Het maag-‐en darmstelsel Achtergrondinformatie Avond 1 Anatomie en Fysiologie 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
Mond en speekselklieren Slokdarm en peristaltiek Maag en vertering Dunne darm Lever en poortaderstelsel Galblaas en galwegen Alvleesklier Dikke darm Rectum en sfincters
1. Mond en speekselklieren Door Lisanne Rademaker De mond is een bijzonder onderdeel van het lichaam met drie heel verschillende functies. De mond speelt namelijk een rol bij de ademhaling, de spijsvertering en bij het praten. Het is het eerste station dat al het eten en drinken moet passeren om in het lichaam te komen. Er wordt hier verder ingegaan op de anatomie (bouw) en de functie van de mond en specifiek van de speekselklieren.
Anatomie De ingang van de mondholte wordt begrensd door de lippen. Deze liggen over de kaken heen, waar de tanden en kiezen in zitten. De bovenkant van de mondholte (het gehemelte) grenst de mondholte af van de neusholte. Aan de zijkanten en in de bodem van de mond zitten de klieren die het speeksel produceren. Bovenop de mondbodem ligt de tong. De tong neemt het grootste deel van de mondholte in beslag, maar is slechts voor een klein deel zichtbaar, Tijdens het slikken, duwt de tong het voedsel de slokdarm in. Ondertussen sluiten de huig en het strottenklepje de neusholte en luchtpijp af. Zo kan het eten daar niet heen en wordt voorkomen dat je je verslikt. Zijaanzicht hoofd Vaak wordt gedacht dat de tong relatief gezien de sterkste spier in het lichaam is, maar dit is niet waar. De relatief sterkste spier in het lichaam behoort echter wel tot de mond: de kauwspier in de wang (musculus masseter). Achter in de mondholte is een deel van de keelholte zichtbaar. Deze overgang wordt begrensd door de bogen van het gehemelte, de huig en de tong. Achter deze gehemeltebogen liggen de keelamandelen. Om deze goed te kunnen zien, legt de arts vaak een spateltje op de tong om die naar beneden te duwen en vraagt hij de patiënt om ‘eh’ of ‘ah’ te zeggen. Bij het maken van deze klank trekken de gehemeltebogen namelijk omhoog en opzij, zodat de amandelen tevoorschijn komen. Dan kan de arts goed zien of er bijvoorbeeld een keelontsteking is. De mondholte
Tong
Functie De mond heeft verschillende functies. Ten eerste is de mond de toegang tot het spijsverteringskanaal. Door het kauwen van eten worden de eerste stappen in de vertering van het voedsel gemaakt. Speeksel helpt daarbij door het eten zachter en gladder te maken, zodat het gemakkelijker is om door te slikken. Het bevat ook enzymen (bepaalde eiwitten, bijvoorbeeld amylase) die beginnen met het afbreken van het voedsel nog voordat het in de maag terechtkomt. Verder beschermt het speeksel het slijmvlies van de mond tegen bacteriën en helpt het speeksel het tandglazuur gezond te houden. Behalve de eerste stappen van de vertering, doet de mond nog iets anders met het voedsel: proeven. Dit gebeurt met de smaakpapillen op de tong. Over de gehele tong kunnen alle smaken worden waargenomen, maar er zijn wel bepaalde gebieden die gevoeliger zijn voor bepaalde smaken: zoet aan de voorkant, bitter achterin en zout en zuur aan beide zijkanten. Verder is de tong (samen met de lippen) een van de meest gevoelige gebieden in het lichaam. De mond is daarnaast onderdeel van het ademhalingsstelsel. Ook hier is het de eerste holte die gepasseerd moet worden, maar dit keer op weg naar de longen. In rust wordt normaal gesproken alleen de neus gebruikt om te ademen, maar bij inspanning gaat de lucht via de mondholte.
Tot slot speelt de mond een belangrijke rol bij het praten, in samenwerking met de stembanden. De positie van de tong en de lippen zorgen ervoor dat verschillende klanken gemaakt kunnen worden.
Speekselklieren Mensen hebben zes speekselklieren, drie links en drie rechts. Twee daarvan liggen er in de wang (oorspeekselklieren, nummer 1 in de afbeelding), twee onder de kaak (onderkaakspeekselklieren, nummer 2 in de afbeelding) en twee onder de tong (ondertongspeekselklieren, nummer 3 in de afbeelding). Deze speekselklieren produceren bij een volwassene tot 1 liter speeksel per dag. Speeksel bestaat voornamelijk uit water, eiwitten en mineralen. Welke functies speeksel heeft, is hierboven beschreven. De speekselklieren reageren als er iets in de mond zit door speeksel te gaan produceren. Zelfs bij de gedachte aan eten loopt het water al letterlijk in de mond. Dit gebeurt ook als de mond droog begint te De speekselklieren worden. De speekselproductie wordt dus goed afgestemd op wanneer het nodig is.
Bronnen https://www.gezondheidsplein.nl/menselijk-‐lichaam/mond/item45080 http://www.kiezenoftrekken.nl/speekselendespeekselklieren/derolvanspeeksel/index.html
2. Slokdarm en peristaltiek Door Suzan van Amerongen De slokdarm De slokdarm, ook wel de oesophagus genoemd, is een onderdeel van het maag-‐darmstelsel. Het is een buis die de keelholte verbindt met de maag. Bij mensen is de slokdarm gemiddeld 30 centimeter lang. De doorsnede is ongeveer 2 centimeter. De slokdarm vervoert eten en drinken vanuit de keelholte naar de maag. Dit proces wordt actief geregeld. Voedsel valt immers niet in één keer naar beneden de maag in. Om dit te begrijpen, wordt eerst naar de bouw van de slokdarm gekeken.
Lagen van de slokdarmwand De slokdarm bestaat van binnen naar buiten uit verschillende lagen. Deze lagen hebben elk een eigen functie. • De slijmvlieslaag (mucosa). Deze laag bekleedt de binnenkant van de slokdarm. Het heeft met name een beschermende functie • De bindweefsellaag (submucosa). In deze laag bevinden zich kliertjes die slijm produceren. Dit slijm helpt bij het transport van voedsel: het glijdt zo gemakkelijker. • De spierlagen. De spieren van de slokdarm verplaatsen voedsel door afwisselend samen te trekken. Hierdoor ontstaat een golvende beweging. Deze golvende beweging is de peristaltiek van de slokdarm. Zo wordt voedsel langzaam richting de maag voortgeduwd.
Sfincters van de slokdarm De slokdarm heeft twee sluitspieren, ook wel sfincters genoemd, die de doorgang van voedsel reguleren. • De bovenste slokdarmsfincter. Deze opent als voedsel wordt doorgeslikt. Vervolgens sluit hij om te voorkomen dat voedsel terugvloeit naar de mondholte. • De onderste slokdarmsfincter. Deze vormt de overgang van de slokdarm naar de maag en zorgt ervoor dat maaginhoud niet kan terugstromen naar de slokdarm. Verder heeft de slokdarm nog twee vernauwingen. De eerste bevindt zich ter hoogte van de aorta (de grote lichaamsslagader) en de linker bronchus (de aftakking van de luchtpijp naar de linkerlong). Een tweede vernauwing bevindt zich ter hoogte van het middenrif.
Bronnen
http://www.spijsvertering.info/over-‐spijsvertering/slokdarm/ https://nl.wikipedia.org/wiki/Slokdarm http://www.slokdarm.org/slokdarm-‐anatomie.html
3. De Maag & Vertering Door Sinéad Clarke
Als je een hap eten hebt doorgeslikt, komt deze eerst in de slokdarm en dan in de maag terecht. De maag is een rekbaar orgaan dat meerdere functies uitoefent. Zo maakt hij onder andere het voedsel fijner door het te kneden. Verder scheidt de maag verteringsappen uit en speelt daarmee een rol in de vertering van eiwitten en vetten die in het voedsel zitten. Daarnaast is de maag betrokken bij de afweer doordat het maagzuur de schadelijke bacteriën doodt die het lichaam zijn binnengekomen via het voedsel.
Hoe ziet de maag eruit? De maag ligt links bovenin de buikholte, vlak onder het middenrif en boven de darmen. Als de maag leeg is, is hij helemaal plat. De maag kan tot ongeveer 30 centimeter uitrekken en heeft een capaciteit van maar liefst 3 liter. Uitgerekt heeft hij de vorm van een omgekeerde peer: van boven breed en van onder smal.
De maag bestaat uit twee delen: -‐ Het bovenste deel (fundus en corpus) o voegt maagsap aan het doorgeslikte voedsel toe -‐ Het onderste deel (antrum) o zorgt voor het kneden, mixen en malen van het voedsel
De maagwand is ongeveer 0,5 cm dik en is opgebouwd uit verschillende lagen. Van buitenaf zijn dat: -‐ Spierlaag: deze laag levert kracht en is voornamelijk belangrijk voor de mechanische actie van de maag, namelijk het kneden en mixen van het voedsel. -‐ Bindweefsellaag: deze laag is gemaakt uit cellen en vezels. Er lopen bloedvaten en zenuwen doorheen. -‐ Slijmvlieslaag: deze laag bestaat uit veel kleine kliertjes die het maagsap produceren. Maagsap bestaat uit enzymen en maagzuur. Enzymen zijn eiwitten die zorgen voor afbraak of omzetting van bepaalde stoffen in het voedsel.
Hoe werkt de maag? Zodra er eten in je mond zit, wordt er een signaal naar je hersenen gestuurd. Je hersenen sturen vervolgens een signaal naar de maag, waardoor de productie van maagsap op gang komt. Er wordt dus maagsap geproduceerd voordat er überhaupt voedsel in je maag zit. Het voedsel komt via de slokdarm de maag binnen. Er zit een sluitspier tussen de slokdarm en de maag die voor een eenrichtingsverkeer zorgt: het voorkomt dat de maaginhoud terugstroomt naar de slokdarm. Deze sluitspier gaat alleen open als we moeten braken. Daarnaast zit er een sluitspier tussen de uitgang van de maag en de dunne darm. Deze heet de pylorus en zorgt ervoor dat het voedsel op een gecontroleerde manier de dunne darm instroomt. De pylorus laat dus kleine hoeveelheden voedsel door naar de dunne darm.
Als het voedsel de maag binnenkomt, wordt het maagsap toegevoegd. De enzymen (eiwitten) in het maagsap zorgen voor het eerste deel van de afbraak van de eiwitten en vetten in het voedsel. Het maagzuur doodt de meeste schadelijke bacteriën in het voedsel, activeert bepaalde enzymen en breekt voedseldeeltjes af tot kleinere deeltjes. In het onderste deel van de maag wordt het voedsel gekneed zodat de deeltjes nog kleiner worden en uiteindelijk de belangrijke stoffen makkelijker opgenomen kunnen worden in het lichaam.
Feitjes -‐ -‐ -‐ -‐
Vloeibaar voedsel blijft minder lang in de maag dan vast voedsel. Een warme maaltijd blijft ongeveer drie uur in de maag zitten. Stress kan het functioneren van de maag beïnvloeden. Je maag maakt ook hormonen aan, namelijk ghreline en gastrine. Ghreline wekt de eetlust op en gastrine stimuleert het maagslijmvlies om maagzuur aan te maken.
4. De Dunne Darm Door Chris van der Laan De dunne darm bestaat uit drie delen: de twaalfvingerige darm (duodenum), de nuchtere darm (jejunum) en de kronkeldarm (ileum). De twaalfvingerige darm en nuchtere darm beslaan 40% van de dunne darm. De rest 2 bestaat uit kronkeldarm. De totale dunne darm is ongeveer 6 meter lang en heeft een oppervlakte van 300 m , wat ongeveer gelijk staat aan een tennisveld. Dit grote oppervlak komt door de vele plooien in het slijmvlies van de dunne darm en door de vingerachtige uitstulpingen (villi genaamd) op deze plooien. Het oppervlak wordt nog verder vergroot doordat de vingerachtige uitstulpingen (villi) vele kleine uitlopertjes genaamd microvilli bevatten. De dunne darm heeft zo’n enorm oppervlak nodig om voedsel te verteren en voedingsstoffen en elektrolyten op te nemen. Daarnaast zorgt de darm voor de opname en uitscheiding van vocht. Het meeste vocht wordt opgenomen in de kronkeldarm, en dus niet in de dikke darm, wat veelal gedacht wordt. De wand van de dunne darm bestaat uit twee spierlagen die het voedsel voortstuwen. Deze spierlagen zorgen voor de peristaltiek van de darm.
De Twaalfvingerige darm Vanuit de maag komt de zure maaginhoud de twaalfvingerige darm in. De twaalfvingerige darm heet zo omdat hij twaalf vingerbreedten lang is (ongeveer 25 centimeter). De twaalfvingerige darm ligt in een C-‐vorm met in de binnenbocht de alvleesklier. Vanuit de alvleesklier loopt een afvoergang die samen met de afvoergang van de lever uitkomt in de twaalfvingerige darm. Uit de afvoergang vanuit de alvleesklier komen verteringssappen. Uit de afvoergang van de lever komt gal. De plek waar de gezamenlijke afvoergang in de twaalfvingerige darm uitkomt, heet de papil van Vater. De gal uit de lever helpt in de twaalfvingerige darm bij het verteren van vetten. De sappen van de alvleesklier breken voedingsstoffen af in kleinere delen zodat die gemakkelijk opgenomen kunnen worden in de twaalfvingerige darm. Ten slotte heeft de twaalfvingerige darm als taak de zure maaginhoud te neutraliseren voordat het de rest van het darmstelsel passeert. De wand van de twaalfvingerige darm bevat de diepste plooien (ook wel plicae circularis of Kerckringplooien genoemd). Naar het einde van de dunne darm toe worden de plooien steeds minder diep. De Nuchtere darm Vanuit de twaalfvingerige darm komt het voedsel in de nuchtere darm. De nuchtere darm is ongeveer 3/5 van de dunne darm. De nuchtere darm ligt grotendeels in het linker bovenkwadrant van de buik. In de kronkeldarm worden net als in de twaalfvingerige darm vetten, suikers, eiwitten, ijzer, calcium, magnesium en foliumzuur verteerd en opgenomen (geabsorbeerd). Ook dit deel van de darm bevat plooien, net als de twaalfvingerige darm. In de dalen (crypten) tussen de plooien van de nuchtere darm liggen klierbuisjes die darmsap
produceren. Hier worden ook nieuwe darmcellen gevormd, die in de loop van de tijd naar het topje van de villi verhuizen. Daar gaan ze ten gronde. Dit proces duurt 3 tot 4 dagen. Om de paar dagen wordt het hele darmslijmvlies dus vernieuwd. De Kronkeldarm De nuchtere darm gaat geleidelijk over in de kronkeldarm. De kronkeldarm beslaat ongeveer 2/5 deel van de dunne darm. De kronkeldarm gaat abrupt over in de dikke darm rechtsonder in de buik. De kronkeldarm heeft als functie het opnemen van vitamine B12 en galzuren. De plooien in het de kronkeldarm (het ileum) zijn het oppervlakkigst van alle darmdelen en zijn vlakbij de dikke darm helemaal afwezig. Bronnen Kumar P, Clark M. Clinical Medicine. China: Elsevier Limited. 2009. Schünke M, Schulte E, Schumacher U, Voll M, Wesker K. Prometheus: Inwendige organen. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. 2010. p222
5. Lever en leverpoortaderstelsel Door Lucas van Lunteren De lever De lever is een orgaan van ongeveer 1,5 kg dat rechts boven in de buikholte onder het middenrif ligt. Het wordt grotendeels beschermd door de onderste ribben en heeft een nauwe relatie met de onderste holle ader en de galblaas die tegen de onderkant van de lever aan ligt. De kleur van de lever is donkerpaars en als men goed kijkt is deze getekend door vele kleine spikkels: de “leverkwabjes” waar het werk in de lever plaatsvindt.
Functies van de lever De lever is een zeer actief, veelzijdig en goed doorbloed orgaan. De functies van de lever kunnen in vier grote groepen worden onderverdeeld: 1. Stofwisseling (metabolisme): het bewerken van (opgenomen) stoffen tot bruikbare stoffen, die later als onder andere brandstof worden gebruik. Opgenomen voedingsstoffen zoals koolhydraten, vetten en eiwitten worden verwerkt tot bruikbare stoffen. 2. Galproductie: levercellen produceren galvloeistof en slaan dit op in de galblaas die onder de lever hangt. In gal zitten afvalstoffen die het lichaam wil uitscheiden en stoffen die helpen bij een goede vertering van vetten in de darm. 3. Ontgiften: medicijnen, gif (zoals alcohol) en hormonen worden in de lever afgebroken. 4. Opslag: in de lever worden allerlei stoffen opgeslagen, zoals glucose (suiker), vetten, eiwitten, vitamines en metalen. Zodra ergens in het lichaam een tekort aan een stof is, geeft de lever deze stof weer vrij.
De leverpoortader De leverpoortader brengt alle opgenomen voedingsstoffen en giftige stoffen uit het maag-‐darmstelsel naar de lever. De ader vervoert dus vooral bloed van andere organen naar de lever, wat betekent dat het bloed wat in de leverpoortader zit zuurstofarm is. Het zuurstof is immers al door de andere organen verbruikt. De lever ontvangt zuurstof via een aparte slagader, de leverslagader. De lever heeft dus twee bloedtoevoerkanalen. Het bloed in de leverpoortader is daarentegen uitzonderlijk rijk aan voedingsstoffen. Koolhydraten, eiwitten en een klein deel van de vetten die in de darmen worden opgenomen worden door de poortader vervoerd. Andere stoffen als medicijnen en gifstoffen worden ook na opname in de darm eerst via de leverpoortader naar de lever vervoerd om bewerkt te worden. Zo komt het grootste deel van de gifstoffen niet direct in ons hele lichaam, maar worden ze eerst door de lever onschadelijk gemaakt. De leverpoortader bevat dus een bijzonder soort bloed: zuurstofarm maar erg voedingsstofrijk. De poortader is hier in ons lichaam uniek in! Bronnen: https://nl.wikipedia.org/wiki/Leverpoortader
6. Galblaas en galwegen Door Nard Bender De meeste mensen kennen gal van het spreekwoord “zo bitter als gal” of de herkenbare bittere smaak die je kunt proeven na langdurig overgeven. Maar wat is gal eigenlijk? Waar komt het vandaan, hoe wordt het vervoerd en wat heeft het voor functie? Op deze vragen zal hier antwoord worden gegeven. Gal Gal is een vrij dikke, geelgroene vloeistof die in de lever door levercellen wordt aangemaakt. Het heeft twee belangrijke functies. Ten eerste worden via het gal afvalstoffen uit het lichaam verwijderd. Deze afvalstoffen worden door de lever aan de gal afgegeven en vervolgens via de ontlasting uit het lichaam getransporteerd. Ten tweede helpt het gal bij de vertering en opname van vetten in de dunne darm. Gal bestaat voor 97% uit water en bevat daarnaast onder andere bilirubine, cholesterol en galzouten. • Bilirubine is verantwoordelijk voor de geelgroene kleur van gal en geeft ook de donkerbruine kleur aan de ontlasting. Bilirubine is een afvalproduct van rode bloedcellen die in de lever en milt worden afgebroken. • Cholesterol is een vetachtige stof die een belangrijke bouwsteen is voor de cellen van het lichaam. Het overschot aan cholesterol wordt via gal uit het lichaam verwijderd. • Galzouten verkleinen de vetten in onze darmen tot hele kleine druppeltjes door middel van emulgatie. Hierdoor kunnen vetten gemakkelijker verteerd en opgenomen worden. Slechts 5% van de galzouten komt uiteindelijk in de ontlasting terecht. De overige 95% wordt in het laatste stuk van de dunne darm (het ileum) weer opgenomen voor hergebruik. De galwegen In de galwegen wordt de gal verzameld en vervoerd. De galwegen beginnen als heel kleine kanaaltjes in de lever, welke samenkomen in steeds grotere galwegen. Uiteindelijk komen deze galwegen uit op twee grote levergangen, één vanuit het rechter deel van de lever en één vanuit het linker deel van de lever. Samen vormen deze twee levergangen de grote levergang (ductus hepaticus). Hier splitst de galblaasbuis (ductus cysticus) zich van af, welke, zoals de naam al doet vermoeden, naar de galblaas loopt. De grote levergang heet na deze afsplitsing de grote galgang (ductus choledochus). Samen met de afvoerbuis van de alvleesklier komt de grote galgang uit op de twaalfvingerige darm (duodenum), waar het vermengt met het voedsel Figuur 1: De galwegen wat uit de maag komt. De galblaas De galblaas is een klein peervormig zakje van ongeveer 10 centimeter lang en 3 centimeter breed. De galblaas ligt rechts boven in de buik, direct onder de lever. Gal wat in de lever geproduceerd wordt, wordt in de galblaas opgeslagen. Hier wordt vocht onttrokken aan de gal, waardoor het gal ingedikt wordt. Wanneer er vet wordt waargenomen in de maag en de dunne darm gaat er via de hersenen een signaal naar de galblaas. Hierdoor zal de galblaas gaan samentrekken, waardoor er gal via de grote galgang aan de twaalfvingerige darm wordt afgegeven.
Figuur 2: positie van de galwegen en de galblaas in het lichaam
Bronnen Boron W F, Boulpaep E L. Medical Physiology. 2005. Updated Edition. Elsevier Philadelphia. http://www.spijsvertering.info/over-‐spijsvertering/galblaas/ http://www.leverpatientenvereniging.nl/files/5413/5937/1430/Galblaas_en_galwegen.pdf Figuur 1: http://www.medfuehrer.de/cms/getimage.php?u4552 Figuur 2: http://www.anticancerfund.org/nl/cancers/galwegkanker
7. De Alvleesklier Door Anne-‐Mieke Theunissen De alvleesklier (Latijn: pancreas) is een klier in de buikholte, die een belangrijke rol speelt in de spijsvertering en ook in de bloedsuikerregulatie.
Anatomie De alvleesklier is gemiddeld 12 tot 15 centimeter lang en 3 cm dik. De alvleesklier ligt deels verstopt achter de twaalfvingerige darm en de maag, in een ruimte die we de “retroperitoneale ruimte” noemen. Dit is een ruimte achter het buikvlies. Hier bevinden zich ook de nier en de bijnier. De alvleesklier staat in verbinding met de twaalfvingerige darm via een buis genaamd de ductus pancreaticus (alvleesklierbuis). Via deze buis worden de verteringssappen afgegeven aan de darm. De galwegen komen ook uit op deze buis.
Functies van de alvleesklier 1. De vorming van verteringssappen In de alvleesklier worden enzymen (eiwitten) gevormd die zorgen voor de splitsing van eiwitten, vetten of koolhydraten in voedsel. Door deze splitsing kan voedsel beter worden verteerd en opgenomen. In de alvleesklier zijn deze enzymen nog inactief en worden ze pas actief als ze in de darm komen. Dit is belangrijk omdat anders de alvleesklier zelf afgebroken wordt! De alvleesklier zorgt ook voor de vorming en uitscheiding van natriumbicarbonaat. Deze stof is belangrijk om het zure sap afkomstig uit de maag te neutraliseren. Doordat het sap minder zuur wordt kunnen enzymen in de darm weer beter hun werk doen. 2. Bloedsuikerregulatie Een andere zeer belangrijke functie van de alvleesklier is de regulatie van de bloedsuiker. De hormonen insuline en glucagon worden gevormd door speciale groepjes cellen in de alvleesklier: “de eilandjes van Langerhans”. Na het eten van een maaltijd wordt suiker opgenomen uit de darm en stijgt de concentratie glucose (suiker) in het bloed. Als gevolg hierop wordt insuline gevormd in de β-‐cellen van de eilandjes van Langerhans. Insuline zorgt onder andere voor de opslag van glucose in spieren en lever. Hierdoor daalt de bloedsuiker. Wanneer veel energie is verbruikt, bijvoorbeeld bij het sporten, is de bloedsuiker laag. De α-‐cellen van de eilandjes van langerhans produceren dan glucagon. Glucagon is de tegenhanger van insuline. Glucagon zorgt voor de vrijmaking van glucose en voor de productie van glucose uit vet en eiwitten. De bloedsuiker stijgt weer.
Bronnen www.mdl.nl Human Physiology Atlas of Anatomy
8. Dikke darm Door Karlijn Rutten Opbouw van de dikke darm De darm bestaat uit de dunne darm, de dikke darm en de endeldarm. De dikke darm bevat bovendien de blindedarm, ook wel appendix genoemd. De blindedarm bevindt zich bij de overgang van de dunne darm naar de dikke darm. Het eerste deel van de dikke darm is het caecum en de rest van de dikke darm wordt het colon genoemd. Het colon eindigt in de endeldarm (het rectum)De dikke darm heeft een totale lengte van ongeveer één meter. De wand van de dikke darm bestaat uit drie lagen. Van buiten naar binnen: de dubbele spierlaag, de bindweefsellaag en de slijmvlieslaag.
Functies van de dikke darm In de dikke darm wordt de ontlasting ingedikt. Water en zouten worden in de dikke darm terug opgenomen en afgegeven aan het bloed. Ook worden onverteerbare voedselresten in de dikke darm bewerkt door darmbacteriën. De darmflora zorgt voor gisting en rotting van de darminhoud, waarbij stoffen vrijkomen die de bewegingen van de dikke darm stimuleren. Bij deze afbraak worden ook gassen gevormd, wat winderigheid kan geven.
Bewegingen van de dikke darm Voedsel wordt door de darm bewogen door peristaltische bewegingen: spieren in de darm trekken zich afwisselend op verschillende plaatsen samen en ontspannen zich weer. Na de maaltijd neemt de beweeglijkheid van de dikke darm toe. Voedsel doet er gemiddeld een hele dag over om vanaf het begin van de dikke darm tot aan de endeldarm te bewegen.
Ontlasting Als ontlasting langer dan noodzakelijk in de dikke darm blijft, wordt de ontlasting hard en droog en kan er een verstopping ontstaan. Als ontlasting de dikke darm juist te snel verlaat, ontstaat er diarree. Ontlasting bestaat uit onverteerbare etensresten, water, slijm, afgestoten darmwandcellen en bacteriën. In de dikke darm worden stoffen uit de gal omgezet in stercobiline. Dit kleurt de ontlasting bruin. Per dag wordt gemiddeld 100 tot 150 gram ontlasting geproduceerd.
Bronnen www.spijsvertering/info www.darmgezondheid.nlwww.mdlcentrum.nl
9. Rectum en sfincters Door Dominique de Jel
Het spijsverteringskanaal bestaat uit verschillende compartimenten die van elkaar worden gescheiden door middel van kringspieren (sfincters). Deze sfincters gaan precies op het goede moment open en dicht, waardoor voedsel gedoseerd het spijsverteringskanaal kan doorlopen om uiteindelijk het lichaam te verlaten. We zullen nu dieper in gaan op de laatste stap in deze keten van het maag-‐darmstelsel.
Systemen voor behoud van continentie De bekkenbodemspieren en twee kringspieren (sfincters) zorgen er voor dat het rectum (endeldarm) gesloten blijft totdat het tijd is om naar de wc te gaan. Zo wordt dus de continentie gewaarborgd. De endeldarm en de kringspieren rond de anus zijn rijkelijk voorzien van zenuwen. De zenuwen in de endeldarm en sfincters geven aan de hersenen door of het rectum vol zit en communiceren of het om gas of ontlasting gaat.
Als we vervolgens naar het toilet willen gaan, geven de hersenen weer een signaal dat de spieren kunnen ontspannen, zodat de anus open gaat en het rectum geleegd kan worden. In rust is de spanning van beide sfincters samen met de bloedvaten in het rectum voldoende om de overgang gasdicht en vochtdicht af te sluiten.
Het rectum Het rectum (endeldarm) is de voortzetting van de dikke darm, maar is hier goed van te onderscheiden aan de hand van zijn structuur en functie. In de dikke darm wordt de uiteindelijke ontlasting gevormd, welke dan tijdelijk wordt opgeslagen in de endeldarm. De belangrijkste functie van het rectum is de opslag van ontlasting totdat we naar het toilet gaan. De belangrijkste functie van de anus is het behouden van de continentie, wat gebeurt met behulp van de spieren van de binnenste kringspier (interne anale sfincter) en de buitenste kringspier (externe anale sfincter), maar ook met de bekkenbodemspieren.
De anale sfincters De externe en interne anale sfincter bevinden zich rondom het anale kanaal en zijn twee hele belangrijke onderdelen hiervan. Daarom zijn ze ook zeer uitgebreid voorzien van zenuwen. -‐ De binnenste kringspier (interne anale sfincter) is een soepele, ringvormige spier aan het begin van het anuskanaal. Als de ‘ampul’ (het anuskanaal) leeg is, is deze spier aangespannen. Op het moment dat er vanuit de darmen echter materiaal aangeboden wordt, zal deze kringspier zich ontspannen en zo de toegang tot de ampul niet belemmeren. Dit proces gaat via het autonome zenuwstelsel, wat inhoudt dat we niet bewust hoeven te handelen om dit proces goed te laten verlopen. -‐ De buitenste kringspier of kringspier (externe anale sfincter) staat wel onder onze controle. Het proces van openen en sluiten van deze sfincter gaat via een bepaalde zenuw die we bewust kunnen aansturen. Zo kunnen we dus ook bepalen wanneer we naar het toilet gaan.
Bronnen Functiestoornissen van het maag-‐darmkanaal: Een geïllustreerde basisgids – Bredenoord AJ, Tack J, Smout AJPM. Soorten spieren, anatomie van spieren en werking spieren: http://www.zowerkthetlichaam.nl/316/soorten-‐ spieren/ Anatomie rectum en spieren: www.darmcontrole.nl/anatomie/rectum-‐en-‐spieren/index.htm Figuur 1: College aantekeningen Stofwisseling II Anatomie Figuur 2: External anal sphincter: https://en.wikipedia.org/wiki/External_anal_sphincter#/media/File:Anorectum.gif