratie FLEGT in EU beleid t.a.v. LA regio Aandacht ontbossing in EU onderhandelingen associatieverdragen (Mercosur, …) Coherentie van het beleid via diverse kanalen
Focus op landen Brazilië en Bolivia, met nadruk op MKB branche Aantal projecten en overige inputs via subsidie kanalen, zo veel mogelijk in EUR, met nadruk op MKB branche
Desk studie: evaluaties, IDH programma Data illegaal hout, areaal FSC, FSC import Interviews met sleutelactoren en betrokken NL houtbedrijven Desk studie en analyse overig beleid Interviews met sleutelactoren en betrokkenen
Desk studie / inventarisatie: PSOM/PSI projecten, overige subsidie
Hoe is MVO op overige wijzen onder de aandacht gebracht bij NL bedrijven die in de landen actief zijn? Was MVO een aandachtspunt bij handelsmissies en overige bilaterale uitwisselingen?
Wat was recente evolutie van MVO bij bedrijven in de LA landen? Is er ondersteunend beleid? Wat zijn daarvan de sociale en milieu impacts?
Wat waren de resultaten, effecten en mogelijke impacts van NL inspanningen? Was er sprake van voorlopers op dit gebied? Hebben NL bedrijven een signaalfunctie gehad? 3. Duurzame soja Heeft NL invloed op ontwikkeling van randvoorwaarden voor duurzame soja productie in de LA regio? Welke inspanningen heeft NL in evaluatieperiode geleverd voor ontwikkelen van duurzame soja productie, via diverse kanalen (multilateraal, bilateraal, EU en NGO)? Hierbij speciale aandacht voor RTRS standaard ontwikkeling. Wat is de ontwikkeling in RTRS en duurzame soja productie? Wordt de vraag direct gestimuleerd door NL/EU? Welke NL bedrijven zijn hier direct bij betrokken, met name in de productielanden? Wat is de evolutie van soja productie en wat zijn de milieu en sociaal-economische gevolgen? Wat is het verschil in impact tussen gewone en duurzame soja? Wat is de aandacht voor duurzame soja in overig beleid, zoals NL landbouwbeleid, via de EU en via handelsmissies? Is er sprake van beleidscoherentie? Wat zijn de te verwachten toekomstige effecten, gezien toekomstscenarios van sojaontwikkeling en de ontwikkeling van randvoorwaarden voor 19
Aandacht voor MVO in economische activiteiten van bedrijven, banken, … Aantal keren dat MVO expliciet op de agenda stond in handelsmissies, met expertise Trends MVO ontwikkelingen in deze landen (bijv. aantal aangesloten bedrijven) Trends milieu en sociale duurzaamheid indicatoren in bedrijfstakken in deze landen Resultaten van genoemde inspanningen, spin-off en effecten op de branche
Desk studie / interviews: MVO via NGOs, banken, bedrijven (bijv. FMO), via NL Agency (bijv. gebruik MVO toolkit voor Brazilië) MVO op agenda tijdens handelsmissies Overzicht MVO ontwikkelingen in focus landen (bron o.a. ETHOS in Brazilië) Interviews met selectie van betrokken bedrijven MKB branches met NL invloed Desk studie van rapportages en jaarverslagen Interviews sleutelactoren
Focus op Zuid-Amerika (soja productie regio)
Aantal projecten en overige inputs, in EUR, via diverse kanalen. Relatieve bijdrage NL inspanningen aan RTRS standaard ontwikkeling
% duurzame soja productie Export / import naar NL/EU Belang NL bedrijven in sector
Desk studie van bestaande rapportages en statistieken, o.a. via IDH programma
% ontbossing in Amazone door soja, trends Sociaal-economische effecten, trends Vergelijking gewone en duurzame soja Duurzame soja op agenda in overig EU en NL beleid en inspanningen richting LA regio
Trends areaal soja en % duurzame soja Extrapolatie trends naar effecten (zie bovenstaand)
PBL studie milieu impacts Onderzoek sociaaleconomische impacts: bestaande gegevens en actualisering Overzicht relevant economisch beleid en inspanningen in LA regio Interviews sleutelactoren en bedrijven PBL scenario studie landgebruik Onderzoek, interviews overheden en bedrijven betrokken bij RTRS
Desk studie / inventarisatie: m.n. via NGOs en soja coalitie Review evaluatries: IOB studie en overige evaluaties
duurzame soja? Wat is daarbij de attributie aan NL? 4. Suiker en bio-ethanol in klimaat kader Heeft NL bijgedragen aan de ontwikkeling van de randvoorwaarden voor duurzame suikerriet en bioethanol productie, met voordelen LA regio en NL/EU? Welke inspanningen heeft NL in evaluatieperiode geleverd voor ontwikkelen van duurzame suikerriet en bio-ethanol productie, via diverse kanalen (multilateraal, bilateraal, EU en NGO)? Hierbij aandacht voor Better Sugarcane Initiative (BSI). Wat is het aandeel duurzame suikerproductie aan productie bio-ethanol? Wat zijn milieu en sociaaleconomische impacts? Welke trends en verwachtingen zijn er, gezien beleid in LA regio? Wat is bio-ethanol import in NL uit LA? In hoeverre draagt dit bij aan onze energie verplichtingen? Wat is de CO2 balans? Zijn er (betere) alternatieven? Wat is de aandacht voor duurzame suiker / bioethanol in overig beleid, zoals met name in de uitwerking van de MoU tussen NL en Brazilië. Ook aandacht NL energiebeleid, EU Associatieverdragen en handelsmissies? Is er beleidscoherentie? Wat zijn toekomstscenarios wat betreft suiker en bio-ethanol ontwikkeling? Zijn de voorwaarden voor duurzame productie significant verbeterd? Wat is daarbij de attributie aan NL? 5. Duurzaamheidsaspecten in EU verdragen Heeft Nederland bijgedragen aan kansen op duurzame ontwikkeling in LA landen via de EU Association Agreements (AA)? Wat is de rol en invloed van NL geweest in de onderhandelingen rond AAs van de EU met landen uit Centraal Amerika? Heeft NL specifiek aandacht gegeven aan duurzaamheid? 20
Focus op Brazilië en 2 landen in Centraal amerika
Aantal projecten en overige inputs, in EUR, via diverse kanalen. Relatieve bijdrage NL inspanningen aan BSI standaard ontwikkeling
Desk studie / inventarisatie: ook via NGOs (Cordaid, WWF, ICCO, Solidaridad,…); IOB studie en overige evaluaties
% duurzame suiker productie Milieu- en sociaal-economische effecten suiker productie en bio-ethanol processing
Export / import bio-ethanol naar NL/EU CO2 balans Belang NL energie verplichtingen Duurzame productie op agenda in MoU overleg NL – Brazilië Duurzame productie op agenda overig EU en NL beleid en inspanningen richting LA regio
Desk studie bestaande rapportages en statistieken, o.a. via IDH programma PBL studie milieu impacts Overzicht sociaal-economische impacts Desk studie bestaande rapporten, statistieken
Trends areaal soja en % duurzame soja
Case studie MoU NL – Brazilië: interviews en verslagen Analyse Associatieverdragen en aandacht voor duurzame suiker / bioethanol / biomassa via EU beleid PBL scenario studie landgebruik Onderzoek, interviews overheden en bedrijven betrokken bij BSI
Focus op landen in Centraal Amerika
Aandacht voor duurzaamheidsaspecten in onderhandelingen rond AAs, m.n. MVO, bossen, soja, biofueld, bio-ethanol Rol daarin van NL
Review: verslagen van onderhandelingen rond AAs, met rol daarin van NL
Welke studies zijn uitgevoerd naar de duurzaamheidsaspecten van de AA voor Centraal Amerika (CA), en hoe zijn de resultaten gebruikt door NL om duurzaamheid te bevorderen? Wat was de rol van NL bij de integratie van duurzaamheidsaspecten in de AAs? Is dit voldoende om duurzaamheid te realiseren? Wat zijn de te verwachten milieu- en sociaaleconomische effecten van het uitvoeren van de AAs? 6. Emissie handel in kader van klimaatbeleid Wat is de bijdrage aan duurzame ontwikkeling in de LA regio, van NL inspanningen in het kader van CDM/JI projecten en emissiehandel tussen NL/EU en LA regio? Welke CDM/JI projecten zijn er door NL gefinancierd in de geselecteerde landen? Wat zijn de trends? Wat is de emissiehandel tussen NL en de LA regio? Wat is de effectiviteit en mogeljke impact van CDM/JI projecten op duurzame ontwikkeling (reductie CO2 emissies, milieu- en sociaaleconomisch)? Welke inspanningen heeft NL geleverd in het kader van het REDD mechanisme? Heeft dit de kansen op concrete REDD projecten in LA landen vergoot? Wat was de steenkolen import uit Colombia, en wat is hiervan het effect op de CO2 emissies van NL? Wat doet NL om de overige negatieve effecten van steenkolenproductie te verminderen? Wat kan gezegd worden over beleidcoherentie op dit gebied? Hoe verhoudt zich de CO2 emissie reductie middels CDM/JI en potentieel REDD projecten, met CO2 uitstoot door ontbossing (met invloed van NL/EU), en bovengeoemde steenkolen import?
21
Gebruik door NL van resultaten van studies naar duurzaamheidsaspecten in AAs (e.g. Sustainability impact assessment)
Integratie van resultaten in verdragen, rol NL Opinies maatschappelijke organisaties
Volume suiker en bio-ethanol volgens beleidsopties en scenarios
Gebruik van Sustainability Impact Assessments studies in NL overleg Case studie met interviews SEA van AA in CA, mede door commissie mer Desk review van enkele Aas en rol NL in onderhandleingen Interviews van enkele NGOs PBL analyses van te verwachten toename landgebruik door liberalisering
Focus op Brazilië en Colombia
Aantal CDM en JI projecten in LA regio, omvang (EUR), type projecten, trends Data emissiehandel NL – LA regio Resultaten CDM en JI projecten in LA regio: CO2 emissie, milieu, sociaal-economisch Data emissiehandel NL – LA regio
NL initiatieven op gebied van REDD in LA regio in relatie tot overige activiteiten op dit gebied REDD readiness in LA landen en bijdrage van NL Steenkolen import uit Colombia Milieu en sociaal-economische effecten Beleidsmaatregelen
Balans CO2 emissiereductie CDM/JI projecten met CO2 uitstoot ontbossing Potentieel CO2 emissiereductie via REDD
Review emissiehandel, CDM, JI en overige activiteiten vanuit NL in LA regio gericht op emissie compensatie Evaluatie selectie van CDM/JI projecten: desk review rapportages en case studie, interview sleutelactoren en betrokkenen Review activiteiten gericht op kansen inzetten REDD mechanisme, t.b.v. bosbescherming, door NL en overigen Review documentatie inzake steenkolen import uit Colombia: kamerstukken, NGO stukken, studies Berekening CO2 balans PBL emissiereductie balans studies Analyse beleidscoherentie