Het meten van stroomsnelheden met behulp van Laser-Doppler-Anemometrie
Met de techniek van Laser Doppler Anemomety (LDA) kan het stromingsprofiel in vloeistoffen bepaald worden. In de opstelling van dit experiment hebben we twee identieke laserbundels die elkaar kruisen in een buis met water. In het water bevinden zich kleinere deeltjes die het interferentiepatroon verstoren. Uit het gemeten signaal van deze verstoring kan de snelheid van de vloeistof op die positie berekend worden. De theorie hierachter wordt o.a. besproken in een praktische opdracht. De buis heeft een breed en een smal deel. We kunnen de stroomsnelheid in beide delen meten.
Figuur 1. Opstelling die je gebruikt om de stroomsnelheid in een buis te bepalen.
Je zult het experiment via internet uitvoeren. Dat wil zeggen dat de gehele besturing vanaf de computer thuis of op school plaats zal vinden. Omdat je dus niet zelf de opstelling kan zien, is er een foto van de opstelling toegevoegd (figuur 2). Een helium-neon laser (A) wordt op een tweetal spiegels (B en C) geschenen. Spiegel B is half-doorlaatbaar en spiegel C reflecteert al het licht. Er zijn nu twee laserbundels ontstaan die door middel van lens (D) gekruist worden. Het kruispunt van beide bundels ligt in buis (E). Het diafragma (F) zorgt ervoor dat het oorspronkelijke laserlicht niet in de fotocel (G) schijnt, maar het als gevolg van de deeltjes in de buis verstrooide licht wel. Twee webcams (H) worden gebruikt zodat jullie kunnen “zien” wat er in de opstelling gebeurt. Het enige dat in de opstelling kan bewegen is de buis. Het besturen van de opstelling gaat via internet via de website van de digitale universiteit. Zie hiervoor de Handleiding “Inloggen en reserveren op een webexperiment”. Hierna wordt verder beschreven hoe de software werkt.
1
Figuur 2. Foto van de opstelling.
Je start het web-experiment op via: http://www.science.uva.nl/remotelabs/website/ . Als het goed is heeft je docent een reservering gemaakt voor het webexperiment (zie “Inloggen en reserveren op een webexperiment”). Log in en ga naar My reservations. Hier kun je nu als het goed is klikken op Start experiment. Om het experiment te kunnen draaien heb je LabView RunTime Engine v7.1 nodig. Het downloaden hiervan gebeurt zodra je het programma voor de eerste keer opstart (grootte ± 33 MB, het downloaden kan dus even duren). Kies het secondary education profile, dat speciaal voor middelbare scholieren ontwikkeld is. Nadat je ongeveer 2 minuten hebt gewacht verschijnt het programma .
2
Het programma heeft vier tabbladen. In het tabblad “settings” kun je de opstelling naar wens instellen (figuur 3). Links zie je het kopje “position flow tube”. Door de schuifjes te verslepen (of gewoon een getalletje in te typen) en daarna op het knopje “change position” te drukken (dat verschijnt nadat je de positie gewijzigd hebt), kun je de positie van het focus ten opzichte van de buis variëren. Let daarbij op dat de opstelling niet altijd helemaal netjes gekalibreerd is. Het kan dus zo zijn dat als je X = 0 instelt de bundel niet helemaal precies in het midden van de buis zit. Je kunt het midden van de buis bepalen uit het stroomprofiel.
Figuur 3. Afbeelding van het tabblad “settings”
In het middelste gedeelte kun je de snelheid van de pomp die het water rondpompt variëren (pump speed). Een flow-metertje geeft weer hoeveel water er per seconde door de buis stroomt (in mL/s). Voor de experimenten die je gaat uitvoeren is het niet nodig om dit aan te passen: stel deze daarom in op stand 3 (ongeveer 0.6 ml/s). Onder kun je de temperatuur van het water aanpassen. Dit doe je wederom door of het schuifje te verslepen of door een getalletje in te typen. Het rechter gedeelte van dit tabblad laat beelden van de webcam zien. Je kunt kiezen voor een blik van boven en een blik van opzij, ook kun je afhankelijk van de snelheid van je internetverbinding het aantal beeldjes dat je per seconde van de camera ontvangt aanpassen (refresh rate). Meestal is 1 Hz ruim voldoende om te zien wat er gebeurt: als je internetverbinding traag is kan je hem ook lager zetten.
3
Nadat de juiste waarden ingesteld zijn, kun je bovenaan klikken op “measure”. Het meettabblad verschijnt nu.
Figuur 4. Afbeelding van het tabblad “measure”.
In het tabblad “measure” doe je de daadwerkelijke metingen (figuur 4). Linksboven zie je het signaal dat de fotocel waarneemt. Daaronder (bij frequency spectra) zie je het frequentiespectrum van het signaal van de fotocel. Dat frequentiesignaal is gerelateerd aan de snelheid van deeltjes in het water . In de beschikbare praktische opdracht wordt dit beschreven. Om een beter signaal te krijgen wordt het frequentiespectrum gesommeerd over (standaard) 50 metingen. In het rood zie je de laatste meting weergegeven en in het wit de som van alle spectra. Onderaan zie je f-min en f-max staan, waarmee je de frequentie schaal kunt aanpassen (eigenlijk de x-as op onderstaande grafiek). Normaliter kun je die van 500 Hz tot 10 kHz laten lopen. Rechtsboven zie je de knop (re)start averaging. Hiermee start je een meting. Er wordt dus gemiddeld over 50 metingen. Het aantal kan je bij “number of averages” instellen. Hoeveel er al van die metingen gedaan zijn kun je zien bij “number of averages completed”. Zodra “single averaging done” helder groen oplicht kun je verder naar het tabblad “analyses” waar je de analyse kan gaan doen.
4
Figuur 5. Afbeelding van het tabblad “analyses”
Bij de analyse kun je de eigenschappen van de frequentiepiek bepalen die in de grootste grafiek is weergegeven (figuur 5). De piek is een klokkromme en kan dus als zodanig gefit worden. Het fitten doe je door de cursor (het gele “kruis” in de grafiek) naar de top van de piek te verslepen, waarmee je een schatting maakt van de hoogte en de positie van de piek. Vervolgens klik je op “use cursor value for FIT”. Hiermee wordt je schatting ingevoerd bij het onderdeel van het programma dat de piek gaat fitten. Vervolgens kun je op “do FIT” klikken. Bij fit results zie je nu de resultaten van de fit. Je zult voor je verwerking alleen de position en de peak surface gebruiken. De fit wordt ook in de grafiek erbij getekend (rode lijn) en boven die grafiek zie je het verschil tussen de fit en het spectrum (groene lijn). Je kunt de fit weer weg halen door op “remove fit traces” te klikken en met “save averaged spectrum” kun je het spectrum opslaan. In het tabblad “journal” wordt alles wat je doet bijgehouden (figuur 6). Het is eigenlijk een soort logboek. Je kunt eventueel ook zelf nog dingen aan het journal toevoegen. Dat doe je door bij journal text een tekst in te typen en dan op “submit” te drukken. Na afloop van je experimenten kun je het logboek downloaden.
5
Figuur 6. Afbeelding van het tabblad “journal”
Veel succes en plezier !
6