Het meten van vooruitgang: Indicatoren voor verpleegen verzorgingshuizen
‘Quality Management by Result-oriented Indicators – Towards Benchmarking in Residential Care for Older People’ is co-financed by the European Commission in the framework of the PROGRESS Programme of DG Employment, Social Affairs and Equal Opportunities
Auteurs en projectpartners European Centre for Social Welfare Policy and Research (coordinator)
Wenen Oostenrijk
Frédérique Hoffmann Flip Maas Ricardo Rodrigues
E-Qalin GmbH
Bad Schallerbach Oostenrijk
Adelheid Bruckmüller Simon Gross Andreas Kattnigg Kai Leichsenring Wilfried Schlüter Heidemarie Staflinger
Technische Universität Dortmund Forschungsgesellschaft für Gerontologie
Dortmund Duitsland
Eckart Schnabel
Medizinischer Dienst des Spitzenverbandes Bund der Krankenkassen (MDS)
Essen Duitsland
Uwe Brucker
Ministry of Health, Equalities, Care and Ageing of the State of North Rhine-Westphalia
Düsseldorf Duitsland
Andreas Burkert Hans Braun Daniela Grobe
City University
London Engeland
Julienne Meyer
Vilans Kenniscentrum voor de Langdurende Zorg
Utrecht Nederland
Mirella Minkman Ruth Pel Sabina Mak
Wenen Oostenrijk
Katrin Gasior Willem Stamatiou
Lay-out en kopiebewerking European Centre for Social Welfare Policy and Research
Het doel van dit Handboek is zoveel mogelijk opnieuw geproduceerd en zo breed mogelijk verspreid te worden.
Extra exemplaren zijn verkrijgbaar via: Willem Stamatiou
[email protected] European Centre for Social Welfare Policy and Research Berggasse 17, A-1090 Wenen, Oostenrijk
De belangrijkste doelgroep van dit Handboek zijn de stakeholders binnen verpleeg- en verzorgingshuizen (management, personeel, cliënten, familie en toezichthouders). Het Handboek biedt instrumenten en informatie over hoe het gevalideerde kader van resultaatgerichte kwaliteitsindicatoren (met name indicatoren voor de kwaliteit van leven en met inbegrip van een conceptuele analyse) toegepast kan worden met het oog op benchmarking en kwaliteitsverbetering. Het bevat ook de set van 94 geselecteerde resultaatgerichte indicatoren, waarmee de kwaliteit van de resultaten in de zorg voor ouderen in verpleeg- en verzorgingshuizen kan worden bepaald, gemeten en beoordeeld. De indicatoren zijn gebaseerd op uitwisseling van ervaringen met resultaatgerichte indicatoren in geselecteerde lidstaten. Het Handboek is beschikbaar in drie talen: Engels, Duits en Nederlands. Dit product is afkomstig uit een project dat is gefinancierd door de Europese Commissie, DG Werkgelegenheid, Sociale Zaken en Gelijke Kansen; PROGRESS-programma
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
#$%&'(()*"
Dit
Handboek
is
een
product
van
het
project
‘Kwaliteitsmanagement
aan
de
hand
van
resultaatgericht
indicatoren
–
naar
benchmarking
in
de
verpleeg‐
en
verzorgingshuiszorg
voor
ouderen'.
Dit
project
wordt
medegefinancierd
door
de
Europese
Commissie,
DG
Werkgelegenheid
en
Consumenten
Veiligheid,
in
het
kader
van
het
PROGRESS‐programma.
Het
project
werd
gecoördineerd
door
het
Europees
Centrum
voor
Maatschappelijk
Welzijn
Beleid
en
Onderzoek
(Oostenrijk)
en
uitgevoerd
met
partners
uit
Duitsland
(de
Technische
Universität
Dortmund,
het
ministerie
van
Volksgezondheid,
gelijkheid,
zorg
en
vergrijzing
van
de
deelstaat
Noordrijn‐ Westfalen
en
de
Medizinischer
Dienst
des
Spitzenverbandes
Bund
der
Krankenkassen
–
MDS),
Nederland
(Vilans)
en
Engeland
(City
University
London),
en
ook
in
samenwerking
met
E‐Qalin
Ltd,
waarin
partners
zijn
vertegenwoordigd
uit
Oostenrijk,
Duitsland,
Italië,
Luxemburg
en
Slovenië.
Dit
handboek
is
ook
beschikbaar
in
het
Engels
en
in
het
Duits.
We
zijn
de
externe
deelnemers
van
de
projectteamvergadering
–
die
in
juni
2010
plaatsvond
in
Londen
–
erg
dankbaar
voor
hun
waardevolle
opmerkingen
en
input
met
betrekking
tot
een
eerdere
versie
van
de
lijst
van
resultaatgericht
indicatoren.
Ook
waren
zij
zo
vriendelijk
om
deel
te
nemen
en
hun
input
te
geven,
zowel
tijdens
de
validatieworkshops
die
werden
georganiseerd
door
E‐Qalin,
als
tijdens
het
Delphi‐onderzoek,
georganiseerd
door
onze
projectpartner
Vilans.
Dat
hebben
we
zeer
gewaardeerd.
De
auteurs
zijn
bijzondere
dank
verschuldigd
aan
Professor
Bernd
Marin
(Europees
Centrum
voor
Maatschappelijk
Welzijn
Beleid
en
Onderzoek
in
Oostenrijk),
Dr
Rehka
Elaswarapu
(Care
Quality
Commission
in
Groot‐Brittannië),
Susan
Blasko
(Duitsland),
mw.
Drs.
Inge
Rasser
(Ministerie
van
Volksgezondheid,
Welzijn
en
Sport,
Nederland),
Simon
Gross
(RBS
–
Center
fir
Altersfroen,
Luxemburg),
Christine
Wondrak‐Dreitler
(SeneCura
Sozialzentrum
Purkersdorf
Heimbetriebs
GmbH,
Oostenrijk)
en
Nadine
Hastert
(Servior,
Luxemburg).
We
willen
ook
graag
Katrin
Gasior
bedanken
voor
haar
geduldige
steun
tijdens
de
voorbereiding
van
het
ontwerp
en
de
lay‐out
van
het
Handboek;
Andrea
Hovenier
voor
haar
betrouwbaarheid
en
efficiëntie
met
betrekking
tot
de
organisatie
van
de
verschillende
projectteamvergaderingen
(in
Wenen,
Utrecht,
Dortmund
en
Londen);
Kai
Leichsenring
voor
zijn
aanzienlijke
bijdrage
aan
de
voorbereiding
van
de
Duitse
versie
van
het
Handboek
en
ten
slotte
Willem
Stamatiou,
die
het
laatste
typoscript
zorgvuldig
heeft
doorgelezen,
met
de
van
hem
bekende
aandacht
en
professionaliteit,
en
die
verantwoordelijk
was
voor
de
redactie
van
alle
drie
de
versies
van
het
Handboek.
!"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%-(.*/(01$23" #334"!5"67-83)1)(%*"3%"9%439*9%1::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::;" "
#334"+5"<(3"83"'3)&3%"=38">34$%1)9?&3"0)3/8$893@9%*97$8()3%:::::::::!!" "
#334";5"" #3".98*$19%1"2$%"9%*97$8()3%"*93"*3"&'$498398"2$%"4323%"=383% :::::++" "
#334"A5"" B9?/8"2$%")3/.48$$813)97-83"0)3/8$893@9%*97$8()3%"03)"*(=39%5 ::::::::;C"
Domein
1:
Kwaliteit
van
zorg .................................................................... 37
Domein
2:
Kwaliteit
van
leven .................................................................. 59
Domein
3:
Leiderschap ........................................................................... 103
Domein
4:
Economische
prestatie .......................................................... 121
Domein
5:
Context.................................................................................. 126
B983)$8..)5 ::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::::!;D"
+"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
#334"!5"67-83)1)(%*"3%"9%439*9%1" De
vergrijzing
van
de
bevolking
leidt
tot
een
toenemend
aantal
personen
dat
behoefte
heeft
aan
zorg
en
roept
op
tot
structurele
veranderingen
van
bestaande
en
opkomende
systemen
voor
langdurende
zorg
in
Europa.
Eén
van
de
strategieën
om
de
groei
in
vraag
en
aanbod
te
sturen
bestond
uit
het
omvormen
van
voorheen
publieke
systemen
in
gereguleerde
markten,
door
overheidsdiensten
te
complementeren
met
nieuwe
en
aanvullende
aanbieders
(commerciële
en
non‐profit
organisaties).
Eén
van
de
ambities
bij
het
toepassen
van
New
Public
Management
op
de
sociale
voorzieningen
en
de
gezondheidsdiensten,
was
om
de
efficiëntie
en
effectiviteit
te
verhogen,
met
het
uiteindelijke
doel
kosten
te
besparen
in
systemen
die
in
toenemende
mate
door
de
markt
worden
aangedreven.
Deze
ontwikkelingen
vormen
belangrijke
drijfveren
om
verplichte
of
op
zijn
minst
vrijwillige
systemen
voor
kwaliteitsmanagement
te
implementeren
en
maatregelen
voor
de
externe
controle
(certificering,
inspectie)
te
verbeteren.
Zorginkopers
moeten
weten
wat
zij
kopen
en
wie
ze
kunnen
vertrouwen
als
er
nieuwe
aanbieders
op
de
markt
komen.
Grotere
transparantie,
helder
gedefinieerde
beschrijvingen
van
diensten
en
bijbehorende
mechanismen
voor
kwaliteitsborging,
in
het
ideale
geval
gebaseerd
op
gezamenlijk
vastgestelde
indicatoren,
worden
een
voorwaarde
voor
het
bestuur
van
gereguleerde
markten
bij
het
beoordelen,
vergelijken,
monitoren
en
ondersteunen
van
de
inspanningen
in
de
sector
om
meer
resultaten
te
behalen
die
aansluiten
bij
de
behoeften
van
de
gebruiker.
Verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
dienen
te
streven
naar
meer
transparantie.
Niet
alleen
als
gevolg
van
veranderende
vormen
van
bestuur
(openbare
aanbestedingen,
leverancierscontracten
etc.),
maar
ook
vanwege
de
veranderende
verwachtingen
van
cliënten
en
hun
familie
met
betrekking
tot
de
kwaliteit
van
zorg.
Strategieën
om
de
huidige
tekortkomingen
van
de
sector
het
hoofd
te
bieden,
bestaan
onder
meer
uit
pogingen
om
te
streven
naar
een
verdere
oriëntatie
op
de
behoeften
van
gebruikers,
om
zowel
het
publiek
te
betrekken
alsook
de
kwaliteit
van
structuur,
proces
en
resultaten
in
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
te
verbeteren
met
behulp
van
kwaliteitsmanagement
en
betreffende
criteria
en
indicatoren.
De
dienstverleners
kunnen
kwaliteitsmanagement
ook
beschouwen
als
een
middel
om
de
effectiviteit
van
de
organisatie
bij
de
zorgverlening
te
vergroten,
of
het
welzijn
van
de
gebruikers.
Op
deze
wijze
staat
het
onderwerp
kwaliteitsborging
en
‐ontwikkeling
in
de
langdurende
zorg
in
Europa
al
vele
jaren
op
de
agenda
van
de
verschillende
actoren
in
de
zorgsector.
In
maart
2006
heeft
de
Europese
Raad
een
nieuw
kader
aangenomen
voor
het
proces
van
sociale
bescherming
en
sociale
integratie.
Binnen
de
langdurende
zorg
gelden
de
volgende
doelstellingen:
‘de
lidstaten
zetten
zich
in
voor
toegankelijke,
kwalitatief
hoogstaande
en
duurzame
gezondheidszorg
en
langdurende
zorg
door
ervoor
te
zorgen’
(...)
onder
andere
‘(...)
kwaliteit
van
de
gezondheidszorg
en
de
langdurende
zorg
(
...),
met
name
door
de
ontwikkeling
van
kwaliteitsnormen
die
een
weergave
zijn
van
internationale
best
practices
en
door
het
versterken
van
de
verantwoordelijkheid
van
beroepsbeoefenaren
en
van
patiënten
en
zorgvragers’
(Europese
Unie,
2006).
;"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
De
afgelopen
tien
jaar
is
een
breed
scala
van
maatregelen
en
initiatieven
van
de
kant
van
verzekeringsorganen,
diensten,
organisaties
en
onderzoeksprojecten
gericht
op
dit
onderwerp
en
is
veel
inspanning
gewijd
aan
de
verdere
ontwikkeling
van
kwaliteit.
Maar
toch
is
het,
vanwege
de
diversiteit
van
ideeën,
van
culturele
en
organisatorische
benaderingen,
en
ook
door
de
gebruikte
concepten
en
modellen,
niet
mogelijk
gebleken
te
komen
tot
een
uniforme,
algemeen
aanvaarde
definitie
van
kwaliteit,
die
de
verschillende
standpunten
van
de
actoren
bijeen
zou
kunnen
brengen
zodat
een
consensus
kon
worden
bereikt.
In
het
licht
hiervan,
is
het
niet
verrassend
dat
de
activiteiten
in
de
praktijk
vooral
geconcentreerd
blijven
op
de
kwaliteit
van
structuren
en
processen
Terwijl
het
de
moeite
waard
is
om
zowel
het
kader
waarbinnen
diensten
worden
verleend
te
monitoren
en
te
verbeteren,
alsook
de
functionele
en
professionele
basis
van
de
dienstverlening
te
vergroten.
Echter,
de
kwaliteit
van
de
resultaten
en
effecten
blijft
uitdagingen
bieden,
aangezien
het
in
de
persoonlijke
dienstverlening
nog
steeds
moeilijk
is
om
de
verschillende
aspecten
die
een
specifieke
uitkomst
genereren
te
onderkennen
en
om
onderlinge
overeenstemming
te
bereiken
over
een
gemeenschappelijk
kader.
De
doelstelling
van
het
project
‘Kwaliteitsmanagement
aan
de
hand
van
resultaatgerichte
indicatoren
(oftewel,
uitkomstindicatoren)
–
naar
benchmarking
in
de
verpleeg‐
en
verzorgingshuiszorg
voor
ouderen’
bestond
uit
het
verzamelen,
schiften
en
valideren
van
resultaatgerichte
kwaliteitsindicatoren
op
het
niveau
van
de
organisatie
van
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen,
op
basis
van
een
uitwisseling
van
ervaringen
in
de
geselecteerde
lidstaten.
Afgezien
van
de
kwaliteit
van
de
(verpleegkundige)
zorg,
werd
speciale
aandacht
geschonken
aan
het
domein
'kwaliteit
van
leven'.
Economische
prestaties,
leiderschapskwesties
en
de
sociale
context
vormden
een
aanvulling
op
de
domeinen
bij
het
definiëren,
meten
en
vaststellen
van
de
kwaliteit
van
de
resultaten
in
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen.
Een
andere
doelstelling
was
het
onderzoeken
van
en
ervaring
opdoen
met
methoden,
hoe
te
werken
met
resultaatgerichte
indicatoren
en
hoe
de
managers
in
de
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
te
trainen
in
het
omgaan
met
de
verschillende
uitdagingen.
Het
project
is
gecoördineerd
door
het
European
Centre
for
Social
Welfare
Policy
and
Research
(Oostenrijk)
en
uitgevoerd
met
partners
uit
Duitsland
(Universiteit
van
Dortmund,
MDS,
en
de
regering
van
de
deelstaat
Noordrijn‐Westfalen),
Nederland
(Vilans)
en
Engeland
(City
University
London),
en
tevens
met
E‐Qalin
Ltd,
waarin
partners
uit
Oostenrijk,
Duitsland,
Italië,
Luxemburg
en
Slovenië
zijn
vertegenwoordigd.
E38-(*(4(193" Het
projectteam
verzamelde
een
eerste
lijst
van
prestatie‐indicatoren
met
behulp
van
bestaande
richtlijnen
voor
kwaliteitsmanagement
en
kaders
uit
de
landen
die
zijn
vertegenwoordigd
in
het
project
(en
daarnaast
ook
van
de
minimale
dataset
uit
de
Verenigde
Staten).
Daarbij
werd
rekening
gehouden
met
verschillende
perspectieven,
waaronder
die
van
cliënten,
familie,
personeel,
management
en
anderen
die
werkzaam
zijn
in
de
bredere
sociale
en
politieke
context
(bijvoorbeeld
toezichthouders
en
commissarissen).
Onderstaande
kwaliteitskaders
vormen
de
kern
van
dit
project:
•
Het
Duitse
(Noordrijn‐Westfalen)
Referenzmodell
(Referentiemodel):
de
'Referentiemodellen
voor
de
bevordering
van
kwaliteitsontwikkeling
in
verpleeghuizen'
zijn
ontwikkeld
door
het
Instituut
voor
Gerontologie
van
de
Technische
Universiteit
van
A"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
Dortmund,
het
Instituut
voor
Verpleegkundige
Zorg
van
de
Universiteit
van
Bielefeld
en
het
Instituut
voor
Maatschappelijk
Werk
in
Frankfurt.
De
belangrijkste
doelstelling
van
dit
project
was
het
specificeren
van
de
zorg
en
van
de
maatschappelijke
dienstverlening,
de
ontwikkeling
en
evaluatie
van
kwaliteitscriteria
en
de
implementatie
daarvan
in
het
dagelijks
leven
van
het
verpleeg‐
of
verzorgingshuis,
met
het
doel
om
zowel
de
kwaliteit
van
zorg
als
de
kwaliteit
van
leven
van
cliënten
te
verbeteren.
De
componenten
zijn
geïmplementeerd
in
20
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
(referentiemodellen)
in
Noordrijn‐ Westfalen.
Voor
de
validatie
van
de
implementatie
en
de
realisatie
van
de
belangrijkste
conceptuele
elementen
is
een
uitgebreide
evaluatie
ontwikkeld,
die
onder
andere
structurele
gegevens
van
de
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
bevat,
cliëntenquêtes
en
focusgroepinterviews
met
het
personeel.
Er
is
een
verbetering
gerealiseerd
van
belangrijke
verzoeken
om
hoogwaardige
dienstverlening,
zoals
bijvoorbeeld
de
bevordering
van
de
mobiliteit
of
grotere
aandacht
voor
psychosociale
problemen.
De
belangrijkste
producten
van
het
project
zijn
een
leidraad
voor
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen,
waarin
kwaliteitscriteria
zijn
opgenomen
voor
de
meest
relevante
diensten
in
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
en
een
gestructureerde
implementatiegids
die
rekening
houdt
met
verschillende
organisatiestructuren
binnen
de
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen.
De
resultaten
van
het
project
vormen
een
valide
basis
voor
de
verdere
ontwikkeling,
definiëring
en
meting
van
de
kwaliteit
in
de
langdurende
zorg,
in
het
bijzonder
met
betrekking
tot
resultaatindicatoren,
rekening
houdend
met
klantgerichtheid,
transparantie,
overdraagbaarheid
en
de
responsiviteit
van
de
dienstverlening.
•
Het
Nederlandse
Kwaliteitskader
Normen
Verantwoorde
Zorg:
dit
Kwaliteitskader
en
de
bijbehorende
indicatorenset
is
ontwikkeld
door
de
nationale
koepelorganisatie
van
zorgaanbieders,
gebruikers
van
langdurende
zorg,
beroepsbeoefenaren,
zorgaanbieders
en
de
inspecteurs
van
gezondheidszorg
in
Nederland.
Het
is
ten
dele
gebaseerd
op
de
Consumer
Quality
Index
(CQ‐Index),
die
weer
is
gebaseerd
op
de
American
Consumer
Assessment
of
Healthcare
Providers
and
Systems
indicators
(CAHPS).
Bovendien
is
een
aantal
internationaal
veelgebruikte,
objectieve
resultaatindicatoren
opgenomen.
De
set
met
indicatoren
wordt
momenteel
geïmplementeerd
in
de
gehele
sector
voor
langdurende
zorg.
De
eerste
meting
is
uitgevoerd
onder
alle
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen.
De
bevindingen
zijn
in
juli
2008
gepubliceerd
op
een
landelijke
consumentenwebsite.
Bovendien
zijn
ze
opgenomen
in
het
verplichte
jaarlijkse
verslag
over
Maatschappelijke
Verantwoordelijkheid
van
september
2008.
De
set
fungeert
als
basis
voor
het
toezicht
door
de
inspectie
gezondheidszorg,
voor
de
aanbesteding
door
zorgverzekeraars
en
voor
kwaliteitsverbetering
door
middel
van
interne
kwaliteitsmanagementteams,
in
samenspraak
met
de
gebruikers
van
diensten
en/of
hun
vertegenwoordigers.
Verder
biedt
het
kaderprogramma
een
basis
voor
benchmarking
en
de
vrije
keuze
van
consumenten.
Naast
dit
kwaliteitskader
is
er
een
nationaal
verbeterprogramma
Zorg
voor
Beter
en
een
ondersteunend
netwerk,
die
zijn
gericht
op
het
verbeteren
van
de
resultaten
uit
het
Kwaliteitskader.
Het
verbeterprogramma
is
gebaseerd
op
het
principe
van
samenwerking
en
een
praktijkgerichte
verandermethodiek.
Tot
nu
toe
hebben
ongeveer
750
zorgorganisaties
aan
het
programma
deelgenomen
en
zijn
aanzienlijke
verbeteringen
bereikt
(30
tot
50%
verbeteringen).
In
2010
is
het
kwaliteitskader
herzien.
F"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
•
De
ervaringen
met
het
E‐Qalin
kwaliteitsmanagementsysteem:
E‐Qalin
is
het
resultaat
van
een
succesvol
Leonardo
da
Vinci‐project
(2004‐2007),
gefinancierd
door
de
Europese
Commissie,
met
partners
uit
Oostenrijk,
Duitsland,
Italië,
Luxemburg
en
Slovenië.
Het
is
gebaseerd
op
het
trainen
van
E‐Qalin
procesmanagers
en
een
zelfbeoordelingsprocedure,
waarin
66
criteria
in
het
gebied
‘structuren
en
processen'
worden
beoordeeld
en
25
aandachtspunten
in
het
gebied
'resultaten'.
Zoals
gebruikelijk
in
kwaliteitsmanagement,
is
zelfbeoordeling
volgens
de
E‐Qalin
gebaseerd
op
de
PDCA‐managementscyclus
(!"#$%&'(%& )*+,-%& .,/),
maar
bijzondere
aandacht
wordt
besteed
aan
het
vaststellen
van
de
betrokkenheid
van
relevante
stakeholders
bij
de
planning,
uitvoering,
monitoring
en
verbetering
van
processen
en
structuren.
Op
die
wijze
neemt
het
systeem
kennis
van
het
specifieke
karakter
van
Social
Services
of
General
Interest
(SSGI),
waarin
gebruikers
altijd
co‐producenten
van
de
dienstverlening
zijn.
Op
het
gebied
van
'resultaten'
bevat
E‐Qalin
een
lijst
van
voorbeelden
van
de
belangrijke
prestatie‐indicatoren
waaruit
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
kunnen
kiezen,
tenzij
ze
elders
meer
geschikte
indicatoren
hebben
gevonden.
Elke
belangrijke
prestatie‐indicator
die
is
geselecteerd
op
basis
van
de
25
aandachtspunten
wordt
daarna
geanalyseerd
aan
de
hand
van
een
systematisch
beoordelingsschema:
zijn
de
juiste,
actuele
waarden
verzameld?
Zijn
er
streefwaarden
gedefinieerd,
en
zo
ja,
zijn
die
streefwaarden
bereikt?
Welke
trend
kan
worden
afgelezen
van
de
werkelijke
waarden
(indien
ten
minste
twee
werkelijke
waarden
zijn
gerapporteerd)?
Hoe
moeten
de
resultaten
worden
geïnterpreteerd?
Welke
factoren
zijn
van
invloed
op
de
resultaten?
Welke
'structuren
en
processen'
hebben
impact
gehad
op
de
resultaten?
Welke
sturende
maatregelen
moeten
worden
overwogen
om
de
tot
nu
toe
(on)bereikte
streefwaarden
te
bereiken?
Welke
'structuren
en
processen'
moeten
worden
veranderd
of
verbeterd
om
verdere
verbeteringen
te
realiseren?
Wat
zijn
de
kritische
succesfactoren
voor
verbeteringen?
Door
alle
stakeholders
in
de
zelfbeoordeling
en
de
continue
kwaliteitsverbetering
te
betrekken,
streeft
E‐Qalin
naar
vergroting
van
de
individuele
verantwoordelijkheid
van
de
medewerkers
en
hun
vermogen
om
samen
te
werken
over
professionele
en
hiërarchische
grenzen
heen.
Pogingen
om
de
beoordeling
van
resultaatgerichte
kerngegevens
te
ontwikkelen
en
in
het
proces
te
betrekken,
en
om
ze
in
praktijk
te
brengen
in
meer
dan
100
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
in
de
deelnemende
landen,
hebben
aangetoond
dat
meer
werk
nodig
is
om
de
beschrijving
en
definiëring
van
resultaten
in
de
langdurende
zorg
verder
uit
te
werken.
•
De
National
Minimum
Standards
and
Key
Lines
of
Regulatory
Assessment
(KLORA)
in
Engeland:
de
Commission
for
Social
Care
Inspection
(CSCI) 1
heeft
een
kader
ontwikkeld
1
De
CSCl
reguleert,
inspecteert
en
controleert
alle
maatschappelijke
zorgverlening
(met
inbegrip
van
de
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen)
in
de
publieke
‐,
private
–
en
vrijwilligerssector
in
Engeland.
Een
onafhankelijke
instantie,
ingesteld
door
de
overheid
om
verbeteringen
in
de
maatschappelijke
zorg
te
stimuleren
en
slechte
praktijken
uit
te
roeien.
De
CSCl
rapporteert
haar
bevindingen
aan
de
regering
en
brengt
jaarlijks
verslag
uit
aan
het
Parlement
over
de
stand
van
de
maatschappelijke
zorg.
De
CSCl
evalueert
het
hele
proces
van
de
zorgverlening,
van
de
eerste
beoordeling
van
iemands
zorgbehoefte
tot
de
diensten
die
mensen
daadwerkelijk
ontvangen,
plus
hoe
deze
dienstverlening
wordt
ingekocht.
De
CSCl
gebruikt
het
bewijs
dat
wordt
verzameld
bij
de
inspectie
en
evaluatie
van
zorg
om
raden
te
helpen
verbeteren.
De
raden
moeten
ervoor
zorgen
dat
de
mensen
die
zij
bedienen
ook
hoogwaardige
maatschappelijke
zorg
ontvangen.
De
CSCl
inspecteert
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
voor
ouderen
in
Engeland
op
basis
van
de
nationale
minimum
standaarden
die
door
de
regering
zijn
vastgesteld
–
en
deze
worden
momenteel
herzien.
Als
de
maatschappelijke
zorg
voor
volwassenen
niet
voldoet
aan
de
nationale
minimum
standaarden,
stelt
de
CSCl
voorwaarden
om
dit
te
verbeteren.
Verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
hebben
de
wettelijke
verplichting
om
aan
deze
voorwaarden
te
voldoen
of
lopen
het
risico
gesloten
te
worden.
C"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
voor
de
regelgeving
(KLORA),
dat
is
gebaseerd
op
de
National
Minimum
Standards
for
Care
Homes
van
het
ministerie
van
Volksgezondheid
–
die
momenteel
worden
herzien.
KLORA
beoordeelt
de
zorg
in
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
aan
de
hand
van
7
resultaatgroepen
die
zijn
ontwikkeld
door
het
ministerie
van
Volksgezondheid,
in
overleg
met
ouderen
en
met
de
sector.
Onder
elke
resultaatgroep
valt
een
reeks
normen
waaraan
de
zorg
in
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
moet
voldoen.
Naast
de
KLORA
maken
de
meeste
inspecteurs
gebruik
van
een
instrument
genaamd
SOFI
(Short
Observation
Tool
for
Inspection),
dat
helpt
bij
de
beoordeling
van
de
uitkomsten
voor
cliënten
met
dementie.
In
2008
heeft
de
CSCI
een
nieuw
systeem
van
kwaliteitsniveaus
ingevoerd
voor
alle
zorgverleners,
variërend
van
geen
sterren
('slecht')
tot
drie
sterren
('uitstekend').
Ondanks
het
feit
dat
het
systeem
is
overspoeld
met
top‐down
initiatieven
van
de
regering,
is
het
grotendeels
goed
ontvangen
door
de
sector,
hoewel
er
enige
bezorgdheid
is
dat
de
stap
naar
minder
frequente
controle
en
'zelfregulering'
mogelijk
kan
leiden
tot
slechte
praktijken
die
niet
worden
opgemerkt
en
waarbij
niet
snel
genoeg
handelend
wordt
opgetreden.
In
april
2009
heeft
de
Health
and
Social
Care
Bill
de
Care
Quality
Commission
(CQC)
opgericht.
Deze
commissie
heeft
de
taken
van
de
Commission
for
Social
Care
Inspection
(CSCI),
de
Healthcare
Commission
en
de
Mental
Health
Act
Commission
(MHAC)
overgenomen.
De
nieuwe
Commissie
heeft
de
methodologie
en
de
criteria
om
te
toetsen
of
aan
de
eisen
wordt
voldaan,
verder
ontwikkeld,
en
heeft
in
april
2010
een
nieuw
registratiesysteem
ingevoerd.
Terwijl
CSCI
(nu
CQC)
zich
vooral
concentreert
op
Engeland,
verandert
de
regelgeving
in
Groot‐Brittannië
voortdurend.
•
Het
My
Home
Life
(MHL)
programma
in
Groot‐Brittannië:
in
antwoord
op
een
recente
adviesvraag
over
het
kader
voor
Registration
of
Health
and
Adult
Social
Care
Providers,
pleitte
het
My
Home
Life‐programma
(MHL;
www.myhomelife.org.uk)
voor
een
resultaatgerichte
en
evidence
based
regelgeving
voor
de
zorg
in
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen,
op
basis
van
8
evidence
based,
relatiegerichte
thema’s
die
voortkomen
uit
een
visie
op
het
fenomeen
best
practice
die
wordt
ondersteund
door
alle
belangrijke
koepelorganisaties
voor
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
in
Groot‐Brittannië.
Deze
thema’s
zijn
afgestemd
op
KLORA
en
zijn
zeer
relevant
voor
de
huidige
discussie
over
de
personalisering
van
de
beroepsuitoefening
in
de
zorg
in
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
en
voor
het
werken
aan
waardigheid
in
de
zorg.
Het
My
Home
Life‐ programma
is
een
landelijk
samenwerkingsinitiatief
binnen
Groot‐Brittannië.
Het
wordt
geleid
door
Help
the
Aged
in
samenwerking
met
het
National
Care
Forum
(dat
non
profit
instellingen
voor
verpleeg‐
en
verzorgingshuiszorg
in
heel
Groot‐Brittannië
vertegenwoordigt)
en
de
City
University,
die
aanbieders
van
deze
zorg,
vrijwilligersorganisaties,
wettelijke
instanties
en
verpleeg‐
en
verzorgingshuisclienten
en
hun
familie
samenbrengt
om
de
kwaliteit
van
leven
in
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
te
bevorderen.
MHL
wordt
erkend
door
CSCI
als
een
waardevol
programma
met
een
belangrijke,
evidence
based,
relatiegerichte
visie.
Het
programma
heeft
ook
potentiële
invloed
bij
andere
regelgevende
instanties
in
Groot‐Brittannië.
In
Schotland,
bijvoorbeeld,
heeft
de
corresponderende
regelgevende
organisatie
(Care
Commission)
de
beginselen
en
thema's
van
My
Home
Life
opgenomen
in
haar
eigen
kwaliteitskader
en
dezelfde
discussie
leeft
ook
in
Wales
en
Noord‐Ierland.
My
Home
Life
biedt
een
nieuwe,
evidence
based,
relatiegerichte
visie
die
eigendom
is
van
en
wordt
aangestuurd
door
de
sector
–
belangrijk
als
het
gaat
om
een
sector
die
het
gevoel
heeft
dat
er
over
haar
wordt
beslist
in
plaats
van
dat
zij
er
zelf
bij
is
betrokken.
G"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
•
De
invoering
van
een
verzekering
voor
langdurende
zorg
in
Duitsland
heeft
de
schijnwerper
gezet
op
de
kwaliteitsborging
van
professionele
verpleegkundige
zorg
en
verpleeginrichtingen.
Deze
kwaliteitsborging
is
gebaseerd
op
de
principes
en
de
maatstaven
van
kwaliteit
en
kwaliteitsborging,
zoals
die
zijn
afgesproken
tussen
de
aanbieders
van
de
langdurende
zorgverzekeringen
en
de
verenigingen
van
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen.
De
interne
kwaliteitszorg
in
deze
voorzieningen
wordt
gecomplementeerd
door
kwaliteitscontroles,
die
worden
uitgevoerd
door
de
Medische
Adviesdienst
(Medizinischer
Dienst
des
Spitzenverbandes
Bund
der
Krankenkassen
–
MDS)
en
inspecteurs
van
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen.
Tot
eind
2009
heeft
de
MDK
meer
dan
50.000
kwaliteitscontroles
uitgevoerd
binnen
ambulante
diensten
en
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen.
Deze
kwaliteitscontroles
richten
zich
primair
op
professionele
aspecten
van
de
kwaliteit
van
zorg,
met
name
de
kwaliteit
van
het
proces
en
van
de
resultaten.
Maar
door
de
gezondheidstoestand
van
betrokken
cliënten
vast
te
stellen,
kunnen
we
ook
belangrijke
determinanten
van
proceskwaliteit
vaststellen,
die
direct
invloed
uitoefenen
op
de
kwaliteit
van
de
resultaten.
Deze
determinanten
zijn
de
afgelopen
jaren
in
toenemende
mate
ontwikkeld
tot
een
uitgebreide
lijst
van
resultaatgerichte
kwaliteitsindicatoren.
E38-(*(4(193"3%"*3I9%9893/" Uitgaande
van
de
traditionele
scheiding
van
structuur,
proces
en
uitkomst,
bevinden
de
geselecteerde
kwaliteitsindicatoren
zich
op
de
grens
van
‘proces’
en
‘uitkomst’.
Het
is
dus
nuttig
om
een
onderscheid
te
maken
tussen
deze
twee
(Zimmerman
et
al.,
1995.):
•
‘Procesindicatoren
hebben
betrekking
op
de
inhoud,
de
acties
en
de
procedures
die
zijn
geïnitieerd
door
de
aanbieder
als
reactie
op
de
vastgestelde
gezondheidstoestand
van
de
cliënt.
Proceskwaliteit
gaat
over
de
activiteiten
tussen
zorgverleners
en
cliënten’.
•
‘Uitkomstmetingen
vertegenwoordigen
de
uitkomst
van
de
toegepaste
processen.’
Hoewel
Zimmerman
et
al.
(1995)
en
anderen
voor
hen
(Donabedian,
1980)
hun
resultaatmetingen
toespitsten
op
veranderingen
in
de
gezondheidstoestand,
is
het
in
dit
project
gehanteerde
concept
breder.
De
geselecteerde
indicatoren
zijn
opgevat
als
meetcategorieën
waarmee
kan
worden
vastgesteld
in
welke
mate
resultaten
zijn
bereikt
in
verschillende
kwaliteitsdomeinen
binnen
een
verpleeg‐
of
verzorgingshuis.
Afgezien
van
veel
aandacht
voor
kwaliteit
van
leven,
kwaliteit
van
zorg
en
kwaliteit
van
leiderschap,
houdt
de
indicatorenlijst
ook
rekening
met
de
verschillende
perspectieven
van
cliënten,
personeel,
management
en
ook
de
sociale
context
(afnemers,
familie,
andere,
externe
stakeholders).
De
geselecteerde
indicatoren
zijn
geen
onverbiddelijke
standaarden,
want
ze
dienen
in
de
eerste
plaats
ter
ondersteuning
van
de
verschillende
stakeholders
die
ermee
te
maken
hebben
bij
het
werken
met
gegevens
die
hun
werk
transparanter
maken,
voor
henzelf
en
voor
anderen,
zodat
succes
en
falen
zichtbaar
worden
en
zij
kunnen
reflecteren
op
de
kansen.
En
op
proactieve
wijze
maatregelen
ter
verbetering
kunnen
ontwikkelen.
Resultaatgerichte
indicatoren
zijn
bedoeld
om
doelstellingen
en
standaarden
te
definiëren
op
het
niveau
van
het
individuele
verpleeg‐
of
verzorgingshuis,
op
dat
van
een
groep
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen,
in
een
regionale
context
of
misschien
ook
op
nationaal
niveau.
Daarom
hebben
we
geen
standaarden
gedefinieerd
voor
de
individuele
indicatoren.
Alleen
een
analyse
H"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
van
de
mate
waarin
de
doelstellingen
zijn
bereikt,
kan
stakeholders
aanzetten
tot
nadenken
over
de
correlatie
met
structuren
en
processen,
de
daarbij
betrokken
verbetermaatregelen
en
de
implementatie
van
concrete
maatregelen
die
direct
of
indirect
van
invloed
zijn
op
de
resultaten
van
de
individuele
indicator.
Voor
de
selectie
van
elke
resultaatgerichte
indicator
werd
daarom
afgesproken
dat
deze
aan
de
volgende
voorwaarden
voldoet:
•
Vermogen
om
verandering
te
sturen:
de
indicatorenset
dient
een
instrument
op
te
leveren
waarmee
stakeholders
die
werken,
wonen
of
op
bezoek
zijn
in
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen,
verbeteringen
kunnen
doorvoeren.
Indicatoren
zijn
relevant
voor
het
aansturen
van
verandering
als
ze
kunnen
aantonen
hoe
ver
de
betreffende
organisatie
is
gekomen
op
de
weg
naar
een
bepaald
doel.
•
Betrouwbaarheid/validiteit/degelijkheid:
de
indicatoren
moeten
zijn
gebaseerd
op
bewijs
dat
sterk
genoeg
is
om
twijfels
over
het
effect
ervan
op
de
kwaliteit
van
leven
van
de
cliënten
uit
te
sluiten.
•
Haalbaarheid:
er
moet
aandacht
worden
besteed
aan
de
middelen
die
nodig
zijn
om
de
informatie
te
verzamelen
die
nodig
is
om
de
indicator
te
ontwikkelen,
aangezien
tijd,
financiële
middelen
en
ethische
overwegingen
voorwaarden
stellen
aan
de
beschikbare
informatie.
•
Algemene
bruikbaarheid:
op
zijn
best
moeten
resultaatgerichte
indicatoren
toepasbaar
zijn
in
alle
Europese
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen.
Deze
voorwaarde
kon
niet
voor
alle
lidstaten
worden
gehandhaafd,
als
gevolg
van
politieke,
culturele
en
structurele
verschillen
tussen
en
zelfs
binnen
landen
–
er
zullen
keuzes
moeten
worden
gemaakt
op
het
niveau
van
afzonderlijke
landen,
regio's
of
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen.
•
Kwantificeerbaar:
zelfs
als
ze
zijn
gebaseerd
op
kwalitatieve
informatie,
moeten
de
indicatoren
kunnen
worden
gekwantificeerd
om
het
proces
van
benchmarking
en
dat
van
evaluatie
van
de
gemaakte
vorderingen
mogelijk
te
maken.
Nadat
de
eerste
lijst
van
indicatoren
was
geselecteerd
op
basis
van
de
hierboven
beschreven
criteria,
is
de
tweede
fase
van
het
project
(september
2009
tot
april
2010)
gewijd
aan
de
toepassing
en
validatie
van
deze
indicatoren.
Dat
werd
enerzijds
gerealiseerd
door
met
deskundigen
in
het
veld
te
zoeken
naar
consensus
(Delphi‐methode)
en
anderzijds
met
behulp
van
een
validatieworkshop
met
managers
van
en
beroepsbeoefenaren
in
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen:
•
Om
het
Delphi‐onderzoek
uit
te
voeren
werden
tien
deskundigen
van
elk
deelnemend
land
(N
=
70)
uitgenodigd
om
deel
te
nemen.
Dit
waren
beleidsmakers,
inspecteurs,
zorginkopers,
zorgaanbieders
en
vertegenwoordigers
van
cliëntenorganisaties,
maar
ook
onderzoekers
uit
de
zeven
lidstaten
(Oostenrijk,
Duitsland,
Italië,
Luxemburg,
Nederland,
Groot‐Brittannië,
Slovenië).
De
onderzoekers
zijn
geselecteerd
op
een
aantal
criteria,
zoals
gerichtheid
op
onderzoek
en
praktische
ervaring
met
nationale
kwaliteitskaders.
Gedurende
drie
anonieme
rondes
werd
de
deskundigen
gevraagd
te
reflecteren
op
zowel
het
algemene
kader
als
op
alle
individuele
indicatoren.
De
deskundigen
dachten
na
over
het
belang
van
de
indicator
en
over
de
haalbaarheid,
en
deden
voorstellen
voor
verdere
verfijning
en/of
het
formuleren
van
aanvullende
indicatoren.
Het
projectteam
J"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
analyseerde
de
resultaten
van
elke
ronde
en
trof
voorbereidingen
voor
de
input
voor
de
volgende
ronde.
Er
werd
een
online
instrument
ontwikkeld
ter
ondersteuning
van
de
deelnemers.
De
Nederlandse
partner
Vilans
organiseerde
de
het
Delphi‐onderzoek
en
analyseerde
de
resultaten.
•
Om
een
complementair
valideringsproces
mogelijk
te
maken,
werden
vertegenwoordigers
van
ongeveer
20
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
uit
drie
landen
(Oostenrijk,
Duitsland,
Luxemburg)
uitgenodigd
voor
een
aantal
workshops
(2
keer
2
dagen)
die
waren
opgezet
om
na
te
denken
over
methoden
voor
het
werken
met
indicatoren
en
om
de
toepasbaarheid
daarvan
in
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
te
valideren.
Deze
workshops
werden
georganiseerd
door
E‐Qalin
Ltd
en
partners
uit
Oostenrijk,
Duitsland
en
Luxemburg.
Er
waren
drie
redenen
om
voor
deze
workshops
vooral
beroepsbeoefenaren
uit
te
uitnodigen
die
het
kwaliteitsmanagement
van
E‐Qalin
in
hun
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
toepassen:
ten
eerste
was
E‐Qalin
Ltd
de
geschikte
projectpartner
om
deze
workshops
te
organiseren
en
om
er
een
passend
ontwerp
voor
te
ontwikkelen;
ten
tweede
hebben
de
managers
en
het
personeel
in
deze
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
de
afgelopen
jaren
al
gewerkt
met
resultaatgerichte
indicatoren,
zodat
het
mogelijk
was
om
met
hen
samen
te
werken
zonder
bij
nul
te
moeten
beginnen.
Ten
derde
werd
in
deze
periode
wel
duidelijk,
dat
er
een
grote
behoefte
is
aan
vervolgtrainingen
en
aan
verdere
reflectie
op
het
werken
met
resultaatindicatoren
in
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen.
In
de
laatste
fase
van
het
project
werden
de
verzamelde
resultaten
door
alle
partners
geanalyseerd
en
geconsolideerd.
Indicatoren
waarover
geen
consensus
werd
bereikt,
noch
tijdens
de
drie
Delphi‐rondes,
noch
tijdens
de
E‐Qalin
workshops
in
Oostenrijk,
Duitsland
en
Luxemburg,
werden
later
besproken
in
een
projectbijeenkomst
met
Delphi‐deskundigen,
deelnemers
aan
de
E‐Qalin
workshops
en
het
projectteam.
Zowel
de
indicatoren
waarover
geen
consensus
werd
bereikt
in
de
validatiefase
als
de
'nieuwe'
indicatoren
die
tijdens
deze
fase
naar
voren
zijn
gebracht,
zijn
uiteindelijk
geïncludeerd/geëxcludeerd
tijdens
de
vergadering.
Het
huidige
handboek
bevat
nu
een
gevalideerde
lijst
met
94
resultaatgerichte
kwaliteitsindicatoren
(hoofdstuk
4).
Het
bevat
ook
tips
om
de
indicatoren
te
gebruiken
in
de
praktijk
(hoofdstuk
2).
In
het
bijzonder
hoe
ze
moeten
worden
toegepast
met
de
focus
op
verbetering
van
de
kwaliteit
van
leven
van
cliënten
en
andere
stakeholders
in
de
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
(hoofdstuk
3).
Het
handboek
richt
zich
op
alle
stakeholders
die
wonen,
werken
en
op
bezoek
komen
in
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen:
management,
personeel,
cliënten
en
hun
familie,
maar
ook
overheid,
inspecties
en
beleidsmakers.
!D"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
#334"+5"<(3"83"'3)&3%"=38">34$%1)9?&3"" 0)3/8$893@9%*97$8()3%"
K3)&3%"=38")3/.48$$813)97-83"0)3/8$893@9%*97$8()3%"L"M3%$*3)9%13%"3%" 0)$&89?&"9%"23)04331@"3%"23)N()19%1/-.9N3%"
,%439*9%1"
Prestatie‐indicatoren
worden
tegelijkertijd
overschat
en
onderschat.
Ze
worden
overschat
door
degenen
die
geloven
dat
ze
de
kwaliteit
van
zorg
in
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
kunnen
aantonen
met
een
eenvoudig
systeem
van
ordening
en
waardering.
Ze
worden
onderschat
door
veel
managers
en
personeel
in
zorg
en
welzijn,
die
niets
voelen
voor
concurrentie,
transparante
dienstverlening,
kwaliteitszorg
en
vergelijking
van
prestaties.
Hoewel
benchmarking
en
waardering
gebaseerd
moeten
zijn
op
vastgelegde
methoden,
gevalideerde
of
onderling
overeengekomen
indicatoren
en
een
fatsoenlijk
georganiseerde
gegevensverzameling,
moeten
managers
en
personeel
van
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
de
openbare
aanbesteders
en
zorginkopers,
cliënten
en
een
steeds
kritischer
publiek
laten
zien
hoe
ze
het
overheidsgeld
uitgeven,
waarom
hun
verpleeg‐
of
verzorgingshuis
is
te
verkiezen
boven
andere
en
hoe
betrouwbaar
hun
diensten
zijn.
De
overheid
en
andere
regelgevende
instanties
veranderen
langzaam
in
afnemers
van
diensten.
Deze
rol
vereist
duidelijke
omschrijvingen
van
voorwaarden
en
producten.
De
betrokken
indicatoren
en
standaarden
moeten
dus
worden
verzameld
en
gepresenteerd
door
de
zorgaanbieders
Maar
vaak
doen
managers
in
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
dit
alleen
maar
om
aan
de
wensen
van
de
subsidiegever
tegemoet
te
komen
en
niet
om
de
prestaties
te
verbeteren.
Bovendien
zijn
wettelijk
gedefinieerde
minimale
standaarden
en
criteria
voor
accreditatie
in
de
eerste
plaats
gericht
op
structurele
kwaliteit
(personeelsratio,
oppervlakte
per
cliënt,
enz.),
soms
op
proceskwaliteit
(beschikbaarheid
van
een
klachtenprocedure,
aanwezigheid
van
individuele
zorgplannen,
etc.),
maar
zelden
op
de
kwaliteit
van
de
resultaten
of
uitkomsten.
Het
is
dus
altijd
de
vraag
of
dergelijke
minimumstandaarden
geschikt
zijn
om
recht
te
doen
aan
een
continu
veranderende
sociale
en
economische
context,
aan
veranderende
verwachtingen
van
(potentiële)
cliënten,
familie
en
aan
belangrijke
veranderingen
op
de
arbeidsmarkt.
Toch
zullen
wettelijk
voorgeschreven
(minimum)standaarden
altijd
de
ondergrens
van
de
kwaliteit
in
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
aangeven.
Toch
nemen
we
ook
andere
trends
waar:
veel
commerciële
en
liefdadige
aanbieders
zijn
de
bestaande
kwaliteitsmanagementsystemen,
oorspronkelijk
ontwikkeld
in
de
industrie,
gaan
aanpassen
aan
de
gezondheidszorg‐
en
welzijnssector
(Evers
et
al.,
1997).
En
zijn
gaan
zoeken
naar
de
juiste
instrumenten
om
de
kwaliteit
van
de
resultaten
te
meten.
Bovendien
schrijven
overheidsdiensten
projecten
uit
om
resultaatindicatoren
te
ontwikkelen
voor
de
welzijnssector.
!!"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
Daarnaast
stimuleert
de
EU‐Commissie
de
ontwikkeling
van
kwaliteitsrichtlijnen
op
het
gebied
van
sociale
dienstverlening.
Resultaatgerichte
prestatie‐indicatoren
op
zich
getuigen
slechts
in
beperkte
mate
van
de
kwaliteit
van
een
verpleeg‐
of
verzorgingshuis.
Ze
kunnen
wijzen
op
specifieke
sterke
en
zwakke
punten
van
een
verpleeg‐
of
verzorgingshuis,
of
op
mogelijke
probleemgebieden
die
verder
onderzocht
moeten
worden.
Niet
meer,
maar
ook
niet
minder
(zie
Bullen,
1991).
Het
verzamelen
van
gegevens
voor
een
specifieke
prestatie‐indicator
ligt
aan
de
basis
van
het
aansturen
en
verbeteren
van
processen
door
relevante
stakeholders
die
zijn
betrokken
bij
de
processen
en
aspecten
van
de
dienstverlening
(Eisenreich
et
al.,
2004).
Een
van
de
belangrijkste
criteria
voor
het
filteren
en
valideren
van
de
huidige
lijst
van
resultaatgerichte
prestatie‐ indicatoren
was
de
vraag
of
ze
in
staat
waren
de
kwaliteit
van
zorg
in
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
te
sturen.
Een
prestatie‐indicator
is
in
staat
om
de
kwaliteit
van
zorg
te
sturen
als
hij
bijdraagt
aan
de
beoordeling
hoe
dicht
een
organisatie
is
gekomen
bij
het
realiseren
van
een
door
het
management
gedefinieerde
doelstelling.
Dat
betekent
dat
we
een
organisatorisch
ontwikkelingsperspectief
stimuleren
dat
is
gericht
op
kwaliteitsverbetering,
in
plaats
van
een
perspectief
van
standaardisering
en/of
een
aanpak
om
de
prestaties
van
complete
systemen
voor
langdurende
zorg
te
meten
(zie
Challis
et
al.,
2006).
Op
organisatorisch
niveau
werken
met
prestatie‐indicatoren
is
dus
onvermijdelijk
verbonden
aan
controle,
bijvoorbeeld
de
managementfunctie
die
voorziet
in
instrumenten/methoden
en
informatie
ter
ondersteuning
van
besluitvormers
om
te
komen
tot
efficiëntere
planning‐
en
controlprocessen.
Het
werken
met
prestatie‐indicatoren
in
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
gaat
echter
verder
dan
de
klassieke
economische
definities
en
functies
van
controlling.
De
complexiteit
van
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
vraagt
om
sturing
in
relatie
tot
de
kwaliteit
van
zorg,
de
organisatiecultuur
en
netwerken,
evenals
de
kwaliteit
van
leven
van
cliënten,
familie
en
personeel.
O4$%%9%1"
Het
werken
met
prestatie‐indicatoren
kan
worden
gepland
tijdens
strategieontwikkelings‐ processen
of
tijdens
de
implementatie
van
een
kwaliteitsmanagementsysteem.
In
ieder
geval
is
het
belangrijk
om
duidelijke
doelstellingen
te
omschrijven,
passende
indicatoren
te
kiezen
en
streefwaarden
vast
te
stellen.
Op
dit
punt
zal
ook
nuttig
blijken
als
wordt
nagegaan
of
de
organisatie
eigenlijk
wel
'fit
for
controlling'
is
(zie
het
kader
hieronder)
en
in
staat
tot
het
implementeren
van
prestatie‐indicatoren.
De
gedefinieerde
indicatoren
en
betrokken
streefwaarden
vormen
het
kader
en
de
basis
voor
toekomstige
beslissingen
van
het
management.
Daarom
moet
worden
vastgesteld
dat
zij
kwantificeerbaar
(numeriek)
zijn,
dat
ze
kunnen
worden
gebruikt
als
stuurinformatie,
valide
zijn,
maar
ook
haalbaar
binnen
de
huidige
context
van
de
organisatie.
!+"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
Resultaatgerichte
prestatie‐indicatoren
maken
de
prestaties
van
een
verpleeg‐
of
verzorgingshuis
zichtbaar,
maar
zullen
nooit
in
staat
zijn
om
alle
verdiensten
en
kwaliteiten
van
een
organisatie
in
beeld
te
brengen.
Enerzijds
is
het
relatief
zinloos
om
gegevens
te
verzamelen
voor
honderden
indicatoren
(bijv.
voor
alle
indicatoren
die
worden
genoemd
in
dit
handboek),
omdat
ze
niet
gelijktijdig
kunnen
worden
gecontroleerd
en
gestuurd.
Alle
flexibiliteit
zou
verdwijnen
en
het
personeel
zou
worden
overspoeld
met
gegevens.
Aan
de
andere
kant
zou
het
inzetten
van
te
weinig
indicatoren
niet
voldoende
zijn
voor
het
aansturen
van
verbeterprocessen.
Om
te
beginnen
zou
een
verpleeg‐
of
verzorgingshuis
kunnen
overwegen
om
ongeveer
10
tot
15
belangrijke
prestatie‐indicatoren
in
te
zetten
voor
de
continue
controle
van
belangrijke
gebieden
die
moeten
worden
gecontroleerd
en
aangestuurd.
Aanvullende
indicatoren
kunnen
vervolgens
worden
ingezet
op
afdelingsniveau
en/of
voor
doeleinden
van
wettelijk
voorgeschreven
of
vrijwillige
jaarlijkse
rapportage.
Verder
kunnen
er
nog
indicatoren
worden
ingezet
die
geen
maandelijkse
of
driemaandelijkse
metingen
vereisen,
bijv.
indicatoren
die
zijn
gebaseerd
op
vragenlijsten
die
slechts
een
keer
per
jaar
worden
afgenomen,
of
met
nog
langere
tijdsintervallen
(zie
hoofdstuk
3
over
de
problemen
bij
vragenlijsten
over
de
kwaliteit
van
leven
in
verpleeghuizen).
Er
dient
echter
te
worden
opgemerkt
dat
er
geen
bewijsbasis
is
om
voor
te
schrijven
hoe
de
indicatoren
uit
dit
project
het
best
kunnen
worden
gebruikt.
Andere
planningvraagstukken
hebben
betrekking
op
de
verdeling
van
verantwoordelijkheden
inzake
het
verzamelen
van
gegevens,
de
documentatie,
analyse
en
rapportage.
Het
is
bijvoorbeeld
van
belang
om
te
overwegen
of
het
ontwerp
en
de
realisatie
van
de
vragenlijsten
en
de
analyse
daarvan
moet
worden
uitbesteed
aan
externe
personen
of
organisaties.
!;"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
P98"2(()"7(%8)(449%1Q"
Controlling
werkt
alleen
als
het
wordt
geaccepteerd
en
gebruikt
door
het
management.
Daarvoor
moet
men
binnen
de
organisatie
op
één
lijn
zitten
over
de
mogelijkheden
van
controlling
en
de
werking
ervan.
Deze
algemene
situatie
kan
worden
beoordeeld
aan
de
hand
van
een
checklist
waarmee
de
volgende
kwesties
kritisch
kunnen
worden
bestudeerd:
•
01$2/34+& 5#$67((58##56+$:
is
er
onderlinge
overeenstemming
over
management
en
leiderschapsprincipes
en
zijn
deze
gecommuniceerd
binnen
de
organisatie?
Worden
aspecten
van
planning
en
control
gerealiseerd
door
de
managers
in
hun
verschillende
rollen?
•
9#2/4+2/+"6+&36+$/3/+3/:
heeft
het
personeel
een
algemeen
beeld
over
wat
controlling
kan
bewerkstelligen
en
hoe
het
werkt?
•
0+2/#$6##5632++56+& 2/153$42:5(,+22+$:
zijn
er
systematische
en
gestandaardiseerde
processen
vastgesteld
voor
planning
en
control
en
zijn
ze
ook
geïmplementeerd
in
de
praktijk?
•
;513-<#5+&3$2/51=+$/+$:
zijn
de
methoden
en
instrumenten
van
controlling
en
het
werken
met
indicatoren
gemakkelijk
te
hanteren
en
compatibel
met
andere
instrumenten?
Is
het
personeel
voldoende
getraind
om
te
werken
met
deze
instrumenten?
•
>#$#4+=+$/& +$& ?3@$& :(/+$/3++":
is
het
management
in
staat,
bevoegd
en
bereid
om
te
werken
met
controlling‐instrumenten?
•
A1$,/3+:5(B3+"+$:
is
de
aangewezen
controller
voldoende
gekwalificeerd
en
erkend?
Zijn
er
duidelijke
verantwoordelijkheden
ten
aanzien
van
wie
de
controllingtaken
moet
realiseren
(als
er
geen
fulltime
controller
in
dienst
is)?
•
C54#$32#/(532,*+&3$<+663$4:
is
er
een
duidelijke
plaats
voor
controlling
in
het
organigram?
Bron:
de
complete
checklist
vindt
u
op
www.bvmba.net.
R(%8)(4"
‘Planning’
zonder
‘control’
is
zinloos.
Alleen
door
middel
van
controlling
kunnen
de
volgende
functies
van
het
werken
met
indicatoren
worden
gewaarborgd:
•
doelstellingen
(streefwaarden)
tastbaar
en
werkbaar
maken,
•
uitkomsten
documenteren
met
numerieke
waarden,
•
inzichtelijk
maken
van
de
mate
waarin
vastgestelde
doelstellingen
zijn
bereikt
door
middel
van
een
vergelijking
tussen
streefwaarden
en
resultaten
(werkelijke
waarden),
!A"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
•
realiseren
van
transparantie
naar
clienten,
familie/vrienden,
personeel
en
ook
naar
externe
stakeholders
(afnemers,
leveranciers,
publiek),
•
een
systeem
van
vroegtijdige
waarschuwing
installeren
door
continue
monitoring
van
geselecteerde
waarden,
•
herkennen
van
kansen
voor
verbetering
door
periodiek
interne
vergelijkingen
te
maken
van
streefwaarden
en
werkelijke
waarden,
eerst
intern
maar
uiteindelijk
ook
met
andere
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen.
Aan
de
hand
van
systematische
controlling
moet
dus
worden
besloten
en
vastgesteld
welke
indicatoren
worden
gebruikt
en
waarom.Duidelijke
definities
zijn
daar
een
fundamentele
voorwaarde
voor.
Verder
moet
formeel
worden
besloten
wie
verantwoordelijk
is
voor
het
verzamelen
van
gegevens
(contactpersoon,
administratieve
ondersteuning),
hoe
de
gegevens
worden
verzameld
(schema's,
ICT),
wanneer
en
hoe
vaak
en
aan
wie
ze
moeten
worden
gemeld.
Ook
is
het
essentieel
om
duidelijke
afspraken
te
maken
over
de
groep
mensen
met
wie
een
beoordelingsgesprek
zal
worden
gevoerd.
In
het
algemeen
moet
bijzondere
aandacht
worden
besteed
aan
het
voorkomen
van
frustraties
bij
het
personeel,
die
bijvoorbeeld
zouden
kunnen
ontstaan
als
gegevens
twee
keer
moeten
worden
verzameld
of
als
niet
goed
wordt
gecommuniceerd
welke
besluiten
en
materiële
interventies
worden
afgeleid
uit
de
resultaten.
S8.)9%1/@"3%"23)>383)0)(73//3%"
Resultaatgerichte
prestatie‐indicatoren
zijn
maar
een
klein
onderdeel
van
het
kwaliteitsmanagement,
dat
is
gericht
op
het
beschrijven,
beoordelen
en
verbeteren
van
de
resultaten
van
de
dienstverlening
in
een
verpleeg‐
of
verzorgingshuis.
Gegevens
als
zodanig
spreken
zelden
voor
zich.
Daarom
zijn
onderstaande
stappen
van
fundamentele
waarde:
Via
een
diepgaande
analyse
worden
trends
en
afwijkingen
van
de
gedefinieerde
streefwaarden
besproken
en
kunnen
kritische
succesfactoren
worden
geïdentificeerd.
.
Zo’n
bespreking
vereist
een
sfeer
van
vertrouwen
en
dialoog
en
is
niet
gericht
op
het
aanvallen
van
personen
en
wederzijdse
rechtvaardiging.
Beoordelingsgesprekken
moeten
tijdig
plaatsvinden
binnen
de
'indicator
task
force'
of
in
een
face‐to‐face
ontmoeting
tussen
de
manager
en
een
geselecteerde
medewerker
die
verantwoordelijk
is
voor
de
betreffende
indicator.
Doel
is
het
in
kaart
brengen
van
structuren
en
processen
(kritische
succesfactoren)
binnen
het
verpleeg‐
of
verzorgingshuis,
die
het
(niet)
behaalde
resultaat
hebben
beïnvloed.
Afgezien
van
het
in
kaart
brengen
van
obstakels
die
het
bereiken
van
het
doel
in
de
weg
staan,
is
het
vervolgens
noodzakelijk
om
te
achterhalen
wat
voor
soort
sturingsactiviteiten
kunnen
worden
ontwikkeld
om
een
verdere
stap
te
zetten
in
de
richting
van
verbetering,
of
ten
minste
om
verdere
niet‐naleving
van
de
vastgestelde
standaarden
te
vermijden.
!F"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
O)3/8$893@9%*97$8()3%"9%"*3"0)$&89?&"
De
systematische
inbedding
van
resultaatgerichte
prestatie‐indicatoren
in
het
pakket
van
managementtaken
in
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
is
nog
maar
net
begonnen.
Planning
en
sturing
zijn,
in
het
gunstigste
geval,
gebaseerd
op
kostenberekening.
Het
afnemen
van
vragenlijsten
en
de
analyse
van
kwalitatieve
indicatoren,
gezien
vanuit
het
perspectief
van
een
cliënt
en/of
familielid
of
met
betrekking
tot
de
kwaliteit
van
de
arbeidsomstandigheden,
is
nog
altijd
een
onbekend
terrein.
Dit
geldt
met
name
als
het
gaat
om
afgeleide
strategieën
en
de
daarmee
samenhangende
verbetering
van
processen.
Een
van
de
redenen
dat
er
een
achterstand
is
bij
deze
benadering,
is
het
feit
dat
de
maatschappelijke
dienstverlening
lange
tijd
uitsluitend
gericht
is
geweest
op
beroepsethiek
en
de
kwaliteit
van
relaties,
in
plaats
van
op
economische
efficiëntie
en
de
kwaliteit
van
resultaten.
In
een
context
van
krimpende
budgetten
voor
welzijnszorg,
een
groeiende
marktgerichtheid
(sleutelwoord:
New
Public
Management)
en
hogere
verwachtingen
van
gebruikers,
worden
aanbieders
en
afnemers
van
welzijnszorg
tegenwoordig
geconfronteerd
met
nieuwe
uitdagingen
die
vragen
om
controlling,
efficiëntie
en
evidence
based
indicatoren.
Maar
de
aanbieders
van
welzijnszorg
wordt
ook
verzocht
om
niet
‘het
kind
met
het
badwater
weg
te
gooien'
door
nu
alle
energie
te
richten
op
economische
criteria
en
de
kenmerken
van
de
maatschappelijke
dienstverlening
te
vergeten.
Die
kenmerken
moeten
een
essentieel
onderdeel
worden
van
de
betreffende
kwaliteitsmanagementsystemen,
maar
ze
moeten
daarbij
ook
worden
ondersteund
door
feiten
en
cijfers,
en
daarbij
spelen
de
resultaatgerichte
prestatie‐indicatoren
ook
een
rol.
Alleen
op
die
basis
kan
over
prijzen
en
kwaliteit
worden
onderhandeld
met
afnemers
en
vindt
er
wellicht
een
beweging
plaats
in
de
richting
van
transparante
en
op
kwaliteit
gebaseerde
betalingsschema’s.
Voordat
dat
punt
wordt
bereikt,
zullen
er
heel
wat
flip‐overs
zijn
volgeschreven
met
grafieken
en
sleutelwoorden,
maar
verschillende
lidstaten
zijn
er
al
op
verschillende
manieren
mee
gestart.
Daarbij
wordt
opgeroepen
tot
netwerken
en
het
uitwisselen
van
ervaringen.
Het
project
‘Quality
management
by
result‐oriented
performance
indicators’"(Kwaliteitsmanagement
aan
de
hand
van
resultaatgerichte
prestatie‐indicatoren)
gaf
op
uiteenlopende
manieren
antwoord
op
deze
vraag.
Een
voorbeeld
was
de
organisatie
van
validatieworkshops
met
verpleeg‐
en
verzorgingshuismanagers
en
kwaliteitsmanagers
in
Oostenrijk,
Duitsland
en
Luxemburg.
!C"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
T23)N97-8" !5" K()&/-(0/" (=" 0)3/8$893@9%*97$8()3%" 2(()" 23)04331@" 3%" 23)N()19%1/-.9N3%"83"(%8'9&&343%"3%"2$49*3)3%"
#(34/83449%13%" •
Het
vaststellen
van
en
reflecteren
op
resultaatgerichte
prestatie‐indicatoren:
welke
indicatoren
zijn
relevant
voor
het
aansturen
van
kwaliteitsontwikkeling
in
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen?
•
Het
vaststellen
van
relevante
sturingstaken
in
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen:
in
hoeverre
kunnen
indicatoren
een
verbeterde
aansturing
ondersteunen?
•
Uitwisselen
van
ervaringen
met
belangrijke
prestatie‐indicatoren
•
Kennismaken
met
nieuwe,
internationaal
toegepaste
indicatoren:
wat
is
de
relevantie
ervan
voor
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
in
mijn
land?
•
Ontwikkelen
van
criteria
voor
het
valideren
van
indicatoren
in
verschillende
contexten.
#(341)(30" Managers
en
leidinggevenden
in
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen,
die
ervaring
hebben
met
het
werken
met
resultaatgerichte
prestatie‐indicatoren,
en
vooral
degenen
die
weten
wat
controlling
inhoudt
en
vertegenwoordigers
van
ondersteunende
organisaties.
E38-(*3%" Interactieve
workshop,
facilitering,
werkgroepen,
validatie‐instrumenten.
K()&/-(0"!"U+"*$13%V" •
Presentatie
van
het
project
en
informatie
met
betrekking
tot
de
taken;
verwachtingen
van
deelnemers.
•
Definities:
belangrijke,
resultaatgerichte
prestatie‐indicatoren,
kwaliteit,
aansturing,
werken
met
indicatoren,
controlling
en
indicatoren,
leidinggeven
met
behulp
van
indicatoren.
•
Bepalen
van
sturingstaken
in
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
en
relevante
indicatoren.
•
Uitwisselen
van
ervaringen
uit
het
werken
met
belangrijke
prestatie‐indicatoren.
•
Presentatie
van
aanvullende
indicatoren
op
basis
van
internationale
ervaringen.
•
Taken
en
criteria
voor
het
valideren
van
indicatoren
tussen
de
twee
workshops.
!G"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
K()&/-(0"+"U+"*$13%V" •
Feedback
van
deelnemers
met
betrekking
tot
de
relevantie
van
de
gepresenteerde
indicatoren.
•
Reflectie
op
criteria
en
de
relevantie
ervan
in
verschillende
contexten.
•
Keuze
van
de
10
tot
15
meest
relevante
indicatoren
voor
individuele
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
(afhankelijk
van
de
context)
en
uitwerken
van
een
implementatieplan
voor
deze
indicatoren
in
het
betreffende
verpleeg‐
of
verzorgingshuis.
Deze
workshops
hadden
twee
hoofddoelen:
in
de
eerste
plaats
het
aanmoedigen
en
realiseren
van
nationale
en
transnationale
uitwisseling
met
betrekking
tot
praktische,
ontbrekende
en
nieuwe
kwesties
die
zich
voordoen
bij
het
werken
met
resultaatgerichte
prestatie‐indicatoren.
In
de
tweede
plaats
de
betrokkenheid
van
deelnemers
bij
de
validatie
van
de
voorlopige
lijst
van
indicatoren,
die
een
praktische
uitwisseling
ten
doel
heeft,
met
een
Europees
perspectief.
Ervaringen
Een
eerste
bevinding
tijdens
de
workshops
was
dat
er
in
de
dagelijkse
praktijk
slechts
heel
basaal
sprake
is
van
systematische
controlling
aan
de
hand
van
prestatie‐indicatoren:
er
worden
zelden
gegevens
verzameld
of
tevredenheidsenquêtes
gehouden
en
er
is
heel
veel
weerstand
bij
het
personeel,
dat
bang
is
autonomie
en
controle
te
verliezen,
en
ook
in
het
algemeen
bang
is
voor
vergelijking
en
transparantie.
Het
monitoren
van
de
kwaliteit
van
resultaten
en
van
kwaliteitsborging
in
het
kader
van
jaarlijkse
inspecties,
wordt
vooral
gedaan
om
de
regelgever
tevreden
te
stellen,
maar
de
implementatie
van
kwaliteitsmanagementsystemen
heeft
wel
de
aandacht
gevestigd
op
kwaliteitsontwikkeling,
ook
door
middel
van
strategische
planning
in
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
(zie
overzicht
2).
Deelnemers
vonden
het
nuttig
om
het
gebruik
van
indicatoren
voor
verschillende
doeleinden
en
contexten
te
differentiëren.
De
deelnemers
aan
de
validatieworkshops
waren
vooral
algemeen
directeuren
van
groepen
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen,
managers
van
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen,
hoofdverpleegkundigen,
kwaliteitsfunctionarissen
en
controllers
van
particuliere
‐,
semi‐ overheids‐
en
particuliere
non‐profit
organisaties.
Zij
ontdekten
een
groot,
tot
nu
toe
genegeerd,
of
nauwelijks
benut
potentieel
van
mogelijkheden
om
te
werken
met
prestatie‐indicatoren.
Daaronder
bevonden
zich
bijvoorbeeld
het
volgen
van
trends
over
langere
perioden,
het
maken
van
vergelijkingen
binnen
een
groep
van
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen,
maar
ook
met
andere
aanbieders,
en
het
zetten
van
de
eerste
stappen
in
de
richting
van
benchmarking
in
de
regio.
De
angst
om
de
‘verkeerde’
belangrijke
prestatie‐indicator
te
kiezen
lijkt
een
specifieke
uitdaging
voor
het
management
–
en
men
maakt
dus
vaak
liever
helemaal
geen
keuze.
Het
was
daarom
belangrijk
om
de
relevantie
van
indicatoren
in
verschillende
contexten
te
bespreken,
met
name
als
het
verder
gaat
dan
puur
zakelijke
gegevens.
Tijdens
de
eerste
workshop
ontdekten
de
deelnemers
al
dat
indicatoren
als
zodanig
niet
'goed'
of
'slecht'
zijn,
maar
dat
ze
dienen
om
potentiële
problemen
te
analyseren
en
dat
ze
helpen
bij
het
nemen
van
verbeteringsmaatregelen.
!H"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
T23)N97-8" +5" T23)N97-8" 2$%" 23)/7-9443%*3" 7(%83W83%" 2(()" *3" 8(30$//9%1" 2$%" )3/.48$$813)97-83"0)3/8$893@9%*97$8()3%" )($/+D/& 6(+"2/+""3$4&
Systematische
controlling
in
de
dagelijkse
praktijk
Monitoren
kwaliteit
van
resultaten
en
kwaliteitsborging
Strategische
planning
E++-2& 3$63,#/(5+$&
10‐15
belangrijke
prestatie‐indicatoren
20‐25
prestatie‐indicatoren
die
Herziening
en
selectie
zijn
voorzien
in
het
betreffende
van
geschikte
kwaliteitsmanagementkader
prestatie‐indicatoren
voor
aansturing
en
controlling
;+"#$453@-2/+& Continue
Continue
documentatie,
<5($&(B&=+/*(6+& documentatie;
speciale
onderzoeken,
externe
doelgerichte
toetsing
of
inspectie
gegevensverzameling
Evaluatie
van
het
werken
met
indicatoren;
herziening
van
controlling‐ instrumenten
A5+F1+$/3+&
Elke
3‐4
jaar
Dagelijks,
wekelijks,
maandelijks,
per
kwartaal
Jaarlijks
(elke
2
jaar)
Werken
met
indicatoren
houdt
in
dat
er
meetbare
en
traceerbare
doelen
moeten
worden
vastgesteld.
Of
het
nu
is
op
het
gebied
van
de
verpleegkundige
zorg,
het
ondersteunen
van
de
kwaliteit
van
leven
van
cliënten
en
personeel,
leiderschap
of
economische
prestaties,
of
met
betrekking
tot
familie,
partners
en
leveranciers.
Alleen
als
er
gegevens
zijn
verzameld
over
het
‘percentage
cliënten
met
decubituswonden,
die
zijn
ontstaan
in
het
verpleeg‐
of
verzorgingshuis’
en
alleen
als
er
streefwaarden
zijn
vastgesteld,
kan
men
over
een
bepaalde
periode
waarnemen
of
de
streefwaarden
daadwerkelijk
zijn
bereikt.
Alleen
als
er
periodieke
tevredenheids‐ onderzoeken
onder
cliënten,
families
en
personeel
zijn
verricht,
kan
men
reflecteren
op
de
resultaten
en
het
ontwerp
eventueel
aanpassen.
Alleen
door
een
gedegen
analyse
van
de
oorzaken
waarom
doelstellingen
(niet)
zijn
bereikt,
kunnen
verbeteringsmaatregelen
worden
ontwikkeld
en
geïmplementeerd.
Door
te
focussen
op
10
tot
15
belangrijke
prestatie‐indicatoren,
door
systematische
controlling
toe
te
passen
en
een
dialoog
te
starten
over
verwante
vraagstukken
in
de
dagelijkse
praktijk,
kan
een
continu
verbeteringsproces
in
het
verpleeg‐
of
verzorgingshuis
in
gang
worden
gezet.
Zodra
het
personeel
en
het
management
deze
aanpak
hebben
geïmplementeerd,
zal
het
eenvoudiger
worden
om
geschikte
belangrijke
prestatie‐indicatoren
te
kiezen
en
om
ze
te
onderscheiden
van
de
andere
prestatie‐
en
resultaatindicatoren
die
moeten
worden
gemonitord.
Aan
het
begin
van
de
tweede
serie
workshops
gaven
de
deelnemers
met
behulp
van
een
verkeerslichtensysteem
feedback
op
de
voorlopige
lijst
van
indicatoren
(bruikbaar
voor
iedereen,
bruikbaar
onder
bepaalde
voorwaarden,
in
het
geheel
niet
bruikbaar).
Vervolgens
brachten
zij
ook
een
ordening
van
indicatoren
aan,
om
te
eindigen
met
ongeveer
15
indicatoren
die
zij
beschouwden
als
de
meest
relevante
of
bruikbare.
De
planning
en
het
zetten
van
de
eerste
!J"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
stappen
op
weg
naar
implementatie,
stonden
de
tweede
dag
centraal,
waarbij
de
betrokken
werkgroepen
twee
indicatoren
hebben
uitgewerkt.
Alles
bij
elkaar
genomen
kwamen
de
deelnemers
met
heel
veel
enthousiasme
uit
de
workshops
en
kregen
zij
suggesties
voor
de
dagelijkse
praktijk,
en
methoden
en
instrumenten
om
te
werken
met
indicatoren.
Naast
de
keuze
van
de
indicatoren
en
de
vraag
hoe
ze
moeten
worden
geoperationaliseerd
met
behulp
van
duidelijke
definities,
is
het
de
volgende
uitdaging
voor
managers
om
kritische
succesfactoren
vast
te
stellen
en
de
analyse
en
sturingsprocessen
een
plaats
te
geven
in
de
dagelijkse
praktijk.
De
workshops
hebben
in
elk
geval
bijgedragen
aan
vermindering
van
de
angst
voor
bureaucratische
controle
en
afstraffing,
tijdens
het
werken
met
prestatie‐indicatoren.
6$%>32349%13%" De
validatieworkshops
over
de
belangrijke
prestatie‐indicatoren
hebben
op
verschillende
niveaus
fundamentele
aspecten
van
het
werken
met
indicatoren
in
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
blootgelegd:
•
Er
is
veel
interesse
voor
resultaatgerichte
prestatie‐indicatoren
als
transparantie
niet
wordt
gezien
en
ervaren
als
een
louter
externe
verplichting.
De
Duitse
MDS
meldt
ook
dat
inspecties
met
behulp
van
indicatoren
vaak
door
management
en
personeel
worden
ervaren
als
een
aanmoediging
en
erkenning
van
hun
prestaties.
•
Resultaat‐
en
prestatie‐indicatoren
zijn
geen
doel
op
zich,
maar
een
instrument
om
reflectie
en
dialoog
over
de
oorzaken
en
mogelijke
gevolgen
van
interventies
binnen
de
organisatie
te
stimuleren.
•
Het
werken
met
indicatoren
kan
de
kwaliteitsverbetering
in
het
verpleeg‐
of
verzorgingshuis
vereenvoudigen,
onafhankelijk
van
het
kwaliteitsmanagementsysteem
dat
wordt
gehanteerd.
Maar
het
naleven
van
de
bedoelingen
van
het
kwaliteitsmanagement
door
de
inschakeling
van
frontline‐personeel,
het
smeden
van
partnerschappen
met
andere
stakeholders
en
het
koppelen
van
prestatie‐indicatoren
aan
strategische
managementbeslissingen,
zal
de
impact
ervan
zeker
vergroten.
•
Systematische
controlling
en
het
vaststellen
van
kritische
succesfactoren
in
combinatie
met
de
resultaten
die
worden
uitgedrukt
in
resultaat‐
en
prestatie‐indicatoren,
is
een
proces
dat
moet
worden
ondersteund
door
goede
randvoorwaarden,
zoals
goed
afgestemde
training
en
voorbereiding
van
het
personeel
(zie
kader
overzicht
3).
•
De
empirische
basis
voor
de
keuze
en
analyse
van
passende
resultaatgerichte
prestatie‐ indicatoren
en
bijbehorende
standaarden
voor
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
is
relatief
smal
en
vraagt
om
verder
onderzoek.
Tot
besluit
zou
het
opzetten
van
een
dialoog
tussen
aanbieders
en
afnemers
–
dan
wel
de
inspectie
en
organisaties
die
(potentiële)
cliënten
vertegenwoordigen
–
een
belangrijke
stap
zijn
voor
het
verder
verspreiden
en
bevorderen
van
het
gebruik
van
resultaatgerichte
prestatie‐ indicatoren
in
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen.
Het
doel
zou
zijn
om
onderlinge
afstemming
te
zoeken
met
betrekking
tot
de
reikwijdte
en
de
betekenis
van
prestatie‐indicatoren,
de
keuze
ervan
en
de
mate
van
transparantie
die
door
alle
stakeholders
gunstig
en
acceptabel
zou
worden
gevonden.
+D"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
T23)N97-8" ;5" O(83%89X43" 9%-(.*" 2$%" 8)$9%9%13%" (0" -38" 13>93*" 2$%" )3/.48$$813)97-83"0)3/8$893@9%*97$8()3%"9%"23)04331@"3%"23)N()19%1/-.9N3%" •
Definities:
prestatie‐indicatoren,
resultaatgerichte
prestatie‐indicatoren,
kwaliteit
van
de
aansturing,
werken
met
indicatoren,
controlling
en
resultaatgerichte
indicatoren,
leiderschap
en
indicatoren.
•
Vaststellen
van
sturingstaken
in
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
en
relevante
resultaatgerichte
prestatie‐indicatoren.
•
Uitwisseling
van
ervaringen
met
indicatoren
in
de
dagelijkse
praktijk.
•
Ontwikkeling
van
eigen
indicatoren,
bijvoorbeeld
aan
de
hand
van
de
voorbeelden
in
dit
handboek.
•
Presentatie
van
resultaatgerichte
prestatie‐indicatoren
(zie
hoofdstuk
4).
•
Reflectie
op
criteria
over
de
relevantie
van
indicatoren
in
verschillende
contexten:
differentiatie
tussen
prestatie‐indicatoren,
resultaatindicatoren,
belangrijke
prestatie‐ indicatoren
en
belangrijke
resultaatindicatoren.
•
Selectie
van
10
tot
15
belangrijke
prestatie‐indicatoren
voor
de
eigen
organisaties
van
de
deelnemers,
zodat
zij
kunnen
beginnen
met
de
implementatie
van
systematische
controlling
in
de
dagelijkse
praktijk.
•
Planning
van
de
implementatie
van
resultaatgerichte
controlling
in
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen:
gunstige
randvoorwaarden,
planning,
verantwoordelijkheden,
systematische
aansturing.
+!"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
#334";5"#3".98*$19%1"2$%"9%*97$8()3%"*93"*3"&'$498398"" 2$%"4323%"=383%"
,%439*9%1" De
focus
van
veel
kwaliteitsinitiatieven
is
vaak
vooral
gericht
op
de
structuur‐
en
proceskwaliteit.
Dit
staat
enerzijds
in
betrekking
tot
de
professionalisering
van
de
verpleging,
die
haar
focus
in
het
bijzonder
in
eerste
instantie
op
de
behoeften
aan
vaardigheden
van
het
verplegend
personeel
gericht
heeft
en
voornamelijk
bedoeld
is
om
de
kwaliteit
van
de
verplegingsprocessen
te
verbeteren.
Anderzijds
verloopt
de
verandering
van
perspectief
(een
meer
clientgerichte
oriëntatie
in
Europa)
traag.
Vooral
met
betrekking
tot
het
bedenken
van
aspecten
van
levenskwaliteit.
Met
betrekking
tot
de
mogelijke
13/-(=2/+$,
is
er
nog
geen
overeenstemming
over
de
rang
van
de
verschillende
dimensies
van
een
mogelijke
uitkomst.
Betrouwbare
indicatoren
voor
het
beoordelingen
van
de
kwaliteit
van
het
leven
ontbreken
vaak.
Vooral
de
beoordeling
vanuit
het
perspectief
van
de
gebruiker.
Voor
het
onderzoek
naar
kwaliteit
van
leven
bestaat
geen
uniforme
onderzoekstraditie.
Daarom
is
het
niet
verwonderlijk
dat
de
termen
‘kwaliteit
van
leven',
'tevredenheid'
of
'welbevinden',
die
worden
gebruikt
in
dit
verband,
door
verschillende
takken
van
onderzoek
zijn
overgenomen
zonder
te
zijn
geïntegreerd
in
een
algemeen
conceptueel
begrip
van
de
wensen
van
ouderen
met
betrekking
tot
de
kwaliteit
van
leven
in
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen.
De
term
'kwaliteit
van
leven'
is
nauw
verbonden
met
'welzijn'.
Daardoor
is
kwaliteit
van
leven
een
complex,
multidimensionaal
concept,
dat
gelijktijdig
materiële
en
immateriële,
objectieve
en
subjectieve,
individuele
en
collectieve
aspecten
van
welzijn
omvat,
met
de
nadruk
eerder
op
'beter'
dan
op
'meer'.
Sinds
de
jaren
70
is
het
welzijnsonderzoek
in
toenemende
mate
gericht
op
het
aspect
van
de
subjectieve
dimensie,
beter
bekend
als
'subjectief
welzijn'.
Los
van
deze
tak
van
onderzoek
hecht
het
psychologisch
georiënteerde
onderzoek
naar
zorg
en
welzijn
(Abele/Becker,
1991;
Mayring,
1987)
ook
grote
betekenis
aan
de
subjectieve
aspecten
van
kwaliteit
van
leven.
De
wetenschap
van
de
veroudering
is
tot
nu
toe
weliswaar
niet
in
staat
geweest
om
een
uniform
conceptueel
begrip
van
kwaliteit
van
leven
op
latere
leeftijd
vast
te
stellen,
maar
heeft
'welzijn'
en
'tevredenheid'
wel
vastgesteld
als
belangrijke
indicatoren
van
een
succesvol
verouderingsproces.
Voor
wat
betreft
het
onderzoek
bij
ouderen
moet
worden
opgemerkt
dat
de
afgelopen
jaren
vooruitgang
is
geboekt
op
het
terrein
van
meting
van
de
subjectieve
en
objectieve
kwaliteit
van
leven
met
betrekking
tot
de
gebieden
van
gezondheidgerelateerde
kwaliteit
van
leven,
woonomgeving
en
aspecten
van
participatie
en
sociale
steun.
Er
is
echter
nog
steeds
behoefte
aan
de
ontwikkeling
van
onderzoek
naar
de
kwaliteit
van
leven
van
ouderen
in
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen.
Onderzoek
naar
de
kwaliteit
van
leven
op
zeer
gevorderde
leeftijd,
waarin
ook
ouderen
met
dementie
zijn
betrokken,
verkeert
op
dit
moment
nog
in
een
zeer
rudimentair
stadium.
++"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
<38"7(%7308"Y&'$498398"2$%"4323%Z"
Kwaliteit
van
leven
bestaat
dus
in
hoofdzaak
uit
twee
dimensies,
een
subjectieve
en
een
objectieve
dimensie.
De
objectieve
dimensie
kan
worden
gemeten
met
behulp
van
geschikte
‘objectieve’
indicatoren
met
betrekking
tot
de
levensomstandigheden
van
het
individu.
Relevante
aspecten
daarbij
zijn
socio‐economische
status,
het
huis
en
zijn
omgeving,
sociale
contacten
en
sociale
steun,
maar
ook
de
mate
van
participatie
in
het
openbare
leven.
Dat
veronderstelt
echter
dat
dit
specifieke
individu
deze
aspecten
belangrijk
vindt,
tenzij
het
individu
al
eerder
heeft
aangegeven
dat
ze
voor
hem/haar
inderdaad
belangrijk
zijn.
De
aandacht
voor
de
individuele
component
is
hier
meer
gericht
op
de
beoordeling
van
de
situatie
door
het
individu,
dat
wil
zeggen
zijn/haar
eigen
perceptie
van
de
kwaliteit
van
leven
op
deze
en
andere
gebieden,
en
daaronder
vallen
cognitieve
en
emotionele,
maar
ook
gedragsmatige
aspecten.
In
deze
context
is
het
belangrijk
op
te
merken
dat
de
door
het
individu
zelf
ervaren
kwaliteit
van
leven
niet
alleen
relevante
gebieden
van
het
leven
omvat,
maar
ook
immateriële
en
collectieve
waarden
zoals
'vrijheid',
'gerechtigheid'
of
de
mate
van
'autonomie'
die
het
individu
ervaart.
Dit
is
in
het
bijzonder
van
belang
voor
de
kwaliteit
van
leven
van
verpleeg‐
en
verzorgingshuiscliënten,
die
slechts
beperkte
mogelijkheden
hebben
om
hun
eigen
leefomgeving
te
bepalen
en
beïnvloeden,En
het
benadrukt
ook
de
betekenis
van
andere
immateriële
componenten
zoals
'waardigheid',
'privacy'
of
'veiligheid'.
In
positieve
gevallen
kan
de
overeenkomst
tussen
beide
perspectieven
(‘goede’
objectieve
omstandigheden
en
subjectieve
beoordelingen)
worden
opgevat
als
indicator
van
een
hoge
of
goede
kwaliteit
van
leven,
terwijl
in
negatieve
gevallen
(‘slechte’
objectieve
omstandigheden
en
subjectieve
beoordelingen)
de
kwaliteit
van
leven
kan
worden
opgevat
als
laag
of
‘slecht’.
Maar
vaak
is
het
verband
tussen
subjectieve
kwaliteit
van
leven
en
objectieve
criteria
nauwelijks
aan
te
tonen
(inter
alia
Kane,
2003).
Dit
fenomeen
is
ook
wel
bekend
als
de
‘paradox
van
het
ouder
worden’,
waarbij
onderzoeksresultaten
uitwijzen
dat
vooral
ouderen
met
afnemende
objectieve
middelen
een
hoge
mate
van
tevredenheid
laten
zien
(Mayring,
1987;
Smith
et
al.,
1996;
Staudinger,
2000).
Maar
niet
alle
onderzoekers
die
de
kwaliteit
van
leven
onderzoeken,
beschouwen
dit
empirisch
verifieerbare
fenomeen
als
een
paradox.
Ze
interpreteren
het
soms
ook
als
een
gevolg
van
de
plasticiteit
van
de
ouderdom
(Lehr,
1997)
en/of
een
succesvolle
copingstrategie.
Het
komt
erop
neer
dat
de
bevindingen
ook
steevast
de
vraag
opwerpen
naar
de
validatie
(validiteit)
van
de
antwoorden
van
cliënten.
Kane
(2003)
beschrijft
validatie
van
de
subjectieve
fenomenen
als
een
van
de
fundamentele
uitdagingen
in
het
onderzoek
naar
de
kwaliteit
van
leven,
ook
al
is
er
geen
sluitend
antwoord
op
deze
vraag.
Het
beperken
van
onderzoek
tot
het
uitsluitend
bestuderen
van
objectieve
criteria
voor
kwaliteit
van
leven
zou
echter
leiden
tot
uitsluiting
van
een
essentieel
aspect,
aangezien
juist
de
bevindingen
van
het
gezondheidgerelateerde
onderzoek
naar
de
kwaliteit
van
leven
(inter
alia
Idler,
1993;
Filipp/Mayer,
2002;
Lehr,
1997;
Lehr/Thomae,
1987;
Mossey/Shapiro,
1982)
op
overweldigende
wijze
het
belang
van
het
subjectieve
aspect
aantonen.
Er
is
min
of
meer
universele
overeenstemming
over
deze
algemene
conceptualisering
en
het
onderscheid
tussen
objectieve
en
subjectieve
componenten.
Wel
bestaan
er
verschillende
opvattingen
over
benadering
en
methoden
met
betrekking
tot
het
meten
van
de
subjectieve
kwaliteit
van
leven.
Hier
wordt
bijvoorbeeld
een
onderscheid
gemaakt
tussen
de
cognitieve
+;"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
component
‘tevredenheid’
en
de
emotionele
component
‘geluk’.
Een
andere
benadering
van
conceptualisering
volgens
Lawton
(Lawton,
1984)
onderscheidt
vier
aspecten
van
subjectieve
kwaliteit
van
leven:
•
een
negatieve
emotionele
factor;
•
een
positieve
emotionele
factor;
•
geluk
als
de
overtuiging
dat
positieve
emoties
lang
duren,
en
•
doelcongruentie,
dat
wil
zeggen
de
overtuiging
dat
men
zijn/haar
persoonlijke
doelen
heeft
bereikt.
Hier
is
geluk
een
belangrijke
factor
van
welzijn,
en
omvat
het
zowel
het
huidige
(een
staat)
als
het
gewoonlijke
welzijn
(een
eigenschap).
Het
huidige
welzijn
omvat
iemands
huidige
ervaringen,
positieve
emoties,
stemmingen
en
lichamelijke
gevoelens,
maar
ook
de
afwezigheid
van
ongemakken
(Becker,
1991:
13).
Het
gewoonlijke
welzijn
dekt
‘uitspraken
over
het
welzijn,
voor
zover
dat
typisch
is
voor
het
individu,
dat
wil
zeggen
de
beoordeling
van
alle
verzamelde
emotionele
ervaringen’.
Er
moet
worden
opgemerkt
dat
de
term
'welzijn'
in
deze
context
normatief
(positief)
moet
worden
begrepen.
Empirisch
onderzoek
geeft
geen
eenduidig
antwoord
op
de
vraag
*(+& -8#"3/+3/& 7#$& 6+& ?(547+5"+$3$4& +$& -8#"3/+3/& 7#$& "+7+$& =+/& +"-##5& ?3@$& 7+5<($6+$.
In
de
gangbare
theorie
wordt
uitgegaan
van
een
positieve
correlatie
tussen
de
kwaliteit
van
leven
van
de
cliënt
en
de
kwaliteit
van
de
zorgverlening.
Volgens
dit
soort
aannames
zou
kwaliteit
van
leven
kunnen
dienen
als
indicator
voor
de
kwaliteit
van
de
zorgverlening.
De
beschikbare
onderzoeksresultaten
over
dit
onderwerp
zijn
schaars
en
geven
een
inconsistent
beeld,
afhankelijk
van
welke
aspecten
van
de
kwaliteit
van
leven
en
zorgverlening
zijn
onderzocht.
Maar
de
onderzoeken
laten
tot
nu
toe
vaak
geen
verband
zien
tussen
de
kwaliteit
van
de
zorgverlening
en
de
kwaliteit
van
leven
(Challinger
et
al.,
1996;
Rubinstein,
2000;
Sowarka,
2000).
De
relatie
tussen
kwaliteit
van
de
zorgverlening
en
kwaliteit
van
leven
is
gekoppeld
aan
de
vraag
hoe
kwaliteit
van
leven
wordt
begrepen
en
gedefinieerd.
Als
kwaliteit
van
leven
wordt
opgevat
als
zijnde
synoniem
met
omstandigheden
(van
het
leven),
komt
het
neer
op
een
inputanalyse
(Veenhoven,
1997;
Filipp/Mayer,
2002).
In
dat
geval
wordt
kwaliteit
van
leven
gezien
als
een
omstandigheid
die
afhankelijk
is
van
de
kwaliteit
van
de
zorgverlening.
Als
aan
de
andere
kant
kwaliteit
van
leven
wordt
gedefinieerd
als
de
subjectieve,
individuele
mening
van
een
persoon
(Veenhoven,
1997;
Filipp/Mayer,
2002),
bestaat
er
niet
noodzakelijkerwijs
een
verband
tussen
de
kwaliteit
van
de
zorgverlening
en
de
kwaliteit
van
leven.
T%*3)N(3&"(23)"*9=3%/93/"2$%"*3"&'$498398"2$%"4323%"9%"23)04331@"3%" 23)N()19%1/-.9N3%" Het
onderzoek
naar
de
kwaliteit
van
leven
in
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
heeft
jarenlang
een
vrij
lage
prioriteit
gehad,
wat
te
wijten
was
aan
een
sterke
focus
op
het
onderzoek
van
'traditionele'
onderwerpen
met
betrekking
tot
kwaliteit
van
zorg,
maar
ook
aan
een
zekere
afkeer
van
wetenschap
en
metingen
onder
degenen
die
verantwoordelijk
zijn
voor
het
verbeteren
van
de
kwaliteit
van
leven
in
de
praktijk
(Kane,
2003).
+A"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
Dimensies
van
kwaliteit
van
leven
die
worden
beschreven
aan
de
hand
van
objectieve
indicatoren
kunnen
niet
op
dezelfde
manier
worden
toegepast
op
alle
leeftijden
(Noll/Schäub,
2002).
Dat
geldt
met
name
voor
verpleeg‐
en
verzorgingshuiscliënten.
Als
vertegenwoordiger
van
een
solide,
empirische
benadering,
stelt
Kane
(2003)
de
volgende
factoren
(overzicht
4)
vast
als
zijnde
belangrijke
aspecten
van
de
kwaliteit
van
leven
van
ouderen
in
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen,
die
zijn
afgeleid
van
uitgebreid
onderzoek
naar
het
perspectief
van
de
gebruiker.
Kane
wijst
erop
dat
veel
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
zich
richten
op
kwaliteit
van
zorg
en
op
ziektespecifieke
aspecten,
en
niet
genoeg
rekening
houden
met
de
aspecten
van
kwaliteit
van
leven.
Ze
pleit
voor
direct
en
systematisch
onderzoek
en
ziet
de
noodzakelijke
cultuuromslag
in
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
als
grootste
uitdaging.
T23)N97-8"A5"[3432$%83"&'$498398/I$78()3%"2$%.98"-38"03)/037893I"2$%"*3"749X%8"
•
fysieke
vermogens
•
pijn/ongemak
•
zelfzorg
(autonomie)
•
energie,
vermoeidheid
•
dagelijkse
activiteiten
•
zelfrespect
•
maatschappelijke
functies
•
gevoel
van
beheersing
•
seksualiteit
en
intimiteit
•
subjectieve
gezondheid
•
psychisch
welzijn
en
verdriet
•
tevredenheid
met
het
leven
•
cognitieve
vermogens
Bron:
Kane,
2003
Een
andere
benadering
uit
Groot‐Brittannië,
die
grote
invloed
heeft
gehad
op
de
ontwikkeling
van
een
landelijk
initiatief
om
de
kwaliteit
van
leven
in
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
in
Groot‐ Brittannië
te
verbeteren
(My
Home
Life‐programma,
zie
voor
meer
informatie:
http://www.myhomelife.org.uk),
richt
zich
meer
op
verschillende
perspectieven
en
houdt
rekening
met
de
mening
van
cliënten,
personeel
en
familie
(NCHR&D
Forum,
2007).
Dit
literatuuronderzoek
was
een
actualisering
van
een
eerder
onderzoek
door
Davies
(2001)
naar
de
zorgbehoefte
van
ouderen
en
mantelzorgers
in
instellingen
voor
langdurende
zorg.
Ten
behoeve
van
dit
project
werden
items
in
het
onderzoek
ontleend
aan
de
vakgebieden
verpleegkundige
zorg,
gezondheidszorg,
geneeskundige
zorg,
paramedische
zorg,
sociale
gerontologie,
maatschappelijk
werk
en
psychologie.
Voor
de
synthese
van
deze
veelsoortige
literatuur
werd
de
focus
gelegd
op
de
ervaring
van
cliënten,
mantelzorgers
en
personeel
om
strategieën
te
ontwikkelen
die
beroepsbeoefenaren
zouden
kunnen
gebruiken
om
de
kwaliteit
van
leven
van
cliënten
van
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
te
verbeteren,
terwijl
tegelijkertijd
de
zorgverleners
zo
goed
mogelijk
werden
ondersteund.
Een
Appreciative
Inquiry‐benadering
werd
gekozen
(Cooperrider
et
al.,
2003)
om
de
nadruk
te
leggen
op
positieve
boodschappen,
in
plaats
+F"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
van
op
slechte
praktijken.
Waar
mogelijk
werd
onderzoekers
gevraagd
om
hun
boodschap
positief
te
verwoorden,
voorbeelden
van
goede
praktijken
aan
te
dragen
en
ervoor
te
zorgen
dat
de
stem
van
de
oudere
centraal
bleef
in
het
werk.
Acht
evidence
based,
relatiegerichte
thema’s
onderbouwen
het
My
Home
Life
(MHL)
programma.
Drie
van
deze
thema's
gaan
over
de
benadering
van
de
zorg
(Personalisatie)
en
omvatten
;+*(16& 7#$& 36+$/3/+3/
(‘Maintaining
Identity’);
'+"+$& 3$& 6+& <+2"13/7(5=3$4
(‘Sharing
decision‐making')
en
het
)5+G5+$& 7#$& 0+=++$2,*#:2?3$
('Creating
community').
Nog
eens
drie
thema's
(Navigatie)
houden
zich
bezig
met
wat
het
personeel
moet
doen
om
cliënten
en
familie
te
ondersteunen
tijdens
het
zorgtraject
en
omvatten
C=4##$& =+/& 7+5#$6+53$4+$
('Managing
transitions’),
9+5<+/+53$4&7#$&6+&4+?($6*+36&+$&7#$&6+&4+?($6*+362?(54
(‘Improving
health
and
healthcare’)
en
C$6+52/+1$3$4&7#$&++$&4(+6&"+7+$2+3$6+
('Supporting
good
end
of
life’).
De
overige
twee
thema's
gaan
over
'Transformatie'
en
behandelen
de
vraag
wat
managers
moeten
doen
om
hun
personeel
te
ondersteunen
bij
het
in
praktijk
brengen
van
voorgenoemde
zes
thema's
(H(54+$&6#/&:+52($++"& 6(+"=#/34& -#$& <"3@7+$& 8+5-+$
('Keeping
workforce
fit
for
purpose')
en
;+7(56+5+$& 7#$& ++$& :(23/3+7+& ,1"/115
('Promoting
positive
cultures’)).
In
onderstaande
tabel
wordt
elk
van
de
acht
thema’s
verder
toegelicht:
+C"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
T23)N97-8"F5"E\"<(=3"B9I35"]-3=$Z/"2(()"*3">32()*3)9%1"2$%"&'$498398"2$%"4323%" 9%"23)04331@"3%"23)N()19%1/-.9N3%"U^R<[_#"P().=`"+DDGV" E\"<(=3"B9I3"]-3=$Z/" M3-(.*"2$%"9*3%8983985"U7"*5)&(2,5(#,"V"
Creatief
werken
met
cliënten,
zodat
zij
hun
gevoel
van
persoonlijke
identiteit
behouden
en
zinvolle
activiteiten
ondernemen.
R)3X)3%"2$%"13=33%/7-$0/N9%5" U7"*5)&(2,5(#,"V"
Optimaliseren
van
contacten
tussen
medewerkers,
cliënten,
familie,
vrienden
en
de
bredere,
lokale
gemeenschap.
Stimuleren
van
een
gevoel
van
veiligheid,
continuïteit,
betrokkenheid,
zingeving,
prestatie
en
betekenis
voor
iedereen.
#343%"9%"*3">3/4.982()=9%15"U7"*5)&(2,5(#,"V"
Faciliteren
van
risicovol
handelen
op
basis
van
voldoende
informatie
en
de
betrokkenheid
van
cliënten,
familie
en
personeel
in
de
gedeelde
besluitvorming
over
alle
aspecten
van
het
leven
in
een
instelling.
T=1$$%"=38"23)$%*3)9%13%5"U8(',-(#,"V"
Ondersteunen
van
mensen
bij
verlies
en
ontreddering
bij
verplaatsing
naar
een
instelling
en
bij
het
kijken
naar
de
toekomst.
a3)>383)9%1"2$%"*3"13N(%*-39*"3%"2$%"*3" 13N(%*-39*/N()15"U8(',-(#,"V"
Zorgen
voor
adequate
toegang
tot
gezondheidszorg
en
bevorderen
van
de
gezondheid
teneinde
de
kwaliteit
van
leven
van
cliënten
te
optimaliseren.
T%*3)/83.%9%1"2$%"33%"1(3*"4323%/39%*35" U8(',-(#,"V"
In
hun
waarde
laten
van
de
'levenden'
en
de
'stervenden'
in
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
en
cliënten
helpen
zich
voor
te
bereiden
op
een
'goede
dood'
met
steun
van
hun
familie.
b()13%"*$8"03)/(%334"*(34=$891"&$%">49?23%" '3)&3%5"U9*(&5:)*%(#,"V"
Onderkennen
en
voldoen
aan
steeds
veranderende
behoefte
aan
training
van
het
personeel
in
het
verpleeg‐
of
verzorgingshuis.
" M32()*3)3%"2$%"33%"0(/989323"7.48..)5" U9*(&5:)*%(#,"V"
Ontwikkelen
van
leiderschap,
management
en
deskundigheid
om
een
cultuur
van
zorg
te
leveren
waarin
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
worden
gezien
als
een
positieve
keuze.
+G"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
My
Home
Life
biedt
een
conceptueel
kader
voor
de
bevordering
van
kwaliteit
van
leven
in
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
voor
ouderen
en
is
gebaseerd
op
relatiegerichte
zorg
(Tresloni
en
de
Pew‐Fetzer
Task
Force,
1994)
en
het
Senses
Framework
(Nolan
et
al.,
2006).
Nolan
et
al.
(ibid)
baseren
zich
op
empirisch
onderzoek
in
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
en
vragen
oudere
cliënten,
familie
en
personeel
wat
voor
hen
belangrijk
is.
Zij
stellen
dat
de
vervulling
van
zes
gevoelens
(veiligheid,
saamhorigheid,
continuïteit,
zingeving,
voldoening
over
wat
men
heeft
bereikt
en
betekenis)
de
sleutel
is
tot
het
ontwikkelen
van
goede
relaties
(zie
tabel
4
voor
een
verdere
toelichting
van
elk
van
de
zes
zintuigen).
T23)N97-8"C5"<38"S3%/3/"P)$=3'()&"U^(4$%"38"$4:`"+DDCV" S3%/3/"P)$=3'()&"Uc$*3)"2$%"d32(343%/V" d32(34"2$%"239491-39*" d32(34"2$%"23)>(%*3%-39*" d32(34"2$%"*3"7(%89%.e8398" b9%1329%1" d32(34"2$%"2(4*(3%9%1" d32(34"2$%">383&3%9/"
•
zich
veilig
voelen
•
voelen
dat
men
erbij
hoort
•
ervaren
van
verbanden
en
connecties
•
een
doel
hebben
om
na
te
streven
•
vooruitgang
boeken
in
de
richting
van
deze
doelen
•
voelen
dat
men
meetelt
als
persoon
Er
zijn
pogingen
gedaan
om,
gebaseerd
op
het
onderzoek
van
Nolan,
instrumenten
(CARE‐ profielen)
te
construeren
die
de
kwaliteit
van
leven
meten
vanuit
het
perspectief
van
de
oudere
cliënten,
familie
en
het
personeel
in
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
(Faulkner
et
al.,
2006).
De
CARE‐profielen
zijn
ontwikkeld
en
getest
en
er
is
een
aanpak
gekozen
waarbij
de
frequentie
van
belangrijke
gebeurtenissen
werd
gemeten
(Event
Frequentie
Approach)
om
drie
vragenlijsten
te
ontwikkelen
(cliënten,
familie
en
personeel),
die
–
met
wederzijdse
instemming
–
elk
30
valide
positieve
gebeurtenissen
bevatten.
De
thematische
inhoud
van
deze
gebeurtenissen
werd
voor
elke
vragenlijst
gewogen
met
het
Senses
Framework
als
theoretisch
model.
Hoewel
de
CARE‐ profielen
behulpzaam
zijn
bij
het
meten
van
de
kwaliteit
van
leven
in
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen,
niet
alleen
vanuit
het
perspectief
van
cliënten,
maar
ook
vanuit
dat
van
familie
en
personeel,
is
verdere
ontwikkeling
van
de
profielen
nodig
als
ook
de
ervaringen
van
cliënten
met
cognitieve
stoornissen
worden
opgenomen
in
het
beoordelingsproces.
In
verschillende
meta‐analyses
heeft
Schalock
(Schalock,
2004)
acht
kerndomeinen
van
kwaliteit
van
leven
geïdentificeerd,
en
de
drie
meest
voorkomende
indicatoren
voor
elk
van
die
kerndomeinen.
Deze
conceptualisering
kan
bijdragen
om
de
algemene
domeinen
te
operationaliseren
en
specifieke
vragen
te
formuleren
over
de
kwaliteit
van
leven
van
cliënten
(overzicht
7).
+H"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
T23)N97-8" G5" #(=39%3%" 3%" 9%*97$8()3%" 2(()" &'$498398" 2$%" 4323%" Uc2BV" US7-$4(7&" +DDAV" c2B@*(=39%" f=(89(%334"'34N9?%"
,%83)03)/((%49?&3" )34$893/"
E$83)9334"'34N9?%"
B97-$=349?&"'34N9?%"
O3)/((%49?&3" T%8'9&&349%1" b34I>3/7-9&&9%1"
S(79$43"9%831)$893"
[37-83%"
,%*97$8()"U3%"*3/7)908()3%V" •
Voldaanheid
(tevredenheid,
stemmingen,
genot)
•
Zelfbeeld
(identiteit,
eigenwaarde,
zelfvertrouwen)
•
Gebrek
aan
stress
(voorspelbaarheid
en
controle)
•
Interacties
(sociale
netwerken,
sociale
contacten)
•
Relaties
(familie,
vrienden,
collega's)
•
Ondersteuning
(emotioneel,
lichamelijk,
financieel,
feedback)
•
Financiële
status
(inkomen,
uitkeringen)
•
Wonen
(type
woning,
eigendom)
•
Gezondheid
(functioneren,
symptomen,
gezondheidstoestand,
voeding)
•
Activiteiten
van
het
dagelijks
leven
(zelfzorgvaardigheden,
mobiliteit)
•
Vrije
tijd
(recreatie,
hobby's)
•
Persoonlijke
bekwaamheid
(cognitief,
sociaal,
praktisch)
•
Prestatie
(succes,
bereikte
doelen,
productiviteit)
•
Autonomie/persoonlijke
controle
(onafhankelijkheid)
•
Doelen
en
persoonlijke
waarden
(verlangens,
verwachtingen)
•
Keuzes
(kansen,
opties,
voorkeuren)
•
Integratie
en
participatie
in
de
gemeenschap
•
Sociale
ondersteuning
(ondersteuningsnetwerk,
diensten)
•
Menselijk
(respect,
waardigheid,
gelijkheid)
•
Wettelijk
(burgerschap,
toegang,
eerlijk
proces)
+J"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
S$=3%2$883%*"
Onderzoek
naar
de
kwaliteit
van
leven
van
ouderen
en
cliënten
van
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
heeft
onder
andere
de
volgende
belangrijke
kwesties
voor
het
voetlicht
gebracht
(Schönberg,
2006):
•
'+&<+/+-+$32&7#$&7+52,*3""+$6+:+,/+$&7#$&*+/&"+7+$&32B*#$-+"3@-&7#$&6+&"++B/3@6&7#$& ++$&:+52(($I&
De
resultaten
van
het
welzijnsonderzoek
tonen
bijvoorbeeld
leeftijdsspecifieke
graden
van
betekenis
in
verschillende
gebieden
van
het
leven.
De
gebieden
‘gezondheid’,
‘geloof’
en
‘bescherming
tegen
criminaliteit’
zijn
van
groter
belang
voor
ouderen
dan
voor
jongeren.
•
'+& 21<@+,/3+7+& <+((56+"3$4& 7#$& ++$& 23/1#/3+& 3$& *+/& "+7+$& 32& <+"#$453@-+5& 6#$& 6+& (<@+,/3+7+&,53/+53#&+57((5I&
Objectieve
levensomstandigheden
hebben
vooral
een
indirect
effect
op
het
subjectieve
welzijn,
maar
er
is
geen
direct
verband
tussen
beide.
Voor
het
begrip
kwaliteit
van
leven
is
altijd
een
waardeoordeel
nodig
met
betrekking
tot
de
vraag
‘Wat
is
goed
leven?’,
en
dat
vraagt,
in
het
kader
van
ons
werk,
vooral
om
een
subjectieve
benadering.
Het
is
bijvoorbeeld
zo
dat
onafhankelijk
van
een
objectieve
medische
keuring
vooral
de
subjectieve
gezondheid
een
belangrijke
factor
is
voor
de
kwaliteit
van
leven,
en
deze
kan
zelfs
dienen
als
een
voorspeller
van
mortaliteit.
(Idler,
1993;
Mossey/Shapiro,
1982).
•
)"3G$/+$&7#$&7+5:"++4J&+$&7+5?(543$42*13?+$&*+<<+$&++$&2"+,*/+5+&-8#"3/+3/&7#$&"+7+$& 6#$$6+5+&(16+5+$I&
Dit
resultaat
is
empirisch
bewezen
in
het
uitgebreide
BASE‐onderzoek.
Voor
wat
betreft
de
kwaliteit
van
leven
van
verpleeg‐
en
verzorgingshuiscliënten
is
aangetoond
dat
deze
groep
‘een
identificeerbare
subgroep
is
van
ouderen
met
een
hoger
risico
op
een
verminderd
welzijn’
(Smith,
et
al.,
1996:
511).
‘(Maar)
...
het
is
uiterst
belangrijk
om
erop
te
wijzen
dat
dit
negatieve
verschil
mogelijk
al
bestond
vóór
verplaatsing
naar
een
verpleeg‐
of
verzorgingshuis’
(Smith,
et
al.,
1996:
512).De
resultaten
wijzen
naar
verschillende
facetten
van
de
behoefte
aan
vervolgonderzoek
naar
de
kwaliteit
van
leven
van
ouderen
die
wonen
in
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen.
De
vraag
rijst
bijvoorbeeld
hoe
cliënten
‘(...)
de
volgorde
in
de
hiërarchie
van
hun
eigen
waarden
bepalen,
als
de
leefruimte
steeds
meer
wordt
ingeperkt’
(Sowarka,
2000:
79).
Last
but
not
least
zijn
er
pas
sinds
kort
onderzoeksresultaten
met
betrekking
tot
de
kwaliteit
van
leven
van
cliënten
met
dementie,
en
daar
is
dus
meer
onderzoek
nodig.
Het
is
al
wel
aangetoond
dat
personen
met
dementie
tot
op
zekere
hoogte
ook
in
staat
zijn
om
persoonlijke
informatie
over
de
kwaliteit
van
hun
leven
te
verstrekken
(Kane,
2003).
;D"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()3%"2(()"*3"&'$498398"2$%"4323%"L"=38-(*(4(19/7-3".98*$19%13%"" 3%"=(1349?&3"(04(//9%13%"
Zoals
eerder
aangetoond
is
de
beoordeling
van
kwaliteit
van
leven
een
belangrijke
categorie,
vooral
voor
degenen
die
behoefte
hebben
aan
langdurende
zorg.
Daarom
is,
naast
de
kwaliteit
van
zorg,
ook
beoordeling
van
de
kwaliteit
van
leven
een
essentieel
onderdeel
van
elke
complete
indicatorenset.
Aan
een
aantal
eisen
moeten
eerst
worden
voldaan
voordat
de
toekomstige
ontwikkeling
van
indicatoren
kan
worden
onderbouwd
met
een
betrouwbare
kennisbasis,
er
transparantie
is,
de
mogelijkheid
om
te
vergelijken,
en
een
deugdelijke
dienstverlening
aan
mensen
met
behoefte
aan
langdurende
zorg
te
waarborgen:
•
Kwaliteitscriteria
en
kwaliteitsindicatoren
moeten
worden
ontwikkeld
op
basis
van
bewijs,
dat
wil
zeggen
op
het
‘gewetensvol,
expliciet
en
redelijk
gebruik
van
het
op
dit
moment
beste
wetenschappelijke
bewijs
om
beslissingen
in
de
medische
dienstverlening
aan
individuele
patiënten
te
ondersteunen’
(German
Network
for
Evidence‐based
Medicine,
2008).
De
betreffende
principes
zijn
ook
van
toepassing
op
de
langdurende
zorg:
welke
aantoonbare
baten
worden
geassocieerd
met
specifieke
interventies
en
hoe
moet
dit
worden
gemeten?
•
Indicatoren
moeten
worden
ontwikkeld
op
interdisciplinaire
basis.
Deskundigen
uit
de
zorgwetenschappen,
de
gerontologie,
de
geneeskunde
en
het
maatschappelijk
werk
zouden
hier,
naast
beroepsbeoefenaren
in
de
langdurende
zorg,
bij
moeten
worden
betrokken
om
te
waarborgen
dat
de
aandacht
niet
beperkt
blijft
tot
de
klassieke
verpleegkundige
gebieden
en
dat
het
ook
gaat
om
het
perspectief
van
de
kwaliteit
van
leven,
zodat
een
zo
breed
mogelijk
beeld
wordt
verkregen.
•
Om
de
langdurende
zorg
te
verbeteren
moet
de
ontwikkeling
van
indicatoren
voor
de
kwaliteit
van
leven
worden
gekoppeld
aan
de
organisatorische
ontwikkeling
van
diensten
en
instellingen.
Verwijzingen
naar
langdurende
zorg
en
naar
de
genoemde
aspecten
van
kwaliteit
van
leven,
kunnen
worden
gebruikt
bij
het
initiëren
van
reorganisatiemaatregelen
die
rekening
houden
met
de
belangen
van
cliënten,
familie
en
personeel.
•
De
indicatoren
moeten
zijn
afgestemd
op
wetenschappelijke
kwaliteitscriteria:
objectiviteit,
betrouwbaarheid
en
validiteit.
Betrouwbaarheid
wordt
gebruikt
om
de
mate
van
nauwkeurigheid
te
beschrijven,
waarmee
het
betreffende
aspect
wordt
gemeten.
Verschillende
statistische
procedures
kunnen
worden
gebruikt:
zowel
de
berekening
van
de
3$/+5$+& ,($232/+$/3+
(Cronbach's
Alpha)
als,
en
in
het
bijzonder,
de
*+5/+2/J <+/5(18<##5*+36
spelen
een
rol.
De
laatste
zegt
ons
of
de
resultaten
van
een
en
dezelfde
persoon,
gemeten
op
twee
momenten,
correleren.
De
validiteit
van
een
meting
toont
aan
hoe
goed
een
instrument
meet
wat
het
verondersteld
wordt
te
meten.
In
deze
context
zijn
met
name
de
contentvaliditeit
en
de
concurrente
validiteit
van
belang,
omdat
die
het
trekken
van
conclusies
met
betrekking
tot
de
kwaliteit
van
het
instrument
toelaten,
en
of
alle
relevante
aspecten
van
de
uitkomstkwaliteit
zijn
behandeld.
Andere
vastgestelde
procedures,
die
worden
gebruikt
om
de
concurrente
validiteit
te
meten,
meten
soortgelijke,
maar
niet
identieke
kenmerken.
;!"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
•
Risicoverevening
(ook
risico‐uitsluiting)
van
indicatoren
is
van
specifieke
betekenis
met
betrekking
tot
de
vergelijking
van
diensten
en
instellingen.
Risicoverevening
betekent
het
uitsluiten
van
factoren
die
niet
afhankelijk
zijn
van
de
dienst
die
wordt
geleverd
door
de
instelling,
maar
die
toch
van
invloed
zijn
op
de
meting
door
de
indicator
(bijvoorbeeld
leeftijd,
eerdere
ziekten
en
profiel
van
de
zorgbehoefte).
Het
‘neutralisatie’‐effect
van
risicoverevening
kan
bijvoorbeeld
voorkomen
dat
instellingen
waarvan
de
meerderheid
van
de
cliënten
een
hoog
zorgniveau
heeft
of
waar
andere
omstandigheden
spelen
(bijvoorbeeld
een
hoog
percentage
mensen
met
ernstige
dementie),
slechtere
resultaten
produceren
dan
instellingen
met
cliënten
die
minder
zorg
en
ondersteuning
nodig
hebben.
Risicoverevening
zal
een
nog
belangrijker
uitdaging
worden
voor
de
toekomstige
ontwikkeling
van
indicatoren
voor
kwaliteit
van
leven,
omdat
de
definitie
van
risico's
in
de
relevante
domeinen
een
nog
complexer
taak
lijkt
dan
in
het
domein
‘kwaliteit
van
zorg’.
"
<38"=383%"2$%"*3"&'$498398"2$%"4323%"9%"23)04331@"3%"23)N()19%1/-.9N3%"
Er
is
een
bijzondere
noodzaak
om
te
zorgen
dat
indicatoren
voor
de
kwaliteit
van
leven
en
instrumenten
die
kwaliteit
van
leven
meten,
doorzichtig
zijn,
gemakkelijk
te
begrijpen
en
gebruiksvriendelijk,
zowel
voor
het
personeel
als
–
en
vooral
–
voor
zorgvragers
en
hun
familie,
om
hen
de
gelegenheid
te
bieden
hun
behoeften
kenbaar
te
maken
en
om
hen
te
ondersteunen
in
hun
zoektocht
naar
de
beste
keuzes.
In
het
onderzoek
naar
de
kwaliteit
van
leven
in
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen,
worden
verschillende
methoden
van
empirisch
sociaalwetenschappelijk
onderzoek
toegepast,
zoals:
•
het
direct
interviewen
van
cliënten;
•
het
interviewen
van
vertegenwoordigers
van
naaste
verwanten
en/of
verpleegkundig
personeel;
•
het
observeren
van
het
gedrag
van
cliënten;
•
het
verzamelen
van
objectieve
informatie
over
lichamelijke,
sociale
en
milieuaspecten.
Elk
van
deze
methoden
heeft
zijn
voor‐
en
nadelen.
Als
cliënten
rechtstreeks
worden
geïnterviewd,
doet
het
'getuigenprobleem’
zich
voor,
dat
wil
zeggen
dat
subjectieve
beoordelingen
geen
conclusies
toelaten
met
betrekking
tot
objectieve
feiten.
Interviews
met
vertegenwoordigers
over
de
kwaliteit
van
leven
van
de
cliënt
hebben
aangetoond
dat
hun
beoordeling
vaak
afwijkt
van
de
beoordeling
van
de
cliënten
zelf
(‘vertegenwoordigerprobleem’)
(Cohn/Sugar,
1991;
Lavizzo‐Mourey
et
al.,
1992).
Het
verzamelen
van
objectieve
feiten
in
de
kwaliteit
van
zorg
geniet
vaak
de
voorkeur
als
methode
voor
het
ontwikkelen
van
indicatoren.
Het
is
op
basis
van
dergelijke
gegevens
alleen
heel
moeilijk
om
uitspraken
te
doen
over
de
individuele
kwaliteit
van
leven,
ondanks
het
belang
daarvan,
zoals
reeds
vermeld.
;+"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
Persoonlijke
resultaten
kunnen
worden
geanalyseerd
op
het
niveau
van
het
individu,
geaggregeerd
voor
het
niveau
van
de
organisatie
of
het
systeem
en
aangevuld
met
andere
uitkomstmaten,
zoals
gezondheids‐
en
veiligheidsindicatoren,
cliëntbewegingspatronen,
personeelsverloop
en
de
kosten
per
afdeling
(Gardner
&
Carran,
2005;
Human
Services
Research
Institute
en
National
Association
of
State
Directors
of
Developmental
Disabilities
Services,
2003).
Het
kan
ook
opportuun
zijn
om
een
kortere
vragenlijst
te
gebruiken,
die
zich
concentreert
op
een
of
twee
kwesties
in
plaats
van
te
proberen
een
instrument
te
implementeren
dat
de
instelling
zou
kunnen
overbelasten.
Om
de
volgende
redenen
zouden
zowel
de
interviews
als
de
gegevensverzameling
extern
moeten
worden
uitgevoerd
(Schalock
et
al.,
2008).
Omdat
medewerkers
over
het
algemeen
niet
vertrouwd
zijn
met
data
en
data‐analyse.
Of
omdat
zij
bepaalde
bedenkingen
hebben
over
de
afname
van
vragenlijsten.
Omdat
er
negatieve
associaties
bestaan
met
betrekking
tot
de
beoordeling
van
demogelijke
gevolgen.
Of
door
de
manier
waarop
in
het
verleden
met
gegevens
is
omgegaan.
Deze
oorzaken
bepalen
vaak
de
huidige
instelling
ten
op
zichte
van
vragenlijsten
en
hoe
de
informatie
wordt
gebruikt.
Mogelijkheden
voor
verbetering
van
deze
situatie
zijn
(naar
Schalock
et
al.,
2008),
•
Het
personeel
begrijpt
de
gegevens
en
gegevensanalyses
over
het
algemeen
niet.
•
De
meeste
personeelsleden
zijn
bang
voor
gegevens,
vanwege
vaak
voorkomende,
negatieve
associaties
met
evaluatie
en
de
mogelijke
gevolgen
met
betrekking
tot
vergunningen,
financiering,
certificering
of
onderzoek.
•
Gegevensmanagement
is
in
het
verleden
vaak
niet
goed
afgehandeld,
en
dat
is
van
invloed
op
hoe
de
organisatie
de
informatie
ontvangt
en
op
de
bereidheid
om
actie
te
ondernemen.
•
Mogelijke
manieren
om
dit
verbeteren
(Schalock
et
al.
2008):
o
Help
het
personeel
de
contextuele
factoren
die
de
verkregen
resultaten
beïnvloeden
te
begrijpen
en
ondersteun
een
adequate
interpretatie.
o
Doe
concrete
voorstellen
aan
het
personeel
over
hoe
de
gegevens
kunnen
worden
gebruikt
om
persoonlijke
resultaten
of
andere
prestatie‐indicatoren
te
verbeteren.
o
Benadruk
dat
het
primaire
doel
van
de
gegevensverzameling
en
‐analyse
kwaliteitsbevordering
is
en
niet
evaluatie
van
hoe
goed/slecht
het
programma/de
diensten
zijn.
o
Benadruk
dat
elke
evaluatie
maar
een
momentopname
is
en
dat
het
gebruik
van
gegevens
voor
kwaliteitsbevordering
een
continu
proces
is
dat
commitment
vereist
over
langere
termijn.
,%83)0)38$893"2$%"*3".98&(=/83%" Zoals
eerder
aangetoond
is,
vereist
meting
met
resultaatgerichte
kwaliteitsindicatoren
van
de
kwaliteit
van
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
zowel
het
perspectief
van
kwaliteit
van
zorg
als
dat
van
kwaliteit
van
leven.
Met
het
oog
hierop
moeten
enkele
algemene
kwesties
inzake
mogelijkheden
en
beperkingen
in
aanmerking
worden
genomen
als
het
gaat
om
de
;;"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
implementatie
van
adequate
procedures
en
het
gebruik
van
de
resultaten
voor
verdere
verbetering
van
de
processen
(Schönberg,
2006).
•
K5&32&4++$&L4"(<#"+&3$63,#/(5M&63+&B1$,/3($++5/& #"2&L#"4+=+$+&234$#"+53$4M&7((5&6+& -8#"3/+3/& 7#$&3$2/+""3$4+$&
Afgezien
van
het
ontbreken
van
een
causaal
verband
tussen
de
verschillende
dimensies
van
het
resultaat,
is
er
ook
geen
directe
connectie
tussen
de
verschillende
aspecten
van
de
kwaliteit
van
de
resultaten.
Goede
resultaten
bezien
vanuit
de
ene
indicator
(zoals
decubituswonden)
zijn
niet
per
se
ook
goede
resultaten
in
andere
gebieden.
Dit
geldt
ook
voor
indicatoren
die
de
kwaliteit
van
leven
meten.
•
)"3G$/+$&?3@$&4+?#=+$"3@-&7+5#$/8((56+"3@-&7((5&6+&-8#"3/+3/&7#$&6+&5+21"/#/+$&
De
kwaliteit
van
subject‐subject
relaties
(tussen
zorgverlener
en
zorgvrager)
is
van
invloed
op
het
resultaat
(Bond
&
Thomas,
1991).
In
deze
zin
zijn
zorgvragers
tegelijk
‘coproducenten’
van
de
zorgverlening.
•
K+$& #"4+=+$+& <+((56+"3$4& 7#$& -8#"3/+3/22/#$6##56+$& =+/& <+*1":& 7#$& 3$63,#/(5+$& 32& $3+/& =(4+"3@-&
In
het
proces
van
kwaliteitsverbetering
en
kwaliteitsborging
worden
indicatoren
beschouwd
als
signalen,
maar
een
algemene
kwaliteitsbeoordeling
voor
een
bepaalde
instelling
met
behulp
van
indicatoren
is
niet
mogelijk
(Faust,
2003,
Gebert
&
Kneubühler,
2003,
Halfon
et
al.,
2000).
Wel
kan
meten
met
behulp
van
kwaliteitsindicatoren
het
startsignaal
zijn
voor
een
uitgebreide
kwaliteitsbeoordeling,
bijvoorbeeld
wanneer
een
indicator
wijst
op
een
tekort.
In
die
zin
fungeren
indicatoren
als
‘sleutelgebeurtenissen’
(Hower,
2002:
19),
die
moeten
worden
verklaard
door
de
instellingen.
•
N3/-(=2/+$&(:&<#232&7#$&3$63,#/(5+$&=(+/+$&8(56+$&4+O$/+5:5+/++56&
Uitkomsten
van
metingen
met
indicatoren
moeten
worden
geïnterpreteerd
(Donabedian,
1992,
Faust,
2003,
Hower,
2002).
Het
probleem
is
dat
dergelijke
uitkomsten
onderzoekers
‘verleiden’
tot
het
trekken
van
conclusies
die
volledig
ontoelaatbaar
zijn
op
basis
van
deze
metingen.
Zo
kan
het
grote
aantal
decubituswonden
in
een
instelling
leiden
tot
de
conclusie
dat
men
moet
nadenken
over
een
diepgaander
analyse
van
de
zorgverlening
en/of
de
vraag
of
de
instelling
om
een
toelichting
gevraagd
moet
worden.
Het
is
echter
niet
mogelijk
om
een
directe
conclusie
te
trekken
over
de
algemene
kwaliteit
van
de
zorgverlening
in
de
instelling
op
basis
van
het
aantal
decubituswonden.
•
P+,*$32,*+& 45+$?+$& ##$& 6+& =(4+"3@-+& 7+5?#=+"3$4& 7#$& 3$63,#/(5+$& 3$& 7+5:"++4J& +$& 7+5?(543$42*13?+$&
Voor
samengevatte
gegevensindicatoren
is
het
nodig
om
individuele
gegevens
van
zorgvragers
te
verzamelen
en
die
vervolgens
te
aggregeren
op
institutioneel
niveau.
Dat
vereist
weer
een
routine
van
gegevensverzameling
en
een
deugdelijke
technische
uitrusting,
evenals
deskundigheid
op
het
gebied
van
analyse
en
interpretatie.
;A"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
R(%74./93/"
De
discussie
over
meetbare
resultaten
en
relevante
indicatoren
in
de
gezondheidszorg
en
de
langdurende
zorg
gaat
steeds
vaker
over
het
gebruik
van
indicatoren
met
betrekking
tot
de
kwaliteit
van
leven
van
de
gebruiker.
Dit
weerspiegelt
een
algemene
trend
waarin
niet
alleen
de
structurele
–
en
procesattributen
van
verpleegkundige
–
en
langdurende
zorg
worden
bestudeerd
en
waarvan
een
kwestie
van
kwaliteitsontwikkeling
wordt
gemaakt,
maar
waarin
ook
het
gebruikersaspect
wordt
herkend
als
een
onmisbaar
onderdeel
van
kwaliteitsontwikkeling.
Er
moet
echter
ook
worden
opgemerkt
dat
indicatoren
essentieel
zijn,
maar
ook
niet
meer
dan
een
onderdeel
van
een
omvattende
kwaliteitsbeoordeling
–
dat
is
een
belangrijke
beperking
op
het
verzamelen
van
indicatoren
en
bijbehorende
verwachtingen.
In
plaats
daarvan
wijzen
ze
op
relevante
gebieden
en
problematische
aspecten
die
verdere
aandacht
verdienen
in
het
proces
van
kwaliteitsontwikkeling
en
kwaliteitsmanagement.
Zelfs
als
er
geen
mono‐causaal
verband
is
tussen
de
kwaliteit
van
structuur,
processen
en
resultaten,
zodat
indicatoren
voor
de
kwaliteit
van
resultaten
geen
conclusies
toelaten
over
de
kwaliteitsniveaus
van
structuur
en
processen,
verstrekken
ze
desalniettemin
relevante
informatie.
Verder
zijn
de
cliënten
zelf
deels
verantwoordelijk
voor
de
kwaliteit
van
de
resultaten
van
de
zorg,
zodat
indicatoren
kunnen
worden
gebruikt
om
resultaten
te
meten
voor
instellingen
waarvoor
die
instellingen
zelf
slechts
ten
dele
verantwoordelijk
zijn.
Aan
de
andere
kant
biedt
het
gebruik
van
indicatoren
een
aantal
mogelijkheden
die
als
volgt
kunnen
worden
samengevat:
•
scheppen
van
transparantie;
•
vaststellen
van
een
basis
voor
wetenschappelijk
onderzoek
naar
langdurende
zorg;
•
een
mogelijkheid
voor
benchmarking
van
instellingen;
•
een
mogelijkheid
voor
het
besturen
van
kwaliteitsontwikkeling
in
instellingen.
Zelfs
nu
de
interesse
voor
het
gebruik
van
indicatoren
om
de
kwaliteit
van
resultaten
te
meten
en
te
onderzoeken
in
de
Europese
landen
ten
opzichte
van
de
Verenigde
Staten
sterk
is
gestegen,
in
het
bijzonder
voor
de
intramurale
zorg,
is
het
debat
over
empirisch
gezonde,
betrouwbare
kwaliteitsindicatoren
in
Europa
relatief
laat
begonnen
en
lijkt
het,
zoals
blijkt
uit
de
focus
van
de
belangrijkste
initiatieven
op
het
gebied
van
kwaliteitszorg,
nog
steeds
van
ondergeschikt
belang.
Het
zoeken
naar
en
verkennen
van
indicatoren
voor
de
kwaliteit
van
resultaten
in
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen,
is
een
onderwerp
dat
nog
geenszins
de
aandacht
heeft
gekregen
die
het
verdient,
last
but
not
least
vanuit
het
perspectief
van
gebruikers
en
in
het
belang
van
het
waarborgen
van
langdurende
zorg
die
rekening
houdt
met
de
menselijke
waardigheid.
Toch
is
het
gebruik
van
indicatoren
een
belangrijke
methode
om
kwaliteit
vanuit
het
perspectief
van
de
gebruiker
te
meten
en
beschikbaar
te
maken
voor
de
kwaliteitsontwikkeling
van
diensten
en
instellingen.
In
hun
eentje
bieden
ze
geen
garantie
voor
kwaliteit,
maar
ze
maken
deel
uit
van
een
overkoepelend
kader
van
effectiviteit
en
efficiëntie
van
diensten
in
de
langdurende
zorg.
;F"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
#334"A5"B9?/8"2$%")3/.48$$813)97-83"0)3/8$893@9%*97$8()3%" 03)"*(=39%" Bij
de
selectie
van
resultaatgerichte
prestatie‐indicatoren
is
gekeken
naar
vijf
domeinen
die
relevant
zijn
voor
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen.
Het
reflecteren
op
resultaten
vraagt
aandacht
voor
de
verschillende
perspectieven
van
betrokken
stakeholders:
cliënten,
familie
en
vrienden,
personeel,
management,
financiers
en
andere
sociale
groepen
en
de
wetgever.
#(=39%3%"
O3)/037893I+"
,%*97$8()3%"
1. Kwaliteit
van
zorg
Cliënten,
personeel
1‐24
2. Kwaliteit
van
leven
Cliënten,
familie
en
vrienden,
personeel
25‐70
3. Leiderschap
Management,
personeel
71‐87
4. Economische
prestaties
Management,
financier
88‐91
Financier,
wetgever,
leveranciers,
algemene
publiek
92‐94
5. Context
Elke
indicator
wordt
beschreven
volgens
een
gemeenschappelijke
terminologie
en
op
basis
van
onderstaand
schema:
#3I9%9893"
Definitie
van
de
indicator
T03)$89(%$49/3)9%1"
Praktische
kwesties
betreffende
de
toepassing
of
de
wijze
van
gegevensverzameling
die
nodig
is.
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Maatregelen,
definitie
van
waarden
in
de
teller
en
noemer
van
de
indicator.
d3>).9&g*(34"
Gebruik
en
uitleg
van
de
indicator
als
instrument
voor
het
meten,
vaststellen
en
verbeteren
van
de
kwaliteit
van
resultaten
in
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen.
Algemene
opmerkingen
betreffende
de
nationale
context,
indien
van
toepassing.
O3)/037893I"
Vanuit
het
perspectief
van
welke
stakeholder
is
de
indicator
in
het
bijzonder
relevant?
]-3=$"
Op
welke
thema’s
en
vraagstukken
richt
de
indicator
zich,
met
betrekking
tot
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen?
M)(%"
Bron,
kwaliteitskader
of
context,
waarin
de
indicator
al
wordt
gebruikt
of
waaruit
de
indicator
is
ontstaan.
2
In
het
algemeen
moet
kwaliteitsverbetering
altijd
gericht
zijn
op
de
clienten
van
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen.
Sommige
indicatoren
richten
zich
echter
in
de
eerste
plaats
op
andere
groepen
stakeholders,
zoals
op
de
medewerkers
of
het
management.
;C"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
#(=39%"!5"c'$498398"2$%"N()1"
De
indicatoren
in
dit
eerste
domein
gaan
over
de
kwaliteit
van
zorg,
aangezien
dit
het
belangrijkste
aspect
is
voor
alle
betrokkenen.
Ouderen
verhuizen
naar
een
verpleeg‐
of
verzorgingshuis
als
gevolg
van
gezondheidsproblemen,
zorgbehoeften
of
persoonlijke
omstandigheden,
en/of
wanneer
het
niet
langer
mogelijk
is
om
thuis
te
wonen.
Vaak
zijn
deze
cliënten
voor
hun
dagelijkse,
lichamelijke
zorg
afhankelijk
van
verzorgenden.Verzorgenden
in
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
hebben
de
primaire
taak
om
bestaande
gezondheidsproblemen
zo
goed
mogelijk
te
behandelen
(bijvoorbeeld,
zwachtelen
bij
een
open
been)
en
zich
te
richten
op
de
preventie
van
verslechtering
en
andere
complicaties
(bijvoorbeeld,
wisselligging
ter
preventie
van
decubitus).
De
belangrijkste
focus
in
dit
domein
ligt
op
de
kwaliteit
en
veiligheid
van
de
zorg.
Het
begrijpen
van
de
zorgbehoefte
van
de
cliënt
bepaalde
aandoeningen
complicaties
is
essentieel
voor
verlenen
van
een
goede
kwaliteit
van
zorg.
De
registratie
van
bijvoorbeeld
decubituswonden,
medicatiefouten
of
valincidenten,
moet
geïntegreerd
zijn
in
de
gegevens
van
de
cliënt,
bijvoorbeeld
in
het
cliëntendossier
of
het
persoonlijk
zorgplan.
Alleen
dan
kunnen
zorgverleners
en
verzorgenden
hun
resultaten
beoordelen
en
sturen
op
kwaliteitsverbetering.
De
indicatoren
kunnen
ook
worden
gebruikt
om
het
succes
van
een
verbeterprogramma
te
monitoren
en
prioriteiten
te
stellen
voor
verdere
actie.
De
indicatoren
binnen
het
domein
‘Kwaliteit
van
Zorg’
worden
meestal
beschreven
vanuit
het
perspectief
van
de
cliënten.
Als
men
deze
indicatoren
gebruikt,
zou
men
dus
ook
gebruik
moeten
maken
van
de
informatie
uit
het
cliëntendossier
of
uit
het
persoonlijk
zorgplan.
Vaak
kan
een
keuze
worden
gemaakt
tussen
een
meting
op
een
bepaalde
dag
(bijvoorbeeld
een
punt
prevalentiemeting)
of
continue
registratie.
De
indicator
voor
decubituswonden
is
wellicht
geschikter
voor
een
prevalentiemeting,
terwijl
de
indicator
voor
valregistratie
geschikter
is
voor
continue
registratie.
De
meeste
indicatoren
binnen
dit
domein
komen
voort
uit
bestaande
kwaliteitsmanagementsystemen
in
de
landen
die
deelnemen
aan
het
project,
maar
ook
uit
kwaliteitsmanagementsystemen
in
de
Verenigde
Staten.
Geen
enkele
indicator
binnen
dit
domein
is
uitsluitend
afkomstig
uit
een
niet‐deelnemend
land.
De
indicatoren
19
tot
24
zijn
niet
voortgekomen
uit
bestaande
kwaliteitsmanagementsystemen,
maar
uit
de
bijeenkomsten
van
internationale
deskundigen
in
het
Delphi‐panel
of
uit
de
E‐Qalin‐validatieworkshops.
Tijdens
een
workshop
waarin
een
aantal
vertegenwoordigers
van
Delphi‐
en
E‐Qalin‐deskundigen,
en
ook
van
het
PROGRESS‐team
deelnamen,
zijn
alle
voorgestelde
nieuwe
indicatoren
besproken.
De
uiteindelijke
selectie
is
toegevoegd
aan
de
bestaande
indicatoren
van
het
domein
‘Kwaliteit
van
Zorg’.
;G"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"!"
#3I9%9893"
Percentage
cliënten
met
decubitus
graad
2
t/m
4
die
in
het
verpleeg‐
of
verzorgingshuis
is
ontstaan
T03)$89(%$49/3)9%1"
Om
deze
indicator
te
meten
is
een
initiële
beoordeling
van
de
decubitustoestand
nodig
op
het
moment
van
toelating.
Eerstegraads
decubituswonden
zijn
uitgesloten
omdat
ze
moeilijk
meetbaar
zijn
en
dus
onbetrouwbaar.
Deze
indicator
wordt
gemeten
op
een
van
tevoren
vastgestelde
dag,
eens
per
jaar,
als
prevalentiemeting.
De
indicator
kan
eventueel
worden
gebaseerd
op
de
continue
documentatie
van
de
zorg.
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
cliënten
met
decubitus
graad
2
tot
4
Noemer:
aantal
cliënten
dat
is
onderzocht
d3>).9&g#(34"
Het
doel
van
deze
indicator
is
om
strategieën
ter
preventie
van
decubitus
te
verbeteren,
vooral
door
de
houding
van
cliënten
in
bed
regelmatig
te
wisselen
zodat
er
niet
steeds
druk
wordt
uitgeoefend
op
dezelfde
gebieden
van
de
huid.
Decubituswonden
zijn
niet
alleen
pijnlijk
en
beperkend,
maar
kunnen
op
de
lange
termijn
een
verwoestende
impact
hebben
op
de
gezondheid
en
de
kwaliteit
van
leven
van
cliënten.
O3)/037893I"
Cliënten
]-3=$"
Kwaliteit
en
veiligheid
van
de
zorg
M)(%"
Geïnspireerd
door:
KVZ‐VVT,
2007;
KVZ‐VVT
(2010),
E‐Qalin,
2009;
MDS,
2009;
US
DHHS,
2008;
CSCl,
2008
;H"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"+"
#3I9%9893"
Percentage
cliënten
dat
last
heeft
van
smetten
T03)$89(%$49/3)9%1"
Intertrigo
(smetten)
is
een
huidziekte
(vooral
in
de
huidplooien)
met
plaatselijke
roodheid
en
pijn.
Smetten
komt
veel
voor
bij
mensen
met
obesitas.
Het
wordt
vaak
aangetroffen
onder
de
borsten,
in
anale
kloven
en
in
de
liezen
van
cliënten.
Deze
indicator
wordt
gemeten
op
een
vastgestelde
dag,
eens
per
jaar,
als
prevalentiemeting.
De
indicator
kan
eventueel
worden
gebaseerd
op
de
continue
documentatie
van
de
zorg.
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
cliënten
dat
last
heeft
van
intertrigo
Noemer:
aantal
cliënten
dat
is
onderzocht
d3>).9&g#(34"
Het
doel
van
deze
indicator
is
om
de
huidplooien
op
te
sporen,
maar
ook
om
het
ontstaan
ervan
te
voorkomen.
Een
zorgvuldige
beoordeling
van
de
oorzaken
van
huidplooien
helpt
bij
de
preventie
van
het
probleem.
De
effectieve
behandeling
van
en/of
omgang
met
onderliggende
factoren,
bijvoorbeeld
incontinentie,
zou
ook
moeten
helpen
bij
de
preventie
van
zweren
in
huidplooien.
O3)/037893I"
Cliënten
]-3=$"
Kwaliteit
en
veiligheid
van
de
zorg
M)(%"
Geïnspireerd
door:
KVZ‐VVT,
2007;
KVZ‐VVT
(2010);
LPZ,
2009
en
MDS,
2009
;J"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):";"
#3I9%9893"
Percentage
cliënten
dat
de
afgelopen
30
dagen
te
maken
had
met
een
medicijnincident
T03)$89(%$49/3)9%1"
Meerdere
bronnen
kunnen
worden
gebruikt
om
deze
indicator
te
meten:
het
cliëntdossier,
het
geheugen
van
personeel/cliënten
en
de
formele
incidentieregistraties,
zoals
in
het
Nederlandse
systeem
is
geregeld.
• Ondeugdelijk
medicatiebeleid
omvat
de
volgende
incidenties:
• een
voorgeschreven
geneesmiddel
is
niet
gegeven,
• de
verkeerde
dosis
is
toegediend,
• medicatie
is
gegeven
op
het
verkeerde
moment,
• de
cliënten
hebben
de
medicatie
niet
ingenomen,
• de
verkeerde
medicatie
is
toegediend,
• incorrecte
combinatie
van
medicijnen.
Doe
geen
metingen
bij
cliënten
die
hun
medicatie
zelfstandig
innemen
(doe
alleen
metingen
bij
cliënten
die
hun
medicatie
door
anderen
krijgen
toegediend).
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
cliënten
bij
wie
de
afgelopen
30
dagen
medicatiefouten
zijn
gemeld
Noemer:
aantal
cliënten
dat
is
onderzocht
d3>).9&g#(34"
Het
doel
van
deze
indicator
is
preventie
van
medicatiefouten.
Een
overdosering
kan
bijvoorbeeld
resulteren
in
schade
bij
de
cliënt
aan
wie
de
medicatie
is
voorgeschreven,
en
een
onderdosering
kan
resulteren
in
minder
dan
de
wenselijke
behandelresultaten.
De
indicator
is
ook
nuttig
om
inzicht
te
krijgen
in
de
managementcultuur
van
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen:
als
meldingen
van
medicatiefouten
alleen
worden
gebruikt
om
te
beschuldigen
en
te
bestraffen,
zal
het
personeel
aarzelen
om
incidenten
in
de
toekomst
te
melden
en
kunnen
ze
niet
worden
gebruikt
als
uitgangspunt
voor
de
verbetering
van
procedures
en
zorgstructuren.
O3)/037893I"
Personeel
en
cliënten
]-3=$"
Kwaliteit
en
veiligheid
van
zorg,
kwaliteit
van
het
personeel
M)(%"
Geïnspireerd
door:
KVZ‐VVT,
2007;
KVZ‐VVT
(2010);
US
DHHS,
2008
en
CSCl,
2008
AD"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"A"
#3I9%9893"
Percentage
cliënten
dat
een
periodieke
controle
heeft
gehad
bij
een
specialist
(oogarts/tandarts/chiropodist/oorarts)
T03)$89(%$49/3)9%1"
Deze
indicator
is
meestal
gebaseerd
op
de
continue
documentatie
van
de
zorg
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
cliënten
dat
ten
minste
een
of
tweemaal
per
jaar
een
health
check
heeft
gehad
bij
een
specialist
Noemer:
aantal
cliënten
d3>).9&g#(34"
Zelfs
als
het
personeel
van
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
in
een
aantal
landen
het
aanvragen
van
health
checks
of
bezoeken
aan
specialisten
niet
kunnen
beïnvloeden,
is
het
toch
belangrijk
om
de
toegankelijkheid
van
het
gezondheidszorgsysteem
voor
cliënten
te
faciliteren
en
controleren:
Ouderen
die
in
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
wonen
mogen
niet
worden
gediscrimineerd
als
het
gaat
om
toegang
tot
gespecialiseerde
gezondheidszorg
(vgl.
National
Service
Framework
for
Older
People
DoH,
2001).
O3)/037893I"
Cliënten
]-3=$"
Lichamelijke
gezondheid
en
welzijn
M)(%"
Geïnspireerd
door:
E‐Qalin,
2009;
CSCl,
2008;
MDS,
2009;
DoH,
2001
A!"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"F"
#3I9%9893"
Percentage
cliënten
met
een
onbedoelde
en
niet
binnen
het
afgesproken
behandelbeleid
passende
gewichtsafname
in
de
afgelopen
maand.
T03)$89(%$49/3)9%1"
Deze
indicator
wordt
gemeten
aan
de
hand
van
het
gewicht
van
de
cliënt.
Gewichtsverlies
van
meer
dan
3
kg
van
het
totale
lichaamsgewicht
in
de
laatste
maand,
of
meer
dan
6kg
in
de
laatste
zes
maanden.
Doe
geen
metingen
met
cliënten
die:
• terminale
zorg
ontvangen
of
terminaal
ziek
zijn
• niet
willen
worden
onderzocht
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
cliënten
dat
de
afgelopen
maand
relatief
gewichtsverlies
had,
onbedoeld
en
niet
afgesproken
in
het
behandelplan
van
de
cliënt.
Noemer:
aantal
cliënten
dat
is
onderzocht
d3>).9&g#(34"
Het
doel
van
deze
indicator
is
preventie
van
onbedoeld
gewichtsverlies.
Oudere
cliënten
met
onbedoeld
gewichtsverlies
lopen
een
hoger
risico
op
infectie,
depressie
en
overlijden.
O3)/037893I"
Cliënten
]-3=$"
Kwaliteit
en
veiligheid
van
zorg
(risicomanagement)
M)(%"
Geïnspireerd
door:
KVZ‐VVT,
2007;
KVZ‐VVT
(2010);
US
DHHS,
2008
en
MDS,
2009
A+"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"C"
#3I9%9893"
Percentage
cliënten
met
symptomen
van
dehydratie
T03)$89(%$49/3)9%1"
Een
cliënt
is
gedehydreerd
als
er
een
acuut
gewichtsverlies
is
van
meer
dan
3%
van
het
totale
lichaamsgewicht,
of
een
acuut
gewichtsverlies
van
meer
dan
1
kg
per
dag.
Andere
symptomen
zoals
de
conditie
van
de
huid,
droge
slijmvliezen
en
droge
tong,
zijn
aanwijzingen,
maar
kunnen
ook
worden
veroorzaakt
door
andere
factoren,
zoals
medicatiegebruik.
Deze
indicator
is
meestal
gebaseerd
op
de
continue
documentatie
van
de
zorg.
Doe
geen
metingen
met
cliënten
die:
• terminale
zorg
ontvangen
of
terminaal
ziek
zijn
• niet
willen
worden
gecontroleerd
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
cliënten
met
dehydratiesymptomen
Noemer:
aantal
cliënten
dat
is
onderzocht
d3>).9&g#(34"
Dehydratie
wordt
beschouwd
als
een
sleutelgebeurtenis.
Het
leidt
tot
een
aantal
complicaties,
bijvoorbeeld
desoriëntatie,
verlies
van
eetlust,
verlies
van
energie
en
inactiviteit.
Bij
personen
die
lijden
aan
dementie
is
uitdroging,
naast
ondervoeding
en
longontsteking,
een
van
de
belangrijkste
oorzaken
van
overlijden.
O3)/037893I"
Cliënten
]-3=$"
Kwaliteit
en
veiligheid
van
zorg
M)(%"
Geïnspireerd
door:
KVZ‐VVT,
2007;
US
DHHS,
2008;
Schols
et
al.,
2009
en
MDS,
2009.
A;"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"G"
#3I9%9893"
Percentage
cliënten
dat
te
maken
had
met
een
valincident
T03)$89(%$49/3)9%1"
Meerdere
bronnen
kunnen
worden
gebruikt
om
deze
indicator
te
meten:
het
cliëntendossier
(documentatie
van
de
zorg),
het
geheugen
van
personeel/cliënten
en
de
incidentie
rapportagesystemen/‐registraties.
Zelfgerapporteerde
valincidenten
moeten
daar
ook
in
worden
opgenomen.
Het
is
aan
te
bevelen
om
de
plaats
van
het
valincident
en
de
gevolgen
ervan
voor
de
cliënt
te
registreren
in
de
afgelopen
30
dagen.
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
cliënten
met
een
valincident
in
de
afgelopen
30
dagen.
Noemer:
aantal
cliënten
dat
is
onderzocht
d3>).9&g#(34"
Het
doel
van
deze
indicator
is
om
te
zien
hoeveel
valincidenten
optreden
in
het
verpleeg‐
of
verzorgingshuis
en
om
valincidenten
te
voorkomen.
Valincidenten
zijn
een
belangrijke
oorzaak
van
morbiditeit
en
mortaliteit
bij
ouderen.
O3)/037893I"
Cliënten
]-3=$"
Kwaliteit
en
veiligheid
van
de
zorg
M)(%"
Geïnspireerd
door:
KVZ‐VVT,
2007;
KVZ‐VVT,
2010;
US
DHHS,
2008;
CMS
–
RAI,
2002;
E‐Qalin,
2009
en
MDS,
2009
AA"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"H"
#3I9%9893"
Percentage
cliënten
dat
de
afgelopen
zeven
dagen
uitdagend
gedrag
vertoonde
tegenover
personeel
en/of
andere
cliënten
T03)$89(%$49/3)9%1"
De
volgende
gedragssymptomen
worden
gemeten:
• mondeling
uitdagend
gedrag:
cliënt
bedreigt,
schreeuwt
of
vloekt
naar
anderen
• fysiek
uitdagend
gedrag:
cliënt
slaat,
duwt,
krabt
of
intimideert
anderen,
• sociaal
onaanvaardbaar
gedrag:
cliënt
maakt
storende
geluiden,
is
luidruchtig,
schreeuwt,
verzorgt
zich
niet
goed,
vertoont
seksueel
of
exhibitionistisch
gedrag,
smeert
zich
onder
met
voedsel
of
feces,
hamstert
of
neust
rond
in
de
bezittingen
van
anderen,
• weigeren
van
zorg:
cliënt
weigert
medicatie
of
injecties,
weigert
voedsel
en
deelname
aan
activiteiten.
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
cliënten
dat
de
afgelopen
zeven
dagen
tekenen
van
uitdagend
gedrag
heeft
vertoond
naar
personeel
en/of
andere
cliënten
Noemer:
aantal
cliënten
dat
is
onderzocht
d3>).9&g#(34"
Het
doel
van
deze
indicator
is
om
te
zien
hoe
vaak
cliënten
probleemgedrag
vertonen
en
te
monitoren
of
het
personeel
in
staat
is
om
te
reageren
op
deze
uitdaging.
Als
is
vastgesteld
dat
er
een
tendens
van
toenemend
probleemgedrag
is,
kunnen
management
en
personeel
nadenken
over
aanvullende
training
met
betrekking
tot
de
omgang
met
deze
cliënten.
O3)/037893I"
Personeel
en
cliënten
]-3=$"
Kwaliteit
en
veiligheid
van
zorg
M)(%"
Geïnspireerd
door:
KVZ‐VVT,
2007;
KVZ‐VVT;
2010;
US
DHHS,
2008
en
CMS‐RAI,
2002
AF"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"J"
#3I9%9893"
Percentage
cliënten
waarbij
fixatie
is
toegepast.
T03)$89(%$49/3)9%1"
In
de
meeste
landen
is
voor
vrijheidsbeperkende
maatregelen
een
justitiële
/
medische
vergunning
vereist
zodat
de
indicator
op
basis
van
de
relevante
documentatie
kan
worden
gemeten.
Deze
bepalingen
kunnen
in
de
verpleegkundige
documentatie
nageslagen
worden,
waarbij
als
“vrijheidsbeperkende
maatregelen”
in
ieder
geval
het
gebruik
van
fixatie‐instrumenten
(buikriem)
of
bedhekken
gelden.
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
cliënten
dat
fysiek
in
bedwang
is
gehouden
gedurende
de
laatste
zeven
dagen
Noemer:
aantal
cliënten
dat
is
onderzocht
d3>).9&g#(34"
Het
doel
van
deze
indicator
is
om
inzichtelijk
te
maken
hoeveel
cliënten
in
bedwang
zijn
gehouden.
Vrijheidsbeperkende
maatregelen
kunnen
het
risico
van
vallen
vergroten.
Als
cliënten
zich
proberen
te
bevrijden,
kunnen
zij
zich
mogelijk
zwaarder
verwonden
dan
wanneer
ze
vrij
waren
geweest.
Hun
verwondingen
zouden
ook
ernstiger
kunnen
zijn
dan
wanneer
ze
niet
in
bedwang
waren
gehouden.
Het
personeel
wordt
gestimuleerd
om
na
te
denken
over
alternatieve
maatregelen
om
de
veiligheid
van
de
cliënten
te
garanderen.
O3)/037893I"
Cliënten,
personeel
]-3=$"
Kwaliteit
en
veiligheid
van
zorg,
kwaliteit
van
het
personeel
M)(%"
Geïnspireerd
door:
KVZ‐VVT,
2007;
KVZ‐VVT,
2010;
US
DHHS,
2008
en
MDS,
2009
AC"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"!D"
#3I9%9893"
Percentage
cliënten
dat
een
paar
keer
per
week
of
elke
dag
incontinent
is
van
urine
Percentage
cliënten
met
urine‐ incontinentie
T03)$89(%$49/3)9%1"
Deze
indicator
wordt
gemeten
op
een
vastgestelde
dag,
eens
per
jaar,
als
prevalentiemeting.
De
indicator
kan
ook
worden
gebaseerd
op
de
continue
documentatie
van
de
zorg.
Onder
urine‐incontinentie
wordt
verstaan:
elke
vorm
van
onbedoeld
urineverlies.
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
cliënten
met
urine‐incontinentie,
ten
minste
eens
per
week
Noemer:
aantal
cliënten
dat
is
onderzocht
d3>).9&g#(34"
Het
doel
van
deze
indicator
is
om
te
zien
hoeveel
verpleeg‐
of
verzorgingshuiscliënten
incontinent
zijn
en
om
incontinentie
te
voorkomen.
Incontinentie
kan
een
symptoom
zijn
van
een
infectie
van
de
urinewegen.
Het
kan
aanleiding
geven
tot
schaamte
en
kan
de
kwaliteit
van
leven
doen
afnemen.
Door
meer
aandacht
te
besteden
aan
diagnose,
kunnen
meer
patiënten
worden
genezen
–
of
op
zijn
minst
kan
hun
ongemak
worden
verminderd.
O3)/037893I"
Cliënten
]-3=$"
Kwaliteit
en
veiligheid
van
de
zorg
M)(%"
Geïnspireerd
door:
KVZ‐VVT,
2007;
KVZ‐VVT
(2010)
en
de
US
DHHS,
2008
AG"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"!!"
#3I9%9893"
Percentage
cliënten
met
een
verblijfskatheter,
die
meer
dan
14
dagen
geleden
is
ingebracht
T03)$89(%$49/3)9%1"
Deze
indicator
is
meestal
gebaseerd
op
de
continue
documentatie
van
de
zorg.
Chronisch
gebruik
van
een
katheter
is
in
sommige
landen
alleen
op
basis
van
een
medische
verordening
toegestaan
waardoor
ook
de
continue
documentatie
van
de
zorg
kan
worden
gebruikt.
Doe
geen
metingen
met
cliënten
die
al
een
lange
termijn
katheter
hadden
op
het
moment
dat
ze
naar
het
verpleeg‐
of
verzorgingshuis
gingen.
De
keuze
voor
een
14‐daagse
periode
is
bedoeld
om
een
verschil
te
kunnen
maken
tussen
acuut
en
chronisch
gebruik
van
de
katheter.
Acuut
gebruik
van
de
katheter
is
bijvoorbeeld
geïndiceerd
voor
cliënten
die
palliatieve
zorg
krijgen
of
lijden
aan
acute
pijn
door
een
heupfractuur
(nog
niet
geopereerd).
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
cliënten
met
een
lange
termijn
katheter,
die
meer
dan
14
dagen
geleden
is
ingebracht.
Noemer:
aantal
cliënten
dat
is
onderzocht
d3>).9&g#(34"
Het
doel
van
deze
indicator
is
om
te
zien
hoeveel
verpleeg‐
of
verzorgingshuiscliënten
een
lange
termijn
katheter
hebben.
Als
dit
percentage
erg
hoog
is,
is
misschien
te
snel
ingegrepen.
Problemen
met
betrekking
tot
het
gebruik
van
urinekatheters
zijn
infectie,
obstructie
en
lekkage.
O3)/037893I"
Cliënten
]-3=$"
Kwaliteit
en
veiligheid
van
de
zorg
M)(%"
Geïnspireerd
door:
KVZ‐VVT,
2007
en
US
DHHS,
2008
AH"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"!+"
#3I9%9893"
Percentage
cliënten
met
pijn
in
de
afgelopen
30
dagen
T03)$89(%$49/3)9%1"
Het
meten
van
pijn
in
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
is
een
specifieke
uitdaging,
hoewel
verscheidene
opties
voor
pijnmeting
(schalen)
worden
aangeboden
(bijvoorbeeld
Van
Herk
et
al.,
2009a;
Closs
et
al.,
2004;
www.schmerzskala.de).
Bij
sommige
cliënten
is
pijnmeting
met
de
gebruikelijke
methoden
onmogelijk
als
gevolg
van
communicatieproblemen
of
cognitieve
achteruitgang.
In
dergelijke
gevallen,
bijvoorbeeld
bij
mensen
met
dementie,
wordt
de
MOBID
pijn
observatieschaal
geadviseerd
(Husebo
et
al.,
2007).
Aan
de
familie
vragen
of
zij
een
inschatting
kunnen
maken
van
de
pijn
van
hun
familieleden,
wordt
niet
geïndiceerd
(Van
Herk
et
al.,
2009b).
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
cliënten
met
pijn
in
de
afgelopen
30
dagen
Noemer:
aantal
cliënten
dat
is
onderzocht
d3>).9&g#(34"
Een
van
de
belangrijkste
oorzaken
van
onvoldoende
pijnbestrijding
is
het
ontbreken
van
een
systematische
pijnregistratie.
Verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
doen
weliswaar
aan
pijnregistratie,
bijvoorbeeld
met
een
eenvoudig
meetinstrument
zoals
een
numerieke
pijnschaal,
maar
dat
is
niet
breed
geïmplementeerd.
Onderzoek
en
Nederland
toont
aan
dat
66%
van
de
cliënten
pijn
ervaart
(Boerlage
et
al.,
2007).Het
percentage
cliënten
met
aanzienlijke
pijn
in
de
afgelopen
week
(score
>
4
op
een
0‐10
schaal)
is
zelfs
nog
hoger:
>
75%.
Meer
dan
25%
van
de
cliënten
uit
deze
groep
ontvangt
GEEN
pijnmedicatie.
Meer
dan
50%
van
hen
ontvangt
alleen
medicatie
uit
stap
1
van
de
WHO‐analgetische
ladder
(paracetamol,
NSAID's).
Het
doel
van
deze
indicator
is
om
het
personeel
te
stimuleren
om
na
te
denken
over
pijnbestrijding
en
haar
resultaten
in
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
en
daarmee
samenhangende
maatregelen
en
verbeteringen
te
documenteren.
O3)/037893I"
Cliënten
]-3=$"
Kwaliteit
en
veiligheid
van
de
zorg
M)(%"
Geïnspireerd
door:
CSCl,
2008;
US
DHHS,
2008.
AJ"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"!;"
#3I9%9893"
Percentage
cliënten
dat
gebruik
maakt
van
antipsychotische
medicatie
T03)$89(%$49/3)9%1"
Het
gebruik
van
psychofarmaca
is
op
basis
van
de
zorgdocumentatie
vast
te
stellen.
Doe
geen
metingen
met
cliënten
die
hun
medicatie
zelf
toedienen.
Als
de
cliënt
verantwoordelijk
blijft
voor
zijn
of
haar
medicatie,
en
deze
ook
in
zijn
of
haar
bezit
heeft,
betekent
dit
dat
het
personeel
niet
weet
of
de
cliënt
de
medicatie
ook
neemt
volgens
voorschrift.
Deze
indicator
moet
worden
gezien
in
samenhang
met
Indicator
nr.
9
over
vrijheidsbeperkende
maatregelen
en
met
het
aandeel
van
de
cliëntcliënten
met
een
gediagnosticeerde
mentale
handicap
(in
aanvulling
of
als
alternatief
ook
indicator
nr.
14).
De
frequentie
van
de
prevalentiemeting
kan
variëren.
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
cliënten
dat
antipsychotische
medicatie
gebruikt
Noemer:
aantal
cliënten
dat
is
onderzocht
d3>).9&g#(34"
Het
doel
van
deze
indicator
is
om
op
een
willekeurig
moment
te
zien
of
het
percentage
clienten
dat
antipsychotische
medicatie
gebruikt
niet
te
hoog
is.
Het
andere
doel
van
deze
indicator
is
om
te
zien
of
het
aantal
cliënten
met
een
gediagnosticeerde
psychische
stoornis
gelijk
is
aan
het
aantal
cliënten
dat
psychofarmaca
gebruikt.
O3)/037893I"
Cliënten
]-3=$"
Kwaliteit
en
veiligheid
van
de
zorg
M)(%"
Geïnspireerd
door:
KVZ‐VVT,
2007;
KVZ‐VVT
2010;
US
DHHS,
2008
FD"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"!A"
#3I9%9893"
Percentage
cliënten
met
dementie
dat
neuroleptica
gebruikt
T03)$89(%$49/3)9%1"
Percentage
cliënten
met
dementie
aan
wie
de
afgelopen
week
neuroleptica
zijn
toegediend.
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
cliënten
met
dementie
aan
wie
de
afgelopen
week
neuroleptica
zijn
toegediend.
Noemer:
aantal
cliënten
dat
is
onderzocht
d3>).9&g#(34"
Er
rijzen
veel
vragen
over
het
gelijktijdig
gebruik
van
meerdere
medicijnen
door
dementerenden.
De
Duitse
commissie
van
deskundigen
voor
het
toezicht
op
de
ontwikkeling
van
de
gezondheidszorg
heeft
de
afgelopen
tijd
gewezen
op
de
hoge
risico's
verbonden
aan
het
gebruik
van
neuroleptica,
hetgeen
met
name
in
combinatie
met
sedativa
(benzodiazepines)
verdere
vermindering
van
cognitieve
vaardigheden
kan
veroorzaken:
‘Daarom
kan
het
simpelweg
voorschrijven
van
slaapmiddelen
aan
ouderen
geen
aanvaardbare
strategie
zijn
om
te
compenseren
voor
het
gebrek
aan
personeel
in
zorg
en
welzijn
(...)
Vooral
het
voorschrijven
van
neuroleptica
moet
kritisch
worden
beschouwd,
aangezien
de
mortaliteit
is
gestegen
(...)
toepassing
voor
een
korte
periode
is
aanvaardbaar
in
uitzonderlijke
gevallen,
als
er
andere
risico's
voor
de
patiënt
of
zijn/haar
omgeving
kunnen
optreden’
(Arznei‐Telegramm,
2008,
cit.
Sachverständigenrat,
2009:
471).
O3)/037893I"
Cliënten
]-3=$"
Kwaliteit
en
veiligheid
van
de
zorg
M)(%"
Sachverständigenrat,
2009
F!"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"!F"
#3I9%9893"
Percentage
cliënten
dat
antidepressiva
gebruikt
T03)$89(%$49/3)9%1"
Doe
geen
metingen
met
cliënten
die
hun
medicatie
zelf
toedienen.
Als
de
cliënt
verantwoordelijk
blijft
voor
zijn
of
haar
medicatie,
en
deze
ook
in
zijn
of
haar
bezit
heeft,
betekent
dit
dat
het
personeel
niet
weet
of
de
cliënt
de
medicatie
ook
neemt
volgens
voorschrift.
Het
gebruik
van
antidepressiva
wordt
gerelateerd
aan
de
prevalentie
van
depressie
bij
cliënten
(Indicator
nr.
16).
De
frequentie
van
de
prevalentiemeting
kan
variëren.
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
cliënten
dat
antidepressiva
gebruikt
Noemer:
aantal
cliënten
dat
is
onderzocht
d3>).9&g#(34"
Het
doel
van
deze
indicator
is
om
te
zien
of
het
aantal
cliënten
met
een
diagnose
depressie
gelijk
is
aan
het
aantal
cliënten
dat
antidepressiva
gebruikt.Deze
indicator
zegt
veel
over
hoe
beroepsbeoefenaren
omgaan
met
depressieve
cliënten
of
cliënten
met
een
andere
psychische
stoornis.
Het
doel
van
deze
indicator
is
om
daarover
na
te
denken
in
hoe
verre
het
personeel
in
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
dit
gebruik
kan
beïnvloeden
en
mogelijke
verbeteringen/alternatieven
kan
implementeren.
O3)/037893I"
Cliënten
]-3=$"
Kwaliteit
en
veiligheid
van
de
zorg
M)(%"
KVZ‐VVT,
2007
F+"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"!C"
#3I9%9893"
Percentage
cliënten
met
gediagnosticeerde
symptomen
op
een
bepaald
moment.
T03)$89(%$49/3)9%1"
Op
basis
van
de
GDS
(Geriatric
Depression
Scale)
stellen
wij
voor
de
cliënt
te
vragen
hoe
hij/zij
zich
de
afgelopen
week
voelde,
met
inbegrip
van
vandaag.
De
GDS
is
ontwikkeld
in
1982
door
J.A.
Yesavage
en
anderen
(Brink
et
al.,
1982;
Yesavage
et
al.,
1983).
Het
is
een
gevalideerd
instrument
dat
is
uitgegroeid
tot
een
wereldwijde
gouden
standaard:
http://www.stanford.edu/~yesavage/GDS.html
(GDS
in
alle
talen)
of
http://www.stanford.edu/~yesavage/testen.htm
(korte
versie
in
het
Engels,
met
scores).
De
GDS
is
één
techniek,
maar
er
zijn
mogelijk
nog
andere
die
kunnen
worden
gebruikt
in
het
verpleeg‐
of
verzorgingshuis.
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
cliënten
met
gediagnosticeerde
depressieve
symptomen
op
een
bepaald
moment.
Noemer:
aantal
cliënten
dat
is
onderzocht
d3>).9&g#(34"
Het
doel
van
deze
indicator
is
om
te
zien
hoeveel
cliënten
tekenen
van
een
depressie
vertonen.
Het
is
zeer
belangrijk
om
de
tekenen
van
een
depressie
te
signaleren,
een
depressie
te
diagnosticeren
en
een
behandeling
te
starten.
O3)/037893I"
Cliënten
]-3=$"
Kwaliteit
en
veiligheid
van
de
zorg
M)(%"
Geïnspireerd
door:
KVZ‐VVT,
2007;
KVZ‐VVT,
2010;
US
DHHS,
2008;
CMS‐RAI,
2002
F;"
depressieve
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"!G"
#3I9%9893"
Percentage
cliënten
met
een
slechte
gezondheidstoestand
van
mond
en
tanden
T03)$89(%$49/3)9%1"
Onderzoek
van
mondproblemen
(orale
slijmvlies,
tanden
en
kunstgebit).
Cliënten
met
een
verminderd
vermogen
tot
zelfzorg
hebben
vaak
mutaties
in
hun
mondholten.
Degenen
die
risico
lopen
zijn:
• cliënten
die
disfuncties
hebben
in
het
kauwen
of
slikken:
hun
inname
van
bepaalde
geneesmiddelen
(bijvoorbeeld
antidepressiva,
antihypertonica)
die
de
hoeveelheid
speeksel
verminderen,
zal
ook
effect
hebben
op
hun
mondelinge
microflora
(antibiotica,
corticoïden);
• cliënten
die
regelmatig
zuurstof
krijgen
toegediend
of
cliënten
die
alleen
door
hun
mond
kunnen
ademen;
• cliënten
met
een
verslechterde
voedingstoestand
en
uitdroging.
Deze
indicator
wordt
gemeten
op
een
bepaalde
dag,
eens
per
jaar,
als
prevalentiemeting.
Als
alternatief
kan
hij
worden
gebaseerd
op
de
continue
documentatie
van
de
zorg.
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
cliënten
met
tekorten
in
de
gezondheidstoestand
van
mond
en
tanden
Noemer:
aantal
cliënten
dat
is
onderzocht
d3>).9&g#(34"
Het
doel
van
deze
indicator
is
om
de
kwaliteit
van
zorg
voor
mensen
met
mondproblemen
te
beïnvloeden.
Vaak
wordt
te
weinig
aandacht
besteed
aan
mond‐
en
tandheelkundige
zorg,
die
van
grote
invloed
is
op
het
welzijn
van
de
cliënt.
O3)/037893I"
Cliënten
]-3=$"
Lichamelijke
gezondheid
en
welzijn
M)(%"
MDS,
2009
FA"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"!H"
#3I9%9893"
Percentage
cliënten
met
gediagnosticeerde
zorgbehoeften
als
gevolg
van
gerontopsychiatrische
stoornissen
T03)$89(%$49/3)9%1"
Diagnose
van
een
huisarts
of
specialist;
aantekeningen
in
de
zorgdocumentatie,
zoals
een
biografie,
contact
met
de
familie,
geïndividualiseerde
dagactiviteiten,
etc.;
zorgevaluatie
en
testen.
De
frequentie
van
de
prevalentiemeting
kan
variëren.
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
cliënten
met
gedocumenteerde
zorgbehoeften
als
gevolg
van
gerontopsychiatrische
stoornissen
Noemer:
aantal
cliënten
dat
is
onderzocht
d3>).9&g#(34"
Cliënten
met
cognitieve
stoornissen
(vooral
dementie)
hebben
behoefte
aan
een
specifieke
vorm
van
zorg
en
aandacht.
Daarom
moet
het
personeel
gekwalificeerd
zijn
in
verschillende
vaardigheden.
De
zorg
voor
cliënten
met
cognitieve
stoornissen
leidt
tot
veranderingen
op
verschillende
niveaus
binnen
een
verpleeg‐
of
verzorgingshuis:
• zorgconcept,
• kwalificatie
van
het
personeel,
• organisatie
en
management
van
de
zorg
(dag
en
nacht),
• architecturale
impact
(binnen
en
buiten
de
gebouwen).
O3)/037893I"
Cliënten
]-3=$"
Kwaliteit
en
veiligheid
van
de
zorg
M)(%"
MDS,
2009
FF"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"!J"
#3I9%9893"
Percentage
cliënten
dat
tevreden
is
met
de
persoonlijke
verzorging
Tevredenheidsonderzoeken
onder
cliënten
en/of
hun
vertegenwoordigers.
T03)$89(%$49/3)9%1" E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
cliënten
dat
tevreden
is
over
de
persoonlijke
verzorging
Noemer:
aantal
cliënten
dat
is
onderzocht
d3>).9&g#(34"
Het
doel
van
deze
indicator
is
om
te
beoordelen
of
de
mening
van
cliënten
over
de
gegeven
persoonlijke
verzorging
overeenkomt
met
de
resultaten
van
de
andere
indicatoren
van
kwaliteit
van
zorg.
Door
het
'objectieve'
met
het
'subjectieve'
te
combineren
kan
een
meer
holistisch
beeld
worden
verkregen
en
zou
mogelijkerwijs
een
noodzakelijke
verbetering
kunnen
worden
ontdekt.
O3)/037893I"
Cliënten
]-3=$"
Lichamelijke
gezondheid
en
welzijn
M)(%"
Progress,
2010
,%*97$8()"%):"+D"
#3I9%9893"
Percentage
cliënten
met
trombose
T03)$89(%$49/3)9%1"
Deze
indicator
wordt
gemeten
op
een
vastgestelde
dag,
eens
per
jaar,
als
prevalentiemeting.
De
indicator
kan
ook
worden
gebaseerd
op
de
continue
documentatie
van
de
zorg.
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
cliënten
met
trombose
Noemer:
aantal
cliënten
dat
is
onderzocht
d3>).9&g#(34"
Het
doel
van
deze
indicator
is
om
te
sturen
op
de
preventie
van
trombose
O3)/037893I"
Cliënten
]-3=$"
Kwaliteit
en
veiligheid
van
de
zorg
M)(%"
Progress,
2010
FC"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"+!"
#3I9%9893"
Percentage
cliënten
met
contracturen
T03)$89(%$49/3)9%1"
Deze
indicator
wordt
gemeten
op
een
vastgestelde
dag,
eens
per
jaar,
als
prevalentiemeting.
De
indicator
kan
ook
worden
gebaseerd
op
de
continue
documentatie
van
de
zorg.
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
cliënten
met
contracturen
Noemer:
aantal
cliënten
dat
is
onderzocht
d3>).9&g#(34"
Het
doel
van
deze
indicator
is
te
sturen
op
de
preventie
van
contracturen.
O3)/037893I"
Cliënten
]-3=$"
Kwaliteit
en
veiligheid
van
de
zorg
M)(%"
Progress,
2010
,%*97$8()"%):"++"
#3I9%9893"
Percentage
permanent
bedlegerige
cliënten
T03)$89(%$49/3)9%1"
Deze
indicator
wordt
gemeten
op
een
vastgestelde
dag,
eens
per
jaar,
als
prevalentiemeting.
De
indicator
kan
ook
worden
gebaseerd
op
de
continue
documentatie
van
de
zorg.
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
bedlegerige
cliënten
Noemer:
aantal
cliënten
dat
is
onderzocht
d3>).9&g#(34"
Het
doel
van
deze
indicator
is
vast
te
stellen
hoeveel
mensen
bedlegerig
zijn
en
strategieën
te
verbeteren
waarmee
onnodige
immobiliteit
kan
worden
voorkomen.
Immobiliteit
leidt
tot
verschillende
gezondheidsproblemen,
zoals
het
verlies
van
spiermassa,
constipatie,
incontinentie,
decubitus
en
cognitieve
achteruitgang.
O3)/037893I"
Cliënten
]-3=$"
Kwaliteit
en
veiligheid
van
de
zorg
M)(%"
Progress,
2010
FG"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"+;"
#3I9%9893"
Percentage
cliënten
met
enterale
sondevoeding
(PEG‐sonde)
T03)$89(%$49/3)9%1"
Deze
indicator
wordt
gemeten
op
een
vastgestelde
dag,
eens
per
jaar,
als
prevalentiemeting.
De
indicator
kan
ook
worden
gebaseerd
op
de
voortdurende
documentatie
van
de
zorg.
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
cliënten
met
enterale
sondevoeding
(PEG‐sonde)
Noemer:
aantal
cliënten
d3>).9&g#(34"
Veel
cliënten
in
gevorderde
stadia
van
cognitieve
achteruitgang
en/of
met
slikproblemen,
lopen
het
risico
van
ondervoeding.
In
dergelijke
gevallen
kunnen
zij
profiteren
van
sondevoeding.
Als
de
problemen
langere
tijd
duren,
is
enterale
sondevoeding
in
veel
gevallen
te
verkiezen
boven
sondevoeding
door
de
neus.
Voor
cliënten
is
enterale
sondevoeding
minder
belastend
en
het
risico
op
complicaties
lager.
Aan
de
andere
kant
kan
deze
indicator
(in
geval
van
een
stijgende
trend)
worden
gebruikt
om
te
controleren
of
sondevoeding
niet
te
vaak
en
te
snel
wordt
toegepast,
om
tijd
te
winnen
(sondevoeding
is
sneller
dan
het
handmatig
voeding
toedienen
aan
een
individuele
cliënt).
O3)/037893I"
Cliënten
]-3=$"
Kwaliteit
en
veiligheid
van
de
zorg
M)(%"
Progress,
2010
,%*97$8()"%):"+A"
#3I9%9893"
Percentage
cliënten
die
een
individuele
beoordeling
van
hun
voedingstoestand
hebben
gehad.
T03)$89(%$49/3)9%1"
Deze
indicator
wordt
gemeten
op
een
vastgestelde
dag,
eens
per
jaar,
als
prevalentiemeting.
De
indicator
kan
ook
worden
gebaseerd
op
de
continue
documentatie
van
de
zorg.
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
cliënten
dat
is
onderzocht
Noemer:
aantal
cliënten
d3>).9&g#(34"
Het
is
belangrijk
om
bij
iedere
cliënt
te
controleren
of
hij/zij
in
staat
is
om
zichzelf
te
voeden;
als
dat
niet
zo
is,
moet
deze
indicator
leiden
tot
maatregelen
in
het
verpleeg‐
of
verzorgingshuis
om
ervoor
te
zorgen
dat
ze
goed
worden
gevoed,
bijv.
via
een
PEG‐sonde.
O3)/037893I"
Cliënten
]-3=$"
Kwaliteit
en
veiligheid
van
de
zorg
M)(%"
Progress,
2010
FH"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
#(=39%"+5"c'$498398"2$%"4323%" Kwaliteit
van
leven
(KvL)
wordt
regelmatig
verward
met
kwaliteit
van
zorg.
Hoewel
deze
begrippen
vaak
met
elkaar
zijn
verbonden,
betekenen
ze
niet
hetzelfde.
De
kwaliteit
van
leven
kan
hoog
zijn,
terwijl
de
kwaliteit
van
zorg
laag
is:
dat
wil
zeggen,
mensen
kunnen
zich
goed
voelen,
tevreden
zijn
met
hun
leven
of
zelfs
blij,
terwijl
de
zorg
die
zij
ontvangen
slecht
is.
Omgekeerd
kunnen
mensen
een
hoge
kwaliteit
van
zorg
hebben,
in
die
zin
dat
deze
voldoet
aan
een
aantal
standaarden,
maar
tegelijk
een
lage
kwaliteit
van
leven.
Kwaliteit
van
leven
is
moeilijk
te
definiëren
omdat
het
wordt
bepaald
door
individuele
voorkeuren
en
die
kunnen
lichamelijke,
sociale
of
psychologische
aspecten
bevatten.
Misschien
zijn
universele
modellen
van
kwaliteit
van
leven
wel
eenvoudiger
te
gebruiken
in
de
praktijk,
maar
ze
laten
geen
individuele
verschillen
zien.
Het
is
ook
belangrijk
om
te
onderkennen
dat
er
geen
bewijs
is
dat
de
kwaliteit
van
leven
voor
cliënten
van
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
'fundamenteel
anders'
is
dan
de
kwaliteit
van
leven
van
iemand
anders
(Gerritsen
et
al.,
2004,
612).
Toch
is
het
belangrijk
dat
er
bij
het
gebruik
van
universele
modellen
op
wordt
gelet
dat
ze
zijn
ontworpen
met
medewerking,
waar
mogelijk,
van
degenen
waar
het
om
gaat.
Interessant
is
dat
de
indicatoren
voor
kwaliteit
van
leven
niet
zijn
voortgekomen
uit
bestaande
kwaliteitsmanagementsystemen.
Evidence‐based
indicatoren
voor
de
kwaliteit
van
leven
zijn
twee
bronnen
ontnomen
die
expliciet
daarop
gericht
waren
om
algemene
indicatoren
voor
de
kwaliteit
van
leven
op
basis
van
interviews
met
cliëntcliënten,
familieleden
en
personeel
te
ontwikkelen.
Daarbij
werden
de
indicatoren
zo
geformuleerd
dat
ze
in
de
vorm
van
enquêteresultaten
de
subjectieve
ervaring
van
de
respondenten
reflecteren,
bijvoorbeeld
op
een
vijfpuntsschaal
(nooit,
zelden,
soms,
regelmatig
en
altijd).
De
twee
bronnen
van
bewijs
voor
deze
indicatoren
waren
het
literatuuronderzoek
dat
ten
grondslag
ligt
aan
het
My
Home
Life‐programma
(NCHR&D
2007;
www.myhomelife.org.uk)
en
de
gecombineerde
beoordeling
van
de
CARE‐profielen
van
de
leefomgeving
binnen
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
(Faulkner
et
al.,
2006).
My
Home
Life
(MHL)
steunt
op
acht
thema’s,
waarvan
er
twee
zijn
gericht
op
managers
om
hen
te
helpen
hun
personeel
te
ondersteunen
bij
het
in
praktijk
brengen
van
de
overige
zes
thema's.
Deze
twee
gaan
over
‘Transformation’
en
omvatten
Q++:3$4& 8(5-B(5,+& B3/& B(5& :15:(2+
(Stel
het
personeel
in
staat
doelmatig
te
werken)
en
!5(=(/3$4&:(23/37+&,1"/15+2
(Bevorderen
van
positieve
bedrijfsculturen).
Drie
van
de
zes
thema’s
die
zijn
gericht
op
het
personeel
gaan
over
de
aanpak
van
de
zorg
(Personalisation)
en
omvatten
>#3$/#3$3$4& 36+$/3/RS& T*#53$4& 6+,323($J=#-3$4
(Identiteit
bewaren;
gedeelde
besluitvorming)
en
)5+#/3$4& ,(==1$3/R
(Creëren
van
een
leefgemeenschap).
De
overige
drie
thema's
(Navigation)
zijn
gericht
op
wat
het
personeel
moet
doen
om
cliënten
en
familie
gedurende
het
zorgproces
te
ondersteunen,
en
omvatten
>#$#43$4& /5#$23/3($2S& U=:5(73$4& *+#"/*& +$& *+#"/*,#5+
(Managen
van
veranderingen;
verbeteren
van
gezondheid
en
gezondheidszorg)
en
T1::(5/3$4&4((6&+$6&(B& "3B+
(Ondersteuning
van
de
kwaliteit
van
het
levenseinde).
My
Home
Life
wordt
gesteund
door
E+"#/3($2*3:J,+$/5+6&)#5+
(Relatiegerichte
zorg)
(Tresloni
en
de
Pew‐Fetzer
Task
Force,
1994)
en
het
T+$2+2& A5#=+8(5-
(Kader
van
gevoelens)
(Nolan
et
al.,
2006),
waarin
het
belang
van
goede
contacten
tussen
cliënten,
familie
en
personeel
wordt
onderstreept.
Daarnaast
wordt
de
noodzaak
genoemd
om
na
te
denken
over
de
vraag
wat
aan
elk
van
deze
een
gevoel
van
veiligheid,
saamhorigheid,
continuïteit,
zingeving,
prestatiegerichtheid
en
betekenis
geeft.
Op
basis
van
het
MHL
literatuuronderzoek
zijn
24
indicatoren
geconstrueerd.
Een
voor
elk
thema,
vanuit
het
perspectief
van
cliënten,
familie
en
personeel.
FJ"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"+F"
#3I9%9893"
Percentage
cliënten
dat
zich
emotioneel
gesteund
voelt
bij
het
omgaan
met
gevoelens
van
verlies
T03)$89(%$49/3)9%1"
Deze
indicator
is
afgeleid
van
een
item
dat
is
ontwikkeld
voor
halfjaarlijkse
tevredenheidsonderzoeken
of
kwalitatieve
interviews
met
cliënten
en/of
hun
vertegenwoordigers.
Met
deze
indicator
kan
emotionele
steun
worden
gemonitord.
Men
zou
alle
cliënten
moeten
ondervragen,
maar
de
vragen
aanpassen
voor
cliënten
met
een
cognitieve
stoornis.
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
cliënten
dat
zich
meestal
of
altijd
emotioneel
gesteund
voelt
Noemer:
totaal
aantal
cliënten
dat
is
onderzocht
d3>).9&g#(34"
Er
zijn
verschillende
mogelijke
vormen
van
verlies
voor
cliënten
van
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen,
bijvoorbeeld
het
moeten
verlaten
van
zijn/haar
huis,
het
kleiner
worden
van
sociale
netwerken,
het
toenemen
van
lichamelijke
zwakte
en
het
naderende
levenseinde.
Cliënten
kunnen
worden
ondersteund
bij
het
omgaan
met
deze
transities
als
zij
toegang
hebben
tot
informatie
over
hun
zorg
en
worden
aangemoedigd
om
te
blijven
meebeslissen.
Als
cliënten
emotioneel
worden
ondersteund
zodat
ze
effectief
kunnen
omgaan
met
episodes
van
verlies,
kan
dit
leiden
tot
een
verbeterde
kwaliteit
van
leven.
O3)/037893I"
Cliënten
]-3=$"
Kwaliteit
van
leven,
Managen
van
verlies
M)(%"
Geïnspireerd
door
NCHR&D
Forum,
2007
CD"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"+C"
#3I9%9893"
Percentage
familie/vrienden
dat
zich
emotioneel
gesteund
voelt
T03)$89(%$49/3)9%1"
Deze
indicator
is
afgeleid
van
een
item
dat
is
ontwikkeld
voor
jaarlijkse
tevredenheidsonderzoeken
of
kwalitatieve
interviews
met
familie/vrienden
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
familieleden/vrienden
dat
zich
meestal
of
altijd
emotioneel
gesteund
voelt
Noemer:
totaal
aantal
familieleden/vrienden
dat
is
onderzocht
d3>).9&g#(34"
Naast
cliënten
is
het
belangrijk
dat
ook
familie/vrienden
het
gevoel
hebben
dat
zij
emotioneel
gesteund
worden
door
het
personeel
van
het
verpleeg‐
of
verzorgingshuis.
Familie/vrienden
hebben,
naast
hun
eigen
gevoelens
van
verlies,
vaak
ook
te
maken
met
dat
van
hun
geliefde.
Familie/vrienden
voelen
zich
vaak
schuldig
omdat
zij
degenen
zijn
die
hun
geliefde
in
een
verpleeg‐
of
verzorgingshuis
hebben
geplaatst.
Emotionele
ondersteuning
kan
helpen
om
de
last
voor
familie/vrienden
te
verlichten
en
de
betrokkenheid
van
de
familie
bij
de
zorgverlening
verbeteren.
Deze
indicator
kan
informatie
verschaffen
over
de
vraag
of
het
personeel
familie/vrienden
effectief
ondersteunt.
O3)/037893I"
Familie/vrienden
]-3=$"
Kwaliteit
van
leven,
Omgaan
met
verlies
M)(%"
NCHR&D
Forum,
2007
C!"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"+G"
#3I9%9893"
Percentage
van
het
personeel
dat
zich
emotioneel
gesteund
voelt
in
het
omgaan
met
voortdurend
verlies
en
overlijden
op
het
werk
T03)$89(%$49/3)9%1"
Deze
indicator
is
afgeleid
van
een
item
dat
is
ontwikkeld
voor
jaarlijkse
tevredenheidsonderzoeken
of
kwalitatieve
interviews
met
het
personeel
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
personeelsleden
dat
zich
meestal
of
altijd
emotioneel
gesteund
voelt
Noemer:
totaal
aantal
personeelsleden
dat
is
onderzocht
d3>).9&g#(34"
Het
personeel
kan
tijdens
het
werk
worden
geconfronteerd
met
verlies
en
overlijden,
in
het
bijzonder
als
een
cliënt
sterft.
Het
personeel
heeft
ondersteuning
nodig
bij
het
omgaan
met
verlies
en
overlijden.
Deze
ondersteuning
kan
helpen
bij
het
verbeteren
van
de
kwaliteit
van
leven
voor
het
personeel
en
zorgt
dat
het
‘fit
for
purpose’
is
(in
staat
is
om
efficiënt
te
werken).
Deze
indicator
helpt
bij
het
peilen
hoe
effectief
het
personeel
wordt
ondersteund
bij
het
omgaan
met
verlies.
O3)/037893I"
Personeel
]-3=$"
Kwaliteit
van
leven,
Omgaan
met
verlies
M)(%"
NCHR&D
Forum,
2007
C+"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"+H"
#3I9%9893"
Percentage
cliënten
dat
het
gevoel
heeft
dat
het
personeel
op
hun
afdeling
op
de
hoogte
is
van
hun
levensverhaal
T03)$89(%$49/3)9%1"
Deze
indicator
is
afgeleid
van
een
item
dat
is
ontwikkeld
voor
jaarlijkse
tevredenheidsonderzoeken
of
kwalitatieve
interviews
met
cliënten
en/of
hun
vertegenwoordigers.
Men
zou
alle
cliënten
moeten
ondervragen,
maar
de
vragen
aanpassen
voor
cliënten
met
een
cognitieve
stoornis.
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
cliënten
dat
meestal
of
altijd
het
gevoel
heeft
dat
het
personeel
meestal
of
altijd
op
de
hoogte
is
van
hun
levensverhaal
Noemer:
totaal
aantal
cliënten
dat
is
onderzocht
d3>).9&g#(34"
De
kans
om
de
levensverhalen
van
cliënten
te
leren
kennen
wordt
vergroot
door
een
consistente
toewijzing
van
het
personeel
aan
de
cliënten.
Het
is
van
groot
belang
voor
het
behoud
van
de
identiteit
van
cliënten,
dat
het
personeel
hun
levensverhalen
kent
en
begrijpt.
Cliënten
die
in
staat
zijn
hun
identiteit
te
behouden
hebben
meer
positieve
ervaringen,
die
de
kwaliteit
van
hun
leven
kunnen
verbeteren.
O3)/037893I"
Cliënten
]-3=$"
Kwaliteit
van
leven,
Behouden
identiteit
M)(%"
NCHR&D
Forum,
2007
C;"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"+J"
#3I9%9893"
Percentage
familie/vrienden
dat
het
gevoel
heeft
dat
het
personeel
hen
kent
T03)$89(%$49/3)9%1"
Deze
indicator
is
afgeleid
van
een
item
dat
is
ontwikkeld
voor
jaarlijkse
tevredenheidsonderzoeken
of
kwalitatieve
interviews
met
familie/vrienden
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
familieleden/vrienden
dat
meestal
of
altijd
het
gevoel
heeft
dat
het
personeel
hen
kent
Noemer:
totaal
aantal
familieleden/vrienden
dat
is
onderzocht
d3>).9&g#(34"
Familie/vrienden
die
het
gevoel
hebben
dat
het
personeel
hen
persoonlijk
kent,
ervaren
een
groter
gevoel
van
saamhorigheid
in
het
verpleeg‐
of
verzorgingshuis.
Dat
gevoel
van
saamhorigheid
verzekert
familie/vrienden
ervan
dat
ze
worden
beschouwd
als
een
waardevolle
bron
van
informatie
met
betrekking
tot
hun
geliefde.
Het
gevoel
dat
men
deel
uitmaakt
van
een
gemeenschap
resulteert
in
gedeelde
inzichten,
die
negatieve
gevoelens
tussen
personeel
en
familie/vrienden
over
de
zorg
kunnen
verminderen.
Deze
indicator
monitort
hoe
goed
het
personeel
de
familieleden/vrienden
persoonlijk
kent.
O3)/037893I"
Familie/vrienden
]-3=$"
Kwaliteit
van
leven,
Creëren
van
saamhorigheid
M)(%"
NCHR&D
Forum,
2007
CA"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):";D"
#3I9%9893"
Percentage
van
het
personeel
dat
het
gevoel
heeft
dat
hun
persoonlijke
vaardigheden
en
capaciteiten
worden
erkend
door
collega's
T03)$89(%$49/3)9%1"
Deze
indicator
is
afgeleid
van
een
item
dat
is
ontwikkeld
voor
jaarlijkse
tevredenheidsonderzoeken
of
kwalitatieve
interviews
met
het
personeel
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
personeelsleden
dat
meestal
of
altijd
het
gevoel
heeft
dat
hun
vaardigheden
en
capaciteiten
worden
erkend
Noemer:
totaal
aantal
personeelsleden
dat
is
onderzocht
d3>).9&g#(34"
Als
personeelsleden
erkenning
krijgen
voor
hujn
vaardigheden
en
capaciteiten
om
zorg
te
verlenen,
kunnen
zij
een
gevoel
van
empowerment
en
waarde
ervaren.
Hulpverlenerstaken
zijn
vaak
moeilijk,
maar
hulpverleners
blijven
hun
werk
doen
omdat
ze
commitment
hebben
om
anderen
te
helpen.
Erkenning
voor
wat
het
personeel
heeft
gedaan
is
een
bevestiging
dat
dit
harde
werken
loont,
zorgt
ervoor
dat
het
personeel
‘fit
for
purpose’
is
(efficiënt
werkt)
en
zal
het
ook
sterker
doen
verlangen
om
het
werk
te
blijven
doen.
Deze
indicator
monitort
de
erkenning
van
het
personeel.
O3)/037893I"
Personeel
]-3=$"
Kwaliteit
van
leven,
Erkenning
bijdrage
medewerkers
M)(%"
NCHR&D
Forum,
2007
CF"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):";!"
#3I9%9893"
Percentage
familie/vrienden
dat
zich
welkom
voelt
in
het
verpleeg‐
of
verzorgingshuis
T03)$89(%$49/3)9%1"
Deze
indicator
is
afgeleid
van
een
item
dat
is
ontwikkeld
voor
halfjaarlijkse
tevredenheidsonderzoeken
of
kwalitatieve
interviews
met
familieleden/vrienden
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
familieleden/vrienden
dat
meestal
of
altijd
het
gevoel
heeft
welkom
te
zijn
Noemer:
totaal
aantal
familieleden/vrienden
dat
is
onderzocht
d3>).9&g#(34"
Het
ontwikkelen
van
relaties
is
van
cruciaal
belang
om
saamhorigheid
te
krijgen
in
het
verpleeg‐
of
verzorgingshuis.
Het
gevoel
dat
men
deel
uitmaakt
van
een
gemeenschap,
kan
resulteren
in
gedeelde
inzichten
en
gevoelens
van
waarde.
Het
gevoel
welkom
te
zijn
in
een
verpleeg‐
of
verzorgingshuis
kan
worden
ondersteund
door
een
omgeving
waarin
de
ruimte
dat
gevoel
van
verbondenheid
faciliteert.
Het
gevoel
kan
de
tevredenheid
van
familie/vriend
met
de
zorg
vergroten.
Deze
indicator
monitort
hoe
groot
de
saamhorigheid
is.
O3)/037893I"
Familie/vrienden
]-3=$"
Kwaliteit
van
leven,
Creëren
van
saamhorigheid
M)(%"
NCHR&D
Forum,
2007
CC"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):";+"
#3I9%9893"
Percentage
cliënten,
familie
en
personeel
dat
het
gevoel
heeft
dat
het
verpleeg‐
of
verzorgingshuis
onderdeel
is
van
hun
lokale
gemeenschap
T03)$89(%$49/3)9%1"
Deze
indicator
is
afgeleid
van
een
item
dat
is
ontwikkeld
voor
halfjaarlijkse
tevredenheidsonderzoeken
of
kwalitatieve
interviews
met
cliënten,
familie/vrienden
en
personeel
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
cliënten,
familieleden/vrienden,
of
personeel
dat
meestal
of
altijd
het
gevoel
heeft
onderdeel
uit
te
maken
van
de
lokale
gemeenschap
Noemer:
totaal
aantal
cliënten,
familieleden/vrienden,
of
personeel
dat
is
onderzocht
d3>).9&g#(34"
Verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
die
onderdeel
zijn
van
een
grotere
gemeenschap,
hebben
toegang
tot
middelen
die
de
zorg
kunnen
verbeteren.
Bovendien
kan
deze
grotere
gemeenschap
ervoor
zorgen
dat
cliënten
contact
blijven
houden
met
hun
vroegere
relaties
en
activiteiten,
waardoor
gevoelens
van
verlies
die
cliënten
en
familie/vrienden
kunnen
hebben
als
iemand
in
een
verpleeg‐
of
verzorgingshuis
wordt
geplaatst,
minder
sterk
zijn.
Deze
indicator
monitort
de
mate
waarin
men
verbonden
is
met
de
lokale
gemeenschap.
O3)/037893I"
Cliënten,
familie/vrienden
en
personeel
]-3=$"
Kwaliteit
van
leven,
Creëren
van
saamhorigheid
M)(%"
NCHR&D
Forum,
2007
CG"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):";;"
#3I9%9893"
Het
percentage
besluiten
dat
is
geïmplementeerd
door
de
leiding
van
het
verpleeg‐
of
verzorgingshuis,
gebaseerd
op
beslissingen
van
de
cliëntenraad
T03)$89(%$49/3)9%1"
Deze
indicator
is
vastgesteld
na
zorgvuldige
onderzoek
van
de
cliëntenraad
en
van
andere
inrichtingsdocumenten
waarin
leiderschapsbeslissingen
worden
beschreven.
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
voorstellen
van
de
cliëntenraad
die
zijn
geïmplementeerd
Noemer:
totaal
aantal
voorstellen
van
de
cliëntenraad
inzake
verandering
van
de
inrichting
d3>).9&g#(34"
Participatie
in
beslissingen
over
de
regeling
van
belangrijke
aspecten
van
de
levensomstandigheden
in
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
(bijv.
huisvesting,
recreatieve
activiteiten,
volgorde
van
de
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen)
is
onderdeel
van
een
acceptabele
deelname
aan
het
sociale
leven.
Deze
indicator
gaat
over
algemene
voorwaarden
van
democratische
deelname
en
medezeggenschap
door
cliënten.
De
instelling
zal
het
er
over
eens
moeten
worden
hoe
ze
moet
vaststellen
of
een
beslissing
is
genomen
op
basis
van
input
van
de
cliëntenraad.
O3)/037893I"
Cliënten
]-3=$"
Kwaliteit
van
leven,
Deelname
M)(%"
Geïnspireerd
door
CSCl,
2008;
WTG,
Duits
Handvest
van
de
grondrechten
CH"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):";A"
#3I9%9893"
Percentage
cliënten
dat
van
mening
is
dat
hun
rechten
worden
erkend
en
gerespecteerd
T03)$89(%$49/3)9%1"
Deze
indicator
is
afgeleid
van
een
item
dat
is
ontwikkeld
voor
halfjaarlijkse
tevredenheidsonderzoeken
of
kwalitatieve
interviews
met
cliënten
en/of
hun
vertegenwoordigers
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
cliënten
dat
meestal
of
altijd
het
gevoel
heeft
dat
hun
rechten
worden
erkend
Noemer:
totaal
aantal
cliënten
dat
is
onderzocht
d3>).9&g#(34"
Meedoen
in
het
besluitvormingsproces
is
de
sleutel
tot
kwaliteit
van
leven
in
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen,
en
deze
indicator
richt
zich
daarop.
Cliënten,
ook
met
cognitieve
stoornissen,
kunnen
worden
betrokken
bij
onderdelen
van
beslissingen
in
de
dagelijkse
zorg
via
een
onderhandelingsproces
waarin
de
rechten
en
risico’s
van
cliënten
tegen
elkaar
worden
afgewogen.
Het
betrekken
van
cliënten
in
het
besluitvormingsproces
vergroot
het
gevoel
van
grip
dat
cliënten
hebben
over
hun
dagelijks
leven,
en
daarmee
ook
de
kwaliteit
van
hun
leven.
Deze
indicator
helpt
bij
het
peilen
van
de
door
de
cliënten
ervaren
participatiegraad
en
stimuleert
een
nadenken
over
mogelijke
verbeteringsmaatregelen.
O3)/037893I"
Cliënten
]-3=$"
Kwaliteit
van
leven,
Gezamenlijke
besluitvorming
M)(%"
NCHR&D
Forum,
2007
CJ"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):";F"
#3I9%9893"
Percentage
familie/vrienden
dat
zich
betrokken
voelt
bij
de
besluitvorming
over
de
zorg
van
hun
cliënt
T03)$89(%$49/3)9%1"
Deze
indicator
is
afgeleid
van
een
item
dat
is
ontwikkeld
voor
jaarlijkse
tevredenheidsonderzoeken
of
kwalitatieve
interviews
met
familie/vrienden
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
familieleden/vrienden
dat
meestal
of
altijd
het
gevoel
heeft
betrokken
te
zijn
Noemer:
totaal
aantal
cliënten
dat
is
onderzocht
d3>).9&g#(34"
Familie/vrienden
hebben
herhaaldelijk
aangegeven
dat
zij
behoefte
hebben
aan
inspraak
in
het
besluitvormingsproces
door
deel
te
nemen
aan
beslissingen
omtrent
de
zorg
aan
cliënten.
Deze
betrokkenheid
kan
de
communicatie
en
interactie
tussen
cliënt,
familie
en
personeel
verbeteren
en
daarmee
de
kwaliteit
van
leven
van
de
cliënt
vergroten.
Deze
indicator
monitort
de
betrokkenheid
van
familie/vrienden.
O3)/037893I"
Familie/vrienden
]-3=$"
Kwaliteit
van
leven,
Meedoen
met
de
besluitvorming,
Zingeving
M)(%"
Faulkner
et
al.
2006
GD"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):";C"
#3I9%9893"
Percentage
van
het
personeel
dat
het
gevoel
heeft
dat
ze
afgewogen
risico's
kunnen
nemen
in
de
zorg
voor
cliënten
T03)$89(%$49/3)9%1"
Deze
indicator
is
afgeleid
van
een
item
dat
is
ontwikkeld
voor
jaarlijkse
tevredenheidsonderzoeken
of
kwalitatieve
interviews
met
het
personeel
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
personeelsleden
dat
meestal
of
altijd
het
gevoel
heeft
dat
ze,
op
basis
van
goede
informatie,
afgewogen
risico’s
kunnen
nemen
Noemer:
totaal
aantal
personeelsleden
dat
is
onderzocht
d3>).9&g#(34"
Personeel
dat
innovatief
en
creatief
wil
zijn
bij
het
tegemoetkomen
aan
de
behoeften
en
voorkeuren
van
cliënten,
moet
in
staat
zijn
afgewogen
risico’s
te
nemen
bij
het
verlenen
van
zorg.
Het
resulterende
gevoel
van
empowerment
over
beslissingen
met
betrekking
tot
het
werk
kunnen
het
moreel
van
het
personeel
verbeteren
en
het
personeelsverloop
verlagen,
waardoor
het
personeel
‘fit
for
purpose’
is
(efficiënt
kan
werken).
Deze
indicator
monitort
het
vermogen
van
het
personeel
om
beslissingen
te
nemen
over
werk
en
zorg.
Passende
sturingsmaatregelen
moeten
in
een
open
dialoog
worden
besproken.
O3)/037893I"
Personeel
]-3=$"
Kwaliteit
van
leven,
Gezamenlijke
besluitvorming
M)(%"
NCHR&D
Forum,
2007
G!"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):";G"
#3I9%9893"
Percentage
cliënten
dat
vindt
dat
hun
gezondheidstoestand
wordt
bevorderd
T03)$89(%$49/3)9%1"
Deze
indicator
is
afgeleid
van
een
item
dat
is
ontwikkeld
voor
jaarlijkse
tevredenheidsonderzoeken
of
kwalitatieve
interviews
met
cliënten
en/of
hun
vertegenwoordigers.
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
cliënten
dat
meestal
of
altijd
het
gevoel
heeft
dat
hun
gezondheid
optimaal
is
Noemer:
totaal
aantal
cliënten
dat
is
onderzocht
d3>).9&g#(34"
Deze
indicator
wijst
op
het
belang
van
een
adequate
toegang
tot
de
gezondheidszorg
–
zowel
de
algemene
als
de
gespecialiseerde
zorg,
indien
nodig
–
en
van
gezondheidsbevordering
om
de
kwaliteit
van
leven
van
cliënten
te
optimaliseren.
Gezondheid
kan
worden
bevorderd
als
de
cliënt
zich
bezighoudt
met
zinvolle
activiteiten,
zoals
socialiseren
en
leren.
Gezondheid
is
van
fundamenteel
belang
voor
de
kwaliteit
van
leven.
De
indicator
is
daarom
gedacht
ter
meting
en
discussie
van
de
door
de
cliënten
ervaren
tevredenheid
met
de
gezondheidsbevorderde
maatregelen
–
en
van
passende
sturingsmaatregelen.
O3)/037893I"
Cliënten
]-3=$"
Kwaliteit
van
leven,
Gezondheidsbevordering
M)(%"
NCHR&D
Forum,
2007
G+"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):";H"
#3I9%9893"
Percentage
familie/vrienden
dat
vindt
dat
hun
cliënt
adequate
toegang
tot
de
gezondheidszorg
heeft
T03)$89(%$49/3)9%1"
Deze
indicator
is
afgeleid
van
een
item
dat
is
ontwikkeld
voor
halfjaarlijkse
tevredenheidsonderzoeken
of
kwalitatieve
interviews
met
familie/vrienden
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
familieleden/vrienden
dat
meestal
of
altijd
het
gevoel
heeft
dat
hun
cliënt
toegang
tot
de
gezondheidszorg
heeft
Noemer:
totaal
aantal
familieleden/vrienden
dat
is
onderzocht
d3>).9&g#(34"
Deze
indicator
geeft
een
ander
perspectief
op
het
vermogen
van
cliënten
om
de
zorg
te
ontvangen
die
nodig
is
teneinde
het
algehele
functioneren
en
de
gezondheid
te
verbeteren
In
veel
lidstaten
is
hier
weliswaar
structureel
nog
geen
beperking
waargenomen,
maar
in
de
praktijk
kunnen
organisatorische
knelpunten
in
het
verpleeghuis
tot
een
de
facto
belemmering
voor
de
toegang
tot
een
algemene
of
gespecialiseerde
arts
binnen
worden.
O3)/037893I"
Familie/vrienden
]-3=$"
Kwaliteit
van
leven,
Gezondheidsbevordering
M)(%"
NCHR&D
Forum,
2007
G;"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):";J"
#3I9%9893"
Percentage
van
het
personeel
dat
vindt
dat
op
het
werk
rekening
wordt
gehouden
met
hun
eigen
gezondheid
T03)$89(%$49/3)9%1"
Deze
indicator
is
afgeleid
van
een
item
dat
is
ontwikkeld
voor
jaarlijkse
tevredenheidsonderzoeken
of
kwalitatieve
interviews
met
het
personeel
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
personeelsleden
dat
meestal
of
altijd
het
gevoel
heeft
dat
er
rekening
wordt
gehouden
met
hun
eigen
gezondheid
Noemer:
totaal
aantal
personeelsleden
dat
is
onderzocht
d3>).9&g#(34"
Aandacht
voor
het
lichamelijke
en
geestelijke
welzijn
van
het
personeel
kan
het
gevoel
versterken
dat
men
van
betekenis
en
waarde
is.
Het
is
verschillende
malen
vastgesteld
dat
steun
voor
de
sociale
behoeften
van
het
personeel
op
het
werk,
zoals
de
relaties
die
medewerkers
met
elkaar
en
in
het
bijzonder
met
hun
begeleiders
aangaan,
van
groot
belang
is
voor
de
tevredenheid
van
het
personeel
met
het
werk.
Dit
kan
bijdragen
tot
het
verminderen
van
het
personeelsverloop
en
zorgt
dat
het
personeel
‘fit
for
purpose’
is
(efficiënt
kan
werken).
Deze
indicator
monitort
de
gezondheid
en
het
welzijn
van
het
personeel
en
stimuleert
om
de
juiste
randvoorwaarden
positief
vorm
te
geven.
O3)/037893I"
Personeel
]-3=$"
Kwaliteit
van
leven,
Gezondheidsbevordering
M)(%"
NCHR&D
Forum,
2007
GA"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"AD"
#3I9%9893"
Percentage
cliënten
dat
het
gevoel
heeft
dat
het
met
het
personeel
kan
praten
over
dood
en
sterven,
wanneer
ze
dat
willen
T03)$89(%$49/3)9%1"
Deze
indicator
is
afgeleid
van
een
item
dat
is
ontwikkeld
voor
jaarlijkse
tevredenheidsonderzoeken
of
kwalitatieve
interviews
met
cliënten
en/of
hun
vertegenwoordigers.
Men
zou
alle
cliënten
moeten
ondervragen,
maar
de
vragen
aanpassen
voor
cliënten
met
een
cognitieve
stoornis.
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
cliënten
dat
meestal
of
altijd
het
gevoel
heeft
dat
ze
kunnen
praten
over
dood
en
sterven
Noemer:
totaal
aantal
cliënten
dat
is
onderzocht
d3>).9&g#(34"
Verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
zijn
complexe
systemen
waar
mensen
leven
en
sterven.
Er
is
behoefte
aan
een
zorgcultuur
die
zowel
aandacht
heeft
voor
het
leven
als
voor
het
sterven
van
ouderen.
Relatiegerichte
zorg,
met
de
nadruk
op
persoonlijke
behoefte
en
waardigheid,
kan
een
basis
zijn
waarop
cliënten
kunnen
terugvallen
als
ze
het
sterven
en
de
dood
bespreken.
Deze
besprekingen
kunnen
de
kans
vergroten
dat
cliënten
hun
dood
beleven
zoals
zij
dat
graag
zouden
willen.
Deze
indicator
monitort
de
mate
waarin
de
cliënt
zich
prettig
voelt
tijdens
het
bespreken
van
het
sterven
en
de
dood.
O3)/037893I"
Cliënten
]-3=$"
Kwaliteit
van
leven,
Sterven
en
terminale
zorg
M)(%"
NCHR&D
Forum,
2007
GF"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"A!"
#3I9%9893"
Percentage
familie/vrienden
dat
samen
met
het
personeel
zorgplannen
voor
het
levenseinde
van
hun
cliënt
heeft
besproken
T03)$89(%$49/3)9%1"
Deze
indicator
is
afgeleid
van
een
item
dat
is
ontwikkeld
voor
jaarlijkse
tevredenheidsonderzoeken
of
kwalitatieve
interviews
met
familie/vrienden
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
familieleden/vrienden
dat
met
het
personeel
heeft
gesproken
over
het
levenseinde
Noemer:
totaal
aantal
familieleden/vrienden
dat
is
onderzocht
d3>).9&g#(34"
Het
betrekken
van
familie/vrienden
in
gesprekken
over
de
dood
van
een
cliënt
is
belangrijk
om
het
gezamenlijke
begrip
te
vergroten
van
zowel
familie/vrienden
als
de
wensen
en
voorkeuren
van
de
cliënt
ten
aanzien
van
het
sterven
en
de
dood.
Gedeeld
begrip
kan
ervoor
zorgen
dat
familie/vrienden
in
staat
zijn
beter
om
te
gaan
met
de
ervaring
van
sterven
en
dood,
zodat
ze
het
kunnen
accepteren
en
afsluiten.
Deze
indicator
betrekt
familie/vrienden
in
de
gesprekken
over
het
levenseinde
en
stimuleert
de
discussie
over
voldoende
maatregelen
op
dit
gebied.
O3)/037893I"
Familie/vrienden
]-3=$"
Kwaliteit
van
leven,
Zorg
rondom
het
levenseinde
M)(%"
NCHR&D
Forum,
2007
GC"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"A+"
#3I9%9893"
Percentage
van
het
personeel
dat
zich
emotioneel
gesteund
voelt
wanneer
cliënten
overlijden
T03)$89(%$49/3)9%1"
Deze
indicator
is
afgeleid
van
een
item
dat
is
ontwikkeld
voor
halfjaarlijkse
tevredenheidsonderzoeken
of
kwalitatieve
interviews
met
het
personeel
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
personeelsleden
dat
zich
meestal
of
altijd
emotioneel
gesteund
voelt
als
cliënten
sterven
Noemer:
totaal
aantal
personeelsleden
dat
is
onderzocht
d3>).9&g#(34"
Naast
familie/vrienden
heeft
het
personeel
vaak
ook
een
sterk
gevoel
van
verlies
als
cliënten
sterven.
Dat
komt
doordat
zij
in
hun
werk
nauw
betrokken
zijn
bij
de
cliënten,
en
ook
door
de
relaties
die
ze
ontwikkelen
met
de
cliënten.
Het
is
gebruikelijk
dat
het
personeel
na
een
overlijden
ondersteuning
vraagt,
bijvoorbeeld
in
de
vorm
van
een
open
gesprek,
het
bijwonen
van
de
begrafenis,
of
herdenkingsdienst.
Ondersteuning
tijdens
het
rouwproces
kan
het
vermogen
van
het
personeel
om
te
accepteren
en
af
te
sluiten
vergroten.
Deze
indicator
monitort
emotionele
ondersteuning
van
het
personeel.
O3)/037893I"
Personeel
]-3=$"
Kwaliteit
van
leven,
Levenseinde
M)(%"
NCHR&D
Forum,
2007
GG"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"A;"
#3I9%9893"
Percentage
cliënten
dat
het
gevoel
heeft
dat
er
niet
voldoende
personeel
beschikbaar
is
om
aan
hun
behoeften
te
voldoen
T03)$89(%$49/3)9%1"
Deze
indicator
is
afgeleid
van
een
item
dat
is
ontwikkeld
voor
jaarlijkse
tevredenheidsonderzoeken
of
kwalitatieve
interviews
met
cliënten
en/of
hun
vertegenwoordigers
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
cliënten
dat
meestal
of
altijd
het
gevoel
heeft
dat
er
niet
genoeg
personeel
beschikbaar
is
Noemer:
totaal
aantal
cliënten
dat
is
onderzocht
d3>).9&g#(34"
Deze
indicator
richt
zich
op
de
aanwezigheid
van
voldoende,
goed
geschoold
personeel
om
aan
de
behoeften
van
cliënten
te
voldoen.
Het
gevoel
dat
er
onvoldoende
personeel
beschikbaar
is,
kan
optreden
als
gevolg
van
het
feit
dat
er
te
weinig
personeelsleden
zijn,
maar
ook
wanneer
sprake
is
van
onvoldoende
opleiding
of
training
van
het
personeel,
met
name
op
het
punt
van
het
begrijpen
van
en
tegemoetkomen
aan
de
behoeften
van
cliënten.
Personeel
dat
getraind
is
in
relatiegerichte
zorg
en
bijvoorbeeld
steeds
wordt
toegewezen
aan
dezelfde
cliënten,
is
mogelijk
beter
in
staat
om
adequaat
in
te
gaan
op
de
behoeften
van
die
cliënten,
omdat
men
cruciale
kennis
heeft
van
de
wensen
en
routines
van
de
cliënten.
Anderzijds
kon
vastgesteld
worden,
dat
de
werkelijke
met
cliënten
doorgebrachte
tijd
per
medewerker
ook
objectif
bezien
te
weinig
is
(zie
indicator
nr.
90).
Het
gevoel
dat
er
voldoende
personeel
is
kan
cliënten
het
gevoel
geven
dat
zij
als
individuen
belangrijk
zijn
en
dat
kan
de
kwaliteit
van
leven
verbeteren.
O3)/037893I"
Cliënten
]-3=$"
Kwaliteit
van
leven
M)(%"
NCHR&D
Forum,
2007
GH"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"AA"
#3I9%9893"
Percentage
familie/vrienden
dat
het
gevoel
heeft
dat
het
personeel
voldoende
competent
is
om
te
zorgen
voor
hun
cliënt
T03)$89(%$49/3)9%1"
Deze
indicator
is
afgeleid
van
een
item
dat
is
ontwikkeld
voor
jaarlijkse
tevredenheidsonderzoeken
of
kwalitatieve
interviews
met
familie/vrienden.
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
familieleden/vrienden
dat
meestal
of
altijd
het
gevoel
heeft
dat
het
personeel
competent
is
Noemer:
totaal
aantal
familieleden/vrienden
dat
is
onderzocht
d3>).9&g#(34"
Familie/vrienden
willen
vaak
enkele
zorgtaken
behouden
als
cliënten
in
een
verpleeg‐
of
verzorgingshuis
worden
geplaatst.
Familie/vrienden
zijn
vaak
onzeker
over
hun
rol
in
de
zorg
voor
cliënten
na
de
plaatsing.
Onderhandelingen
over
de
zorgtaken
tussen
personeel
en
familie/vrienden
zijn
belangrijk
voor
de
tevredenheid
van
familie/vrienden
met
de
plaatsing
en
de
continuïteit
van
zorg.
Dat
kan
betekenen
dat
onderwijs
of
training
nodig
is,
niet
alleen
voor
het
personeel,
maar
ook
voor
familie/vrienden.
Deze
indicator
meet
de
bekwaamheid
van
het
personeel
gezien
vanuit
het
standpunt
van
familie/vrienden
–
een
passende
reflectie
vergt
openheid
en
de
moed
om
ook
over
onorthodoxe
maatregelen
na
te
denken.
O3)/037893I"
Familie/vrienden
]-3=$"
Kwaliteit
van
leven,
Betrokkenheid
van
familie/vrienden
bij
de
zorg
M)(%"
NCHR&D
Forum,
2007
GJ"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"AF"
#3I9%9893"
Percentage
van
het
personeel
dat
het
gevoel
heeft
dat
zij
voldoende
opleiding
krijgen
voor
de
zorg
aan
cliënten
T03)$89(%$49/3)9%1"
Deze
indicator
is
afgeleid
van
een
item
dat
is
ontwikkeld
voor
jaarlijkse
tevredenheidsonderzoeken
of
kwalitatieve
interviews
met
het
personeel.
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
personeelsleden
dat
meestal
of
altijd
het
gevoel
heeft
dat
aan
hun
behoefte
aan
opleiding
wordt
voldaan
Noemer:
totaal
aantal
personeelsleden
dat
is
onderzocht
d3>).9&g#(34"
Voor
de
zorg
aan
ouderen
en
dementerenden
kan
gespecialiseerde
kennis
nodig
zijn.
Veel
personeel
van
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
heeft
onvoldoende
opleiding
en
training
om
te
voldoen
aan
de
behoeften
van
een
steeds
complexer
wordende
populatie
van
individuen
in
hun
instelling.
Onderwijs,
praktijkbegeleiding
en
ondersteuning
bij
de
overdracht
van
kennis
is
essentieel
om
de
kwaliteit
van
het
werk
van
het
personeel
te
waarborgen.
Deze
indicator
kan
helpen
peilen
of
medewerkers
het
gevoel
hebben
dat
ze
voldoende
zijn
voorbereid
op
hun
taken.
O3)/037893I"
Personeel
]-3=$"
Kwaliteit
van
leven,
Opleiding
&
training
van
personeel
M)(%"
NCHR&D
Forum,
2007
HD"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"AC"
#3I9%9893"
Percentage
cliënten
dat
het
gevoel
heeft
dat
er
een
positieve
sfeer
is
in
het
verpleeg‐
of
verzorgingshuis
T03)$89(%$49/3)9%1"
Deze
indicator
is
afgeleid
van
een
item
dat
is
ontwikkeld
voor
halfjaarlijkse
tevredenheidsonderzoeken
of
kwalitatieve
interviews
met
cliënten
en/of
hun
vertegenwoordigers.
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
cliënten
dat
meestal
of
altijd
het
gevoel
heeft
dat
er
een
positieve
sfeer
is
Noemer:
totaal
aantal
cliënten
dat
is
onderzocht
d3>).9&g#(34"
Een
positieve
sfeer
in
het
verpleeg‐
of
verzorgingshuis
kan
worden
verkregen
door
sterk
leiderschap
en
management
en
is
een
sfeer
waarin
personeel,
cliënten
en
familie/vrienden
zich
voortdurend
kunnen
aanpassen
om
aan
veranderende
behoeften
te
voldoen
en
de
zorg
te
verbeteren.
Een
positieve
sfeer
bevordert
positieve
ervaringen
van
cliënten,
die
bijdragen
tot
een
betere
kwaliteit
van
leven.
Deze
indicator
registreert
hoe
cliënten
denken
over
de
sfeer
in
het
verpleeg‐
of
verzorgingshuis.
Men
zou
alle
cliënten
moeten
ondervragen,
maar
de
vragen
aanpassen
voor
cliënten
met
een
cognitieve
stoornis.
O3)/037893I"
Cliënten
]-3=$"
Kwaliteit
van
leven,
Sfeer
binnen
de
organisatie
M)(%"
NCHR&D
Forum,
2007
H!"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"AG"
#3I9%9893"
Percentage
familie/vrienden
dat
het
gevoel
heeft
dat
hun
suggesties
voor
verbetering
worden
verwelkomd
door
het
personeel
T03)$89(%$49/3)9%1"
Deze
indicator
is
afgeleid
van
een
item
dat
is
ontwikkeld
voor
halfjaarlijkse
tevredenheidsonderzoeken
of
kwalitatieve
interviews
met
familie/vrienden.
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
familieleden/vrienden
dat
meestal
of
altijd
het
gevoel
heeft
dat
hun
suggesties
welkom
zijn
Noemer:
totaal
aantal
familieleden/vrienden
dat
is
onderzocht
d3>).9&g#(34"
In
een
positieve
sfeer
wordt
de
kennis
van
elk
individu
gewaardeerd.
Familie/vrienden
worden
beschouwd
als
onderdeel
van
het
‘team’
voor
kwaliteitsverbetering.
Familie/vrienden
hebben
vaak
waardevolle
inzichten
voor
de
zorgverlening
en
kunnen
creatieve
oplossingen
aanbieden
voor
knelpunten
in
die
zorgverlening.
Het
verwelkomen
van
suggesties
door
familieleden/vrienden
kan
een
gevoel
van
partnerschap
en
gedeelde
betekenis
scheppen
met
betrekking
tot
de
praktijk
in
het
verpleeg‐
of
verzorgingshuis.
Dat
kan
leiden
tot
gevoelens
van
tevredenheid
met
de
zorg
en
de
kwaliteit
van
leven.
Deze
indicator
monitort
het
opnemen
van
familie/vrienden
in
het
team.
O3)/037893I"
Familie/vrienden
]-3=$"
Kwaliteit
van
leven,
Betrokkenheid
van
familie/vrienden
bij
de
zorg
M)(%"
NCHR&D
Forum,
2007
H+"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"AH"
#3I9%9893"
Percentage
cliënten
dat
zich
veilig,
beschermd
en
zeker
voelt
in
het
verpleeg‐
of
verzorgingshuis
T03)$89(%$49/3)9%1"
Deze
indicator
is
afgeleid
van
een
item
dat
is
ontwikkeld
voor
halfjaarlijkse
tevredenheidsonderzoeken,
CARE‐profielen
of
kwalitatieve
interviews
met
cliënten
en/of
hun
vertegenwoordigers
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
cliënten
dat
zich
meestal
of
altijd
veilig
en
zeker
voelt
Noemer:
totaal
aantal
cliënten
dat
is
onderzocht
d3>).9&g#(34"
Het
is
vastgesteld
dat
het
hebben
van
een
veilig,
beschermd
en
zeker
gevoel
door
cliënten
van
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
wordt
ervaren
als
een
positieve
gebeurtenis.
Het
zich
veilig
voelen
kan
leiden
tot
een
gevoel
van
zekerheid,
dat
de
kwaliteit
van
leven
van
cliënten
kan
verbeteren.
De
concrete
vormgeving
van
zekerheidsmaatregelen
of
de
individuele
waarneming
van
gevarenbronnen
maken
een
permanente
dialoog
tussen
de
betrokkenen
noodzakelijk.
Zo
moet
bijvoorbeeld
afgewogen
worden
of
te
veel
zekerheidsbepalingen
niet
een
activerend
zorgconcept
belemmeren
of
de
opening
van
het
verpleeghuis
naar
de
gemeente
toe
(zie
indicator
nr.
61)
door
de
cliënten
niet
als
zekerheidsrisico
wordt
ervaren.
Deze
indicator
kan
licht
werpen
op
de
ervaring
van
veiligheid
en
beveiliging
in
het
tehuis
van
de
kant
van
de
cliënts.
Zo
ontstaat
een
debat
over
de
levensstandaard
en
de
kwaliteit
van
de
zorg,
die
ook
kan
bijdragen
tot
de
ontwikkeling
van
nieuwe
zichtwijzen
bij
belanghebbenden
en
van
passende
sturingsmaatregelen.
O3)/037893I"
Cliënten
]-3=$"
Kwaliteit
van
leven,
Gevoel
van
veiligheid
en
zekerheid
M)(%"
Faulkner
et
al.,
2006
H;"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"AJ"
#3I9%9893"
Percentage
cliënten
dat
vindt
dat
het
personeel
vriendelijk
is
T03)$89(%$49/3)9%1"
Deze
indicator
is
afgeleid
van
een
item
dat
is
ontwikkeld
voor
halfjaarlijkse
tevredenheidsonderzoeken,
CARE‐profielen
of
kwalitatieve
interviews
met
cliënten
en/of
hun
vertegenwoordigers
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
cliënten
dat
meestal
of
altijd
vindt
dat
het
personeel
vriendelijk
is
Noemer:
totaal
aantal
cliënten
dat
is
onderzocht
d3>).9&g#(34"
Als
het
personeel
vriendelijk
is,
wordt
dit
door
cliënten
van
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
gezien
als
een
positieve
gebeurtenis.
Als
men
vriendelijk
wordt
ontvangen
door
het
personeel,
kan
dit
leiden
tot
een
gevoel
van
verbondenheid,
hetgeen
de
kwaliteit
van
leven
van
cliënten
kan
verbeteren.
Deze
indicator
monitort
of
de
cliënten
het
personeel
als
vriendelijk
ervaren.
De
interpretatie
van
de
resultaten
vergt
een
open
dialoog
ter
ontwikkeling
van
zinvolle
sturingsmaatregelen.
O3)/037893I"
Cliënten
]-3=$"
Kwaliteit
van
leven,
Gevoel
van
verbondenheid
M)(%"
Faulkner
et
al.,
2006
(CARE
profiles:
item
#3)
HA"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"FD"
#3I9%9893"
Percentage
cliënten
dat
het
gevoel
heeft
dat
ze
bezoek
kunnen
ontvangen
wanneer
ze
maar
willen
T03)$89(%$49/3)9%1"
Deze
indicator
is
afgeleid
van
een
item
dat
is
ontwikkeld
voor
jaarlijkse
tevredenheidsonderzoeken,
of
kwalitatieve
interviews
met
cliënten
en/of
hun
vertegenwoordigers.
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
cliënten
dat
meestal
of
altijd
het
gevoel
heeft
dat
ze
bezoek
kunnen
ontvangen
Noemer:
totaal
aantal
cliënten
dat
is
onderzocht
d3>).9&g#(34"
Het
gevoel
dat
ze
bezoek
kunnen
ontvangen
wanneer
ze
maar
willen,
wordt
door
cliënten
van
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
beschouwd
als
een
positieve
gebeurtenis.
Het
hebben
van
bezoek
kan
leiden
tot
een
gevoel
van
continuïteit,
wat
de
kwaliteit
van
leven
van
cliënten
kan
verbeteren.
Deze
indicator
monitort
dat
gevoel.
Deze
indicator
is
misschien
niet
relevant
in
die
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
waar
bezoekers
op
elk
gewenst
moment
binnen
kunnen
lopen.
Door
middel
van
deze
indicator
wordt
echter
de
subjectieve
ervaring
van
de
cliënten
gemeten,
wat
tot
interessante
inzichten
voert
en
passende
sturingsmaatregelen
stimuleren
kan.
O3)/037893I"
Cliënten
]-3=$"
Kwaliteit
van
leven,
Gevoel
van
continuïteit
M)(%"
Faulkner
et
al.,
2006,
CARE
profiles
item
#5
HF"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"F!"
#3I9%9893"
Percentage
cliënten
dat
het
gevoel
heeft
dat
het
personeel
hen
stimuleert
zichzelf
te
helpen
T03)$89(%$49/3)9%1"
Deze
indicator
is
afgeleid
van
een
item
dat
is
ontwikkeld
voor
jaarlijkse
tevredenheidsonderzoeken,
of
kwalitatieve
interviews
met
cliënten
en/of
hun
vertegenwoordigers.
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
cliënten
dat
meestal
of
altijd
het
gevoel
heeft
dat
het
personeel
hen
stimuleert
Noemer:
totaal
aantal
cliënten
dat
is
onderzocht
d3>).9&g#(34"
Door
hen
te
stimuleren
zichzelf
te
helpen
worden
cliënten
in
de
gelegenheid
gesteld
bepaalde
vaardigheden
te
behouden
en
een
doel
in
het
leven
te
hebben,
waardoor
ze
met
betrekking
tot
alle
aspecten
van
de
zorg
minder
afhankelijk
zijn
van
het
personeel.
Het
gevoel
dat
men
een
doel
heeft
kan
zin
geven
aan
het
leven
in
het
verpleeg‐
of
verzorgingshuis
en
kan
daarmee
de
kwaliteit
van
leven
verbeteren.
Deze
indicator
monitort
dat
gevoel
en
stimuleert
sturingsmaatregelen
ter
verbetering
van
zelfzorg.
und
regt
Steuerungsmasnahmen
zur
Verbesserung
der
Selbstpflege
an..
O3)/037893I"
Cliënten
]-3=$"
Kwaliteit
van
leven,
onafhankelijkheid
M)(%"
Faulkner
et
al.,
2006;
MDS,
2009
HC"
performance,
promotie
van
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"F+"
#3I9%9893"
Percentage
cliënten
dat
het
gevoel
heeft
dat
het
personeel
hen
de
tijd
geeft
om
dingen
zelf
te
doen.
T03)$89(%$49/3)9%1"
Deze
indicator
is
afgeleid
van
een
item
dat
is
ontwikkeld
voor
jaarlijkse
tevredenheidsonderzoeken,
of
kwalitatieve
interviews
met
cliënten
en/of
hun
vertegenwoordigers.
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
cliënten
dat
meestal
of
altijd
het
gevoel
heeft
dat
het
personeel
hen
de
tijd
geeft
Noemer:
totaal
aantal
cliënten
dat
is
onderzocht
d3>).9&g#(34"
Het
gevoel
dat
het
personeel
hen
de
tijd
geeft
om
dingen
zelf
te
doen
wordt
door
cliënten
van
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
beschouwd
als
een
positieve
gebeurtenis.
Cliënten
die
de
tijd
en
gelegenheid
krijgen
om
dingen
zelf
te
doen,
hebben
het
gevoel
dat
ze
iets
presteren,
wat
hun
leven
zin
kan
geven
en
de
kwaliteit
ervan
kan
verbeteren
(zie
ook
indicator
nr.
90).
Deze
indicator
monitort
dat
gevoel.
In
de
evaluatie
sessies
en
bij
de
ontwikkeling
van
sturingsmaatregelen
zouden
de
gegevens
over
de
door
het
personeel
werkelijke
met
cliëntcliënten
bestede
werktijd
(indicator
nr.
90),
voortgezet
onderwijs
en
het
zorgconcept
moeten
worden
overwogen.
O3)/037893I"
Cliënten
]-3=$"
Kwaliteit
van
leven,
Gevoel
van
voldoening
over
verrichte
prestaties,
onafhankelijkheid
M)(%"
Faulkner
et
al.,
2006
HG"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"F;"
#3I9%9893"
Percentage
cliënten
dat
het
gevoel
heeft
dat
het
personeel
hun
persoonlijke
bezittingen
respecteert
T03)$89(%$49/3)9%1"
Deze
indicator
is
afgeleid
van
een
item
dat
is
ontwikkeld
voor
jaarlijkse
tevredenheidsonderzoeken,
of
kwalitatieve
interviews
met
cliënten
en/of
hun
vertegenwoordigers.
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
cliënten
dat
meestal
of
altijd
het
gevoel
heeft
dat
het
personeel
hun
bezittingen
respecteert
Noemer:
totaal
aantal
cliënten
dat
is
onderzocht
d3>).9&g#(34"
Respect
voor
persoonlijke
bezittingen
wordt
door
cliënten
beschouwd
als
een
positieve
gebeurtenis.
Dat
respect
kan
cliënten
het
gevoel
geven
dat
er
met
hen
als
persoon
rekening
wordt
gehouden.
Als
cliënten
het
gevoel
hebben
dat
er
met
hen,
en
daarmee
ook
met
hun
bezittingen,
rekening
wordt
gehouden,
ervaren
ze
een
betere
kwaliteit
van
leven.
Deze
indicator
monitort
dat
gevoel.
O3)/037893I"
Cliënten
]-3=$"
Kwaliteit
van
leven,
Gevoel
dat
er
rekening
met
hen
wordt
gehouden
M)(%"
Faulkner
et
al.,
2006
(CARE
profiles:
item
#
20)
HH"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"FA"
#3I9%9893"
Percentage
van
het
personeel
dat
het
gevoel
heeft
dat
de
familie
van
cliënten
hen
lijkt
te
vertrouwen.
T03)$89(%$49/3)9%1"
Deze
indicator
is
afgeleid
van
een
item
dat
is
ontwikkeld
voor
jaarlijkse
tevredenheidsonderzoeken
of
kwalitatieve
interviews
met
medewerkers.
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
personeelsleden
dat
meestal
of
altijd
het
gevoel
heeft
dat
de
familie
hen
vertrouwt
Noemer:
totaal
aantal
personeelsleden
dat
is
onderzocht
d3>).9&g#(34"
Medewerkers
die
het
gevoel
hebben
dat
de
familie
hen
en
hun
vermogen
om
voor
de
cliënten
te
zorgen
vertrouwt,
hebben
het
gevoel
dat
ze
iets
presteren,
waardoor
hun
zelfvertrouwen
en
tevredenheid
met
het
werk
kunnen
groeien
wat
wezenlijk
tot
de
kwaliteit
van
leven
bijdraagt.
Deze
indicator
monitort,
hoe
het
personeel
zijn
werk
vanuit
het
perspectief
van
de
familie
inschat.
De
indicator
is
daardoor
indirect
ook
een
eigen
beoordeling
van
eigen
werk
en
van
werktevredenheid
en
kan
daardoor
belangrijke
informatie
over
corrigerende
of
preventieve
sturingsmaatregelen
leveren.
O3)/037893I"
Personeel
]-3=$"
Kwaliteit
van
leven,
Gevoel
van
voldoening
over
verrichte
prestaties,
tevredenheid
met
het
werk
M)(%"
Faulkner
et
al.,
2006
HJ"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"FF"
#3I9%9893"
Percentage
familie/vrienden
dat
het
gevoel
heeft
dat
het
personeel
snel
reageert
als
hun
familielid
om
hulp
vraagt.
T03)$89(%$49/3)9%1"
Deze
indicator
is
afgeleid
van
een
item
dat
is
ontwikkeld
voor
jaarlijkse
tevredenheidsonderzoeken,
of
kwalitatieve
interviews
met
familie/vrienden.
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
familieleden/vrienden
dat
meestal
of
altijd
het
gevoel
heeft
dat
het
personeel
snel
reageert
Noemer:
totaal
aantal
familieleden/vrienden
dat
is
onderzocht
d3>).9&g#(34"
Het
gevoel
dat
het
personeel
snel
reageert
wordt
door
familie/vrienden
in
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
gezien
als
een
positieve
gebeurtenis.
Snelle
reactie
op
een
hulpvraag
kan
helpen
om
familie/vrienden
een
gevoel
van
veiligheid
te
geven,
hetgeen
belangrijk
is
voor
de
kwaliteit
van
leven
van
familie/vrienden
in
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen.
Deze
indicator
monitort
dat
gevoel.
Ongetwijfeld
kan
de
sensatie
van
“snel”
zeer
subjectief
zijn,
dus
is
een
dialoog
met
alle
belanghebbenden
essentieel
om
de
resultaten
en
de
ontwikkeling
van
bestrijdingsmaatregelen
te
interpreteren.
Deze
kunnen
natuurlijk
niet
simpelweg
zo
zijn,
dat
alleen
bij
bezoek
van
familie
of
vrienden
snel
bijstand
verleend
wordt.
O3)/037893I"
Familie/vrienden
]-3=$"
Kwaliteit
van
leven,
Gevoel
van
veiligheid
M)(%"
Faulkner
et
al.,
2006
(CARE
profielen:
item
#
5)
JD"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"FC"
#3I9%9893"
Percentage
familie/vrienden
dat
vindt
dat
hun
cliënt
gelukkig
lijkt
in
het
huis
T03)$89(%$49/3)9%1"
Deze
indicator
is
afgeleid
van
een
item
dat
is
ontwikkeld
voor
jaarlijkse
tevredenheidsonderzoeken,
of
kwalitatieve
interviews
met
familie/vrienden
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
familieleden/vrienden
dat
meestal
of
altijd
het
gevoel
heeft
dat
hun
cliënt
gelukkig
is
Noemer:
totaal
aantal
familieleden/vrienden
dat
is
onderzocht
d3>).9&g#(34"
Het
gevoel
dat
hun
cliënt
gelukkig
is
in
het
verpleeg‐
of
verzorgingshuis,
wordt
door
familie/vrienden
in
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
beschouwd
als
een
positieve
gebeurtenis.
Als
hun
cliënt
gelukkig
lijkt,
hebben
familie/vrienden
een
gevoel
van
verbondenheid,
dat
belangrijk
is
voor
de
kwaliteit
van
leven
in
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen.
Deze
indicator
monitort
dat
gevoel.
Of
dit
zo
is
hangt
echter
van
de
meest
verschillende
aspecten
af.
Nog
verschillender
zullen
de
beoordelingen
van
derde
personen
uitvallen,
die
bevraagd
worden
of
zich
de
client
gelukkig
voelt.
En
toch
kann
juist
de
waarneming
door
familie
of
vrienden
uitsluitsel
daarover
geven
of
en
in
welke
mate
zich
een
client
in
het
tehuis
gelukkig
voelt.
Interpretaties
van
de
resultaten
zijn
in
dit
geval
bijzonder
belangrijk
en
moeten
met
de
resultaten
van
andere
items
en
themas
worden
vergeleken.
O3)/037893I"
Familie/vrienden
]-3=$"
Kwaliteit
van
leven,
Gevoel
van
verbondenheid
M)(%"
Faulkner
et
al.,
2006
J!"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"FG"
#3I9%9893"
Percentage
familie/vrienden
dat
vindt
dat
het
huis
aangenaam
ruikt
T03)$89(%$49/3)9%1"
Deze
indicator
is
afgeleid
van
een
item
dat
is
ontwikkeld
voor
jaarlijkse
tevredenheidsonderzoeken,
of
kwalitatieve
interviews
met
familie/vrienden.
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
familieleden/vrienden
dat
meestal
of
altijd
vindt
dat
het
huis
aangenaam
ruikt
Noemer:
totaal
aantal
familieleden/vrienden
dat
is
onderzocht
d3>).9&g#(34"
Familie/vrienden
vinden
het
belangrijk
dat
het
verpleeg‐
of
verzorgingshuis
aangenaam
ruikt.
Deze
indicator
belicht
een
belangrijke,
door
management
en
personeel
vaak
niet
meer
waargenomen,
factor
van
de
kwaliteit
van
leven
in
het
huis
en
stimuleert
daardoor
meestal
relatief
eenvoudig
in
te
voeren
verbeteringsmaatregelen.
O3)/037893I"
Familie/vrienden
]-3=$"
Kwaliteit
van
leven,
Tevredenheid
met
de
zorg
M)(%"
Faulkner
et
al.,
2006
(CARE
profiles:
item
#7)
,%*97$8()"%):"FH"
#3I9%9893"
Percentage
familie/vrienden
dat
het
gevoel
heeft
dat
zij
worden
betrokken
bij
beslissingen
over
de
zorg
van
hun
cliënt
T03)$89(%$49/3)9%1"
Deze
indicator
is
afgeleid
van
een
item
dat
is
ontwikkeld
voor
jaarlijkse
tevredenheidsonderzoeken,
of
kwalitatieve
interviews
met
familie/vrienden.
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
familieleden/vrienden
dat
meestal
of
altijd
het
gevoel
heeft
dat
ze
betrokken
worden
Noemer:
totaal
aantal
familieleden/vrienden
dat
is
onderzocht
d3>).9&g#(34"
Familie/vrienden
ervaren
de
betrokkenheid
bij
beslissingen
over
de
zorg
als
een
positieve
gebeurtenis
die
de
tevredenheid
met
en
het
plezier
in
de
zorg
kunnen
verbeteren.
Door
bij
de
zorg
betrokken
te
worden,
kunnen
familie/vrienden
ook
een
gevoel
van
zingeving
ervaren.
Deze
indicator
monitort
dat
gevoel.
Ook
hier
is
het
nodig
om
individuele
vermogens
en
wensen
op
te
merken.
O3)/037893I"
Familie/vrienden
]-3=$"
Kwaliteit
van
leven,
Betrokkenheid
van
familie/vriend
bij
de
zorg
M)(%"
Faulkner
et
al.,
2006
(CARE
profiles:
item
#2)
J+"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"FJ"
#3I9%9893"
Percentage
familie/vrienden
dat
het
gevoel
heeft
dat
het
personeel
hun
inbreng
in
de
zorg
voor
de
cliënt
waardeert
T03)$89(%$49/3)9%1"
Deze
indicator
is
afgeleid
van
een
item
dat
is
ontwikkeld
voor
jaarlijkse
tevredenheidsonderzoeken,
of
kwalitatieve
interviews
met
familie/vrienden.
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
familieleden/vrienden
dat
meestal
of
altijd
het
gevoel
heeft
dat
het
personeel
hun
inbreng
waardeert
Noemer:
totaal
aantal
familieleden/vrienden
dat
is
onderzocht
d3>).9&g#(34"
Het
gevoel
dat
het
personeel
de
inbreng
van
familie/vrienden
in
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
waardeert,
is
een
positieve
gebeurtenis
die
de
tevredenheid
met
en
het
plezier
in
de
zorg
kan
verbeteren.
Het
hebben
van
inbreng
kan
familie/vrienden
ook
een
gevoel
van
voldoening
geven.
Deze
indicator
monitort
het
gevoel
van
voldoening
van
familie/vrienden.
O3)/037893I"
Familie/vrienden
]-3=$"
Kwaliteit
van
leven,
Gevoel
van
voldoening
M)(%"
Geïnspireerd
door
Faulkner
et
al.,
2006
,%*97$8()"%):"CD"
#3I9%9893"
Percentage
familie/vrienden
dat
het
gevoel
heeft
dat
ze
op
de
hoogte
worden
gehouden
over
veranderingen
met
betrekking
tot
hun
cliënt.
T03)$89(%$49/3)9%1"
Deze
indicator
is
afgeleid
van
een
item
dat
is
ontwikkeld
voor
jaarlijkse
tevredenheidsonderzoeken,
of
kwalitatieve
interviews
met
familie/vrienden.
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
familieleden/vrienden
dat
meestal
of
altijd
het
gevoel
heeft
dat
ze
op
de
hoogte
worden
gehouden
Noemer:
totaal
aantal
familieleden/vrienden
dat
is
onderzocht
d3>).9&g#(34"
Het
gevoel
dat
men
op
de
hoogte
wordt
gehouden
over
veranderingen
in
de
zorg
voor
cliënten,
ervaren
familie/vrienden
als
een
positieve
gebeurtenis
die
van
invloed
kan
zijn
op
de
tevredenheid
met
en
het
plezier
in
de
zorg.
Up‐to‐date
zijn
kan
familie/vrienden
ook
het
gevoel
geven
dat
zij
wat
betekenen
voor
de
zorg.
Deze
indicator
monitort
het
gevoel
dat
wat
familie/vrienden
doen,
van
betekenis
is.
O3)/037893I"
Familie/vrienden
]-3=$"
Kwaliteit
van
leven,
Gevoel
dat
wat
men
doet
van
betekenis
is
M)(%"
Geïnspireerd
door
Faulkner
et
al.,
2006
(CARE‐profielen:
item
#5)
J;"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"C!"
#3I9%9893"
Aantal
gezamenlijke
initiatieven
dat
cliënten,
familie
en
personeel
het
afgelopen
jaar
op
een
positieve
manier
heeft
betrokken
bij
de
externe
gemeenschap
T03)$89(%$49/3)9%1"
Deze
indicator
wordt
gegenereerd
door
het
bijhouden
van
de
aanwezigheid
van
bezoekers
von
Besuchern
tijdens
gebeurtenissen/initiatieven.
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Aantal
gezamenlijke
initiatieven
in
het
afgelopen
jaar
d3>).9&g#(34"
Dit
is
een
indicator
van
de
ondersteuning
die
wordt
verleend
om
cliënten
te
helpen
contacten
te
leggen
en
te
onderhouden
met
mensen
van
buiten
het
verpleeg‐
of
verzorgingshuis.
Het
onderhouden
van
contacten
met
familie/vrienden
geeft
cliënten
een
gevoel
van
verbondenheid
en
waarde.
Banden
met
en
betrokkenheid
bij
gebeurtenissen
in
de
gemeenschap
kunnen
een
gevoel
van
verbondenheid
geven.
Concrete
maatregelen
en
onderwerpen
van
initiatieven
moeten
met
alle
belanghebbenden
worden
gepland
en
uitgevoerd.
O3)/037893I"
Cliënt,
familie/vrienden,
personeel
]-3=$"
Kwaliteit
van
leven,
Verbondenheid
met
de
gemeenschap
M)(%"
Geïnspireerd
door
CSCl,
2008;
E‐Qalin,
2009;
MAGS
NRW
,
2006
JA"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"C+"
#3I9%9893"
Percentage
cliënten
dat
gedurende
een
bepaalde
periode
vrijwillig
deelneemt
aan
georganiseerde
sociale
activiteiten
T03)$89(%$49/3)9%1"
Deze
indicator
wordt
gegenereerd
door
middel
van
het
bijhouden
van
presentielijsten
tijdens
evenementen/initiatieven.
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
keren
dat
cliënten
participeren
in
sociale
activiteiten
Noemer:
totaal
aantal
activiteiten
dat
wordt
aangeboden/
georganiseerd
d3>).9&g#(34"
Dit
is
een
indicator
van
de
ondersteuning
die
wordt
verleend
om
cliënten
te
helpen
contacten
te
leggen
en
te
onderhouden
met
mensen
binnen
het
verpleeg‐
of
verzorgingshuis.
Contact
maken
binnen
het
verpleeg‐
of
verzorgingshuis
kan
een
gevoel
van
verbondenheid
en
waarde
geven
aan
cliënten.
Banden
met
en
betrokkenheid
bij
gebeurtenissen
kunnen
ook
een
gevoel
van
betekenis
geven.
Deze
indicator
monitort
de
maatschappelijke
betrokkenheid
van
de
cliënt.
De
indicator
moet
echter
in
betrekking
tot
de
cliëntenstructuur
(aandeel
van
onafhankelijke
cliënten)
of
tot
de
doelgroep
van
evenementen
worden
geplaatst.
Daarom
zijn
een
precieze
definitie
en
een
overeenkomst
over
doelwaarden
in
het
kader
van
een
concept
over
dag
organisatie
in
het
huis
belangrijk.
Op
basis
hiervan
kan
de
indicator
informatie
geven
over
de
vraag
of
de
overeengekomen
doelstellingen
zijn
bereikt.
Daardoor
wordt
een
discussie
over
passende
controlemaatregelen
aangemoedigd.
O3)/037893I"
Cliënt
]-3=$"
Kwaliteit
van
leven,
sociale
activiteiten,
participatie
M)(%"
Geïnspireerd
door
CSCl,
2008;
E‐Qalin,
2009
JF"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"C;"
#3I9%9893"
Percentage
cliënten
dat
vindt
dat
hun
privacy
voldoende
is
beschermd
T03)$89(%$49/3)9%1"
Deze
indicator
is
afgeleid
van
een
item
dat
is
ontwikkeld
voor
halfjaarlijkse
tevredenheidsonderzoeken
of
kwalitatieve
interviews
met
cliënten
en/of
hun
vertegenwoordigers
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
cliënten
dat
meestal
of
altijd
het
gevoel
heeft
dat
hun
privacy
wordt
beschermd
Noemer:
totaal
aantal
cliënten
dat
is
onderzocht
d3>).9&g#(34"
Onderzoek
naar
consumentenvoorkeuren
heeft
aangetoond
dat,
naast
de
bescherming
van
eigendom
(zie
indicator
nr.
53),
de
mogelijkheden
om
privacy
en
intimiteit
te
ervaren
en
de
mate
waarin,
zeer
belangrijk
zijn
voor
de
individuele
perceptie
van
autonomie
en
kwaliteit
van
leven.
De
individuele
controle
over
persoonlijke
interactie
speelt
een
belangrijke
rol
in
deze
context.
Deze
indicator
monitort
hoe
prettig
de
cliënt
zich
voelt
bij
verschillende
privacyniveaus
en
stimuleert
de
dialoog
met
mogelijke
tegenstrijdige
factoren
(bijv.
zekerheid,
sociale
contacten).
O3)/037893I"
Cliënten
]-3=$"
Kwaliteit
van
leven,
privacy
M)(%"
Geïnspireerd
door
E‐Qalin,
2009;
Kane
et
al.,
2003;
CSCl,
2008
JC"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"CA"
#3I9%9893"
Percentage
familieleden
met
wie
ten
minste
twee
bijeenkomsten
per
jaar
zijn
belegd
om
de
zorg
te
evalueren
T03)$89(%$49/3)9%1"
Deze
indicator
is
vastgesteld
aan
de
hand
van
het
aantal
beoordelingsgesprekken
met
elke
cliënt.
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
cliënten
van
wie
de
zorgplannen
ten
minste
twee
maal
zijn
geëvalueerd
met
familieleden
of
vertegenwoordigers
van
de
cliëntcliënt
Noemer:
aantal
cliënten
met
tenminste
een
familielid
of
advocaat
d3>).9&g#(34"
Bijeenkomsten
met
familie
om
de
zorg
te
evalueren
(beoordelingsgesprekken)
moeten
betrekking
hebben
op
zaken
uit
de
afgelopen
periode,
zoals
de
tevredenheid
van
familie,
hun
perceptie
van
de
zorg,
de
ontwikkeling
van
hun
familielid
dat
in
de
instelling
woont,
achtergrondinformatie
of
biografie,
klachten,
etc.
In
de
tweede
plaats
moeten
voorstellen
en
plannen
voor
de
komende
periode
betrekking
hebben
op
speciale
behoeften
die
ondermeer
gaan
over
de
kwaliteit
van
zorg
en
de
kwaliteit
van
leven,
plannen
en
voornemens
van
het
personeel,
etc.
Cliënten
zonder
familie
moet
een
advocaat
worden
toegewezen.
Deze
indicator
monitort
de
mate
waarin
de
zorg
aan
cliënten
wordt
geëvalueerd.
O3)/037893I"
Familie/vrienden,
Personeel
]-3=$"
Kwaliteit
van
leven,
participatie
M)(%"
Geïnspireerd
door
E‐Qalin,
2009;
CSCl,
2008
JG"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"CF"
#3I9%9893"
Percentage
cliënten
(en
hun
familie)
met
een
vast
contactpersoon.
T03)$89(%$49/3)9%1"
Deze
indicator
is
gegenereerd
na
zorgvuldige
evaluatie
van
de
documentatie
in
het
zorgplan
en/of
een
item
dat
is
ontwikkeld
voor
jaarlijkse
tevredenheidsonderzoeken
of
kwalitative
interviews
bij
cliënten
en
familie.
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
cliënten
met
een
vaste
contactmedewerker
Noemer:
aantal
cliënten
d3>).9&g#(34"
Vaste
contactpersonen
zijn
weliswaar
in
sommige
landen
voorschrift,
maar
in
het
geheel
nog
geen
algemene
standaard
in
Europese
verpleeg‐
en
zorghuizen.
Er
zijn
positieve
ervaringen
gemeld
met
vaste
contactpersonen
die
dienen
als
aanspreekpunt
voor
de
cliënten,
vooral
voor
degenen
met
dementie
en
cognitieve
stoornissen,
en
hun
familie.Als
zij
als
vast
contactpersoon
aan
een
aantal
cliënten
zijn
toegewezen,
is
het
zorg‐
en
welzijnspersoneel
in
staat
om
een
betere
relatie
met
cliënten
op
te
bouwen,
kennis
te
vergroten
met
betrekking
tot
hun
biografische
achtergrond
en
daarop
afgestemde
interventies
te
ontwikkelen.
Deze
indicator
stelt
vast
in
welke
mate
gebruik
wordt
gemaakt
van
contactpersonen,
in
sommige
landen
inmiddels
een
verplichte
standaard.
Deze
indicator
is
vooral
voor
instellingen,
die
de
het
contactpersoon
pasgeleden
hebben
ingevoerd.
O3)/037893I"
Cliënten,
personeel
]-3=$"
Kwaliteit
van
zorg,
Kwaliteit
van
leven
M)(%"
Magee
et
al.,
2008;
Lind,
2000
JH"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"CC"
#3I9%9893"
Percentage
cliënten
dat
het
afgelopen
jaar
professionele
zorg
rond
het
levenseinde
ontving
T03)$89(%$49/3)9%1"
Deze
indicator
is
ontstaan
na
zorgvuldige
evaluatie
van
de
zorgdocumentatie.
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
cliënten
dat
professionele
zorg
rond
het
levenseinde
heeft
ontvangen
Noemer:
aantal
cliënten
In
de
noemer
kan
als
alternatief
ook
“aantal
der
clienten
met
behoefte
aan
palliatieve
zorg”
worden
berekend.
d3>).9&g#(34"
Adequate
zorg
rond
het
levenseinde
behoort
tot
de
belangrijkste
taken
van
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen.
Deze
inrichtingen
moeten
een
adequaat
kader
aanbieden
voor
de
organisatie
van
het
stervensproces,
met
inbegrip
van
de
ondersteuning
van
familie.
Het
doel
van
de
indicator
is
het
stervensproces
te
bewaken,
met
aandacht
voor
de
cliënten
en
familie
en
met
inbegrip
van
religieuze,
culturele
en
medische
behoeften,
zoals
een
adequate
palliatieve
zorg.
Onder
omstandigheden
toont
de
indicator
aan,
dat
vele
cliënten
met
deze
behoefte
geen
palliatieve
zorg
hebben
gekregen,
omdat
er
niet
genoeg
opgeleid
personeel
was
en/of
ook
geen
mobiel
team
voor
palliatieve
zorg
kon
worden
georganiseerd.
Er
moeten
passende
sturingsmaatregelen
worden
ontwikkeld.
O3)/037893I"
Cliënten
]-3=$"
Kwaliteit
van
leven,
sterven,
palliatieve
zorg
M)(%"
Geïnspireerd
door
MAG
NRW,
2006;
CSCl,
2008
JJ"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"CG"
#3I9%9893"
Percentage
cliënten
waarvan
de
culturele
behoeften
en
voorkeuren
zijn
gerealiseerd
T03)$89(%$49/3)9%1"
Deze
indicator
is
afgeleid
van
een
item
dat
is
ontwikkeld
voor
jaarlijkse
tevredenheidsonderzoeken
met
cliënten
en/of
cliëntendossiers
met
daarin
opgenomen
dieetwensen
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
cliënten
wier
culturele
voorkeuren
meestal
of
altijd
worden
gerealiseerd
Noemer:
aantal
cliënten
d3>).9&g#(34"
Deze
indicator
gaat
in
op
de
vraag
of
het
personeel
voldoende
is
voorbereid
om
tegemoet
te
komen
aan
de
religieuze
‐,
spirituele
–
en
dieetbehoeften
van
verschillende
etnische
groepen.
De
indicator
stelt
vast
of
cliënten
en
familie
de
gelegenheid
hebben
om
volledig
te
participeren
in
het
beoordelingsproces
en
de
ontwikkeling
van
zorgplannen.
De
indicator
is
mogelijk
relevanter
in
sommige
landen
dan
in
andere.
O3)/037893I"
Cliënten
]-3=$"
Kwaliteit
van
leven,
Sociale
activiteiten
M)(%"
Geïnspireerd
door
CSCl,
2008
,%*97$8()"%):"CH"
#3I9%9893"
Percentage
cliënten
dat
beschikt
over
een
up‐to‐date
plan
voor
de
zorg
rond
het
levenseinde,
dat
in
overeenstemming
is
met
hun
voorkeuren
T03)$89(%$49/3)9%1"
Deze
indicator
wordt
gegenereerd
uit
de
verzamelde
gegevens
in
de
zorgdocumentatie,
waarin
Advance
Care
Planning‐richtlijnen
van
de
cliënt
moeten
zijn
opgenomen,
alsook
de
keuze
van
de
plaats
van
sterven.
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
cliënten
met
een
up‐to‐date
zorgplan
Noemer:
aantal
cliënten
d3>).9&g#(34"
De
indicator
helpt
bij
het
monitoren
van
de
mate
van
individualisering
die
wordt
aangeboden
door
het
verpleeg‐
of
verzorgingshuis.
Management
en
personeel
zijn
nodig
om
doelstellingen
te
definiëren,
deze
te
vergelijken
met
de
werkelijke
resultaten,
na
te
denken
over
de
algemene
tendens
en
veranderingen
uit
te
werken
om
de
vastgestelde
doelstellingen
te
bereiken.
O3)/037893I"
Cliënten
]-3=$"
Kwaliteit
van
leven
M)(%"
Geïnspireerd
door
E‐Qalin,
2009;
CSCl,
2008;
MDS,
2009
!DD"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"CJ"
#3I9%9893"
Percentage
cliënten
dat
tevreden
is
over
de
smaak
en
kwaliteit
van
de
maaltijden
T03)$89(%$49/3)9%1"
Deze
indicator
is
afgeleid
van
een
item
dat
is
ontwikkeld
voor
halfjaarlijkse
tevredenheidsonderzoeken
of
kwalitatieve
interviews
met
cliënten
en/of
hun
vertegenwoordigers.
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
cliënten
dat
meestal
of
altijd
tevreden
is
met
de
maaltijden
Noemer:
totaal
aantal
cliënten
dat
is
onderzocht
d3>).9&g#(34"
Maaltijden
vormen
een
belangrijke
sociale
gebeurtenis.
Maaltijden
vertegenwoordigen
waarden
en
cultuur,
waar
cliënten
voor
de
plaatsing
in
een
verpleeg‐
of
verzorgingshuis
samen
met
familie/vrienden
deel
aan
hadden.
Genieten
van
de
smaak
en
de
kwaliteit
van
maaltijden
kan
de
kwaliteit
van
leven
verbeteren.
Deze
indicator
monitort
de
tevredenheid
van
cliënten
met
maaltijden.
Men
zou
alle
cliënten
moeten
ondervragen,
maar
de
vragen
aanpassen
voor
cliënten
met
een
cognitieve
stoornis.
O3)/037893I"
Cliënten
]-3=$"
Kwaliteit
van
leven,
Voeding
M)(%"
Geïnspireerd
door
Kane
et
al.,
2003
!D!"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"GD"
#3I9%9893"
Percentage
cliënten
dat
vindt
dat
ze
voldoende
grip
hebben
op
hun
dagelijks
leven
T03)$89(%$49/3)9%1"
Deze
indicator
is
afgeleid
van
een
item
dat
is
ontwikkeld
voor
halfjaarlijkse
tevredenheidsonderzoeken
of
kwalitatieve
interviews
met
cliënten
en/of
hun
vertegenwoordigers.
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
cliënten
dat
meestal
of
altijd
het
gevoel
heeft
grip
op
de
zaken
te
hebben
Noemer:
totaal
aantal
cliënten
dat
is
onderzocht
d3>).9&g#(34"
Grip
hebben
op
het
dagelijks
leven
kan
de
kwaliteit
van
leven
van
cliënten
verbeteren.
Manieren
waarop
cliënten
grip
op
hun
dagelijks
leven
kunnen
hebben
zijn
onder
andere
gebieden
van
de
zorg
rondom
slaap/waakcycli,
eten,
in
bad
gaan,
etc.
Deze
indicator
monitort
de
mogelijkheden
die
cliënten
hebben
om
grip
op
hun
leven
te
houden.
Men
zou
alle
cliënten
moeten
ondervragen,
maar
de
vragen
aanpassen
voor
cliënten
met
een
cognitieve
stoornis.
O3)/037893I"
Cliënten
]-3=$"
Kwaliteit
van
leven,
Autonomie
M)(%"
Geïnspireerd
door
Kane
et
al.,
2003
!D+"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
#(=39%";5"B39*3)/7-$0"
Management
van
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
is
een
complexe
taak
die,
in
het
kader
van
het
gezondheidszorg‐
en
welzijnsbeleid,
vraagt
om
vaardigheden
die
in
het
algemeen
reiken
van
het
werken
in
partnerships,
van
effectieve
personeelswerving,
van
betrokkenheid
met
gemeenschappen,
gebruikers
en
verzorgenden
en
een
voortdurende
focus
op
prestaties
en
resultaten,
tot
innovatie
en
enthousiasme
voor
de
dienstverlening.
Deze
vereiste
vaardigheden
impliceren
een
beweging
van
traditionele,
hiërarchische
vormen
van
leiderschap
naar
netwerkbenaderingen
en
participerende
manieren
van
aansturen
en
beheersen.
Op
persoonlijk
en
organisatorisch
niveau
moeten
dergelijke
benaderingen
worden
gecomplementeerd
door
interne
dialoog,
werken
in
teamverband,
empowerment
en
het
welbevinden
van
de
werknemers.
Verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
onderscheiden
zich
doordat
het
management,
personeel,
cliënten
en
andere
stakeholders,
24
uur
per
dag,
7
dagen
per
week
en
365
dagen
per
jaar
samen
leven
en
werken.
Deze
specifieke
omstandigheid
vraagt
om
een
participatieve
organisatiecultuur
die
werkt
voor,
met
en
naar
het
welzijn
van
de
cliënten,
terwijl
rekening
wordt
gehouden
met
de
behoeften
en
verwachtingen
van
het
personeel,
familie
en
vrienden,
alsook
met
die
van
zorginkopers
of
leveranciers.
De
indicatoren
in
het
domein
'leiderschap'
zijn
dus
aan
de
ene
kant
een
combinatie
van
resultaten
uit
tevredenheidsonderzoeken
onder
het
personeel,
familie,
vrienden
en/of
vertegenwoordigers
van
cliënten,
waarmee
de
'subjectieve'
opvattingen
met
betrekking
tot
het
organisatorische
'klimaat'
en
de
tevredenheid
van
de
familie
met
de
resultaten
van
de
zorg
worden
gemonitord.
Aan
de
andere
kant
zijn
kwantitatieve
en
meer
'objectieve'
indicatoren
ontwikkeld
om:
•
te
meten
in
hoeverre
gezamenlijk
overeengekomen
of
extern
gedefinieerde
standaarden
worden
nageleefd,
bijvoorbeeld
in
verhouding
tot
vastgestelde
individuele
zorgplannen;
•
vast
te
stellen
wat
knelpunten
zijn
en
hoe
groot
de
mogelijke
druk
op
het
personeel
is,
bijvoorbeeld
door
overuren
of
langdurige
afwezigheid
wegens
ziekte,
en
•
tekortkomingen
te
voorkomen,
bijvoorbeeld
door
het
combineren
van
de
behoeftestructuur
van
cliënten
met
feitelijke
gegevens
over
verdere
training
in
de
omgang
met
cliënten
die
dementeren.
Het
kiezen
van
belangrijke
indicatoren
om
de
resultaten
die
het
management
behaalt
te
beoordelen,
bespreken
en
verbeteren,
is
een
managementtaak
die
openheid
en
transparantie
naar
samenwerkingspartners
en
externe
partners
vereist.
Het
is
aan
het
management
om
te
beslissen
hoe
ver
die
transparantie
moet
gaan,
maar
de
keuze
daarin
en
de
vraag
hoever
men
gaat,
zal
altijd
een
indicator
zijn
voor
het
soort
leiderschap
in
een
bepaald
verpleeg‐
of
verzorgingshuis,
voor
het
organisatorische
'klimaat'
in
dat
verpleeg‐
of
verzorgingshuis,
maar
ook
voor
de
geloofwaardigheid
en
de
reputatie
van
de
managers.
!D;"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"G!"
#3I9%9893"
Percentage
klachten,
geuit
door
verschillende
stakeholders,
dat
op
adequate
wijze
is
afgehandeld
in
het
kader
van
een
systeem
voor
klachtenbehandeling
(per
jaar)
T03)$89(%$49/3)9%1"
Voor
deze
indicator
is
het
zeer
belangrijk
om
overeenstemming
te
bereiken
over
een
definitie
van
‘op
adequate
wijze
is
afgehandeld’
binnen
de
klachtenprocedure.
Bovendien
moet
een
lid
van
het
management
worden
aangewezen
als
verantwoordelijk
voor
het
verzamelen
van
individuele
klachten,
het
nemen
van
de
nodige
maatregelen
en
de
documentatie
ervan.
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
klachten
dat
adequaat
worden
afgehandeld
Noemer:
totaal
aantal
klachten
d3>).9&g#(34"
Deze
indicator
heeft
een
dubbele
waarde,
aangezien
hij
zowel
kan
worden
geïnterpreteerd
vanuit
het
perspectief
van
de
cliënt
als
vanuit
dat
van
het
management.
Bespreking
van
de
problemen
van
cliënten
helpt
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
problemen
vast
te
stellen
en
te
begrijpen,
en
manieren
te
vinden
om
de
kwaliteit
te
verbeteren
door
informatie
te
geven
over
de
ervaringen
van
de
verschillende
stakeholders
(cliënten,
personeel
en
familie).
O3)/037893I"
Management,
Cliënten
]-3=$"
Klachtenbehandeling,
verbetering
M)(%"
E‐Qalin,
2009;
NRW
Act
of
living
and
participation
(§
8
WTG)
!DA"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"G+"
#3I9%9893"
Percentage
cliënten
waarvoor
zorgplannen
zijn
vastgesteld,
die
regelmatig
worden
geüpdatet
en
indien
nodig
beoordeeld
met
specifieke
maatregelen
op
basis
van
hun
individuele
behoeften
T03)$89(%$49/3)9%1"
Gegevens
zijn
verzameld
in
de
zorgdocumentatie.
Deze
moet,
met
het
oog
op
beoordeling
van
de
zorgbehoefte,
eveneens
worden
gecontroleerd
op
updates
en
er
dient
ook
te
worden
bepaald
binnen
welke
termijn
het
zorgplan
moet
worden
vastgesteld
na
opname,
en
op
welke
termijn
updates
moeten
worden
gemaakt.
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
cliënten
met
zorgplannen
die
zijn
vastgesteld
op
basis
van
hun
behoeften
Noemer:
totaal
aantal
cliënten
d3>).9&g#(34"
Deze
indicator
is
wellicht
niet
nuttig
in
landen
waar
de
wet
voorschrijft
dat
individuele
zorgplannen
worden
vastgesteld
en
regelmatig
geüpdatet.
Maar
zelfs
als
de
indicator
altijd
100%
moet
zijn,
kan
hij
toch
fungeren
als
instrument
dat
de
mate
van
individualisering
die
wordt
aangeboden
door
het
verpleeg‐
of
verzorgingshuis
helpt
monitoren.
Management
en
personeel
zijn
verplicht
om
doelstellingen
te
definiëren,
deze
te
vergelijken
met
werkelijk
behaalde
resultaten,
na
te
denken
over
de
algemene
tendens
en
over
verbeteringen
waarmee
de
omschreven
doelstellingen
het
volgend
jaar
wel
worden
bereikt,
bijvoorbeeld
‘We
richten
ons
op
meer
geïndividualiseerde
zorgplannen
door
gespecialiseerde
therapeuten
en
geriaters
in
te
zetten.’
O3)/037893I"
Cliënten
]-3=$"
Zorgproces
–
Geïndividualiseerde
zorg
M)(%"
E‐Qalin,
2009;
MDS,
2009:
Vragen
15.1‐15.6
!DF"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"G;"
#3I9%9893"
Scores
van
familie/goede
vrienden/vertegenwoordigers
met
betrekking
tot
tevredenheid
met
de
kwaliteit
van
zorg
T03)$89(%$49/3)9%1"
Enquête
en
scores
op
basis
van
nationale
culturen.
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Gemiddelde
score
op
basis
van
een
vastgestelde
schaal
(kan
worden
geanalyseerd
door
doelgroep,
door
afdeling,
etc.)
d3>).9&g#(34"
Net
als
alle
gegevens
over
de
tevredenheid
van
de
gebruiker,
moet
ook
deze
indicator
zorgvuldig
worden
beoordeeld
en
geïnterpreteerd.
Management
en
personeel
worden
uitgenodigd
om
ten
minste
een
keer
per
jaar
een
enquête
te
houden,
doelstellingen
te
formuleren
(te
behalen
score),
vastgestelde
en
werkelijke
scores
te
vergelijken,
te
reflecteren
op
de
algemene
tendens
en
maatregelen
uit
te
werken
waarmee
vastgestelde
doelstellingen
in
de
volgende
periode
kunnen
worden
bereikt,
bijvoorbeeld
meer
betrokkenheid
van
familieleden,
betere
informatie,
etc.
O3)/037893I"
Familieleden,
vrienden,
vertegenwoordigers
]-3=$"
Tevredenheid
van
familieleden
M)(%"
E‐Qalin,
2009
!DC"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"GA"
#3I9%9893"
Gemiddeld
percentage
overuren
(met
inbegrip
van
niet‐betaalde
uren)
per
jaar
T03)$89(%$49/3)9%1"
HRM‐dossiers
–
gemiddeld
aantal
overuren
op
verschillende
afdelingen
(beroepsgroepen)
als
percentage
van
de
totale
reguliere
werktijd.
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
som
van
het
individuele
percentage
overuren
van
elk
personeelslid
(zie
hieronder)
Noemer:
totaal
aantal
personeelsleden
Individueel
percentage
overuren:
•
teller:
totaal
aantal
overuren
per
jaar
(inclusief
niet‐ betaalde
uren)
voor
medewerker
x
•
noemer:
totaal
aantal
reguliere
arbeidsuren
per
jaar
voor
medewerker
x
d3>).9&g#(34"
Deze
indicator
moet
worden
geanalyseerd
vanuit
het
perspectief
van
zowel
personeel
als
management.
Overuren
kunnen
bijdragen
aan
een
grotere
tevredenheid
onder
het
personeel
(hoger
inkomen),
maar
kunnen
ook
een
indicatie
zijn
van
stress
door
hoge
werklast.
Management
en
personeel
worden
uitgenodigd
om
doelen
te
stellen,
van
tevoren
vastgestelde
en
werkelijke
gegevens
te
vergelijken,
te
reflecteren
op
de
algemene
tendens
en
verbeteringen
uit
te
werken
om
vastgestelde
doelstellingen
in
de
volgende
periode
wel
te
bereiken,
met
name
door
het
combineren
van
de
betreffende
gegevens
met
gegevens
over
de
tevredenheid
onder
het
personeel,
het
ziekteverzuim
of
het
personeelsverloop.
O3)/037893I"
Personeel,
management
]-3=$"
Tevredenheid
onder
het
personeel
relations/werkklimaat
(Personeelszaken/HRM).
M)(%"
E‐Qalin,
2009
!DG"
–
Human
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"GF"
#3I9%9893"
Gemiddeld
percentage
arbeidstijd
die
jaarlijks
verloren
gaat
door
ziekte
van
het
personeel
T03)$89(%$49/3)9%1"
Dossiers
van
de
HR‐afdeling.
Het
zou
moeten
worden
berekend
als
een
percentage
van
de
totale
arbeidstijd.
Het
kan
ook
worden
berekend
op
kwartaalbasis.
Uitsplitsing
naar
beroepsgroep
zou
van
toegevoegde
waarde
zijn.
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
som
van
het
individuele
percentage
van
verloren
arbeidstijd
wegens
ziekte
per
personeelslid
(zie
hieronder)
Noemer:
aantal
personeelsleden
Individueel
percentage
overuren:
•
teller:
totaal
aantal
verloren
arbeidsuren
door
ziekte
van
medewerker
x
in
de
loop
van
het
jaar
•
noemer:
totaal
aantal
arbeidsuren
van
medewerker
x
in
de
loop
van
het
jaar.
Bij
de
arbeidstijd
die
verloren
gaat
door
ziekte
moeten
ook
de
uren/dagen
worden
geteld
die
niet
vallen
onder
de
ziektewet.
Als
er
bijvoorbeeld
een
wachttijd
geldt
voordat
wordt
uitgekeerd,
kunnen
de
resultaten
worden
uitgesplitst
naar
'kortdurende
ziekte'
(wachttijd)
en
langdurige
afwezigheid
wegens
ziekte.
d3>).9&g#(34"
Dit
is
een
klassieke
HRM‐indicator,
die
zich
richt
op
tevredenheid
van
het
personeel,
hoewel
interpretaties
altijd
moeten
zijn
gebaseerd
op
de
algemene
context
en
culturele
bijzonderheden.
Gegevens
moeten
bijvoorbeeld
worden
vergeleken
met
algemene
statistieken
(bijv.
regionaal,
nationaal,
per
sector).
Management
en
personeel
worden
uitgenodigd
om
doelen
te
stellen,
om
van
tevoren
vastgestelde
en
werkelijke
gegevens
te
vergelijken,
om
te
reflecteren
op
de
algemene
tendens
en
te
werken
aan
verbetering
zodat
de
vastgestelde
doelstellingen
van
de
volgende
periode
wel
worden
bereikt.
De
indicator
moet
worden
gecombineerd
met
andere
indicatoren,
zoals
bijvoorbeeld
gegevens
over
tevredenheid
van
het
personeel,
personeelsverloop
(zie
hierboven)
of
gegevens
over
deelname
aan
preventieve
of
gezondheidsbevorderende
activiteiten.
O3)/037893I"
Personeel,
management
]-3=$"
Kwaliteit
van
arbeidsomstandigheden
–
Gezondheid/ziekte
M)(%"
E‐Qalin,
2009
!DH"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"GC"
#3I9%9893"
Gemiddelde
directe
financiële
middelen
beschikbaar
voor
aan
gezondheidsbevordering
gerelateerde
trainingen,
bijeenkomsten
en
infrastructuur
per
medewerker
per
jaar
T03)$89(%$49/3)9%1"
Financiële
gegevens,
boekhoudsysteem.
Het
percentage
dient
te
worden
berekend
naar
fulltime
equivalenten,
of
anders
naar
gemiddelde
directe
financiële
middelen.
Het
kan
worden
berekend
als
een
percentage
van
het
totale
operationele
budget
per
jaar.
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
som
van
de
financiële
middelen
besteed
aan
gezondheidsbevordering
gerelateerde
training,
bijeenkomsten
en
infrastructuur
gedurende
het
jaar
Noemer:
totaal
operationeel
budget
in
het
jaar
d3>).9&g#(34"
Er
zijn
de
afgelopen
jaren
verschillende
initiatieven
geweest
op
het
gebied
van
gezondheidsbevordering
in
ziekenhuizen.
Financiële
ondersteuning
van
gezondheidsbevordering
is
natuurlijk
een
belangrijke
voorwaarde
voor
een
ontwikkeling
in
de
richting
van
‘gezondheidsbevorderende
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen’.
Management
en
medewerkers
worden
uitgenodigd
om
de
basisgegevens
te
beoordelen,
doelstellingen
te
bepalen
en
de
uitkomsten
te
monitoren,
zodat
verbeteringen
kunnen
worden
ontwikkeld.
O3)/037893I"
Personeel,
management
]-3=$"
Kwaliteit
van
de
arbeidsomstandigheden
–
Gezondheid/ziekte
M)(%"
WHO,
2004;
EUPIDH,
2001
!DJ"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"GG"
#3I9%9893"
Percentage
van
het
personeel
met
voortgezette
training
in
het
omgaan
met
dementie
en
cognitieve
achteruitgang
T03)$89(%$49/3)9%1"
Dossiers.
Medewerkers
die
een
specifieke
training
of
kwalificatie
hebben
ontvangen.
Herkenning
van
dementie
bij
cliënten
zou
een
onderdeel
van
de
voortgezette
training
moeten
zijn.
Is
alleen
van
toepassing
op
verpleegkundigen
en
maatschappelijk
werkenden.
Kan
ook
worden
uitgedrukt
in
aantal
trainingsuren
of
als
percentage
van
de
arbeidstijd
van
het
verzorgend
personeel.
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
personeelsleden
(alleen
verpleegkundigen
en
maatschappelijk
werkenden)
met
voortgezette
training
op
het
gebied
van
dementie
Noemer:
totaal
aantal
personeelsleden
(alleen
verpleegkundigen
en
maatschappelijk
werkenden)
d3>).9&g#(34"
Personeel
in
de
zorg
voor
oudere
volwassenen
is
vaak
sterk
gefocust
op
acute
medische
problemen,
waardoor
ze
de
symptomen
van
cognitieve
stoornissen
zouden
kunnen
missen.
Aangezien
het
percentage
cliënten
met
dementie
waarschijnlijk
zal
toenemen
bij
de
huidige
vergrijzing
van
de
bevolking,
zal
adequate
training
om
deze
gevallen
te
herkennen
en
er
mee
om
te
gaan
waarschijnlijk
een
urgente
kwestie
worden.
In
haar
jaarverslag
over
2006
wijst
Alzheimer
Europe
op
de
waarschijnlijkheid
dat
het
aantal
mensen
met
dementie
wordt
onderschat,
als
gevolg
van
problemen
bij
het
herkennen
van
de
aandoening.
O3)/037893I"
Personeel,
management
]-3=$"
Geestelijke
toestand,
kwaliteit
van
leven,
training/kwalificatie
van
het
personeel
M)(%"
Geïnspireerd
door
E‐Qalin,
2009;
Wet
van
leven
en
participatie
NRW
(§
12
WTG);
CSCl,
2008
(Log
NMS27)
!!D"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"GH"
#3I9%9893"
Gemiddeld
aantal
uren
formele
training
naar
beroep,
per
medewerker,
per
jaar
T03)$89(%$49/3)9%1"
Dossiers;
gegevens
moeten
kunnen
worden
uitgesplitst
naar
geslacht,
beroep
en/of
hiërarchisch
niveau.
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
uren
formele
training
per
medewerker
per
jaar
(naar
beroep)
Noemer:
totaal
aantal
medewerkers
(naar
beroep)
d3>).9&g#(34"
De
indicator
toont
in
welke
mate
het
verpleeg‐
of
verzorgingshuis
in
staat
is
om
voortgezette
trainingen
aan
te
bieden.
Management
en
personeel
worden
uitgenodigd
om
de
basisgegevens
vast
te
stellen,
doelstellingen
te
bepalen,
vastgestelde
en
werkelijke
gegevens
te
vergelijken,
te
reflecteren
op
de
algemene
tendens
en
te
werken
aan
maatregelen
om
de
omschreven
doelstellingen
te
bereiken
in
de
volgende
periode.
Kan
worden
gecombineerd
met
cijfers
over
het
behoud
van
het
personeel,
aantal
sollicitanten
en
tevredenheid
onder
het
personeel
(zie
hierboven).
Bovendien
zou
de
indicator
kunnen
worden
verfijnd
en
uitgesplitst
naar
soort
en
inhoud
van
de
training.
O3)/037893I"
Leiderschap
]-3=$"
Ontwikkeling
–
Onderwijs
en
training
M)(%"
Geïnspireerd
door
het
E‐Qalin
Handboek,
2009;
CSCl,
2008
!!!"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"GJ"
#3I9%9893"
Percentage
van
het
personeel
dat
het
eens
is
met
de
stelling
dat
in
hun
verpleeg‐
of
verzorgingshuis
hoge
eisen
worden
gesteld
aan
het
verplaatsen
van
en
manoeuvreren
met
cliënten
T03)$89(%$49/3)9%1"
Tevredenheidsonderzoeken
onder
het
personeel
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
personeelsleden
dat
het
eens
is
met
de
stelling
Noemer:
aantal
personeelsleden
dat
meedeed
aan
het
onderzoek
Alternatief:
gemiddelde
score
(als
er
een
schaal
wordt
gebruikt
in
het
onderzoek)
d3>).9&g#(34"
Het
hebben
van
een
gevoel
van
‘veiligheid’
is
van
groot
belang
voor
de
kwaliteit
van
leven
in
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen.
Het
personeel
heeft
deze
indicator
vastgesteld
als
een
van
de
belangrijkste
factoren
die
het
gevoel
van
veiligheid
in
het
verpleeg‐
of
verzorgingshuis
bepalen.
De
indicator
geeft
inzicht
in
het
klimaat
binnen
de
organisatie
en
binnen
het
team
in
het
verpleeg‐
of
verzorgingshuis,
en
de
resultaten
zouden
kunnen
wijzen
op
de
noodzaak
van
gerichte
activiteiten
voor
het
verbeteren
van
het
teamwork
en
het
wederzijds
vertrouwen.
O3)/037893I"
Personeel
en
leiderschap
]-3=$"
Kwaliteit
van
zorg,
kwaliteit
van
leven,
klimaat
binnen
het
team
M)(%"
Faulkner
et
al.,
2006
!!+"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"HD"
#3I9%9893"
Percentage
van
het
personeel
dat
het
eens
is
met
de
stelling
dat
collega's
met
hen
samenwerken
als
onderdeel
van
een
team
T03)$89(%$49/3)9%1"
Tevredenheidsonderzoeken
onder
het
personeel
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
personeelsleden
dat
het
eens
is
met
de
stelling
Noemer:
aantal
personeelsleden
dat
meedeed
aan
het
onderzoek
Alternatief:
gemiddelde
score
(als
er
een
schaal
wordt
gebruikt
in
het
onderzoek)
d3>).9&g#(34"
Deze
indicator
is
een
valide
instrument
om
te
achterhalen
hoe
het
personeel
denkt
over
de
eigen
betrokkenheid
bij
een
team
en
bij
het
verpleeg‐
of
verzorgingshuis
als
geheel.
De
resultaten
zullen
aanzetten
tot
reflectie
op
mogelijke
maatregelen
om
dit
gevoel
van
verbondenheid
en
teamwork
in
het
algemeen
te
verbeteren.
O3)/037893I"
Personeel
en
leiderschap
]-3=$"
Kwaliteit
van
leven
–
teamwork
M)(%"
Faulkner
et
al.,
2006
!!;"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"H!"
#3I9%9893"
Percentage
van
het
personeel
dat
het
eens
is
met
de
stelling
dat
in
hun
verpleeg‐
of
verzorgingshuis
de
dossiers
up‐to‐date
worden
gehouden
T03)$89(%$49/3)9%1"
Tevredenheidsonderzoeken
onder
het
personeel
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
personeelsleden
dat
het
eens
is
met
de
stelling
Noemer:
aantal
personeelsleden
dat
meedeed
aan
het
onderzoek
Alternatief:
gemiddelde
score
(als
er
een
schaal
wordt
gebruikt
in
het
onderzoek)
d3>).9&g#(34"
Het
hebben
van
een
gevoel
van
‘continuïteit’
is
van
belang
voor
de
kwaliteit
van
leven
in
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen.
Het
personeel
heeft
deze
indicator
vastgesteld
als
een
van
de
belangrijkste
factoren
in
deze
setting.
Als
dossiers
niet
up‐to‐ date
worden
gehouden,
kan
dat
een
bedreiging
zijn
voor
de
continuïteit
van
de
zorg.
Maar
reflectie
op
de
resultaten
van
dit
instrument
moet
zich
richten
op
mogelijke
verbeteringen
en
op
factoren
die
het
personeel
in
staat
kunnen
stellen
te
voldoen
aan
wat
een
algemene
professionele
standaard
moet
zijn,
en
moet
niet
uitmonden
in
het
beschuldigen
van
individuele
medewerkers
en
het
creëren
van
een
klimaat
van
bureaucratische
controle.
O3)/037893I"
Medewerkers
en
leiderschap
]-3=$"
Kwaliteit
van
zorg,
Kwaliteit
van
leven
M)(%"
Faulkner
et
al.,
2006
!!A"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"H+"
#3I9%9893"
Percentage
van
het
personeel
dat
het
eens
is
met
de
stelling
dat
hun
verpleeg‐
of
verzorgingshuis
zich
ten
doel
stelt
om
een
hoge
zorgstandaard
te
hanteren
T03)$89(%$49/3)9%1"
Tevredenheidsonderzoeken
onder
het
personeel
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
personeelsleden
dat
het
eens
is
met
de
stelling
Noemer:
aantal
personeelsleden
dat
meedeed
aan
het
onderzoek
Alternatief:
gemiddelde
score
(als
er
een
schaal
wordt
gebruikt
in
het
onderzoek)
d3>).9&g#(34"
Het
personeel
heeft
deze
indicator
vastgesteld
als
een
van
de
belangrijkste
factoren
die
hun
werk
in
het
verpleeg‐
of
verzorgingshuis
zin
geeft.
Bij
het
reflecteren
op
de
resultaten
van
dit
instrument
zullen
management
en
personeel
zich
mogelijk
willen
richten
op
potentiële
factoren
die
van
invloed
zijn
op
de
hoogte
van
de
standaarden
van
zorgverlening
en
hoe
deze
factoren
kunnen
worden
verbeterd.
O3)/037893I"
Personeel
en
leiderschap
]-3=$"
Kwaliteit
van
zorg,
Kwaliteit
van
leven
M)(%"
Faulkner
et
al.,
2006
!!F"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"H;"
#3I9%9893"
Percentage
van
het
personeel
dat
het
eens
is
met
de
stelling
dat
alle
lagen
van
het
personeel
gelijkelijk
worden
gewaardeerd
in
hun
rol
T03)$89(%$49/3)9%1"
Tevredenheidsonderzoeken
onder
het
personeel
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
personeelsleden
dat
het
eens
is
met
de
stelling
Noemer:
aantal
personeelsleden
dat
meedeed
aan
het
onderzoek
Alternatief:
gemiddelde
score
(als
er
een
schaal
wordt
gebruikt
in
het
onderzoek)
d3>).9&g#(34"
Deze
indicator
richt
zich,
net
als
de
voorgaande,
op
het
gevoel
van
de
individuele
medewerker
over
zingeving
in
het
verpleeg‐
of
verzorgingshuis.
Het
toont
de
mate
waarin
het
personeel
het
gevoel
heeft
dat
men
gelijkelijk
wordt
gewaardeerd
binnen
de
organisatie,
en
kan
wijzen
op
potentiële
tekortkomingen
met
betrekking
tot
wederzijds
respect
en
het
werkklimaat
in
het
algemeen.
De
combinatie
met
gegevens
over
fluctuatie
of
afwezigheid
wegens
ziekte,
zou
het
management
en
personeel
wellicht
kunnen
aanzetten
tot
reflectie
op
maatregelen
om
de
resultaten
positief
te
beïnvloeden,
en
zo
achteruitgang
te
voorkomen.
O3)/037893I"
Personeel
en
leiderschap
]-3=$"
Kwaliteit
van
zorg,
Kwaliteit
van
leven
M)(%"
Faulkner
et
al.,
2006
!!C"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"HA"
#3I9%9893"
Percentage
cliënten/familie/vrienden
dat
het
eens
is
met
de
stelling
dat
zij
relevante
informatie
hebben
gekregen
tijdens
de
opname
in
het
verpleeg‐
of
verzorgingshuis
T03)$89(%$49/3)9%1"
Tevredenheidsonderzoeken
onder
cliënten/familie/vrienden
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
cliënten/familie/vrienden
dat
het
eens
is
met
de
stelling
Noemer:
aantal
cliënten/familie/vrienden
dat
meedeed
aan
het
onderzoek
Alternatief:
gemiddelde
score
(als
er
een
schaal
wordt
gebruikt
in
het
onderzoek)
d3>).9&g#(34"
De
opname
in
een
verpleeg‐
of
verzorgingshuis
is
een
cruciale
fase
voor
cliënten,
hun
familie
en
vrienden.
Het
is
daarom
van
belang
dat
er
in
deze
fase
goede
informatie
wordt
verstrekt
ter
ondersteuning
van
keuzes
en
verwachtingen
van
alle
betrokken
personen
tijdens
de
transitie.
Management
en
personeel
worden
uitgenodigd
om
te
reflecteren
op
factoren
die
kunnen
worden
beïnvloed
om
informatieprocessen
te
verbeteren.
O3)/037893I"
Cliënten/familie/vrienden,
leiderschap
]-3=$"
Tevredenheid
van
cliënten/familie/vrienden
M)(%"
Progress,
2010
!!G"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"HF"
#3I9%9893"
Percentage
van
het
personeel
dat
het
eens
is
met
de
stelling
dat
de
beslissingen
in
hun
verpleeg‐
of
verzorgingshuis
worden
gemaakt
op
basis
van
de
kwaliteit
van
zorg
in
plaats
van
louter
op
de
financiële
gronden
T03)$89(%$49/3)9%1"
Tevredenheidsonderzoeken
onder
het
personeel
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
personeelsleden
dat
het
eens
is
met
de
stelling
Noemer:
aantal
personeelsleden
dat
meedeed
aan
het
onderzoek
Alternatief:
gemiddelde
score
(als
er
een
schaal
wordt
gebruikt
in
het
onderzoek)
d3>).9&g#(34"
Deze
indicator
kan
helpen
specificeren
in
welke
mate
het
personeel
ervan
is
overtuigd
dat
kwaliteit
een
belangrijke
drijfveer
is
achter
beslissingen
in
het
verpleeg‐
of
verzorgingshuis.
Als
daarentegen
het
personeel
erop
wijst
dat
beslissingen
eerder
worden
genomen
vanuit
een
financieel
perspectief,
zouden
management
en
personeel
kunnen
reflecteren
op
de
gevolgen
van
deze
tendens
en
zo
nodig
maatregelen
ter
verbetering
ontwikkelen.
O3)/037893I"
Personeel
en
leiderschap
]-3=$"
Tevredenheid
van
het
personeel
M)(%"
Progress,
2010
!!H"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"HC"
#3I9%9893"
Percentage
uren
afwezigheid
(ziekte,
vakantie,
andere)
en
ondersteunende
uren
(vergaderingen,
trainingen,
etc.)
als
percentage
van
de
totale
werktijd
T03)$89(%$49/3)9%1"
HRM‐gegevens;
het
is
belangrijk
om
precies
te
bepalen
welke
categorieën
afwezigheiduren
moeten
worden
opgenomen
in
de
teller,
bijvoorbeeld
door
te
reflecteren
op
de
mate
waarin
het
type
afwezigheiduren
kan/moet
worden
beïnvloed
door
personeel
en
management.
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
totaal
aantal
afwezigheiduren
(per
categorie:
ziekte,
vakantie,
vergaderingen,
trainingen,
andere)
per
jaar
Noemer:
totale
werktijd
(op
basis
van
bestaande
contracten)
per
jaar
d3>).9&g#(34"
De
resultaten
van
deze
indicator
kunnen
een
interessant
inzicht
geven
in
de
tijdsbesteding
en
het
verlies
van
arbeidstijd,
als
gevolg
van
verschillende
afwezigheid‐
en
ondersteunende
uren.
Maar
waar
sommige
categorieën
van
afwezigheiduren
duidelijk
kunnen
worden
geïnterpreteerd
als
schadelijk
voor
de
algemene
prestatie
van
een
verpleeg‐
of
verzorgingshuis
(bijv.
ziekte),
zouden
andere
afwezigheid‐
en
ondersteunende
uren
kunnen
worden
opgevat
als
het
genereren
van
welzijn
(bijv.
het
regelmatig
opnemen
van
vakantie)
of
verbeterde
dienstverlening
(bijv.
training,
coördinatiebijeenkomsten).
Aan
de
andere
kant
kan
te
langdurige
afwezigheid
negatieve
gevolgen
hebben
op
de
persoonsgerichte
zorg
en
de
tevredenheid
van
cliënten.
Management
en
personeel
worden
uitgenodigd
om
te
reflecteren
op
de
gevolgen
van
stijgende/dalende
afwezigheiduren
per
categorie
en
gegevens
te
vergelijken
met
andere
indicatoren,
zoals
de
resultaten
uit
tevredenheidsonderzoeken
onder
cliënten
of
medewerkers.
O3)/037893I"
Personeel
en
leiderschap
]-3=$"
Duurzaamheid,
tevredenheid
van
personeel,
tevredenheid
van
cliënten
M)(%"
Progress,
2010
!!J"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"HG"
#3I9%9893"
Percentage
van
het
personeel
naar
leeftijdsgroep
(beroepsgroep)
T03)$89(%$49/3)9%1"
HRM‐gegevens;
dezelfde
gegevens
kunnen
ook
worden
gebruikt
om
het
percentage
van
het
personeel
naar
beroepsgroep
vast
te
stellen,
zodat
extern
(juridisch)
of
intern
vastgestelde
standaarden
kunnen
worden
gemonitord.
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
Personeel
per
leeftijdsgroep
(bijv.
16‐19,
20‐29,
30‐40,
etc.)
Noemer:
totaal
aantal
medewerkers
d3>).9&g#(34"
Het
is
de
vraag
of
deze
indicator
resultaatgericht
is,
maar
belangrijker
dan
nadenken
over
de
personeelsstructuur,
is
het
om
de
gemiddelde
leeftijd
(ook
naar
beroepsgroep)
te
monitoren,
om
personeelstekorten
te
voorkomen
en
aan
te
sturen
op
een
'generatiemix'
van
personeel
binnen
het
verpleeg‐
of
verzorgingshuis.
Management
en
personeel
worden
uitgenodigd
om
te
reflecteren
op
de
'ideale'
personeelsstructuur
en
om
te
monitoren
of
het
bijvoorbeeld
waarschijnlijk
is
dat
een
hoog
percentage
van
de
verpleegkundige
staf
de
komende
5
jaar
de
pensioengerechtigde
leeftijd
bereikt.
Vervolgens
zouden
overeenkomstige
maatregelen
kunnen
worden
genomen
om
preventief
en
tijdig
oplossingen
te
vinden.
O3)/037893I"
Personeel
en
leiderschap
]-3=$"
Duurzaamheid,
het
voldoen
aan
wettelijke
normen
M)(%"
Progress,
2010
!+D"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
#(=39%"A5"f7(%(=9/7-3"0)3/8$893"
De
indicatoren
die
in
dit
domein
worden
gepresenteerd
weerspiegelen
een
bredere
notie
van
kwaliteit
van
de
zorgverlening,
die
ook
het
begrip
'duurzaamheid'
omvat,
dat
centraal
is
in
de
EU
Open
Method
of
Coordination
met
betrekking
tot
langdurende
zorg.
Na
verloop
van
tijd
moet
een
stabiel
continuüm
van
zorgverlening
worden
gewaarborgd,
wat
inhoudt
dat
het
beheer
van
de
financiële
middelen
de
levensvatbaarheid
van
het
verpleeg‐
of
verzorgingshuis
op
de
lange
termijn
moet
garanderen.
Als
dat
wordt
nagelaten,
heeft
dit
een
negatief
effect
op
de
kwaliteit
van
zorg,
bijvoorbeeld
door
een
groter
personeelsverloop
of
een
daling
van
het
personeelsbestand
tot
onder
het
optimale
niveau.
Uiteindelijk
zou
sluiting
van
het
verpleeg‐
of
verzorgingshuis
en
de
daaruit
voortvloeiende
noodzaak
van
overplaatsing
van
de
cliënt
waarschijnlijk
resulteren
in
een
ongunstige
uitkomst
voor
de
cliënten.
Bovendien
moet,
gezien
het
feit
dat
de
beschikbare
middelen
schaars
zijn,
de
zorgverlening
efficiënt
worden
georganiseerd
om,
met
die
beschikbare
middelen,
de
beste
resultaten
te
produceren
voor
cliënten.
Het
is
echter
belangrijk
om
te
benadrukken
dat
kostenbeheersing
niet
de
focus
of
het
doel
van
de
economische
prestaties
is,
zoals
die
wordt
gemeten
door
de
hier
gepresenteerde
indicatoren.
Het
doel
is
veeleer
om
te
komen
tot
een
betere
benutting
van
beschikbare
middelen
door
de
verhouding
van
resultaten
ten
opzichte
van
ingezette
middelen
te
verbeteren
en
door
de
continuïteit
van
zorg
op
de
lange
termijn
te
waarborgen.
Het
opnemen
van
economische
prestaties
in
de
lijst
van
belangrijke
indicatoren
is
ook
een
antwoord
op
de
zoektocht
naar
meer
efficiëntie
en
effectiviteit
in
de
levering
van
sociale
diensten
en
gezondheidszorg.
Die
zoektocht
is
een
van
de
kenmerken
van
het
lopende
moderniseringsproces,
waartoe
ook
de
invoering
van
New
Public
Management‐ideeën
wordt
gerekend,
eveneens
op
het
gebied
van
de
langdurende
zorg
(Huber
et
al.,
2008).
In
deze
traditie
en
met
de
nadruk
op
het
meten
van
prestaties,
zullen
de
hier
gepresenteerde
economische
prestatie‐indicatoren
het
mogelijk
maken
dat
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
op
termijn
gaan
werken
aan
vergelijkingen
en,
op
de
middellange
termijn,
tussen
individuele
organisaties
of
tussen
groepen
van
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen.
Ondanks
de
hernieuwde
aandacht
voor
efficiëntie
en
effectiviteit
van
de
zorgverlening
ontbraken
de
economische
prestatie‐indicatoren
grotendeels
in
de
verschillende
nationale
kwaliteitskaders
die
de
basis
van
de
indicatoren
in
dit
project
vormden.
De
meeste
van
de
hier
gepresenteerde
indicatoren
zijn
in
feite
geïnspireerd
door
bestaande
indicatoren
die
behoren
tot
het
E‐Qalin
kwaliteitsmanagementsysteem,
of
zijn
geformuleerd
in
het
kader
van
de
verschillende
E‐Qalin
validatieworkshops
tijdens
dit
project.
!+!"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"HH"
#3I9%9893"
Totale
kosten
per
cliënt
per
jaar,
voor
het
verpleeg‐
of
verzorgingshuis
T03)$89(%$49/3)9%1"
Deze
indicator
is
gebaseerd
op
bestaande
financiële
gegevens
in
het
boekhoudsysteem
(geef
aan
als
de
afschrijving
van
het
kapitaal
is
opgevoerd).
Het
gemiddeld
aantal
cliënten
wordt
berekend
als
het
maandelijks
gemiddelde,
om
de
mogelijke
variatie
in
het
aantal
cliënten
door
het
jaar
heen
te
verantwoorden.
Het
uitsplitsen
van
de
kosten
(personeelskosten,
kosten
per
wooneenheid
etc.)
zou
van
toegevoegde
waarde
kunnen
zijn.
Zorg
voor
verantwoording
van
het
niveau
van
de
zorgbehoefte
van
cliënten,
dat
moet
worden
gemeten
volgens
de
lokale
beoordelingsschaal.
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
totale
kosten
van
het
draaiend
houden
van
het
verpleeg‐
of
verzorgingshuis
Noemer:
aantal
cliënten
(gemiddeld
per
maand)
d3>).9&g#(34"
Economische
evaluatie
houdt
rekening
met
de
kosten
en
baten
van
maatregelen
of
beleid,
in
het
besef
dat
de
beschikbare
middelen
beperkt
zijn,
en
werpt
op
die
manier
licht
op
de
meest
kosteneffectieve
manier
om
bepaalde
doelen
te
bereiken.
Deze
indicator
zou
helpen
om
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
langs
de
productiecurve
te
leggen,
zodat
een
analyse
van
kosten
kan
worden
gemaakt
en
van
de
economische
duurzaamheid
van
processen
over
een
bepaalde
periode
en
binnen
het
verpleeg‐
of
verzorgingshuis.
O3)/037893I"
Management,
beleidsmakers
(afnemers)
]-3=$"
Economische
duurzaamheid
M)(%"
E‐Qalin,
2009;
Sefton,
2000;
Drummond
et
al.,
2005.
!++"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"HJ"
#3I9%9893"
Personeelskosten
per
zorgdag
T03)$89(%$49/3)9%1"
Financiële
gegevens,
boekhoudsysteem.
Een
zorgdag
wordt
berekend
door
het
totaal
aantal
zorguren
van
alle
cliënten
te
delen
door
24.
De
indicator
kan
ook
worden
gecombineerd
met
de
gebruiksratio,
teneinde
de
onbezette
plaatsen
in
het
verpleeg‐
of
verzorgingshuis
te
verantwoorden.
Zorg
voor
verantwoording
van
het
niveau
van
de
zorgbehoefte
van
cliënten,
dat
moet
worden
gemeten
volgens
de
lokale
beoordelingsschaal.
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
totaal
van
personeelskosten
Noemer:
aantal
zorgdagen
d3>).9&g#(34"
Economische
evaluatie
houdt
rekening
met
de
kosten
en
baten
van
maatregelen
of
beleid,
in
het
besef
dat
de
beschikbare
middelen
beperkt
zijn,
en
werpt
op
die
manier
licht
op
de
meest
kosteneffectieve
manier
om
bepaalde
doelen
te
bereiken.
Deze
belangrijke
prestatie‐indicator
maakt
kwantificering
van
de
personeelskosten
per
zorgdag
mogelijk.
De
indicator
is
alleen
nuttig
indien
hij
regelmatig
wordt
toegepast
en
als
hij
wordt
vergeleken
met
de
ontwikkeling
van
de
zorgbehoefte
van
cliënten.
Hij
kan
ook
wijzen
op
het
belang
van
de
overheadkosten.
O3)/037893I"
Management,
beleidsmakers
]-3=$"
Economische
duurzaamheid
M)(%"
E‐Qalin,
2009;
Eisenreich
et
al.,
2005:
59
!+;"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"JD"
#3I9%9893"
Gemiddelde
tijd
voor
directe
zorg
per
dag
per
cliënt
T03)$89(%$49/3)9%1"
Onderzoek
of
monitor
alleen
de
directe
zorg
aan
het
bed,
die
op
individuele
wijze
wordt
verleend,
per
week.
Uitsplitsing
per
beroepsgroep
en
per
dag/nacht
zou
een
toegevoegde
waarde
hebben.
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
uren
directe
zorg,
verleend
door
beroepsbeoefenaren,
aan
elke
cliënt
(per
soort
beroep)
Noemer:
aantal
cliënten
tijdens
de
week
van
het
onderzoek
d3>).9&g#(34"
Het
doel
van
deze
indicator
is
om
vast
te
stellen
hoeveel
tijd
door
het
personeel
wordt
besteed
aan
direct
contact
met
de
cliënten
tijdens
de
verlening
van
persoonlijke
zorg
en
hulp.
Deze
tijd
kan
ook
worden
afgezet
tegen
de
totale
arbeidstijd.
Resultaten
kunnen
worden
gerelateerd
aan
tevredenheidsonderzoeken
onder
cliënten
en
sturingsmaatregelen
kunnen
zich
richten
op
het
stellen
van
doelen
voor
een
‘optimale'
hoeveelheid
directe
zorg
en
bijbehorende
processen
om
het
personeel
in
staat
te
stellen
de
gemiddelde
tijd
voor
directe
zorg
op
te
voeren.
Dit
impliceert
een
reflectie
op
zorgprocessen
en
andere
processen
en
taken
die
moeten
worden
uitgevoerd
door
het
verplegend
en
verzorgend
personeel.
O3)/037893I"
Medewerkers
en
leiderschap
]-3=$"
Zorgproces
M)(%"
Geïnspireerd
door
MAGS,
2006
!+A"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"J!"
#3I9%9893"
Mate
waarin
de
capaciteit
wordt
gebruikt
per
maand
T03)$89(%$49/3)9%1"
Deze
indicator
is
gebaseerd
op
bestaande
gegevens
van
cliënten
in
een
bepaalde
maand.
Hij
kan
worden
aangevuld
met
informatie
over
de
case‐mix
van
cliënten.
Capaciteit
wordt
gedefinieerd
als
het
totale
aantal
plaatsen
waarvoor
het
verpleeg‐
of
verzorgingshuis
een
exploitatievergunning
heeft.
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
factureerbare
dagen
voor
cliënten
die
de
afgelopen
maand
zijn
gehuisvest
(op
individueel
zorgniveau,
volgens
de
nationale/regionale
definities)
Noemer:
totaal
aantal
plaatsen
waarvoor
het
verpleeg‐
of
verzorgingshuis
een
vergunning
heeft,
vermenigvuldigd
met
het
aantal
dagen
van
de
betreffende
maand.
d3>).9&g#(34"
Deze
indicator
toont
de
omvang
van
de
ongebruikte
capaciteit
en
signaleert
zo
de
ondercapaciteit,
die
potentieel
schadelijk
zou
kunnen
zijn
voor
het
voortbestaan
van
het
verpleeg‐
of
verzorgingshuis
op
de
middellange
tot
lange
termijn.
Ongebruikte
capaciteit
kan
een
signaal
zijn
van
een
potentieel
slecht
imago
van
het
verpleeg‐
of
verzorgingshuis,
maar
het
kan
ook
een
teken
zijn
van
overcapaciteit
in
de
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
in
de
desbetreffende
regio.
De
geaggregeerde
gegevens
van
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
zouden
daarmee
een
belangrijk
instrument
voor
beleidsmakers
kunnen
worden
om
het
regionale
of
lokale
zorgbeleid
uit
te
voeren.
Voor
de
individuele
verpleeg‐
of
verzorgingshuismanager
is
het
van
belang
om
realistische
en
haalbare
doelen
te
definiëren
en
strategieën
te
ontwikkelen
voor
het
verminderen
van
onbenutte
capaciteit.
O3)/037893I"
Management,
beleidsmakers
]-3=$"
Economische
duurzaamheid
M)(%"
PROGRESS,
2010
!+F"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
#(=39%"F5"R(%83W8"
Een
van
de
problemen
bij
het
maken
van
vergelijkingen
binnen
deze
sector,
om
maar
niet
te
spreken
van
'benchmarking',
is
zeker
dat
de
prestaties
van
een
verpleeg‐
of
verzorgingshuis
sterk
worden
beïnvloed
door
de
context
waarin
het
opereert.
Hieronder
wordt
bijvoorbeeld
begrepen
het
wettelijk
kader,
de
regelingen
die
gelden
op
de
arbeidsmarkt
en
de
economische
situatie,
maar
ook
de
heersende
culturele
normen
en
waarden.
Omdat
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
bestaan
binnen
een
gevestigde
gemeenschap
waaruit
de
middelen
worden
betrokken,
is
het
belangrijk
om
de
prestaties
van
een
verpleeg‐
of
verzorgingshuis
te
meten
in
verhouding
tot
de
beschikbare
middelen
in
hun
gemeenschap,
met
name
de
human
resources
(personeel
en
vrijwilligers)
die
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
moeten
aantrekken
om
de
continuïteit
van
hun
zorgverlening
te
waarborgen.
Toen
de
belangrijke
prestatie‐indicatoren
werden
geselecteerd
op
basis
van
hun
vermogen
om
veranderingen
binnen
het
verpleeg‐
of
verzorgingshuis
te
sturen,
waren
er
zeer
weinig
geselecteerde
indicatoren
voor
dit
domein,
aangezien
het
wettelijk
kader
waarbinnen
het
verpleeg‐
of
verzorgingshuis
opereert,
is
vastgesteld
op
nationaal
niveau
en
dus
niet
onderhevig
aan
veranderingen
op
microniveau.
Het
is
zelfs
zo
dat,
hoewel
het
verpleeg‐
of
verzorgingshuis
misschien
slechts
met
moeite
gekwalificeerd
personeel
kan
vinden
en
behouden,
het
toch
geen
invloed
kan
uitoefenen
op
het
quotum
van
gekwalificeerd
verpleegkundig
personeel
dat
het
verpleeg‐
of
verzorgingshuis
volgens
de
wet
verplicht
is
om
te
hebben.
Toch
kunnen
er
situaties
zijn
waarin
de
resultaten
van
een
belangrijke
'context'‐
prestatie‐ indicator
kunnen
leiden
tot
verandering
en
verbetering
van
bepaalde
processen
binnen
het
verpleeg‐
of
verzorgingshuis.
Het
is
zelfs
zo
dat,
hoewel
het
personeelsverloop
(vanwege
de
aard
van
het
werk
als
een
beroep
met
lage
lonen
en
lage
status)
een
uitdaging
vormt
voor
de
gezondheidszorgsystemen
in
Europa
en
elders,
er
niettemin
bijkomende
redenen
kunnen
zijn
voor
het
hoge
verloop,
ten
gevolge
van
bepaalde
specifieke
tekortkomingen
in
het
verpleeg‐
of
verzorgingshuis
(bijvoorbeeld
het
ontbreken
van
disciplinaire
maatregelen
wanneer
het
personeel
wordt
geconfronteerd
met
misbruik,
hoewel
het
wettelijk
kader
ook
hier
kan
verschillen
van
land
tot
land).
Sturingsmaatregelen
om
het
hoge
verloop
te
verminderen
zouden
onder
andere
kunnen
bestaan
uit
periodieke
beoordelingsgesprekken
met
alle
medewerkers,
de
preventie
van
burn‐out
of
exitgesprekken
om
beter
te
begrijpen
waarom
men
het
verpleeg‐
of
verzorgingshuis
verlaat.
Bovendien
is
het
een
belangrijke
taak
van
het
management
om
bij
te
dragen
aan
een
positief
imago
van
het
verpleeg‐
of
verzorgingshuis
en
om
aan
te
sturen
op
relaties
met
externe
partners,
leveranciers
en
netwerken
in
de
gemeenschap.
Zo
kan
de
inbedding
van
een
verpleeg‐
of
verzorgingshuis
in
een
lokale
gemeenschap
worden
aangetoond
door
het
aantal
vrijwilligers
dat
het
verpleeg‐
of
verzorgingshuis
in
staat
is
om
aan
te
trekken.
Sturingsmaatregelen
kunnen
onder
andere
bestaan
uit
activiteiten
in
de
omgeving
van
het
verpleeg‐
of
verzorgingshuis,
met
inbegrip
van
een
proactieve
werving
van
vrijwilligers.
Het
openstellen
van
het
verpleeg‐
of
verzorgingshuis
voor
het
publiek,
bijvoorbeeld
door
de
aula
te
verhuren
aan
plaatselijke
verenigingen
of
door
een
openbare
gelegenheid
(café)
te
installeren,
met
lezingen
en
mogelijkheden
om
cliënten
en
familie
te
ontmoeten,
kunnen
aanvullende
manieren
zijn
om
de
acceptatie
en
betrokkenheid
binnen
de
lokale
gemeenschap
te
verbeteren.
!+C"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"J+"
#3I9%9893"
Gemiddeld
aantal
vrijwilligersuren
in
het
verpleeg‐
of
verzorgingshuis
(per
jaar
en
per
cliënt)
T03)$89(%$49/3)9%1"
Een
medewerker
(in
veel
verpleeg‐
en
verzorgingshuizen
de
'vrijwilligerscoördinator')
is
verantwoordelijk
voor
het
bijhouden
van
dossiers
en
vraagt
vrijwilligers
om
zich
aan
te
melden
en
af
te
melden
bij
het
begin
en
het
einde
van
hun
activiteiten.
Er
zou
een
afspraak
moeten
worden
gemaakt
over
het
wel
of
niet
meetellen
van
de
vrijwilligersuren
van
familieleden
die
uitsluitend
hun
familielid
in
het
verpleeg‐
of
verzorgingshuis
verzorgen.
Het
aantal
uren
kan
ook
worden
berekend
als
percentage
van
het
totale
aantal
arbeidsuren
van
het
personeel
(de
noemer
zou
dan
zijn:
‘aantal
arbeidsuren
van
het
personeel’
–
zie
de
meting/berekeningsformule
hieronder).
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
aantal
vrijwilligersuren
Noemer:
aantal
cliënten
(gemiddeld
per
maand)
d3>).9&g#(34"
De
indicator
toont
in
welke
mate
het
verpleeg‐
of
verzorgingshuis
in
staat
is
om
externe
stakeholders,
zoals
vrijwilligers,
bij
de
zorg
te
betrekken
ter
aanvulling
van
de
professionele
zorgverlening.
Het
is
ook
een
indicatie
in
welke
mate
het
verpleeg‐
of
verzorgingshuis
in
staat
is
om
lijnen
naar
de
externe
gemeenschap
te
leggen
en
cliënten
kansen
te
bieden
om
sociale
contacten
te
onderhouden
met
mensen
buiten
het
verpleeg‐
of
verzorgingshuis.
O3)/037893I"
Leiderschap
]-3=$"
Ontwikkeling,
netwerken
M)(%"
E‐Qalin,
2009
!+G"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"J;"
#3I9%9893"
Gemiddelde
lengte
van
het
dienstverband
per
medewerker
in
het
verpleeg‐
of
verzorgingshuis
op
een
moment
in
het
jaar
(bijv.
31
december)
T03)$89(%$49/3)9%1"
HRM‐dossiers.
Gemiddelde
lengte
van
het
dienstverband
heeft
alleen
betrekking
op
het
verpleeg‐
of
verzorgingshuis,
niet
op
vorige
werkgevers
of
vorige
verpleeg‐
of
verzorgingshuizen.
Alle
informatie
dient
te
worden
uitgesplitst
naar
beroepsgroep.
Naast
de
gemiddelde
duur
van
het
dienstverband,
moet
ook
de
standaardafwijking
worden
berekend,
omdat
deze
aangeeft
in
welke
mate
de
lengte
van
het
dienstverband
van
de
medewerkers
dicht
bij
dezelfde
waarde
zit
(gemiddelde)
of
meer
verspreid
is.
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
som
van
de
individuele
duur
van
de
dienstverbanden
(aantal
maanden)
van
elk
personeelslid
op
31
december
Noemer:
aantal
personeelsleden
op
31
december.
De
formule
voor
de
standaarddeviatie
is:
Waarbij
N
het
aantal
medewerkers
is,
xi
de
lengte
van
het
dienstverband
van
werknemer
I,
μ
de
gemiddelde
duur
van
het
dienstverband
van
alle
medewerkers
en
Σ
de
som.
d3>).9&g#(34"
De
indicator
toont
in
welke
mate
het
verpleeg‐
of
verzorgingshuis
in
staat
is
om
externe
stakeholders,
zoals
vrijwilligers,
bij
de
zorg
te
betrekken
ter
aanvulling
van
de
professionele
zorgverlening.
Het
is
ook
een
indicatie
in
welke
mate
het
verpleeg‐
of
verzorgingshuis
in
staat
is
om
lijnen
naar
de
externe
gemeenschap
te
leggen
en
cliënten
kansen
te
bieden
om
sociale
relaties
te
onderhouden
met
mensen
buiten
het
verpleeg‐
of
verzorgingshuis.
O3)/037893I"
Leiderschap,
personeel
]-3=$"
Ontwikkeling,
netwerken
M)(%"
E‐Qalin,
2009
!+H"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
,%*97$8()"%):"JA"
#3I9%9893"
Gemiddelde
tijd
(dagen)
die
nodig
is
om
een
vacature
voor
een
medewerker
met
dezelfde
kwalificaties
te
vervullen
T03)$89(%$49/3)9%1"
HRM‐dossiers.
Verwijzen
naar
alle
vacatures
in
het
afgelopen
jaar
(meten
op
een
vast
tijdstip).
E389%1gP()=.43"2(()" >3)3&3%9%1"
Teller:
som
van
het
aantal
dagen
dat
nodig
was
in
het
afgelopen
jaar
om
elke
vacature
te
vervullen.
Noemer:
aantal
vacatures
voor
medewerkers
in
het
afgelopen
jaar.
d3>).9&g#(34"
Deze
indicator
richt
zich
op
de
kwantificering
van
mogelijke
problemen
bij
de
werving
van
personeel,
die
uiteindelijk
kunnen
leiden
tot
personeelstekorten
of
verkeerde
matches
in
de
samenstelling
van
het
verpleegkundig‐
en
verzorgend
personeel,
die
wellicht
ook
van
invloed
zijn
op
de
kwaliteit.
O3)/037893I"
Leiderschap,
beleidsmakers
]-3=$"
Personeel/HRM
M)(%"
E‐Qalin,
2009
!+J"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
B983)$8..)"
Abele,
A.
&
P.
Becker
(Hrsg.)
(1991).
V(*"<+B3$6+$W& P*+(53+%& K=:353+%& '3#4$(2/3-.
München:
Juventa.
Bond,
S.
&
L.H.
Thomas
(1991).
‘Issues
in
Measuring
Outcomes
of
Nursing’,
X(15$#"&(B&.67#$,+6& Y1523$4,
16:
1492‐1502.
Brink,
T.L.
&
J.A.
Yesavage
(1982).
‘Somatoform
Disorders:
Differentiation
of
Conversion,
Hypochondriacal,
Psychophysiologic,
and
Related
Disorders’,
!(2/45#61#/+&>+63,3$+%
72
(1):
189‐ 94,
196,
198.
Bullen,
P.
(1991).
‘Performance
Indicators.
New
Management
Jargon,
Political
Marketing,
or
One
Small
Element
in
Developing
Quality
Services?’,
)#53$4%& /*+& .22(,3#/3($& (B& )*3"65+$Z2& V+"B#5+& .4+$,3+2& Y+82"+//+5& (Editorial
Comment),
September
Issue
–
Veröffentlicht
unter:
http://www.mapl.com.au/.
Bundesministerium
für
Familie,
Senioren,
Frauen
und
Jugend
(BMFSFJ)
/
Bundesministerium
für
Gesundheit
(2009)6
'+1/2,*+& )*#5/#& 6+5& E+,*/+& *3"B+J& 1$6& :B"+4+<+6[5B/34+5& >+$2,*+$I
Berlin:
BMFSFJ
–
Veröffentlicht
unter:
http://www.pflege‐charta.de.
Centers
for
Medicare
&
Medicaid
Services
(CMS)
(2002).
>'T& \I]& B(5& Y1523$4& ^(=+2I& >#$1#"2& #$6&A(5=2&_
Veröffentlicht
unter:
https://146.123.140.205/NursingHomeQualityInits/20_NHQIMDS20.asp.
Challinger,
Y.,
Julious,
S.,
Watson,
R.
&
I.
Philip
(1996).
‘Quality
of
Care,
Quality
of
Life
and
The
Relationship
betweeen
Them
in
Long‐Term
Care
Institutions
for
the
Elderly’,
U$/+5$#/3($#"&X(15$#"& (B&0+53#/53,&!2R,*3#/5R,
1:
883‐888.
Challis,
D.,
Clarkson,
P.
&
R.
Warburton
(2006).
!+5B(5=#$,+& U$63,#/(52& 3$& T(,3#"& )#5+& B(5& C"6+5& !+(:"+I
Aldershot:
Ashgate.
Closs,
S.J.,
Barr,
B.,
Briggs,
M.,
Cash,
K.
&
K.
Seers
(2004).
‘A
Comparison
of
Five
Pain
Assessment
Scales
for
Nursing
Home
Residents
with
Varying
Degrees
of
Cognitive
Impairment’,
X(15$#"&(B&!#3$& #$6&TR=:/(=&>#$#4+=+$/,
27
(3):
196‐205.
Cohn,
J.
&
J.
Sugar
(1991).
‘Determinants
of
Quality
of
Life
in
Institutions.
Perceptions
of
Frail
Elderly
Older
Residents,
Staff
and
Families’,
pp.
28‐49
in.
J.
E.
Birren,
J.
E.
Lubben,
J.
C.
Rowe
&
D.
E.
Deutchman
(eds.),
P*+&)($,+:/& #$6& >+#215+=+$/& (B&`1#"3/R& (B&a3B+&3$&A5#3"& K"6+5R.
San
Diego,
CA.
Academic
Press.
Commission
for
Social
Care
Inspection/CSCI
(2008).
.$$1#"& `1#"3/R& .2215#$,+& .22+22=+$/I& )#5+& ^(=+2&B(5&C"6+5&!+(:"+&0136#$,+I
London:
CSCI.
!;D"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
Cooperrider,
D.
L.,
Whitney,
D.
L.
&
J.
Stavros
(2003).
.::5+,3#/37+&U$F135R&^#$6<((-W&P*+&A352/&3$& T+53+2&(B&.U&V(5-<((-2&B(5&a+#6+52&(B&)*#$4+.
Lakeshore
Communications.
Davies,
S.
(2001).
‘The
Care
Needs
of
Older
People
and
Family
Caregivers
in
Continuing
Care
Settings’,
chapter
5
in:
M.
Nolan,
S.
Davies
&
G.
Grant
(eds.)
V(5-3$4&83/*&C"6+5&!+(:"+$6&P*+35& A#=3"3+2.
Buckingham:
Open
University
Press.
Department
of
Health
(2001).
Y#/3($#"&T+573,+&A5#=+8(5-&B(5&C"6+5&!+(:"+I
London:
DoH.
Department
of
Health
(2008).
.67#$,+& )#5+& !"#$$3$4W& .& 0136+& B(5& ^+#"/*& #$6& T(,3#"& )#5+& T/#BBI
London:
DoH.
Donabedian,
A.
(1980).
P*+&'+B3$3/3($&(B&`1#"3/R$6&.::5(#,*+2&/(&3/2&.22+22=+$/I
Ann
Arbor,
MI:
Health
Administration
Press.
Donabedian,
A.
(1992).
‘The
Role
of
Outcomes
in
Quality
Assessment
and
Assurance’,
`1#"3/R& E+73+8&;1""+/3$,
18
(11):
356‐360.
Donabedian,
A.
(1966).
‘Evaluating
the
Quality
of
Medical
Care’,
>3"<#$-&A(1$6&`1#5/+5"R,
2:
166‐ 206.
Drummond,
M.
F.,
Sculpher,
M.J.,
Torrance,
G.W.,
O'Brien,B.J.
&
G.
L.
Stoddart
(2005).
>+/*(62& B(5&K,($(=3,&K7#"1#/3($&(B&^+#"/*&)#5+&!5(45#==+2I&Oxford/New
York:
Oxford
University
Press.
DZA
(=Deutsches
Zentrum
für
Altersfragen)
(Hrsg.)
(2005).
Runder
Tisch
Pflege,
Arbeitsgruppe
II
–
Empfehlungen
und
Forderungen
zur
Verbesserung
der
stationären
Betreuung
und
Pflege.
September
2005.
http://www.dza.de.
Eisenreich,
T.,
Halfar,
B.
&
G.
Moos
(Hrsg.)
(2004).
T/+1+51$4&2(?3#"+5&;+/53+<+&1$6&N$/+5$+*=+$& =3/&Q+$$?#*"+$I&Baden‐Baden:
Nomos.
E‐Qalin
(2009).
Manual
N$3/+6&Q3$46(=%&9+523($&bI]I
Bad
Schallerbach:
E‐Qalin
GmbH.
EUPIDH
(2001).
The
Development
of
a
European
Health
Promotion
Monitoring
System
(The
EUHPID
Project)
–
Veröffentlicht
unter:
http://ec.europa.eu/health/ph_projects/2001/monitoring/fp_monitoring_2001_frep_03_en.pdf.
Evers,
A.,
Haverinen,
R.,
Leichsenring,
K.
&
G.
Wistow
(eds.)
(1997). '+7+"(:3$4&`1#"3/R&3$&!+52($#"& T(,3#"&T+573,+2I&)($,+:/2%&)#2+2$6&)(==+$/2.
Aldershot:
Ashgate.
Faulkner,
M.
(2001).
‘A
Measure
of
Patient
Empowerment
in
Hospital
Environments
Catering
for
Older
People’,
X(15$#"&(B&.67#$,+6&Y1523$4
34
(5):
676‐686.
Faulkner,
M.,
Davies,
S.,
Nolan,
M.
&
C.
Brown‐Wilson
(2006).
‘Development
of
the
Combined
Assessment
of
Residential
Environments
(CARE)
Profiles’,
X(15$#"& (B& .67#$,+6& Y1523$4%& 55
(6):
664‐677.
Faust,
R.
(2003).
Indikatoren
zur
Beurteilung
pflegesensitiver
Ergebnisqualität
in
Pflegeheimvergleichen.
Messung
und
Risikobereinigung
ausgewählter
RAI
MDS
basierter
Qualitätsindikatoren.
Diplomarbeit
für
den
Studiengang
Pflege,
Frankfurt
am
Main.
!;!"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
Filipp,
S.H.
&
A.
K.
Mayer
(2002).
‘Gesundheitsbezogene
Lebensqualität
alter
und
hochbetagter
Frauen
und
Männer’,
S.
315‐415
in:
DZA
(Hrsg.).
KD:+5/32+$& ?1=& cI& ."/+$<+53,*/& 6+5& ;1$6+25+43+51$4I& ;#$6& UI&'#2&*(*+&."/+5I&Q($?+:/+%&A(52,*1$42B+"6+5%&a+<+$2F1#"3/d/.
Hannover:
Vincentz
Verlag.
Gardner,
J.
F.,
Carran,
D.
T.
&
S.
J.
Taylor
(2005).
‘Attainment
of
Personal
Outcomes
by
People
With
Developmental
Disabilities’,
>+$/#"&E+/#56#/3($,
43
(
3):
157‐174.
Gebert,
A.
&
H.U.
Kneubühler
(2003).
`1#"3/d/2<+15/+3"1$4&1$6&K7#"1#/3($&6+5&`1#"3/d/223,*+51$4& 3$&!B"+4+*+3=+$.
Bern,
Göttingen,
Toronto:
Hans
Huber.
Gerritsen,
D.L.,
Steverink,
N.,
Ooms,
M.E.
&
M.W
Ribbe
(2004).
‘Finding
A
Useful
Conceptual
Basis
for
Enhancing
the
Quality
of
Life
of
Nursing
Home
Residents’,
`1#"3/R& (B& a3B+& E+2+#5,*%& 13:
611‐ 624.
Halfon,
P.,
Luthi,
J.C.
&
J.
P.
Vader
(2000).
‘Worauf
es
bei
der
Ergebnismessung
ankommt.
Ergebnismessung
in
den
kantonalen
stationären
Einrichtungen
im
Waadtland
(CHUV)’,
>#$#4+6& )#5+
4:
26‐28.
Höwer,
O.
(2002).
Pflegequalität
–
Was
sollte
gemessen
werden?
Notwendigkeit
und
Möglichkeiten
zur
Messung
pflegebeeinflussbarer
Ergebnisqualität
in
Altenpflegeheimen.
Diplomarbeit
für
den
Studiengang
Pflege,
Frankfurt
am
Main
–
Veröffentlicht
unter
http://www.diplomarbeit.de.
Huber,
M.,
Maucher,
M.
&
B.
Sak
(2008).
T/16R&($&T(,3#"$6&^+#"/*&T+573,+2&(B&0+$+5#"&U$/+5+2/&3$& /*+& K15(:+#$& N$3($I
Vienna/Brussels:
European
Centre
for
Social
Welfare
Policy
and
Research,
ISS,
CIRIEC.
Husebo,
B.S.,
Strand,
L.I.,
Moe‐Nilssen,
R.,
Husebo,
S.B.,
Snow,
A.L.
&
A.E.
Ljunggren
(2007).
‘Mobilization‐Observation‐Behavior‐Intensity‐Dementia
Pain
Scale
(MOBID):
Development
and
Validation
of
a
Nurse‐Administered
Pain
Assessment
Tool
for
Use
in
Dementia’,
X(15$#"& (B& !#3$& #$6&TR=:/(=&>#$#4+=+$/%&34
(1):
67‐80.
Idler,
C.
E.
(1993).
^1=#$&K=(/3($2.
New
York:
Plenum
Press.
Johnson,
M.,
Maas,
M.
&
S.
Moorhead
(eds.)
(2002).
Y1523$4& C1/,(=+& )"#223B3,#/3($& eYC)f.
Toronto:
Mosby.
Kane,
R.
A.
(2003).
‘Definition,
Measurement,
and
Correlates
of
Quality
of
Life
in
Nursing
Homes:
Toward
a
Reasonable
practice,
Research,
and
Policy
Agenda’,
P*+&0+5($/("(432/,
43,
Special
Issue
II:
28‐36.
Kane,
R.
A.
(2001).
‘Long‐term
Care
and
Good
Quality
of
Life.
Bringing
Them
Closer
Together’,
P*+& 0+5($/("(432/,
41
(3):
293‐304.
Kane,
R.
A.,
Kane,
R.
L.
&
R.
C.
Ladd
(1998).
P*+& ^+#5/& (B& a($4J/+5=& )#5+.
New
York,
Oxford:
Academic
Press.
Keith,
K.,
D.,
&
G.
S.
Bonham
(2005).
‘The
Use
of
Quality
of
Life
Data
at
the
Organization
and
Systems
Level’,
X(15$#"&(B&U$/+""+,/1#"&'32#<3"3/R&E+2+#5,*,
49
(10):
799‐805.
!;+"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
Kommission
der
Europäischen
Gemeinschaften
(2007).
'3+$2/"+32/1$4+$& 7($& #""4+=+3$+=& U$/+5+22+& 1$/+5& K3$2,*"122& 7($& T(?3#"63+$2/"+32/1$4+$
(Begleitdokument
zur
Mitteilung
“Ein
Binnenmarkt
für
das
Europa
des
21.
Jahrhunderts”).
Brüssel:
Kommission
[KOM(2007)
724
endgültig].
Kruzich,
J.M.
(2000).
‘Correlates
of
Nursing
Home
Satisfaction’,
pp.
76‐100
in:
Cohen‐Mansfield
J.,
Ejaz,
F.K.,
Werner,
P.
(eds.),
T#/32B#,/3($&T157+R2&3$&a($4JP+5=&)#5+.
New
York:
Springer
Publishing
Company.
Kruzich,
J.
M.,
Clinton,
J.
F.
&
S.
T.
Kelber
(1992).
‘Personal
and
Environmental
Influences
in
Nursing
Home
Satisfaction’,
P*+&0+5($/("(432/,
32:
342‐350.
KVZ‐VVT,
2007
=
ActiZ
et
al.
(2007).
Kwaliteitskader
Verantwoorde
zorg
Verpleging,
Verzorging
en
Zorg
Thuis
(langdurige
en/of
complexe
zorg)
–
Veröffentlicht
unter:
http://www.zorgvoorbeter.nl/docs/Kwaliteitskader_Verantwoorde_Zorg_VVT_2007.pdf.
KVZ‐VVT,
2010
=
ActiZ,
et
al.
(2010).
9+5<+/+56& Q8#"3/+3/2-#6+5& 9+5#$/8((56+& H(54& 9+5:"+43$4& 9+5?(543$4&g&P*132?(54
–
Veröffentlicht
unter:
http://www.zichtbarezorg.nl/mailings/FILES/htmlcontent/VV&T/Kwaliteitskader%20VZ%20VV&T _2010.pdf
Landelijke
Prevalentiemeting
ZorgproblemenhLPZ
(2008).
Y#/3($#"& !5+7#"+$,+& >+#215+=+$/& (B& )#5+&!5(<"+=2I
Maastricht:
Maastricht
University
–
Veröffentlicht
unter:
http://www.lpz‐um.eu/media/text/Brochure_LPZ_ENG_2008_At_a_Glance.pdf.
Lavizzo‐Mourey,
R.
J.,
Zinn,
J.
&
L.
Taylor
(1992).
‘Ability
of
Surrogates
to
Represent
Satisfaction
of
Nursing
Home
Residents
with
Quality
of
Care’,
X(15$#"&(B&/*+&.=+53,#$&0+53#/53,2&T(,3+/R,
40:
39‐ 4.
Lawton,
M.
P.
(1984).
‘The
Varieties
of
Well‐being’,
in:
C.
Z.
Malatesta
&
C.
E.
Izard
(eds.),
K=(/3($& 3$&.61"/&'+7+"(:=+$/.
Beverly
Hills,
CA:
Sage.
Lehr,
U.
(1997).
‘Gesundheit
und
Lebensqualität
im
Alter’,
S.
51‐64
in:
R.
M.
Schütz,
W.
Ries
&
H.
P.
Tews
(Hrsg.),
."/+5$& 3$& 0+21$6*+3/& 1$6& Q5#$-*+3/I& bI& Q($45+i& 6+5& '+1/2,*+$& 0+2+""2,*#B/& B[5& 0+5($/("(43+& 1$6& 0+53#/53+.
Schriftenreihe
der
Internationalen
Homecare
Stiftung
Band
13.
Bibliomed
Verlagsgesellschaft.
Lehr,
U.
&
H.
Thomae
(1987).
A(5=+$&2++"32,*+$&."/+5$2.
Stuttgart:
Enke.
Lind,
S.
(2000).
N=4#$4& =3/& '+=+$?I& V322+$2,*#B/"3,*+& 051$6"#4+$& 1$6& :5#-/32,*+& >+/*(6+$I
Stuttgart:
Paul
Lempp
Stiftung.& LPZ,
2009
=
Halfens,
R.J.G./Meijers,
J.M.M./Neyens,
J.C.L.
&
J.M.G.A.
Schols
(2009).
E#::(5/#4+& E+21"/#/+$W&a#$6+"3@-+& !5+7#"+$/3+=+/3$4& H(54:5(<"+=+$&\]]jI
Maastricht:
Maastricht
University
–
Veröffentlicht
unter:
http://www.lpz‐um.eu/media/text/LPZ%20rapport%202009.pdf.
Magee,
H.,
Parsons,
S.,
&
Askham,
J.
(2008). >+#2153$4& '34$3/R& 3$& )#5+& B(5& C"6+5& !+(:"+W& .& E+2+#5,*&E+:(5/&B(5&^+":&/*+&.4+6.
London:
Help
the
Aged.
!;;"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
Mayring,
P.
(1987).
‘Subjektives
Wohlbefinden
im
Alter’.
Stand
der
Forschung
und
theoretische
Weiterentwicklung’,
H+3/2,*53B/&B[5&0+5($/("(43+,
20:
367‐376.
Mayring,
P.
(1991).
‘Die
Erfassung
subjektiven
Wohlbefindens’,
S.
51‐70
in:
A.
Abele
&
P.
Becker
(Hrsg.),
V(*"<+B3$6+$I&P*+(53+%&K=:353+%&'3#4$(2/3-.
München.
Juventa.
Medizinischer
Dienst
des
Spitzenverbandes
Bund
der
Krankenkassen/MDS
(2009).
051$6"#4+$&6+5& >'QJ`1#"3/d/2:5[B1$4+$&3$&6+5&2/#/3($d5+$&!B"+4+I&`1#"3/d/2:5[B1$42JE3,*/"3$3+$%&>'QJ.$"+3/1$4%& P5#$2:#5+$?7+5+3$<#51$4I&Essen:
MDS.
Ministerium
für
Arbeit,
Gesundheit
und
Soziales
des
Landes
Nordrhein‐Westfalen
(Hrsg.)
(2006).
Referenzmodelle
zur
Förderung
der
qualitätsgesicherten
Weiterentwicklung
der
vollstationären
Pflege
2004–2006
–
Qualitätsmaßstäbe
für
die
vollstationäre
Pflege
–
Version
1.0.
Düsseldorf:
MAGS
NRW.
Mossey,
J.
M.
&
E.
Shapiro
(1982).
‘Self‐rated
Health.
A
Predictor
of
Mortality
Among
the
Elderly’,
.=+53,#$&X(15$#"&(B&!1<"3,&^+#"/*,
72:
800‐808.
Mukamel,
D.
B.
&
C.
A.
Brower
(1998).
‘The
Influence
of
Risk
Adjustment
Methods
on
Conclusions
About
Quality
of
Care
in
Nursing
Homes
Based
on
Outcome
Measures’,
P*+& 0+5($/("(432/,
38:
695‐703.
NCHR&D
Forum
(2007).&>R&^(=+&a3B+W&`1#"3/R&(B&a3B+&3$&)#5+&^(=+2&_&.&E+73+8&(B&/*+&a3/+5#/15+I
London:
Help
the
Aged
(www.myhomelife.org.uk).
Nolan,
M.,
Brown,
J.,
Davies,
S.,
Nolan,
J.
&
J.
Keady.
(2006).
P*+& T+$2+2& A5#=+8(5-W& U=:5(73$4& )#5+&B(5&C"6+5&!+(:"+&P*5(14*&E+"#/3($2*3:J)+$/5+6&.::5(#,*I&University
of
Sheffield.
Noll,
H.
H.
(1997).
‘Wohlstand,
Lebensqualität
und
Wohlbefinden
in
den
Ländern
der
Europäischen
Union’,
in:
S.
Hradil
&
S.
Immerfall
(Hrsg.),
'3+&V+2/+15(:d32,*+$&0+2+""2,*#B/+$&3=& 9+54"+3,*.
Opladen:
Leske
+
Budrich.
Noll,
H.
H.
&
A.
Schäub
(2002).
Lebensqualität
im
Alter;
Deutsches
Zentrum
für
Altersfragen
(DZA)
(Hrsg.).
Expertisen
zum
4.
Altenbericht
der
Bundesregierung,
Band
1.
Konzepte,
Forschungsfelder.
Hannover:
Vincentz
Verlag.
Owens,
D.
J.
&
C.
Batchelor
(1996).
‘Patient
Satisfaction
and
the
Elderly’,
T(,3#"& T,3+$,+& #$6& >+63,3$+,
11:
1483‐1491.
Porell,
F.
&
F.
G.
Caro
(1998).
‘Facility‐Level
Outcome
Performance
Measures
for
Nursing
Homes’,
P*+&0+5($/("(432/,
38:
665,668,673.
PROGRESS
(2010)
;+32:3+"+& 1$6& 9(52,*"d4+& B[5& +54+<$32(53+$/3+5/+& `1#"3/d/23$63-#/(5+$& 6+2& !5(@+-//+#=2& 2(83+& 7($& KD:+5/U$$+$%& 63+& #$& 6+5& 'Ka!^UJ;+B5#41$4& 1$6h(6+5& #$& 6+$& KJ`#"3$& 9#"363+51$428(5-2*(:2& 3=& E#*=+$& 6+2& !EC0EKTT& !5(@+-/2& L`1#"3/R& >#$#4+=+$/&
!;A"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
Rubinstein,
R.
L.
(2000).
‘Resident
Satisfaction,
Quality
of
Life,
and
“Lived
Experience”
as
Domains
to
Be
Assessed
in
Long‐term
Care’,
pp.
13‐28
in:
J.
Cohen‐Mansfield,
F.
K.
Ejaz,
P.
Werner
(eds.).
T#/32B#,/3($&T157+R2&3$&a($4JP+5=&)#5+.
New
York.
Sachverständigenrat
zur
Begutachtung
der
Entwicklung
im
Gesundheitswesen
(2009).
Q((563$#/3($&1$6&U$/+45#/3($&k&0+21$6*+3/27+52(541$4&3$&+3$+5&0+2+""2,*#B/&6+2&"d$4+5+$&a+<+$2I& T($6+541/#,*/+$&\]]jI
Baden‐Baden:
Nomos.
Schalock,
R.
L.
(2006).
`1#"3/R& (B& a3B+& #2& #$& C<@+,/37+& (B& )#/#"#$& T(,3#"& T+573,+2W& U=:"3,#/3($2& B(5& !("3,R& #$6& !5#,/3,+.
Catalan
Institute
for
Assistance
and
Social
Services
and
Department
of
Welfare
and
Family
Services,
Barcelona
Workshops
and
Presentations.
Schalock,
R.
L.,
Bonham,
G.,
S.
&
M.
A.
Verdugo
(2008).
‘The
Conceptualization
and
Measurement
of
Quality
of
Life:
Implications
for
Program
Planning
and
Evaluation
in
the
Field
of
Intellectual
Disabilities’,
K7#"1#/3($$6&!5(45#=&!"#$$3$4%
31:
181‐190.
Schnabel,
E.
&
F.
Schönberg
(2003).
‘Qualitätssicherung
und
Nutzerperspektive’,
S.
168‐190
in:
E.
Schnabel
und
F.
Schönberg
(Hrsg.),
`1#"3/d/2+$/83,-"1$4& 3$& 6+5& 9+52(541$4& !B"+4+<+6[5B/34+5I& ;3"#$?&1$6&!+52:+-/37+$.
Münster:
Lit
Verlag.
Schnabel,
E.
(2009).
‘Qualitätsindikatoren
in
der
ambulanten
und
stationären
Pflege’,
in:
Gaertner
et
al.
(Hrsg.),
'3+& !B"+4+7+523,*+51$4I& ^#$6<1,*& ?15& ;+41/#,*/1$4%& `1#"3/d/2:5[B1$4%& ;+5#/1$4& 1$6&A(5/<3"61$4.
Schols,
J.M.G.A.,
De
Groot,
C.P.G.M.,
Van
Der
Cammen,
T.J.M.
&
M.G.M.
Olde
Rikkert
(2009).
‘Preventing
and
Treating
Dehydration
in
the
Elderly
during
Periods
of
Illness
and
Warm
Weather’,
P*+&X(15$#"&(B&Y1/53/3($%&^+#"/*&g&.43$4%
13
(2):
150‐157.
Schönberg,
F.
(2005a).
Qualitätssicherung
und
Nutzerperspektive
in
stationären
Einrichtungen:
Möglichkeiten
und
Grenzen
von
Bewohnerbefragungen.
Arbeit
zur
Erlangung
des
Doktorgrades
(Dr.
phil.)
im
Fachbereich
12
Erziehungswissenschaften
und
Soziologie
der
Universität
Dortmund.
Schönberg,
F.
(2005b).
Instrumente
der
internen
Qualitätssicherung
in
stationären
Einrichtungen
und
ambulanten
Diensten.
Bestand
und
Evaluation.
Untersuchung
im
Auftrag
des
BMFSFJ.
Unveröffentlichter
Forschungsbericht
Dortmund.
Schönberg,
F.
(2006).
Indikatoren
für
die
Erfassung
der
Ergebnisqualität
in
Pflegeheimen.
Unveröffentlichte
Expertise
im
Auftrag
des
BmFSFJ.
Sefton,
T.
(2000).
0+//3$4&a+22&B(5&>(5+W&K,($(=3,&K7#"1#/3($&3$&/*+&T(,3#"&V+"B#5+&A3+"6I
London:
London
School
of
Economics
(CASE
paper
no.
44).
Smith,
J.,
Fleeson,
W.,
Geiselmann,
B.,
Settersten,
R.
&
U.
Kunzmann
(1996).
‘Wohlbefinden
im
hohen
alter.
Vorhersagen
aufgrund
objektiver
Lebensbedingun‐gen
und
subjektiver
Bewertung’,
S.
497‐523
in:
K.
U.
Meyer
&
P.
B.
Baltes
(Hrsg.).
'3+&;+5"3$+5&."/+522/163+.
Berlin:
Akademie
Verlag.
Sowarka,
D.
(2000).
‘Merkmale
der
Lebensqualität
in
Pflegeeinrichtungen’,
S.
69‐82
in:
H.
Entzian,
K.
I.
Giercke,
Th.
Klie
&
Schmidt
(Hrsg.),
T(?3#"+&0+5($/("(43+I&A(52,*1$4&1$6&!5#D32+$/83,-"1$4&3=& !B"+4+8+2+$&1$6&3$&6+5&."/+$#5<+3/.
Frankfurt/Main:
Mabuse
Verlag.
!;F"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
Staudinger,
U.
M.
(2000).
‘Viele
Gründe
sprechen
dagegen,
und
trotzdem
geht
es
vielen
Menschen
gut.
das
Paradox
des
subjektiven
Wohlbefindens’,
!2R,*("(432,*+&E1$62,*#1,
54:
185‐ 197.
Staudinger,
U.
M.
&
A.
Freund
(1998).
‘Krank
und
“arm”
im
hohen
Alter
und
trotzdem
guten
Mutes?
Untersuchungen
im
Rahmen
eines
Modells
psychologischer
Widerstandsfähigkeit’,
H+3/2,*53B/&B[5&-"3$32,*+&!2R,*("(43+,
27:
78‐85.
Tackenberg,
P.
&
A.
Abt‐Zegelin
(2001).
'+=+$?& 1$6& !B"+4+I& K3$+& 3$/+5632?3:"3$d5+& ;+/5#,*/1$4.
Frankfurt/Main:
Mabuse
Verlag.
Tresloni,
C.P.
&
the
Pew‐Fetzer
Task
Force
(1994).
^+#"/*& !5(B+223($2& K61,#/3($& #$6& E+"#/3($2*3:,+$/+5+6
)#5+W& #& 5+:(5/& (B& /*+& !+8JA+/?+5& /#2-B(5,+& ($& #67#$,3$4& :2R,*(2(,3#"& +61,#/3($I&San&Francisco:
Pew
Health
Professions
Commission.
US
Department
of
Health
and
Human
Services
(US
DHHS)
(2008).
MDS
2.0
Public
Quality
Indicator
and
Resident
Reports
–
Veröffentlicht
unter:
http://www.cms.hhs.gov/MDSPubQIandResRep/02_qmreport.asp?qtr=13&isSubmitted=qm2.
Van
Herk,
R.,
Boerlage,
A.,
Van
Dijk,
M.,
Baar,
F.P.,
Tibboel,
D.
&
R.
de
Wit
(2009).
‘Pain
Management
in
Dutch
Nursing
Homes
Leaves
Much
to
Be
Desired’,
!#3$&>#$#4+=+$/&Y1523$4%&10
(1):
32‐39.
Van
Herk,
R.,
Van
Dijk,
M.,
Biemold,
N.,
Tibboel,
D.,
Baar,
F.P.
&
R.
de
Wit
(2009).
‘Assessment
of
Pain:
Can
Caregivers
or
Relatives
Rate
Pain
in
Nursing
Home
Residents?’,
X(15$#"& (B& )"3$3,#"& Y1523$4%&18
(17):
2478‐2485.
Veenhoven,
R.
(1997).
‘Die
Lebenszufriedenheit
der
Bürger.
Ein
Indikator
für
die
“Lebbarkeit”
von
Gesellschaften?’,
S.
267‐293
in:
H.
H.
Noll
(Hrsg.),
T(?3#"<+53,*/+52/#//1$4& 3$& '+1/2,*"#$6I& Q($?+:/+%& >+/*(6+$& 1$6& K54+<$322+& B[5& a+<+$2<+5+3,*+& 1$6& ;+7l"-+51$42451::+$.
Weinheim.
Juventa.
Weidekamp‐Maicher,
M.
(2002).
Lebensqualität
im
AlterI
Dortmund
(Unveröffentlichte
Expertise).
Weidekamp‐Maicher,
M.
(2008).
Materielles
Wohlbefinden
im
späten
Erwachsenenalter
und
Alter.
Eine
explorative
Studie
zur
Bedeutung
von
Einkommen,
Lebensstandard
und
Konsum
für
Lebensqualität.
Berlin:
Dissertation.de
Verlag
im
Internet.
Wettstein,
A.,
Bielak
A.,
Knecht
R.,
Christen
L.,
&
S.
Christen
(1998).
‘Erfolgreiche
Bewältigung
abnehmender
objektiver
Lebensbedingungen
institutionalisierter
Langzeitpatienten’,
H+3/2,*53B/& B[5&0+5($/("(43+&1$6&0+53#/53+,
3:
222‐228.
WHO
(2004).
T/#$6#562& B(5& ^+#"/*& !5(=(/3($& 3$& ^(2:3/#"2W& '+7+"(:=+$/& (B& 3$63,#/(52& B(5& #& T+"BJ .22+22=+$/&P(("I
Copenhagen:
WHO
–
Veröffentlicht
unter:
http://www.euro.who.int/document/e84988.pdf.
Wingenfeld,
K.
&
Schaeffer,
D.
(2001).
‘Nutzerperspektive
und
Qualitätsentwicklung
in
der
ambulanten
Pflege’,
H+3/2,*53B/&B[5&0+5($/("(43+&1$6&0+53#/53+,
34:
140‐146.
Wingenfeld,
K.
(2003).
T/163+$&?15&Y1/?+5:+52:+-/37+&3$&6+5&!B"+4+.
Bielefeld.
!;C"
!"#$%"#"&$'(&$'))*+,#-(&-.$,&/,0(#)*"&$'))*$'"*12""-3$"&$'"*4)*-,&-56+,4"&$
Yesavage,
J.A.,
Brink,
T.L.,
Rose,
T.L.,
Lum,
O.,
Huang,
V.,
Adey,
M.
&
V.O.
Leirer
(1982).
‘Development
and
Validation
of
a
Geriatric
Depression
Screening
Scale:
A
Preliminary
Report’,
X(15$#"&(B&!2R,*3#/53,&E+2+#5,*,
17
(1):
37‐49.& Zimmerman,
DI,
Karon,
S.
L.,
Arling,
G.,
Clark,
B.
R.,
Collins,
T.,
Ross,
R.
&
F.
Sainfort
(1995).
‘Development
and
Testing
of
Nursing
Home
Quality
Indicators’,
^+#"/*&)#5+&A3$#$,3$4&E+73+8%
16:
107‐127.
!;G"