Het kind in een nieuw samengesteld gezin
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
COLOFON Het kind in een nieuw samengesteld gezin Cette publication est également disponible en français sous le titre: L’enfant dans la famille recomposée Een uitgave van de Koning Boudewijnstichting, Brederodestraat 21 te 1000 Brussel AUTEURS
Het kind in een nieuw samengesteld gezin, Virginie De Potter - journaliste Bijlage 1: Luisteren naar experts. Verslag van hearings, Anne Van den Bussche bedrijfsjuriste en Nathalie Cobbaut - journaliste Bijlage 2: Jongeren getuigen, Virginie De Potter - journaliste Bijlage 3: Gebruik van PSBH-gegevens om een beter beeld te krijgen van nieuw samengestelde gezinnen in België: onderzoeksrapport ULg, Sylvie Petit – onderzoeker, Marie-Thérèse Casman – wetenschappelijk directeur Bijlage 4: Het “zorgouderschap” in nieuw samengestelde gezinnen, Maïté Beague - juriste
VERTALING
Magali Flamme Antoine Pennewaert Eric Tack
COÖRDINATIE VOOR DE KONING BOUDEWIJNSTICHTING
Françoise Pissart, directeur Brigitte Kessel, projectverantwoordelijke Nathalie Troupée, assistente Ann Vasseur, directie-assistente
MET MEDEWERKING VAN GRAFISCH CONCEPT VORMGEVING PRINT ON DEMAND
Magda Lambert, consulente PuPiL Jean-Pierre Marsily Manufast-ABP vzw, een bedrijf voor aangepaste arbeid Deze uitgave kan gratis worden gedownload van onze website www.kbs-frb.be Een afdruk van deze electronische uitgave kan (gratis) besteld worden: on line via www.kbs-frb.be, per e-mail naar
[email protected] of telefonisch bij het contactcentrum van de Koning Boudewijnstichting, tel +32-70-233 728, fax + 32-70-233-727
Wettelijk depot: ISBN-13:
D/2893/2008/26 978-90-5130-629-3
EAN:
9789051306293
NUR:
740 November 2008 Met de steun van de Nationale Loterij
Woord VOORAF
Via het Luisternetwerk, dat in 2002 werd opgezet om nieuwe of niet-onderkende vormen van sociale onrechtvaardigheid op te vangen, kreeg de Koning Boudewijnstichting getuigenissen binnen over nieuwe gezinsstructuren en hun impact op de samenleving. Vandaag is een nieuw samengesteld gezin een sociale realiteit geworden waar men niet meer omheen kan. Het is voor velen een vertrouwd begrip, maar ondanks dat is het erg moeilijk af te bakenen. Vooral voor de kinderen in deze gezinnen is het de moeite waard dat we ons buigen over de kenmerken en noden van deze nieuw samengestelde gezinnen. Deze kinderen werden eerst geconfronteerd met het uiteenvallen van het kerngezin en werden vervolgens opgenomen in een nieuw samengesteld gezin. Voortbouwend op vroegere initiatieven omtrent echtscheiding1 en eenoudergezinnen2 heeft de Stichting besloten om deze problematiek te onderzoeken vanuit een multidisciplinaire benadering: er werden experts gehoord, er werden getuigenissen verzameld van kinderen en jongeren, en er werd een wetenschappelijk profiel opgesteld van deze gezinnen. Zo kon dieper worden ingegaan op de talrijke facetten van deze complexe problematiek en op de verscheidenheid van standpunten. Diverse initiatieven werden opgezet tussen januari en juni 2008: > Tijdens hearings werden advocaten, rechtsgeleerden, psychiaters, antropologen, demografen, sociologen, economen, maatschappelijk werkers bevraagd. De hearings werden voorbereid en geleid door een daartoe opgericht begeleidingscomité, voorgezeten door Thérèse Jacobs, gewoon hoogleraar aan de Faculteit Politieke en Sociale Wetenschappen - Departement Sociologie van de Universiteit Antwerpen. Vier thema’s werden behandeld: nieuw samengestelde gezinnen en huisvesting, relaties binnen het gezin, de psychosociale ontwikkeling van het kind en sociaaleconomische en culturele aspecten van nieuw samengestelde gezinnen. > In opdracht van de Stichting onderzocht de Université de Liège de gegevens van een enquête uitgevoerd bij Belgische huishoudens in de periode 1992 tot 20023. 1 In het kader van het programma Sociale Rechtvaardigheid en van het Luisternetwerk die in 2002 tot stand kwamen om nieuwe sociale onrechtvaardigheden op te sporen, heeft de Koning Boudewijnstichting verschillende colloquia ondersteund met als thema kinderen die slachtoffer zijn van een echtscheiding. Het Nederlandstalige symposium “Gescheiden ouders: verscheurde kinderen? Bemiddeling als methode om zorgvuldig met verschillen en conflicten om te gaan” werd in 2005 georganiseerd door de vzw Bemiddeling. De Franstalige colloquia “La crise, séparation et processus d’intervention” georganiseerd door ‘l’Association belge Francophone des Intervenants auprès des familles séparées in 2005 te Brussel en “Justice séparation divorce: intérêts de l’enfant” in 2006 door de ULB, Formation continue. 2 De Koning Boudewijnstichting organiseerde op 24 oktober 2000 een colloquium “Eenoudergezinnen. Welke oplossingen?” 3 ‘Gebruik van PSBH-gegevens om een beter beeld te krijgen van nieuw samengestelde gezinnen in België’, onderzoeksrapport van Sylvie Petit onder leiding van Marie-Thérèse Casman, Institut des Sciences Humaines et Sociales, Université de Liège, 2008.
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
3
Woord vooraf
> Op 10 mei 2008 werden getuigenissen van jongeren verzameld tijdens de uitzending ‘Quand les jeunes s’en mêlent’. Deze uitzending werd samen met de RTBF georganiseerd. Andere getuigenissen werden bezorgd via het tijdschrift Klasse en via de Université de Liège4. Deze publicatie “Het kind in een nieuw samengesteld gezin” bevat verschillende delen. De hoofdtekst geeft reflecties weer en bevat aanbevelingen. Hij wordt geflankeerd door het onderzoek van de Université de Liège, een verslag van de hearings met experts en een selectie van getuigenissen. Zo kan de lezer desgewenst bepaalde specifieke punten preciezer onderzoeken. Het nieuw samengesteld gezin vormt een uitdaging voor de samenleving, is een illustratie van evoluties en mentaliteitsveranderingen, en legt nieuwe prioriteiten bloot binnen de samenleving. Het dwingt ons oplossingen te zoeken voor bijvoorbeeld huisvestingsproblemen die deze gezinnen kennen. Het daagt ons ook uit deze gezinnen te helpen om de kinderen een houvast te bieden. Hoe moeten we omgaan met de verschillende vormen die nieuw samengestelde gezinnen aannemen in verschillende culturen en verschillende sociale milieus? Nieuw samengestelde gezinnen eisen nieuwe benaderingen. Via deze publicatie wil de Koning Boudewijnstichting veelzijdige informatie verschaffen over veranderingen die zich voordoen in gezinsstructuren. Zij hoopt op die manier aan een breed spectrum van professionelen en hulpverleners denkpistes en inzichten te verschaffen omtrent de leefwereld van de nieuw samengestelde gezinnen anno 2008 in ons land.
Koning Boudewijnstichting november 2008
4 Tijdens het eerste semester van 2008 interviewden studenten van de ULg jongeren die uit een nieuw samengesteld gezin kwamen, over hun ervaringen. Dat gebeurde in het kader van een praktische oefening rond kwalitatieve methodes.
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
4
Het kind in een nieuw samengesteld gezin Woord vooraf… ………………………………………………………………………………………………………………………… 3 Samenvatting…………………………………………………………………………………………………………………………… 6
Inhoud
Het kind in een nieuw samengesteld gezin……………………………………………………………………………… 9
Samengestelde gezinnen, een modern verhaal dat tot de vroegste tijden teruggaat ……… 9
Het kind van twee gezinnen …………………………………………………………………………………………… 10
Het kind, kansarmoede en multiculturaliteit … ……………………………………………………………… 14
Het kind en zijn gezin ……………………………………………………………………………………………………… 17
Het kind en zijn omgeving… …………………………………………………………………………………………… 23
De ontwikkeling van het kind: weerbaarheid en uitdagingen………………………………………… 26
Bibliografie… …………………………………………………………………………………………………………………… 27
Bijlage 1: Luisteren naar experts. Verslag van hearings……………………………………………………… 29
Hearing 1… ……………………………………………………………………………………………………………………… 30
Hearing 2… ……………………………………………………………………………………………………………………… 35
Hearing 3… ……………………………………………………………………………………………………………………… 42
Hearing 4… ……………………………………………………………………………………………………………………… 48
Bijlage 2: Jongeren getuigen………………………………………………………………………………………………… 53
Kind tussen twee gezinnen……………………………………………………………………………………………… 53
De manier om plaats in te nemen, het huis…………………………………………………………………… 55
Geen relatie meer met de vader, stiefmoeder niet betrokken ……………………………………… 55
De scheiding op het voorplan… ……………………………………………………………………………………… 56
Droombeeld dat de ouders opnieuw samenkomen………………………………………………………… 56
Diepe wonden tussen de ouders……………………………………………………………………………………… 57
Het gevoel een ouder te moeten steunen… …………………………………………………………………… 58
De komst van de andere partner, de veranderingen, de jaloezie…………………………………… 59
Stiefmoeder niet aanvaard, oorzaak van breuk……………………………………………………………… 59
Rol van de stiefouder… …………………………………………………………………………………………………… 61
Scheiding van het nieuwe koppel… ………………………………………………………………………………… 61
Relaties van broers en zusters………………………………………………………………………………………… 62
Op school… ……………………………………………………………………………………………………………………… 62
Voor de rechter………………………………………………………………………………………………………………… 63
Aanpassing… …………………………………………………………………………………………………………………… 63
Bijlage 3: Gebruik van PSBH-gegevens om een beter beeld te krijgen van nieuw samengestelde gezinnen in België: onderzoeksrapport… ………………………………………… 65
Inleiding…………………………………………………………………………………………………………………………… 65
Voorstelling van de PSBH………………………………………………………………………………………………… 66
Methodologie van het onderzoek rond nieuw samengestelde gezinnen………………………… 69
Resultaten: globale effectieve cijfers……………………………………………………………………………… 72
Huisvesting… …………………………………………………………………………………………………………………… 78
De woonomgeving…………………………………………………………………………………………………………… 82
Het budget waarover verschillende gezinnen beschikken
en wat ze darmee kunnen doen……………………………………………………………………………………… 83
Het leven van de kinderen… …………………………………………………………………………………………… 88
Het leven van de ouders… ……………………………………………………………………………………………… 93
De levensstijl van de gezinnen………………………………………………………………………………………… 102
Besluiten…………………………………………………………………………………………………………………………… 109
Bibliografie… …………………………………………………………………………………………………………………… 112
Bijlage 4: Het “zorgouderschap” in nieuw samengestelde gezinnen…………………………………… 113
Koning Boudewijnstichting
Context van “zorgouderschap”………………………………………………………………………………………… 113
De verschillende westsvoorstellen inzake “zorgouderschap”… ……………………………………… 116
Overzicht van het vergelijkend recht: het Franse recht en het Nederlandse recht… …… 122
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
5
Samenvatting Nieuwe gezinsvormen komen meer en meer voor en er dient nagedacht over de gevolgen daarvan voor kinderen. Dit was het uitgangspunt voor het project “Nieuw samengestelde gezinnen. Focus op de leefwereld van kinderen en jongeren”. De Koning Boudewijnstichting koos hierbij voor een multidisciplinaire aanpak. Een begeleidingsgroep werd opgericht die hearings hield met experts rond vier thema’s: nieuw samengestelde gezinnen en huisvesting, relaties binnen het gezin, de psychosociale ontwikkeling van het kind en sociaal-economische en culturele aspecten. Een onderzoek naar facts & figures werd uitgevoerd door de universiteit van Luik. Getuigenissen van kinderen en jongeren die leven in nieuw samengestelde gezinnen werden verzameld. Niettegenstaande de precieze afbakening van een nieuw samengesteld gezin moeilijk is, werd gewerkt met de volgende definitie: een nieuw samengesteld gezin telt minstens één kind afkomstig uit een eerdere relatie van een lid van het koppel. Het kind woont dus bij een van de ouders en een stiefouder. De wet op de gelijkmatig verdeelde uitoefening van het ouderlijk gezag bevestigt het ouderschap in nieuwe partnerschappen. De wet op het verblijfscoouderschap roept bijzondere behoeften op inzake huisvesting. De woningmarkt en de sociale huisvestingsdiensten zijn niet aangepast aan de noden inzake ruimte waaraan (grote) gezinnen behoefte hebben op bepaalde momenten van de levensloop. Kunnen publieke ruimtes tot op zekere hoogte het gebrek aan privé ruimte compenseren? Een eigen plekje is belangrijk voor elk kind. Om dat in beperkte ruimtes te realiseren is creativiteit nodig. De materiële situatie van nieuw samengestelde gezinnen verschilt weinig van die van klassieke gezinnen en is veel gunstiger dan die van de eenoudergezinnen. Kansarmoede bedreigt eenoudergezinnen, in veel mindere mate de nieuw samengestelde gezinnen. De manier waarop het vaderschap en het moederschap wordt ingevuld, kan nogal wat verschillen. In bevoorrechte milieus geldt een additieve logica (de stiefouder voegt zich bij de biologische ouders), in kansarme milieus geldt een substitutielogica (de stiefouder vervangt de andere, biologische ouder). Dit laatste geldt vooral voor stiefvaders. Het zijn in veel gevallen, de moeders die de gezinsverantwoordelijkheid dragen, de vader is buiten spel gezet. Wisselende relaties, geen werk, slechte huisvesting en het niet vertrouwd zijn met gezinstherapeuten werken kansarmoede, die overgedragen wordt op de kinderen, in de hand. De afstammingslogica bij allochtone culturen is verschillend van de West-Europese logica. Het is belangrijk dat dienst- en hulpverleners inzicht hebben in de culturele logica van migranten, om adequate dienst- en hulpverlening te kunnen bieden. Een nieuw samengesteld gezin wordt (meestal) voorafgegaan door een echtscheiding, een gezinscrisis. Een scheiding gaat altijd gepaard met gevoelens van verlies en rouw. Kinderen hebben vaak herenigingsfantasieën en/of loyau-
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
6
teitsconflicten. Ook kunnen kinderen de scheiding ervaren als een opluchting, als een komaf met de vele ruzies. Een nieuw samengesteld gezin vergt van kinderen veel aanpassing. Of het nieuwe gezin een evenwicht vindt, hangt van veel af: de geschiedenis van het kerngezin, de manier waarop de scheiding is verlopen, de duur van de fase als eenoudergezin, de eventuele schuldgevoelens bij de volwassenen, het al of niet hebben van kinderen, de leeftijd van de kinderen, de duur en de intensiteit van de relatie van het koppel en de financiële mogelijkheden. Bij de samenstelling van een nieuw gezin zijn broers en zussen van groot belang, zij geven stabiliteit. De rol en de plaats van de stiefouder is niet simpel. Een stiefmoeder is vaker meer thuis dan de ouder en is geneigd de klassieke gezinstaken op zich te nemen. Er zijn zoveel verschillende situaties en elk gezin zoekt naar een aangepaste modus vivendi. Is nieuwe regelgeving omtrent de stiefouder/zorgouder daarbij wenselijk? Moet het incestverbod herzien worden? De school, jeugdbeweging, sportvereniging, buitenschoolse activiteiten zijn ijkpunten voor de kinderen. Het is van groot belang dat leerkrachten, jeugd- en clubleiders geïnformeerd zijn over de specifieke gezinssituatie van de kinderen zodat ze hen adequaat kunnen begeleiden. Biedt de mogelijkheid van dubbele domiciliëring van kinderen een oplossing? Het kan nuttig zijn om met de ouders na te denken over systemen voor informatieoverdracht en wie, wanneer en hoe dient geïnformeerd te worden. Kan de geïnteresseerde stiefouder bij het schoolgebeuren betrokken worden? En het educatief materiaal in de klas dient aangepast te worden aan de diversiteit van gezinstypes. Kinderen moeten het gevoelen hebben dat ze meetellen, dat met hun mening en verlangens rekening wordt gehouden. Kinderen uiten zich niet enkel met woorden. Vertrouwenspersonen van de kinderen, ook al behoren ze niet tot de familie, kunnen een inbreng hebben. Mensen moeten worden aangemoedigd om op tijd beroep te doen op het aanbod van hulpverleners. In Noorwegen is het verplicht bij een scheiding beroep te doen op een bemiddelaar. De meerderheid van de jongeren in een nieuw samengesteld gezin stelt het goed. Toch blijkt uit sommige studies dat ze vatbaarder zijn voor problemen dan kinderen die in een klassiek gezin opgroeien. Maar ook de kinderen die opgroeien in een doorsnee gezin waar veel conflicten en financiële problemen zijn hebben problemen. Een positief aspect van een uitgebreid familiesysteem, waarin kinderen in nieuw samengestelde gezinnen terecht komen, is dat kinderen contact hebben met een ruime waaier van volwassen contactpersonen. Ze kunnen als het ware kiezen wie hen het best kan steunen en helpen. De samenleving verandert permanent. De band tussen verwantschap en ouderschap is aan het evolueren. Er zijn zoveel gezinstypes gangbaar: eenoudergezinnen, holibi-gezinnen, gezinnen met adoptiekinderen, klassieke gezinnen, nieuw samengestelde gezinnen, gezinnen met kinderen via draagmoederschap, via donorschap, pleeggezinnen, enz. Als volwassenen die met kinderen omgaan even open zijn van geest als de kinderen zelf, niet verstard, hun liefde tonen en met vertrouwen naar de toekomst kijken, en als instellingen en diensten daarbij meewerken om in hun beleid in eerste instantie de kinderen als referentie te nemen, dan groeien kinderen, ook in nieuw samengestelde gezinnen, op in goede omstandigheden.
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
7
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
8
Het kind in een nieuw samengesteld gezin Virginie De Potter, journaliste
Samengestelde gezinnen, een modern verhaal dat tot de vroegste tijden teruggaat Nieuw samengestelde gezinnen zijn er altijd geweest. In de literatuur wemelt het van dergelijke gezinssituaties1: Assepoester werd opgevoed door een stiefmoeder. Waar de stiefouder vroeger meestal een overleden of afwezige ouder verving, gaat het nu om gezinnen waar meerdere vormen van ouderschap naast elkaar bestaan of elkaar aanvullen. De uitoefening van het ouderlijk gezag, die wettelijk gezien uitsluitend bij de ouders berust, moet gedeeld worden met nieuwkomers in het gezin. Dat wijzigt het bestaande evenwicht. Iedereen moet in een nieuw samengesteld gezin een plaats veroveren2. De kinderen moeten hun plaats vinden in de relatie tot de stiefouder en met zijn of haar kinderen (hun stiefbroers of -zussen), en eventueel ook met de halfbroers of -zussen geboren uit de nieuwe partnerrelatie en met de ouders, vrienden, broers en zussen … van de nieuwe partner. Wat is een nieuw samengesteld gezin? We kunnen een nieuw samengesteld gezin definiëren als een gezin waarin minstens één kind afkomstig is uit een eerdere relatie van één lid van het koppel. Het kind woont dus bij een van zijn ouders en een stiefouder. De precieze afbakening van nieuw samengestelde gezinnen is moeilijk. Enkele voorbeelden: — Sommige gezinnen hebben gekozen voor twee aparte woningen, waar ze de gewoonten in stand houden die stammen uit de tijd toen ze nog een eenoudergezin vormden. Het nieuwe koppel heeft dus geen gezamenlijke woning, zelfs al ontmoeten ze elkaar heel regelmatig samen met de kinderen. — Sommige gezinnen wonen feitelijk samen, maar om administratieve en financiële redenen – om diverse sociale voordelen te blijven genieten3 – is het koppel niet ingeschreven op hetzelfde adres. Deze gezinnen zijn niet in de statistieken van nieuw samengestelde gezinnen opgenomen. Nochtans bevinden veel mensen in kansarme milieus, en met name die in de sociale huisvestingssector, zich in een dergelijke situatie. — Sommigen hebben na een (echt)scheiding een min of meer stabiele relatie met een partner die in de woning van het eenoudergezin is komen wonen.
1 Zie bijvoorbeeld Sophocles, Elektra, William Shakespeare, De tragedie van Hamlet, prins van Denemarken, Honoré de Balzac, La Marâtre (De stiefmoeder), Mario Vargas Llosa, Lof van de stiefmoeder. 2 Dit gebeurt vaak na een eenouderfase waarin er al een aanpassingsperiode voor iedereen is geweest. 3 Om een verlaging van de sociale uitkeringen (werkloosheidsuitkering en leefloon) te vermijden, om een gunstiger huurprijs voor een sociale woning te genieten enz. Zie meer bepaald Pascale Jamoulle, “Des hommes sur le fil, la construction de l’identité masculine en milieux précaires”, La découverte, Parijs, 2005.
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
9
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
Vanaf wanneer spreken we dan van een nieuw samengesteld gezin? Een nieuw samengesteld gezin is niet in de gebruikelijke categorieën onder te brengen. Het past niet in ons beeld van het gezin en maakt onze traditionele instrumenten – begrippen, waardestelsels, demografische indicatoren enz. – onbruikbaar4. In het Frans weerspiegelt het voorvoegsel re- in “famille recomposée” het dynamische en expansieve aspect van het systeem niet5, want het houdt geen rekening met de dimensies tijd en ruimte. Omgekeerd ligt in de Nederlandse uitdrukking “nieuw samengesteld gezin” de klemtoon op de verandering, het nieuwe. Onze woordenschat schiet schromelijk tekort om de relaties die binnen deze nieuw samengestelde gezinnen ontstaan, te beschrijven6.
Het kind van twee gezinnen Een nieuwe dimensie (getuigenissen: Kind tussen twee gezinnen) Meestal stellen kinderen van gescheiden ouders zich veel vragen bij een leven dat vanaf nu in twee gezinnen7 zal worden georganiseerd. Het kind heeft niet langer één thuis maar moet zich over twee plaatsen verdelen. Dat kunnen twee eenoudergezinnen zijn, twee nieuw samengestelde gezinnen, of het een én het ander. Een hoofdbekommernis van het kind wordt de plaats die het krijgt en de ruimte die het er kan behouden. De wet op de gelijkmatig verdeelde uitoefening van het ouderlijk gezag (1995) weerspiegelt de huidige cultuur: het ouderschap overleeft het partnerschap. Van nu af wordt alles in het werk gesteld opdat elke ouder zijn verantwoordelijkheid jegens het kind zou blijven opnemen, ondanks het stopzetten van de partnerrelatie. De wet op het verblijfsco-ouderschap (2006) gaat eveneens in deze richting, vermits de rechters hun uitspraak moeten rechtvaardigen wanneer ze geen verblijfsco-ouderschap uitspreken. De ouders worden gestimuleerd om zelf te beslissen in het belang van het kind in plaats van de beslissing over te laten aan de rechter. Toch blijft het een feit dat in de praktijk moeders zich meer over hun kind ontfermen en dat vaders zich soms onttrekken aan hun bezoekrecht en verblijfsrecht. Historisch gezien was de moeder de centrale figuur, en dit wordt nog versterkt door de veranderingen in de hedendaagse gezinsvormen8. Voor sommige kinderen met verblijfscoouderschap kan het constant veranderen van woning zwaar zijn op psychologische vlak zijn. Ze ervaren telkens een breuk met één omgeving en moeten zich telkens weer aanpassen aan een andere omgeving, niet alleen aan een andere thuis maar ook aan een andere buurt en een ander sociaal netwerk.
4 Zie hieromtrent de baanbrekende werken van Irène Thery, een Franse sociologe, en van An Custers en Lieve Cottyn, psychologen van de interactie-academie in Antwerpen. 5 Zie hieromtrent Robert Steichen in Les familles recomposées et leurs enfants, een gezamenlijk werk onder leiding van Robert Steichen en Patrick De Neuter, Academia, 1995, voor wie het voorvoegsel “re-” in het Frans verwijst naar de terugkeer naar een eerdere toestand, een restauratie, en herstel van het systeem. Maar volgens hem verandert het systeem. Er komt geen nieuw gezin in de plaats van een oud gezin. De oude banden blijven bestaan en worden complexer gemaakt door nieuwe. Die oude banden concurreren dan met de nieuwe, gaan ermee in conflict of infiltreren ze. 6 Stiefouder, zorgouder, “beau-parent”, “parent social”… geven de verschillende realiteiten niet weer. Een vereniging stelt voor de term “stiefouder”, die pejoratief overkomt, te vervangen door “plusouder”. Zie www.plusouder.be. 7 Soms verveelvoudigt ook het aantal familiale netwerken: ouders, grootouders, stiefgrootouders, het netwerk van de vader en van de moeder. 8 Zie Sylvie Cadolle, “Etre parent, être beauparent. La recomposition de la famille”, Odile Jacob, Paris , 2000
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
10
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
Over de gevolgen van het verblijfsco-ouderschap is nog weinig geweten, en het zou interessant zijn om te onderzoeken hoe kinderen hun identiteit opbouwen in deze cultuur van een georganiseerd nomadenbestaan. Verschillende verblijfsregelingen hebben een invloed op het welbevinden van de kinderen. Houdt de huidige wetgeving voldoende rekening met kleine kinderen en adolescenten voor wie één thuis belangrijk lijkt te zijn?
Huisvesting als grootste zorg9 Woonbeleid Het woonbeleid poogde de afgelopen jaren een antwoord te bieden aan behoeften van eenoudergezinnen en aan de vergrijzing van de bevolking door kleine woningen aan te moedigen. In de grote steden zijn de meeste eengezinswoningen uit de jaren 1970 onderverdeeld in kleinere entiteiten om tegemoet te komen aan de groeiende vraag naar kleine woningen. Nieuw samengestelde gezinnen worden echter geconfronteerd met een tekort aan grote woningen, zowel op de particuliere markt – verkoop of verhuur – als op de sociale huurmarkt. Anderzijds zorgen nieuwe huisvestingsvoorschriften ervoor dat de behoefte aan grote woningen niet afneemt maar integendeel sterk toeneemt. De regelgeving legt op dat nagenoeg elk lid van het vroegere koppel beschikt over een woning waar zijn kinderen één week op twee in goede omstandigheden terecht kunnen10. Een van de redenen voor dit tekort aan grote woningen is het feit dat de meeste mensen in hun huis blijven wonen zelfs wanneer de kinderen het nest verlaten hebben, en dit zowel om psychosociale als om materiële redenen. De invoering van het vruchtgebruik op de hoofdverblijfplaats van het gezin (en de bijhorende inboedel) voor de overlevende echtgenoot (1981) en de wettelijk samenwonende (2007) evenals de vrijstelling in Vlaanderen, van de successierechten op deze goederen (Vlaams decreet van 6 juli 2006), versterken dit fenomeen nog in de privésector. Het tekort aan grote betaalbare woningen dwingt veel nieuw samengestelde gezinnen om zich buiten de steden te vestigen. We moeten nadenken over een stimuleringsbeleid voor meer mobiliteit in de sociale huisvestingssector om de onderbenutting van de beschikbare plaatsen te vermijden. Zo zouden financiële stimuli gezinnen, waarvan de kinderen het ouderlijk huis verlaten hebben, ertoe kunnen aanzetten om kleiner te gaan wonen11. Voor wat de sociale huisvesting betreft, houdt de wetgever wel rekening met de evolutie van de gezinssamenstelling, maar deze inspanningen zijn nog erg theoretisch. Vermits de gewesten in deze materie bevoegd zijn, heeft elk gewest zijn eigen antwoord op deze problematiek geformuleerd. Het Waals Gewest en het Vlaams Gewest houden niet vast aan de regel dat een kind slechts kan zijn ingeschreven bij de ouder bij wie het de meeste tijd verblijft. In het Waals Gewest moeten de sociale huisvestingsmaatschappijen sinds september 2007 bij de toewijzing van woningen rekening houden met het aantal
9 Zie het verslag van de hearing van 12 februari 2008, “Nieuw samengestelde gezinnen en huisvesting”. 10 Zie hieromtrent de studie van Nicolas Bernard, “Femmes, précarité et mal logement: un lien fatal à dénouer”, Cairn, 2007-25 (nr. 1970), pp. 5 tot 36. 11 Zie hieromtrent het voorbeeld van het Sociaal Immobiliënkantoor Brussel .
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
11
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
kinderen dat bij het ene of het andere familielid woont, zoals bepaald door het vonnis12. Toch zorgen de druk van de wachtlijsten en de heel krappe budgetten er ongetwijfeld voor dat gezinnen die een voltijdse bezetting van alle kamers kunnen verzekeren, voorrang krijgen op gezinnen die een of meer kamers de helft van de tijd onbezet laten. Het probleem van de domiciliëring van het kind bij de ene of de andere ouder13 heeft ook andere maatschappelijke gevolgen met name op het sociale en fiscale gebied. De inschrijving van het kind op het adres van één enkele ouder verhindert dat het nieuw samengesteld gezin als gezin maatschappelijk wordt erkend door de school of de werkgever. Dat kan psychische gevolgen hebben. Een systeem met dubbele adressen of met een tweede domicilie-adres voor kinderen in gescheiden en nieuw samengestelde gezinnen lijkt het overwegen waard14. De strenge regels die in de sociale huisvesting gelden voor het bepalen van het aantal kamers, nodig in verhouding tot de gezinssamenstelling, maakt het toewijzingsproces er niet makkelijker op. Sociale woningen vergroten of renoveren door meer appartementen te voorzien met een groter aantal kamers, zou een prioriteit voor de komende jaren moeten zijn. Er kan ook worden gedacht aan modulaire woningen om het aanbod op de markt van de sociale woningen te vergroten, alsook aan een versoepeling van het systeem zodat het beter kan inspelen op de veranderende behoeften van de verschillende gezinsstructuren15. Kinderen van nieuw samengestelde gezinnen moeten het misschien stellen met relatief kleine ruimtes, maar daarnaast hebben ze recht op een aangename omgeving: een openbare ruimte, een gemeenschappelijke tuin, speelpleinen … Het is belangrijk om de openbare ruimte in de stad toegankelijker, gezelliger en geschikter te maken, vooral voor jongeren. Dit kan het gebrek aan privéruimte tot op zekere hoogte compenseren.
Bij jou of bij mij? De keuze van een gemeenschappelijke woonruimte is bepalend voor de goede start van een nieuw samengesteld gezin. De manier waarop het nieuwe gezin zich in de praktijk vestigt, heeft een grote invloed op de verdere gezinsontwikkeling16. 12 Volgens artikel 18 van het Vlaams sociaal huurbesluit moeten maatschappijen bij de bepaling van de rationele bezetting, rekening houden met kinderen die niet permanent in de gezinswoning verblijven in het kader van een verblijfsco-ouderschap of een omgangsregeling. 13 Momenteel kunnen de kinderen enkel in het bevolkingsregister worden ingeschreven op het adres van één ouder, zelfs als het onder het stelsel van het verblijfsco-ouderschap evenveel tijd bij de ene ouder als bij de andere doorbrengt. 14 Zie eveneens het Nederlandse systeem van het Gezagsregister, dat niet alleen de plaatsen vermeldt waar de kinderen verblijven maar ook de personen die het ouderlijk gezag uitoefenen. 15 Deze mogelijkheid kan interessant zijn voor nieuw samengestelde gezinnen, maar ook voor het intergenerationele samenwonen – kangoeroewonen – en het zou een denkspoor kunnen zijn om de mobiliteit van ouderen inzake huisvesting te vergroten. Zie hieromtrent de experimenten in Etterbeek. 16 Zie hieromtrent Didier le Gall, “La conception de l’habiter à l’épreuve de la recomposition familiale”, in Espaces et sociétés 2005/1-2, 120-121, pp. 45-60.
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
12
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
Een nieuw samengesteld gezin vormen houdt in dat twee familietakken in eenzelfde privéruimte samen moeten wonen. Het betekent eveneens dat twee manieren van “wonen”, twee opvattingen van privacy, moeten verzoend worden. De situatie is totaal anders wanneer een van de partners bij de andere gaat inwonen, dan wanneer het koppel samen een nieuwe woning kiest. In dit geval, dat vaak voorkomt in kansarme milieus17, moet de “vreemde” een plaats vinden in een al ingerichte woonruimte, terwijl hij/zij beseft dat zijn/haar aanwezigheid alleen al een omwenteling voor de kinderen teweegbrengt. Wanneer de financiële toestand van het koppel het toelaat, biedt het samenleven in een nieuwe woning tal van voordelen. Ze plaatst de partners op gelijke voet wanneer keuzen moeten worden gemaakt (ruimte, meubilair) want de ene partner woont er niet langer dan de andere. Een echte en een symbolische plaats voor het kind (getuigenis: De manier om plaats in te nemen, het huis) Elke woning – zowel van de vader als van de moeder – wordt best zo ingericht dat er een ruimte is voor het kind18. Door de eigen ruimte te behouden, ook wanneer het kind afwezig is, behoudt het kind een symbolische plaats, toch minstens tot het alleen gaat wonen. Elk kind zou in de mate van het mogelijke mee zijn ruimte moeten kunnen kiezen en die ruimte ook zelf kunnen inrichten. Een eigen plaats voor het kind is belangrijk. Als het een kamer moet delen is dat bij voorkeur met een broer of een zus. Een vermenging van de verschillende afstamming is slechts wenselijk wanneer de kinderen daarom vragen. Toch zal de logica van de afstamming soms wijken voor de logica van leeftijd of geslacht. Het is belangrijk dat het kind beschikt over een voorbehouden ruimte, die leeg blijft als het kind bij de andere ouder verblijft. Het zoeken naar een eigen ruimte voor de kinderen is van groot belang. Vaak is dit een van de eerste problemen die worden aangebracht wanneer hulp wordt gezocht in partnerproblemen of kinderproblemen in nieuw samengestelde gezinnen. De ruimte, of het gebrek aan ruimte, bij een van de ouders is een doorslaggevend criterium dat de rechter hanteert bij de beslissing over de verblijfsregeling van het kind. Om het kind een eigen ruimte te kunnen geven, moet men soms creatief zijn19. Er bestaan praktische oplossingen om plaats te besparen – plooibedden, schuifdeuren voor de kasten of afbakening van de ruimten. Toch is het normaal dat men eerst een periode van “kamperen” door moet waarin iedereen zijn territorium verkent vooraleer tot een meer definitieve inrichting over te gaan. Het zou goed zijn om via het moduleren en herschikken van woonruimtes tegemoet te kunnen komen aan de behoeften van nieuw samengestelde gezinnen20.
17 Het klassieke geval is dat van de stiefvader (die enkel een recht heeft op persoonlijk contact met zijn kinderen) die zich vestigt bij de moeder die het hoederecht heeft over haar kinderen. 18 De verblijfsduur kan sterk variëren, van heel kort tot bijna voltijds. 19 Zo kan een gewoon touw waarover een deken wordt gehangen de ruimte van iedereen afbakenen wanneer kinderen een kamer delen. De deken kan dan worden verwijderd om de centrale ruimte bruikbaar te maken zonder aan de zaken van de afwezige te raken. 20 Zie meer bepaald de oplossingen geboden door kangoeroewonen of intergenerationeel wonen, met verschillende wooneenheden met aparte toegangsdeuren in één huis.
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
13
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
Het kind, kansarmoede en multiculturaliteit Nieuw samengestelde gezinnen, kansarme gezinnen? De materiële toestand van nieuw samengestelde gezinnen verschilt weinig van die van klassieke kerngezinnen en is veel gunstiger dan die van de eenoudergezinnen. De gegevens vergaard door de Université de Liège wijzen allemaal in dezelfde richting, zowel wat betreft de inkomens21 en de mogelijkheid om rond te komen met het beschikbare budget als wat betreft het aanschaffen van consumptiegoederen of het nemen van vakantie. Vaak biedt de vorming van een nieuw samengesteld gezin een begin van oplossing voor een vroeger isolement dat moeilijker te dragen was, met of zonder kinderen ten laste. Nieuw samengestelde gezinnen hebben specifieke uitgaven als ze over voldoende ruimte willen beschikken. Soms moeten ze genoegen nemen met wat minder comfort en wat minder privéruimte voor iedereen. Bijvoorbeeld: terwijl 80% van de bevolking in Vlaanderen eigenaar van zijn woning is, bedraagt dit cijfer slechts 64% voor nieuw samengestelde gezinnen en 44% voor eenoudergezinnen. In Wallonië doet zich hetzelfde verschijnsel voor, hoewel de verschillen er minder uitgesproken zijn. Globaal genomen huurt ongeveer 40% van de nieuw samengestelde gezinnen een woning in plaats van er een te kopen22. Het is belangrijk om het huurprijzenbeleid van sociale woningen en de aanpassing aan het gezinsinkomen te herzien.
Een nieuwe samenstelling of een ontbinding in kansarme milieus 23? In tegenstelling tot bevoorrechte milieus, waarin een “additieve” logica geldt (de stiefouder voegt zich bij de biologische ouders), geldt in kansarme milieus een substitutielogica: de stiefouder vervangt de andere, biologische ouder. Dit geldt met name voor stiefvaders24 die vaak een vader vervangen waarmee de contacten zijn verwaterd of zelfs helemaal zijn afgebroken. De relaties zijn daar nog brozer dan elders; relaties volgen elkaar op en de kinderen worden steeds weer met nieuwe breuken geconfronteerd zonder dat ze zich echt aan iemand kunnen hechten. De antropologe Pascale Jamoulle beschrijft een wereld waarin veel vrouwen op hun eentje alle gezinsverantwoordelijkheid dragen. Vaak zijn ze werkloos en zitten ze gevangen binnen de muren van de woning. Hun maatschappelijke status vloeit hoofdzakelijk voort uit hun moederrol. De meesten nemen steeds meer verantwoordelijkheden en gezag op in het gezin en overinvesteren in hun kinderen met wie ze soms een te hechte band onderhouden. Deze sterke bondgenootschappen tussen moeder en kinderen stellen de vader in de schaduw in tal van – oorspronkelijk – arbeidersgezinnen. Door de afwezigheid van grenzen opgelegd aan de kinderen, en vooral aan de 21 Deze gegevens over de inkomens worden bevestigd door de cijfers van het Centrum voor Sociaal Beleid, Herman Deleek, Joris Ghysels, Universiteit Antwerpen. 22 Deze gegevens werden voorgesteld door Johan Surkyn, demograaf aan de VUB, tijdens het debat “Huisvesting en nieuw samengestelde gezinnen”. 23 Zie Pascale Jamoulle, te gast op de vierde hearing en auteur van het werk Des hommes sur le fil. La construction de l’identité masculine en milieux précaires, La Découverte, Parijs, 2005. 24 Deze kinderen ervaren vluchtige banden en richten zich op de nieuwe partner, die ze al snel papa noemen.
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
14
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
jongens, beginnen die de rol van de vader in het gezin te spelen, met soms het verdrijven van de tijdelijke stiefvaders tot gevolg. Volgens de auteur beschouwen de kinderen hun vader of hun stiefvader als mannen die hun moeder zomaar kan buitengooien of opnieuw in huis kan nemen. De vrouwen geven (stief)vaders niet het gezag dat nodig is om leefregels in het gezin op te leggen. Vaak hebben de vrouwen in hun jeugd zelf geleden onder de dominantie en het geweld van de man en willen ze hun moeilijk veroverde vrijheid veiligstellen. Tegelijk evolueert ook het vaderschap. Vaders en stiefvaders, die vaak werkloos zijn, ervaren dat het moeilijk is een sterke positie in hun gezin te blijven bekleden. Ze hebben geen ruimte voor zichzelf meer, ze zijn hun legitimiteit en hun status kwijt. Om het gezin geen financiële middelen te laten kwijtspelen (sociale uitkeringen voor alleenstaanden en lage huurprijs), laten sommigen zich fictief buiten het gezin domiciliëren, waardoor ze maatschappelijk kwetsbaar zijn. Er moet prioriteit worden gegeven aan een debat over de problematiek van het al dan niet officieel samenwonen, zowel over de maatschappelijke gevolgen en nadelen25 er van, als over de wijze waarop de wijkpolitie of de sociale dienst het samenwonen vaststelt.
Bovendien wordt er vaak in het zwart gewerkt om op het einde van de maand rond te komen, waardoor sommige mannen zich begeven in de schemerzone tussen wettelijkheid en onwettelijkheid. Dit kan hen in moeilijkheden brengen en stelt hen bloot aan de eventuele chantage van de moeder van de kinderen. Het belang van de bloedband komt vaak terug bij de mannen die door Pascale Jamoulle werden geïnterviewd: velen zeggen dat ze niet dezelfde liefde kunnen geven aan hun stiefkinderen als aan hun eigen kinderen. Het is voor hen een manier om de clanlogica te begrijpen waarin de kinderen altijd de kant van hun moeder kiezen. Zelfs al voelen vaders veel liefde voor hun eigen kinderen, het lijkt hen onmogelijk om na de scheiding voor hen nog een rol te spelen. Ze zijn ten einde raad en slagen er niet in om hun co-ouderschap op te nemen. Ze geraken buitenspel als ouder, in het samenspel met hun ex-partner. Ze vinden de juiste woorden noch gebaren voor hun kinderen, die altijd een sterk onderscheid hebben ervaren tussen de taken van de vrouw en van de man. De relatie met hun kinderen wordt nog oppervlakkiger als de nieuwe vriendin van de vader terughoudend is ten opzichte van haar stiefkinderen. Zonder haar aanmoediging vindt de vader het vaak moeilijk te zorgen voor de kinderen uit zijn vorige relatie. Er zijn gezinnen waar de vader zich al gedurende een of twee generaties niet meer betrokken voelt bij zijn kinderen. (getuigenis: Geen relatie meer met vader, stiefmoeder niet betrokken) Pascale Jamoulle zegt eveneens dat men in kansarme milieus minder een beroep doet op hulpverleners zoals gezinstherapeuten of gezinsbemiddelaars. Vaders en stiefvaders die in sociale woningen leven doen zelden een beroep op welzijnsdiensten. Hulpverleners zijn doorgaans dan ook niet op de hoogte van hun toestand. Hulpverleners zouden de plaatsen waar kansarmen wonen, moeten bezoeken om banden te smeden. Enkel een werk van lange adem, wat vaak jaren in beslag kan nemen, kan leiden tot bepaalde veranderingen.
25 Zie bijvoorbeeld het geval van oudere alleenstaanden die het statuut van samenwonende behouden als hun partner naar een rusthuis is gegaan.
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
15
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
In deze context spelen de grootouders, die gezinnen nochtans vaak helpen om een zekere stabiliteit te bewaren in moeilijke tijden, soms een rol die ze niet aankunnen, wat problemen van verwarring tussen de generaties teweegbrengt.
Nieuw samengestelde gezinnen en culturele verschillen Zijn nieuw samengestelde gezinnen identiek in alle culturen? Zeker niet. In veel samenlevingen geldt de logica van de afstamming langs één lijn, meestal die van de vader. Deze logica vloeit voort uit eisen die kenmerkend zijn voor deze bevolkingsgroepen (vaak landbouwers), waar heel veel arbeidskrachten nodig zijn en waar de bezittingen niet versnipperd mogen geraken. Dergelijke systemen kennen geen enkel individueel zelfbeschikkingsrecht, noch voor de man noch voor de vrouw. De identiteit is gebaseerd op de afstamming van de man, wat gevolgen heeft voor de persoonlijke en vermogensrechtelijke rechten. De gevolgen van de ontbinding van het huwelijk liggen grotendeels vooraf vast en worden niet bepaald door de individuele belangen van de partijen. Zo gaan de kinderen die tot de lijn van de vader behoren in sommige landen automatisch naar hem. De vrouw die ze ter wereld heeft gebracht, moet ze afstaan. Hoewel deze functies in grote mate verdwijnen bij migratie, blijven ze toch vaak verbonden aan de identiteit van de migranten. Professionele dienstverleners – magistraten, bemiddelaars, therapeuten, maatschappelijk werkers – moeten zich blijven informeren over en verdiepen in de culturele logica van de groepen migranten die in ons land wonen, om de juiste beslissingen te kunnen nemen en geschikte hulp te kunnen bieden.
Het is moeilijk om te bepalen welke houding we moeten aannemen tegenover deze logica die totaal anders is dan de onze en misschien zelfs tegen onze wetgeving indruist. Moet een harmonisatiebeleid worden gevoerd om strategieën te ontmoedigen die tot gammele juridische toestanden leiden26? Of loopt men hierdoor het gevaar de behoudsgezinde strekking te versterken, het krampachtige vasthouden aan de traditionele referenties naar de identiteit – vaak nog op een strengere manier dan in het land van herkomst? Hoever kunnen we gaan in de aanpassing van ons familierecht? Op basis van een open en regelmatige bevraging, zowel van autochtonen als van allochtonen, over de zin van het huwelijk, over het leven als partners en als ouders, kunnen de gepaste maatregelen worden getroffen.
26 Zoals in het geval van de polygamie, wanneer de man hertrouwt in het land van herkomst vooraleer de echtscheiding is uitgesproken of wanneer hij een “valse scheiding” aanvraagt met de bedoeling een tweede vrouw uit het land van herkomst te laten komen, wat de positie van de eerste vrouw aanzienlijk verzwakt.
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
16
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
Het kind en zijn gezin Het kind blijft in de eerste plaats het kind van zijn ouders (getuigenissen: De scheiding op het voorplan) De scheiding van de ouders blijft vaak de belangrijkste gebeurtenis in het leven van het kind, ook als het leeft in een nieuw samengesteld gezin. Een scheiding gaat altijd gepaard met gevoelens van verlies en rouw, soms met slepende conflicten waar het kind bij betrokken wordt en die bij het kind heel wat psychologisch leed kunnen veroorzaken. Het is dan ook heel belangrijk dat het kind begrijpt waarom zijn ouders uit elkaar gaan. In sommige situaties, waarin de ruzies onder de ouders blijven duren, ervaren de kinderen de scheiding als een opluchting. Het lijkt zinvol het publiek te informeren over de mogelijkheid een relatietherapeut of/en een scheidingsbemiddelaar te raadplegen en hem de nodige ruimte te geven vooraleer zich zware conflicten voordoen. Het is belangrijk om de dialoog aan te moedigen op het moment dat de ouders moeilijkheden hebben en dus vooraleer de scheiding een feit is. Dit zal hen beter wapenen tegen de problemen en uitdagingen die met een dergelijke beslissing gepaard gaan.
Kinderen van gescheiden ouders hebben vaak herenigingfantasieën (getuigenissen: Droombeeld dat de ouders opnieuw samenkomen). Volgens sommige psychologen is het beter dat gescheiden ouders elkaar niet zomaar openlijk ontmoeten, om die valse hoop niet te voeden. Anderen menen daarentegen dat deze vragen moeten worden besproken in aanwezigheid van alle betrokken partijen. Vaak zijn de kinderen de getuigen van de conflicten van hun ouders (getuigenissen: Diepe wonden tussen de ouders). Samen het ouderlijk gezag uitoefenen is niet vanzelfsprekend. Het impliceert een samenwerking in het delen van verantwoordelijkheid en een regelmatige communicatie wanneer beslissingen voor het kind worden genomen. Hulpverleners moeten de ouders aanmoedigen om samen te beslissen over belangrijke zaken zoals de opvang van de kinderen en het delen van goederen, om samen te werken en om de kinderen te behoeden voor geweld na het huwelijk. Een slechte scheiding kan veel schade berokkenen niet enkel aan de kinderen maar aan alle leden van het nieuwe gezin.
Het kind wordt vaak verscheurd tussen de drang om de onvoorwaardelijke bondgenoot27 van zijn ouder te blijven en de wens om zich aan de nieuwe gezinscontext van de andere ouder aan te passen. Het gaat om een loyauteitsconflict, dat soms aan beide kanten speelt28. Het is nodig om ouders en stiefouders te informeren en bewust te maken van het feit dat de kinderen verstrikt kunnen raken in loyauteitsconflicten. Dat moet hen aanmoedigen om meer aandacht te besteden aan wat ze zeggen of doen. Kinderen vrezen soms dat ze een van hun ouders in de steek laten en dat ze die ouder daarom moeten steunen. 27 En dit vooral ten opzichte van de ouder die hem het kwetsbaarst lijkt of die door de andere is verlaten. 28 Sommige professionele dienstverleners in de geestelijke gezondheidszorg menen dat dit conflict in de hand wordt gewerkt in contexten waarin het scheppen van banden met de anderen problematisch was tijdens de kindertijd. Zie ook: Buysse Ann, e. a. Over opvoeden na scheiding: moeilijkheden en mogelijkheden. In gezinsbeleid in Vlaanderen, Gezinsbond, tijdschrift nr. 3, 2004.
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
17
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
Een wanhopige ouder is soms geneigd om op zijn kind te steunen en om het te behandelen als een ouder, vooral wanneer de wanhopige ouder over een onvoldoende stevig netwerk beschikt (familie, vrienden) (getuigenissen: Het gevoel een ouder te moeten steunen). Het gebeurt dat een ouder – vaak de vrouw – zich schuldig voelt omdat ze door de scheiding het kind in een moeilijke situatie heeft gebracht en ze de indruk krijgt het te hebben ontheemd. Het kind kan dit gevoel verinnerlijken. Zelfs geruime tijd na de scheiding blijven sommige ouders de andere partner kleineren in een poging het kind voor zich op te eisen. Dit noemt men het ouderverstotingssyndroom. Voor het kind is het belangrijk dat het zijn beide ouders kan blijven ontmoeten. Het kind vervreemden van zijn vader of zijn moeder is een zware vorm van psychische mishandeling. Volgens sommige specialisten heeft een kind tijdens zijn eerste levensjaren nood aan een vaste ouderfiguur. Verblijfsco-ouderschap is volgens hen niet aangewezen tijdens de eerste levensjaren.
Ondanks het steeds frequenter voorkomende verblijfsco-ouderschap gaat het hoederecht van de kinderen in de meeste gevallen naar de moeder29. Deze situatie kwetst veel mannen, die zich uit hun vaderrol ontzet voelen. Daardoor vormen mannen soms een groep om hun eisen kracht bij te zetten.
Het kind in relatie tot stiefouders De komst van een nieuwe partner in het leven van zijn vader of moeder, komt vaak na een ernstige gezinscrisis, gevolgd door een periode waarin het kind moet leren leven met één ouder (eventueel afwisselend met de andere ouder). Het kind leert zijn vader of moeder op een andere manier kennen, het schept mee een nieuwe gezinssfeer en krijgt misschien een andere rol. De komst van een nieuwe partner verplicht het kind om zich aan te passen en activeert zijn gevoel van verlies en rouw. Het moet de hoop opgeven dat zijn ouders zich ooit nog zullen verzoenen en opnieuw zullen samen zijn, het moet de aandacht van zijn vader of zijn moeder met een of meer anderen delen (eventueel de kinderen van de nieuwe partner) en een nieuwe plaats zoeken in een ander gezin. En dit misschien in twee woningen tegelijkertijd. Het kind kan het moeilijk hebben om deze veranderingen te aanvaarden en zal misschien de nieuwe partnerrelatie proberen tegen te werken. (getuigenis: De komst van de andere partner, der veranderingen, de jaloezie) Het valt veel kinderen zwaar om de nieuwe partner van hun ouder te aanvaarden. Dikwijls worden ze daarbij onder druk gezet door de andere ouder. (getuigenis: Stiefmoeder niet aanvaard, oorzaak van breuk) Het lijkt essentieel om de kinderen, in de mate van het mogelijke, te betrekken bij de sleutelmomenten in de veranderingen in hun gezin. Men moet proberen, eventueel met externe therapeutische hulp, schuld- of haatgevoelens bij het kind te temperen. Het is belangrijk dat kansarme gezinnen bij het inschakelen van begeleiding niet worden gehinderd door geldgebrek of culturele remmingen.
29 Wat niet belet dat een vrouw een “mannelijke” opvoeding aan haar kind kan geven, zoals psychiater Pierre Fossion bevestigt.
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
18
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
Dit proces vergt tijd en verloopt in verschillende fazen die allemaal even belangrijk zijn. Het kind heeft tijd nodig om te wennen, zich vertrouwd te maken met de nieuwe gezinssituatie. Er is een hemelsbreed verschil tussen de leefwereld van het nieuwe koppel, dat met zijn hoofd in de wolken loopt, en die van de kinderen, die al deze veranderingen niet zelf gekozen hebben. Het kerngezin imiteren blijkt niet goed te werken. Er moet een nieuw model uitgevonden worden dat aanvaardbaar is voor alle betrokkenen en dat de duurzaamheid van de relatie garandeert. Een nieuw samengesteld gezin schept geen nieuwe verwantschap, geen nieuwe afstammingsband. Het staat wel voor de uitdaging een opvoedkundige ouderrelatie uit te bouwen. Zo zijn er koppels die beslissen elk hun eigen woning te behouden en de vakanties en weekends samen door te brengen. Anderen gaan samenwonen maar lassen exclusieve momenten in om samen te zijn met hun eigen kinderen. De rol van de stiefouder is niet altijd makkelijk, en elk koppel zal de grenzen van het gedelegeerd ouderlijk gezag moeten bepalen (getuigenissen: Rol van de stiefouder). Moet de stiefouder de rol van co-ouder spelen – die instaat voor een deel van de opvoeding van de kinderen – met respect voor de andere ouder? Of is de stiefouder vooral een partner? Zo’n relatie veronderstelt wel het samen zoeken naar samenlevingsregels. De stiefouder steunt zijn partner in zijn ouderrol zonder zelf een ouderrol op te nemen De regels moeten duidelijk zijn, zowel tussen de partners als ten opzichte van de kinderen. Of het gezin een evenwicht vindt, hangt van tal van elementen af: de geschiedenis van het kerngezin, de manier waarop de scheiding is verlopen, de duur van de fase als eenoudergezin, de eventuele schuldgevoelens van de nieuwe partner, het al dan niet hebben van kinderen, de leeftijd van de kinderen op het moment van de ontmoeting, de duur en de intensiteit van de relatie tussen de ouder en de stiefouder en de financiële mogelijkheden De stiefouder zal pas een echte plaats ten opzichte van de kinderen krijgen als hij gelegitimeerd wordt door de ouder, als die hem steunt, aanmoedigt, vertrouwt. Het probleem om een geschikte naam te vinden voor de stiefvader of -moeder illustreert hoe moeilijk ze het hebben een plaats in het gezin te veroveren. Steeds minder kinderen noemen hen papa of mama. Ze gebruiken hun voornaam of een verzonnen naam die aan het ouderschap verwant is, of een koosnaam. De plaats van de stiefouder – als hij/zij erin slaagt het respect, of beter nog het vertrouwen, van het kind te winnen – blijft altijd onzeker en wordt regelmatig in vraag gesteld. Het geslacht van de stiefouder speelt ook een rol in het nieuw samengesteld gezin. Een stiefmoeder die het leven van een man en zijn kinderen deelt, zal vaak de klassieke gezinstaken op zich nemen, terwijl dat minder het geval is voor een stiefvader. De stiefmoeder is vaker thuis, hetgeen spanningen tussen haar en de kinderen kan uitlokken over de organisatie van het dagelijks leven (bv. opruimen, afwassen, zich houden aan afspraken). Als een man bij een vrouw met kinderen komt wonen spreekt men eerder over een “nieuw samengesteld koppel” dan over een “nieuw samengesteld gezin”. Er kunnen privacy-moeilijkheden rijzen wanneer een vreemde zich bij het gezin voegt. Een nieuw gezin vereist een nieuwe inrichting van de ruimte en nieuwe leefregels. Juridisch gezien rust er geen verbod meer op seksuele betrekkingen tussen stiefouder en stiefkind. Ze worden niet als incestueus beschouwd, vermits incestverbod gericht is op de wettige afstamming. Er is echter een maatschappelijk taboe, zoals blijkt uit de zaak Woody Allen die een relatie had met de dochter van zijn nieuwe partner.
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
19
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
In andere culturen zijn er hieromtrent formele regels. In de islamitische cultuur bv., mogen kinderen die door dezelfde vrouw/moeder zijn gevoed niet met elkaar trouwen. Is het (on)gepast dat twee personen die zich in een opvoedingsrelatie bevinden (bv. een stiefdochter en een stiefvader), intieme of seksuele betrekkingen hebben?
Volgens bepaalde auteurs30 vallen nieuw samengestelde gezinnen gemakkelijker uiteen dan kerngezinnen, wat het kind kwetsbaar maakt omdat het eens te meer aan een breuk bloot wordt gesteld (getuigenis: Scheiding van het nieuwe koppel). Andere studies wijzen erop dat er toch een vrij grote stabiliteit blijkt te zijn bij nieuw samengestelde gezinnen31. Bij het uiteenvallen van een nieuw samengesteld gezin kan het recht om persoonlijke contacten te onderhouden, worden afgedwongen via een rechtbank. Een juridisch statuut voor de stiefouder? Moet men een juridisch statuut voor de stiefouder in het leven roepen? De discussie loopt al sinds 2001, en verscheidene wetsvoorstellen over het zorgouderschap32 gaan in die richting. De voorstanders van dit statuut menen dat deze, steeds meer voorkomende relatie in onze samenleving, beter zou geformaliseerd worden. Zij vinden dat de stiefouder erkend moet worden als een soort extra ouder die medebeslissingsrecht heeft omtrent de alledaagse dingen. Hij/zij zou mee kunnen beslissen over dagelijkse beslissingen, maar belangrijke beslissingen zouden voorbehouden blijven aan de biologische ouders33. Deze optie schept een symbolische erkenning van de stiefouder. Anderen zijn van mening dat wetten uitvaardigen over deze gezinskwesties niet mogelijk is, gezien de grote verscheidenheid aan situaties en hun complexiteit. Elk gezin moet de mogelijkheid hebben zelf een oplossing uit te werken. En de hulpverleners moeten in staat zijn creatieve en flexibele oplossingen aan te reiken, vertrekkend vanuit de bestaande wettelijke voorzieningen. Ze wijzen eveneens op het gevaar dat de andere ouder, wanneer die niet overleden is, buiten spel wordt gezet, al is het gedeeltelijk. En verwachten we dat de betrokken kinderen ook hun toestemming verlenen?
30 Zie Sylvie Cadolle “Etre parent, être beau-parent. La recomposition de la famille”, Odile Jacob, Paris, 2000. 31 Zie “Gebruik van PSBH-gegevens om een beter beeld te krijgen van nieuw samengestelde gezinnen in België”, onderzoeksrapport van Sylvie Petit onder leiding van Marie-Thérèse Casman, Institut des Sciences Humaines et Sociales, Université de Liège, 2008. 32 De term “zorgouderschap” is dubbelzinnig, vermits er geen afstamming ontstaat maar wel een erkende maatschappelijke band, die eerder verband houdt met het ouderschap, met andere woorden met de uitoefening van het ouderlijk gezag. 33 De grens tussen een beslissing over het dagelijkse leven of over een fundamenteel opvoedingsprincipe is niet altijd makkelijk te trekken. Hoe zit het bijvoorbeeld met de toelating die aan een adolescent wordt gegeven om tot drie uur ’s nachts uit te gaan?
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
20
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
Talrijke vragen blijven onbeantwoord: hoe zit het met de relatie tussen stiefouder en kind in geval van overlijden van de ouder34? Hoe zit het met een eventuele onderhoudsplicht of met het erfrecht35 tegenover een stiefkind (en eventueel vice versa)? Voorlopig toont de praktijk het uitsluiten van stiefrelaties voor de overdracht van het gezinsvermogen. Na hoeveel jaar samenwonen kan iemand (wettelijk dan ) als stiefouder worden beschouwd? Ook de vraag naar de mening van het kind – dat het recht heeft te worden gehoord en dat zijn toestemming voor bepaalde voorstellen moet geven – kan een probleem zijn, want het kind kan tussen zijn twee ouders geklemd zitten. De meeste gezinnen werken zelf praktische oplossingen uit om eventuele problemen over de afwezigheid van een juridisch statuut te omzeilen. Moeten er wetten worden uitgevaardigd? Hoe kan een zekere symbolische erkenning van de relatie tussen stiefouder en kind worden verzekerd? Het lijkt essentieel een breed maatschappelijk debat op gang te brengen – dat zich niet beperkt tot juristen – over het nut of de nutteloosheid van juridische instrumenten om de relatie tussen stiefouder en kind te formaliseren. Moeten de bestaande juridische instrumenten worden aangepast en versoepeld36? Moet er een soort menu à la carte worden aangeboden waardoor rekening wordt gehouden met alle soorten situaties? Heeft een nieuwe regelgeving in dat geval nog zin?
Het kind en zijn grootouders, zijn uitgebreide familie De grootouders kunnen, net als de ooms en tantes, een belangrijke steun betekenen voor de kinderen tijdens het scheidingsproces van de ouders en bij het ontstaan van een nieuw samengesteld gezin. Ze kunnen een vaste waarde zijn, als referentie dienen en een brug slaan tussen het verleden, het heden en de toekomst, op voorwaarde dat ze voldoende afstand kunnen nemen van het conflict waarin hun eigen kinderen betrokken zijn. Ze kunnen de rol spelen van een vrij neutrale vertrouwenspersoon: enerzijds luisteren naar de problemen die het kind ervaart jegens zijn stiefvader of zijn stiefmoeder, anderzijds het kind aanmoedigen om een affectieve band op te bouwen met de stiefouder. De relaties worden meestal complexer wanneer de grootouders de rol van ouders gaan opnemen ten opzichte van hun kleinkinderen. En in sommige situaties wakkeren ze zelfs de conflicten nog aan. Ook de stiefgrootouders kunnen een rol spelen door hun eigen kind als stiefouder te steunen, door het te helpen de kinderen van de andere te aanvaarden, maar ook door hun huis open te stellen voor de kinderen en hen geleidelijk vertrouwd te maken met de tradities van hun eigen gezin.
34 Momenteel is de stiefouder in geval van overlijden van de ouder een gewone derde ten opzichte van het kind. Een biologische ouder die zich niet meer bezighoudt met de opvoeding van zijn kind, zou de exclusieve verantwoordelijkheid voor het kind kunnen krijgen zonder dat enig contact met de stiefouder wordt onderhouden. De stiefouder kan enkel artikel 375bis van het Burgerlijk Wetboek inroepen, dat het mogelijk maakt het recht toe te kennen persoonlijke contacten met het kind te hebben wanneer dit in het belang van het kind is. Onder bepaalde voorwaarden kan de stiefouder het kind ook adopteren. Plaatsing bij de adoptieouder is ook een mogelijkheid wanneer er gevaar voor het kind bestaat. 35 Momenteel kan men een deel van zijn vermogen slechts op één manier aan zijn stiefkinderen overdragen, namelijk bij testament voor de notaris of schenking onder levenden. 36 Zoals artikel 375bis van het Burgerlijk Wetboek, dat het recht op persoonlijke contacten of een officieus voogdijschap invoert.
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
21
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
Het kind tussen broers en zussen, tussen halfbroers en halfzussen, tussen stiefbroers en stiefzussen 37 (getuigenissen: Relaties van broers en zusters) Bij de scheiding en bij het ontstaan van een nieuw samengesteld gezin zijn de broers en zussen van bijzonder groot belang voor het kind, vooral door het permanente contact dat het met hen heeft. De broer of zus wordt de enige persoon die de gezinswereld van de vader en van de moeder kent, de enige waarmee er geen breuk is. Diegene waarmee hij het verlies, de eventuele schuldgevoelens, de pijn van de scheiding of de druk van een ouder die zich als slachtoffer opstelt, kan delen. Het als broers en zussen samenleven met stiefbroers en/of -zussen is broos, want deze situatie bestaat slechts in verhouding tot het nieuwe koppel en verdwijnt doorgaans wanneer ze uit elkaar gaan. De verblijfsregeling is niet altijd gecoördineerd en er zijn wisselende situaties van aanwezigheid. Het probleem is dat het kind zich opeens – gedwongen – opgenomen ziet in een leefomgeving, met een onbekend kind of jongere met wie het niets gemeen heeft. Slechts beetje bij beetje kan hij/zij eventueel nieuwe gewoonten aannemen en de nieuwe stiefbroer of -zus aanvaarden. Toch duurt het vaak lang om het gevoel op te bouwen dat hij/zij erbij hoort, en dat gevoel blijft ook vager. Dit samenleven met een “pseudobroer” en/of “pseudozus” brengt soms een ware omwenteling in het leven van het kind teweeg. Zo wordt het opeens de jongste terwijl het altijd de oudste was, of verliest het zijn statuut als enige jongen in het gezin. Sommige kinderen passen zich aan en kunnen hiermee overweg, andere wijzen zowel de stiefouder als zijn “familie” af. Maar in beide gevallen speelt zich binnen deze nieuwe relaties een strijd af voor een eigen plaats en voor een leefbaar evenwicht tussen liefde en haat, tussen macht en wedijver. Deze nieuwe relaties kunnen weliswaar naast elkaar bestaan of zich vermengen, maar ze vallen uiteen zodra zich een probleem voordoet. Nieuw samengestelde broer- en zusterschappen zijn in het algemeen minder hecht dan gewone broer- en zusterschappen. Hun onderlinge band blijft die van een groep met een andere groep, bestaande uit flarden, uit losse stukken, niet uit onlosmakelijk met elkaar verbonden lotgenoten. De geboorte van een halfbroer of -zus kan bij het kind duidelijk het leed van de scheiding van zijn ouders doen opflakkeren. Toch kan het nieuwe koppel het nieuwe gezin hechter maken door het kind deze gebeurtenis op hetzelfde niveau te laten delen: de beide partners zijn ouders en de kinderen zijn allemaal halfbroers of -zussen van dezelfde baby. De hulpverleners kunnen ervoor zorgen dat de relaties tussen broers en zussen standhouden wanneer die belangrijk voor het kind of de jongere zijn.
Hoewel er geen enkel juridisch verbod op incest bestaat tussen stiefbroers en -zussen, tussen kinderen in nieuw samengestelde gezinnen, zijn de regels die dienen gevolgd niet vanzelfsprekend. Het is moeilijk om te bepalen vanaf welk ogenblik en vanaf welke relationele afstand een seksuele aantrekking moet worden afgeremd. Alleen wanneer men onder hetzelfde dak woont? Wanneer men samen is tijdens het weekend? Wanneer men aan dezelfde tafel eet? De situatie is des te complexer daar de “wittebroodsweken” van het nieuwe koppel de hele sfeer een seksueel karakter kunnen geven.
37 Zie omtrent het broeder- en zusterschap het boek van Pr. Catherine Jousselme, Ils recomposent, je grandis. Répondre au défi de la famille recomposée, Collection Réponses, Robert Laffont, 2008. Zie ook Edith Tilmans-Ostyn, Muriel Meynckens-Fourez, De potentiële kracht van de broer-zusrelaties. Een blinde vlek in de hulpverlening. Lannoo.
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
22
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
Is het niet wenselijk het debat over seksuele relaties tussen stiefbroers en –zussen, zonder taboes, op gang te brengen? Volgens sommigen kan een uitgesproken verbod het voordeel van duidelijkheid bieden zodat de jongere zich beter kan organiseren en structureren en het voorwerp van zijn liefde buiten het gezin kan zoeken.
Het kind en zijn omgeving Het kind en de leerkrachten op school, in de jeugdbeweging, tijdens buitenschoolse activiteiten Na een scheiding kan de school de bevoorrechte getuige zijn van de problemen van het kind, en in bepaalde gevallen kan ze ook een rol spelen. (getuigenissen: Op school) Het is van groot belang dat, in de mate van het mogelijke, de school geïnformeerd is over de specifieke gezinssituatie van de kinderen zodat ze hen adequaat kunnen begeleiden.
Directeurs of leerkrachten kunnen in de tang worden genomen door vragen of conflicten die buiten hun bevoegdheid vallen. Bij vechtscheidingen wordt de school vaak door een van de twee ouders gemanipuleerd. En het is niet altijd makkelijk om neutraal te blijven oog in oog met twee woedende mensen. In theorie moet de school alleen de houders van het ouderlijk gezag informeren. Maar als ze het beleid van “één gezin/één administratief document” toepast, kan ze het kind in grote moeilijkheden brengen doordat het boodschappen moet overbrengen naar de beide ouders. Of ze kunnen de stiefouders negeren, hoewel zij het zijn die het kind opvoeden en zijn schoolbezoek opvolgen. Het is wenselijk dat er wordt nagedacht over de manier waarop de stiefouders die zich voor de opvoeding van het kind inzetten, beter bij het schoolgebeuren kunnen worden betrokken.
Al te vaak nemen de schooldirecties en de centra voor leerlingenbegeleiding een afwachtende houding aan (“als het kind niet uit eigen beweging tot bij ons komt, dan kunnen we het niet helpen”) of blijven ze aan de zijlijn staan. Soms blijven schooldirecties niet neutraal en kiezen ze partij voor de ouder die het kind heeft ingeschreven, uit schrik dat het kind van school zou worden gehaald, met een mogelijk verlies van subsidies als gevolg. Soms oefent de school – al dan niet bewust – onnodige psychologische druk uit op het kind (“Geef dit aan je papa”, terwijl het kind zijn vader helemaal niet ziet). Tegelijk moeten we onderstrepen dat het voor de school niet eenvoudig is om neutraal te blijven ten opzichte van de twee gescheiden ouders. In de praktijk bestaat er zo’n grote verscheidenheid van gevallen dat het niet makkelijk is aan scholen uniforme richtlijnen te geven voor de manier waarop ze met kinderen uit nieuw samengestelde gezinnen moeten omgaan. Veel leerkrachten kunnen dit niet aan en weten niet hoe ze situaties met kinderen van gescheiden ouders moeten aanpakken. De basisopdracht van de school is het overdragen van kennis, maar steeds meer verwacht men dat ze ook de rol van medeopvoeder speelt. Niet alle leerkrachten zijn daar klaar voor. Sommigen kunnen heel goed luisteren. Ze vervullen de rol van medeopvoeder doeltreffend en kunnen de kinderen helpen hun weerbaarheid te vergroten. Anderen kunnen hier minder goed mee overweg of blijven bewust op afstand.38
38 Zie www.nieuwegezinsvormen.be. Omgaan met nieuwe gezinsvormen in de lagere school: handreiking voor de leerkracht. Informatie met lesmateriaal, bedoeld voor leerkrachten lager onderwijs, maar ook ouders en begeleiders kunnen er bruikbare informatie vinden. Website opgemaakt door Arteveldehogeschool met financiële steun van COMPahs en het Ministerie van Gelijke Kansen.
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
23
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
Soms is het belangrijk dat leerkrachten een gesprek kunnen hebben met een hulpverlener over de problemen die ze met nieuw samengestelde gezinnen ondervinden, zodat ze gesteund kunnen worden in hun rol van medeopvoeder.
Leerkrachten moeten op de hoogte zijn van de ontwikkelingen van gezinnen en van de grote steun die zij kunnen geven aan kinderen in nieuw samengestelde gezinnen. Een positief klimaat op school en in de jeugdbeweging kan voor de kinderen inderdaad een grote steun betekenen.
Sommige kinderen proberen de broosheid van de verticale banden (met de ouders, stiefouders, grootouders) te compenseren door de horizontale banden (broers of zussen, vrienden, medeleerlingen, sportvrienden) te versterken. Het kind kan op school worden aangemoedigd vrienden op te zoeken die zich in dezelfde situatie bevinden (self-help). Dergelijke ontmoetingen kunnen bijvoorbeeld worden bevorderd door gespreksgroepen te organiseren, met name door het CLB.
Er moet een debat worden gevoerd over de rol die de school kan spelen. Terwijl de school volgens sommigen een dienst voor gezinsbijstand moet zijn, vinden anderen dan weer dat ze zich niet te mengen heeft in het conflict tussen gescheiden ouders, vermits ze een toevluchtsoord, een veilige plaats moet blijven. Sommige scholen zouden moeten worden geïnformeerd over de hulp die zij aan kinderen in nieuw samengestelde gezinnen kunnen bieden en over te vermijden situaties (bijvoorbeeld door niet één ouder te kiezen ten koste van de andere). Het kan nuttig zijn om met de ouders na te denken over systemen voor informatieoverdracht (systematisch opzenden van documenten naar de twee gezinnen, het gebruik van communicatie- of overgangsschriften die de kinderen volgen en waarin de noodzakelijke praktische informatie wordt genoteerd: medische behandelingen, schoolbezoek, sociaal leven). Er kan ook worden gedacht aan plaatsen waar week- of weekendkoffers veilig kunnen worden achtergelaten.
Het kind tegenover de rechter, de bemiddelaar of de psychotherapeut Een goede manier om het kind te ondersteunen tijdens de verschillende fazen vanaf de scheiding van zijn ouders tot het opbouwen van een of twee nieuw samengestelde gezinnen, bestaat erin het te leren alles wat het beleeft en voelt onder woorden te brengen. Dat moet het kind het gevoel geven dat het een zekere greep op de werkelijkheid heeft. De dialoog moet in de eerste plaats binnen het gezin plaatsvinden, maar in geval van moeilijkheden kan externe therapeutische bijstand enorm nuttig zijn. Een professionele dienstverlener (psychotherapeut of bemiddelaar) kan als derde optreden om het kind te leren de dingen te benoemen, wat het misschien in de praktijk al doet, en om het te helpen complexe veranderingen het hoofd te bieden door zijn vaardigheden te ondersteunen39. Een kind drukt zich niet alleen met woorden uit, het doet dat ook via zijn gedrag. Het is noodzakelijk om bijvoorbeeld de contexten waarin hij zich op zijn gemak voelt of de personen waarin hij vertrouwen stelt, te observeren.
39 Zie Lieve Cottyn, Als ouders apart (gaan) wonen. Beschikbare steunbronnen voor kinderen, Systeemtheoretisch Bulletin, 13, 1994-1995.
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
24
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
Tijdens de gesprekken met de kinderen kan het nuttig zijn enkele van zijn vertrouwenspersonen uit te nodigen, zelfs al maken die geen deel uit van het gezin.
Dergelijke gesprekken kunnen als ritueel voor de sleutelmomenten in het bestaan dienen. Ze helpen om de complexiteit van de situaties bewust te beheersen.
De maatschappij draagt de verantwoordelijkheid om tijdens deze sleutelmomenten adequate gespreksmogelijkheden aan te bieden in de vorm van bijvoorbeeld bemiddelingsgesprekken, opvoedingssteun. Daartoe moeten de nodige budgetten worden voorzien opdat deze hulpverlening voor iedereen toegankelijk kan zijn.
We moeten de mensen aanmoedigen daadwerkelijk op dit therapeutische en educatieve aanbod in te gaan. Zo zou het inzetten van een bemiddelaar bij een scheiding verplicht kunnen worden gemaakt, zoals in Noorwegen.
Wanneer een bemiddelaar een gesprek voert met een kind of een jongere, moet hij hun duidelijk maken dat ze niet verantwoordelijk zijn voor een later te nemen beslissing, maar dat hij hen enkel vraagt na te denken over wat ze het liefst zouden hebben. Wanneer men naar kinderen luistert, moet men ervoor zorgen dat men ze niet belast met bijvoorbeeld opvoedingsproblemen. Men moet tevens vermijden dat de jongere spijt krijgt dat hij gepraat heeft omdat dat later tegen hem is gebruikt. De bemiddelaar is gebonden aan het beroepsgeheim. Het is belangrijk dat hij aan het einde van het gesprek met de jongere afspreekt wat wel en niet aan de ouder zal worden gezegd.
Een soortgelijk probleem van vertrouwelijkheid rijst wanneer de jongere voor de rechter moet verschijnen. Er blijft altijd een spoor van de verhoren in het dossier achter, waardoor geheimhouding niet verzekerd is. Zijn verklaringen bereiken soms mensen voor wie ze niet bestemd waren, en dit kan nadelige gevolgen voor de jongere hebben. De gerechtelijke procedures voor het ondervragen van jongeren moeten worden geëvalueerd en herzien. Er heerst grote verwarring tussen het recht te worden gehoord en het vermeende beslissingsrecht vanaf 12 jaar. Men moet behoedzaam zijn met wat men aan de kinderen vraagt, vooral wanneer ze een ouder moeten kiezen. (getuigenis: Voor de rechter)
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
25
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
De ontwikkeling van het kind: weerbaarheid en uitdagingen De meerderheid van de jongeren in een nieuw samengesteld gezin stelt het goed. Toch blijkt uit sommige cijfers dat ze vatbaarder voor problemen zijn dan kinderen die in hun oorspronkelijke gezin opgroeien. Vooral wat betreft problemen op school zouden kinderen uit nieuw samengestelde gezinnen het kwetsbaarst zijn. Dat blijkt uit een studie van de Université de Liège en eveneens uit een studie van de ULB40. Dit moet echter gerelativeerd worden. Nieuw samengestelde gezinnen tellen namelijk meer kinderen uit de hoogste leeftijdscategorie op school, waar er altijd meer zittenblijvers zijn. “Of kinderen zich goed voelen op school blijkt niet samen te hangen met de samenstelling van het gezin maar met het gezinsklimaat. Leerkrachten merken wel dat kinderen die zich niet goed voelen op school vaker uit niettraditionele gezinnen komen. Maar ook als kinderen opgroeien in een doorsnee gezin met veel conflicten of financiële problemen, kan dit hun goed gevoel aantasten”.41 Het lijkt evident dat hoe meer veranderingen er zich binnen het gezin van een jongere voordoen (scheiding van de ouders, nieuw samengesteld gezin, mislukking van de nieuwe samenstelling) en bijgevolg hoe meer banden er worden verbroken, hoe groter het risico wordt dat hij zijn zelfvertrouwen verliest en er gedragsproblemen optreden. Kinderen van gescheiden ouders experimenteren vaak met een zekere chaos en weerstand tegen regels en ze kunnen het gevoel hebben in een zwart gat te vallen. Over de uitdagingen voor nieuw samengestelde gezinnen is er informatie en bewustmaking nodig (folders, films, websites, gespreksgroepen, vormingsactiviteiten) voor kinderen en jongeren, voor ouders en grootouders, maar ook voor leerkrachten42.
Toch moeten de nieuwe hedendaagse gezinsvormen ook worden gezien als een vertaling in de privésfeer van de manier waarop de maatschappij in het algemeen functioneert. Een nieuw samengesteld gezin biedt onmiskenbare voordelen in onze moderne wereld, die wordt gekenmerkt door broze menselijke relaties. Verscheidene positieve aspecten hebben specifiek betrekking op de kinderen43: — In uitgebreide familiesystemen44 hebben de kinderen contact met een ruime waaier van volwassen contactpersonen. Ze kunnen dus kiezen wie hen het best kan steunen en helpen om eventuele tekortkomingen in hun opvoeding goed te maken. — Nieuwe gezinsvormen helpen de kinderen om hun aanpassingsvermogen te ontwikkelen, zoals blijkt uit de grotere zelfstandigheid van kinderen die in dergelijke gezinnen opgroeien. Volgens sommigen beschermen de veranderingen het kind tegen een overmatige aandacht van de moeder, wat tot een gebrek aan zelfstandigheid 40 Studie van N. Kacenelenbogen en M. Schentgen, “Le suivi par le généraliste des enfants de parents séparés”, september 2005. 41 Interview met Hilde Colpin, Klasse voor Leerkrachten 128, oktober 2002 en Colpin H., Verhaeghe J.P., Vandemeulebroucke L., Ghesquière P., Janssen K., Amelinckx V., Cocquyt E., De Vos H., Nieuwe gezinsvormen en onderwijsparticipatie in Vlaanderen, - Leuvens Onderzoeksinstituut voor de Gezinsopvoeding en Opvoedingsproblemen (K.U.Leuven) en Vakgroep Onderwijskunde (Universiteit Gent) - Onderzoek in opdracht van het departement Onderwijs, OBPWO 99.07 42 Uiteenzetting van Lieve Cottyn op het colloquium ‘Gekneld, gekweld’, 1999. 43 Zie Pierre Fossion, Mari-Carmen Regas, Siegi Hirsch, La trans-parentalité. À propos des nouvelles structures parentales et de ceux qui les maltraitent. 44 Pierre Fossion noemt ze SAFE (Système Affectif Flexible Élargi).
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
26
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
kan leiden. Anderen zijn daarentegen van mening dat een nieuw samengesteld gezin een negatief effect heeft op de hechting van de kinderen. (getuigenis: Aanpassing) — Uitgebreide gezinssystemen, die aansluiten bij onze moderne, meer individualistische wereld, maken het noodzakelijk te onderhandelen met de andere, hem te aanvaarden en een min of meer harmonisch samengaan van verschillende levenswijzen te aanvaarden. Zo introduceren de nieuwe ouderlijke structuren diverse kenmerken van onze moderne maatschappij in de privésfeer, zoals multiculturele verscheidenheid, het zoeken naar nieuwe banden, zelfontplooiing, spontaneïteiten het verlangen naar meer contacten. Ze zijn echter vooral een uiting van onze hyperdemocratische en hyperindividualistische postmoderne maatschappij waarin elk gezag of elk legitimerend discours afgewezen wordt, en ze sluiten aan bij de trend naar een horizontale veeleer dan een verticale maatschappelijke ontwikkeling. De weigering zich aan bindende relaties te onderwerpen en het verlangen naar meer contacten lijken een soort nomadisch mens te scheppen, gesteund door zijn gelijken45.
Bibliografie Boeken Cadolle S., Etre parent, être beau-parent, la recomposition de la famille, Editions Odile Jacob, 2000. Cadolle S., Familles recomposées, un défi à gagner, Marabout, Hachette Livre, 2006 Clément C. & Bonvalet C., Les espaces de vie des familles recomposées, Collection «Recherches» du PUCA n°161, 2006. Clerget, S., Séparons-nous…mais protégeons nos enfants, Albin Michel, 2004. Colpin H., Verhaeghe J.P., Vandemeulebroucke L., Ghesquière P., Janssen K., Amelinckx V., Cocquyt E., De Vos H., Nieuwe gezinsvormen en onderwijsparticipatie in Vlaanderen, Leuvens Onderzoeksinstituut voor de Gezinsopvoeding en Opvoedingsproblemen (K.U.Leuven) en Vakgroep Onderwijskunde (Universiteit Gent) Onderzoek in opdracht van het departement Onderwijs, OBPWO 99.07. Cottyn L., Als ouders apart (gaan) wonen. Beschikbare steunbronnen voor kinderen, Systeemtheoretisch Bulletin, 13, 1994-1995. Fossion P., Regas M.-C., Hirsch S., La trans-parentalité : la psychothérapie à l’épreuve des nouvelles familles, Etudes psychanalytiques, L’Harmattan, 2008 (pas encore publié). Jamoulle P., Des hommes sur le fil. La construction de l’identité masculine en milieux précaires, La Découverte, Paris, 2005. Jousselme Pr. C., Ils recomposent, je grandis. Répondre au défi de la famille recomposée, Collection Réponses, Robert Laffont, 2008. Massager N. & et Buck C. De, Etre parents et se séparer, Regards croisés d’une avocate et d’une pédopsychiatre, De Boeck, 2007. Morel Journel C., Le logement à l’épreuve de la vie de famille: les règles du jeu, Chiron, 2007.
45 Pierre Fossion heeft het zelfs over het verdwijnen van de Oedipustheorie ten gunste van de relaties met gelijken.
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
27
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
Petit S., Gebruik van PSBH-gegevens om een beter beeld te krijgen van nieuw samengestelde gezinnen in België: onderzoeksrapport, Institut des Sciences Humaines et Sociales, ULg, 2008. Schaubroeck K., Bijna familie, Standaard Uitgeverij, 2005. Singly, F. de, Le soi, le couple et la famille, Armand Colin, 2005. Steichen R. & De Neuter P., Les familles recomposées et leurs enfants, ouvrage collectif sous la direction, Academia, 1995. Tilmans-Ostyn E., Meynckens-Fourez M., De potentiële kracht van de broerzusrelaties. Een blinde vlek in de hulpverlening, Lannoo, 2008. Théry I., Le Démariage. Justice et vie privée, Paris, Odile Jacob, 1993. Mes papas, mes mamans et moi ? La place de l’enfant dans les nouvelles parentalités, sous la direction de Besson J. et Galtier M., Les dossiers de la Spirale, Erès, 2007. La recomposition familiale, ouvrage collectif dans la collection Divorce & séparation, Editions Labor, 2005.
Diversen Bernard N., Femmes, précarité et mal logement: un lien fatal à dénouer, Cairn, 2007,25 (n°1970); p.5-36. Buysse A., e;a., Over opvoeden na scheiding: moeilijkheden en mogelijkheden, In Gezindsbeleid in Vlaanderen, Gezinsbond, tijdschrift nr.3, 2004. Cottyn L., Als ouders apart (gaan) wonen. Beschikbare steunbronnen voor kinderen, Systeemtheoretisch Bulletin 13, 1994-1995. Gall D. le, La conception de l’habiter à l’épreuve de la recomposition familiale, dans Espaces et sociétés 2005/1-2, 120-121, p.45-60. Interview met Colpin H. over OBPWO 99.07, Nieuwe gezinsvormen en onderwijsparticipatie in Vlaanderen, Klasse, nr. 128 (oktober 2002), 42-43 www.nieuwegezinsvormen.be, Omgaan met nieuwe gezinsvormen in de lagere school: handreiking voor de leerkracht.
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
28
Bijlage 1
Anne Van den Bussche, bedrijfsjuriste Nathalie Cobbaut, journaliste
Luisteren naar experts.
De Stichting heeft experts die rechtstreeks met de problematiek van de nieuw samengestelde gezinnen bezig zijn, uitgenodigd op een aantal hearings. De expertenhearings werden voorbereid en geleid door een begeleidingscomité dat samengesteld was uit deskundigen en bevoorrechte getuigen. Het voorzitterschap van dit comité werd waargenomen door Thérèse Jacobs, gewoon hoogleraar aan de Faculteit Politieke en Sociale Wetenschappen - Departement Sociologie van de Universiteit Antwerpen. Naast de voorzitter bestond het begeleidingscomité uit: Anne De Man, psychologe - Manivel, bureau voor relatietherapie en scheidingsbemiddeling - Gent Manoëlle Descamps, psychoanalyste en criminologe - Service de Santé Mentale Chapelle-aux-Champs - Sint-Lambrechts-Woluwe Annemie Drieskens, nationaal secretaris - Gezinsbond - Brussel Annick Hovine, journaliste - La Libre Belgique Eric Janssens, substituut van de Procureur des Konings - Jeugdrechtbank van Nijvel Gaby Jennes, directeur - Hoger Instituut voor Gezinswetenschappen Schaarbeek Willy Lahaye, docent - Faculté de Psychologie et des Sciences de l’Education Université de Mons Serge Léonard, jurist-deskundige bij de Algemeen Afgevaardigde voor de Kinderrechten Frederik Swennen, hoofddocent - Departement Personen- en familierecht Rechtsfaculteit - Universiteit van Antwerpen Karla Van Leeuwen, docent Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen, Onderzoekseenheid Pedagogische Wetenschappen, Centrum voor Gezins- en Orthopedagogiek – K.U.Leuven Naast het beluisteren van experts tijdens de hearings kreeg het begeleidingscomité eveneens de opdracht nieuwe subthema’s te kiezen, thematische prioriteiten af te bakenen en aanbevelingen te formuleren. De hearings hebben experts uit diverse disciplines bijeen gebracht: psychologen, advocaten, sociologen, juristen, hulpverleners, bemiddelaars, advocaten, maatschappelijk werkers. Er werden vier hearings gehouden – tussen januari en juni 2008 – met als onderwerpen: nieuw samengestelde gezinnen en huisvesting, de relaties binnen een nieuw samengesteld gezin, de psychosociale ontwikkeling van het kind, socio-economische en culturele aspecten. Bij elke hearing waren er debatten tussen respectievelijk Nederlandstalige en Franstalige experts. Van de hearings werd er een syntheseverslag gemaakt met informatie over de behandelde thema’s, de verschillende standpunten en de uitgenodigde experts1. 1 Deze tekst is een verslag van de hearingsbijeenkomsten. Het gaat niet om een wetenschappelijke nota.
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
29
Luisteren naar experts. Verslag van hearings.
Hearing 1: Nieuw samengestelde gezinnen en huisvesting Huisvesting wordt een steeds groter probleem voor gezinnen, zeker in het licht van de stijgende verkoopen huurprijzen van woningen. Toegang hebben tot een openbare of sociale woning is voor mensen die op de privémarkt niet langer aan hun trekken komen, actueler dan ooit…, jammer genoeg al jarenlang. Uiteraard zijn dit problemen waarmee alle gezinnen te maken hebben, dus ook nieuw samengestelde gezinnen. Voor nieuw samengestelde gezinnen rijst ook het probleem van de beschikbaarheid van grote woningen. Bovendien moeten deze woningen aangepast zijn aan modulaire gezinnen zodat de kinderen er, in het kader van een gelijkmatig verdeelde verblijfsregeling, alternerend kunnen wonen. En tot slot blijkt dat het ook voor de overheid niet evident is in te spelen op het verschijnsel van de nieuw samengestelde gezinnen, met name op het gebied sociale huisvesting of maatschappelijke bijstand. Dit zijn de vraagstukken die de experts tijdens een hearing in februari 2008 hebben besproken. Deelnemers: Jean-Emmanuel Beernaert, advocaat bij de Brusselse Balie - MCW Advocaten - Sint-Lambrechts-Woluwe Nicolas Bernard, hoogleraar - Facultés Universitaires Saint-Louis - Brussel Nathalie Casteleyn, SIKB (Sociaal Immobiliënkantoor Brussel) Julie Charles, onderzoekster - Faculteit Wetenschappen, Toegepaste Aardrijkskunde en Geomarketing Université Libre de Bruxelles Pascal De Decker, docent Huisvesting - Hogeschool Gent Ward Dehandschutter, architect - Mortsel Jean-Louis Genard, directeur - Institut Supérieur d’Architecture La Cambre - Elsene Manu Goncalves, maatschappelijk assistent - Le Méridien - Sint-Joost-ten-Node Luc Goossens, hoogleraar - Faculteit Politieke en Sociale Wetenschappen - Departement Sociologie Universiteit Antwerpen Kristof Heylen, Onderzoeksgroep Verzorgingsstaat en Wonen - HIVA - K.U.Leuven Geert Inslegers, Vlaams Overleg Bewonersbelangen (VOB) - Antwerpen - Berchem Daniel Mignolet, consultant - Habitat & Participation - Louvain-La-Neuve Johan Surkyn, demograaf - Werkgroep Demografie - Eenheid Maatschappelijk Onderzoek - VUB Dominique Van Haelen, directeur - DMBSH (Dienst voor Maatschappelijke Begeleiding van Sociale Huurders) vzw - Brussel Het klopt dat er al wat statistisch materiaal over nieuw samengestelde gezinnen en huisvesting bestaat. Zoals Johan Surkyn, demograaf bij de VUB, opmerkt, wordt de Belg met de spreekwoordelijke baksteen in de maag geboren: de effectieve eigendomsgraad in België bedraagt 75%, en maar liefst 80% van de Vlamingen heeft een eigen woning. Maar voor de nieuw samengestelde gezinnen daalt het percentage eigenaars tot 64% in Vlaanderen, terwijl slechts 44% van de eenoudergezinnen een eigen woning bezit. In Wallonië is de situatie vergelijkbaar, hoewel de verschillen er minder uitgesproken zijn. Globaal genomen ziet dus ongeveer 40% van de nieuw samengestelde gezinnen zich verplicht te huren in plaats van te kopen.
1. Een vraag die meteen opdook, was of nieuw samengestelde gezinnen vaker met huisvestingsproblemen worden geconfronteerd dan andere gezinsstructuren. Volgens de aanwezige experts lijkt dit niet het geval te zijn. Globaal genomen ondervinden nieuw samengestelde gezinnen niet meer huisvestingsproblemen dan andere gezinnen. Dat hoeft ook niet te verbazen, want volgens Pascal De Decker, docent aan de Hogeschool Gent, “kan de vorming van een ‘nieuw huisgezin’ het begin van een
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
30
Luisteren naar experts. Verslag van hearings.
oplossing bieden voor een eerdere toestand van isolement die materieel gezien zwaarder was, of het huisgezin nu al dan niet kinderen ten laste heeft.” Het is eerder op het moment van de scheiding dat de grootste problemen opduiken: woningen worden steeds vroeger gekocht, omdat men dan geen huur moet betalen, en dus moeten scheidende paren de verdeling, aankoop of verkoop van de echtelijke woning regelen, iets wat ook de gezinsbemiddelaars bevestigen. Het gaat hierbij vooral om problemen rond de verkoop van het goed, de eventuele aankoop van het deel van de ene partner door de andere partner (meestal middels financiële bijstand van de familie), of het bewaren van het goed in onverdeeldheid, ondanks de scheiding. Een nieuwe woning vinden wanneer het inkomen aanzienlijk lager is dan vóór de scheiding, kan problematisch zijn. Volgens studies over de huisvesting van verschillende gezinstypes zouden nieuw samengestelde gezinnen zich situeren tussen eenoudergezinnen (slechte huisvesting) en klassieke gezinnen (met een betere huisvesting). Binnen het type van het nieuw samengestelde gezin zou er echter wel een problematische subgroep bestaan, zoals wordt onderstreept door Nicolas Bernard, hoogleraar aan de Facultés Saint Louis, in Femmes, précarité et mal logement: un lien fatal à dénouer (CRISP, 2007).2 Maar het is ook duidelijk dat de prijsontwikkelingen op de vastgoedmarkt er de voorbije jaren voor hebben gezorgd dat de huisvestingskosten een probleem voor iedereen zijn geworden, ongeacht de gezinssituatie. Volgens Luc Goossens van de Universiteit Antwerpen ondervinden sommige huisgezinnen als gevolg van het groeiende aandeel van de woonkosten in hun budget problemen om andere facturen betalen, zoals voor voeding of gezondheidszorg. Dit kan op zijn beurt een weerslag op de schoolprestaties van de kinderen hebben, vermits die niet over de ruimte beschikken om in goede omstandigheden te werken of verplicht worden op straat rond te hangen. Het kan ook werkverzuim bij de ouders tot gevolg hebben. Het binnen de perken houden van deze woonfactuur zou dus een prioriteit moeten zijn voor de overheid. Ze kan daartoe diverse maatregelen treffen: het aanmoedigen van energiebesparende ingrepen, steun voor de aankoop van een gezinswoning, meer bepaald via een gratis verzekering tegen inkomensverlies, en eventueel de regulering van de huurprijzen op de private huurmarkt.
2. Een ander element dat bij nieuw samengestelde gezinnen huisvestingsproblemen veroorzaakt, is het nijpende tekort aan grote woningen op de markt, vooral in de sector van de sociale huisvesting. Dat vertaalt zich in lange wachtlijsten voor dergelijke woningen. Een groter aanbod of de verbouwing van sociale woningen in een groter aantal appartementen of huizen met verscheidene kamers, zou een prioriteit voor de drie gewesten moeten zijn. Hoe paradoxaal het ook moge lijken, we zien tegelijkertijd een forse onderbezetting van de woningen, zowel op de private als op de publieke huurmarkt. De reden hiervoor is dat zodra de kinderen het huis uit zijn en/of een van de partners is overleden, de ouders in hun grote woning blijven wonen, in plaats van te verhuizen naar een kleinere ruimte die beter aan de gezinsgrootte is aangepast. Hierbij spelen zowel psychosociale redenen die verband houden met maatschappelijke netwerken als financiële redenen een rol. Om deze onderbezetting van de woonruimten tegen te gaan, moeten de politieke beleidsmakers dus stimuli voor een grotere verblijfsmobiliteit geven. Daarbij kan worden gedacht aan financiële aanmoedigingen op de markt van de sociale huisvesting die aanlokkelijk zijn voor gezinnen die in hun te groot geworden woning willen blijven 2 Vrij vertaalt: Vrouwen, kansarmoede en slechte huisvesting: een onvermijdelijke samenhang om te ontwarren.
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
31
Luisteren naar experts. Verslag van hearings.
wonen na het definitieve vertrek van gezinsleden en die niet naar een kleiner appartement willen verhuizen. Zoals Nathalie Casteleyn, beheerder van het Sociaal Immobiliënkantoor in Brussel (SIKB), tijdens de hearing opmerkte, “hebben we bij ons sociaal immobiliënkantoor een systeem van financiële aanmoedigingen van dit type ingevoerd en levert dat heel goede resultaten op.” Men zou ook kunnen opteren voor meer “modulaire” oplossingen, met name op de markt van de sociale huisvesting, om flexibeler te kunnen reageren op de veranderende woningbehoeften van de verschillende gezinstypes. Dit moet niet alleen gebeuren door in te spelen op de specifieke behoeften van nieuw samengestelde gezinnen, maar ook via projecten die intergenerationeel samenwonen (“kangoeroewonen”) aanmoedigen. Dit zou meteen ook bejaarden kunnen aanmoedigen om sneller naar een andere woning uit te kijken. Al enige tijd worden experimenten in die zin uitgevoerd, zoals Nicolas Bernard opmerkt.
3. Recente federale wetten regelen het gezag over de kinderen van gescheiden ouders evenals de voorschriften inzake de huisvesting van de kinderen. De impact hiervan op nieuw samengestelde gezinnen moet worden geëvalueerd. Ter herinnering: er zijn twee federale wetten die het co-ouderschap regelen. Ten eerste is er de wet van 13 april 1995 op het co-ouderschap die bepaalt dat de ouders het ouderlijk gezag gezamenlijk uitoefenen, behalve in specifieke omstandigheden (artikelen 373 en 374 van het Burgerlijk Wetboek). Sinds die wet is ingegaan, zijn ouderlijk gezag en huisvesting van elkaar losgekoppeld. De wet van 18 juli 2006, die voorziet in de mogelijkheid voor een gelijkmatig verdeelde huisvesting van kinderen van gescheiden ouders (artikelen 374, 378bis en volgende van het Burgerlijk Wetboek), is van kracht sinds september 2006 en regelt de verblijfsvoorwaarden. Steunend op het beginsel van co-ouderschap laat de reglementering aan de ouders in een eerste fase de mogelijkheid zelf regels op te stellen voor de verblijfplaats van hun kinderen. De rechtbank keurt die regels dan goed, op voorwaarde dat ze niet kennelijk strijdig zijn met de belangen van het kind. Als de ouders niet tot een akkoord komen, dan onderzoekt de rechtbank op verzoek van minstens een van de ouders de mogelijkheid om de huisvesting op een gelijkmatige manier tussen de ouders vast te leggen. Wanneer de rechtbank oordeelt dat deze gelijkmatige verdeling van de verblijfplaats van het kind tussen de twee ouders niet de beste oplossing voor het kind is, dan kan ze kiezen voor een ongelijk verdeeld verblijf tussen de twee ouders, rekening houdend met de concrete omstandigheden en het belang van de kinderen en de ouders. In de praktijk bestaan er talloze variaties op de voorschriften inzake de huisvesting van de kinderen na een scheiding en blijkt de gelijkmatige huisvesting niet de norm te zijn. Als deze formule al wordt gekozen, dat gaat de voorkeur in de praktijk uit naar de afwisseling “één week/één week”, maar ook daar ontbreken exacte en gestaafde cijfers. Er bestaan trouwens ook totaal atypische en minder frequente formules, zoals het beurtelings verblijf van de ouders in de (vaste) woning van de ouders. Het is zeer de vraag of deze originele formules duurzame oplossingen kunnen bieden. In dat opzicht onderstreept advocaat Jean-Emmanuel Beernaert dat wanneer het lot van de vroegere gemeenschappelijke woning wordt besproken, het belang van het kind slechts een van de vele beslissingscriteria is, net zoals de huwelijksvoorwaarden waaronder het paar getrouwd was.
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
32
Luisteren naar experts. Verslag van hearings.
4. In het licht van dit nieuwe wetgevende kader wordt de vraag gesteld of de gewesten hun reglementering hebben aangepast om rekening te houden met het co-ouderschap en de regeling rond het (al dan niet) gelijkmatig verdeeld verblijf. Wat Vlaanderen betreft is het antwoord niet echt positief: een besluit inzake de vermindering van de huur voor sociale huurders met kinderen ten laste, bepaalt dat die vermindering vanaf 1 januari 2008 wordt gehalveerd wanneer de biologische ouders gescheiden zijn of het kind niet meer bij de sociale huurder gedomicilieerd is. Sommige huisgezinnen zagen aldus hun huur stijgen. Er zou echter een nieuw besluit in de maak zijn dat dit rechtzet. Een ander punt met betrekking tot de nieuw samengestelde gezinnen vormen de nieuwe bezettingsnormen van de woningen uitgevaardigd via de Vlaamse Wooncode, en de huurtoelagen die eruit voortvloeien. Die normen blijken te exclusief te zijn opgevat volgens het klassieke gezinsstramien. Een voorbeeld: wanneer een gezin uit drie personen bestaat, eist de Wooncode een minimum van “drie bewoonbare vertrekken”, bijvoorbeeld een slaapkamer, een salon en een keuken. Deze minimale bewoningsgraad is echter niet aangepast aan de situatie van een ongehuwde moeder die met haar veertienjarige dochter samenwoont maar tijdens het weekend ook haar dertienjarige zoon bij zich heeft. In dergelijke gevallen - met kinderen van een verschillend geslacht – eisen de rechtbanken steeds gescheiden kamers. De Wooncode voorziet echter in geen enkele bijkomende huurtoelage voor dit soort situaties. Een aanpassing van de minimumnormen voor de bewoning en van het reglement voor huurtoelagen lijkt dus wenselijk. Krachtens een besluit van 6 september 2007 van de Waalse Regering moeten de openbare vastgoedmaatschappijen (SISP) bij het toewijzen van een woning rekening houden met de grootte van het gezin, “met het kind of de kinderen die wonen bij een lid van het gezin, zoals bepaald door het vonnis”. Wat aan Nicolas Bernard de opmerking ontlokt dat dit “de mogelijkheid institutionaliseert om kamers één week op twee leeg te laten, waardoor men in zekere zin de verhuur van de ‘leegstand’ organiseert. Daarnaast erkent de overheid impliciet dat het nodig is het aanbod van woningen met verscheidene kamers uit te breiden, ondanks de groeiende versnippering van de gezinseenheid.” De erkenning van het co-ouderschap en de regeling rond het gelijkmatig verdeeld verblijf is echter louter theoretisch, zullen sceptici zeggen, zeker in het licht van de lange wachtlijsten bij de maatschappijen voor sociale huisvesting.
5. De deelnemers aan de hearing opperden nog andere denksporen zoals het dubbele adres, het gezagsregister en het probleem van de “woonplaatsfraude”. Wat betreft de domicilie van de kinderen, die momenteel slechts op het adres van een van de ouders in het bevolkingsregister ingeschreven kunnen zijn, zelfs al brengen ze evenveel tijd door bij de ene als bij de andere ouder, werd het principe van het dubbele adres of de dubbele domicilie voorgesteld. Een dubbele inschrijving zou het niet alleen makkelijker maken de nieuw samengestelde gezinnen op te sporen, ze zou ook diverse voordelen bieden, met name op het gebied van de maatschappelijke en fiscale gevolgen voor de ouders (verhoging van hun toelagen, recht op huurtoelagen enz.). Daarnaast zou dit dubbele adres kunnen betekenen dat sommige externe actoren (zoals schooldirecteurs of werkgevers) die weinig of geen rekening houden met de ouder bij wie het kind geen domicilie heeft, hun houding veranderen en wél rekening beginnen te houden met de “andere ouder”, bijvoorbeeld door ze uit te nodigen op oudervergaderingen of door hen de schoolresultaten van hun kind mee te delen. Het zou ook psychologische voordelen voor de kinderen hebben. Dankzij een echte inschrijving in de symbolische ruimte waarin ze leven, zouden ze kunnen zeggen: “Ik heb twee adressen.”
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
33
Luisteren naar experts. Verslag van hearings.
Er werd ook verwezen naar het Nederlandse voorbeeld van het “Gezagsregister”, dat niet alleen vermeldt wie het ouderlijk gezag uitoefent, maar ook waar het kind woont enz. Inzake de “woonplaatsfraude”, die voor sommigen een echte overlevingsstrategie is, werd gevraagd of de sociale reglementering niet moet worden aangepast, naar het voorbeeld van bejaarden die in een rusthuis worden opgenomen: voor hen aanvaardt men immers een uitzondering op de regel, want anders zouden ze hun statuut van alleenstaande verliezen zodra ze het rusthuis binnengaan en als medebewoners worden beschouwd. Het gaat hier om de individualisering van de rechten, met het bijkomende probleem van de uiteenlopende interpretaties van het begrip “samenwonen”, afhankelijk van wie de vaststellingen doet, de lokale politie of een sociale dienst. Het lijkt dan ook wenselijk hierover tot een overeenstemming te komen.
6. Ook de mogelijkheden om de beschikbare ruimte waarin een nieuw samengesteld gezin leeft in te richten en de nood aan een zekere creativiteit kwamen op de hearing aan bod. De voortdurende verandering van woonomgeving zet kinderen die op een gelijkmatige manier bij hun ouders verblijven onder zware psychologische druk: telkens weer ervaren ze een breuk met hun vrienden, de jeugdbeweging … Hun woonomgeving is dus heel belangrijk, en het is essentieel dat elk kind kan beschikken over zijn eigen ruimte - een individuele kamer of eventueel een gedeelde kamer - die het zelf kan kiezen en inrichten. Volgens Manuel Gonçalves, maatschappelijk werker, “heeft het kind behoefte aan een eigen ruimte die ook van hem blijft als hij er niet is en hij bij zijn andere ouder verblijft. Vandaar het belang van de lege kamer.” Het is duidelijk dat het plaatsgebrek in de woningen van nieuw samengestelde gezinnen het vinden van oplossingen bemoeilijkt. Creativiteit is hierbij dan ook heel belangrijk: hoe kan men aan een kind dat niet de hele tijd in de woning woont, een persoonlijke ruimte geven en tegelijk onbezette ruimten vermijden wanneer hij er niet is? Hoe tijdens het weekend drie extra kinderen huisvesten in een woning van amper 60 m2 ? Praktische ingrepen, zoals plooibedden of schuifkasten, kunnen een oplossing bieden die zelfs leuk kan zijn. In het begin is soms een periode van “kamperen” nodig, vooraleer een oplossing op langere termijn wordt uitgewerkt. Het nieuw samengesteld gezin maakt ook soms een soort proefperiode door (zes maanden, een jaar) vooraleer het beslist de woonruimte duurzamer in te richten, in afwachting dat ze de middelen daarvoor hebben. Het is niet alleen een kwestie van oppervlakte, van een ruimte die moet worden uitgebreid of heringericht. De architectonische kwaliteit van de woning en de aanwezigheid van gezellige gemeenschappelijke ruimten zijn noodzakelijk om het samenleven verdraagbaar te maken en het nieuw samengesteld gezin goed te laten functioneren. Het uitblijven van doeltreffende oplossingen voor deze huisvestingsproblemen ligt vaak aan de basis van de mislukking van het nieuw samengesteld gezin. Manuel Gonçalves: “Dit is doorgaans een van de eerste problemen die moeten worden aangepakt door diensten voor geestelijke gezondheidszorg of in het kader van therapieën voor nieuw samengestelde gezinnen. De keuze van de gemeenschappelijke ruimte is dus bepalend voor de goede start van een nieuw samengesteld gezin.” De kwaliteit van de aanpalende openbare ruimte (speelpleinen, gemeenschappelijke wasserettes…) is al even belangrijk. Speciale aandacht moet uitgaan naar de collectieve ruimten, die moeten worden ontworpen in harmonie met de private ruimten. De kwestie van de openbare ruimten die voor jongeren toegankelijk zijn is in dit opzicht essentieel: een beperkte private ruimte is slechts leefbaar als men ook in een gezellige openbare ruimte terechtkan.
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
34
Luisteren naar experts. Verslag van hearings.
Bij wijze van besluit willen de deelnemers aan de hearing van 12 februari 2008 beklemtonen dat er geen magisch recept bestaat voor een maximale benutting van de bestaande woningen, maar dat men, inspelend op de verschillende contexten, nieuwe modellen en oplossingen moet bedenken en uittesten. Los van de situatie van nieuw samengestelde gezinnen gaat de huisvestingsproblematiek over de normen inzake wooncomfort: wat is menswaardig en wat niet? Hoe tegemoetkomen aan de behoefte aan ruimte van elk gezinslid en hoe die eisen verzoenen met de veranderende gezinstoestand, met name in het geval van gedeelde huisvesting? De recente pedofiliezaken hebben de gevoeligheid voor dergelijke vraagstukken verhoogd en de jurisprudentie geradicaliseerd, waardoor die nu een zekere soepelheid mist ten opzichte van verschillende reële situaties. Moeten de normen niet worden aangepast aan de nieuwe evoluties? Daarnaast moet in de mate van het mogelijke rekening worden gehouden met de multiculturele dimensie van de gezinnen, met andere normen en waarden op het gebied van huisvesting. Het allerbelangrijkste blijft evenwel dat mensen zich de ruimte waarin ze leven en waarin ze zich goed voelen, toe kunnen eigenen. Algemener gesproken moet in de toekomst wellicht gedacht worden aan nieuwe woningen die niet langer steunen op stereotiepe opvattingen – het klassieke kerngezin – die kennelijk steeds minder aangepast zijn aan de sociologische en demografische realiteit. Modulair bouwen is ongetwijfeld de weg die we moeten inslaan.
Ter informatie vermelden we twee studies die in Vlaanderen worden uitgevoerd rond nieuw samengestelde gezinnen: IPOS (Interdisciplinair Project voor de Optimalisatie van Scheidingstrajecten www.scheidingsonderzoek.be) en SIV (Scheiding in Vlaanderen - www.scheidinginvlaanderen.be)
Hearing 2: Relaties binnen een nieuw samengesteld gezin Op uitnodiging van de KBS zijn een aantal experts tijdens de hearing van 4 maart 2008 dieper ingegaan op de sociale relaties die ontstaan binnen nieuw samengestelde gezinnen. Een eerste vaststelling was dat een nieuw samengesteld gezin geen eenduidig gezinstype is, maar wel een waaier van verschillende situaties. Dat komt omdat de vorming van een nieuw koppel, het samenleven met stiefbroers en stiefzussen, de geboorte van halfbroers of halfzussen, of het feit met het kind van een andere ouder te moeten samenleven, allemaal elementen zijn die het bestaan van een nieuw samengesteld gezin bepalen en spanningen kunnen veroorzaken. De experts hebben zich dus gebogen over enkele punten die belangrijk zijn bij de vorming van een nieuw samengesteld gezin. Tot slot is ook het statuut van de ‘stiefouder’ (een term naast andere termen zoals zorgouder) grondig besproken, en met name de vraag of het opportuun is een juridisch statuut uit te vaardigen dat de verhouding tussen stiefouder en stiefkinderen nog meer regelt. Deelnemers: Sabrina Bellatar, psychologe en psychosociaal medewerker van de Sociale Dienst van het OCMW van Sint-Gillis Carine De Buck, kinderpsychiater, medeauteur van het boek Être parent et se séparer (De Boeck Éditions) Brussel Caroline de Laminne de Bex, huisarts - Anderlecht Franky De Meyer, therapeut en bemiddelaar in familiezaken - VCOK (Vormingscentrum Opvoeding en Kinderopvang) - Gent, medeauteur van het boek Ik tel mee
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
35
Luisteren naar experts. Verslag van hearings.
Renaud Grégoire, notaris - Wanze Cathy Herbrand, onderzoekster - Centre de Sociologie de l’Education - ULB Jo Knockaert, medewerker - CAW De Terp, Centrum Levens- en Gezinsvragen - Brasschaat Bart Leroy, psychiater - Universitair Centrum Sint-Jozef - Kortenberg Jacques Marquet, hoogleraar - Unité d’Anthropologie et de Sociologie - UCL Mia Renders, psychologe en bemiddelaar in familiezaken - VCOK (Vormingscentrum Opvoeding en Kinderopvang) - Gent, auteur van de website Tweehuizen Kaat Schaubroeck, freelance journaliste, onder meer voor Libelle, en auteur van het werk Bijna familie. Over nieuw samengestelde gezinnen (Standaard Uitgeverij) - Berchem Claire Seghers, Private banking - Bank Degroof - Brussel Yves Terlinden, advocaat - Delacroix & Vennoten - Brussel Tim Wuyts, Aspirant F.W.O.-Vlaanderen, Instituut voor Familie- en Jeugdrecht (IFJR) - K.U.Leuven 1. De eerste vraag die aan bod kwam, had betrekking op het unieke karakter van nieuw samengestelde gezinnen. “Welke zijn de verschijningsvormen van een nieuw samengesteld gezin?” en, “Bestaat er ÉÉN enkel nieuw samengesteld gezin?” waren de twee kernvragen in de discussies tussen de experts. Al meteen schetste Franky De Meyer, therapeut en bemiddelaar in familiezaken, het kader door te wijzen op het feit dat nieuw samengestelde gezinnen in de praktijk erg divers zijn. Men probeerde te komen tot een classificatie volgens twee verschillende dimensies: de maatschappelijke dimensie en de dimensie van het geslacht. De maatschappelijke dimensie maakt een onderscheid tussen twee verschillende uitgangspunten bij de vorming van een nieuw samengesteld gezin na een scheiding, zoals Cathy Herbrand, onderzoekster bij het Centre de Sociologie de l’Éducation van de ULB, uitlegde: > in gegoede maatschappelijke milieus zou de additieve logica overheersen: de stiefouder wordt toegevoegd aan de bestaande biologische ouders; allebei blijven ze een rol spelen ten opzichte van hun kind of kinderen; > in kansarme milieus daarentegen zou de substitutielogica overheersen, waarbij de stiefouder meestal de plaats inneemt van de biologische ouder, die zich niet echt meer bezighoudt met de opvoeding van het kind en zich veeleer zal wegcijferen. Caroline de Laminne de Bex, huisarts, stelt vast dat nieuw samengestelde gezinnen minder frequent zijn in minder gegoede maatschappelijke milieus. Daar overheerst in het algemeen het model van de alleenstaande vrouw die alle verantwoordelijkheden van het gezin op zich neemt. De vaders zijn er opvallend afwezig en zetten zich nauwelijks in voor de opvoeding van de kinderen, behalve wanneer voor een gelijkmatig verdeeld verblijf is gekozen, wat veeleer zeldzaam is. De alleenstaande vrouw vindt geen nieuwe partner (“Alle goede mannen zijn bezet”) en leeft alleen nog voor haar kinderen. Ze wil geen nieuw paar vormen of, wat vaak voorkomt in allochtone milieus, botst op een maatschappelijk taboe dat haar verbiedt een nieuwe partner te vinden. De alleenstaande vrouw met kinderen wordt dan enkel nog als “moeder” omschreven. Wanneer ze met een nieuwe partner een nieuw paar wil vormen, gebeurt het wel eens dat ze op de verkeerde botst (bijvoorbeeld een gewelddadig persoon), en zo staat al meteen een nieuwe breuk in de steigers. Hierover zegt Sabrina Bellatar, psychologe bij de sociale dienst van het OCMW van Sint-Gillis, dat “nieuw samengestelde gezinnen in kansarme milieus, als ze al bestaan, vaak kortstondige relaties zijn die elkaar snel opvolgen. Men kan zich overigens afvragen hoe de kinderen deze opeenvolgende breuken ervaren.”
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
36
Luisteren naar experts. Verslag van hearings.
Bijgevolg ontwikkelen alleenstaande vrouwen, die de opvoeding van hun kinderen alleen op zich nemen en het dus ook financieel moeilijk hebben, een heel sterke band met hun kinderen. Zoals advocaat Yves Terlinden onderstreept, “het zijn echte ‘Moeders Courage’, en dat heeft een zeer grote impact op de opvoeding van hun kinderen”. Wanneer een nieuw gezin wordt gevormd en de ex-partners het eens zijn over het principe van een gelijkmatig verdeeld verblijf, dan leidt deze organisatie van hun leven vaak tot complexe situaties. Men moet over een vrij sterke persoonlijkheid beschikken (empathie, psychologisch doorzicht, stressbestendigheid …) om deze complexiteit aan te kunnen en goed te beheren. Volgens kinderpsychiater Carine De Buck “is het ook mogelijk dat men zich in nieuw samengestelde gezinnen in gegoede milieus sneller rekenschap geeft van het belang van externe bemiddeling, terwijl dit soort benadering moeilijker ligt in kansarme milieus, vooral wegens de onbekende budgettaire gevolgen van een dergelijke aanpak”. De dimensie van het geslacht kwam eveneens aan bod tijdens de debatten. Volgens Jacques Marquet neemt een vrouw die gaat samenwonen met een man en diens kinderen, al snel de klassieke gezinstaken op zich. Ze is doorgaans meer aanwezig thuis. Op termijn leiden zaken zoals het klaarmaken van de maaltijden, het feit van vaker “op elkaars gezicht te moeten kijken”, het delen van de badkamer, tot spanningen die haar positie in het gedrang kunnen brengen. Wanneer een man bij een vrouw gaat wonen, is er minder onderlinge beïnvloeding. In dat geval zal men eerder spreken over een nieuw samengesteld paar dan over een nieuw samengesteld gezin.
2. In een twede fase bespraken de deskundigen een reeks aanbevelingen die de kwaliteit van de relaties binnen een nieuw samengesteld gezin kunnen verbeteren. Een nieuw samengesteld gezin kan een meerwaarde bieden in vergelijking met een eenoudergezin. Het loont dus de moeite om de vorming van het nieuwe gezin zo goed mogelijk voor te bereiden vooraleer de definitieve stap te zetten. Zo krijgt het een zo groot mogelijke kans op slagen. Aan de experts, en met name aan de therapeuten en de bemiddelaars in familiezaken, werd dan ook gevraagd enkele punten op een rijtje te zetten die belangrijk zijn wanneer men het avontuur van een nieuw samengesteld gezin aanvat. > Het is belangrijk ouderschap zakelijk te regelen zodat de kans op conflict vermindert. Mia Renders, psychologe, therapeut en bemiddelaar in familiezaken, benadrukt dat ouders die apart gaan wonen op vrij korte termijn een aantal ingrijpende beslissingen moeten nemen rond de verblijfs- en de kostenregeling van de kinderen. “Het is belangrijk dat de ouders hun ouderschap zakelijk regelen zodat conflicten niet aanwakkeren wanneer zich een nieuw gezin vormt.” Zakelijk betekent: als ouders niet als ex-partners, en: rekening houdend met ieders bekommernissen. > Het is belangrijk voldoende aandacht te besteden aan de beleving van de kinderen en ze in de mate van het mogelijke bij de herorganisatie van het ouderschap te betrekken. De keuze van een nieuwe levensgezel volgt doorgaans op een eerdere gezinscrisis, die voor de kinderen psychisch heel zwaar is. De nieuwe relatie is een keuze van de twee betrokken partners en niet die van de kinderen: de komst van de nieuwe partner en eventueel van zijn kinderen legt extra psychologische druk op alle betrokken kinderen. Ze worstelen met een gevoel van verlies, vooral omdat ze de hoop moeten opgeven dat hun biologische ouders zich ooit zullen verzoenen. Ze krijgen dus niet langer dezelfde aandacht van hun vader of moeder als vroeger, want die aandacht wordt nu over de nieuwkomers verdeeld. Ook een eventuele verhuizing kan een ontwrichtend effect hebben. Het gebeurt niet zelden dat er spanningen ontstaan tussen de
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
37
Luisteren naar experts. Verslag van hearings.
twee takken van kinderen, of jaloersheid tegenover de kinderen die uit het nieuwe paar geboren worden. Als voor een gelijkmatig verdeeld verblijf wordt gekozen, dan moeten de kinderen telkens van de ene woning naar de andere verhuizen. De manier waarop de kinderen hiermee omgaan, kan een impact hebben op het duurzame karakter van de nieuwe relatie. Zoals Carine De Buck opmerkt, “het gebeurt niet zelden dat een nieuw samengesteld gezin schipbreuk lijdt doordat de kinderen de situatie moeilijk kunnen aanvaarden. Soms wordt de fase van samenwonen tussen de nieuwe ouders uitgesteld tot de kinderen zijn opgegroeid.” Het is dus cruciaal de kinderen te betrekken bij de veranderingen die op stapel staan: ze moeten het gevoel krijgen dat ze meetellen. Psychiater Bart Leroy noemt dit het “overleggezin” en benadrukt dat, afhankelijk van hun leeftijd en hun rijpheid, de kinderen inspraak moeten krijgen in de organisatie van het gezin. > Het is belangrijk dat er gepraat wordt, zodat bekommernissen duidelijk worden. Een middel om deze potentieel delicate fase door te komen, is de zaken te benoemen en erover te praten, zodat men de complexe realiteit van een nieuw samengesteld gezin in wording beter aankan. De kinderen weten meestal niet dat ze over hun gevoelens mogen praten en hoe ze dat moeten doen. Deze dialoog is dus het eerste wat de ouders te doen staat. Indien nodig kan externe therapeutische bijstand nuttig zijn, vooral om de kinderen te helpen zich uit te drukken, omdat ze eerder geneigd zijn om hun schuld- of haatgevoelens te onderdrukken. Dergelijke bijstand kan ook nuttig zijn om moeilijk gedrag van een kind te verklaren of om de relationele vaardigheden en het reactievermogen van alle betrokkenen te verbeteren. De dialoog kan iedereen in elk geval in staat stellen zijn plaats binnen het nieuw samengesteld gezin af te bakenen. Dat gebeurt immers niet per toeval, en wanneer erover wordt gepraat, kan men een duidelijk antwoord geven op de vraag: “Wie is wie, voor wie?” Zo ook mag de vorming van een nieuw gezin niet overhaast gebeuren: iedereen moet voldoende tijd krijgen om zijn plaats te vinden en men mag beslissingen niet te snel nemen. Ook de voorafgaande scheiding moet zijn verwerkt. > Het is belangrijk ruimte te laten voor therapie. In het algemeen pleiten de deelnemers ervoor dat mensen gestimuleerd worden gebruik te maken van bemiddelingsdiensten en hulpverleners op sleutelmomenten in het leven. Meer in het algemeen draagt de maatschappij de verantwoordelijkheid om tijdens deze sleutelmomenten een adequate gespreksmogelijkheid aan te bieden, in de vorm van bijvoorbeeld bemiddelingsgesprekken, steun bij schoolproblemen, enz. > Het is belangrijk dat de maatschappij ruimte biedt aan nieuw samengestelde gezinnen. De maatschappij moet leren aanvaarden dat er niet één model van ideaal samenwonen bestaat - het klassieke gezinsmodel - maar dat er verschillende, evenwaardige vormen van samenleven bestaan, zonder daarom de waarde van duurzame relaties te loochenen.
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
38
Luisteren naar experts. Verslag van hearings.
3. Ook het statuut van de stiefouder kwam aan bod, met de vraag of de relatie tussen stiefouder en stiefkind juridisch moet worden geregeld. In een nota getiteld “Het zorgouderschap in de nieuw samengestelde gezinnen” schetst Maïté Beague, juriste en assistente aan de Rechtsfaculteit van de UCL, een stand van zaken over de noodzaak een juridisch statuut in te voeren voor “zorgouders” (van wie de stiefouders deel uitmaken). Ze vat onder meer 12 wetsontwerpen samen die hierover sinds 2001 zijn ingediend en plaatst er een aantal vraagtekens bij. Haar conclusie is dat de discussie moet worden voortgezet, wat ook is gebeurd tijdens de Hearing van de maand maart. > Een eerste vraag betreft de toekomst van de relatie tussen stiefouder en stiefkinderen bij een breuk tussen de biologische ouder en de stiefouder. Een illustratief voorbeeld is het overlijden van de biologische ouder. Dat kan problemen scheppen in de verhouding tussen stiefouder en stiefkinderen. Het is om dit soort zaken te regelen dat een reglementering wellicht nuttig kan zijn. De breuk tussen een stiefouder en de stiefkinderen na het overlijden van de biologische ouder kan immers heel zwaar zijn, zeker als de andere (overlevende) biologische ouder zich in het verleden weinig of niet heeft ingezet voor de opvoeding van zijn kinderen. In de huidige juridische context is de stiefouder de facto slechts een ‘derde’ ten opzichte van zijn stiefkinderen. Wanneer zijn of haar partner overlijdt, zullen de kinderen van die laatste dus worden toevertrouwd aan de andere biologische ouder, zelfs al heeft die tot dan toe nauwelijks enige banden met zijn kinderen onderhouden. Zoals onderzoeker Tim Wuyts aangeeft, “kan de stiefouder de huisvesting van de kinderen niet toegewezen krijgen, zelfs al heeft hij actief meegewerkt aan hun opvoeding en zelfs al lijkt het in hun belang dat ze door hem voort worden opgevoed”. Stiefouders hebben echter ook enkele rechten. Artikel 375bis van het Burgerlijk Wetboek verleent aan de grootouders, alsook aan elke andere persoon die een bijzondere affectieve band met het kind kan aantonen, het recht er persoonlijk contact mee te onderhouden. Het artikel bepaalt dat, indien de partijen geen overeenstemming bereiken, de uitoefening van dat recht in het belang van het kind door de jeugdrechtbank wordt geregeld. Dat recht kan in de praktijk gaan van telefonische contacten tot het huisvesten van het kind. Daarnaast is het zo, volgens Frederik Swennen, hoogleraar recht aan de Universiteit Antwerpen, “dat wanneer de overlevende biologische ouder geen enkele educatieve inspanning levert, de stiefouder zou kunnen overwegen een procedure voor de adoptie van het kind op te starten”. Eric Janssens, jeugdrechter, legt van zijn kant de nadruk op het feit dat de wet op de kinderbescherming ook mogelijkheden biedt indien het kind in gevaar is, onder meer via de plaatsing bij een derde (in casu de stiefouder), hoewel hij toegeeft dat dit een zware en moeilijke procedure is. Moeten er dus, in het licht van de bestaande wettelijke bepalingen, nieuwe wetten komen die bijvoorbeeld de stiefouder toelaten voor het kind te zorgen na het overlijden van een biologische ouder? Wordt het recht van het kind op een gewoon gezinsleven voldoende beschermd, en dit ongeacht of de overlevende biologische ouder veel of weinig educatieve inspanningen heeft geleverd? Is nieuwe wetgeving nodig of doet men beter een beroep op de professionele dienstverleners, die aan de vragende partijen inventieve en flexibele oplossingen op maat kunnen voorstellen, binnen het huidige juridische kader? Loopt een overheid die op dit gebied wetgevend optreedt niet het gevaar zich op een te verregaande en betuttelende manier te mengen in het privéleven van de gezinnen? Moeten er strakke regels komen, terwijl de onderliggende affectieve realiteit voortdurend evolueert en het juridische keurslijf al snel ontoereikend kan blijken? Bestaat er geen gevaar dat juridische instanties beslissingen nemen die de betrokken partijen als hard en onmenselijk ervaren, iets wat dikwijls het geval is in kansarme milieus? Het debat blijft geopend.
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
39
Luisteren naar experts. Verslag van hearings.
> Een andere vraag die ter sprake kwam: hoe zit het met de relaties tussen halfbroers en halfzussen in het geval van een breuk tussen hun ouders? Dit is geen louter theoretische kwestie, vermits nieuw samengestelde gezinnen nog sneller uiteen lijken te vallen dan klassieke gezinnen. Vaak zijn er affectieve banden gegroeid tussen de kinderen van de verschillende takken en met de kinderen geboren uit de nieuwe verbintenis. De juridische wereld komt echter zelden tegemoet aan hun wens elkaar te blijven zien. Nochtans vormt dit ‘nieuwe broeder- en zusterschap’ - het samenleven als broer en zus - voor de betrokken personen vaak een bron van sterkte, en professionele dienstverleners zouden hiermee rekening moeten houden. Zonder een goede begeleiding en adequaat toezicht door de wereld van de volwassenen moeten kinderen soms wachten tot ze meerderjarig zijn om opnieuw vrij contact te kunnen opnemen met hun stief/halfbroer of hun stief/halfzuster: dit kan zware psychische gevolgen hebben. Is ook hier nieuwe wetgeving nodig of moet men veeleer de aandacht van de bemiddelaars en de andere professionele dienstverleners vestigen op dit te vaak verwaarloosde aspect van de problematiek, zodat ze ervoor kunnen zorgen dat het uitdrukkelijk aan bod komt tijdens het overleg en men er voldoende belang aan hecht? Is het realistisch te veronderstellen dat een juridische regeling van de relaties tussen de kinderen van de expartners kan worden ingevoerd zonder dat de respectieve ouders mee in dit scenario stappen? Doorgaans zijn de ouders na een scheiding weinig geneigd hun respectieve kinderen toestemming te geven elkaar te blijven zien. Deze vragen rond het behoud van de band tussen stiefouder en stiefkinderen en tussen halfboers en -zussen roepen een delicaat punt op: de stem van het kind. De meeste wetsvoorstellen inzake zorgouderschap bepalen dat rekening moet worden gehouden met de mening van het kind, dat het kind verplicht moet worden gehoord door de rechter of dat het zijn expliciete toestemming moet geven. Maar advocaat Yves Terlinden merkt op dat bijvoorbeeld “in het geval van ‘concurrentie’ tussen een biologische ouder en de stiefouder die het leven van de andere biologische ouder deelt, het kind in een loyaliteitsconflict kan belanden, vooral wanneer er druk op wordt uitgeoefend, wat psychisch heel zwaar kan zijn. Men kan zich dan ook afvragen of die wetsvoorstellen niet meer problemen scheppen dan ze oplossen.” > Nog gevoeliger liggen eventuele seksuele betrekkingen tussen stiefouder en stiefkinderen. Zijn die toegelaten? En wat met seksuele betrekkingen tussen stief/halfbroer en stief/halfzuster? Het gaat hier ongetwijfeld om uitzonderlijke situaties, maar volgens de aanwezige experts is het toch noodzakelijk dergelijke problemen te bespreken. Seksuele betrekkingen tussen een biologische ouder en zijn eigen kind zijn in onze maatschappij niet toegestaan en gelden als incest. Tot voor kort werden dergelijke betrekkingen tussen stiefouder en stiefkinderen eveneens als incest beschouwd, maar ons juridisch stelstel evolueert snel op dat gebied en momenteel wordt het incestueuze karakter niet langer gehandhaafd, vermits het beperkt is tot de wettelijke afstamming. Zelfs wanneer de stiefvader met de moeder gehuwd is, zou er dus geen juridische belemmering zijn voor seksuele betrekkingen tussen de partner van de moeder en haar juridisch meerderjarige dochter. De experts vragen zich af of men hierin niet te ver gaat. Zou het niet beter zijn om, via de symboliek geassocieerd met een juridische norm, opnieuw het principe in te voeren dat personen die zich in een educatieve relatie met elkaar bevinden, geen intieme betrekkingen mogen hebben? Of moet men de permissievere weg blijven volgen, uitgaande van het principe dat wederzijdse affectie de enige en voldoende grondslag is voor de vorming van een paar, op voorwaarde dat elke partner de leeftijd heeft om zijn plaats in deze relatie te bepalen? Ook seksuele betrekkingen tussen stiefzuster en stiefbroer kwamen ter sprake. Uit studies blijkt dat stiefbroers die hun eerste seksuele ervaring met hun stiefzuster hebben geen uitzondering zijn. In onze westerse cultuur is dat misschien een realiteit, maar in de islamitische cultuur heerst daaromtrent een duidelijk taboe: kinderen die door dezelfde moeder zijn gevoed, mogen niet met elkaar trouwen.
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
40
Luisteren naar experts. Verslag van hearings.
> De rechten en plichten van de stiefouder hebben vooral met het leven van alledag te maken. De kwestie van het ouderlijk gezag in de relatie tussen stiefouder en stiefkinderen veroorzaakt in de praktijk problemen. Vaak doet de stiefouder wel zijn best, maar maken de stiefkinderen hem het leven lastig (“Je hebt ons niets te zeggen.”). Frederik Swennen, hoogleraar Familierecht, vraagt zich af of men de stiefouder niet zou moeten erkennen als een soort ‘toegevoegde ouder’ die medebeslissingsrecht krijgt over de dagdagelijkse problemen, zonder hem daarom het ouderlijk gezag te verlenen? Maar waar ligt de grens tussen dergelijke elementen uit het dagelijkse leven en fundamentele opvoedingsprincipes? Wat gebeurt er bijvoorbeeld wanneer een adolescent al dan niet toestemming moet krijgen om tot drie uur ’s ochtends uit te gaan? Moet men hiervoor algemene regels opstellen? Indien ja, in welk stadium van het nieuw samengesteld gezin? Voor kinderen van welke leeftijd? De meeste deelnemers aan het debat hebben vragen bij een tussenkomst van de wetgever op dit gebied en merken op dat nieuw samengestelde gezinnen, na een bepaalde periode van aftasten en afbakenen van posities, meestal een aanvaardbare modus vivendi vinden. Wat het onderhoudsrecht of de onderhoudsplicht en de vermogensrechten betreft, bestaat er geen alimentatieplicht tussen stiefouder en stiefkinderen omdat er geen afstammingsband is. Zo ook hebben de stiefkinderen inzake successierechten geen enkel recht op een deel van de erfenis van hun stiefouder en, uiteraard, ook niet op het voorbehouden deel van de erfenis. Om dit te omzeilen kan de stiefouder een beroep doen op een notaris en bij testament een legaat vermaken aan zijn stiefkinderen of een schenking onder levenden doen. Volgens Claire Seghers van Bank Degroof “doet het bestaan van dit soort uitwegen niets af aan het feit dat de stiefkinderen niet dezelfde successierechten hebben als de eigen kinderen van de stiefouder, wat psychisch moeilijk te aanvaarden kan zijn”. > De Hearing werd afgesloten met een pleidooi voor een ondersteunende en begeleidende rol door het recht. Over het vraagstuk van de reglementering van de relaties binnen een nieuw samengesteld gezin werd lang niet alles gezegd tijdens de debatten. Vaak komen de gezinnen zelf tot goede praktische oplossingen en wetgevend optreden voor een kleine groep uitzonderingen zou een averechts effect kunnen hebben, met het risico een nieuw samengesteld gezin als dusdanig te stigmatiseren. Als er al een nieuwe wetgeving moet komen, dan moeten we een strak normatief kader vermijden dat slechts één enkele typemodel oplegt. Volgens de deelnemers zouden tussenkomende actoren(bijvoorbeeld advocaten, bemiddelaars) beter een begeleidende en ondersteunende houding aannemen door aan de stiefouder een waaier van mogelijke juridische maatregelen voor te stellen, veeleer dan een strak en rigide keurslijf dat nooit adequaat zal kunnen inspelen op de talloze complexe situaties in nieuw samengestelde gezinnen. Het is dan aan het recht om oplossingen om te zetten in een gerechtelijke beslissing. Via een dergelijk keuzesysteem zou de maatschappij, de duurzame affectieve band tussen stiefouder en stiefkinderen kunnen erkennen en steunen als een nieuwe rol: die van zorgouder. Een noodzakelijke, symbolische erkenning in het belang van het kind.
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
41
Luisteren naar experts. Verslag van hearings.
Hearing 3: De psychosociale ontwikkeling van het kind in een nieuw samengesteld gezin Tijdens de hearing van 14 april 2008 kwam de ontwikkeling van het kind binnen een nieuw samengesteld gezin aan bod. Daarbij lag de klemtoon op de ontwikkeling van de identiteit en de persoonlijkheid van het kind en zijn sociale, cognitieve, emotionele en affectieve groei in het kader van een nieuw samengesteld gezin. De deelnemers aan de hearing spitsten hun discussies toe op de volgende vragen: staan kinderen die in een nieuw samengesteld gezin opgroeien voor specifieke problemen of hebben ze integendeel specifieke kansen? Hoe bouwt het kind zijn identiteit (opnieuw) op in een dergelijke omgeving? Moeten speciale mechanismen of processen worden toegepast? Moet men goede praktijken formuleren ten behoeve van de ouders en de opvoeders en luisteren naar eventuele noodkreten? De experts benaderden al deze vragen vanuit de beleving van het kind, via zijn relatie met de verschillende referentiepersonen: de biologische ouders, de stiefouders, de stiefbroers en stiefzussen, de halfbroers en halfzussen, de biologische grootouders, de “nieuwe” grootouders. Deelnemers: Luc Arron, Steunpunt Blijvend Ouderschap vzw - Kermt Linda Beelen, Steunpunt Blijvend Ouderschap vzw - Kermt Sylvie Courtoy, Ecoute Enfants (103) Christiane de Halleux, verantwoordelijke van de Espace Parentalité, Association Françoise Dolto - Brussel Pierre Fossion, psychiater Nicole Gallus, advocate Familierecht, assistente Familierecht - ULB Eric Janssens, substituut van de Procureur des Konings - Jeugdrechtbank van Nijvel Annick Lampo, psychiater voor kinderen en voor jongeren - Kinderziekenhuis AZ-VUB Sofie Maes, wetenschappelijk medewerkster, Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen Universiteit Gent Martine Sucaet, Centrum voor Geestelijke Gezondheid - Kinderdienst - Leuven Diane Van den Bergh, Opvoedingstelefoon - Sint-Niklaas Benoît van Dieren, psycholoog Svenja Vergauwen, vormingswerkster - Jeugd en Seksualiteit vzw - Mechelen Evelyne Vinck, gezinsbemiddelaarster
1. Wie het wil hebben over de thematiek van een nieuw samengesteld gezin, moet onvermijdelijk ook ingaan op de problemen die worden veroorzaakt door het uiteenvallen van het vorige gezin en op de impact die dit op de kinderen heeft. Al vanaf dit stadium is het belangrijk na te denken over manieren en middelen om de scheiding draaglijk te maken voor de kinderen. Dat zal hen ongetwijfeld in staat stellen het nieuw samengesteld gezin nadien positiever te ervaren. > Vooraleer de scheiding en de impact ervan op de kinderen aan bod te laten komen, beklemtoont Annick Lampo, psychiater aan het AZ-VUB, dat sociale en psychologische begeleiding heel wat latere problemen kan vermijden. De beleving van de kinderen waarvan de ouders in een scheidingsproces zitten of al gescheiden zijn, wordt immers sterk beïnvloed door de houding van de ouders. Deze kinderpsychiater wordt vaak geconfronteerd met probleemsituaties nadat echtparen zijn uiteengegaan, en de mensen die haar raadplegen hebben meestal al beslist te scheiden. Maar volgens Annick Lampo “hadden deze personen met echtelijke problemen er beter aan gedaan haar te raadplegen op het ogenblik dat die problemen voor het eerst de kop opstaken. Begeleiding in
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
42
Luisteren naar experts. Verslag van hearings.
dat vroege stadium kan helpen bepaalde conflicten op te lossen, en wanneer de beslissing tot scheiden uiteindelijk valt, dan kan de begeleiding beter inspelen op de problemen en uitdagingen die een dergelijke beslissing tot gevolg heeft, met name voor de kinderen.” Annick Lampo vindt het trouwens ook belangrijk jongeren al heel vroeg te informeren over de complexiteit van het opvoeden van kinderen en over het belang om in probleemsituaties een beroep te doen op aangepaste professionele hulp. > Een van de aspecten die de deelnemers aanhaalden, is dat het noodzakelijk is kinderen uit te leggen waarom hun ouders uit elkaar gaan. Sofie Maes, wetenschappelijk medewerkster voor het IPOS-onderzoek van de Universiteit Gent en de Universiteit Leuven over echtscheiding, bevestigt deze behoefte. “Kinderen hebben vaak een eigen visie op wat er gebeurt, en het is belangrijk dat ze er hun mening over kwijt kunnen. Het is eveneens van belang dat de ouders, die vaak veel tijd spenderen aan het maken van afspraken over de opvoeding en de huisvesting van de kinderen, hen hierbij betrekken en hen de kans geven hun mening te uiten, zonder hen daarom medebeslissingsrecht te geven.” > Als juriste gespecialiseerd in familierecht wordt Nicole Gallus vooral geconfronteerd met de spanning tussen verwantschap en ouderschap. Verwantschap, de afstammingsband, en ouderschap, de uitoefening van het ouderlijk gezag, zijn immers twee verschillende begrippen die op twee verschillende realiteiten betrekking hebben. In deze context benadrukken verscheidene experts dat de kinderen de banden met hun biologische ouders niet mogen doorknippen. Volgens Luc Arron en Linda Beelen van de vzw Steunpunt Blijvend Ouderschap, is de belangrijkste boodschap dat de kinderen zelfs na een scheiding recht hebben op persoonlijke contacten met de twee ouders (en grootouders). Kinderen elk contact met hun vader of moeder ontzeggen, is een vorm van zware mishandeling. Uiteindelijk blijven de ex-partners samen de ouders van hun gemeenschappelijke kinderen. Deze vzw heeft overigens diverse brochures over dit onderwerp uitgebracht. Volgens Benoît Van Dieren, psycholoog en gezinsbemiddelaar, voelen kinderen of jongeren bij een scheiding vaak spanningen en een ambivalente houding ten opzichte van hun beide biologische ouders, want ze zitten gevangen in een loyaliteitsconflict. Daarbij komt nog de wens om zich aan de nieuwe partner aan te passen in het geval van een nieuw samengesteld gezin. In zijn praktijk stelt deze gezinsbemiddelaar vast dat de band met de ouders dikwijls verdwijnt. Vaak verliest de ouder die niet instaat voor het hoofdverblijf van het kind er elk contact mee, want hij wordt gekleineerd door zijn ex-partner, die probeert de kinderen voor zich te winnen. Benoît Van Dieren vreest in deze context dat een wet inzake het statuut van de stiefouder de positie van de biologische ouder die aldus aan de kant wordt gezet, nog zal verzwakken. > Op psychologisch gebied onderstreept Annick Lampo het belang van een hechte band met de twee biologische ouders tijdens de vroege kindertijd, met andere woorden tijdens de eerste drie levensjaren. Als deze vroege band zich in goede omstandigheden kan ontwikkelen, zal het risico van een loyaliteitsconflict in geval van scheiding kleiner zijn. Na het derde jaar blijft de kwaliteit van de band belangrijk, maar de kwantiteit wordt minder cruciaal, zelfs al blijven regelmaat en de aanwezigheid op cruciale affectieve momenten noodzakelijk. Volgens deze kinderpsychiater “is het belangrijk dat als het huwelijk vóór het derde levensjaar van het kind spaak loopt, het kind zich aan een vaste figuur kan hechten. Dat sluit formules van beurtouderschap vóór de leeftijd van drie jaar uit. Dit betekent echter niet dat er naast de belangrijkste figuur waarmee het kind een hechte band ontwikkelt, er geen tweede of derde kan zijn, bijvoorbeeld de nieuwe partner van de eerste figuur waaraan het kind zich hecht (vooral wanneer de andere biologische ouder afwezig is). De stiefouder mag zich echter niet opwerpen als de nieuwe moeder of vader en houdt zich bij voorkeur aan zijn rol van vriend of vriendin van moeder/vader, met eerbied en steun voor de relatie van het kind met zijn biologische ouders. De tweede en derde figuur waarmee het kind een hechte band ontwikkelt, kunnen ook de grootouders zijn.”
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
43
Luisteren naar experts. Verslag van hearings.
Deze specialiste verzet zich in elk geval tegen het cliché dat “als men zich goed voelt als ouder, het kind zich automatisch ook goed zal voelen.” Ouder zijn betekent dat men werkt aan de relatie met zijn kind, dat men er zich ten volle voor inzet. Tot slot is het belangrijk niet toe te geven aan de valse hoop van de kinderen dat hun gescheiden ouders ooit opnieuw samen zullen zijn. Het is beter dat gescheiden ouders elkaar niet zomaar in het bijzijn van hun kinderen ontmoeten. Als dat al moet gebeuren, voor overleg of bij een andere gelegenheid waarop de kinderen aanwezig moeten zijn, dan moet dat goed worden uitgelegd, precies om dit soort valse hoop te ontmoedigen. > Het is tevens van belang dat de gescheiden en alleenstaande ouder kan rekenen op een netwerk van vrienden en op zijn familie, opdat hij geen steun zou gaan zoeken bij het kind, want dan bestaat het gevaar dat het kind wordt opgezadeld met de weggevallen ouderrol. > Een ander vraagstuk dat aan bod kwam in de context van de scheiding: moet het kind door de bemiddelaar of door de rechter worden gehoord? Het recht van het kind om gehoord te worden tijdens een echtscheidingsprocedure is belangrijk, omdat het kind op die manier zijn situaties, zijn ervaringen en belevenissen kan uiten. In sommige situaties is de rechter ook verplicht het kind te verhoren. De rechter kan op dat moment de procedure uitleggen aan het kind. Het is wenselijk dat dit recht om gehoord te worden ook zou toegepast worden in het kader van bemiddeling. Het ter beschikking stellen van een passende ruimte en een deskundig luisteren is belangrijk. Maar het recht om gehoord te worden betekent geen beslissingsrecht noch betrokken partij te zijn. Volgens advocate Nicole Gallus is er “bij het grote publiek verwarring tussen het ‘hoorrecht’ en een vermeend ‘beslissingsrecht’ vanaf de leeftijd van twaalf jaar. Vaak zegt men aan de kinderen dat ze zullen moeten kiezen tussen de ene of de andere ouder, wat hen voor onmogelijke dilemma’s plaatst en hen nadien schuldgevoelens bezorgt.” Hoewel het belangrijk is met de kinderen te praten en zaken uit te leggen, moet men volgens de aanwezige experts het opdringen van een ouderrol aan de kinderen vermijden door ze niet te betrekken bij problemen die in eerste instantie door de ouders zelf moeten worden opgelost. Wanneer kinderen worden gehoord, door de rechter of de bemiddelaar, dan moet men eerst en vooral duidelijk maken dat ze geen verantwoordelijkheid dragen voor een beslissing die ze later zullen moeten nemen, maar dat men ze gewoon vraagt over hun situatie na te denken. In geen geval mag het kind of de jongere er later spijt van krijgen dat ze hebben gepraat. Het kind moet weten dat de bemiddelaar aan het beroepsgeheim gehouden is en dat hij niet noodzakelijk alles wat tijdens het persoonlijke gesprek met het kind gezegd is, aan de ouders door zal vertellen. Aan het einde van het gesprek kan worden afgesproken wat er precies aan de ouders zal worden gezegd en wat vertrouwelijk blijft. Soms vragen kinderen aan de bemiddelaar om in hun plaats een boodschap aan de ouders over te brengen. Het kan inderdaad bevrijdend zijn dat het een derde is die deze boodschap overbrengt. De kwestie van de vertrouwelijkheid rijst eveneens wanneer het kind of de jongere door een rechter wordt gehoord. Er blijft immers altijd een spoor van de hoorzitting in het dossier achter, wat de vertrouwelijkheid niet waarborgt.
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
44
Luisteren naar experts. Verslag van hearings.
2. Een nieuw samengesteld gezin schept een nieuwe dynamiek, met plus- en minpunten. De experts hadden daarover een open discussie tijdens de Hearing van maart 2008. Volgens Pierre Fossion, psychiater en auteur van La trans-parentalité. A propos des nouvelles structures parentales et de ceux qui les maltraitent, bieden de nieuw samengestelde gezinnen kansen en mogelijkheden aan de kinderen die erin opgroeien. Er zijn verschillende nieuwe kansen: — Nieuw samengestelde gezinnen stellen kinderen in staat hun aanpassingsvermogen in een nomadische maatschappij te versterken, wat blijkt uit het feit dat de kinderen uit nieuw samengestelde gezinnen sneller zelfstandig zijn. — In uitgebreide gezinssystemen kan een kind uit een grotere waaier van volwassenen zelf referentiepersonen kiezen die eventuele pedagogische lacunes bij een andere volwassene kunnen aanvullen. — Door de verplaatsing van de kinderen tussen de twee ouderlijke woningen, versterken uitgebreide gezinssystemen de rol van de broers en zussen, die aldus permanente referentiepersonen worden. De Oedipustheorie zou verdwijnen ten voordele van relaties tussen leeftijdsgenoten. — In de nieuwe structuur ondergaat het nieuwe kind niet langer de ruzies tussen zijn biologische ouders, die nu gescheiden zijn. Nochtans zijn er ook enkele schaduwzijden: — Kinderen van gescheiden ouders krijgen vaker te maken met een zekere chaos en een gebrek aan rituelen. — Ze worden vaak geconfronteerd met financiële en materiële problemen. — Ze raken dikwijls verwikkeld in loyaliteitsconflicten tussen hun twee biologische ouders. Enkele experts reageren op deze elementen, zoals Christine de Halleux, verantwoordelijke van de “Espace parentalité” binnen de Association Françoise Dolto. Zij ontmoet vaak vrouwen die zich schuldig voelen omdat hun kinderen door hun toedoen erge dingen meemaken en zich verloren voelen. Volgens haar “moeten de kinderen uit nieuw samengestelde gezinnen zich aan tal van nieuwe elementen aanpassen en moeten ze een plaats heroveren in een nieuwe gezinscontext, waarin ze bijvoorbeeld niet langer dezelfde positie bekleden (oudste, jongste enz.). Maar dit alles hoeft niet noodzakelijk negatief te zijn, want het biedt ook kansen en mogelijkheden.” Volgens Sylvie Courtois, medewerkster van de vzw Écoute-Enfants, kwamen in 2007 op het telefoonnummer 103 maar liefst 653 oproepen binnen van jongeren tussen 12 en 15 jaar die een scheiding meemaakten en verwezen naar loyaliteitsconflicten (bijvoorbeeld de angst een van de ouders te moeten loslaten, of het gevoel de ouder die alleen achterblijft te moeten steunen), schuldgevoelens en financiële problemen. Wat dat laatste betreft, benadrukten sommige experts het gevaar op verarming in deze gezinnen. Het affectieve klimaat kan worden beïnvloed door het sociaaleconomische levensstandaard en armoede kan de stress binnen het gezin doen toenemen. > Een ander element verbonden aan het nieuw samengesteld gezin: de vorming van een nieuw samengesteld gezin vereist een lange gewenningsperiode. Evelyne Vinck, bemiddelaarster, stelt dat het inderdaad belangrijk is de kinderen de tijd te geven om zich aan de nieuwe context aan te passen. Volgens Benoît van Dieren gaat het om een periode waarin men elkaar moet leren kennen. Er is een hemelsbreed verschil tussen de leefwereld van het nieuwe paar, dat er zelf voor gekozen heeft een nieuw gezin te vormen, en de kinderen die deze veranderingen moeten ondergaan. Dit proces zal anders zijn naargelang het nieuwe paar tijdens of na de scheiding wordt gevormd. In sommige situaties verdwijnt een van de ouders volledig uit de leefwereld van de kinderen, en dat is een bijkomend trauma voor hen. Deze kinderen ervaren een vluchtige gehechtheid aan de nieuwe partner, die ze al (te) snel “papa” noemen.
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
45
Luisteren naar experts. Verslag van hearings.
> Ook het vraagstuk van de invloed van de kinderen op het nieuwe paar kwam ter sprake. Volgens Sofie Maes blijkt uit de resultaten van het opinieonderzoek dat ze heeft uitgevoerd bij kinderen uit nieuw samengestelde gezinnen, dat die het vaak moeilijk hebben om de nieuwe partner van hun ouder te aanvaarden. “Het gebeurt niet zelden dat ze ook onder druk worden gezet door de andere ouder (“Het is toch je nieuwe moeder (of vader) niet”), en soms is de invloed van het kind zo groot dat de nieuwe partner zijn koffers pakt.” Pierre Fossion geeft nog een ander voorbeeld van deze invloed van de kinderen op het nieuwe paar: “In een bepaald nieuw samengesteld gezin waren er, naast de kinderen uit een eerste relatie van de vrouw, ook gemeenschappelijke kinderen. Vaak had het paar woordenwisselingen over de opvoeding van de kinderen van de vrouw. Die bedaarden pas toen een van de kinderen van de vrouw beter met zijn stiefvader overeen begon te komen.” > Iedereen is het erover eens dat de rol van de stiefouder bijzonder moeilijk is. Diane Van den Bergh, directrice van de Opvoedingstelefoon (een telefoonlijn in Sint-Niklaas voor gezinnen die opvoedingsadvies wensen), wordt vaak geconfronteerd met problemen tussen stiefouders en stiefkinderen, en vooral met de frustratie van stiefouders die, ondanks al hun inspanningen, slecht worden aanvaard door hun stiefkinderen. Ze herhaalt dus geregeld dat de rol van de stiefouder moeilijk is en dat die best in de schaduw wordt uitgeoefend, als ondersteuning. “De stiefouder mag zich niet te veel opdringen.” Deze vaststelling wordt gedeeld door verscheidene experts, waaronder Luc Arron van de vzw Steunpunt Blijvend Ouderschap, die bevestigt dat de kinderen uit nieuw samengestelde gezinnen het vaak moeilijk hebben de nieuwe partner van hun ouder te aanvaarden, een partner die hen de facto wordt opgedrongen. Wanneer de stiefouder er, met of zonder begeleiding, in slaagt het respect van zijn stiefkinderen te verwerven, dan is dat al een heel mooi resultaat. Volgens Pierre Fossion is de stiefouder in de eerste plaats de nieuwe partner van de biologische ouder, en zijn eerste taak bestaat erin een nieuw paar te vormen. Maar hij deelt eveneens het leven van de kinderen en moet ook de rol van ouder spelen. Er zijn geen regels over de manier waarop deze rol moet worden ingevuld: Pierre Fossion vindt dat de stiefouder zich niet noodzakelijkerwijs op de achtergrond moet houden, maar hij moet zich wel aanpassen. De leeftijd van het kind is een belangrijke factor. Wat uiteindelijk telt, is het respect voor de partijen en het naleven van de regels rond het nemen van beslissingen (“Wie beslist wat, en tot hoever?”) in een nieuw samengesteld gezin. Christine de Halleux: “De regels moeten duidelijk zijn, zowel tussen de partners als tegenover het kind dat moet weten wat het te wachten staat wanneer het zijn stiefouder niet gehoorzaamt. Als de biologische ouder geen duidelijkheid schept over de plaats die hij aan zijn partner wenst te geven, dan kunnen zich al snel barsten in het nieuwe paar voordoen, en de kinderen zullen alles in het werk stellen om van dit zwakke punt gebruik te maken.” Wat het statuut van de stiefouder betreft, hadden verscheidene deelnemers, net als tijdens de Hearing over de relaties binnen een nieuw samengesteld gezin, bedenkingen bij een eventuele reglementering van dit statuut. Als een dergelijke reglementering er al moet komen, dan zou dat statuut heel soepel moeten zijn zodat het op een vrije manier kan worden toegepast. > Er wordt op gewezen dat een scheiding van de ouders de banden tussen broers en zussen kan versterken. Bij een scheiding en de vorming van een nieuw gezin zijn de broers en zussen bijzonder belangrijk voor het kind, vooral door de permanente band die het met hen heeft. Sommige kinderen compenseren de broze verticale banden door de horizontale banden te versterken. > Opdat het nieuwe gezin in de beste omstandigheden zou kunnen worden samengesteld, is het belangrijk over een gespreksruimte te beschikken.
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
46
Luisteren naar experts. Verslag van hearings.
Volgens Evelyne Vinck, gezinsbemiddelaarster, is de gespreksruimte die de kinderen in nieuw samengestelde gezinnen krijgen van kapitaal belang. Ze kunnen er uiten wat er met hen gebeurt, hoe ze zich voelen, wat er zich afspeelt binnen het nieuwe gezin, of ze goed overeenkomen met hun stiefouder... Die gespreksruimte hoeft zich niet noodzakelijk bij een professioneel psycholoog te bevinden - hoewel dat een mogelijkheid is - of bij een rechter. Ze moet in eerste instantie tussen de ouders worden georganiseerd en dan tot de kinderen worden uitgebreid. Een kind drukt zich niet alleen uit via woorden maar ook via zijn gedragingen. Luisteren naar een kind impliceert ook observatie en het stellen van vragen: “In welke omgeving voelt het kind zich op zijn gemak?”, “Met welke referentiepersoon heeft het contact?” Svenja Vergauwen vermeldt dat de vzw Jeugd en Seksualiteit uit Mechelen diverse brochures verspreidt voor kinderen en jongeren uit nieuw samengestelde gezinnen en eenoudergezinnen, alsook voor de ouders, jeugdwerkers en opvoeders die vaak met kinderen uit gescheiden gezinnen in contact komen. De brochures die bestemd zijn voor de kinderen en jongeren, behandelen onder meer de veranderingen waarmee ze te maken krijgen, de emoties die ze kunnen voelen, hun behoefte aan een nieuwe plaats in het nieuw samengesteld gezin. De brochure voor de ouders bespreekt onder meer de loyaliteitsconflicten waarmee de kinderen van gescheiden ouders vaak af te rekenen hebben, het probleem van het aanbieden van een ouderrol … Kinderen compenseren de broze verticale banden door de horizontale banden te versterken. > Naast het gezin zijn er nog andere milieus of andere personen die een positieve invloed kunnen hebben op kinderen of jongeren die de scheiding van hun ouders of de vorming van een nieuw samengesteld gezin moeilijk kunnen verwerken. Een positief klimaat op school of in het kader van een jeugdbeweging kan het moeilijke leven binnen het gezin compenseren. Het kind ontmoet er vriendjes die dezelfde moeilijkheden ondervinden en met wie het zijn ervaringen kan delen (“self-help”). Benoît Van Dieren vermeldt in deze context een experiment dat hij in 1997-98 uitvoerde als psycholoog verbonden aan een CLB in een school: hij organiseerde een gespreksgroep voor kinderen van gescheiden ouders en dat had een bevrijdend effect op de kinderen. Dat effect werd ook toegegeven door de ouders, hoewel ze het initiatief aanvankelijk met enig wantrouwen bekeken. Over de rol van de school zijn de meningen verdeeld. Volgens Luc Arron kunnen scholen, als instanties die gezinnen ondersteunen, meer doen dan momenteel het geval is. Al te vaak nemen de schooldirecties en de centra voor leerlingenbegeleiding volgens hem een afwachtende houding aan en wachten ze tot de leerling een beroep op hen doet vooraleer te reageren. Omgekeerd kiezen sommige scholen in geval van conflicten tussen de ouders partij voor diegene die het kind heeft ingeschreven. Ze vrezen immers dat het kind anders van school weg zal worden gehaald, waardoor ze minder subsidies zouden krijgen. Soms bezondigt de school zich ook aan een zekere psychologische mishandeling, door bijvoorbeeld de handtekening van beide ouders te vragen, terwijl het kind zijn vader niet meer ziet. Volgens Annick Lampo vraagt men vandaag daarentegen te veel aan de school. “Het is voor de school niet eenvoudig om neutraal te blijven ten opzichte van twee gescheiden ouders. Bij vechtscheidingen wordt de school vaak door een van de twee ouders gemanipuleerd. In de praktijk bestaat er zo’n verscheidenheid aan gevallen dat het moeilijk is uniforme richtlijnen uit te vaardigen over hoe zich tegenover kinderen uit nieuw samengestelde gezinnen te gedragen.” Pierre Fossion vindt dan weer dat de school zich niet te mengen heeft in conflicten tussen gescheiden ouders. “Voor het kind moet de school een toevluchtsoord zijn.” Nog in de context van de rol van de school ontmoet Christine de Halleux in haar praktijk veel leerkrachten die zich verloren en overweldigd voelen, en die de problemen van kinderen van gescheiden paren niet aankunnen. “De eerste opdracht van de school is het overdragen van kennis. Maar steeds meer verwacht men dat ze ook de rol van medeopvoeder speelt. Niet alle leerkrachten zijn daar klaar voor: sommigen kunnen heel goed
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
47
Luisteren naar experts. Verslag van hearings.
luisteren en helpen de kinderen hun weerbaarheid te vergroten, anderen slagen daar niet in. Het is belangrijk dat leerkrachten die met moeilijke gevallen geconfronteerd worden, met een professionele therapeut kunnen praten, zodat ze zich professioneel gesteund weten door een derde persoon.” > Tot slot kwam ook de vervrouwelijking van de opvoeding in nieuw samengestelde gezinnen kort aan bod. In de meerderheid van de gevallen (80%) gaat de uitoefening van het ouderlijk gezag bij een scheiding naar de moeder. In eenoudergezinnen is de vader vaak afwezig. Zo ontstaat het probleem van de vervrouwelijking van de opvoeding. Voor Pierre Fossion is deze situatie op zich niet problematisch, want een moeder kan ook heel goed een “viriele” opvoeding aan haar zoon geven. Volgens Benoît Van Dieren is deze vervrouwelijking echter iets wat veel mannen kwetst, omdat ze zich uit hun vaderrol ontzet voelen. Sommige mannen verenigen zich dan ook in militante groepen om hun eisen kracht bij te zetten.
Hearing 4: Sociaaleconomische en antropologische aspecten van nieuw samengestelde gezinnen De vierde hearing, die op 17 juni 2008 plaatsvond op 17 juni 2008, verliep enigszins anders dan de drie vorige. Vier experts - Marie-Claire Foblets, hoogleraar recht en antropologie aan de KUL gespecialiseerd in migratie, Alain Van Outeren, oprichter van de vzw Ulysse (psychosociale begeleiding van uitgewezen personen), Pascale Jamoulle, maatschappelijk werker, antropologe en auteur van onder meer La débrouille des familles (uitgeverij De Boeck, 2000) en Joris Ghysels, senior onderzoeker aan het CSB (Centrum voor Sociaal Beleid Herman Deleeck) van de Universiteit Antwerpen - bespraken samen diverse sociaaleconomische en antropologische aspecten van de vorming van nieuwe gezinnen. De eerste twee sprekers, M.C. Foblets en A. Van Outeren, behandelden situaties die specifiek op migranten betrekking hebben. De twee overige sprekers, P. Jamoulle en J. Ghysels, besteedden meer aandacht aan de sociaaleconomische aspecten eigen aan nieuw samengestelde gezinnen. Na de uiteenzettingen van de experts volgde een debat.
Uiteenzetting van Marie-Claire Foblets 3 Uiteenzetting van Alain Van Outeren Als oprichter van de vzw Ulysse, die psychosociale begeleiding aan asielzoekers geeft, is Alain Van Outeren vaak getuige van bijzonder schrijnende toestanden, zoals een gezinshereniging die onmogelijk blijkt of de vorming van een nieuw samengesteld gezin die moeilijk verloopt wegens hun onzekere verblijfssituatie in ons land. Enkele voorbeelden van dramatische gevallen: — Zolang de verblijfstoestand van de asielzoekers niet definitief geregeld is – en die procedure sleept soms jaren aan – wordt de aanvraagprocedure voor gezinshereniging vaak stilgelegd. Zo blijven de partners en de kinderen soms jarenlang gescheiden van hun andere partner of ouder, met alle problemen en frustraties van dien. Deze ontwrichting van het gezin blijft niet zonder gevolgen: de kinderen gaan hun eigen weg en vervreemden van een ouder die ver weg is. Vaak is de ontgoocheling groot wanneer ouders en kinderen elkaar opnieuw ontmoeten.
3 Voor de exhaustieve tekst met een uiteenzetting van Marie-Claire Foblets, zie onze website www.kbs-frb.be
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
48
Luisteren naar experts. Verslag van hearings.
— Asielzoekers die uit een oorlogsgebied komen (bijvoorbeeld Tsjetsjenië of Rwanda) ondervinden soms grote problemen om een spoor van hun familieleden te vinden of om te weten te komen of ze nog leven. — Soms slaan asielzoekers op de vlucht met kinderen die niet van hen zijn maar van buren, vrienden of verre verwanten, om ze tegen mogelijke vervolging te beschermen. Wegens de strenge toelatingscriteria die bij ons gelden, worden ze vaak onder druk gezet en zien ze zich verplicht over de afstamming van het kind te liegen. — Als een kind uit een gemengd paar (Belg en migrant) wordt geboren, gebeurt het niet zelden dat de vader weigert het kind te erkennen omdat het onecht zou zijn. Het omgekeerde komt ook voor: soms wil de moeder niet dat de vader het kind erkent. En soms aanvaardt de familie van de migrantenvrouw, die zich in het buitenland bevindt, haar partner niet, met alle moeilijkheden die dit impliceert voor de gemeenschappelijke kinderen.
Uiteenzetting van Pascale Jamoulle Pascale Jamoulle is antropologe en heeft onderzoek verricht naar de bewoners van enkele grote sociale wooncomplexen in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en in Wallonië. Daarbij besteedde ze specifieke aandacht aan de mannen in deze milieus waar kansarmoede steeds groter wordt. Dit onderzoek is uitgemond in een boek dat in 2005 verscheen bij La Découverte met als titel Des hommes sur le fil. La construction de l’identité masculine en milieux précaires. Uit haar uiteenzetting blijkt in het algemeen dat wat zij de “eenzaamheidspremie” noemt de positie van de vaders verzwakt. Pascale Jamoulle constateert dat het vaderschap aangetast wordt door de verslechtering van de levensomstandigheden. In de sociale woonwijken zijn er steeds minder volwassen mannen. De toegangscriteria voor sociale woningen hebben deze woonvorm inderdaad vervrouwelijkt: er wonen steeds meer alleenstaande vrouwen en dus wijzigt ook de structuur van de gezinnen die er verblijven. Werkloze vaders of schoonvaders bieden het gezin niet langer voldoende materiële zekerheid. Sommigen nemen het risico zich fictief buiten de gezinswoning te vestigen (met een “externe postbus”) om een minimale inkomstenstabiliteit te verzekeren door aanspraak te maken op lagere huurprijzen en op uitkeringen aan het tarief voor alleenstaanden. Het gaat om “eenzaamheidspremies”. Deze vaders hebben de indruk de staat en de sociale diensten te slim af te zijn, maar tegelijk verzwakt hun positie binnen hun gezin, bij hun kinderen en schoonkinderen. Ze lijden onder existentiële, materiële en echtelijke spanningen die moeilijk te beheersen zijn. Sommige mannen leven in huurrechtelijke, economische of juridische illegaliteit (zwartwerk, clandestiene economie, valse woonplaats enz.) in hun eigen woning. Hoe kan men vader blijven in een dergelijke context? Kinderen maken hun vader of schoonvader, wier plaats in het gezin verzwakt is, het leven zuur. Wanneer gezagsconflicten geen oplossing krijgen, neemt het huiselijk geweld toe. Veel adolescenten groeien op in “matriarchale” gezinnen. Deze vervrouwelijking van de gettobuurten ontzegt jongens de structurerende mannelijke rolmodellen waarmee ze zich kunnen identificeren. Sommigen kunnen zichzelf niet projecteren op een vader die nooit voor hen heeft gezorgd of die door hun moeder in diskrediet is gebracht. Veel vaders slagen er niet in om na een echtelijke breuk het co-ouderschap uit te oefenen. Hun exvrouw, die hogere uitkeringen ontvangt, behoudt de sociale woning en de kinderen, terwijl de vader op kamers moet gaan wonen. Historisch gezien was het de vrouw die in de arbeiderswereld de betrekkingen met de instellingen beheerde en die op dat gebied een ervaring verwierf die de vader niet had. Sommige vrouwen spelen het recht nu in hun voordeel uit. De vader geeft toe en geeft op. Hij zet zich buitenspel maar voelt zich ook buitenspel gezet door de manier waarop hun ex-vrouw, de rechters en de maatschappelijk werkers samenspannen. Als vader verliezen ze het vertrouwen in zichzelf en in de professionele dienstverleners. Met hun ontoereikende kennis op deze gebieden voelen ze zich vaak onmachtig en geven ze op. De conflicten rond het co-ouderschap monden dan uit in een breuk met hun kinderen. Het moderne co-ouderschap vereist een groot vermogen tot onderhandelen, dialoog en aanpassing aan veranderingen. Maar deze concentratie van alle functies (biologisch,
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
49
Luisteren naar experts. Verslag van hearings.
affectief, opvoedkundig, juridisch, sociaal, gezag enz.) in één enkele ouder houdt een groot risico in voor de socialisatie van de kinderen. Als besluit waarschuwt Pascale Jamoulle de maatschappij voor deze veralgemeende afwezigheid van de vaderfiguur in kansarme milieus en voor het educatieve individualisme dat uit onze sociale systemen en hun “eenzaamheidspremie” voortvloeit. Het is duidelijk dat ons sociaal beleid negatieve gevolgen heeft en moet worden herbekeken. Pascale Jamoulle pleit voor een gelijke toegang tot sociale woningen, zowel voor de mannen als voor de vrouwen.
Uiteenzetting van Joris Ghysels Nadat hij de begrippen nieuw samengesteld gezin en beschikbaar netto-inkomen heeft gedefinieerd, analyseert Joris Ghysels de inkomenstoestand van de nieuw samengestelde gezinnen in België. Zijn analyse is meer bepaald gebaseerd op het SILC-onderzoek (Survey on Income and Living Conditions) - Eurostat 2006. Uit die cijfers blijkt onder meer dat het risico op armoede groter is in eenoudergezinnen, terwijl klassieke kerngezinnen en nieuw samengestelde gezinnen grosso modo dezelfde materiële toestand kennen. Wat de inkomens betreft, verschilt de toestand van nieuw samengestelde gezinnen weinig van die van klassieke kerngezinnen en is hij veel gunstiger dan die van eenoudergezinnen. Bijvoorbeeld: het percentage gezinnen waarvan het netto-inkomen minder dan 60% is van het ‘mediaaninkomen’ (wat overeenstemt met het armoedecriterium gehanteerd in de Europese Unie) van alle Belgische gezinnen, bedraagt 9,9% voor klassieke kerngezinnen, 10,6% voor nieuw samengestelde gezinnen en … 30,3% voor eenoudergezinnen. Nieuw samengestelde gezinnen vertonen enkele specifieke kenmerken: de partners krijgen vaker allebei een salaris, ze zijn doorgaans ouder en hebben minder vaak een universitaire opleiding genoten. Maar de vorming van het nieuw samengesteld gezin brengt aparte uitgaven met zich die uit de gelijkmatig verdeelde verblijfsregeling voortvloeien (zoals meer meubels, transportkosten of kleren) en die niet in de geregistreerde gegevens zijn opgenomen.
De inkomensverdeling
Netto inkomen op jaarbasis
4000
Klassiek kerngezin Nieuw samengesteld gezin
3500
Eenoudergezin
3000 2500 2000 1500 1000
België
500 0
Percentiel
Koning Boudewijnstichting
Bron: SILC 2006
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
50
Luisteren naar experts. Verslag van hearings.
Debat Tijdens het debat na de uiteenzettingen van M.-C. Foblets, A. Van Outeren, P. Jamoulle en J. Ghysels, kwamen onder meer volgende elementen aan bod: — In wezen is het vraagstuk van de gezinshereniging, dat typisch is voor asielzoekers en enkele andere migrantengroepen, niet te vergelijken met het vraagstuk van de vorming van een nieuw samengesteld gezin na een scheiding of een overlijden. — Het unilineaire en patrilineaire verwantschapsstelsel komt onder druk te staan in migratielanden, bijvoorbeeld door de plattelandsvlucht of via de internetgemeenschap (ook in migratielanden beginnen vrouwen het internet te gebruiken om op zoek te gaan naar een partner). Binnen de migrantengemeenschappen in België komt het systeem ook onder druk te staan. Zo wil de nieuwe generatie meisjes niet langer worden opgevoed zoals hun grootmoeder. — Wat het pleidooi voor een harmonisatiebeleid van M.-C. Foblets betreft, mag niet uit het oog worden verloren dat sommige groepen migranten bij ons soms sterker aan hun tradities gehecht zijn dan hun landgenoten in het herkomstland. Zal een harmonisatiebeleid deze behoudsgezinde trend om zich aan de eigen tradities vast te klampen niet versterken? Lopen we niet het gevaar subgroepen in het leven te roepen? Hoever kunnen we gaan in de eventuele aanpassing van ons familierecht? Moeten wij polygamie en verstoting aanvaarden wanneer die ook in het herkomstland aanvaard worden? Moeten we niet met “rechtsonzekerheid” leren leven? Ter vergelijking: tot heden is het homohuwelijk slechts in drie Europese landen erkend. Buiten deze landen is dat niet het geval. Het gaat hier dus ook om “rechtsonzekerheid”. — Het is in elk geval essentieel open en permanent onderzoek te verrichten, zowel bij de allochtonen als bij de autochtonen, naar de betekenis van het huwelijk, het gezamenlijk leven binnen het echtpaar, het gezin enz. Er moeten ook maatregelen komen om deze verandering mogelijk te maken. De professionele dienstverleners (magistraten, bemiddelaars, therapeuten, maatschappelijk werkers) moeten zich blijven informeren over en verdiepen in de culturele logica van de migrantengemeenschappen in ons land, om de juiste beslissingen te nemen en om geschikte adviezen te kunnen geven voor probleemsituaties waarin deze gemeenschappen zich bevinden.
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
51
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
52
Header/NL
Bijlage 2 Jongeren getuigen Om een goed inzicht te krijgen op de leefwereld van kinderen en jongeren heeft de Koning Boudewijnstichting getuigenissen verzameld. In de RTBF-uitzending “Quand les jeunes s’en mêlent”1 kwamen jongeren aan bod uit nieuw samengestelde gezinnen. Andere getuigenissen komen uit het tijdschrift Klasse2 en uit een onderzoek van de ULg3
Kind tussen twee gezinnen ”Ik woon de ene week in het ene gezin en de andere week in het andere gezin. Het is niet echt leuk om altijd te veranderen, maar het is zo. Je kunt ook niet alles dubbel hebben. Het is dus telkens weer alles van de ene kamer naar de andere zeulen. Mijn ouders wonen niet ver van elkaar (…). Dus qua afstand, vrienden, werk en alles, is er niet veel veranderd. Alleen de gewoontes, die verschillen tussen het ene en het andere gezin. Eigenlijk voel ik me niet echt meer thuis, ook al gaat het goed met mijn stiefvader en mijn stiefmoeder. Maar ze blijven wel mijn stiefvader en mijn stiefmoeder… Je gedraagt je tegenover hen toch anders dan tegenover je ouders. Misschien is dat stom… Maar als je uit bad komt en je wil in je slipje naar beneden gaan, dan doe je dat niet. Dat is maar een voorbeeld, misschien geen goed, maar er zijn veel zaken waarvoor je je inhoudt. Ik voel mij eigenlijk niet meer thuis, niet in het ene gezin en ook niet in het andere”. ULg³ ”Voor mij was het moeilijkste dat ik niet de hele tijd op dezelfde plaats kon wonen (…). Omdat mijn moeder veel verhuisde. Eigenlijk zijn we heel veel verhuisd. Niet dat mijn moeder dat nu zo graag doet … maar door allerlei omstandigheden zijn we nooit langer dan drie jaar op dezelfde plaats gebleven. Vandaar het gevoel altijd maar te moeten verhuizen. Ik heb geen enkele jeugdvriend van de kant van mijn moeder, geen enkele vriend die echt dichtbij mij gebleven is. En wat de vrienden langs de kant van mijn vader betreft, zij deden gewoon voort met hun leven als ik er niet was. En als ik dan na verloop van tijd terugkwam, was ik nooit mee met de vriendschapsbanden die veranderd waren en had ik daar niet echt meer dezelfde plaats … Eigenlijk zijn dat zaken 1 Uittreksel uit de uitzending ‘Quand les jeunes s’en mêlent’, een productie van La Première RTBF, 10 mei 2008. 2 Klasse: publicaties Klasse (voor Leraren), Klasse voor Ouders, Yeti en Maks !, websites, e-brieven; Schooldirect, Lerarendirect, lerarenkaart, uitgegeven door het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming, Agentschap voor Onderwijscommunicatie. 3 Uittreksel uit het gesprek gevoerd door studenten van de ULg in het kader van het onderzoek naar kwalitatieve methoden met betrekking tot de ervaringen van jongeren uit samengestelde families.
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
53
Jongeren getuigen
die meer opvallen als je groter wordt. Er ontstaan nieuwe en sterkere vriendschappen, want in de adolescentie speelt het vertrouwen een veel grotere rol …”. ULg ³ ”We gingen twee keer op vakantie, en we kregen dubbel zakgeld… maar het vervelende was dat we ons nooit echt ergens konden installeren, ook al verbleven we twee weken bij de ene ouder en daarna twee weken bij de andere. We waren altijd bezig met onze zakken, en we lieten er ook alles inzitten omdat alles er op tijd moest inzitten als we weer vertrokken, en dan vlug de auto in … Vervelend waren ook familiefeestjes zoals Kerstmis: de 24ste ben je bij de ene ouder en de 25ste bij de andere, je moest ze altijd allebei doen. Of met Nieuwjaar: je weet nooit bij wie je eerst moet gaan… Uiteindelijk zijn het maar kleine dingetjes, maar het is nooit echt plezant. Maar we passen ons aan”. ULg ³ ”Ondanks alles hadden we inderdaad graag gehad dat ze hun leven deelden, om te zien wat dat had kunnen zijn. Hoe lang is het nu geleden dat ze gescheiden zijn? Bijna 20 jaar. En 20 jaar lang stonden mijn valiezen steeds klaar. Dat heb ik geantwoord aan mijn vader omdat hij me zei:”Probeer eens een beetje meer thuis te zijn”. En daar sta ik dan, tussen mama die ginder woont, jij die hier woont, mijn grootouders die daar wonen, de andere familie die daar woont, mijn werk, mijn vriendin… Ik kan niets meer doen, mijn valies staat altijd klaar. Vanaf mijn 6 jaar staat mijn valies met mijn spullen altijd klaar. Sinds kort heb ik ook kasten, maar vroeger had ik alleen mijn valies, met al mijn spullen erin, en ik nam ze overal mee. Dat is allemaal niet zo vanzelfsprekend”. ULg ³ ”Het is een beetje vervelend, omdat we twee huizen hebben, twee families, twee manieren van leven. En dan zegt men ons:”Maar dat is goed, want je hebt dubbel zoveel kleren, dubbel zoveel geschenken met Kerstmis (…). Ik vind dat eerder irritant, want wat ik wil - en ik weet dat ik niet de enige ben -, dat is één huis met één gezin”. Uitzending ‘Quand les jeunes s’en mêlent’, een productie van La Première RTBF¹ ”Het is tamelijk hard om terecht te komen in een gezin dat al samengesteld is... Ik heb het meegemaakt toen mijn papa gaan samenwonen is met een van mijn stiefmoeders, en zij had al drie kinderen. Het is niet zo dat het moeilijk is om een plaats te verwerven in het gezin. Het probleem is dat je je niet zo goed aanvaard voelt als de andere kinderen, omdat wij het zijn die in het huis van mijn stiefmoeder gaan wonen zijn (…). In die tijd had ik een beetje het gevoel een slachtoffer te zijn, omdat ik verloren liep in de meute. Maar ondanks alles kwam ik goed met hen overeen en nu hebben we nog altijd goede contacten met elkaar. Maar in het begin was het niet gemakkelijk”. Uitzending ‘Quand les jeunes s’en mêlent’, een productie van La Première RTBF¹ “Het feit dat er iemand de hele tijd bij jou woont, vind ik niet echt leuk. En je ouders hebben veel meer aandacht voor hun vriend of vriendin. De ouders hebben inderdaad ook aandacht voor de kinderen, maar dan voor de kinderen van de andere. Soms word je daar jaloers van, en dat overweldigt je, en dan doen ze nog twee keer minder met jou”. Uitzending ‘Quand les jeunes s’en mêlent’, een productie van La Première RTBF¹ ”In het begin was het tamelijk moeilijk. En ook nu nog: het is nooit leuk om terug te gaan naar de ene of andere (ouder) als men vertrekt (van de andere). Het is niet gemakkelijk om uit te leggen, maar nu gaat het wel min of meer. Het is telkens een week op twee: we vertrekken op vrijdag en dan hebben we zaterdag en zondag om het een beetje gewoon te worden en dan is er de week. Op donderdag zit alles goed, maar op vrijdag moeten we weer vertrekken. Dus, zo herbegint dat telkens opnieuw”. Uitzending ‘Quand les jeunes s’en mêlent’, een productie van La Première RTBF¹
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
54
Jongeren getuigen
”Persoonlijk hou ik helemaal niet van het wisselend verblijf… Het stoort mij niet echt dat ik in een samengesteld gezin woon, maar dat wisselend verblijf ligt mij niet: elke woensdag moet ik weer vertrekken naar mijn vader of naar mijn moeder, met al mijn spullen … En soms levert dat ook problemen op, als ik iets wil doen met mijn vrienden. Ah, misschien op die dag. Ah shit, dan ben ik bij mijn vader of bij mijn moeder, ik moet mij dus telkens organiseren, nu dit, dan dat. Soms raken mijn vrienden de draad kwijt. En soms raak ik zelf in de war. Want volgens de afspraak is het anders in de weken dat er school is en in de vakantieweken. De ene dag is de andere niet, soms raak ik in de war…” Uitzending ‘Quand les jeunes s’en mêlent’, een productie van La Première RTBF¹ ”Niemand is perfect, ook ouders niet. Ik neem het leuke van elk apart en dan zijn het voor mij perfecte mensen. Ik geniet van de verschillende ‘sferen’. Dat vind ik een voordeel. Mijn ouders geven veel om mij en ik kan bij elk mijn verhaal kwijt. Geheimen of problemen die ik een van beiden vertel, zullen ze niet samen bespreken. Dat bezorgt mij een veilig gevoel. Ik heb nu gekozen om bij mijn vader te wonen. Die keuze bracht rust, maar ik vind het eigenlijk droevig. Ik ga naar mijn moeder wanneer ik wil. Enkele keren per week zie ik haar. Met haar kan ik over alles praten, met problemen kan ik altijd bij haar terecht. Zo proef ik van de verschillende sferen”. Klasse² ”Mijn stiefmama gebruikt mijn haardroger. Ze legt hem nooit terug in mijn kastje. Ze kookt ook anders dan mama, maar dat vind ik niet erg. De ene week eten we vooral Italiaans en de andere week Belgisch”. Klasse²
De manier om plaats in te nemen, het huis ”Ik herinner me zelfs niet meer wanneer mijn stiefvader bij mij komen wonen is. Maar er is een ding dat ik mij herinner (lacht)… ik denk dat het voor mij het moeilijkste was dat mijn stiefvader zich hier kwam installeren. Hij had twee kinderen die ook afwisselend - ik weet het niet goed meer - kwamen. Het moeilijkste was dat mijn halfzuster een jaar ouder was. Ik zeg halfzuster, maar eigenlijk dat klopt niet, het is mijn stiefzuster. Mijn halfzuster, die dus een jaar ouder was, moest dus op mijn kamer komen. We hebben er dus een bed moeten bijzetten. Maar we kwamen helemaal niet overeen. Het was bijna oorlog. Terwijl ik nu supertevreden ben als ik haar zie: we zijn nu supergoede vriendinnen. Dus ik denk dat dat in het begin het moeilijkste was. Maar nu vormen we een gezin: we gaan alle zeven samen op vakantie. Dat gaat erg goed, mettertijd raakt men dat gewoon”. Uitzending ‘Quand les jeunes s’en mêlent’, een productie van La Première RTBF¹
Geen relatie meer met de vader, stiefmoeder niet betrokken ”Mijn ouders zijn gescheiden toen ik 8 jaar oud was. En mijn vader is opnieuw getrouwd met een vrouw. En sinds ze hertrouwd zijn, zie ik mijn vader niet veel meer. Ik zie hem om de twee of drie weken. Maar toen hij nog niet hertrouwd was, zag ik hem bijna alle dagen. We gingen naar het zwembad of hij was er gewoon en we deden van alles. Maar sinds mijn stiefmoeder er is, zien we elkaar bijna nooit meer. In feite zegt mijn stiefmoeder aan mijn vader dat het niet normaal is dat hij tijd maakt voor ons. Hij is nu hertrouwd met haar en moet meer tijd bij haar doorbrengen”. Uitzending ‘Quand les jeunes s’en mêlent’, een productie van La Première RTBF¹
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
55
Jongeren getuigen
De scheiding op het voorplan ”Ik had liever mijn twee ouders gehad en één huis, ouders die goed overeen kwamen, met een enkel huis, in plaats van nieuw samengestelde gezinnen, met ginder nog een heel gezin, en nog andere nieuw samengestelde gezinnen bij de broers en zusters, wie raakt daar wijs uit, en elders ook. Ik weet niet of ik mij goed uitdruk, maar ik had graag twee ouders gehad met één huis, dat is alles”. Uitzending ‘Quand les jeunes s’en mêlent’, een productie van La Première RTBF¹ ”Als we iets zouden mogen veranderen, dan denk ik dat we allemaal zouden willen dat onze ouders niet zouden scheiden. Dat is normaal, ik kan het niet uitleggen”. Uitzending ‘Quand les jeunes s’en mêlent’, een productie van La Première RTBF¹ ”Als kind denk je dat het goed is dat je twee huizen hebt, twee keer geschenken, twee keer vakantie… Dat is leuk. Maar het is niet leuk omdat ze niet samen zijn. Het is dus allemaal niet zo goed”. Uitzending ‘Quand les jeunes s’en mêlent’, een productie van La Première RTBF¹ ”Als kind dacht ik dat ze vrienden waren. Maar nu weet ik dat ze zich altijd geforceerd hebben om goed overeen te komen ter wille van ons. Maar toen heb ik dingen ontdekt over mijn ouders, en heb ik ontdekt waarom ze gescheiden zijn, en dat heeft het beeld dat ik van hen had kapot gemaakt: een kind wil altijd het beste beeld van zijn ouders hebben en ik… (stilte). Toen ik te weten kwam dat mijn moeder mijn vader bedrogen had… Dan vraag je je af wat mijn vader dan wel kon verkeerd gedaan hebben met dat als resultaat … En het klopt dat al die vragen die ik mij stel zonder een antwoord te hebben en vooral zonder erover te praten, dat mij dat allemaal geen deugd gedaan heeft”. ULg³ ”Het ergste aan de scheiding is dat ik geen vader om me heen heb. Het moet toch leuk zijn om met je vader van alles te doen in een sfeertje van ‘mannen onder elkaar’. Van mijn vader krijg ik nu veel dure cadeaus. Dat is leuk, maar ook wel erg. Het lijkt of hij de pijn die hij me vroeger deed, met geld wil doen vergeten.” Klasse²
Droombeeld dat de ouders opnieuw samenkomen ”Als kind had ik een grote droom: dat mijn ouders terug samenkwamen. Mijn moeder had mij nochtans duidelijk gezegd dat het niet mogelijk was. Ik kon het erg moeilijk begrijpen. Maar goed, je went aan het idee, het is nu eenmaal zo. En het wordt een gewoonte: het is gedaan. Dat gaat goed tot op het moment dat ze een nieuw gezin gaan samenstellen, dat doet pijn. Dat is erg lastig. Zelfs na zoveel jaar, blijft het lastig”. Uitzending ‘Quand les jeunes s’en mêlent’, een productie van La Première RTBF¹ ”Gedurende tweeënhalf jaar geloofde ik dat mijn ouders opnieuw zouden samenkomen. Maar toen ik ze zag intrekken in een nieuwe woning, begreep ik meteen dat het nooit meer zou gebeuren. Dat heeft mij diep geraakt. Ik ging mij meer afsluiten. Ik had geen zin om te praten en ik probeerde echt om de andere mensen van het andere gezin niet te ontmoeten. In het begin zeg je tot jezelf: dat kan leuk worden. Maar als je ziet dat je ouders niet samen zijn en je haalt herinneringen aan vroeger op, toen iedereen samen ging wandelen, dan weet je dat er iets veranderd is… en je voelt je triest, hoe kan het ook anders”. Uitzending ‘Quand les jeunes s’en mêlent’, een productie van La Première RTBF¹
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
56
Jongeren getuigen
”Ik heb nooit gedacht dat mijn ouders opnieuw zouden samenkomen want het was steeds maar ruzie, echt onophoudelijk. En dan kwam de scheiding, eigenlijk was dat een opluchting. Steeds maar denken dat ze opnieuw zouden samen komen, onmogelijk!” Uitzending ‘Quand les jeunes s’en mêlent’, een productie van La Première RTBF¹
Diepe wonden tussen de ouders ”Ik denk dat het belangrijkste aan een scheiding is dat de ouders daarna nog goed overeen komen, ondanks alles. Want ik denk dat als ze daarna nog altijd voortdurend ruzie maken, dat het de scheiding alleen maar slechter kan maken”. Uitzending ‘Quand les jeunes s’en mêlent’, een productie van La Première RTBF¹ ”Er zijn ouders die helemaal niet meer met elkaar kunnen praten. Van als ze elkaar in de gaten krijgen, is het van ‘Ik ga hem vermoorden’”. Uitzending ‘Quand les jeunes s’en mêlent’, een productie van La Première RTBF¹ ”Mijn mama kwam me vaak halen op school en bracht me terug naar mijn papa. En zodra ze elkaar zagen, begonnen ze tegen elkaar op te schreeuwen. Ik was bang dat ze elkaar zouden slaan…”. Uitzending ‘Quand les jeunes s’en mêlent’, een productie van La Première RTBF¹ ”Wat ik het liefst zou hebben is dat mijn ouders onder elkaar een beter relatie zouden hebben. Zelfs nu praten ze enkel omdat wij erbij zijn. Dus als mijn broer en ik er niet zouden zijn, zouden ze elkaar zelfs niet groeten op straat. Dus als het mogelijk was om de klok terug te draaien, zou ik willen dat ze stoppen met oorlog voeren”. Uitzending ‘Quand les jeunes s’en mêlent’, een productie van La Première RTBF¹ ”Ik heb mijn ouders nooit horen ruzie maken. Ik heb daar nog over gepraat met mijn broer en mijn zus. Toen de scheiding er kwam, hadden we dat helemaal niet verwacht, want er was geen oorlog tussen hen. Ze maakten geen ruzie terwijl wij erbij waren. Ze staken ons buiten, wat niet slechter was (…). Ik heb toch veel geluk gehad, omdat mijn ouders ons niet tussen hen geplaatst hebben… Mijn ouders komen goed overeen en mijn papa komt thuis eten. Ik denk dat ik van geluk mag spreken dat alles zo goed verlopen is. Ik heb het goed overleefd. Maar ik was nog erg jong. Dan besef je niet echt wat er gebeurt. Voor mijn zus was het volgens mij veel moeilijker, omdat zij net in een adolescentiecrisis zat (…). Uitzending ‘Quand les jeunes s’en mêlent’ van 10 mei 2008, een productie van La Première RTBF¹ ”Ik denk dat ik geluk gehad heb omdat mijn ouders nog altijd erg goed overeenkomen. Over twee weken vertrekken we overigens op vakantie met mijn mama en haar vriend, eigenlijk haar echtgenoot, en mijn papa en zijn vriendin. En er zullen nog veel andere mensen zijn. Maar het zal toch wel vreemd zijn. Eigenlijk zal het een uitzonderlijke situatie zijn met al dat volk. Ze hebben ook dezelfde vrienden, ze zien elkaar dus al vaak, per toeval. Maar het zal toch raar doen. Van een kant ben ik blij dat ze daar allebei zullen zijn”. Uitzending ‘Quand les jeunes s’en mêlent’, een productie van La Première RTBF¹ ”Mijn ouders en geld. Ze hebben altijd een probleem gehad met geld. Hoe komt het dat jij niets geeft aan het kind, en dat ik altijd alles moet doen voor het kind. En als er dan een is die iets geeft, dan moet de andere ook geven. Dat wil zeggen:”Ik heb dat gedaan, en je moeder moet de rest doen”. En jij, jij zit ertussen, als een idioot, en jij probeert overeind te blijven. En misschien omdat je probeert overeind te blijven is het van”Ja, ja, ik zal dit doen, maar je moeder moet dan dat doen”. Dus jij mag dan mooi aan je moeder gaan vragen:”Kijk, papa wil niet alles helemaal alleen doen, wil jij meedoen?...”En dan is het van: ”OK, hoe moet het?”…
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
57
Jongeren getuigen
En je staat er weer. Je zit echt midden in een conflict, alsof je in de Gazastrook woont, met de Israëliërs aan de ene kant en de Palestijnen aan de andere kant. Ach ja… En zelfs vele jaren later, slagen ze er niet in zichzelf in de hand te houden, als volwassenen om te gaan met die relatie, en dus verandert er niets”. ULg³ ”Geknuffel tussen mijn ouders is voorbij. Dat is jammer. De scheiding zelf vind ik een goede zaak. Ik zat middenin hun geruzie met leugens, geroep en een hele hoop miserie. Ik heb er vier jaar lang nachtmerries van gehad. Ze kunnen het niet laten om kwaad te spreken over elkaar. Als ze ooit eens tot bedaren komen, ga ik ze toch eens vertellen hoe beu ik hun gekibbel en leugens ben.” Klasse² ”Mijn vader woonde enkele jaren alleen. Ik bezocht hem in het geheim, ik ging zogezegd bij mijn bompa op bezoek. Toen mijn vader een nieuwe relatie had, ben ik bij hem ingetrokken. Dat ging heel gek. Mijn moeder zei op een dag dat ik alles moest inpakken. Ik vertrok nog dezelfde avond naar mijn vader. Hij wist van niets. Ik kwam daar aan met de dingen die ik snel had bijeengezocht. Er zaten kleren bij die eigenlijk te klein voor mij waren. Later is mijn broer hier ook komen wonen.” Klasse² ”Zelfs de hond voelt zich nu rustiger. Mijn moeder heeft kordaat beslist dat het gedaan was. Dat was een echte opluchting voor mij. Thuis is het opnieuw leefbaar. De regels van mijn moeder zijn logisch. Ik ken ze en kan er me toch vrij in voelen. De jaren daarvoor waren er zoveel ups en downs, zoveel beloftes van mijn vader die niet uitkwamen dat het niet langer uit te houden was. Ik volgde de discussies tussen mijn ouders over de scheiding vanaf een afstand. Ik had medelijden met beide, mijn vader heeft veel geweend. Hoe de scheiding geregeld is, weet ik niet. Ik had willen horen wat er gezegd werd in de rechtbank. Zo had ik mee kunnen zorgen voor rechtvaardigheid, mogelijke leugens aankaarten. Mijn moeder heeft me er niet bij betrokken. Ze deed dit bewust: ze wou me het hele gedoe besparen.” Klasse² ”Ik zit wel tussen twee vuren. Mijn ouders geven mij het gevoel dat ik moet kiezen tussen hen. Het zou voor mij eenvoudiger zijn om alleen te wonen. Het geruzie tussen hen ben ik kotsbeu. Ze spreken slecht over elkaar, ze liegen mij van alles voor. Ik denk dikwijls ‘Rarara, wie spreekt de waarheid’. Dat geruzie en hun mislukte relatie geven mij de boodschap dat het leven vol tegenslagen zit. Een hoop miserie. Ik zit daar tussenin en kan er niets aan veranderen.” Klasse²
Het gevoel een ouder te moeten steunen ”Ik denk dat het soms erg ingewikkeld is voor een kind om opnieuw zijn plaats te vinden tussen twee gekwelde ouders. Want een scheiding ligt moeilijk voor de ouders en voor het kind. Jezelf voorhouden, OK, de ouders kwellen elkaar… En wie ben ik dan als kind? En hoe ga ik reageren in zo’n situatie? Soms is het mogelijk - ik heb het meegemaakt - om ze allebei te verdedigen, maar om meer mee te leven met de moeder, met haar verdriet, om haar ‘zogenaamd’ te proberen redden. Een beetje de plaats van een redder innemen en dus 5 tot 10 jaar lang een hechte relatie onderhouden met je moeder. En als je niet absoluut bestand bent, zoals het geval is bij sommige kinderen, tegen privérelaties of vormen van affectie van de ouders, is het erg moeilijk om nog helder te blijven. En dus gaat het kind veel sneller vragen stellen over zichzelf, over zijn relaties, over zijn ouders, en dat maakt de zaken nog wat ingewikkelder”. Uitzending ‘Quand les jeunes s’en mêlent’, een productie van La Première RTBF¹ ”Al van toen ik nog erg klein was, gedroeg ik mij helemaal als een volwassene. Eigenlijk niet als een volwassene, maar zoals men mij het geleerd had. Mijn mama heeft mij altijd geleerd om mij zo te gedragen, om bijdehand te zijn, om zelfstandig te zijn, en dat gebeurde. Dat heeft mij niet veranderd. Maar als ik daar nu terug
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
58
Jongeren getuigen
over spreek - ik heb er onlangs nog over gesproken met mijn oom en mijn tante - dan zeggen ze mij:”Je was volwassen voor je leeftijd, je kreeg te veel verantwoordelijkheid op te jonge leeftijd”. Want toen ik tijdens het weekend naar mijn vader ging, ging hij gewoon weg met zijn vriendinnen. Hij bracht mijn broertje naar mijn grootmoeder en ik bleef helemaal alleen achter in het huis en ik mocht mijn vriendinnen uitnodigen. En dan bracht ik het huis op orde, ik maakte schoon, niet omdat hij me dat gevraagd had, maar omdat alles ordelijk zou liggen. Mijn vader liet mij dus helemaal alleen… Maar ik voelde mij helemaal niet aan mijn lot overgelaten, het deed mij plezier, maar… En dan kwam er een vrouw met wie ik helemaal niet overweg kon! Dat zat helemaal niet goed, ik begon te wenen na een weekend bij mijn vader. En ik moest mij daar ook sterk en groot houden, want ze was jaloers omdat ik op mama lijk. En ik hield mezelf recht met afschuwelijk debiele trucs:”Kijk nu toch eens, die vrouw haar IQ ligt niet hoger dan 2, ze is allesbehalve volwassen!”. In die situatie moest ik dus rijper zijn dan zij, dan mijn vader en die vrouw, en mezelf voorhouden: ‘Ga weg, t’is goed, laat maar zitten, het zijn idioten …’. En daardoor ben ik sneller groot geworden”. ULg³ ”Dat is erg goed verlopen. Waarschijnlijk ben ik bepaalde dingen vergeten, en was ik soms superongelukkig, maar dat zal niet enorm veel geweest zijn. Zoals mijn adolescentiecrisis, ik weet daar niets van. Ik denk dat ik geen echte crisis doorgemaakt heb, want dat viel helemaal samen met de scheiding. Omdat ik mij met andere zaken moest bezighouden, had ik geen tijd voor een (adolescentie-) crisis, ik moest zorgen voor mama. Ze heeft mij nooit gevraagd om voor haar te zorgen, maar ik had dat in mijn hoofd, ik moest van mijzelf voor haar zorgen. Ik moest ook zorgen voor mijn broertje. Dat was superbelangrijk, omdat mijn vader zijn rol van papa helemaal niet speelde, en als we tijdens het weekend bij hem waren, moest ik voor mijn broertje zorgen. En ja, zo was het nu eenmaal! Ik heb dus veel verantwoordelijkheid gedragen, in elk geval vanuit mijzelf, en ik heb geen adolescentiecrisis gehad”. ULg³
De komst van de andere partner, de veranderingen, de jaloezie ”Ik ben naar België gekomen omdat mijn papa en mijn stiefmoeder wilden samenwonen, terwijl ik gewoon was om alleen bij mijn papa te wonen. En dan staat daar plots een vrouw, mijn evenwicht was bijna helemaal weg. Omdat ze elkaar kusten, en mijn papa haar hand vasthield, hm… Ik was 5 jaar en helemaal van streek. Maar goed, nu gaat het, ik ben erg blij met mijn stiefmoeder, en ik ben ook erg blij met mijn zusje. Eigenlijk gaat alles goed. Maar… Ik kon het moeilijk aanvaarden. Ik wilde hen scheiden, bijvoorbeeld door mijn papa te duwen als ze elkaar kusten. Als ze elkaars hand vasthielden, pakte ik de hand van mijn papa, ik bedacht een excuus zodat hij zijn aandacht aan mij zou geven en niet aan mijn stiefmoeder. Mijn papa heeft mij uitgelegd dat hij verliefd was, dat ik zijn dochter was en niet zijn vrouw. Hij heeft het mij uitgelegd en later heb ik het begrepen. Uitzending ‘Quand les jeunes s’en mêlent’, een productie van La Première RTBF¹
Stiefmoeder niet aanvaard, oorzaak van breuk ”Het klopt dat het aan de kant van mijn vader erg moeilijk was om iets te doen met die vrouw die volgens ons een beetje verantwoordelijk was voor de situatie en voor wat er gebeurd was. Deze persoon stond dus enorm ver van ons af. Het heeft trouwens vier of vijf jaar geduurd vooraleer ik haar met ‘je’ wilde aanspreken en haar voornaam wou zeggen, en dat schept een grote afstand. Ik weet dat het erg irritant was voor die persoon en ook voor mijn vader. Maar ergens heeft hem dat duidelijk gemaakt – en dat weet ze heel goed en zal ze nooit vergeten – dat ze voor mij een vreemdelinge bleef in het huis, ook al was dat ‘het huis van mijn vader’. Ik was daar ook thuis en meer dan zij. En dat heb ik haar altijd duidelijk laten voelen en ik doe het nog altijd zonder enige schaamte…
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
59
Jongeren getuigen
Ik heb haar duidelijk laten voelen dat ze niet moest proberen om haar standpunt en haar manier van leven met haar kinderen aan mij op te dringen. Dat kon ze niet. Ik had mijn gewoontes, mijn manier van zijn, mijn manier van leven, ik ben opgevoed door mijn moeder en door mijn vader vanuit een bepaalde filosofie, met gewoontes die ik vandaag nog altijd heb, en ik aanvaard niet dat ze probeert om mij haar standpunt op te dringen. En dat heeft enorm veel spanningen veroorzaakt, zenuwslopende momenten, zo erg dat ze soms haar bagage wou pakken en vertrekken. En dat zal nog gebeuren, omdat ik haar nog altijd op afstand houd. Ik zeg goeiedag, maar een kus kan er niet af. Alleen hoogst uitzonderlijk, bijvoorbeeld met Kerstmis of Nieuwjaar of dergelijke, als ze betrokken is bij het cadeau dat mijn vader me geeft. Uit beleefdheid geef ik haar een kus, maar het blijft altijd erg koud tussen haar en mij, en dat zal nooit veranderen. En uiteraard creëert dat spanningen. Na de scheiding is ze hier aangekomen met haar kinderen. Ze hebben een nieuw samengesteld gezin gevormd, maar ik weet heel goed dat ze al enige tijd samen was met mijn vader vooraleer ze naar het huis kwam. Ze vormden al een beetje een huishouden omdat ze elkaar zagen op het appartement van mevrouw waar ook de kinderen van mevrouw waren. Toen ze verhuisden moesten wij de structuur van het huis uiteraard een beetje aanpassen. De garage en de werkkamer werden omgetoverd in kamers voor haar twee kinderen. Zo konden wij onze eigen kamer behouden en moesten we ze niet delen. Dat was eigenlijk de beste oplossing want anders zou dat opnieuw gezorgd hebben voor veel spanningen want alle drie, mijn broer, mijn zus en ikzelf, waren gewoon een eigen kamer te hebben. Dus in het begin ging dat wel met die kinderen, de jongste was trouwens veel jonger dan wij en in die tijd was hij nog erg rustig, en de grootste was even oud als mijn zus. Dus iedereen deed zijn eigen ding en zo waren er niet te veel problemen. Het enige echte probleem vormde het verschil in opvoeding, en de manier waarop we ons moesten gedragen aan tafel. Hun opvoeding deed een beetje denken aan de voetbalwereld. Ik ga niet beweren dat het peil intellectueel lager was, want dat is pejoratief, niet iedereen is zo, dat is mensen in vakjes stoppen… Maar door de vader die ze hadden, gedroegen ze zich veel agressiever dan wij aan tafel, door hun manier van eten en praten. Wij konden praten met elkaar. En dat leidde tot veel strubbelingen aan tafel, want zij gedroegen zich veel losser dan wij ooit mochten. En aan tafel was het een soort van ‘familiebijeenkomst’: iedereen eet op hetzelfde tijdstip, maar de opinies en de standpunten waren niet noodzakelijk dezelfde en dat zorgde voor veel strubbelingen … Voor mij zijn het vreemdelingen en dat zal zo blijven. Niemand moet mij komen vertellen dat ik haar op een dag geen stiefmoeder meer ga noemen, dat is de term die men gebruikt… en ik noem haar zo en ik spreek ook niet over zogenaamde halfbroers, het zijn de kinderen van de gezellin van mijn vader. Punt, nieuwe regel, en uiteraard voel ik het als een invasie… Het zijn allemaal onnozele zaken die zich opstapelen en wrevel veroorzaken tegenover de aanwezige personen. In het begin kan dat werken, maar na verloop van tijd gaat het niet meer, want er zijn te veel kleine zaken die bijeenkomen, die niet geregeld kunnen worden omdat de opvoeding totaal verschilt. De standpunten van de twee ouders verschillen totaal, en iedereen beschermt zijn eigen kinderen tegenover de andere. Dat kan niet anders dan spanningen geven. Als er een kind vervelend doet aan tafel is er een ouder die niets zegt omdat het zijn kind is, maar de andere zal een opmerking maken. En de andere ouder zal niet aanvaarden dat de ouder, mijn vader, een opmerking maakt over een van haar kinderen. En als zij tegenover mij een afkeurende opmerking maakt, zal mijn vader dat niet accepteren. Dus ook daar is het een groot probleem, omdat iedere ouder zijn eigen kind beschermt en niet aanvaardt dat de andere een opmerking maakt. Dat zorgt dus voortdurend voor wrijvingen… Indien het een halfbroer of een halfzus geweest was, dan zou het nog gegaan zijn, omdat het dan over een kind van mijn vader ging en dat was uiteraard veel gemakkelijker geweest. Hier hadden ze niets te maken met mij, er is geen enkele ouderlijke band, dat zal nooit het geval zijn, en als mijn vader en zijn vriendin er niet meer zullen zijn, zal ik ze nooit meer terugzien. Dus ergens is het een opgedrongen tijdelijke situatie en ook al gaat het zeer goed met mij, zonder hen zou het nog beter geweest zijn”. ULg³
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
60
Jongeren getuigen
Rol van de stiefouder ”De vroegere stiefmoeder… op het einde ging het echt helemaal niet meer. Er was geen enkele sympathie meer. Maar nu, met de nieuwe, gaat het goed. De vrouw zorgt voor ons net zoals onze mama, dat mogen we gerust zeggen. Beter kan niet. Maar misschien is even goed als onze mama wat overdreven, want zij kan ons nooit de affectie geven die ze aan haar eigen kinderen geeft. Dat voel je direct, maar het stoort mij niet echt. Ze zorgt echt goed voor ons, dus is alles OK”. Uitzending ‘Quand les jeunes s’en mêlent’, een productie van La Première RTBF¹ ”Een jaar geleden is mijn vader gescheiden van mijn stiefmoeder en ik zie haar nog een maandag op twee. Maar alle vrienden vinden het vreemd dat ik haar nog zie. Maar ik heb toch 6 jaar met haar samengewoond, ze betekent nog veel voor mij, en het doet mij goed om haar te zien.” Uitzending ‘Quand les jeunes s’en mêlent’, een productie van La Première RTBF¹ ”Mijn moeder heeft veel pijn geleden toen ze zag dat haar echtgenoot, de persoon die ze wilde liefhebben en die haar liefhad, haar kind niet kon aanvaarden”. ULg³ “De rol van stiefvader, dat is dezelfde als die van vader, met dit verschil dat hij, ondanks alles, minder invloed heeft op het kind. Ik kan niet uitleggen waarom dat zo is…” Uitzending ‘Quand les jeunes s’en mêlent’, een productie van La Première RTBF¹ ”Mijn stiefvader kan mij tot niets verplichten. Er is mijn vader en daarnaast is hij er … Het is een andere relatie, veel afstandelijker. Maar persoonlijk heeft hij mij niets te vertellen, ook al woont hij al minstens 10 jaar, zelfs meer, bij ons”. Uitzending ‘Quand les jeunes s’en mêlent’, een productie van La Première RTBF¹ ”Mijn stiefmoeder maakt veel meer opmerkingen tegenover mij dan mijn moeder omdat ze mij opvoedt. Mijn moeder zie ik twee keer per maand. Dus van zodra ze me ziet wil ze mij een plezier doen. En als ik stomme dingen uithaal, schreeuwt ze niet zo tegen mij zoals mijn papa of mijn stiefmoeder. Dat zijn twee verschillende zaken, omdat mijn moeder me niet opvoedt, en mijn papa en mijn stiefmoeder wel.” Uitzending ‘Quand les jeunes s’en mêlent’, een productie van La Première RTBF¹ ”Ik denk dat de betrokkenheid van de stiefouders doorgaans een blijk van liefde is. Omdat ze zich betrokken voelen bij ons, willen ze zich volledig geven en alles doen wat in hun macht ligt opdat we ons goed zouden voelen. Soms is het vervelend als ze ons willen inperken door opmerkingen en zo. Maar het is voor onze bestwil, dat denk ik echt…”. Uitzending ‘Quand les jeunes s’en mêlent’, een productie van La Première RTBF¹
Scheiding van het nieuwe koppel ”Spijt, dat heb ik onlangs gevoeld, toen mijn mama mijn stiefvader verliet. Goed, het boterde al lang niet meer tussen hen. Of toch, alles leek heel goed te gaan. Maar blijkbaar waren ze niet meer verliefd op elkaar, zo heeft ze het mij uitgelegd. En ook al verwijt ik mijn stiefvader een beetje dat de relatie afgelopen is, toch doet het pijn dat ze zomaar uit elkaar gegaan zijn en spijt het mij dat ze niet meer samen zijn. Het is een tweede scheiding en, wat dat betreft, hoop ik dat het nu niet definitief gedaan is. Want ik besef heel goed dat ik de neiging heb om mijn moeder in de armen van mijn vroegere stiefvader te duwen. Maar het heeft natuurlijk te maken met liefde en daar kan ik niets aan doen”. Uitzending ‘Quand les jeunes s’en mêlent’, een productie van La Première RTBF¹
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
61
Jongeren getuigen
Relaties van broers en zusters ”Mijn ouders zijn gescheiden toen ik ongeveer drie jaar was. En nu heb ik een broer die 16 jaar oud is en dat is altijd mijn grote broer geweest. Het is de persoon die ik het liefst zie en hij heeft mij veel geholpen. Want toen ik klein was, begreep ik niet goed wat er precies gebeurde, eigenlijk begreep ik er niets van”. Uitzending ‘Quand les jeunes s’en mêlent’, een productie van La Première RTBF¹ ”Elk weekend eten we hier alle vijf samen in de flat van mijn vader, altijd. We zijn allemaal samen en soms zijn er ook activiteiten: dan gaan we ergens naartoe, soms een dag aan zee, dergelijke zaken. Allemaal samen, kwestie van elkaar gewoon te worden. Dat gaat goed. Er zijn alleen meer personen, meer verschil is er niet”. Uitzending ‘Quand les jeunes s’en mêlent’, een productie van La Première RTBF¹ ”Ik vind het leuk dat ik een stiefvader gehad heb, want daardoor kreeg ik er meteen drie halfbroers bij. Ze zijn erg leuk, en daar ben ik blij om. En voor mijn stiefvader was het ook leuk, want aangezien hij drie jongens had, kreeg hij er meteen ook twee meisjes bij. Het kwam dus van twee kanten, dat was voor iedereen erg leuk”. Uitzending ‘Quand les jeunes s’en mêlent’, een productie van La Première RTBF¹ ”Met mijn zuster ben ik altijd super intiem geweest. Toen onze ouders gingen scheiden, bracht ons dat nog dichter bij elkaar, aangezien zij de persoon was met wie ik het meest meegemaakt heb omdat we altijd samen waren. Terwijl met mijn ouders: soms duurde het een week of twee weken dat ik hen niet zag. Dus ja, we waren super intiem. We wisten alles over elkaar. Het feit dat ze nu een jaar weggaat, dat is lastig”. Uitzending ‘Quand les jeunes s’en mêlent’, een productie van La Première RTBF¹
Op school ”Op school was iedereen eerst verbaasd. Ik kreeg veel steun. Er was begrip voor mij. Ik had dan ook geen problemen met de praktische regelingen zoals rapporten laten ondertekenen en taken tijdig binnenbrengen. De vrienden op school lagen er niet wakker van. Ze schrokken wel eventjes maar het interesseert hen niet echt. Echtscheidingen vinden zij blijkbaar heel gewoon.” Klasse² ”De school volgde de zaak mee op. Ik mocht naar huis als ik me droevig voelde. Ik weende wel eens op school. Veel leerkrachten luisterden naar de problemen die ik had. Ze hielpen me erdoor. De school maakte geen punt van praktische problemen die een scheiding met zich meebrengt. In de klasgroep zaten wel vervelende typetjes die me probeerden te pesten. De steun van andere jongeren die ook gescheiden ouders hadden, was groot. We konden erover praten. Door de scheiding kan ik anderen nu sneller begrijpen en inschatten wat echt pijn doet.” Klasse² ”Met de school moet je van alles gaan regelen als je ouders gescheiden zijn. Soms lukt dat wel. Voor het betalen van rekeningen krijg ik meer tijd. Een rapport moet ik niet zo snel terug bezorgen want ik wil het aan allebei mijn ouders laten zien. Toch noemen de leerkrachten mij vaak een vergeetkop. Het lukt mij niet altijd om alles op tijd op het juiste adres te hebben. Soms ligt er bij mama een boek dat ik nodig heb om bij papa mijn huiswerk te maken. De leerkrachten hebben daar niet veel begrip voor. Ze zouden op de hoogte moeten zijn van de ongemakken die ik heb. Extra begrip voor dingen die je vergeet, is toch niet te veel gevraagd.” Klasse²
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
62
Jongeren getuigen
Voor de rechter ”Ik wilde aan de rechter zeggen bij wie ik wilde wonen. Maar ik mocht niet, ik was nog maar elf. Je moet twaalf zijn om gehoord te worden. Stom hé. En nu is het te laat om te klagen, alles is al geregeld. Ik vind het een hel”. Klasse²
Aanpassing ”Sociaal gezien is het inderdaad een hulp als je samengeleefd hebt met verschillende mensen zoals halfbroers of halfzusters. Je went eraan en je voelt je sneller thuis in andere situaties en bij andere personen. Ik denk dat er slechte kanten aan zijn, maar het kan ook goede kanten hebben. Maar uiteindelijk zijn er meer slechte kanten dan goede”. Uitzending ‘Quand les jeunes s’en mêlent’, een productie van La Première RTBF¹
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
63
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
64
Bijlage 3 Gebruik van PSBH-gegevens om een beter beeld te krijgen van nieuw samengestelde gezinnen in België Studie uitgevoerd door het Institut des Sciences Humaines et Sociales, ULg in opdracht van de Koning Boudewijnstichting, mei 2008 Sylvie Petit, onderzoeker Marie-Thérèse Casman, wetenschappelijk directeur
Inleiding Het onderzoek wil bijdragen tot een zo objectief mogelijke beschrijving van de situatie van nieuw samengestelde gezinnen in België. Het probeert in te schatten met hoeveel ze zijn en welk profiel ze hebben uitgaande van de plaats en het welzijn van de kinderen in deze gezinnen. De databank PSBH (Panel Study on Belgian Households) vormt het belangrijkste element van het onderzoek. Daarom begint dit rapport met de specifieke kenmerken ervan. Zo wordt er uitgelegd waarom het inzetten van een panel belangrijk is voor het bestuderen van nieuw samengestelde gezinnen. De databank omvat namelijk een schat aan gegevens, maar daarnaast biedt ze ook een andere kijk op samenwonenden en op de banden tussen de verschillende respondenten omdat ze niet uitgaat van het officiële standpunt (dat steunt op gegevens over de woonplaats, huwelijksbanden enz.), maar de situatie beschrijft zoals ze was op het ogenblik dat de enquêteurs de verschillende gezinnen bezochten. Een van de moeilijkheden die een schatting van het aantal nieuw samengestelde gezinnen meestal hypothekeren, is immers net het feit dat de officiële gegevens slechts erg zelden overeenstemmen met de realiteit op het terrein. De diverse onderwerpen die aanbod komen in de databank, worden in de loop van het onderzoek grondiger bekeken, wat interessante informatie oplevert over de levensomstandigheden van nieuw samengestelde gezinnen. De gegevens die over deze gezinnen verzameld zijn, worden geobjectiveerd via een vergelijking van hun situatie met die van klassieke en eenoudergezinnen. Tot slot wordt in het algemeen besluit dieper ingegaan op de meest relevante gegevens die naar voren komen uit de analyses die tijdens het onderzoek werden uitgevoerd.
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
65
Onderzoeksrapport ULg
Voorstelling van de PSBH Doelstellingen van de enquête Het gaat om een longitudinale enquête die gedurende elf opeenvolgende jaren, van 1992 tot 2002, werd uitgevoerd bij een representatief steekproef van huishoudens in België. Op die manier biedt ze een uniek beeld van de evolutie van het leven van de mensen in België. Gedurende elf jaar hebben 3000 huishoudens en meer dan 5000 individuen deelgenomen aan het onderzoek. Dat leverde een schat aan onderzoeksstof op. Een Panelonderzoek rond Gezinsdemografie (PSBH) is belangrijk in een context van hedendaagse samenlevingen die voortdurend veranderen. “Het privé- of openbare leven wordt niet meer ervaren als een “lange rustige stroom”... De gezinsdynamiek en het beroepstraject bijvoorbeeld worden gekoppeld aan een sociaal levensconcept dat niet meer uitgaat van een overheersend trajectmodel, maar eerder verwijst naar een opeenvolging van veranderlijke situaties (de situatie binnen een huwelijk, een eenoudergezin of een nieuw samengesteld gezin / een vaste baan, een periode van werkloosheid, een bijkomende opleiding enz.). Die verschillende ervaringen verschillen chronologisch en qua opbouw volgens de sociale milieus en de levensfasen. In 1989 vroegen de Programmatorische Diensten van het Wetenschapsbeleid (later ‘Federale Diensten voor Wetenschappelijke, Technische en Culturele aangelegenheden’ (DWTC), nu Federaal Wetenschapsbeleid) aan de ‘Services de Sociologie de la Famille’ van de Université de Liège en aan de Universitaire Instelling Antwerpen om gezamenlijk een grootschalige enquête uit te voeren: het “Panel Gezinsdemografie” (Panel Study on Belgian Households of PSBH). Jaarlijks werd eenzelfde reeks vragen gesteld aan eenzelfde steekproef van individuen en gezinnen in Brussel, in Vlaanderen en in Wallonië. De vragenlijst die door de twee universitaire centra werd uitgewerkt omvat verschillende thema’s zoals gezinsstructuur en -relaties, huisvesting, werkgelegenheid, gezondheid, kinderen, geografische mobiliteit, levensomstandigheden, waarden, opinies... De eerste doelstelling van het panel bestond erin om informatie te verschaffen over de aard, de frequentie en de aaneenschakeling van de veranderingen die de levenswijzen beïnvloeden, maar tegelijk ook om die invloed op het morele en materiële welzijn van de betrokken personen in te schatten. Een tweede doelstelling werd in de loop der tijd ontwikkeld. Het oorspronkelijke onderzoeksteam werd aanzienlijk versterkt en dat ging gepaard met een groeiende internationale erkenning. Van 1994 tot 2001 werden de PSBH (ULg / UIA) en het CSB (UFSIA) door het Nationaal Instituut voor de Statistiek (NIS), dat uiteindelijk de officiële vertegenwoordiger van België is in het Europanel (Eurostat), uitgekozen voor de uitvoering van de Belgische enquêtes van het ‘Huishoudenspanel’ van de Europese Gemeenschap (ECHP: European Community Household Panel). Het ECHP is een boeiend onderzoeksinstrument van de toenmalige vijftien lidstaten van de Europese Unie. Door in analoge omstandigheden gegevens te verzamelen van het noorden tot het zuiden van Europa is het vandaag mogelijk om internationale vergelijkingen te maken: dat werd dan de tweede doelstelling van het panel1. “De PSBH bevat niet alleen buitengewoon veel informatie, die informatie is ook inhoudelijk erg bijzonder. Enerzijds volgt de vragenlijst rigoureus het stramien van het ECHP-onderzoek zodat er internationale vergelijkingen mogelijk zijn. Anderzijds biedt de PSBH een brede waaier van sociologische en economische determinanten waarmee de ECHP-aanpak, die zich vaak uitsluitend toespitst op de inkomens, kan worden aangevuld en uitgediept. Tot slot werd de gewone vragenlijst die bij elke golf werd gebruikt, aangevuld met een of meer bijkomende modules. Die modules hebben de totale duur van de gesprekken wat langer gemaakt, maar de respondenten hebben er toch goed op gereageerd, omdat het voor hen een aangename afwisseling was met de gewone vragenlijst. Voor 1 Website: www.ulg.ac.be/psbh/
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
66
Onderzoeksrapport ULg
de onderzoekers vormden deze modules bovendien een gelegenheid om de contacten met de onderzoekspopulatie te verdiepen. Dankzij de modules over scheidingen, leer- en loopbaantrajecten kon de gezins-, school- en beroepsgeschiedenis van de betrokken personen worden nagetrokken” (meer informatie in het boek “Elf jaar uit het leven in België”, p.6 2).
Methodologie van de enquête PSBH 3 De steekproef De steekproef is op een streng wetenschappelijke basis samengesteld. Het gaat om een gewogen steekproef van gemeenten, opgesplitst in 275 clusters (punten van steekproeftrekking). Op basis van de bestanden van het Rijksregister werden er per cluster 100 willekeurige adressen van gezinshoofden geselecteerd (dus 27.500 adressen). Om het gebrek aan medewerking in bepaalde bevolkingscategorieën te corrigeren, werd elke cluster een eerste keer “gemanipuleerd”: aan elk adres werd een precieze code toegekend op basis van twee criteria (de leeftijd van het gezinshoofd en de grootte van het gezin). Op basis van een klassering van de adressen volgens een oplopende code-orde werd elke cluster gesplitst in twee lijsten: een lijst A bestaande uit 20 adressen uit de oorspronkelijke steekproef en een lijst B met 80 vervangadressen. Wanneer bij de enquête op het terrein (eerste golf PSBH-enquêtes) bleek dat een enquête bij een huishouden van lijst A niet kon plaatsvinden, bracht de enquêteur een bezoek aan een huishouden met eenzelfde code van lijst B.
Uitvoeringsfasen van het onderzoek Een panelonderzoek is regelmatig gespreid over een bepaalde tijd en de opeenvolgende uitvoeringsfasen zijn erg precies uitgewerkt. De precieze uitwerking van de vragenlijst is gebonden aan vele methodologische regels. Aan de ene kant is het noodzakelijk dat hij zoveel mogelijk domeinen dekt zonder onwerkbaar te worden en aan de andere kant moet hij als basis kunnen dienen voor het verwerken van de antwoorden in synthetische indicatoren die tegelijk samenhangend en volledig zijn. Het “werk op het terrein” bestaat hoofdzakelijk uit het opleiden van de supervisors en de enquêteurs, die aldus op de hoogte worden gebracht van de “regels” die van toepassing zijn op het bevragen van personen. Nadien zijn ze klaar om de gezinnen te bezoeken en om de vragenlijsten voor te leggen aan de individuen uit die gezinnen. De duizenden gegevens die aldus worden verzameld, worden vervolgens gecodeerd en “uitgezuiverd”. Dat duurt bijna een heel jaar. Daarna zijn de gegevens beschikbaar voor de gebruikers. Elk van de vier fases vereist tijd, energie en geld. De verzamelde gegevens kunnen dan op allerlei manieren statistisch worden verwerkt. Sinds het begin zijn er verschillende publicaties uitgegeven die steunen op de analyse van de PSBH-databank. Ze is beschikbaar voor alle onderzoekers die de inhoud ervan willen uitpluizen.
2 Doutrelepont, R., Mortelmans, D., & Casman, M-T. (2004). Elf jaar uit het leven in België: socio-economische analyses op het Gezinsdemografisch Panel PSBH. Gent: Academia Press & Federaal Wetenschapsbeleid. 3 Casman, M-T., Bonsang, E., Nibona, M., (2002). Portrait de l’enfance en Belgique. Analyse des données du questionnaire enfant du PSBH 1992-2002. Onderzoeksrapport. Onderzoek gefinancierd door het Observatoire de l’Enfance, de la jeunesse et de l’aide à la jeunesse.
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
67
Onderzoeksrapport ULg
Weging De steekproef van de eerste enquêtegolf was representatief voor de bevolking. Jammer genoeg treedt er met de jaren ook meer en meer verloop op en verzwakt de steekproef en dus ook de representativiteit ervan. Om dat verloop in te calculeren werden er wegingsvariabelen uitgewerkt om de representativiteit van de gegevens te behouden ondanks het verlies aan respondenten tijdens de opeenvolgende enquêtegolven. Zoals wordt aangetoond door R. Van Dam (1996) zijn er drie factoren die een grote impact hebben op de representativiteit van een panelonderzoek. Bovenop typische niet-antwoorden en het dynamische aspect van de bevolking, noteren we immers ook een vervorming die voortvloeit uit de PSBH-opvolgingsregels “transversale differentiële selectiemogelijkheden genereren tussen personen uit de steekproef en anderen” (Ottoy, 2004). De wegingsmethode waarover de gebruikers beschikken is een zogeheten “weight sharing” (delen van parameters)methode die Eurostat aanbeveelt voor het European Community Household Panel. Deze weging wordt toegepast bij de verwerking van de gegevens die in het kader van dit rapport tot stand kwamen.
Structuur van de databank Concreet wordt de PSBH als volgt samengesteld. Elke enquêtegolf wordt uitgevoerd op basis van vier soorten vragenlijsten die omgezet zijn in vier informaticabestanden. De vier vragenlijsten zijn: — Het contactblad: voorstelling van het gezin (wie woont in het gezin, geboortedata van de individuen die het gezin vormen, banden die bestaan tussen alle gezinsleden …). Dit is het document dat nodig is om jaar na jaar vast te stellen welke individuen in elk gezin binnengekomen zijn of het verlaten hebben (geboorten, overlijden, “migratie” naar een nieuw gezin …). Dit document stelt ons ook in staat om te zien welke soort banden er bestaan tussen de verschillende gezinsleden. — De gezinsvragenlijst: een lid van het gezin (doorgaans het gezinshoofd) beantwoordt een reeks vragen over de gezinskenmerken (gezinsinkomen, type woning, eventuele moeilijkheden om de eindjes aan elkaar te knopen enz.). — De individuele vragenlijst: elk gezinslid van meer dan 16 beantwoordt persoonlijk een individuele vragenlijst die verschillende vragen bevat over erg diverse domeinen zoals de beroepssituatie, het studieniveau, de ontspanning, de waarden, de situatie van het koppel, de fysieke en psychologische gezondheid enz. — De vragenlijst over de kinderen: wordt ingevuld door een volwassene uit het gezin. De vragenlijst over de kinderen geeft een beeld van de situatie van de kinderen in het gezin die jonger zijn dan 16 jaar: hun schoolbezoek, hun ontspanning, de wijze van opvang enz.
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
68
Onderzoeksrapport ULg
Methodologie van het onderzoek rond nieuw samengestelde gezinnen Gebruik van de gegevens Bij dit onderzoek werden de net vermelde vier soorten documenten, gedeeltelijk, gebruikt om de situatie van nieuw samengestelde gezinnen zo precies mogelijk te kunnen beschrijven. Hun situatie werd in verband gebracht met die van andere soorten gezinnen om te kunnen inschatten wat hen onderscheidt van deze gezinnen. In dit rapport worden de situaties van drie soorten gezinnen met elkaar vergeleken. — “Klassieke” gezinnen: het gaat om gezinnen waarin beide ouders aanwezig zijn net als hun eigen kinderen. — “Nieuw samengestelde” gezinnen: het gaat om gezinnen met kinderen uit een vorige relatie. Er zijn verschillende situaties mogelijk: Koppel + kind(eren) van mijnheer Koppel + kind(eren) van mevrouw Koppel + kind(eren) van mijnheer en kinderen van mevrouw Koppel + kind(eren) van mijnheer, mevrouw, of van beide + kinderen van het koppel — Eenoudergezinnen: het kind (of de kinderen) wonen uitsluitend bij een enkele ouder die geen koppel vormt binnen het gezin. Zoals we eerder al zegden is een van de grote voordelen van de PSBH het longitudinale karakter zodat ze verwerkt kan worden volgens twee grondig verschillende analyseassen: — Transversaal gebruik: op een bepaald moment in de tijd wordt er een profiel bepaald en die gezinsprofielen worden in verband gebracht met die van andere gezinnen om de verschillende eigen kenmerken te kunnen afbakenen. De meeste transversale analyses steunen op de meest recente gegevens, namelijk op de elfde enquêtegolf, die betrekking heeft op 2002. Slechts enkele resultaten komen uitzonderlijk uit een andere enquêtegolf. Het gaat om analyses die werden uitgevoerd op basis van bijkomende modules van het panel en die dus enkel in een bepaald jaar werden gebruikt. Het jaar waarin de geanalyseerde gegevens werden verzameld wordt in dit rapport onderstreept. — Longitudinaal gebruik: de gezinnen worden gevolgd in de tijd en hun traject in de loop van de opeenvolgende jaren wordt vastgelegd zodat het kan worden geanalyseerd. Via dit soort verwerking kan de stabiliteit van deze gezinnen in de loop van de tijd worden gemeten.
Aangesneden thema’s In de loop van het onderzoek worden verschillende thema’s aangesneden: ze geven een overzicht van de situatie van de drie verschillende gezinstypes in de domeinen die in dat verband belangrijk zijn.
Betreffende het gezin Huisvesting Het panel biedt ons de gelegenheid om ons een beeld te vormen van de woning van de respondenten, zowel van de grootte in oppervlakte, als van het comfort. Het kan gaan om basisvoorzieningen zoals toegang tot (koud en warm) stromend water, centrale verwarming, een tuin, voldoende kamers … Het is eveneens mogelijk om de hygiënische staat van de woning in te schatten, evenals van de omgeving waarin ze ligt: in de nabijheid van buren, of afhankelijk van de leefomstandigheden in een wijk. Tot slot wordt ook het niveau van privacy in de woning en tegenover de buren onderzocht via deze grote enquête.
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
69
Onderzoeksrapport ULg
Andere variabelen die onderzocht zijn in dit panel zijn: eigenaar of huurder zijn, de huurlast die de individuen moeten dragen, de verschillende goederen die kunnen deel uitmaken van de woning. Ook deze variabelen worden gebruikt in dit project. Inkomen en financiële situatie Een schatting van het totale inkomen van een gezin gekoppeld aan het aantal bewoners is een fundamenteel gegeven wanneer men gezinssituaties gaat bestuderen en de aandacht gaat trekken op eventuele kwetsbare situaties bij deze gezinnen. Het panel biedt ons de kans om een financiële inschatting te maken van het gezinsinkomen, maar ook, om te weten hoe de gezinnen rondkomen met het beschikbare inkomen. Hebben ze al dan niet moeilijkheden om de eindjes aan elkaar te knopen? Heeft het gezin het moeilijk bij de terugbetaling van leningen, het betalen van belastingen, de terugbetaling van verbruikskrediet? En tot slot, kunnen de gezinnen het zich veroorloven om hun woning goed te verwarmen, om op vakantie te gaan, om versleten meubels te vervangen door nieuwe te kopen, om nieuwe kleren te kopen, om minstens een keer op twee dagen vlees te eten, om minstens een keer per maand vrienden of familieleden te vragen voor een glaasje of een maaltijd? In het gezin beschikbare goederen Na het inkomen gaat het erom welke goederen in de verschillende gezinnen beschikbaar zijn. Hebben ze een auto, een tv-toestel, een videorecorder, een microgolfoven, een telefoon (vast of gsm), een tweede verblijf, een vaatwasmachine, een personal computer, een alarmsysteem, een droogkast, een telefonisch antwoordapparaat, toegang tot internet? Het panel helpt ons om te weten te komen wie die individuen zijn die zich al dan niet een bepaald comfort kunnen veroorloven. Dat geeft dus een beeld van de relatieve kwetsbaarheid van de bevraagde personen.
Betreffende de ouders Leeftijd Bestaat er een ‘ideale’ leeftijd om deel uit te maken van een bepaald gezinstype? En ook, in welke zin heeft de leeftijd een invloed op de manier waarop een bepaald gezin bestuurd wordt? Beroepsactiviteit Het panel stelt de personen vragen over hun beroepsactiviteit. Aldus komen we te weten of de respondenten al dan niet werken. Als ze geen werk hebben, kunnen we te weten komen in welke situatie hen dat brengt en kunnen de oorzaken (al dan niet een eigen keuze) worden bekeken. Voor de werkenden is er een hele reeks vragen die peilt naar de situering van het werk in kwestie. Het gaat zowel over de inhoud van het werk zelf, het type arbeidscontract, het arbeidsstatuut, als over de manier waarop de werkenden het werk ervaren. Het diploma Het diploma van de respondent heeft vaak een invloed op zijn sociale situatie. Het panel informeert ons over het laatste diploma dat de respondent behaald heeft. Burgerlijke staat en aantal kinderen Het panel informeert ons over de burgerlijke staat van de respondenten op het moment dat ze de vragenlijst invullen. Die informatie is erg interessant voor de persoon die onze belangstelling heeft. Zo is het belangrijk om te weten of een koppel dat een nieuw samengesteld gezin vormt, hertrouwd is of ervoor kiest om alleen
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
70
Onderzoeksrapport ULg
maar samen te wonen. Met als bijkomende vraag: in welke zin heeft hun burgerlijke staat al dan niet een invloed op de stabiliteit van hun relatie. We kunnen ook vragen of een koppel samen kinderen heeft, naast de kinderen die uit een ander nest komen. Tot slot speelt het totale aantal kinderen in elk gezin eveneens een belangrijke rol in de reorganisatie van het “nieuwe” gezin. Gezondheidstoestand Het panel peilt ook naar de fysieke en psychische gezondheidstoestand van de personen die de vragen beantwoorden. Uit de enquête kan dan ook blijken of het gezinstype een invloed heeft op de gezondheid. Educatieve waarden (voor de golven 1 tot 8) Hier wordt gemeten welk belang de ouders toekennen aan educatieve waarden zoals goede manieren hebben, net en schoon zijn, zelfstandig/zelfredzaam zijn, moedig zijn, eerlijk zijn, verantwoordelijk zijn, te vertrouwen zijn, geduld hebben, verbeeldingskracht hebben/creatief zijn, verdraagzaam zijn en respect hebben voor de mensen, een leidersfiguur zijn, zichzelf in de hand hebben, spaarzaam zijn, vastbesloten en volhardend zijn, een geloofsovertuiging hebben. Men kan zich de vraag stellen of de educatieve waarden veranderen afhankelijk van het gezinstype waarin de kinderen zich bevinden. Tevredenheid over verschillende levensdomeinen Hier meten we de algemene tevredenheid van de gezinshoofden en hun partner over verschillende levensdomeinen zoals hun beroepsactiviteit, hun financiële situatie, hun huisvesting, de vrije tijd waarover ze beschikken om te doen wat ze graag willen doen, hun sociaal leven. Ontspanningsactiviteiten Hoeveel keer gaan de ouders van de verschillende gezinnen naar de bioscoop, als toeschouwer naar sportmanifestaties, op café, op restaurant voor het plezier, naar een dancing, naar een bowling/snooker/biljart, naar theater/ballet, naar een concert, naar tentoonstellingen/musea, naar conferenties? Wordt er gemakkelijker aan ontspanning gedaan als men deel uitmaakt van dit of dat gezinstype? Delen van huishoudelijke taken Wie neemt de huishoudelijke taken op zich? Schoonmaken van het huis, boodschappen doen, koken, beheer van het wasgoed (wassen en strijken), tuinonderhoud en klussen, het beheer van de gezinsadministratie, dagelijks geldbeheer, beheren van bankverrichtingen, beheren van het spaargeld. Is de verdeling anders bij leden van koppels uit klassieke gezinnen dan bij leden van nieuw samengestelde gezinnen?
Betreffende de kinderen Leeftijd Raming van de leeftijd van de kinderen in de verschillende gezinnen. Frequentie van de ontmoetingen van het kind met de ouder van buiten het gezin Hier gaat het om nieuw samengestelde gezinnen en eenoudergezinnen. Het panel biedt de kans om te weten hoe vaak het kind de ouder die niet meer in het gezin woont, ontmoet.
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
71
Onderzoeksrapport ULg
Kinderopvang Wie vangt de kinderen op tijdens periodes dat er geen school is? Dit gegeven kan uiteraard worden gekruist met de leeftijd van de kinderen en de gezinssituatie van de kinderen. Schoolbezoek van de kinderen Hebben de kinderen al dan niet een achterstand op school? Ontspanning van de kinderen Hoeveel uren per week besteden de kinderen gewoonlijk aan allerlei ontspanningsactiviteiten zoals sport, dans, tekenen/schilderen, theater/muziek, deelname aan een jeugdbeweging, een vrijwilligersactiviteit, een kleine betaalde job, of andere? Heeft het gezinstype een invloed op het aantal ontspanningsactiviteiten die de kinderen die deel uitmaken van de steekproef, uitoefenen?
Specifieke kenmerken en grenzen van het onderzoek Het panel biedt de gebruikers een onvergelijkbaar rijk aanbod aan gegevens. In dit rapport kunnen daardoor bepaalde kenmerken van nieuw samengestelde gezinnen worden aangeduid die voordien niet beschikbaar waren via andere bronnen. Toch botsen de onderzoekers bij de verwerking van de gegevens uit de databank op bepaalde grenzen. Zo moeten ze bijvoorbeeld een oplossing vinden voor het soms beperkte aantal individuen. Nieuw samengestelde gezinnen vertegenwoordigen immers maar een miniem gedeelte van de bevolking. Vandaar dat ze zich soms tevreden moeten stellen met meer algemene resultaten over deze gezinnen zonder dat ze de gegevens tot het uiterste kunnen uitputten. De efficiëntie van de verkregen schattingen kan daardoor in het gedrang komen. Toch werd in de verschillende verwerkingen rekening gehouden met de grote analyseassen zoals de regio waartoe men behoort, gender, de leeftijd van de personen. Deze worden ook opgenomen bij de voorstelling van de resultaten hieronder, indien ze duidelijk van elkaar verschillen.
Resultaten: globale effectieve cijfers Transversale analyses van de PSBH-gegevens: globale frequenties Ter herinnering: het grootste deel van de transversale analyses werd uitgevoerd op golf 11, dus op de gegevens van het jaar 2002. Daarop bestaan enkele uitzonderingen die te maken hebben met de verwerking van bijkomende modules die slechts eenmalig bij een bepaalde enquêtegolf werden gebruikt. De lezer wordt dus gewaarschuwd als de gegevens uit een andere enquêtegolf komen dan deze die hier in hoofdzaak wordt behandeld, golf 11 dus. Zoals al eerder werd gezegd is het voor de objectivering van de gegevens die werden verzameld over nieuw samengestelde gezinnen noodzakelijk om hun situatie te vergelijken met die in andere soorten gezinnen. De steekproef waarop de analyses werden uitgevoerd bestaat dus uit gezinsleden met kinderen, ongeacht het gezinstype. Individuen die in klassieke gezinnen wonen, worden dus vergeleken met individuen uit eenouderge-
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
72
Onderzoeksrapport ULg
zinnen en uit nieuw samengestelde gezinnen. Vrijgezellen zonder kinderen of koppels zonder kinderen werden dus bewust verwijderd uit de basissteekproef, gewoon omdat ze verwijzen naar levenssituaties die te ver af staan van de thematiek van dit onderzoek. Alle cijfers die in dit rapport worden aangehaald, werden bewerkt met wegingsvariabelen om het fenomeen van het respondentenverloop dat inherent is aan dit type van gegevensbank op te vangen. Tot slot gaat het bij vergelijkingen in dit rapport steeds om betekenisvolle resultaten waarbij α > 0.05 minimum. Effectieve cijfers Eerst geven we uitleg bij de effectieve cijfers waarop de analyses steunen: deze bepalen immers het kader van de observaties die in dit rapport worden voorgesteld. Betreffende de volwassenen Tabel 1 illustreert de verdeling, in percentages, van de ouders over een van de drie gezinstypes, op basis van de 8 enquêtegolven waarover gegevens beschikbaar zijn.
Klassieke gezinnen
Eenoudergezinnen
Nieuw samengestelde gezinnen
Aantal
Golf 1 Golf 2
Geen gegevens beschikbaar
Golf 3 Golf 4
85.2
9.9
4.9
2771
Golf 5
85.3
9.9
4.8
2565
Golf 6
84.5
10.6
4.9
2512
Golf 7
84.7
10.6
4.7
2745
Golf 8
83.5
11.6
4.9
2598
Golf 9
82.8
11.6
5.7
2365
Golf 10
83.3
11.1
5.6
2116
Golf 11
82.6
11.1
6.3
1832
Bron: PSBH 1992-2002. Volwassenen boven de 16 jaar in België
De grote meerderheid van de gezinnen blijft dus het klassieke gezin, d.w.z. een gezin met beide ouders in het huishouden. Eenoudergezinnen vertegenwoordigen, gemeten over alle jaren, ongeveer 10% van de effectieve cijfers. Nieuw samengestelde gezinnen komen het minst voor: tussen 5 en 6%, afhankelijk van het jaar. Uit deze tabel blijkt dat de gezinsstructuren, in de loop van de 8 jaar waarover gegevens beschikbaar zijn, niet spectaculair geëvolueerd zijn, al constateren we wel een erg lichte vermindering van de klassieke gezinnen ten voordele van de twee andere gezinstypes. Laten we nu eens kijken of de gezinsconfiguratie verschilt per regio.
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
73
Onderzoeksrapport ULg
Tabel 2 geeft de verdeling in percentages van de individuele leden van de drie gezinstypes per gemeenschap
Klassieke gezinnen
Eenoudergezinnen
Nieuw samengestelde gezinnen
Aantal
Vlaamse Gemeenschap
84.4
8.6
7
1142
Franse Gemeenschap
79.7
15.1
5.2
693
Bron: PSBH 2002. Volwassenen boven de 16 jaar in België. α>0.001
We hebben gekozen voor een onderverdeling per gemeenschap (Vlaamse en Franse). Deze verdeling kreeg de voorkeur boven een verdeling per gewest omdat de steekproef dat beschikbaar was voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest te beperkt werd bevonden om te kunnen leiden tot representatieve resultaten. De reden daarvoor ligt in de aanvangssteekproef dat vooral in Brussel te klein was om het respondentenverloop (d.w.z. de gezinnen die niet willen blijven meewerken aan de enquête of die we een jaar later niet meer konden terugvinden) op te vangen. De verdeling van de gezinnen per gemeenschap steunt op de variabele betreffende de taal waarin het interview plaatsvond. De Vlaamse Gemeenschap telt de meeste klassieke gezinnen (84.4%), bij de Franse Gemeenschap ligt dit percentage iets lager (79.7%). Vlaanderen telt ook iets meer nieuw samengestelde gezinnen dan de andere gemeenschap (7% tegenover 5.2%). De Franse Gemeenschap onderscheidt zich door een erg hoog aantal eenoudergezinnen (15.1%). De Vlaamse Gemeenschap wordt minder geconfronteerd met gezinnen met één ouder (8.6%). Let wel: de leeftijd van de ouders die aan het hoofd staan van de verschillende gezinstypes leek een interessant gegeven te zijn dat moest worden ingecalculeerd in onze analyses. Toch vinden we geen enkel betekenisvol verschil tussen de leeftijd van de ouders en hun gezinssituatie. In de volgende analyses over volwassenen wordt het criterium leeftijd dan ook aan de kant geschoven. Betreffende de kinderen Tabel 3 geeft voor het jaar 2002 het percentage kinderen van minder dan 16 jaar dat in de verschillende gezinstypes woont. De tabel geeft eveneens informatie over de regio waartoe ze behoren en over hun leeftijd.
Klassieke gezinnen
Eenoudergezinnen
Nieuw samengestelde gezinnen
Aantal
Golf 11
83.5
12.2
4.4
1445
Vlaamse Gemeenschap
87.1
8
4.9
834
Franse Gemeenschap
78.3
18
3.7
601
0-3 jaar
16.8
13
7.6
228
4-10 jaar
43.7
35
29.4
602
11-16 jaar
39.5
52
63
604
Bron: PSBH 2002. Kinderen in België van minder dan 16 jaar. α>0.001
We vinden hier dus dezelfde tendensen als bij de ouders, wat logisch is. Aldus zijn de klassieke gezinnen ook hier in de meerderheid, gevolgd door de eenoudergezinnen, die uitgaande van de kinderen hoger scoren, en tot slot de nieuw samengestelde gezinnen, het model dat het minst voorkomt.
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
74
Onderzoeksrapport ULg
De Vlaamse Gemeenschap heeft het hoogste percentage klassieke gezinnen met kinderen. In de Franse Gemeenschap zijn er duidelijk meer kinderen die in een eenoudergezin wonen. Tot slot wordt het lichte Vlaamse overwicht van kinderen in nieuw samengestelde gezinnen ook hier bevestigd. Als we rekening houden met het leeftijdscriterium stellen we vast dat de kinderen in eenoudergezinnen, en nog meer in nieuw samengestelde gezinnen, ouder zijn. Aldus vertegenwoordigen nieuw samengestelde gezinnen het meest kinderen in de leeftijdscategorie 11-16 jaar (63% tegenover 52% voor eenoudergezinnen en 39.5% voor klassieke gezinnen). Nieuw samengestelde gezinnen vertegenwoordigen ook het minst kinderen tussen 0 en 3 jaar (7.6% tegenover 13% voor eenoudergezinnen en 16.8% voor klassieke gezinnen). Er zit een zekere logica in deze vaststellingen omdat het risico dat de ouders gescheiden zijn verhoudingsgewijs toeneemt met de verlopen tijd. Vergelijkingen tussen de gemeenschappen konden jammer genoeg niet worden uitgediept in dit rapport. De effectieve aantallen nieuw samengestelde gezinnen zijn immers te klein zodat de onderzoekers hun analyses niet veel verder konden uitwerken zonder dat de resultaten hun betekenis zouden verliezen. Bekijken we nu het aantal kinderen dat de verschillende gezinnen doorgaans tellen. Tabel 4 geeft het percentage van de gezinnen dat een, twee, drie of meer kinderen telt.
Alle gezinnen
Klassieke gezinnen
Eenouder gezinnen
Nieuw samengestelde gezinnen
1 kind
37.7
36.4
53.5
38.8
2 kinderen
43.2
44.1
32.9
29.6
3 kinderen en meer
19.1
19.5
13.6
31.6
Aantal
1001
Bron: PSBH 2002. Belgische volwassenen van meer dan 16 jaar. α>0.001
Uit de tabel blijkt dat de gezinnen globaal gezien meestal twee kinderen hebben (43.2% tegenover 37.7% gezinnen met één kind en 19.1% gezinnen met drie kinderen). Rekening houdend met het gezinstype valt op dat deze tendens opgaat voor klassieke gezinnen, maar niet meer voor de twee andere gezinstypes. Zo bestaan de meeste eenoudergezinnen uit een enkel kind (53.5%, tegenover 32.9% met twee kinderen en 13.6% met drie kinderen). Bij nieuw samengestelde gezinnen tellen we doorgaans meer kinderen dan bij de andere gezinstypes. Zo telt 31.6% van de nieuw samengestelde gezinnen drie kinderen en meer, terwijl slechts 19.5% van de klassieke gezinnen en 13.6% van de eenoudergezinnen evenveel kinderen hebben. Dat verbaast niet. In de nieuw samengestelde gezinnen vinden we immers de optelsom van de kinderen van mijnheer en die van mevrouw en eventueel de kinderen van het nieuwe koppel. Toch stellen we vast dat de drie categorieën (één kind, twee kinderen, drie kinderen en meer) vrij evenredig terug te vinden zijn bij de nieuw samengestelde gezinnen. Laten we nu eens kijken bij wie de kinderen uit deze gezinnen bij voorkeur gaan wonen als de gezinsconfiguratie verandert.
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
75
Onderzoeksrapport ULg
Tabel 5 geeft het percentage kinderen dat bij hun vader en/of hun moeder woont, volgens het gezinstype waartoe ze behoren.
Klassieke gezinnen
Eenoudergezinnen
Nieuw samengestelde gezinnen
Wonen met de vader in het gezin
100
7.3
13.8
Wonen met de moeder in het gezin
100
92.7
86.2
Aantal
1435
Bron: PSBH 2002. Kinderen in België van minder dan 16 jaar. α>0.001
Tabel 5 laat zien dat de kinderen bij een scheiding van de ouders in grote meerderheid bij hun moeder gaan wonen. Aldus woont 92.7% van de kinderen in een eenoudergezin bij de moeder. Dit cijfer ligt iets lager bij nieuw samengestelde gezinnen (86.2%), ook al wonen ook hier duidelijk meer kinderen bij hun moeder dan bij hun vader. We willen er echter wel op wijzen dat de cijfers die voortvloeien uit deze analyses dateren van 2002. In 2005 werd met het co-ouderschap immers een regelmatig verdeeld verblijf ingevoerd. Het zou dus interessant zijn om te zien of deze maatregel die de voorkeur geeft aan een wisselend verblijf bij een (echt)scheiding van een koppel, al dan niet een effect heeft gehad op het percentage kinderen dat, vandaag, bij hun vader of bij hun moeder woont.
Longitudinale analyses van de PSBH-gegevens: globale frequenties Bij de longitudinale verwerking wordt gefocust op de resultaten van de laatste vijf enquêtegolven vanwege het beperkte aantal nieuw samengestelde gezinnen uit de basissteekproef, dat nog vermindert wegens het respondentenverloop dat inherent is aan elke longitudinale databank. Om een voldoende aantal nieuw samengestelde gezinnen te behouden voor de statistische verwerking op lange termijn, hebben we dus beslist om ons te beperken tot de laatste vijf enquêtegolven, namelijk van 1998 tot 2002. Een eerste vraag die opkomt als het gaat over het verkrijgen van informatie over de evolutie van gezinnen op lange termijn, gaat over het feit of nieuw samengestelde gezinnen meer of minder stabiel zijn dan andere gezinstypes. Anders gesteld: lopen ouders van nieuw samengestelde gezinnen, uitgaande van de vijf bestudeerde jaren, meer of minder risico om uit elkaar te gaan. Om dit te onderzoeken werden de gezinnen die deelnamen aan de vijf betrokken enquêtegolven, geselecteerd. Er werd een variabele in twee categorieën gecreëerd: de ene voor de individuen die hun aanvankelijke gezinsstatuut tijdens de vijf bestudeerde jaren behouden hadden, en de andere voor de individuen die tijdens dezelfde periode veranderd zijn van gezinsconfiguratie.
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
76
Onderzoeksrapport ULg
Tabel 6 geeft het percentage van individuen dat al dan niet in dezelfde gezinsconfiguratie gebleven is gedurende de vijf jaar waarop de analyse steunt: 1998-2002
Klassieke gezinnen
Eenoudergezinnen
Nieuw samengestelde gezinnen
Blijven in dezelfde gezinsconfiguratie
85.6
72.1
83.5
Veranderen van gezinsconfiguratie
14.4
27.9
16.5
Aantal
1879
140
97
Bron: PSBH 1998-2002. Volwassenen in België van minder dan 16 jaar. α>0.001
Uit tabel 6 blijkt, misschien in tegenstelling tot wat men op het eerste gezicht gedacht zou kunnen hebben, dat nieuw samengestelde gezinnen tijdens de hele periode nauwelijks minder stabiel waren dan klassieke gezinnen. We stellen immers vast dat 85.6% van de klassieke gezinnen gedurende de vijf bestudeerde jaren in dezelfde gezinsconfiguratie blijft, terwijl dat bij 83.5% van de nieuw samengestelde gezinnen eveneens het geval is. Eenoudergezinnen zijn echter minder stabiel qua gezinssituatie. Hier vindt men niet meer dan 72.1% van de ouders in de gezinnen die tijdens de vijf jaar waarop de analyses steunen, dezelfde gezinsconfiguratie behielden. Dat wil ook zeggen dat 27.9% van de gezinshoofden van eenoudergezinnen in de bestudeerde periode de kans kregen om te gaan samenwonen met een nieuwe partner. De cijfers blijven echter onrustwekkend. Ze tonen immers aan dat bijna drie personen op vier in eenoudergezinnen, gedurende de vijf bestudeerde jaren, in een gezinssituatie verkeerden die geassocieerd wordt met alom gekende vormen van kwetsbaarheid in talrijke levensdomeinen. We moeten er echter ook op wijzen dat de longitudinale analyses, jammer genoeg, erg beperkt zijn in dit rapport. Er werden nochtans heel wat verrichtingen uitgevoerd voor dit onderzoek, maar de beperkte effectieve aantallen maken het onmogelijk om betekenisvolle resultaten te vinden, die de informatie die in dit rapport wordt voorgesteld had kunnen verrijken.
Raming van het aantal nieuw samengestelde gezinnen in België Op basis van de analyse van de PSBH-gegevens en van de gegevens die beschikbaar zijn op de website van het NIS, werd een raming gemaakt van het aantal nieuw samengestelde gezinnen in België. Het gaat om een benaderende analyse, maar desondanks geeft ze een goed beeld van de vertegenwoordiging van deze gezinnen in België. Zo geeft de website van het NIS voor België voor 2003 een totaal van 1.778.388 gezinnen met kinderen die in het gezin wonen (voor het jaar 2002 zijn er jammer genoeg geen gegevens beschikbaar). Uitgaande van de PSBH-gegevens weten we dat nieuw samengestelde gezinnen in 2002 5.85% vertegenwoordigden van de gezinnen met kinderen. Als we dit percentage toepassen op de cijfers die het NIS aanhaalt voor België in het jaar 2003, dan tellen we in totaal ongeveer 104.036 nieuw samengestelde gezinnen. Misschien is dat een percentage dat sommige mensen verbaast omdat het lager lijkt te liggen dan de ramingen die doorgaans worden aangehaald. Een verklaring daarvoor kan zijn dat de kinderen die in nieuw samengestelde gezinnen wonen in de meeste gevallen ook in een ander gezin wonen dat eveneens nieuw samengesteld kan zijn. En aangezien de kinderen maar bij één enkel gezin worden gerekend, mogen we gerust aannemen dat het aantal nieuw samengestelde gezinnen hoger ligt dan wat we kunnen afleiden uit de cijfers van het NIS en van de PSBH.
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
77
Onderzoeksrapport ULg
Gezinstypes en kwetsbaarheid De PSBH-databank stelt ons in staat om verbanden te leggen tussen de verschillende gezinssituaties en de manier waarop de leden van die gezinnen zich positioneren tegenover allerlei levensdomeinen zoals studieniveau, arbeid, financiële situatie, huisvesting, ontspanning en sociaal leven, gezondheid, schoolbezoek van de kinderen enz. In de volgende hoofdstukken gaan we proberen zo volledig mogelijk te zijn bij het verstrekken van informatie over die verschillende domeinen.
Huisvesting Om de gezinnen zo goed mogelijk te kunnen situeren, lijkt het ons interessant eerst in te gaan op hun levensomstandigheden. Het panel biedt ons de kans om de woonomstandigheden van de verschillende gezinnen te evalueren op basis van duidelijke criteria. Aangezien het onderzoek over nieuw samengestelde gezinnen zich prioritair richt op de situatie van de kinderen die in die gezinnen wonen, herleiden we de huisvestingsgegevens tot het niveau van de kinderen. Het gaat dus om kinderen die wonen in ruimtes die deze of gene kenmerken vertonen.
Welk woongebied? Vaak denkt men dat nieuw samengestelde gezinnen eerder een stedelijk dan een ruraal fenomeen zijn en dat gezinnen op het platteland een conventioneler leven leiden en minder te maken hebben met (echt)scheidingen. Maar klopt dat ook echt? Tabel 7 geeft de verdeling van de kinderen in percentages naargelang ze in een ruraal gebied of dorp wonen, in een kleine of middelgrote stad, of in een grote stad; de cijfers refereren naar alle gezinnen en naar de afzonderlijke gezinstypes.
Woongebied
Alle gezinnen
Klassieke gezinnen
Eenoudergezinnen
Nieuw samengestelde gezinnen
Ruraal gebied of dorp
30.5
30.6
23.3
41.4
Kleine of middelgrote stad
35.1
35.4
35.7
29.5
Grote stad
34.4
33.9
41
29.1
Bron: PSBH 2002. Kinderen in België van minder dan 16 jaar. α>0.002
Deze tabel toont aan dat het de nieuw samengestelde gezinnen zijn die het meest vertegenwoordigd zijn in landelijke gebieden (41.4%). Ze worden gevolgd door klassieke gezinnen (30.6%) en tot slot zijn er de eenoudergezinnen die in dit woongebied het minst vertegenwoordigd blijken te zijn. We mogen er gerust van uitgaan dat het overwicht van nieuw samengestelde gezinnen in landelijke gebieden te verklaren is door het feit dat de doorgaans goedkopere woningen meer kamers hebben, wat noodzakelijk is voor dit gezinstype. Eenoudergezinnen van hun kant zijn het best vertegenwoordigd in de grote steden (41% tegenover 33.9% voor klassieke gezinnen en 29.1% voor nieuw samengestelde gezinnen). Kleine en middelgrote steden zijn vrijwel even aantrekkelijk voor klassieke en eenoudergezinnen (respectievelijk 35.4% en 35.7%) en een beetje minder voor nieuw samengestelde gezinnen (29.5%).
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
78
Onderzoeksrapport ULg
Welk type woning? Nu we weten aan welke woongebieden de verschillende gezinstypes de voorkeur geven, bekijken we het woningtype dat ze verkiezen. Tabel 8 geeft ons de verdeling in percentages van verschillende gezinnen volgens hun huisvestingstype: huis, flat, andere huisvesting.
Flat, huis, of andere huisvesting
Alle gezinnen
Klassieke gezinnen
Eenoudergezinnen
Nieuw samengestelde gezinnen
Huis
83.7
92.9
73.7
90.6
Flat
13.9
5.2
23.1
7.6
Andere huisvesting
2.4
1.9
3.2
1.8
Bron: PSBH 2002. Kinderen in België van minder dan 16 jaar. Α>0.001
Uit tabel 7 blijkt dat een grote meerderheid van de gezinnen met kinderen in een huis woont (83.7% tegenover 13.9% in een flat en 2.4% in een ander soort woning). Dat is het geval voor meer dan 90% van de klassieke en van de nieuw samengestelde gezinnen, terwijl slechts 73.7% van de eenoudergezinnen in een huis wonen. We noteren echter wel dat naarmate het aantal kinderen toeneemt, het veel minder waarschijnlijk is dat een gezin in een flat woont. Aldus blijkt dat 68% van de gezinnen die in een flat wonen één kind ten laste hebben, 25.5% woont er met twee kinderen, en slechts 2.2% woont er met drie kinderen. Vreemd genoeg beschikken nieuw samengestelde gezinnen het minst vaak over een terras of een tuin (83.3% tegenover 92.7% voor eenoudergezinnen en 97.2% voor klassieke gezinnen). Andere resultaten leken nochtans waarschijnlijker aangezien nieuw samengestelde gezinnen bij voorkeur in een ruraal gebied wonen.
Welk bewonersstatuut? Laten we nu eens kijken of er verschillende tendensen zijn tussen de gezinstypes indien ze al dan niet eigenaar zijn van hun woning. Tabel 9 geeft het percentage kinderen dat in een gezin woont met (een) ouder(s) die eigenaar of huurder zijn; de cijfers verwijzen naar alle gezinnen en naar de verschillende gezinstypes
Eigenaar of huurder?
Alle gezinnen
Klassieke gezinnen
Eenoudergezinnen
Nieuw samengestelde gezinnen
Eigenaar
79.6
85.2
48.9
57.6
Huurder
19
13.3
50.7
40.2
Gratis verblijf
1.4
1.5
0.4
2.2
Bron: PSBH 2002. Kinderen in België van minder dan 16 jaar. α>0.001
Uit de tabel blijkt dat de kinderen in de meeste gevallen in gezinnen wonen die eigenaar zijn van hun woning (79.6%). De kansen om in een dergelijk gezin te wonen zijn nochtans niet gelijk verdeeld over de gezinstypes. Aldus blijkt slechts 48.9% van de kinderen van eenoudergezinnen en 57.6% van de kinderen van nieuw samengestelde gezinnen ouders te hebben die eigenaar zijn van hun woning, terwijl dat cijfer steil opklimt tot 85.2% voor kinderen die in een klassiek gezin wonen.
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
79
Onderzoeksrapport ULg
De kosten van een woning wegen vaak sterk op het gezinsbudget. Het panel vraagt de respondenten hoe zwaar de maandelijkse last van een woning weegt, ongeacht of het gaat over de terugbetaling van een hypothecaire lening of over de betaling van een maandelijks huurbedrag.
Huurkosten Tabel 10 geeft het percentage kinderen dat in gezinnen woont voor wie de huur een zware, gemiddelde of geen last is; de cijfers verwijzen naar alle gezinnen en naar de gezinstypes afzonderlijk
Is de huur een last?
Alle
Klassieke gezinnen
Eenoudergezinnen
Nieuw samengestelde gezinnen
Het is een zware last
25
20.6
58.1
16.2
Het is een gemiddelde last
40.4
40.4
34.5
56.8
Het is geen last
34.6
39
7.4
27
Bron: PSBH 2002. Kinderen in België van minder dan 16 jaar. α>0.001
Uit tabel 10 blijkt in het algemeen dat de huur of de terugbetaling van een hypothecaire lening een zware last is voor 25% van de respondenten, voor 40.4% is het een gemiddelde last en 34.6%, tot slot, beschouwt het niet als een last. Eenoudergezinnen hebben veruit de meeste problemen met de maandelijkse betalingen. Immers, 58.1%, dat is meer dan de helft van de eenoudergezinnen, ziet de betaling van de huur als een zware last, terwijl slechts 20.6% van de klassieke gezinnen en 16.2% van de nieuw samengestelde gezinnen hetzelfde verklaart. De meerderheid van de nieuw samengestelde gezinnen (56.8%) beschouwt de huur als een gemiddelde last. Klassieke gezinnen situeren zich hoofdzakelijk in dezelfde groep (gemiddelde last), maar in dit type zitten ook de meeste respondenten die verklaren dat ze de huurlast niet voelen (39% tegenover 27% van de nieuw samengestelde gezinnen en slechts 7.4% van de eenoudergezinnen).
Minimaal comfort in een woning Er werd een variabele “minimaal comfort” ingevoerd om te evalueren of sommige gezinnen in afschuwelijk kwetsbare omstandigheden leven. Met “minimaal comfort” bedoelen we het hebben van een badkamer of een douche, stromend warm water en een wc met waterspoeling in de woning. Tabel 11 geeft ons het percentage kinderen dat leeft met een minimum aan comfort, voor alle gezinnen en per gezinstype, in vergelijking met het aantal de kinderen dat leeft in een woning waarbij minstens een van de drie criteria voor minimaal comfort ontbreekt.
Minimaal comfort
Alle
Klassieke gezinnen
Eenoudergezinnen
Nieuw samengestelde gezinnen
Bezit het minimale comfort
99
99.2
97.3
100
Bezit het minimale comfort niet
1
0.8
2.7
0
Bron: PSBH 2002. Kinderen in België van minder dan 16 jaar. α>0.001
Gelukkig leeft de grote meerderheid van de kinderen in een woning die beantwoordt aan de drie criteria voor
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
80
Onderzoeksrapport ULg
minimaal comfort. Slechts 1% van de kinderen moet het stellen zonder minimaal comfort, wat al veel te veel is, wat men zich gemakkelijk kan inbeelden. Het zijn opnieuw de eenoudergezinnen waar we de meeste kinderen terugvinden die in zo’n achtergestelde woning leven (2.7%).
Ongezonde woningen Via een reeks variabelen hebben we een score voor ongezonde woningen kunnen opstellen die gaat van 0 tot 5, 5 waarbij de hoogste score verwijst naar de meest ongezonde woning. De score werd berekend op basis van de volgende punten: te lijden hebben van een te donkere woning, een lekkend dak, schimmelvorming en een vochtige vloer, grondverzakkingen en spleten, en tot slot, een slechte geluidsisolatie. Zodra de score opgesteld was, werd ze verdeeld over drie verschillende categorieën. De groep bestaat uit kinderen die leven in een woning die positief scoort op 0 tot 1 criterium: “weinig tot niet ongezond”. De tweede groep bestaat uit kinderen die leven in een woning die wordt gekenmerkt door 2 tot 3 criteria van ongezondheid: “gemiddeld ongezond”. De derde groep tot slot omvat 4 tot 5 criteria van ongezondheid: “zwaar ongezond”. Tabel 12 geeft het percentage kinderen dat in gezinnen woont, gerangschikt volgens de ongezondheid van hun woning: cijfers voor alle gezinnen en per gezinstype.
Ongezonde woningen
Alle
Klassieke gezinnen
Eenoudergezinnen
Nieuw samengestelde gezinnen
Weinig of niet ongezond
86.2
87.9
80.2
71.3
Gemiddeld ongezond
13
11.5
17.7
28.7
Zwaar ongezond
0.8
0.6
2.1
0
Bron: PSBH 2002. Kinderen in België van minder dan 16 jaar. α>0.001
Uit de tabel blijkt dat kinderen die in nieuw samengestelde gezinnen wonen het meest te maken hebben met ongezonde woningen. De woningen van 28.7% van nieuw samengestelde gezinnen zijn immers gemiddeld tot zwaar ongezond. Bij kinderen die in eenoudergezinnen wonen valt dat cijfer terug op 19.8% en bij kinderen die in klassieke gezinnen wonen bedraagt het 12.1%.
Verwarming in de woning Het panel informeert ons over het aantal gezinnen dat een centrale of elektrische verwarming bezit. Zo leren we dat 89.1% van de kinderen, los van het gezinstype, in een huishouden woont dat een van de twee verwarmingstypes bezit. Kinderen uit klassieke gezinnen wonen in de meeste gevallen in woningen die voorzien zijn van deze verwarmingstypes (91.4% tegenover 77.6% voor nieuw samengestelde gezinnen en 77.5% voor eenoudergezinnen). Verwarming hebben is één zaak, maar ze moet ook nog werken. Het panel biedt ons ook de gelegenheid om in te schatten hoeveel kinderen in een gezin met verwarmingsproblemen wonen. In het algemeen blijkt dan dat 4.2% van de kinderen in een gezin met verwarmingsproblemen woont. Kinderen uit eenoudergezinnen worden het meest getroffen door deze vorm van kwetsbaarheid (7.6%), op de voet gevolgd door kinderen uit nieuw samengestelde gezinnen (7%) en, tot slot, blijkt dat het opnieuw de kinderen uit klassieke gezinnen zijn die het best beschermd zijn tegen dit probleem (3.6%).
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
81
Onderzoeksrapport ULg
We gaan nu kijken hoe de verschillende gezinnen zich situeren tegenover hun directe en indirecte woonomgeving.
De woonomgeving Privacy en ruimte in de woning Na een verkenning van het type van woning, en het comfort en de voorzieningen die daar bij horen, is het interessant om zich af te vragen hoe de verschillende gezinnen zich situeren tegenover de ruimte die beschikbaar is in hun woning, en daarop voortbouwend, op de privacy die daardoor mogelijk is. Tabel 13 geeft het percentage van kinderen dat in een woning leeft met te weinig ruimte en te weinig privacy; cijfers verwijzen naar alle gezinnen, en naar het gezinstype waarin de kinderen wonen.
Privacy en ruimte in de woning
Alle
Klassieke gezinnen
Eenoudergezinnen
Nieuw samengestelde gezinnen
Te weinig ruimte in de woning
20.2
19.2
22.3
34
Te weinig privacy in de woning
8
5.8
19.6
18.9
Bron: PSBH 2002. Kinderen in België van minder dan 16 jaar. α>0.001
Uit de tabel blijkt dat nieuw samengestelde gezinnen het meest klagen over het gebrek aan ruimte in de woning (34% van de kinderen van nieuw samengestelde gezinnen woont in gezinnen die last hebben van een gebrek aan ruimte tegenover 22.3% voor kinderen van eenoudergezinnen en 19.2% voor kinderen uit klassieke gezinnen). Nieuw samengestelde gezinnen en eenoudergezinnen hebben ook duidelijk meer problemen met een gebrek aan privacy in de woning dan klassieke gezinnen. Het blijkt immers dat 19.6% van de kinderen uit eenoudergezinnen en 18.9% van de kinderen uit nieuw samengestelde gezinnen dagelijks met dit gebrek te maken hebben tegenover slechts 5.8% van de kinderen in klassieke gezinnen.
Externe omgeving van de woning Om deze vraag te kunnen beantwoorden werd een milieuscore opgesteld op basis van de volgende elementen: last hebben van lawaai bij de buren, van lawaai op straat en/of van fabrieken, van een vervuilde omgeving en/of stank uit de omgeving, van vandalisme of criminaliteit in het gebied, van te weinig privacy tegenover de buren en/of van een onaangename directe omgeving. Op deze schaal, die gaat van nul tot vijf punten, werd aan elk kind een score toegekend, die vervolgens werd verdeeld over de drie onderscheiden categorieën: de kinderen uit gezinnen met weinig of geen omgevingsproblemen (score 0-1), de kinderen uit gezinnen met gemiddelde omgevingsproblemen (score 2-3) en tot slot de kinderen uit gezinnen met zware omgevingsproblemen (score 4-5).
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
82
Onderzoeksrapport ULg
Tabel 14 geeft het percentage kinderen uit gezinnen volgens de drie categorieën van omgevingsproblemen, voor alle gezinnen en per gezinstype.
Omgeving (extern lawaai vanwege de buren, lawaaihinder (straat, fabriek), vervuilde omgeving/stankhinder, vandalisme of criminaliteit in het gebied, te weinig privacy tegenover de buren/onaangename directe omgeving) –> score verdeeld over drie categorieën Alle
Klassieke gezinnen
Eenoudergezinnen
Nieuw samengestelde gezinnen
Weinig of geen omgevings problemen
81.4
84.3
61.8
81.7
Gemiddelde omgevingsproblemen
15.6
13.3
30.9
17.3
Zware omgevingsproblemen
3
2.6
7.3
1
Bron: PSBH 2002. Kinderen in België van minder dan 16 jaar. α>0.001
Uit tabel 11 blijkt dat vooral kinderen van eenoudergezinnen leven in woningen met gemiddelde tot zware omgevingsproblemen (38.2% tegenover 17.4% voor kinderen uit nieuw samengestelde gezinnen en 15.9% voor kinderen uit klassieke gezinnen). 7.3% van de kinderen die in eenoudergezinnen wonen, leeft in woningen die last hebben van zware externe omgevingsproblemen. Dat sluit aan bij het gegeven dat eenoudergezinnen bij voorkeur in de steden gaan wonen, en dan vooral in grote steden, plaatsen waar zoals bekend meer omgevingsproblemen voorkomen. Nu we een beeld hebben van de woningen van de gezinnen lijkt het interessant om aandacht te besteden aan het inkomen waarover de verschillende gezinnen beschikken. Hoofdstuk 2 geeft een overzicht van de financiële situatie van gezinnen met kinderen.
Het budget waarover de verschillende gezinnen beschikken en wat ze daarmee kunnen doen De vragenlijst van de panelstudie vraagt aan de respondenten ook over welk inkomen het gezin beschikt. Het beschikbare inkomen van het gezin omvat het totale inkomen van alle gezinsleden, ongeacht de bron van inkomsten. Het totaal werd vervolgens gedeeld door het aantal personen in het gezin. Vervolgens werd de frequentie van de verschillende gewogen inkomens van de steekproef vastgesteld, en, op basis daarvan, werden er vier onderscheiden groepen uitgewerkt: de 25% van de respondenten met het laagste inkomen, de 25% met een gemiddeld inkomen, de 25% met een gemiddeld hoog inkomen, en tot slot de 25% met een hoog inkomen.
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
83
Onderzoeksrapport ULg
Gezinsinkomen Tabel 15 geeft de verdeling van de gezinnen volgens de hoogte van hun inkomen gedeeld door het aantal individuen in het gezin, volgens het gezinstype.
Gezinsinkomen gedeeld door het aantal personen in het gezin, gespreid over vier categorieën
Klassieke gezinnen
Eenoudergezinnen
Nieuw samengestelde gezinnen
De 25% armsten: minder dan 450 euro per persoon
24
47.8
34.2
De 25% gemiddeld armen: van 451 tot 620 euro per persoon
26.2
21.9
31.5
De 25% gemiddeld rijken: van 621 tot 800 euro per persoon
24.1
19.3
21.5
De 25% rijksten: meer dan 800 euro per persoon
25.7
11
12.9
Bron: PSBH 2002. Kinderen in België van minder dan 16 jaar. α>0.001
Tabel 15 laat zien dat de kinderen uit klassieke gezinnen relatief gelijk verdeeld zijn over de vier inkomensgroepen (ongeveer 25% van de respondenten in elke inkomensgroep). Dat is helemaal niet het geval bij de twee andere gezinstypes. Zo leeft ongeveer de helft van de kinderen uit eenoudergezinnen (47.8%) in de groep van de armste huishoudens. Deze tendens blijkt ook te kloppen voor de kinderen uit nieuw samengestelde gezinnen ook al zijn ze minder sterk vertegenwoordigd in de financieel meest kwetsbare groep (34.2%). Bij deze twee gezinstypes stellen we verhoudingsgewijs een omgekeerde evolutie vast tussen een hoger inkomen en het percentage van deze gezinnen in die groepen. Dus hoe hoger het inkomen van een groep, hoe minder eenoudergezinnen en nieuw samengestelde gezinnen de groep telt. Gezinnen gaan er dus duidelijk op achteruit als er een breuk is tussen een ouderkoppel en als dit de aanleiding is voor het vormen van een eenoudergezin of een nieuw samengesteld gezin. We zien dus een erg duidelijke achterstelling, maar laten we nu eerst eens kijken of de financiële situatie van de verschillende gezinnen eerder stabiel is of schommelt van jaar tot jaar.
Evolutie van de financiële situatie tegenover het jaar voordien Tabel 16 geeft het percentage kinderen dat woont in gezinnen waarvan het budget hoger ligt, stabiel blijft of lager ligt tegenover het jaar voordien, voor alle gezinnen, en volgens het gezinstype waartoe de kinderen behoren
Financiële evolutie van het gezinsbudget tegenover het jaar voordien
Alle
Klassieke gezinnen
Eenoudergezinnen
Nieuw samengestelde gezinnen
Een hoger budget
33.2
34.7
21.2
38.8
Een vergelijkbaar budget
51.8
52.5
47
52.4
Een lager budget
15
12.8
31.8
8.8
Bron: PSBH 2002. Kinderen in België van minder dan 16 jaar. α>0.001
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
84
Onderzoeksrapport ULg
In het algemeen blijkt dat het budget bij meer dan de helft van de gezinnen (51.8%) stabiel blijft tegenover het jaar voordien (tegenover 33.2% bij wie het budget stijgt en 15% bij wie het daalt). Deze tendens blijkt te kloppen voor kinderen uit klassieke gezinnen evenals voor kinderen uit nieuw samengestelde gezinnen. Wat dit criterium betreft hebben eenoudergezinnen het echter duidelijk moeilijker. Eenoudergezinnen hebben al een financiële achterstand en precies zij lopen het grootste gevaar om hun budget jaar na jaar te zien dalen (31.8% tegenover 12.8% voor klassieke gezinnen en 8.8% voor nieuw samengestelde gezinnen).
Is het al dan niet moeilijk om de eindjes aan elkaar te knopen Uit deze resultaten kunnen we afleiden hoe de verschillende gezinnen rondkomen met het budget waarover ze beschikken. Het panel vroeg aan de verschillende gezinnen of ze moeilijk, gemiddeld of gemakkelijk kunnen rondkomen met het budget waarover hun gezin beschikt. Tabel 17 geeft het percentage van kinderen dat woont in gezinnen die het moeilijk, gemiddeld of gemakkelijk hebben om rond te komen met het beschikbare inkomen, voor alle gezinnen, en volgens het gezinstype.
Hoe komen de gezinnen rond met het beschikbare budget?
Alle
Klassieke gezinnen
Eenoudergezinnen
Nieuw samengestelde gezinnen
Moeilijk
11.8
7.3
39.3
19.3
Gemiddeld
60.5
62.2
51.9
53.6
Gemakkelijk
27.7
30.5
8.8
27.1
Bron: PSBH 2002. Kinderen in België van minder dan 16 jaar. α>0.001
Uit tabel 17 blijkt dat de meeste gezinnen verklaren dat ze gemiddeld rondkomen met het inkomen waarover ze beschikken (60.5% tegenover 27.7% dat gemakkelijk rondkomt en 11.8% dat het moeilijk heeft om rond te komen). Zoals kon worden gedacht verschilt de situatie opnieuw tussen de gezinstypes. Zo blijkt dat klassieke gezinnen het gemakkelijkst financieel rondkomen. Het is namelijk zo dat 62.2% van hen verklaart “gemiddeld” rond te komen, terwijl dat cijfer niet hoger ligt dan 53.6% voor nieuw samengestelde gezinnen en 51.9% voor eenoudergezinnen. Bij de eenoudergezinnen vinden we de meeste respondenten die verklaren dat ze het “moeilijk” hebben om rond te komen (39.3% tegenover 19.3% voor nieuw samengestelde gezinnen en 7.3% voor klassieke gezinnen). Logischerwijze is het dan ook bij de klassieke gezinnen dat de meeste respondenten verklaren dat ze geen budgettaire problemen hebben in hun gezin (30.5% verklaart dat ze gemakkelijk rondkomen, tegenover 27.1% van de nieuw samengestelde gezinnen en 8.8% van de eenoudergezinnen).
Wat het gezin zich kan veroorloven Wat zijn de gevolgen van deze moeilijke situaties? We kunnen ons afvragen of deze financiële moeilijkheden gevolgen hebben op vrij “primaire” noden zoals zich warm water kunnen veroorloven in de woning, jaarlijks een week op vakantie te kunnen gaan, versleten meubels te kunnen vervangen, nieuwe kleren te kunnen kopen, minstens een keer in twee dagen vlees te kunnen eten, vrienden te kunnen uitnodigen voor een etentje, en tot slot, te kunnen sparen.
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
85
Onderzoeksrapport ULg
Tabel 18 geeft het percentage van kinderen uit gezinnen die al dan niet toegang hebben tot de volgende noden, voor alle gezinnen, en volgens het gezinstype.
Eenoudergezinnen
Nieuw samengestelde gezinnen
87.6
61.2
84.3
81.6
85.7
53.6
80.6
Nieuwe kleren kopen
95.1
97.6
76.9
97.8
Minstens een keer in twee dagen een vleesmaaltijd nuttigen
99
99.4
96.5
98.2
Vrienden uitnodigen
94.9
96.4
85.4
93.2
Sparen
54.7
59.8
20.6
50.9
Wat kan het gezin zich veroorloven?
Alle
Klassieke gezinnen
Warm water hebben in de woning
98.9
niet gespecificeerd
Jaarlijks een vakantieweek betalen
84.2
Versleten meubels vervangen
Bron: PSBH 2002. Kinderen in België van minder dan 16 jaar. α>0.001
We merken meteen dat de hierboven beschreven financiële situatie van de verschillende gezinnen vanzelfsprekend gevolgen heeft op het al dan niet hebben van toegang tot de basisnoden die opgesomd zijn in tabel 18. Zo stellen we vast dat ongeacht de specifieke nood, het altijd de klassieke gezinnen zijn die er het meest toegang toe hebben. Telkens worden ze daarbij vrijwel op de voet gevolgd door de nieuw samengestelde gezinnen, en tot slot, blijken de eenoudergezinnen opnieuw het meest kwetsbaar te zijn. Laten we nu eens kijken of we deze tendensen terugvinden als we het al dan niet bezitten van goederen gaan analyseren.
Bezit van goederen Tabel 19 geeft het percentage kinderen dat woont in gezinnen die de volgende goederen bezitten: een auto of een bestelwagen, een kleurentelevisie, een videorecorder, een microgolfoven, een vaatwasmachine, een droogkast, een personal computer, en een internetverbinding, voor alle gezinnen, en volgens het gezinstype.
Bezit van goederen
Alle
Klassieke gezinnen
Eenoudergezinnen
Nieuw samengestelde gezinnen
Een auto of een bestelwagen
94.6
98.3
69.7
93.3
Kleurentelevisie
97.5
niet gespecificeerd
Videorecorder
92.4
niet gespecificeerd
Microgolfoven
87.6
88.3
81.3
93.7
Een vaatwasmachine
65
68.8
44.3
48.2
Een droogkast
82.6
83.5
81.4
68.7
Een personal computer
77.9
82.5
53.6
59.5
Toegang tot internet
55.3
59.1
33.1
45.5
Bron: PSBH 2002. Kinderen in België van minder dan 16 jaar. α>0.001
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
86
Onderzoeksrapport ULg
Uit deze tabel blijkt dat de tendensen die we al eerder opgemerkt hadden, ook hier terugkomen. Zo zijn het vooral de klassieke gezinnen zijn die de goederen uit het lijstje in tabel 19 het vaakst bezitten. De nieuw samengestelde gezinnen bezetten de middenpositie, terwijl de eenoudergezinnen het materieel het slechtst doen, net zoals ze ook financieel het slechtst scoren. In een tijd dat computers en het internet alle sectoren van onze maatschappij veroveren, is het nuttig om daar toegang toe te hebben vanwege de talrijke gebruiksmogelijkheden, gaande van werk zoeken, informatie verzamelen tot talrijke andere domeinen zoals elektronische post enz. Tabel 19 laat zien dat in 2002 de toegang tot een personal computer en tot een internetverbinding nog helemaal geen realiteit waren voor alle gezinstypes. Hoewel blijkt dat 77.9% van het totale aantal kinderen in een gezin woonde dat een personal computer bezat, stellen we vast dat dit vooral het geval was voor kinderen in klassieke gezinnen (82.5% tegenover slechts 59.5% voor nieuw samengestelde gezinnen en 53.6% voor eenoudergezinnen). Dezelfde tendensen keren terug voor internetverbindingen. In totaal 59.1% van de kinderen uit klassieke gezinnen woonde in een huishouden dat een internetverbinding bezat, terwijl dat percentage niet meer dan 45.5% bedroeg voor kinderen uit nieuw samengestelde gezinnen en 33.1% voor kinderen uit eenoudergezinnen. Deze resultaten tonen duidelijk aan dat de scheiding van een ouderkoppel veel te vaak leidt tot een verarming van het gezin, zowel wat betreft wonen en financiën als vanuit het materiële standpunt. De kinderen maken niet alleen de scheiding van hun ouders mee, ze moeten ook het hoofd bieden aan een vaak moeilijk psychisch verwerkingsproces en daarbij komen dan nog nieuwe financiële en materiële problemen. Deze vaststellingen gelden zowel voor de kinderen die na een scheiding terechtkomen in een eenoudergezin als voor hen die deel gaan uitmaken van een nieuw samengesteld gezin, ook al is de eerste groep altijd slechter af dan de tweede. Op basis van deze resultaten is het belangrijk om ons af te vragen wat de gevolgen van deze veranderingen op het leven van deze kinderen in het algemeen zullen zijn, zowel op het vlak van hun schoolbezoek en hun ontspanning, als wat betreft het type relatie dat zo’n kind zal aanknopen met de ouder die buiten het gezin staat. Deze vragen komen aan bod in het volgende hoofdstuk.
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
87
Onderzoeksrapport ULg
Het leven van de kinderen Het schoolbezoek van de kinderen Schoolachterstand In de rubriek “kinderen” stelt het panel aan de respondenten vragen over het schoolbezoek van de kinderen: het type onderwijs dat ze volgen en het schooljaar. Op basis van deze gegevens en de leeftijd van de kinderen op het ogenblik van de enquête, werd een variabele “schoolachterstand” opgebouwd. Men gaat ervan uit dat een kind achter is op school als het minimum een jaar ouder is dan de leeftijd die normaal overeenstemt met het schooljaar. Tabel 20 geeft het percentage kinderen dat wel of geen schoolachterstand heeft, voor alle gezinnen, en volgens de gezinstypes.
Schoolachterstand
Alle gezinnen
Klassieke gezinnen
Eenoudergezinnen
Nieuw samengestelde gezinnen
Geen jaar achterstand hebben volgens de leeftijd
79.9
82
70.9
60.1
Minstens een jaar achterstand hebben volgens de leeftijd
20.1
18
29.1
39.9
Bron: PSBH 2002. Kinderen in België van minder dan 16 jaar. α>0.001
Aldus had gemiddeld 20.1% van de kinderen in 2002 een jaar of meer achterstand op school. Een kind op vijf dat een jaar moet zittenblijven, dat is al veel. Maar als we gaan kijken naar de resultaten per gezinstype, dan stellen we vast dat die cijfers opklimmen tot 39.9% voor kinderen uit nieuw samengestelde gezinnen (terwijl ze 29.1% bedragen voor eenoudergezinnen en 18% voor kinderen uit klassieke gezinnen). Kinderen die niet meer bij hun beide ouders wonen zijn dus ook op andere domeinen dan het financiële en materiële kwetsbaarder. Het zou interessant zijn om te weten waarom het precies kinderen van nieuw samengestelde gezinnen zijn die numeriek het meest kwetsbaar zijn op school, ook al is dat ondanks alles, maar dan in mindere mate, ook het zo voor kinderen van eenoudergezinnen. Een eerste verklaring daarvoor ligt in het feit dat, zoals we al gezien hebben, nieuw samengestelde gezinnen de meeste kinderen hebben in de hoogste leeftijdscategorie. Analyses die willen meten wat het ‘netto’ effect van het soort gezinsconfiguratie op allerlei vormen van regressie is, bevestigen dat. Uit deze resultaten mogen we dus niet snel de conclusie trekken dat nieuw samengestelde gezinnen de kans op zittenblijven negatief beïnvloeden. De resultaten bevestigen wel de bijzonder grote betekenis van het verklarende model dat het verband legt tussen het gezinstype, het diploma van de moeder en de leeftijd van het kind (ongeveer 40% van de schommelingen kan worden verklaard door het model). De leeftijd van het kind blijkt dus effectief het determinerende element te zijn dat de schoolachterstand verklaart, ook al beperken we de steekproef tot de oudsten (van 9 tot 16 jaar). We noteren ook dat 59.2% van de kinderen in deze leeftijdscategorie (288 op 486) daarmee te maken krijgt, ongeacht hun gezinssituatie. Het risico verhoogt lineair met de leeftijd (een duidelijk fenomeen in schoolstatistieken). Overigens is een hoog diploma van de moeder een betekenisvolle bescherming tegen een mislukking op school, terwijl omgekeerd een laag diploma het risico naar verhouding nog aanzienlijker vergroot. Als we het netto-effect van de ouderconfiguratie bij een constante leeftijd en een constant diploma van de moeder willen bekijken, moeten we ook rekening houden met het volgende:
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
88
Onderzoeksrapport ULg
* het is waarschijnlijk dat een gegeven gezinsconfiguratie niet los staat van de tijdsdimensie en vaak een overgangssituatie kan zijn, aangezien een nieuw samengesteld gezin er meestal komt na een scheiding en vaak na een fase als eenoudergezin. In die zin zou men het eigenlijk moeten hebben over een gezinsfase in plaats van over een gezinstype. * de fase van eenoudergezin betekent in de meeste gevallen een (minstens tijdelijke) stop inzake nieuwe geboorten, dit in tegenstelling tot de eerste fase (de klassieke) en die van de nieuwe samenstelling die vaak aanleiding geeft tot nieuwe zwangerschappen. * de waarschijnlijkheid om te scheiden en de eventuele termijn om opnieuw te gaan samenwonen als koppel, om een nieuw ‘gezin’ te vormen, zijn niet eenvormig voor alle sociale groepen en onderwijsniveaus; Bij eenoudergezinnen ligt het percentage moeders dat geen diploma secundair onderwijs heeft bijna dubbel zo hoog als bij de andere gezinsconfiguraties (11.9% tegenover 6.6% in klassieke gezinnen en 6.9% in nieuw samengestelde gezinnen). Overigens situeert de verhouding moeders met een hoger diploma zich in nieuw samengestelde gezinnen (38.6%) ongeveer in het midden tussen klassieke gezinnen (48%) en eenoudergezinnen (27.7%). Deze verschillende elementen kunnen gedeeltelijk verklaren waarom schoolplichtige kinderen, die behoren tot een eenoudergezin, maar niet tot een nieuw samengesteld gezin, bij een gelijk diploma van de moeder en uit eenzelfde leeftijdscategorie, meer kans hebben om te moeten zittenblijven dan schoolplichtige kinderen uit een klassiek gezin. Deze analyses behoeven nog wat uitdieping om meer inzicht te krijgen in het langetermijnperspectief van dit fenomeen. Daarbij hoort ook een onderzoek van andere variabelen zoals het stressniveau van het kind, de aandacht en tijd die wordt uitgetrokken om de kinderen te helpen bij hun schooltaken, de leeftijd bij de scheiding van de ouders…. Dit valt buiten onze onderzoeksopdracht. Laten we nu eens kijken of het aantal afwezigheidsdagen iets zegt over deze tendensen in de schoolachterstand. Bij het tellen van het aantal afwezigheidsdagen onderscheiden we drie groepen: kinderen die geen enkele dag afwezig waren tijdens het schooljaar 2001, zij die tussen 1 en 5 dagen afwezig waren in dezelfde periode, en tot slot, zij die meer afwezigheidsdagen tellen. Aantal afwezigheidsdagen op een jaar Tabel 21 geeft het percentage kinderen met 0, van 1 tot 5, en meer dan 5 dagen afwezigheid op school, voor alle gezinnen, en volgens het gezinstype waarin ze wonen.
Aantal afwezigheidsdagen op een jaar
Alle gezinnen
Klassieke gezinnen
Eenoudergezinnen
Nieuw samengestelde gezinnen
0 dagen
70.3
72
60.7
63.5
Van 1 tot 5 dagen
22.8
22.6
23.7
24.5
+ dan 5 dagen
6.9
5.4
15.6
12
Bron: PSBH 2002. Kinderen in België van minder dan 16 jaar. α>0.001
Gemiddeld heeft 70.3% van de kinderen op school geen dag gemist in het schooljaar 2001, 22.8% is 1 tot 5 dagen afwezig geweest, en tot slot, 6.9% meer dan 5 dagen. We stellen vast de resultaten van de kinderen voor deze variabele anders zijn als we rekening houden met het gezinstype waartoe ze behoren. Zo zijn het in de meeste gevallen kinderen van eenoudergezinnen die meer dan 5 afwezig waren in het betrokken schooljaar
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
89
Onderzoeksrapport ULg
(15.6%), op de voet gevolgd door kinderen van nieuw samengestelde gezinnen (12%) en tot slot door kinderen van klassieke gezinnen (5.4%). Een verandering in de gezinsstructuur kan met zich meebrengen dat het traject naar school langer wordt voor een kind. Het panel vroeg de respondenten hoeveel tijd de kinderen nodig hebben om van hun huis naar de school te gaan. Zodra de frequentie van deze variabele vastgelegd was, konden op basis daarvan drie groepen worden onderscheiden: kinderen die 0 tot 5 minuten nodig hebben om het traject af te leggen, zij die 6 tot 15 minuten nodig hebben, en tot slot de kinderen die meer dan 15 minuten nodig hebben om het traject naar school af te leggen. Duur van het traject naar school Tabel 22 geeft het percentage van kinderen die voor het traject huis-school 0-5 minuten, 6-15 minuten en + 15 minuten nodig hebben, voor alle gezinnen, en volgens het gezinstype waartoe ze behoren.
Duur van het traject naar school
Alle gezinnen
Klassieke gezinnen
Eenoudergezinnen
Nieuw samengestelde gezinnen
Van 0 tot 5 minuten
39.6
41.9
28.9
25.6
Van 6 tot 15 minuten
38
37.3
44.3
35.9
Meer dan 15 minuten
22.4
20.8
26.8
38.5
Bron: PSBH 2002. Kinderen in België van minder dan 16 jaar. α>0.001
Globaal gezien stellen we vast dat kinderen van klassieke gezinnen veelal het dichtst bij de school wonen (41.9% tegenover 28.9% voor de kinderen van eenoudergezinnen, en 25.6% voor de kinderen van nieuw samengestelde gezinnen). Omgekeerd zijn het de kinderen van nieuw samengestelde gezinnen die de langste trajecten moeten afleggen (38.5% heeft meer dan 15 minuten nodig voor het traject naar school, tegenover 26.8% van de kinderen van eenoudergezinnen en 20.8% voor de kinderen van klassieke gezinnen). We weten dat de overgang van de basisschool naar het secundair onderwijs het traject dat de kinderen moeten afleggen erg vaak langer maakt. Om rekening te houden met dit gegeven, werden dezelfde bewerkingen uitgevoerd nadat de kinderen waren ingedeeld in twee leeftijdscategorieën, de kinderen van 0 tot 12 jaar en de kinderen van 13 jaar en meer. We stellen vast dat de tendensen voor de jongsten bevestigd worden. Zo moeten kinderen van 0 tot 12 jaar uit nieuw samengestelde gezinnen een langer traject afleggen dan kinderen uit eenoudergezinnen die op hun beurt een langer traject moeten afleggen dan kinderen uit klassieke gezinnen. Deze tendens klopt echter niet meer voor kinderen van 13 jaar en meer. Zo blijken er geen betekenisvolle verschillen meer te zijn tussen de verschillende groepen voor kinderen van 13 jaar of meer. Laten we nu eens bekijken of de kinderen een gelijke toegang hebben tot ontspannings- en buitenschoolse activiteiten.
Buitenschoolse activiteiten van kinderen Doen de kinderen doorgaans ontspanningsactiviteiten buiten de school? Zo ja, welke activiteiten doen ze? Om deze vraag te beantwoorden heeft het panel een lijst gemaakt met buitenschoolse activiteiten die kinderen kunnen uitoefenen. Het kan gaan om een sportactiviteit, dansen, tekenen, toneel spelen, naar een jeugdbeweging gaan … en voor de oudsten werken als vrijwilliger of een betaalde job uitoefenen, of, tot slot, een buitenschoolse activiteit uitoefenen die niet voorkomt in de lijst van het panel.
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
90
Onderzoeksrapport ULg
Tabel 23 geeft het percentage kinderen dat buitenschoolse activiteiten uit de lijst hieronder uitoefent, voor alle gezinnen, en volgens het gezinstype waartoe ze behoren. Tot slot geeft een bijkomende variabele het percentage kinderen dat minstens één van de opgesomde ontspanningsactiviteiten uitoefent.
Nieuw samengestelde gezinnen
Alle gezinnen
Klassieke gezinnen
Een sportactiviteit uitoefenen
51
Niet gespecificeerd
Een dans beoefenen
8.7
Niet gespecificeerd
Tekenen
9.2
Niet gespecificeerd
Toneel spelen
11.5
Niet gespecificeerd
Deelnemen aan een jeugdbeweging
17.8
19.1
9.2
14.4
Een activiteit als vrijwilliger uitoefenen
0.8
0.5
2.9
0
Een betaalde job uitoefenen (voor de grootsten)
1.2
0.9
1.3
5.1
Een andere activiteit uitoefenen
2.9
Niet gespecificeerd
Minstens één van de 8 activiteiten uitoefenen
65
66.9
Eenoudergezinnen
53.6
58
Bron: PSBH 2002. Kinderen in België van minder dan 16 jaar. α>0.05
Uit tabel 23 blijkt dat 65% van de kinderen in het algemeen minstens een buitenschoolse activiteit uitoefent. Het zijn vooral kinderen uit klassieke gezinnen die minstens een van de 8 buitenschoolse ontspanningsactiviteiten uitoefenen (66.9% tegenover 58% voor kinderen van nieuw samengestelde gezinnen en 53.6% voor kinderen van eenoudergezinnen). In het algemeen is er geen betekenisvol verschil tussen de verschillende gezinstypes betreffende buitenschoolse activiteiten zoals het beoefenen van sport, dansen, tekenen, toneel spelen en een ander soort activiteit uitoefenen. We stellen echter wel vast dat meer kinderen uit klassieke gezinnen lid zijn van een jeugdbeweging (19.1% tegenover 14.4% kinderen uit nieuw samengestelde gezinnen en 9.2% kinderen uit eenoudergezinnen). Het zijn vooral kinderen uit nieuw samengestelde gezinnen die een betaalde job uitoefenen (5.1% tegenover 1.3% van de kinderen uit eenoudergezinnen en 0.9% van de kinderen uit klassieke gezinnen). Tot slot zijn het vooral kinderen uit eenoudergezinnen die een activiteit als vrijwilliger uitoefenen (2.9% tegenover 0.5% van de kinderen uit klassieke gezinnen en 0% van de kinderen uit nieuw samengestelde gezinnen). Als we het hebben over buitenschoolse bezigheden rijst meteen de vraag wie de kinderen, terwijl de ouders aan het werk zijn, opvangt als ze niet op school zijn. Het panel stelde hierover vragen aan de ouders. We gaan hier echter niet in op de gegevens die daarover werden verzameld omdat daaruit in dit domein geen enkel verschil blijkt tussen de verschillende gezinstypen. Vooraleer we de analyse van de panelgegevens uit de rubriek “kinderen” afsluiten, kunnen we niet anders dan ons af te vragen hoe het zit met de aard van de contacten die de kinderen die niet meer bij hun twee ouders wonen, onderhouden met de ouder die het ouderlijk gezag niet uitoefent.
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
91
Onderzoeksrapport ULg
Frequentie van de ontmoetingen met de ouder die het ouderlijk gezag niet uitoefent Tabel 24 geeft het percentage van de kinderen volgens de frequentie waarmee ze de andere ouder (die niet in het gezin woont) ontmoet, voor alle nieuw samengestelde en eenoudergezinnen, en voor elk type afzonderlijk.
Frequentie van de ontmoetingen met de ouder die het ouderlijk gezag niet uitoefent
Alle
Eenoudergezinnen Ontmoeting moeder
Nieuw samengestelde gezinnen
Ontmoeting moeder
Ontmoeting vader
Ontmoeting vader
Ontmoeting moeder
Meer dan eenmaal per week
96.1
39.3
Van 1 maal per week tot eenmaal om de 14 dagen of een maand
3.3
35.2
Minder dan eenmaal per maand
0.5
18
18.2
17.7
Nooit
1.1
7.5
10.2
0
41.4
33.4
30.2 niet gespecificeerd
Ontmoeting vader
49 niet gespecificeerd
Vooraleer deze tabel te interpreteren, keren we even terug naar de gegevens van tabel 5 waaruit op een algemene manier blijkt dat 92.7% van de kinderen van een eenoudergezin en 86.2% van de kinderen van een nieuw samengesteld gezin dagelijks bij de moeder woont. Als we deze gegevens koppelen aan tabel 24 dan krijgen we een beeld van het soort relatie dat de kinderen onderhouden met de ouder die buiten het gezin woont. En dan stellen we vast dat 96.1% van de kinderen die bij hun vader wonen hun moeder meer dan eenmaal per week zien. Dat percentage daalt tot 39.3% als het gaat over de ontmoeting met de vader voor kinderen die bij hun moeder wonen. Er zijn nog altijd veel vaders die hun kind 1 maal per week tot eenmaal in 14 dagen of in een maand zien (35.2%) of minder dan eenmaal per maand (18%), wat niet het geval is voor de moeders. Tot slot ziet 7.5% van de kinderen die bij hun moeder wonen, hun vader nooit meer, terwijl dat percentage slechts 1.1% bedraagt voor de kinderen die bij de vader wonen en hun moeder nooit meer zien. De cijfers laten zien hoezeer de positie van de twee ouders verschilt als het gaat over de band die ze met hun kind onderhouden na een scheiding. We herinneren er ook aan dat deze interpretaties steunen op gegevens uit 2002 en we mogen hopen dat de tendensen in de loop der jaren lichtjes geëvolueerd zijn, ten gevolge van de overheidsmaatregelen betreffende het regelmatig verdeeld verblijf en het feit dat we vandaag vinden dat beide ouders even belangrijk zijn voor het gezinsuniversum van het kind. Tabel 24 laat ook zien dat er een verband is tussen het gezinstype waartoe men behoort en de frequentie van de relatie die het kind onderhoudt met de ouder die buiten het gezin staat. We noteren dat de gegevens die we hier vermelden enkel betrekking hebben op kinderen die bij hun moeder wonen en dus gaan over de frequentie waarmee ze hun vader ontmoeten. Gezien het beperkte aantal kinderen dat dagelijks bij de vader woont, zijn de resultaten per gezinstype immers niet betekenisvol voor de vaders. We stellen dus vast dat er bij eenoudergezinnen meer kinderen zijn die hun vader meer dan eenmaal per week ontmoeten (41.4% tegenover 33.4% voor kinderen uit nieuw samengestelde gezinnen). Kinderen uit nieuw samengestelde gezinnen zijn in de meerderheid
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
92
Onderzoeksrapport ULg
als het gaat om ontmoetingen met de vader van eenmaal per week tot eenmaal in 14 dagen of in een maand (49% tegenover 30.2% van de kinderen uit eenoudergezinnen). Tot slot bevinden meer kinderen uit eenoudergezinnen zich in een situatie dat ze geen contact meer hebben met de ouder die het ouderlijke gezag niet uitoefent (10.2% tegenover 0% van de kinderen uit nieuw samengestelde gezinnen in deze situatie). Na het onderzoeken van de gegevens over de kinderen en de gezinnen waarin ze wonen, proberen we in het volgende hoofdstuk te bepalen welke eigen kenmerken de ouders van de drie gezinstypes hebben.
Alimentatievorderingen Het panel omvat ook gegevens over de individuen die na een scheiding een alimentatie krijgen, hetzij voor zichzelf of voor hun kinderen. Zo stellen we vast dat vooral personen die in eenoudergezinnen wonen, verklaren dat ze recht hebben op een alimentatie (33.9% tegenover 20.2% van de individuen die in een nieuw samengesteld gezin wonen). Van de personen die een alimentatie zouden moeten krijgen, verklaart 88.8% dat ze die effectief krijgen, ongeacht het gezinstype.
Het leven van de ouders Persoonlijke kenmerken van de ouders In dit hoofdstuk gaan we dieper in op de kenmerken van de ouders van de drie gezinstypes. Het gaat daarbij over allerlei domeinen: burgerlijke staat, duur van hun relatie, diploma, arbeidsstatuut, hun inkomen, hun fysieke en psychische gezondheid, de verdeling van de huishoudelijke taken en de besluitvorming binnen het koppel, de educatieve waarden, de ontspanning, tevredenheid en prioriteiten in het leven en op het werk, en tot slot, hun mening en visie op de liefde. Via deze analyses kunnen we laten zien welke kenmerken nieuw samengestelde gezinnen onderscheiden van andere gezinstypes. Tevens kunnen we een beeld geven van de onzekerheden waarmee ze worden geconfronteerd bij het samenstellen van een nieuw gezin. Om te beginnen kijken we naar het statuut van burgerlijke staat dat de ouders van de verschillende gezinstypes hebben. Burgerlijke staat Tabel 25 geeft het percentage personen volgens hun burgerlijke staat, voor alle gezinnen en volgens het gezinstype waartoe ze behoren.
Burgerlijke staat
Alle gezinnen
Klassieke gezinnen
Eenoudergezinnen
Nieuw samengestelde gezinnen
Gehuwd
65.1
74.8
1.5
51
Uit elkaar
1.2
0.2
8.8
1.5
Gescheiden
6.1
1.3
34.9
17.7
Weduwe/weduwnaar
2.1
0.3
15.9
1.7
Alleenstaande
25.5
23.4
38.9
28.1
Bron: PSBH 2002. Volwassenen in België van meer dan 16 jaar. α>0.05
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
93
Onderzoeksrapport ULg
Algemeen gezien is een meerderheid van de personen die in een gezin wonen, gehuwd (65.1%), nadien volgen de alleenstaanden (25.5%), vervolgens zij die gescheiden zijn (6.1%), dan de weduwen en weduwnaars (2.1%), en tot slot zij die uit elkaar gegaan zijn (1.2%). In de klassieke gezinnen vinden we de meeste gehuwde personen (74.8% tegenover 51% voor de nieuw samengestelde gezinnen en, vrij logisch, slechts 1.5% voor de eenoudergezinnen). Uit die cijfers blijkt dat meer dan de helft van de ouders in nieuw samengestelde gezinnen hebben besloten om hun nieuwe relatie te officialiseren en hertrouwd zijn. Dat is dus een sterk signaal wat betreft hun geloof in de stevigheid van hun nieuw gezin. Eenoudergezinnen zijn in de meerderheid als het gaat over alleenstaanden (38.9%), gescheiden personen (34.9%), en weduwen en weduwnaars (15.9%). Deze laatste vaststelling betreffende het grotere aantal weduwen/weduwnaars bij eenoudergezinnen sluit aan bij de vaststelling bij tabel 24 waaruit bleek dat de kinderen van eenoudergezinnen het vaakst in een situatie verkeren dat ze de andere ouder nooit zien. Het panel vroeg aan de respondenten ook hoe lang hun relatie als koppel al bestaat. Daarbij moeten we signaleren dat het in dit geval gaat om alle gezinstypes. Het kan dus gaan over de relatie van een bestaand koppel tussen de twee ouders in het gezin, maar ook over de relatie die een ouder van een eenoudergezin kan onderhouden met een partner van buiten het gezin. Dat verklaart het feit dat ook eenoudergezinnen hier een plaats hebben. Duur van de relatie Tabel 26 geeft het percentage van personen volgens de duur van hun relatie, voor alle gezinnen en per gezinstype.
Duur van de relatie
Alle gezinnen
Klassieke gezinnen
Eenoudergezinnen
Nieuw samengestelde gezinnen
0-1 jaar
5
3.9
27.6
2.1
1-4 jaar
11.6
9.1
38.8
23.6
5-9 jaar
11.4
9.8
22.2
24.7
10 jaar en +
72
77.2
11.4
49.6
Bron: PSBH 2002. Volwassenen in België van meer dan 16 jaar. α>0.05
Uit tabel 26 blijkt dat een grote meerderheid van de gezinnen met kinderen een liefdesrelatie heeft met een duur van 10 jaar en meer (72% tegenover 11.4% met een duur van 5 tot 9 jaar, 11.6% van 1 tot 4 jaar, en tot slot 5% voor 0-1 jaar). Zoals kan worden verwacht zijn leden van klassieke gezinnen in de meerderheid als het gaat over een relatie van 10 jaar en meer (77.2% tegenover 49.6% voor personen uit nieuw samengestelde gezinnen en 11.4% voor personen uit eenoudergezinnen). We signaleren ook dat bijna de helft van de ouders die in een nieuw samengesteld gezin wonen al 10 jaar of meer in deze gezinsconfiguratie zitten en dat een vierde van hen zich al 5 tot 9 jaar in zo’n configuratie bevindt. Dat onderstreept dat, ondanks alles, 75% van de personen in een nieuw samengesteld gezin als koppel een grote stabiliteit vertoont. De personen die aan het hoofd staan van eenoudergezinnen bevinden zich vooral in veel jongere, en bijgevolg meer kwetsbare, relaties voor velen onder hen. Na het onderzoek van de burgerlijke staat en de duur van de relaties van de personen volgens hun gezinstype, lijkt het interessant om te kijken hoe ze zich situeren qua scholingsgraad en werk.
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
94
Onderzoeksrapport ULg
Diploma van de ouders Tabel 27 geeft de verdeling van de respondenten over de vier categorieën van diploma’s (basisonderwijs, lager secundair, hoger secundair, hoger onderwijs), voor alle gezinnen, volgens het gezinstype waartoe ze behoren en per sekse.
Hoogte van het diploma volgens vier categorieën
Alle gezinnen
Klassieke gezinnen
Eenoudergezinnen
Nieuw samengestelde gezinnen
T
T
T
M
V
M
V
Basisonderwijs
7.7
6.6
6.8
6.5
11.1
15.6
Lager secundair
22.2
21
23.9
18.2
27.5
28.6
Hoger secundair
38
38.2
38.5
37.8
39.9
Hoger onderwijs
32.1
34.2
30.8
37.5
21.5
niet gespecificeerd
33.2
M
V
niet gespecificeerd
22.6
Bron: PSBH 2002. Volwassenen in België van meer dan 16 jaar. α>0.05
Uit tabel 27 blijkt dat de ouders die aan het hoofd staan van klassieke gezinnen het vaakst een diploma van het hoger onderwijs bezitten (34.2% tegenover 22.6% van de ouders van nieuw samengestelde gezinnen en 21.5% van de ouders van eenoudergezinnen). De ouders van eenoudergezinnen hebben in de meeste gevallen een diploma hoger secundair onderwijs (39.9% tegenover 38.2% voor de ouders van klassieke gezinnen en 33.2% voor de ouders van nieuw samengestelde gezinnen). De ouders van nieuw samengestelde gezinnen zijn het meest kwetsbaar wat het niveau van het laatst gehaalde diploma betreft. Bij dit gezinstype treffen we de meeste mensen aan met maximaal een diploma basisonderwijs (15.6% tegenover 11.1% van de individuen aan het hoofd van een eenoudergezin en 6.6% van de ouders van klassieke gezinnen) en lager secundair onderwijs (28.6% tegenover 27.5% voor gezinshoofden van eenoudergezinnen en 21% voor ouders van klassieke gezinnen). In eenoudergezinnen en in nieuw samengestelde gezinnen levert de sekse van de individuen geen betekenisvol verschil in diploma’s op. Maar bij klassieke gezinnen stellen we vast dat de vrouwen gemiddeld lichtjes hoger gediplomeerd zijn dan de mannen: 37.5% van de vrouwen heeft een diploma hoger onderwijs tegenover 30.8% van de mannen. Voor de andere categorieën zijn de tendensen vrij evenwichtig. Werknemers/niet-werknemers Tabel 28 geeft het percentage werknemers en niet-werknemers, voor alle gezinnen, en volgens het gezinstype en volgens de sekse.
Werknemer versus niet-werknemer
Alle gezinnen
Klassieke gezinnen
Eenoudergezinnen
Nieuw samengestelde gezinnen
T
M
V
T
T
Werknemers
69.8
72
78.6
65.4
53.7
Nietwerknemers
30.2
28
21.4
34.6
46.3
M
V
niet gespecificeerd
M
V
68.9 31.1
niet gespecificeerd
Bron: PSBH 2002. Volwassenen in België van meer dan 16 jaar. α>0.05
Tabel 28 laat zien dat vooral personen uit klassieke gezinnen een baan hebben (72% tegenover 68.9% voor nieuw samengestelde gezinnen en 53.7% voor eenoudergezinnen). Bij personen in eenoudergezinnen en in nieuw samengestelde gezinnen is er geen betekenisvol verschil tussen de sekse en het feit of die personen al dan niet
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
95
Onderzoeksrapport ULg
een baan hebben. Bij klassieke gezinnen echter zijn er duidelijk meer mannen dan vrouwen die een baan hebben (78.6% tegenover 65.4%) . Hebben deze vaststellingen gevolgen voor het gemiddelde loon van de leden van de verschillende gezinstypes? Om deze vraag te kunnen beantwoorden werd een variabele betreffende het loon van de individuen opgebouwd op basis van de loonfrequenties van alle individuen aan het hoofd van een gezin met kinderen. Op basis van de verkregen frequentie werd een variabele in drie categorieën opgesteld. Deze omvat de laagste lonen, de gemiddelde lonen en de hoogste lonen. Inkomen van de ouders Tabel 29 geeft het percentage van de verdeling van individuen volgens drie looncategorieën, voor alle gezinnen, per gezinstype, en per sekse.
Verdeling van het loon in 3 categorieën
Alle gezinnen
Klassieke gezinnen
Eenoudergezinnen
Nieuw samengestelde gezinnen
T
M
V
T
M
T
M
V
V
De laagste lonen: minder dan 1160 €
33.8
32.6
15.3
53.7
47.7
niet gespecificeerd
30.6
19.8
43.6
Gemiddelde lonen: tussen 1161 € en 1500 €
33.9
34.2
37.2
30.5
31
niet gespecificeerd
34.7
31
39.1
De hoogste lonen = meer dan 1500 €
32.2
33.2
47.5
15.8
21.3
niet gespecificeerd
34.7
49.2
17.3
Bron: PSBH 2002. Volwassenen in België van meer dan 16 jaar. α>0.05
Eenoudergezinnen vertegenwoordigen duidelijk afgetekend de laagste lonen (47.7% tegenover 32.6% voor klassieke gezinnen en 30.6% voor nieuw samengestelde gezinnen). Bij klassieke gezinnen en nieuw samengestelde gezinnen lopen de lonen vrij gelijk. Er is geen significant verschil tussen mannelijke en vrouwelijke gezinshoofden van eenoudergezinnen. Bij de twee andere gezinstypes verschilt dat echter wel, met een sterk overwicht van mannen in de hoogste loonschalen. Zo gaan de hoge lonen in klassieke gezinnen voor 47.5% naar mannen tegenover 15.8% naar vrouwen, bij nieuw samengestelde gezinnen bedragen deze cijfers respectievelijk 49.2% en 17.3%. Het is een feit, gelijkheid is niet de regel als het over lonen gaat. We vinden geen betekenisvol verschil tussen de verschillende gezinstypes als het gaat over deeltijds werk. Deeltijds werk blijkt vrij gelijkmatig verdeeld te zijn over de drie gezinstypes. Na deze verkenning van de situatie inzake arbeid en lonen gaan we nu kijken hoe het zit met de gezondheid van de respondenten.
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
96
Onderzoeksrapport ULg
Gezondheid van de ouders Fysieke gezondheid van de ouders Tabel 30 geeft het percentage van personen volgens de manier waarop ze hun gezondheid omschrijven, voor alle gezinnen, per gezinstype en per sekse.
Hoe omschrijven de respondenten hun gezondheid?
Alle gezinnen
Klassieke gezinnen
Eenoudergezinnen
Nieuw samengestelde gezinnen
T
T
M
V
T
5.5
1.3
6.9
6
25.3
15.3
28.5
13.6
69.2
83.4
64.6
80.4
Slecht
2.6
1.9
Gewoon
15.3
14.1
Goed
82.1
84
M
V
niet gespecificeerd
M
V
niet gespecificeerd
Bron: PSBH 2002. Volwassenen in België van meer dan 16 jaar. α>0.05
Uit tabel 30 blijkt dat de personen aan het hoofd van eenoudergezinnen en nieuw samengestelde gezinnen hun gezondheid veel vaker omschrijven als “slecht” dan ouders van klassieke gezinnen. Aldus verklaart 6% van de ouders van nieuw samengestelde gezinnen, en 5.5% van de ouders van eenoudergezinnen dat ze een slechte gezondheid hebben, terwijl dat cijfer zakt tot 1.9% voor ouders van klassieke gezinnen die hetzelfde zeggen. Personen aan het hoofd van eenoudergezinnen verklaren ook het meest dat hun gezondheid gemiddeld is (25.3% tegenover 13.6% van de ouders van nieuw samengestelde gezinnen en 14.1% van de ouders van klassieke gezinnen). Tot slot zijn het, wat logisch is, de personen aan het hoofd van klassieke gezinnen die verklaren dat ze een goede gezondheid hebben (84% tegenover 80.4% van de ouders van nieuw samengestelde gezinnen en 69.2% van de personen aan het hoofd van een eenoudergezin). In klassieke gezinnen en in nieuw samengestelde gezinnen is er qua gezondheidstoestand geen betekenisvol verschil tussen de sekse van de respondenten. De gezondheid van vrouwen in eenoudergezinnen is echter veel kwetsbaarder dan die van mannen. Uit de tabel blijkt immers dat 83.4% van de mannen in eenoudergezinnen een goede gezondheid hebben tegenover slechts 64.6% van de vrouwen in dezelfde gezinsconfiguratie. Maar hoe zit het nu met de psychische gezondheid van de respondenten? Het panel biedt ons de gegevens om deze vraag te beantwoorden. Alle volwassenen van boven de 16 jaar kregen namelijk een schaal voorgelegd om na te gaan in hoeverre ze depressief waren. Ze moesten zich situeren tegenover een aantal items die steunden op de klassieke symptomen van een depressie. Uitgaande van de drie net verlopen maanden geeft de schaal een beeld van de mate waarin de individuen de volgende gevoelens hadden: zich down voelen, eetlust verliezen/gewicht verliezen, momenten van slapeloosheid hebben, zich slecht uitgerust voelen/geen energie hebben/ vermoeid zijn, niet in staat zijn om zich rustig neer te zetten, zich schuldig voelen/aan zichzelf twijfelen, niet in staat zijn om zich te concentreren, zelfmoordgedachten koesteren, denken aan de dood, gemakkelijk wenen, pessimistisch zijn, donkere gedachten koesteren/denken aan onaangename zaken, vreemde gedachten hebben, lichtgeraakt zijn, nood hebben aan geruststelling, zich slecht in zijn vel voelen en tot slot, psychische symptomen hebben. Op basis van deze schaal werd een score met een depressietendens uitgewerkt en zo kon een variabele in 4 categorieën worden opgebouwd: de personen die volgens de score behoren tot de 25% minst depressieven, de 25% gemiddeld depressieven, de 25% vrij depressieven en tot slot, de 25% meest depressieven.
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
97
Onderzoeksrapport ULg
Psychische gezondheid van de ouders Tabel 31 geeft het percentage individuen in 4 categorieën met een depressietendens, per gezinstype en per sekse.
Score op een schaal met depressietendens in 4 categorieën: psychische gezondheid
Klassieke gezinnen
Eenoudergezinnen
Nieuw samengestelde gezinnen
T
M
V
T
M
V
T
M
V
De 25% minst depressieven
20.8
28.3
13.2
15.5
28.2
11.5
21.6
27.1
16.6
De 25% gemiddeld depressieven
29.4
32.1
26.7
18.3
23.4
16.7
24.6
30.9
19
De 25% vrij depressieven
24.2
21.6
26.7
21.8
17.5
23.2
30.4
21.7
38.2
De 25% meest depressieven
25.6
18
33.4
44.4
30.9
48.6
23.4
20.3
26.2
Bron: PSBH 2002. Volwassenen in België van meer dan 16 jaar. α>0.05
Tabel 31 toont aan dat de individuen aan het hoofd van eenoudergezinnen hoofdzakelijk behoren tot de individuen die de meest depressieve tendens vertonen (44.4% tegenover 25.6% voor ouders in klassieke gezinnen en 23.4% voor ouders in nieuw samengestelde gezinnen). Maar als we de twee categorieën van de meest depressieve individuen groeperen dan stellen we vast dat klassieke gezinnen het best beschermd zijn tegen depressie (49.8%), gevolgd door de ouders van nieuw samengestelde gezinnen, die echter wel iets meer vertegenwoordigd zijn in de twee meest depressieve categorieën (53.8%), en tot slot, de gezinshoofden van eenoudergezinnen die aanzienlijk meer kans maken om in een depressie te verzeilen (66.2% van hen bevinden zich tussen de individuen die zeggen “vrij depressief” tot “meest depressief” te zijn). Algemeen, en ongeacht het gezinstype, komen vrouwen, zoals kon worden verwacht, uit de tabel naar voren als de personen die psychisch gezien het meest kwetsbaar zijn. We vinden immers, steeds, meer vrouwen dan mannen bij de hoogste scores op de depressieschaal en dat ongeacht het gezinstype. Het panel vroeg individuen van ouder dan 16 jaar ook naar hun tabaksverbruik. Het tabaksgebruik is immers bepalend voor de gezondheid van mensen, evenals voor personen die verblijven in dezelfde ruimtes als rokers, althans als deze laatsten thuis roken. Nu volgen de resultaten van de analyses op deze variabele. Tabaksgebruik van de ouders Tabel 32 geeft het percentage individuen dat alle dagen, af en toe, of nooit rookt, voor alle gezinnen, volgens het gezinstype en per sekse.
Rookt u?
Alle gezinnen
Klassieke gezinnen
Eenoudergezinnen
Nieuw samengestelde gezinnen
T
T
T
M
V
Ja, alle dagen
26.2
24.1
27.6
20.5
34.2
Ja, af en toe
5.5
5.2
5.8
4.7
8
Neen
68.3
70.7
66.6
74.8
57.8
M
V
niet gespecificeerd
M
V
40 3.9
niet gespecificeerd
56.1
Bron: PSBH 2002. Volwassenen in België van meer dan 16 jaar. α>0.05
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
98
Onderzoeksrapport ULg
Uit tabel 32 blijkt vreemd genoeg dat er een verband bestaat tussen het feit dat men tot een bepaald gezinstype behoort en het feit dat men al dan niet tabak gebruikt. Zo zeggen vooral ouders van nieuw samengestelde gezinnen dat ze alle dagen roken (40% tegenover 34.2% voor ouders aan het hoofd van eenoudergezinnen en 24.1% voor ouders van klassieke gezinnen). Het omgekeerde is ook waar: de meerderheid van de individuen aan het hoofd van klassieke gezinnen verklaart dat ze geen tabak gebruikt (70.7% tegenover 57.8% voor gezinshoofden van eenoudergezinnen, en tot slot, 56.1% voor personen aan het hoofd van nieuw samengestelde gezinnen). Wat betreft het tabaksgebruik is er bij nieuw samengestelde gezinnen en eenoudergezinnen geen verschil tussen de seksen. Maar bij klassieke gezinnen gebruiken de vaders vaker tabak dan de moeders (74.8% van de vrouwen verklaart nooit tabak te gebruiken tegenover 66.6% van de mannen). Hoewel het moeilijk is om deze tendensen helemaal te verklaren, was het toch de moeite waard ze hier, ondanks alles, te onderstrepen.
Geloofsovertuiging van de ouders Het panel vroeg de respondenten naar hun geloofsovertuiging en -praktijk. Zo komen we te weten of de ouders katholiek zijn of een andere geloofsovertuiging hebben. We komen ook te weten of ze al dan niet in een god geloven. Uit de gegevens blijkt dat 85% van de respondenten verklaart katholiek te zijn. Voor dit criterium is er geen betekenisvol verschil tussen de gezinstypes. Maar bij de ouders met een andere religieuze overtuiging dan het katholieke geloof zijn de ouders van klassieke gezinnen in de meerderheid (26.7% tegenover 15.8% voor de ouders van eenoudergezinnen en 1.3% voor de ouders van nieuw samengestelde gezinnen). De ouders van klassieke gezinnen verklaren het meest dat ze in God geloven (52.8% tegenover 47% voor de ouders van eenoudergezinnen en 42.4% voor de ouders van nieuw samengestelde gezinnen). De ouders van eenoudergezinnen verklaren meer dan de ouders van de andere gezinstypes dat ze ongelovig zijn (21.8% tegenover 20.3% voor de ouders van nieuw samengestelde gezinnen en 15.8% voor de ouders van klassieke gezinnen). Tot slot situeren de ouders van nieuw samengestelde gezinnen zich eerder bij de individuen die verklaren dat het bestaan van een god hen onverschillig laat (37.4% tegenover 31.5% van de ouders in klassieke gezinnen en 31.2% van de ouders in eenoudergezinnen).
Ontspanning van de ouders De vragen voor volwassenen peilden bij de individuen ook naar de frequentie waarmee ze diverse ontspanningsactiviteiten beoefenden. Het ging daarbij over erg diverse activiteiten: naar de bioscoop gaan, bijwonen van sportmanifestaties, op café gaan, voor het plezier op restaurant gaan, naar een dancing of een discotheek gaan, snooker of biljart gaan spelen, naar een toneel, een ballet of een concert gaan, tentoonstellingen of musea bezoeken, bijwonen van conferenties, of uitgaan in de stad of in de buurt. Op basis van de diverse activiteiten waarnaar de vragenlijst peilde, werd een score van ontspanningspraktijken opgesteld en kon een variabele worden gecreëerd die de individuen verdeelt in drie categorieën: de individuen die de laagste score halen op de schaal van ontspanningsactiviteiten “beoefenen weinig ontspanningsactiviteiten”, de individuen die een gemiddelde score halen op de schaal van de ontspanningsactiviteiten “beoefenen gemiddeld
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
99
Onderzoeksrapport ULg
ontspanningsactiviteiten” en tot slot, de individuen die de hoogste score haalden op de schaal van de ontspanningsactiviteiten “beoefenen veel ontspanningsactiviteiten”. Tabel 33 geeft het percentage van de verdeling van individuen volgens drie categorieën ontspanningspraktijken, voor alle gezinnen, volgens het gezinstype en per sekse.
Verdeling van de score voor ontspanningspraktijken in 3 categorieën
Klassieke gezinnen
Eenoudergezinnen
Nieuw samengestelde gezinnen
T
M
V
T
M
V
T
M
Beoefenen weinig ontspanningsactiviteiten
24.2
21.5
26.9
33.3
16.6
38.8
21.5
niet gespecificeerd
Beoefenen gemiddeld ontspanningsactiviteiten
35.7
34.9
36.6
31.6
27.3
33
36.8
niet gespecificeerd
Beoefenen veel ontspanningsactiviteiten
40.1
43.6
36.5
35.1
56.1
28.2
41.7
V
niet gespecificeerd
Bron: PSBH 2002. Volwassenen in België van meer dan 16 jaar. α>0.05
Tabel 33 laat zien dat eenoudergezinnen de meerderheid uitmaken van de groep met het minst ontspanningsactiviteiten “beoefenen weinig ontspanningsactiviteiten” (33.3% tegenover 24.2% van de ouders van klassieke gezinnen en 21.5% van de ouders van nieuw samengestelde gezinnen). De ouders van klassieke gezinnen en nieuw samengestelde gezinnen zijn vrij gelijklopend als het gaat om het beoefenen van ontspanningsactiviteiten. In nieuw samengestelde gezinnen doen de moeder en de vader evenveel gemiddeld aan ontspanningsactiviteiten. Bij de andere gezinstypes zijn de verschillen tussen de twee ouders echter groter. In de praktijk beoefenen de vaders veel meer ontspanningsactiviteiten dan de moeder. In klassieke gezinnen bevindt 43.6% van de vaders zich bij de individuen die veel ontspanningsactiviteiten beoefenen, terwijl slechts 36.5% van de moeders in dezelfde situatie verkeert. Die kloof is nog duidelijker bij eenoudergezinnen. Zo bevindt slechts 28.2% van de vrouwelijke gezinshoofden van eenoudergezinnen zich bij de groep die veel ontspanningsactiviteiten beoefent, terwijl dat cijfer oploopt tot 56.1% voor de vaders aan het hoofd van dit gezinstype. We noteren echter verschillen in deze tendensen als we de ontspanningsactiviteiten apart bekijken. Ouders van nieuw samengestelde gezinnen horen immers bij de meerderheid die zegt dat ze vaak naar de bioscoop gaat (18.1% tegenover 11.7% van de hoofden van eenoudergezinnen en 8.3% van de ouders van klassieke gezinnen), voor het plezier op restaurant gaat (30.8% tegenover 28.6% van de individuen van klassieke gezinnen en 22.8% van de ouders van eenoudergezinnen), en uitgaat in de stad of in de buurt (40.9% tegenover 37.6% van de ouders van klassieke gezinnen en 34.8% van de ouders van eenoudergezinnen). De structuur van nieuw samengestelde gezinnen biedt de ouders van dit gezinstype ongetwijfeld de gelegenheid om dit soort ontspanningsactiviteiten meer te beoefenen. In klassieke gezinnen zijn de kinderen immers steeds aanwezig in het gezin, wat niet het geval is bij de twee andere gezinstypes, die geregeld geen kinderen in huis hebben omdat ze bij de ouder buiten het gezin zijn. Maar op een ogenblik dat de levensduurte hoge toppen scheert, is het ongetwijfeld ook moeilijk om met het hele gezin op restaurant of naar de bioscoop te gaan … Het is ook logisch dat de ouders van eenoudergezinnen in de meerderheid zijn als het gaat om het vaak bezoeken van dancings en discotheken (11.5% tegenover 7.9% voor de ouders van nieuw samengestelde gezinnen en 6% voor de ouders van klassieke gezinnen). Men gaat ongetwijfeld vaker naar een dancing of discotheek als men “alleenstaand” is. Tot slot beoefenen de ouders van klassieke gezinnen vooral een regelmatige sportactiviteit (35% tegenover 27.2% van de ouders van nieuw samengestelde gezinnen en 23.4% van de ouders van eenoudergezinnen). Dezelfde
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
100
Onderzoeksrapport ULg
ouders wonen ook het meest sportmanifestaties bij (22% gaat er geregeld naartoe tegenover 17.6% voor nieuw samengestelde gezinnen en 11.7% voor eenoudergezinnen). We signaleren ook dat het bij elk gezinstype de mannen zijn die verklaren dat ze sportactiviteiten beoefenen en sportmanifestaties bijwonen. Er is geen betekenisvol verschil tussen de drie gezinstypes als het gaat over het bezoeken van cafés, snooker/ biljartzalen, theaters, concerten, tentoonstellingen of musea, het bijwonen van conferenties en het beoefenen van een creatieve activiteit.
Tevredenheid met betrekking tot de verschillende levensdomeinen Het panel vraagt de ouders naar hun tevredenheid over verschillende levensdomeinen zoals hun huisvesting, hun sociaal leven, hun beroepssituatie, hun financiële situatie en tot slot de vrije tijd waarover ze beschikken. Met deze gegevens kunnen we ons een beeld vormen van het klimaat waarin kinderen in België opgroeien. Het lijkt immers vanzelfsprekend dat kinderen die wonen bij ouders die tevreden zijn over hun levensomstandigheden een andere kijk hebben op het leven dan ouders die niet tevreden zijn over hun levensomstandigheden. Tabel 34 geeft het percentage van ouders die tevreden zijn over verschillende levensdomeinen, voor alle gezinnen en volgens het gezinstype.
Alle gezinnen
Klassieke gezinnen
Eenoudergezinnen
Nieuw samengestelde gezinnen
Huisvesting
84
86.3
69.2
78.7
Sociaal leven
77.2
78.7
67.1
74
77.1
63.1
77.4
72.4
48.8
61.2
Beroepssituatie Financiële situatie Beschikbare vrije tijd
75.6 69 64.1
niet gespecificeerd
Bron: PSBH 2002. Volwassenen in België van meer dan 16 jaar. α>0.05
Uit tabel 34 blijkt dat de ouders van klassieke gezinnen het meest tevreden zijn in het leven, en dat ongeacht het domein waarover ze bevraagd werden. Ze worden steeds gevolgd door de ouders van nieuw samengestelde gezinnen. Tot slot zijn de ouders van eenoudergezinnen het meest ontevreden over de verschillende levensdomeinen die werden bekeken in de tabel hierboven. Zo verklaart 86.3% van de ouders van klassieke gezinnen dat ze tevreden zijn over hun huisvesting, terwijl slechts 78.7% van de ouders van nieuw samengestelde gezinnen hetzelfde verklaart en 69.2% van de ouders van eenoudergezinnen. De tevredenheidscijfers voor het sociaal leven bedragen respectievelijk 78.7% voor klassieke gezinnen, 74% voor nieuw samengestelde gezinnen en 67.1% voor eenoudergezinnen. De kloof wordt nog dieper als het gaat over tevredenheid over het inkomen. Zo verklaart 72.4% van de ouders van klassieke gezinnen dat ze tevreden zijn over hun inkomen, bij ouders van nieuw samengestelde gezinnen zakt dat cijfer tot 61.2% en het tuimelt meteen tot 48.8% voor eenoudergezinnen. Tot slot signaleren we dat ouders van klassieke gezinnen en ouders van nieuw samengestelde gezinnen ongeveer even tevreden zijn over hun beroepssituatie (77.1% tevreden personen voor het eerste type en 77.4% voor het tweede type), terwijl slechts 63.1% van de ouders van eenoudergezinnen hierover tevreden is.
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
101
Onderzoeksrapport ULg
Net zoals aan de individuen werd gevraagd om zich te situeren tegenover de verschillende levensdomeinen, vroeg het panel hen ook in hoeverre ze tevreden waren over hun werksituatie. Ze moesten daarbij aanduiden of ze tevreden waren over de volgende elementen: het arbeidsinkomen, de werkzekerheid, het soort werk, het aantal werkuren, het werkrooster, de werkomstandigheden en de werkomgeving, de afstand naar het werk. De analyse van de gegevens over de arbeidstevredenheid toont aan dat de gezinnen niet in dezelfde mate tevreden zijn over hun arbeidsinkomen. We noteren hier dezelfde tendens als bij de tevredenheid over de levensdomeinen. Zo zijn de werkende ouders van klassieke gezinnen het meest tevreden over hun arbeidsinkomen (71.5% verklaart tevreden te zijn op dit vlak tegenover 64.6% voor ouders van nieuw samengestelde gezinnen en tot slot 62.1% voor personen die aan het hoofd staan van eenoudergezinnen). Er werden echter geen significante verschillen vastgesteld tussen de drie gezinstypes voor wat betreft de andere domeinen die in de vragenlijst werden aangesneden en net werden opgesomd.
De levensstijl van de gezinnen Naast de eigen kenmerken van de ouders, lijkt het ook interessant te zijn om een onderscheid te maken tussen de gezinstypes volgens de manier waarop ze bepaalde domeinen in het dagelijkse leven organiseren. De gegevens van het panel stellen ons in staat om in te schatten welk belang de ouders in het koppel hechten aan de verdeling van de huishoudelijke taken, en ook, met welke frequentie ze door elk van de ouders worden uitgevoerd. Zo biedt de databank informatie over de volgende huishoudelijke taken: het onderhoud van het huis, het doen van boodschappen, beheren van het wasgoed, dagelijks koken, tuinonderhoud en klussen, het beheer van de gezinsadministratie, het dagelijkse geldbeheer en het sparen.
Verdeling van de huishoudelijke taken Tabel 35 geeft het percentage van de mannen en vrouwen van koppels met kinderen volgens de verschillende huishoudelijke taken die ze uitvoeren.
Alle gezinnen Mannen
Vrouwen
Schoonmaken van het huis
26.6
89.1
Boodschappen doen
59
87.5
Koken
26.1
89.9
Beheren van het wasgoed
7
94.5
Tuinonderhoud, klussen
79.5
41.1
Beheren van de administratieve papieren
66
58.1
Dagelijks beheer van het geld
57
77.3
Beheer van bankverrichtingen
niet gespecificeerd
Beheer van het spaargeld
niet gespecificeerd
Bron: PSBH 2002. Volwassenen in België van meer dan 16 jaar. α>0.05
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
102
Onderzoeksrapport ULg
In het algemeen stellen we vast dat de vrouwen altijd sterk in de meerderheid zijn als het gaat over het schoonmaken van het huis, de boodschappen, de keuken en het zorgen voor het wasgoed. De mannen houden zich van hun kant vooral bezig met het tuinonderhoud en/of klussen en het beheer van de gezinsadministratie. Mannen en vrouwen blijken echter evenveel betrokken te zijn bij het beheren van bankverrichtingen en spaargelden. Deze tendensen worden bevestigd voor een groot deel van de huishoudelijke taken bij een integratie in de analyse van het gezinstype waartoe de mannen en vrouwen die geantwoord hebben op de vragenlijst, behoren. Zo houden mannen uit klassieke gezinnen zich net als mannen uit nieuw samengestelde gezinnen zich even weinig bezig met het schoonmaken van het huis, de boodschappen, het koken en het zorgen voor het wasgoed. Ze zorgen ongeveer evenveel voor het beheer van de gezinsadministratie. Maar in nieuw samengestelde gezinnen klussen en tuinieren mannen en vrouwen veel minder dan hun evenknieën in klassieke gezinnen (81.9% van de mannen en 43.3% van de vrouwen in klassieke gezinnen verklaart te klussen en te tuinieren, terwijl dat respectievelijk slechts 72.5% en 27.8% is bij nieuw samengestelde gezinnen). Dezelfde tendens vinden we terug bij het dagelijkse geldbeheer. Zo verklaart 57.7% van de mannen en 78.9% van de vrouwen van klassieke gezinnen dat ze instaan voor het dagelijkse geldbeheer, terwijl respectievelijk slechts 43.2% en 71.9% van de vaders en moeders van nieuw samengestelde gezinnen zegt dat te doen. Men had kunnen hopen dat het mislukken van een eerste liefdesrelatie zou leiden tot een meer gelijke verdeling van de huishoudelijke taken tussen de twee partners van het nieuw samengestelde gezin. Maar dat is niet het geval. De gewoontes schijnen heel taai te zijn en het doorvoeren van radicale veranderingen die de gezinsmodellen in vraag stellen, blijft erg moeilijk liggen bij hedendaagse koppels.
Besluitvorming bij koppels Het panel biedt eveneens de kans om een onderscheid te maken tussen klassieke gezinnen en nieuw samengestelde gezinnen volgens de manier waarop de besluitvorming tussen de verschillende koppels verloopt. De vaders en moeders geven in de vragenlijst immers effectief hun mening over de minder of meer gelijkwaardige manier waarop ze een invloed hebben op beslissingen rond verscheidene domeinen die belangrijk zijn in hun leven. Het kan gaan over de keuze van een vakantieplaats, een auto, een huishoudelijk apparaat, een belangrijk meubelstuk, een nieuwe verzekering, of ook een spaarformule.
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
103
Onderzoeksrapport ULg
Tabel 36 geeft het percentage van de verdeling van de individuen naargelang ze denken dat ze het initiatief nemen voor een beslissing, of dat ze met twee beslissen over de betrokken keuze, of tot slot, dat het eerder de partner is die de beslissing stuurt, voor alle gezinnen, per gezinstype en per sekse.
Alle gezinnen
Keuze van vakantie
Keuze van auto Keuze van huishoudelijk apparaat
Keuze van meubelstuk
Keuze van een verzekering Keuze van een spaarformule
Klassieke gezinnen
Nieuw samengestelde gezinnen
Allen
Mannen
Vrouwen
Allen
Mannen
Vrouwen
Respondent
10.3
10.6
7.6
13.4
5.4
2.9
7.8
Beide partners
79.4
78.8
78.4
79.2
88.4
91.8
85.1
Partner
10.3
10.6
14
7.4
6.2
5.3
7.1
Respondent
21.5
22.2
39.1
5.5
11.3
18.9
3.8
Beide partners
60.1
58.9
53.4
61.4
77.6
77.4
77.7
Partner
18.4
18.9
4.5
33.1
11.1
3.7
18.5
Respondent
18.3
19
9.1
28
7.6
1.8
13.6
Beide partners
67.9
66.8
67.6
66.2
83.4
81.4
81.3
Partner
13.8
14.2
23.3
5.8
9
16.8
5.1
Respondent
10.8
-
3.5
17.9
-
-
75
78.3
-
Beide partners
77
niet gespecificeerd
Partner
12.2
-
21.5
3.8
-
Respondent
20.4
21.2
32.6
9.6
9.1
15.7
2.6
Beide partners
62.8
61.6
59.2
64.1
78.5
75.7
81.2
Partner
16.8
17.2
8.2
26.3
12.4
8.6
16.2
Respondent
20.3
-
22.7
19.1
-
Beide partners
66.1
-
65.1
65.4
-
Partner
13.6
-
12.3
15.5
-
niet gespecificeerd
Bron: PSBH 2002. Volwassenen in België van meer dan 16 jaar. α>0.05
Ongeacht het betrokken domein stellen we dus vast dat de meeste ouders verklaren dat de beslissingen “gelijkwaardig samen” worden genomen, en bovendien is er ook geen verschil tussen het standpunt van de vaders en dat van de moeders. De analyses tonen aan dat de besluitvorming bij koppels evolueert tussen vaders en moeders van klassieke gezinnen en die van nieuw samengestelde gezinnen. Zo wordt de keuze van een vakantiebestemming, een auto, een huishoudelijk apparaat en een verzekering duidelijk veel meer in samenspraak bepaald door de partners in nieuw samengestelde gezinnen dan in klassieke gezinnen. Wat betreft het samen kiezen van een vakantiebestemming verklaart 78.8% van de ouders in klassieke gezinnen dat zo te doen, terwijl dat cijfer 88.4% bedraagt bij de ouders van nieuw samengestelde gezinnen. De cijfers bedragen respectievelijk 58.9% tegenover 77.6% voor de keuze van een auto, 66.8% tegenover 83.4% voor de keuze van een huishoudelijk apparaat en 61.6% tegenover 78.5% voor de keuze van een verzekering. We noteren dat sommige keuzes nog vaak vooral door de ene sekse worden genomen en niet door de andere. En hoewel die tendensen minder uitgesproken zijn bij nieuw samengestelde gezinnen zien we dat de keuze van een auto of een verzekering vaker alleen door mannen wordt genomen. Vrouwen kiezen dan weer vaker dan mannen de vakantiebestemming of huishoudelijke apparaten. We zien echter geen significant verschil tussen de leden van de twee gezinstypes als het gaat om het kiezen van een meubel of een spaarformule.
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
104
Onderzoeksrapport ULg
Elementen die aan de basis liggen van een geslaagde relatie met een partner In dit onderdeel bekijken we de elementen die voor de verschillende ouders aan de basis liggen van een geslaagde relatie met een partner. Deze waarden bestrijken een ruime waaier: echtelijke trouw bij het koppel, verdeling van de huishoudelijke taken tussen de leden van het koppel, wederzijdse achting en respect, harmonieuze seksuele relaties, het feit van uit eenzelfde sociaal milieu te komen, wederzijds begrip en verdraagzaamheid, het feit van kinderen te hebben, van gemeenschappelijke interesses en eenzelfde smaak te hebben, van dezelfde politieke standpunten te hebben, evenals van dezelfde religieuze opinies te hebben. Tabel 37 geeft het percentage van de verdeling tussen de personen naargelang ze vinden dat de elementen die worden voorgesteld als de basis van een geslaagde partnerrelatie “weinig belangrijk”, “gemiddeld belangrijk” of “erg belangrijk” zijn, voor alle gezinnen, en per sekse.
Echtelijke trouw binnen het koppel
Verdeling van de huishoudelijke taken
Achting en wederzijds respect
Harmonieuze seksuele relaties
Uit hetzelfde sociale milieu komen
Wederzijds begrip en verdraagzaamheid
Samen kinderen hebben Eenzelfde smaak en gemeenschappelijke interesses hebben Dezelfde politieke opinies hebben
Dezelfde religieuze opinies hebben
Alle gezinnen
Mannen
Vrouwen
Weinig belangrijk
1.3
1.6
1.1
Gemiddeld belangrijk
2.6
3.4
1.9
Erg belangrijk
96.1
95
97
Weinig belangrijk
9.3
Gemiddeld belangrijk
22.3
Erg belangrijk
68.4
Weinig belangrijk
0.5
0.6
0.4
Gemiddeld belangrijk
1.4
2.2
0.7
niet gespecificeerd
Erg belangrijk
98.1
97.2
98.9
Weinig belangrijk
2.2
1.7
2.6
Gemiddeld belangrijk
12.5
10.8
14
Erg belangrijk
85.3
87.5
83.4
Weinig belangrijk
24.2
27.5
21.4
Gemiddeld belangrijk
31.1
31.2
31.1
Erg belangrijk
44.7
41.3
47.5
Weinig belangrijk
0.9
1.2
0.7
Gemiddeld belangrijk
4.5
5.6
3.6
Erg belangrijk
94.6
93.2
95.7
Weinig belangrijk
13.2
14.6
12.1
Gemiddeld belangrijk
20
22
18.4
Erg belangrijk
66.8
63.4
69.5
Weinig belangrijk
10.5
11.5
9.7
Gemiddeld belangrijk
28.3
30.9
26
Erg belangrijk
61.2
57.6
64.3
Weinig belangrijk
53.7
Gemiddeld belangrijk
29.9
Erg belangrijk
16.4
Weinig belangrijk
42.3
45.6
39.4
Gemiddeld belangrijk
27.8
26.8
28.7
Erg belangrijk
29.9
27.6
31.9
niet gespecificeerd
Bron: PSBH 2002. Volwassenen in België van meer dan 16 jaar. α>0.05
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
105
Onderzoeksrapport ULg
Al de elementen die in de tabel hierboven worden aangehaald kunnen uiteraard hun belang hebben bij een geslaagde partnerrelatie als koppel. Sommige elementen worden echter gekozen door een erg groot aantal respondenten, terwijl het bij andere meer gelijk verdeeld is, en dit ongeacht de sekse. Want ook al vinden we lichte verschillen tussen de seksen voor wat betreft het belang dat ze toekennen aan de verschillende elementen, toch blijft dezelfde gradatie van de verschillende elementen tussen de twee seksen behouden. Achting en wederzijds respect is een element dat het vaakst werd gekozen door de respondenten, en daarna volgen de andere elementen, in orde van belangrijkheid: echtelijke trouw binnen het koppel, begrip en wederzijdse verdraagzaamheid, harmonieuze seksuele relaties, verdeling van huishoudelijke taken, samen kinderen hebben, gemeenschappelijke interesses en eenzelfde smaak hebben, uit hetzelfde sociale milieu komen, dezelfde religieuze opinies hebben, en tot slot, dezelfde politieke opinies hebben. Voor 9 van de 10 elementen in kwestie zijn er geen significante verschillen tussen de verschillende gezinstypes wat betreft het belang dat ze hechten aan de diverse elementen die kunnen getuigen van een geslaagde partnerrelatie. Het enige vastgestelde verschil ligt in het belang dat wordt toegekend aan het samen hebben van kinderen. Zo zijn het de ouders van klassieke gezinnen die dit criterium het meest verdedigen. Voor 70.6% van hen is dat criterium erg belangrijk, terwijl dat cijfer zakt tot 64.3% voor ouders van nieuw samengestelde gezinnen en tot 59.9% voor ouders van eenoudergezinnen.
Mening van de ouders over de liefde De mening van de leden van de verschillende gezinstypes over de liefde werd eveneens door het panel gevraagd. Zo kunnen we te weten komen welke ouders vooral denken dat “een grote liefde maar een keer in een leven voorkomt”, of dat “men verscheidene grote liefdes na elkaar kan hebben”, of dat “men tegelijkertijd verscheidene grote liefdes kan hebben” of tot slot dat “de grote liefde een mythe is die niet bestaat”. Het beeld dat mensen hebben van de liefde kan uiteraard een effect hebben op de stabiliteit van het koppel dat ze vormen. Vandaar dat het interessant is om hier te kijken hoe de onderscheiden personen daarover denken. Tabel 38 geeft de verdeling in percentages van de individuen naargelang het standpunt dat ze innemen tegenover de liefde, voor alle gezinnen en per gezinstype.
Alle gezinnen
Klassieke gezinnen
Eenouder gezinnen
Nieuw samengestelde gezinnen
Grote liefde komt slechts eenmaal voor in het leven
37.7
40
25.8
29.1
Men kan verscheidene grote liefdes na elkaar hebben
42.7
41.5
45.1
54.8
Men kan tegelijkertijd verscheidene grote liefdes hebben
3.2
3.1
5
0.6
Grote liefde is een mythe die niet bestaat
16.4
15.4
24.1
15.5
Bron: PSBH 2002. Module Privacy. Volwassenen in België van meer dan 16 jaar. α>0.05
We noteren dat de meeste respondenten kiezen voor de mening “men kan verscheidene grote liefdes na elkaar hebben” (42.7%). Daarna volgen zij die kiezen voor “grote liefde komt maar eenmaal voor in een leven (37.7%), daarna komt de mening “grote liefde is een mythe, ze bestaat niet” (16.4%) en tot slot, de minst gekozen opinie “men kan tegelijkertijd verscheidene grote liefdes hebben”.
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
106
Onderzoeksrapport ULg
Het zijn vooral personen uit klassieke gezinnen die denken dat “grote liefde maar eenmaal voorkomt in een leven” (40% tegenover 29.1% van de ouders van nieuw samengestelde gezinnen en 25.8% van de ouders van eenoudergezinnen). In deze vaststelling zit een zekere logica omdat bij ouders van nieuw samengestelde gezinnen en van eenoudergezinnen de kans groter is dat ze vroeger, voor hun huidige situatie, ontgoocheld werden in de liefde. Vandaar dat het vreemd is dat bijna een kwart van deze twee gezinstypes blijven denken dat een grote liefde in het leven maar eenmaal kan voorkomen. Ouders van nieuw samengestelde gezinnen behoren vooral tot die grootste groep van mensen die denkt dat “men verscheidene grote liefdes na elkaar kan hebben” (54.8% tegenover 45.1% van de ouders van eenoudergezinnen en 41.5% van de ouders van klassieke gezinnen). Tor slot staan er meer ouders van eenoudergezinnen dan van de andere gezinstypes achter de mening dat “grote liefde een mythe is en niet bestaat” (24.1% tegenover 15.5% van de ouders van nieuw samengestelde gezinnen en 15.4% van de ouders van klassieke gezinnen). Gezinshoofden van eenoudergezinnen verklaren ook het meest dat “men tegelijkertijd verscheidene grote liefdes kan hebben», ook al zijn de percentages van de personen die voor deze uitspraak kiezen in het algemeen erg klein (5% tegenover 3.1% voor de ouders van klassieke gezinnen en 0.6% voor de ouders van nieuw samengestelde gezinnen). We vinden geen significante verschillen als we in de analyses rekening houden met de sekse van de respondenten.
Educatieve waarden van ouderkoppels Het panel peilde ook naar de educatieve waarden van de ouders en vroeg hen om uit een lijst van 17 waarden 5 waarden te kiezen die ze het meest belangrijk vonden voor de opvoeding van hun kinderen. De keuze betrof het hebben van goede manieren, net en schoon zijn, zelfstandig/zelfredzaam zijn, moedig zijn, eerlijk zijn, verantwoordelijk/te vertrouwen zijn, geduldig zijn, verbeelding hebben/creatief zijn, verdraagzaam zijn/mensen respecteren, een leidersfiguur zijn, zichzelf in de hand hebben, spaarzaam zijn, vastbesloten en volhardend zijn, een geloofsovertuiging hebben, toegewijd/onbaatzuchtig zijn, gehoorzaam zijn, en tot slot, loyaal zijn. In de volgende tabel gaan we ervan uit dat de respondenten positief staan tegenover een waarde als ze die waarde geselecteerd hadden als een van de vijf belangrijkste.
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
107
Onderzoeksrapport ULg
Tabel 39 geeft de verdeling in percentages van de waarden die de respondenten gekozen hebben, voor alle gezinnen, per gezinstype, en per sekse.
Alle gezinnen
Alle gezinnen: Mannen
Alle gezinnen: Vrouwen
Klassieke gezinnen
Goede manieren hebben
48.7
47.3
49.9
niet gespecificeerd
Net en schoon zijn
27.5
niet gespecificeerd
niet gespecificeerd
Zelfstandig en zelfredzaam zijn
34.2
niet gespecificeerd
38.4
Moedig zijn
22.9
24.2
21.7
niet gespecificeerd
Eerlijk zijn
71.5
70.3
72.6
niet gespecificeerd
Verantwoordelijk en te vertrouwen zijn
49.2
47.6
50.5
niet gespecificeerd
Geduldig zijn
7.9
niet gespecificeerd
6.9
10.2
9.9
Verbeelding hebben, creatief zijn
18
19.8
16.4
20.6
13.9
18.3
Verdraagzaam zijn en mensen respecteren
61.2
54.7
63.9
54.9
43.3
64.2
Een leidersfiguur zijn
4.2
6.1
2.6
niet gespecificeerd
Zichzelf in de hand hebben
20.8
22
19.7
niet gespecificeerd
17.3
20.6
14.5
33.6
29.3
niet gespecificeerd
Spaarzaam zijn
19.1
Vastbesloten en volhardend zijn
31.3
Een geloofsovertuiging hebben
4.6
niet gespecificeerd
4.2
Eenoudergezinnen
26.3
19.9
7.1
Toegewijd, onbaatzuchtig zijn
7.4
niet gespecificeerd
niet gespecificeerd
Gehoorzaam zijn
20
niet gespecificeerd
niet gespecificeerd
Loyaal zijn
29.6
niet gespecificeerd
niet gespecificeerd
Nieuw samengestelde gezinnen
37.4
15.4
4.5
Bron: PSBH 1998. Volwassenen in België van meer dan 16 jaar. α>0.05
Uit de tabel blijkt dat de ouders het meest kiezen voor “eerlijk zijn”. Daarna, in dalende orde, vinden we ““verdraagzaam zijn en mensen respecteren”, “verantwoordelijk, te vertrouwen zijn”, “goede manieren hebben”, “zelfstandig, zelfredzaam zijn”, “vastbesloten, volhardend zijn”, “loyaal zijn”, “net en schoon zijn”, “moedig zijn”, “zichzelf in de hand hebben”, “gehoorzaam zijn”, “spaarzaam zijn”, “verbeelding hebben, creatief zijn”, “verdraagzaam zijn”, “toegewijd, onbaatzuchtig zijn”, “een geloofsovertuiging hebben” en tot slot, “een leidersfiguur zijn”. Er zijn iets meer mannen dan vrouwen die belang hechten aan “moedig zijn”, “verbeelding hebben, creatief zijn”, “een leidersfiguur zijn”, “zichzelf in de hand hebben”, en “vastbesloten en volhardend zijn”. Daarentegen zijn er iets meer vrouwen dan mannen die kiezen voor “goede manieren hebben”, “eerlijk zijn”, “verantwoordelijk, te vertrouwen zijn”, “verdraagzaam zijn en mensen respecteren” en tot slot, “spaarzaam zijn”. Ouders van klassieke gezinnen verdedigen vaker dan ouders van de twee andere gezinstypes de waarden “zelfstandig en zelfredzaam zijn” en “verbeelding hebben, creatief zijn». Hoofden van eenoudergezinnen onderscheiden zich van de twee andere gezinstypes door een meer uitgesproken keuze voor “geduld hebben”, “spaarzaam zijn”, en “een geloofsovertuiging hebben”. Tot slot kiezen ouders van nieuw samengestelde gezinnen het meest voor de waarde “verdraagzaam zijn en mensen respecteren”.
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
108
Onderzoeksrapport ULg
We vinden geen significante verschillen tussen de drie gezinstypes voor de waarden “goede manieren hebben”, “net en schoon zijn”, “moedig zijn”, “eerlijk zijn”, “verantwoordelijk, te vertrouwen zijn”, “een leidersfiguur zijn”, “zichzelf in de hand hebben”, “vastbesloten en volhardend zijn”, “toegewijd en onbaatzuchtig zijn”, “gehoorzaam zijn”, en tot slot, “loyaal zijn”.
Besluiten Nieuw samengestelde gezinnen met kinderen komen in België het minst voor, bij een vergelijking van drie gezinstypes: klassieke gezinnen, eenoudergezinnen en nieuw samengestelde gezinnen. Ze vertegenwoordigen ongeveer 6% van de gezinnen met kinderen, wat in absolute cijfers iets meer is dan 100.000 gezinnen van dit type. We noteren in de loop van de elf jaar die de PSBH-enquête bestrijkt, een erg lichte toename van het aantal individuen dat in een nieuw samengesteld gezin woont, maar die evolutie blijft erg miniem. Vlaanderen is het gewest met de meeste nieuw samengestelde gezinnen, gevolgd door Wallonië, en tot slot, door Brussel (7% tegenover 5.5% en 3.8%). Brussel is het gewest dat het meest eenoudergezinnen telt (20.1% tegenover 13.9% voor Wallonië en 8.6% voor Vlaanderen). Nieuw samengestelde gezinnen tellen het grootste aantal kinderen in de hoogste leeftijdscategorieën, ze worden gevolgd door de eenoudergezinnen en tot slot door de klassieke gezinnen. Nieuw samengestelde gezinnen zijn het gezinstype dat het vaakst drie kinderen of meer telt, terwijl klassieke gezinnen doorgaans twee kinderen hebben en eenoudergezinnen doorgaans een kind. Het komt meer voor dat kinderen van nieuw samengestelde gezinnen bij hun vader wonen (13.8%) dan dat het geval is bij kinderen van eenoudergezinnen (7.3%), hoewel deze situatie ondanks alles vrij zeldzaam blijft. Onder de kinderen die bij hun vader wonen, verklaart 96.1% dat ze hun moeder meer dan eenmaal per week ziet, terwijl van de kinderen die bij hun moeder wonen, slechts 39.3% verklaart dat ze hun vader meer dan eenmaal per week ziet. Kinderen van eenoudergezinnen hebben meer contacten van “meer dan eenmaal per week” met hun vader als ze bij hun moeder wonen dan kinderen van nieuw samengestelde gezinnen. Tot slot worden kinderen van eenoudergezinnen duidelijk meer geconfronteerd met de situatie dat ze hun vader nooit meer zien als ze bij hun moeder wonen. Uitgaande van de tijdsduur zijn klassieke gezinnen en nieuw samengestelde gezinnen goed te vergelijken qua stabiliteit. Zo blijkt dat er over een periode van vijf jaar in bijna 85% van de twee gezinstypes niets verandert aan de situatie. Bij eenoudergezinnen verandert het gezinsstatuut niet bij bijna 3 personen op 4, eveneens bekeken over een periode van vijf jaar. Op het vlak van huisvesting noteren we dat nieuw samengestelde gezinnen sterk aanleunen bij de situatie in klassieke gezinnen: ze wonen in een huis (meer dan 90%), ze beschouwen de huur niet als een last, en ze hebben weinig problemen met de omgeving rond hun huis. Eenoudergezinnen staan duidelijk veel kwetsbaarder tegenover deze criteria. Ze wonen immers vaker in een flat dan de twee andere gezinstypes. Eenoudergezinnen beschouwen het betalen van de huur ook duidelijk meer als een zware last en verklaren dat de omgeving van hun woning problemen geeft. Daarentegen staan nieuw samengestelde gezinnen verder af van de situatie van klassieke gezinnen als het over andere aspecten van de huisvesting gaat. Dan situeren ze zich eerder ergens tussen de situatie van klassieke
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
109
Onderzoeksrapport ULg
gezinnen, die het best beschermd zijn, en die van eenoudergezinnen, die het meest kwetsbaar zijn. Bijvoorbeeld als het erom gaat eigenaar of huurder te zijn. Dan zijn nieuw samengestelde gezinnen duidelijk minder vaak eigenaar dan klassieke gezinnen, ook al zijn ze dat duidelijk wel meer in vergelijking met eenoudergezinnen. Deze tendens gaat ook op als het gaat over het gebrek aan privacy in de woning. In klassieke gezinnen klaagt men het minst over dit probleem, terwijl nieuw samengestelde gezinnen dichter aanleunen bij de situatie van eenoudergezinnen voor dit criterium, en dus vrij vaak last hebben van dit probleem. Tot slot worden nieuw samengestelde gezinnen meer dan de andere twee gezinstypes geconfronteerd met ongezonde woningen en een gebrek aan woonruimte. Eenoudergezinnen situeren zich wat deze moeilijkheden betreft in een tussenpositie tussen nieuw samengestelde gezinnen en klassieke gezinnen. Wat het gezinsbudget betreft, stellen we vast dat het altijd eenoudergezinnen die het meest kwetsbaar zijn. Nieuw samengestelde gezinnen situeren zich hier tussen klassieke gezinnen en eenoudergezinnen. Uit de cijfers blijkt dat meer dan de helft van de kinderen die in eenoudergezinnen wonen tot de armste gezinnen behoort, terwijl ongeveer een derde van de kinderen van nieuw samengestelde gezinnen en ongeveer een vierde van de kinderen van klassieke gezinnen in dezelfde situatie verkeren. Dezelfde tendens vinden we terug als het erom gaat rond te komen met het beschikbare gezinsbudget. Eenoudergezinnen kunnen het moeilijkst rondkomen, nieuw samengestelde gezinnen situeren zich in de middenpositie en klassieke gezinnen komen het gemakkelijkst rond met het beschikbare budget. Ondanks het feit dat nieuw samengestelde gezinnen wat het gezinsbudget betreft, iets kwetsbaarder zijn dan klassieke gezinnen, noteren we dat ze zich in de regel even vaak als klassieke gezinnen kunnen veroorloven om te voldoen aan hun verschillende basisnoden zoals een verwarmde woning hebben, een week vakantie kunnen betalen, versleten meubels kunnen vervangen, nieuwe kleren kunnen kopen, minstens een keer in twee dagen een vleesmaaltijd kunnen eten, vrienden kunnen ontvangen en kunnen sparen. Eenoudergezinnen hebben minder toegang tot deze verschillende basisnoden dan de twee andere gezinstypes. Nieuw samengestelde gezinnen en eenoudergezinnen lijken minder goederen te bezitten dan klassieke gezinnen, ook al zijn het opnieuw de eenoudergezinnen die in de meeste gevallen verklaren dat ze het minst vaak de bezitter zijn van goederen zoals een auto of een bestelwagen, een microgolfoven, een vaatwasmachine, een personal computer en een internetverbinding. Als het gaat over de kinderen stellen we vast dat kinderen van nieuw samengestelde gezinnen numeriek in de meerderheid zijn qua schoolachterstand (40%) en dat de afstand naar school langer is dan bij de kinderen van de twee andere gezinstypes. Kinderen uit eenoudergezinnen situeren zich hier in een middenpositie tussen klassieke gezinnen en kinderen uit nieuw samengestelde gezinnen. Kinderen uit eenoudergezinnen tellen de meeste afwezigheidsdagen op school, hoewel kinderen uit nieuw samengestelde gezinnen hen op de voet volgen. Over het algemeen beoefenen kinderen uit klassieke gezinnen gemiddeld meer ontspanningsactiviteiten dan kinderen uit nieuw samengestelde gezinnen die op hun beurt meer ontspanningsactiviteiten beoefenen dan kinderen uit eenoudergezinnen. Wat betreft de volwassenen, blijkt dat bijna de helft van de ouders van nieuw samengestelde gezinnen hertrouwd is. Tevens verklaart bijna de helft van hen dat hun relatie al tien jaar of langer standhoudt, terwijl drie vierden verklaart al gedurende meer dan vijf jaar een relatie te hebben. Dat versterkt het idee dat individuen die in nieuw samengestelde gezinnen wonen, sterk geloven in de stabiliteit en de lange levensduur van hun relatie als koppel.
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
110
Onderzoeksrapport ULg
Het diploma van de ouders van klassieke gezinnen is vaak hoger dan dat van ouders van nieuw samengestelde gezinnen en van eenoudergezinnen, die gemiddeld over ongeveer dezelfde diploma’s beschikken. Daarentegen zijn ouders van klassieke gezinnen en ouders van nieuw samengestelde gezinnen duidelijk veel vaker aan het werk dan ouders van eenoudergezinnen. De lonen van de ouders van klassieke gezinnen en van nieuw samengestelde gezinnen lopen vrij gelijk binnen de verschillende inkomenscategorieën. De ouders van eenoudergezinnen zijn duidelijk kwetsbaarder als het over het loon gaat. Aangezien nieuw samengestelde gezinnen over het algemeen meer leden tellen dan klassieke gezinnen, is het logisch dat het gewogen inkomen per persoon in een nieuw samengesteld gezin lichtjes lager is. Wat de gezondheid betreft, stellen we vast dat de ouders van klassieke gezinnen en van nieuw samengestelde gezinnen vrij vergelijkbaar verdeeld zijn over de drie fysieke gezondheidscategorieën evenals over de vier psychische gezondheidscategorieën. De gezondheid van ouders van eenoudergezinnen lijkt echter veel kwetsbaarder te zijn, zowel wat betreft hun fysieke als hun psychische gezondheid. Dezelfde tendens duikt op als het gaat over het beoefenen van ontspanningsactiviteiten. Zo beoefenen ouders van klassieke gezinnen en van nieuw samengestelde gezinnen gemiddeld veel meer ontspanningsactiviteiten dan ouders van eenoudergezinnen. Het gebruik van tabak komt meer voor bij nieuw samengestelde gezinnen dan bij de twee andere gezinstypes, en vervolgens komt het meer voor bij eenoudergezinnen dan bij klassieke gezinnen. Over het algemeen lijken ouders van klassieke gezinnen het meest tevreden te zijn over de verschillende levensdomeinen waarnaar het panel peilde, namelijk hun huisvesting, hun sociaal leven, hun financiële situatie evenals de vrije tijd waarover ze beschikken. Ouders van nieuw samengestelde gezinnen zijn minder tevreden dan ouders van klassieke gezinnen in deze verschillende domeinen, maar ze zijn op hun beurt wel meer tevreden dan ouders van eenoudergezinnen. Ouders van nieuw samengestelde gezinnen zijn wel even tevreden over hun beroepsactiviteit als ouders van klassieke gezinnen, wat niet het geval is bij ouders van eenoudergezinnen die ook op dit domein het minst tevreden zijn. Ouders van klassieke gezinnen lijken iets meer gelovig te zijn dan ouders van de twee andere gezinstypes. Wie een mislukte relatie achter de rug heeft, ziet daarin geen reden om de huishoudelijke taken in het nieuwe gezin anders te verdelen. Zo blijven vooral de vrouwen zich bezighouden met het schoonmaken van het huis, het doen van boodschappen, het koken, het beheren van het wasgoed, en dat ongeacht of ze in een klassiek of in een nieuw samengesteld gezin wonen. Wat echter wel evolueert als men een nieuw gezin samenstelt is de manier waarop de besluitvorming van het koppel verloopt. Vaker dan in klassieke gezinnen is er in nieuw samengestelde gezinnen een gesprek tussen de twee partners van het koppel vooraleer wordt beslist over een vakantiebestemming, een auto, een huishoudelijk apparaat of een verzekering. Er is geen groot verschil tussen de verschillende gezinstypes als het gaat over het belang dat de individuen toekennen aan diverse elementen die getuigen van een geslaagde partnerrelatie. De mening over de liefde verschilt van het ene gezinstype tot het andere. Zo denkt de meerderheid van de ouders van klassieke gezinnen dat “een grote liefde maar een keer voorkomt in het leven”. Ouders van nieuw samengestelde gezinnen behoren vaker tot de groep van mensen die denkt dat ”men verscheidene grote liefdes na elkaar kan hebben”. En tot slot zijn er de gezinshoofden van eenoudergezinnen: zij verklaren het vaakst dat “grote liefde een mythe is en niet bestaat” en ook dat ”men tegelijkertijd verscheidene grote liefdes kan hebben”.
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
111
Onderzoeksrapport ULg
Op basis van al deze gegevens mogen we gerust stellen dat nieuw samengestelde gezinnen een middenpositie innemen, tussen de meest gunstige levenssituatie die we het vaakst terugvinden bij klassieke gezinnen en een grote kwetsbaarheid die kenmerkend is voor eenoudergezinnen. Eenoudergezinnen lijken vastgeraakt te zijn in een web dat hen verhindert hun moeilijkheden te boven te komen. Zou het niet goed zijn dat ze individuele rechten krijgen. Misschien hebben ze die nodig om een kans te hebben om een nieuw gezin op te bouwen zonder het risico te lopen nog verder vast te raken in een web van kwetsbaarheid? Nieuw samengestelde gezinnen zijn kwetsbaarder dan klassieke gezinnen, maar hun situatie is minder onrustwekkend dan bij eenoudergezinnen omdat de moeilijkheden die ze ervaren vaker te maken hebben met minder belangrijke, secundaire noden. Over het algemeen moeten ze met hun inkomen zuiniger omspringen dan klassieke gezinnen, maar ondanks alles kunnen ze het zich veroorloven om het warm te hebben in hun woning, om op vakantie te gaan, om de ontspanningsactiviteiten van henzelf en van hun kinderen te betalen, om in goede gezondheid te verkeren…, wat niet altijd het geval is bij ouders van eenoudergezinnen.
Bibliografie Casman, M-T., Bonsang, E., Nibona, M., (2002). Portrait de l’enfance en Belgique. Analyse des données du questionnaire enfant du PSBH 1992-2002. Onderzoeksrapport. Studie gefinancierd door het Observatoire de l’Enfance, de la jeunesse et de l’aide à la jeunesse. Casman M.T., Simays C., Buckens R., Mortelmans D., (2007), Familles plurielles, Politique familiale sur mesure? Ed. Luc Pire Doutrelepont, R., Mortelmans, D., & Casman, M-T. (2004). Elf jaar uit het leven in België: Socio-economische analyses op het Gezinsdemografisch Panel PSBH. Gent: Academia Press & Federaal Wetenschapsbeleid. Website: www.ulg.ac.be/psbh/
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
112
Bijlage 4 Maïté Beague, juriste
Het “zorgouderschap” in nieuw samengestelde gezinnen Context van “zorgouderschap” “Verwantschap” als centraal begrip in de juridische organisatie van familierelaties Het aantal nieuw samengestelde gezinnen neemt vandaag de dag aanzienlijk toe. Binnen een dergelijk gezin kan een stiefvader of stiefmoeder zich volledig voor zijn of haar stiefkinderen inzetten. In sommige gevallen vervangen ze een van de ouders van de kinderen volledig, in andere gevallen worden ze eerder een bijkomende, aanvullende ouder voor hun stiefkinderen. De onderliggende vraag in de thematiek van het “zorgouderschap” in nieuw samengestelde gezinnen luidt: “Moet een stiefouder juridisch worden erkend?” En indien ja, in welke mate en op welke grond? De evolutie van de samenleving en van het model van het nieuw samengestelde gezin heeft een ingrijpende invloed (gehad) op de manier waarop die vragen moeten worden beantwoord. In de jaren 1970 nam een stiefouder meestal de plaats in van een van de ouders van de kinderen, omdat die plaats leeg was geraakt (nieuwe samenstelling van het gezin na het overlijden van een van de ouders van het kind). Nu neemt de stiefouder vaker de zorg op zich voor de kinderen van zijn echtgenoot of partner terwijl de twee ouders van het kind nog in leven zijn. Dit heeft een grote impact op de manier waarop een stiefouder zich in de nieuwe samenstelling van het gezin kan integreren. Vermits familierelaties juridisch op het begrip “verwantschap” stoelen, heeft een stiefouder juridisch geen enkel recht en geen enkele plicht jegens zijn stiefkinderen1. “Verwantschap” verwijst naar de bloedband tussen personen, maar die band kan ook ontstaan via adoptie2. Tot op heden steunt het recht op een dubbel postulaat. Enerzijds: het kind heeft slechts één vader en één moeder, waarmee het een juridische afstammingsband heeft. Anderzijds: het geheel van rechten en plichten vloeit voort uit deze juridische afstammingsband, met name het ouderlijk gezag, het recht om de eigen familienaam over te dragen, de onderhoudsplicht, het recht of de 1 Dit kan worden genuanceerd, zoals verder zal blijken. Voor een toegankelijke studie van dit vraagstuk: M. BEAGUE, “Quel est l’état actuel et quelles sont les perspectives d’avenir de la reconnaissance juridique du beau-parent dans les familles recomposées?”, J.D.J., nr. 268, oktober 2007, pp. 3-21. 2 D. VERSINI, “L’enfant au cœur des nouvelles parentalités. Pour un statut des tiers qui partagent ou ont partagé la vie d’un enfant et ont des liens affectifs forts avec lui”, online geplaatst op 21 november 2006, in http://psy-desir.com/leg.spip.php?article1532, website bezocht op 25 maart 2007, p. 12.
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
113
Het “zorgouderschap” in nieuw samengestelde gezinnen
plicht het eigen vermogen over te dragen enz. Het begrip “verwantschap” en het dubbele postulaat waarop het recht steunt, maken het moeilijk om de rol die een stiefouder in een nieuw samengesteld gezin kan spelen, juridisch te erkennen. Vermits de stiefouder geen afstammingsband met zijn stiefkinderen heeft, is hij juridisch gesproken een derde en heeft hij in de praktijk geen enkel recht en geen enkele plicht jegens zijn stiefkinderen. Nochtans zet hij zich in de praktijk vaak helemaal in voor de opvoeding van zijn stiefkinderen en ontwikkelt hij een heel sterke affectieve band met hen. Dat hij juridisch een derde is veroorzaakt diverse problemen in nieuw samengestelde gezinnen en in de relaties van de stiefouder met derden. Binnen het gezin heeft de stiefouder niet de bevoegdheid om te beslissen over een uitgaansuur of over de vrijetijdsbesteding van het kind enz. Buiten het gezin kan de stiefouder niet tussenkomen in de contacten met zorgverstrekkers, leraars enz. Hij kan dus geen toestemming geven voor een heelkundige ingreep, niet deelnemen aan oudervergaderingen, geen schoolrapporten ondertekenen enz.
Voorbehoud tegenover bestaande juridische oplossingen die een stiefouder in staat stellen juridisch te worden erkend Tegenover dit dubbele postulaat waarop het recht steunt – het kind heeft slechts één vader en één moeder, en alle rechten en plichten vloeien voort uit de juridische afstammingsband – moet een stiefouder een afstammingsband met dat kind creëren, indien hij bepaalde rechten en plichten jegens zijn stiefkind wil krijgen. Deze afstammingsband kan tot stand komen, hetzij door de vestiging van een fictieve afstammingsband (bepaald door het feit dat het kind slechts één enkele vastgestelde afstammingsband heeft), hetzij door endofamiliale adoptie3. Deze oplossingen geven alle rechten en plichten die normaal gezien aan de vader en/of de moeder toekomen. Zo wordt de stiefouder van rechtswege de ouder van het kind. Omgekeerd blijft de stiefouder die geen afstammingsband met zijn of haar stiefkind tot stand brengt juridisch gesproken een derde. Toch kan hij in het Belgische recht een interessant mechanisme inroepen: artikel 375bis van het Burgerlijk Wetboek. Krachtens dit artikel kan elke persoon die aantoont dat hij een bijzondere affectieve band met een kind heeft, het recht krijgen persoonlijk contact met dat kind te onderhouden, op voorwaarde dat dit gebeurt in het belang van het kind. Dit recht kan gaan van telefonische contacten tot het huisvesten van het kind. Deze oplossingen roepen heel wat reserves op die opduiken in het debat over het “zorgouderschap”. — Voorbehoud tegenover het scheppen van een afstammingsband tussen een stiefouder en zijn stiefkind: de stiefouder wordt van rechtswege de ouder van het kind. Zo wordt het kind opgenomen in een nieuw verwantschapsnetwerk, leeft het in een nieuw stabiel gezin en wordt het beschermd door de band met de stiefouder (in geval van een eventuele breuk in het nieuw samengestelde gezin) >< Omgekeerd treedt de stiefouder in de plaats van een van de ouders van het kind. Deze ouder wordt hierbij volledig aan de kant gezet. Door de nieuwe samenstelling van het gezin verliest het kind een deel van zijn identiteit en begint het zich vragen over zijn afkomst te stellen. Daarom beklemtonen tal van auteurs dat de afstamming van het kind permanent gewaarborgd moet blijven, omdat ze behoort tot een verwantschapslijn, een verwantschapsnetwerk. De vestiging van een afstammingsband tussen een stiefouder en zijn stiefkind is een radicale oplossing die de verschillende betrokken personen niet altijd respecteert. 3 Endofamiliale adoptie gebeurt door een persoon die al een bijzondere band met het kind heeft. Bedoeld worden onder meer de adoptie door een persoon die een verwantschapsband met het kind heeft (grootouders van het kind, oom of tante), door het pleeggezin van het kind of door zijn stiefvader.
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
114
Het “zorgouderschap” in nieuw samengestelde gezinnen
Het “zorgouderschap” wil de stiefouder in een nieuw samengesteld gezin via een nieuw en soepeler wettelijk mechanisme erkennen. De stiefvader hoeft geen afstammingsband met zijn stiefkind te vestigen om onder zekere voorwaarden bepaalde rechten en plichten jegens zijn stiefkind toegekend te krijgen. — Het voorbehoud ten aanzien van artikel 375bis van het Burgerlijk Wetboek: het onmiskenbare voordeel van dit artikel is dat het de band tussen stiefouder en stiefkind veiligstelt in geval van een breuk tussen het nieuw samengestelde paar >< Het grootste voorbehoud ten aanzien van deze oplossing is dat ze een te lichte band schept en dat de stiefouder geen enkel recht en geen enkele plicht krijgt zolang het nieuw samengestelde paar samenwoont. Het is immers pas bij het uiteengaan van het nieuw samengestelde paar dat artikel 375bis van het Burgerlijk Wetboek zijn volle betekenis krijgt. Dit voorbehoud ten aanzien van deze “enig mogelijke” oplossingen in het huidige Belgische recht betreffende de erkenning van de plaats van een stiefvader of stiefmoeder voedt onder meer het debat over het “zorgouderschap”. De kwestie van het openstellen van adoptie voor homoseksuele paren lag echter eveneens aan de basis van het begrip “zorgouderschap”. In een arrest van 8 oktober 20034 stelt het Arbitragehof dat het krachtens de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek onmogelijk is zelfs maar een deel van het ouderlijk gezag te verlenen aan personen die geen afstammingsband met het kind hebben (terwijl die er in sommige gevallen een heel sterke affectieve band mee hebben), en dat artikel 375bis van het Burgerlijk Wetboek slechts het scheppen van een te lichte band mogelijk maakt. Dit was het startsein voor het debat over het “zorgouderschap”. Het “zorgouderschap” wou een “nieuw statuut” invoeren dat personen die zich inzetten voor de opvoeding van een kind in staat stelt rechten en plichten jegens dat kind te verkrijgen. Men wou toen nieuwe wettelijke bepalingen invoeren waarop de homoseksuele partner van een ouder zich zou kunnen beroepen om juridisch te worden erkend tegenover het kind of de kinderen van zijn partner. Maar het debat werd nadien opengetrokken tot het vraagstuk van de erkenning van elke “derde” (= in de zin van een persoon die niet de juridische vader of moeder van een kind is, dus een man of een vrouw die geen afstammingsband met dat kind heeft) die zich geheel voor een kind inzet. Hoe kan de belangrijke plaats die deze persoon in het leven van een kind kan innemen juridisch worden erkend? Hoe die band beveiligen? Kan men de dragers van het ouderlijk gezag “versnipperen”? Bestaan er minder radicale oplossingen dan de endofamiliale adoptie, die een van de ouders van het kind aan de kant schuift? De Staten-Generaal van het Gezin was een initiatief van de regering na de parlementsverkiezingen van mei 2003. Een van de werkgroepen onderzocht het thema van het “zorgouderschap” en kwam tot de conclusie dat de versnippering van het ouderlijk gezag moest worden verworpen indien twee personen het ouderlijk gezag al uitoefenen, maar dat een derde ruimere rechten toegewezen kon krijgen dan momenteel bij wet mogelijk is, indien het kind slechts één ouder heeft die het ouderlijk gezag uitoefent. Het debat over het “zorgouderschap” is sindsdien geëvolueerd, vermits adoptie zoals bekend ondertussen is opengesteld voor homoseksuele paren via de wet van 18 mei 2006. Het debat blijft dus open voor de andere personen die vragende partij zijn voor juridische erkenning en bescherming: de stiefouders, de leden van de hele familie (bijvoorbeeld oom of tante) die zich voor een kind inzetten, pleeggezinnen enz.
4 Arbitragehof., 8 oktober 2003, Rev.trim.dr.fam., 2004, pp. 185-201, noot J.-L. RENCHON. Aan het hof was het geval voorgelegd van twee homoseksuele vrouwen die tien jaar hadden samengewoond en van wie een vrouw een kind ter wereld had gebracht na kunstmatige inseminatie.
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
115
Het “zorgouderschap” in nieuw samengestelde gezinnen
Besluit: Het “zorgouderschap” wil de “verwantschap” loskoppelen van het “ouderschap”, of de “afstamming” loskoppelen van de “opvoeding” Tot slot kunnen we bevestigen dat het begrip “zorgouderschap” is ontstaan uit de constatering dat een kind steeds meer ten laste wordt genomen door een persoon die niet verplicht is dit te doen omdat hij geen afstammingsband met dat kind heeft. Vanuit die constatering en ook omdat de huidige bepalingen van het Burgerlijk Wetboek ontoereikend of ongeschikt zijn, wil het “zorgouderschap” die personen juridisch erkennen door hen onder precieze voorwaarden in staat te stellen bepaalde rechten uit te oefenen en, omgekeerd, bepaalde plichten op zich te nemen voor een kind zonder er een afstammingsband mee te moeten vestigen. Het “zorgouderschap” raakt dus niet aan het eerste deel van het postulaat, volgens hetwelk het kind slechts één vader en één moeder heeft, maar het wil wel het tweede deel van het postulaat nuanceren. Vanaf nu zou moeten worden erkend dat sommige rechten en sommige plichten niet langer noodzakelijkerwijs alleen uit de juridische afstammingsband moeten voortvloeien.
De verschillende wetsvoorstellen inzake het “zorgouderschap” Noodzaak van een multidisciplinaire aanpak van het vraagstuk Vooraleer in te gaan op de inhoudelijke vragen die de verschillende wetsvoorstellen oproepen, moeten we onderstrepen dat dit debat een multidisciplinaire aanpak vereist. Men kan geen nieuwe juridische normen invoeren rond de erkenning van de plaats van een stiefouder in een nieuw samengesteld gezin zonder de opinie in te winnen van sociologen, psychologen en “veldwerkers” (verantwoordelijken van adoptieorganisaties, enz.). Het vraagstuk van het “zorgouderschap” raakt immers aan de fundamenten zelf van de maatschappij en het is enorm belangrijk voor de personen waarop de nieuwe normen van toepassing zullen zijn: de kinderen in de nieuw samengestelde gezinnen, de stiefouder maar ook de twee ouders van het kind, de hele familie, de samenleving als geheel. Er moet dus een breed multidisciplinair debat op gang worden gebracht. Vanuit psychologisch oogpunt is dit vraagstuk van bijzonder groot belang omdat het kind een deel van zijn houvast verliest, zowel door een feitelijke of wettelijke scheiding als door het binnendringen van een stiefouder. De juridische erkenning van een stiefouder moet worden gekoppeld aan essentiële psychologische ijkpunten zoals respect voor de afstamming van het kind, respect voor de tijd die een stiefouder nodig heeft om zich te integreren, respect voor de mening van het kind (een aspect dat ook vragen oproept, zie infra), respect voor de twee ouders van het kind en voor de wens van de stiefouder om zich volledig voor zijn stiefkinderen in te zetten enz. 5 Het is dus belangrijk om psychologische experts te betrekken bij het debat over het “zorgouderschap”.
Inhoudelijk overzicht van de verschillende wetsvoorstellen Sinds 2001 zijn ter zake twaalf wetsvoorstellen ingediend. Dit toont meteen aan hoe complex dit vraagstuk wel is. We gaan hier niet dieper in op de inhoud van de verschillende wetsvoorstellen, maar vermelden wel de essentiële punten ervan. Dat moet ons een beter inzicht geven in de problematiek en in de vragen rond het “zorgouderschap” 6. 5 M. BEAGUE, “Quel est l’état actuel et quelles sont les perspectives d’avenir de la reconnaissance juridique du beauparent dans les familles recomposées?”, op.cit., pp. 7-8. 6 We onderstrepen dat de wetsvoorstellen niet alleen de erkenning van een stiefouder in een nieuw samengesteld gezin beogen. Soms zijn ze bijvoorbeeld gericht op pleeggezinnen. We zullen het hier verder alleen hebben over het “zorgouderschap” in nieuw samengestelde gezinnen (wat aansluit bij de inhoud van het onderzoeksproject van de Koning Boudewijnstichting).
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
116
Het “zorgouderschap” in nieuw samengestelde gezinnen
De betekenis van het statuut van “zorgouderschap” Concreet proberen de wetsvoorstellen aan een persoon die zich voor een kind inzet bepaalde rechten en bepaalde plichten te geven zonder dat er een juridische afstammingsband met dat kind wordt gevestigd. Zo zou het “ouderschap” dat sommige stiefouders op zich nemen, worden erkend. De wetsvoorstellen onderstrepen dat de stiefouder bij gebrek aan juridisch statuut bepaalde moeilijkheden ondervindt in het dagelijkse leven van het nieuw samengestelde gezin. Hij mag geen schoolrapporten ondertekenen, hij mag geen bankrekening openen voor het kind, hij heeft geen recht op ouderschapsverlof of op sociaal verlof wanneer het kind ziek is, hij heeft geen recht op persoonlijk contact indien de relatie verbroken wordt tenzij hij een bijzondere affectieve band met het kind kan aantonen en dit in het belang van het kind is enz.7. De wetsvoorstellen gaan er dus van uit dat nieuw samengestelde gezinnen het gemakkelijker zullen hebben als aan de stiefouder rechten en plichten worden toegekend. De huidige juridische oplossingen blijken dus nu eens te radicaal (de vestiging van een afstammingsband) en dan weer te zwak (artikel 375bis) te zijn. Hieronder de punten van voorbehoud en de vragen die hieromtrent zijn gerezen: > Bestaat er voldoende praktijkonderzoek over deze problematiek? Zijn de stiefouders wel degelijk vragende partij voor nieuwe juridisch normen? Concreet: misschien hebben de stiefouders de praktische problemen die ze ervaren (geen schoolrapport mogen ondertekenen, niet met het kind naar de dokter mogen enz.) zelf al opgelost en vinden ze dan ook dat daarvoor geen nieuwe juridische normen vereist zijn? > Zal het leven van de nieuw samengestelde gezinnen echt vergemakkelijken door de invoering van nieuwe juridische normen, of zullen die normen het integendeel nog gecompliceerder maken? > Zullen de nieuwe wettelijke bepalingen gelden voor alle nieuw samengestelde gezinnen? Men kan zich inderdaad afvragen of ze niet uitsluitend afgestemd zijn op nieuw samengestelde gezinnen uit een beter sociaalcultureel milieu. De recentste wetsvoorstellen gaan ervan uit dat de ouders van het kind hun relaties zelf regelen. Dit mechanisme werkt als volgt: het nieuw samengestelde paar zou een akte voor de notaris kunnen opmaken waarin de ouder van het kind bepaalde rechten aan de stiefouder verleent. De andere ouder van het kind (die buiten het nieuw samengesteld gezin staat) zou zijn akkoord moeten geven, of zou toch minstens moeten worden opgeroepen indien hij weigert zijn akkoord te geven aan het nieuw samengestelde paar dat deze “overdracht van het ouderlijke gezag” overweegt. Concreet: is dit toepasbaar in het dagelijkse leven van alle nieuw samengestelde gezinnen? > Loopt men niet het risico dat men ingaat tegen de rechten van de ouder van het kind die buiten het nieuw samengestelde gezin staat (zie infra)? Situaties en voorwaarden waarbij het statuut van “zorgouderschap” kan worden toegekend De wetsvoorstellen bepalen wanneer een “zorgouder” (= de stiefouder in het geval van een nieuw samengesteld gezin) rechten en plichten toegewezen kan krijgen. Ze benadrukken dat het zorgouderschap “in geen geval de voorkeur mag krijgen boven het biologisch ouderschap, en dat de toekenning van zorgouderschap er niet toe mag bijdragen dat aan de biologische ouders hun verantwoordelijkheid wordt ontnomen” (wetsvoorstel van 30 september 2005). De wetsvoorstellen maken dus een onderscheid naargelang het kind één biologische ouder of twee biologische ouders heeft. Wanneer het kind twee biologische ouders heeft, maken de meeste wetsvoorstellen een onderscheid naargelang de ouders het ouderlijk gezag al dan niet gezamenlijk uitoefenen. Zonder in detail te willen treden, moeten we dus onthouden dat de algemene filosofie achter de wetsvoorstellen erin bestaat rechten en plichten aan een stiefouder te geven, met maximale eerbied voor de oorspronkelijke ouders van het kind. 7 Zie het RAPPORT voor de subcommissie “Familierecht” van Sabien Lahaye-Battheu, 23 april 2007, Doc 51 0393/003, p. 68: Jan Piet H. De Man vermeldt terecht de bezwaren die men kan inbrengen tegen deze verschillende problemen die worden opgeroepen door de wetsvoorstellen over het “zorgouderschap”.
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
117
Het “zorgouderschap” in nieuw samengestelde gezinnen
In alle gevallen zouden voorwaarden worden opgelegd aan de “zorgouder” die rechten en plichten jegens zijn stiefkind wenst te verkrijgen – die voorwaarden zijn doorgaans talrijker of strenger wanneer het kind twee biologische ouders heeft die een afstammingsband met het kind hebben. Er moet een bijzondere affectieve band bestaan tussen het kind en de zorgouder De zorgouder moet zich gedurende een bepaald aantal jaren (vaak drie jaar) daadwerkelijk hebben ingezet voor de opvoeding van het kind Het belang van het kind primeert – in sommige wetsvoorstellen wordt uitdrukkelijk in de verwerping van de aanvraag voorzien, zelfs als aan de voorwaarden wordt voldaan, indien de aanvraag niet strookt met het belang van het kind > De beoogde oplossingen maken een onderscheid naargelang het kind een of twee ouders heeft die zich voor zijn opvoeding inzetten, maar is dat voldoende om de twee ouders van het kind echt te respecteren? > Alle auteurs die met dit vraagstuk begaan zijn, wijzen op de volgende paradox: het hele familierecht steunt op het concept van het “co-ouderschap”, dat erop gericht is dat bij een feitelijke of wettelijke scheiding het ouderlijke paar voorrang blijft hebben op het gehuwde paar. Zowel de juridische als de psychologische wetenschap benadrukken de behoefte van elk kind om een band met zijn twee ouders te behouden. De toekenning van rechten en plichten aan een stiefouder jegens zijn stiefkinderen kan dus tegen dit ideaal van het “coouderschap” indruisen. Concreet: is het mogelijk een stiefouder juridisch te erkennen zonder de rechten van de biologische ouders van het kind te schaden? Zijn de beoogde oplossingen praktisch uitvoerbaar? Moet men er niet op toezien dat het ideaal van het “co-ouderschap” wordt verwezenlijkt vooraleer nieuwe mechanismen voor de juridische erkenning van de stiefouder in te voeren? Aan de andere kant zijn er ouders die zich hoegenaamd niet meer voor de opvoeding van hun kind inzetten of die in het niets verdwijnen… In dat geval kan het “zorgouderschap” nuttig blijken, hoewel in dat geval endofamiliale adoptie meer in het belang van het kind is … (Opmerking: hieruit blijkt dat de kwestie geval per geval moet worden bekeken, voor elke nieuwe samenstelling van een gezin). > Problemen die voortvloeien uit de strenge toekenningsvoorwaarden voor het zorgouderschap: zijn deze voorwaarden voldoende/adequaat? Hoe kan worden gecontroleerd of er een bijzondere affectieve band bestaat tussen een stiefouder en zijn stiefkind? > Het “belang van het kind” is in alle gevallen een voorwaarde voor de toekenning van het “zorgouderschap”, maar wordt niet omschreven. Dit is zowel een voor- als een nadeel. Een voordeel: het is de rechter die in elk specifiek geval oordeelt of de toekenning van rechten en plichten aan een stiefouder in het belang van het kind is. Een nadeel: er zouden, zoals in zovele domeinen van het familierecht, verschillen kunnen ontstaan van de ene tot de andere rechtbank. Zullen Franstalige rechters het “zorgouderschap” makkelijker toekennen dan Nederlandstalige, of omgekeerd? > De wetsvoorstellen scheppen onvoldoende duidelijkheid over het aantal personen dat het “zorgouderschap” toegewezen kan krijgen. Kunnen verscheidene “zorgouders” dit statuut genieten of moet de aanvraag tot één enkele “zorgouder” beperkt blijven?
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
118
Het “zorgouderschap” in nieuw samengestelde gezinnen
Rechten en plichten die aan de stiefouder worden toegekend De wetsvoorstellen kennen heel uiteenlopende rechten toe aan een stiefouder (ouderlijk gezag, onderhoudsplicht, successierechten, wijziging van de familienaam van het kind – dit laatste punt kwam enkel in het eerste wetsvoorstel aan bod). Concreet gaan de wetsvoorstellen er vooral vanuit dat een stiefouder de facto het ouderlijk gezag over zijn stiefkinderen opneemt. Het ouderlijk gezag omvat een reeks rechten inzake de persoon van het kind: beslissingen over de studiekeuze, de medische verzorging, de vrije tijd, de levensbeschouwelijke of godsdienstige opvattingen enz. Het ouderlijk gezag omvat eveneens rechten inzake de goederen van het kind: het recht ze te beheren en er het genot van te hebben. Alle wetsvoorstellen voorzien in de toekenning van het ouderlijk gezag aan de stiefouder, maar niet op dezelfde wijze. Sommige wetsvoorstellen houden rekening met het feit dat het ouderlijk gezag over de persoon van het kind verscheidene prerogatieven omvat8. Zo zou de stiefouder beslissingen kunnen nemen omtrent het recht van bewaring van het kind, maar niet over de opvoeding van het kind (belangrijke beslissingen die grotere gevolgen voor het leven van het kind hebben), en in geen enkel geval kan de stiefouder beslissingen nemen omtrent de goederen van het kind. Wat de verplichting tot levensonderhoud betreft, stellen de meeste wetsvoorstellen dat de stiefouder dezelfde verplichtingen toegewezen moet krijgen als de ouders zolang de kinderen hun vorming niet hebben voltooid (verplichting opgenomen in artikel 203 van het Burgerlijk Wetboek). Er zijn echter verschillen betreffende de eventuele verplichting tot levensonderhoud wanneer het kind meerderjarig is en zijn vorming heeft voltooid. Moet de stiefouder die verplichting tot levensonderhoud toegewezen krijgen (artikel 205 van het Burgerlijk Wetboek)? De kwestie van de successierechten komt niet in alle wetsvoorstellen ter sprake. Omtrent de inhoud van de rechten die aan de stiefouder moeten worden toegekend, lopen de meningen uiteen. Dit zijn de vragen die moeten worden gesteld: > Moet de stiefouder bepaalde rechten krijgen over de goederen van zijn stiefkind? Of hebben de auteurs van de wetsvoorstellen gelijk wanneer ze een onderscheid maken en de stiefouder elk prerogatief op de goederen van het kind ontzeggen? > De wetsvoorstellen houden rekening met mogelijke verschillen tussen de rechten betreffende de persoon van het kind, wat betekent dat aan de stiefouder enkel de rechten die verband houden met de bewaring van het kind kunnen worden toegekend? Is dat een goede beslissing? Zal ze in de praktijk werken? > Hoe kunnen vragen rond de verplichting tot levensonderhoud en de successierechten tussen een stiefouder en zijn stiefkind worden opgelost? Kunnen de bestaande juridische mechanismen geen oplossing bieden (Omzetting van een natuurlijke onderhoudsplicht in een burgerrechtelijke onderhoudsplicht – Bespreking van de wetsvoorstellen tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek om stiefkinderen aan te duiden als erfgenaam: Wetsvoorstel 28 augustus 2007)? Zijn die niet toereikend?
8 Het ouderlijk gezag over de persoon van het kind omvat volgende rechten: het recht van bewaring en het opvoedingsrecht. Onder het recht van bewaring wordt verstaan het verstrekken van verzorging en toezicht, voor het kind zorgen, bij het kind wonen en er een affectieve en ondersteunende band mee hebben. Het opvoedingsrecht betreft fundamentele beslissingen inzake het levensonderhoud, de opvoeding en de vorming van het kind, met andere woorden de beslissingen die niet verbonden zijn met het dagelijkse leven van het kind en dus niet vallen onder de uitoefening van het recht van bewaring van het kind.
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
119
Het “zorgouderschap” in nieuw samengestelde gezinnen
Gevolgen bij het overlijden van de ouder van het kind (“ouder die de partner is van de zorgouder”) of de scheiding van het nieuw samengestelde paar Bij een bespreking van de verschillende wetsvoorstellen moet men in de eerste plaats inzicht hebben in de problemen die rijzen bij het overlijden van een van de ouders van het kind, of na de scheiding van het nieuw samengestelde paar. Volgens het Belgisch recht kan van voogdijschap pas sprake zijn als het kind zijn beide ouders verliest. Wanneer het kind nog één ouder heeft, blijft die laatste immers alle rechten en plichten jegens het kind behouden. Bijgevolg is het in het geval van het overlijden van een van de ouders van het kind de andere ouder die de rechten en plichten jegens het kind op zich moet nemen. Met andere woorden, in het geval van een nieuwe samenstelling van het gezin, en zelfs al is het kind jarenlang opgevoed door het nieuw samengestelde paar, moet het kind automatisch opnieuw bij zijn andere ouder gaan wonen wanneer de ouder van het kind die dit nieuw samengestelde paar heeft gevormd, overlijdt. De stiefouder krijgt geen enkel recht op dit kind toegewezen. Hij mag het kind niet huisvesten of bij zich in bewaring nemen. Het is in die optiek dat de verschillende wetsvoorstellen bepalen dat in het geval van het overlijden van de ouder van het kind, de “zorgouder” (= diegene die bepaalde rechten en bepaalde plichten toegewezen heeft gekregen) het ouderlijk gezag over dit kind kan krijgen. De wetsvoorstellen zijn hieromtrent echter niet unaniem. Sommige behandelen ook de gevolgen van de scheiding van het nieuw samengestelde paar en bepalen dat de “zorgouder” automatisch alle rechten verliest die hij heeft gekregen en verwijzen naar artikel 375bis van het Burgerlijk Wetboek waarop een stiefouder zich kan beroepen om de band die hij met zijn stiefkinderen heeft gevestigd te behouden. Volgens sommige wetsvoorstellen zou het aangewezen zijn artikel 375bis van het Burgerlijk Wetboek te wijzigen door te bepalen dat de affectieve band tussen een kind en zijn stiefouder moet worden verondersteld na een bepaalde periode van samenleven en van betrokkenheid van de stiefouder bij de opvoeding van het kind. > Niet alle wetsvoorstellen behandelen de gevolgen van het overlijden van een van de ouders van het kind of van de scheiding van het nieuw samengestelde paar. Hoe moet dit probleem worden opgelost? > Zou het niet volstaan artikel 375bis van het Burgerlijk Wetboek te versterken (zoals dat in enkele wetsvoorstellen wordt voorgesteld)? Misschien is dat beter dan het ouderlijk gezag expliciet toe te kennen aan de zorgouder bij het overlijden van de ouder van het kind die een nieuw samengesteld paar heeft gevormd? > Beschikt de rechter bij het overlijden van een van de ouders van het kind in het huidige Belgische recht niet over de mogelijkheden om het ouderlijk gezag aan de stiefouder te verlenen wanneer dit in het belang van het kind is? Rekening houden met de mening van het kind Alle wetsvoorstellen (behalve één) bepalen dat rekening moet wordt gehouden met de mening van het kind over de toekenning van het “zorgouderschap”. Dit kan op twee manieren gebeuren: > ofwel bepalen de wetsvoorstellen dat het kind moet worden gehoord door de rechter, en dit kan als het kind 12 jaar is of het over het vereiste onderscheidingsvermogen beschikt (twee wetsvoorstellen: kind van 15 jaar) > ofwel voorzien de wetsvoorstellen in de uitdrukkelijke instemming van het kind met de toekenning van het zorgouderschap: Wetsvoorstellen 7.8.2002 en 16.2.2007: kind van 12 jaar of vereiste onderscheidingsvermogen. Wetsvoorstellen 16.2.2004, 19.7.2005, 30.9.2005 en 17.8.2005: kind van 15 jaar.
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
120
Het “zorgouderschap” in nieuw samengestelde gezinnen
Vermits het kind betrokken kan raken in loyaliteitsconflicten jegens zijn beide ouders, is het respecteren van zijn mening en/of zijn instemming een delicate aangelegenheid. Het is duidelijk dat het kind meer dan ooit betrokken partij is bij de toekenning van deze rechten aan zijn stiefouder en dat het feit dat met zijn mening of zijn instemming rekening wordt gehouden, in zijn eigen belang is. Vraag is of het invoeren van de uitdrukkelijke instemming van het kind geen te zware last op de schouders van het kind legt? Wat gebeurt er indien het kind zijn instemming weigert te geven? Hoe kan het dat psychisch verwerken? Riskeert de harmonie binnen het nieuw samengestelde gezin hieronder niet te lijden? Wanneer is een kind oud genoeg om zijn instemming te geven? (Het advies van de psychologische experts is hieromtrent cruciaal). Rekening houden met de andere ouder van het kind (ouder die “buiten” het nieuw samengestelde gezin staat) Alle wetsvoorstellen benadrukken dat de twee ouders van het kind moeten worden gerespecteerd, maar ze vragen niet allemaal dat de andere ouder van het kind instemt met de toekenning van rechten en plichten aan een stiefouder. Het klopt dat het “zorgouderschap” minder ingrijpende gevolgen heeft dan endofamiliale adoptie (die afhankelijk is van de instemming van de beide ouders van het kind), maar misschien is de instemming van de beide ouders van het kind ook hier aangewezen? Een minimale vereiste is misschien toch dat de ouder die buiten het nieuw samengestelde gezin staat hierover minstens wordt gehoord? Voorbeelden: Wetsvoorstel 25.1.2001: de ouder die buiten het nieuw samengestelde gezin staat, kan zijn standpunt kenbaar maken, maar kan een aanvraag niet afwijzen, indien hij bezwaren maakt – Wetsvoorstel 16.2.2004: gewoon advies – Wetsvoorstel 22.11.2006: uitdrukkelijk recht van instemming maar met een uitzondering: de instemming van de ouder die de aanvraag niet indient, is niet vereist, indien hij sinds minstens twee jaar vanaf de datum waarop de zorgouderschapsaanvraag is ingediend, geen belangstelling meer getoond heeft voor het kind – Wetsvoorstel 16.2.2007: beoogt de “zelfregulering”: de andere ouder wordt bij de notariële akte betrokken. Hetzij: akkoord: hij ondertekent de akte. Hetzij: niet akkoord: bemiddelingspoging door de rechtbank: bij akkoord: de procedure wordt voortgezet. Indien geen akkoord: de rechter beslist. > Welke keuzes blijven er uiteindelijk over? Moet men aan de ouder die buiten het nieuw samengestelde gezin staat, het recht geven uitdrukkelijk in te stemmen met de toekenning van het zorgouderschap? > Moet de ouder die buiten het nieuw samengestelde gezin staat, betrokken worden bij het toekenningsproces van rechten aan de stiefouder? Wat met mogelijke conflicten? > Is de invoering van nieuwe juridische normen verenigbaar met het respect voor de ouder die buiten het nieuw samengestelde gezin staat?
Besluit: er is nog veel denkwerk vereist… Gezien de vele vragen die de verschillende wetsvoorstellen inzake de invoering van het “zorgouderschap” in het Belgische recht doen rijzen, is het duidelijk dat de discussie moet worden voortgezet. Daarenboven werpt ook het vergelijkend recht een interessant licht op dit vraagstuk.
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
121
Het “zorgouderschap” in nieuw samengestelde gezinnen
Overzicht van het vergelijkend recht: het Franse recht en het Nederlandse recht Het systeem van het gedelegeerd/gedeeld ouderlijk gezag in het Franse recht en de recentste opvattingen ter zake Volgens het Franse recht kan een “derde” in bepaalde omstandigheden concreet tussenkomen in het leven van een kind van wie hij niet de juridische vader of moeder is. De tussenkomst van een derde kan de vorm aannemen van een gewoon persoonlijk contact, maar hij kan ook een rol spelen in de uitoefening van het ouderlijke gezag. Het is die tweede mogelijkheid die ons hier vooral interesseert9. Een stiefouder kan het ouderlijke gezag over zijn stiefkinderen uitoefenen op basis van twee mechanismen: ofwel door een gedelegeerd ouderlijk gezag, ofwel door een kind toevertrouwd te krijgen, op uitzonderlijke wijze. Het mechanisme van het gedelegeerd/gedeeld ouderlijk gezag stelt de ouders in staat het geheel of een deel van de uitoefening van het ouderlijke gezag te delen. Om een versnippering van het ouderlijk gezag louter voor het gemak van de ouders te vermijden, gaat het hier enkel over de opvoedingsnoden van het kind. Krachtens dit artikel kunnen de beide ouders of een ervan de uitoefening van de ouderlijke macht dus met een derde delen. Wanneer de beide ouders de ouderlijke macht uitoefenen, moeten ze echter allebei met deze deling instemmen. De toepassing van het gedelegeerd/gedeeld ouderlijk gezag is bijzonder geschikt voor de concrete behoeften van nieuw samengestelde gezinnen, vermits ze de stiefouder in staat stelt deel te nemen aan het ouderlijk gezag zonder dat de ouder van het kind de uitoefening van de rechten die hem worden overgedragen, verliest. Deze rechten worden met de stiefouder gedeeld, en de rechten van de ouder die buiten het nieuw samengestelde gezin staat, worden geenszins geschaad. De kwestie van de juridische erkenning van de stiefouder in nieuw samengestelde gezinnen leeft sterk in het Franse recht. Over dit onderwerp werd in november 2007 een conferentie georganiseerd. Daaruit blijkt dat het debat in het Franse recht hoofdzakelijk drie denksporen volgt: het huidige systeem van het gedelegeerd/gedeeld ouderlijk gezag versoepelen; het voorzien in de mogelijkheid een opvoedingsmandaat af te sluiten; het recht op persoonlijk contact versoepelen. Uit de interessante bijdragen van de Franse experts distilleren we de vragen die voor ons belangrijk kunnen zijn: Welke lessen kunnen we trekken uit de Franse oplossingen voor de erkenning van de rol van een stiefouder in een nieuw samengesteld gezin? Zou een mechanisme van gedelegeerd/gedeeld ouderlijk gezag in het Belgisch recht in een eerste fase geen afdoende, flexibele en geschikte oplossing zijn voor de concrete behoeften van nieuw samengestelde gezinnen. Indien dit aan de noden van de stiefouders tegemoetkomt, kan later worden gedacht aan het invoeren van consequentere mechanismen uit sommige Belgische wetsvoorstellen?
Het Nederlandse recht en het gezamenlijk ouderlijk gezag Volgens het systeem van het gezamenlijk ouderlijk gezag dat in het Nederlandse recht bestaat, kan een kind ten laste worden genomen (opgevoed) door twee personen die niet zijn beide ouders zijn. Dit systeem speelt in op het verschijnsel van de nieuw samengestelde gezinnen en op bepaalde wensen van paren van hetzelfde geslacht. Het verleent alle rechten van het gezamenlijk ouderlijk gezag en legt aan de partner van de ouder verplichtingen 9 De eerste mogelijkheid, die een derde in staat stelt persoonlijk contact met het kind te hebben, bestaat immers ook in het Belgische recht.
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
122
Het “zorgouderschap” in nieuw samengestelde gezinnen
op, met name inzake levensonderhoud en voogdijschap. Het gezamenlijk ouderlijk gezag loopt af wanneer het kind meerderjarig wordt, of al eerder als er een verandering is in het gezamenlijk ouderlijk gezag (na een huwelijk of door een gerechtelijke beslissing). Voorwaarden: de opvoedende ouder mag nog niet van rechtswege met een kind verbonden zijn. Hij mag het kind ook nog niet hebben erkend of hebben willen adopteren, noch het hebben kunnen erkennen of adopteren. Het Nederlandse recht maakt een onderscheid tussen het gezamenlijk ouderlijk gezag van rechtswege (een ouder en zijn echtgenoot of partner oefenen gezamenlijk het gezag over een kind uit dat tijdens het huwelijk of het geregistreerd partnerschap geboren is) en het gezamenlijk ouderlijk gezag krachtens een gerechtelijke beslissing, waarbij een onderscheid wordt gemaakt naargelang het kind één enkele afstammingsband of twee afstammingsbanden heeft. Wanneer het kind slechts één afstammingsband heeft, volstaat een gezamenlijke aanvraag en is het voldoende dat er een nauwe persoonlijke relatie bestaat tussen de ouder en de niet-ouder. Wanneer het kind een dubbele afstammingsband heeft, moeten de ouder en de niet-ouder gezamenlijk en tijdens een ononderbroken periode van drie jaar, onmiddellijk voorafgaand aan de aanvraag, voor het kind hebben gezorgd en moet die ouder gedurende minstens dezelfde periode het ouderlijk gezag alleen hebben uitgeoefend. De toekenning van het gezamenlijk ouderlijk gezag is dus uitgesloten indien het ouderlijk gezag gemeenschappelijk blijft tussen de twee juridische ouders van het kind. Uitgaande van bepaalde wetsvoorstellen is het weinig waarschijnlijk dat deze laatste bepaling wordt overgenomen in het Belgische recht. Net zoals de Franse experts (zie supra), kunnen de Nederlandse experts voor ons een inspiratiebron zijn inzake het “zorgouderschap” (welke lessen kunnen we hieruit trekken voor het Belgische recht?).
Besluit Het “zorgouderschap” in nieuw samengestelde gezinnen is een bijzonder breed en complex onderwerp. De openstelling van adoptie voor homoseksuele paren heeft het debat in een stroomversnelling gebracht. In de loop van de zeven jaar na de indiening van verschillende wetsvoorstellen ter zake is de zaak sterk geëvolueerd. Samenvattend: aanvankelijk was het de bedoeling rechten en plichten te verlenen aan een persoon die zich geheel voor een kind inzette zonder diens biologische ouder te zijn. Die persoon kon echter pas worden erkend indien het kind slechts één ouder had die voor hem zorgde. Het vraagstuk is sterk geëvolueerd en is nu uitgemond in een model waarin eventueel vier personen rechten en plichten jegens een kind kunnen hebben. Het jongste wetsvoorstel ter zake gaat uit van het principe van de “zelfregulering” waarbij de ouders en de stiefouders hun relaties zelf regelen (via een notariële akte gehomologeerd door de rechter). De verschillende auteurs van de wetsvoorstellen inzake “zorgouderschap” hebben lovenswaardige inspanningen geleverd om de stiefouder in een nieuw samengesteld gezin maatschappelijk en juridisch te erkennen zonder aan de afstamming van het kind te raken, maar we moeten durven toegeven dat het debat nog verre van gesloten is…
Koning Boudewijnstichting
Het kind in een nieuw samengesteld gezin
123
www.kbs-frb.be De Koning Boudewijnstichting is een onafhankelijke en pluralistische stichting in dienst van de samenleving. We willen op een duurzame manier bijdragen tot meer rechtvaardigheid, democratie en respect voor diversiteit. De Stichting steunt jaarlijks zo’n 2.000 organisaties en individuen die zich engageren voor een betere samenleving. Onze actiedomeinen de komende jaren zijn: armoede, democratie, erfgoed, filantropie, gezondheid, leiderschap, lokaal engagement, migratie en ontwikkeling in de landen van het Zuiden. De Stichting werd opgericht in 1976 toen Koning Boudewijn 25 jaar koning was. Meer info over onze projecten,
We werken met een jaarbudget van 48 miljoen euro. Naast ons eigen kapitaal
evenementen en publicaties vindt u op
en de belangrijke dotatie van de Nationale Loterij, zijn er de Fondsen van
www.kbs-frb.be.
individuen, verenigingen en bedrijven. De Koning Boudewijnstichting ontvangt ook giften en legaten.
Een e-news houdt u op de hoogte. Met vragen kunt u terecht op
De Raad van Bestuur van de Koning Boudewijnstichting tekent de krachtlijnen
[email protected] of 070-233 728
uit en zorgt voor een transparant beleid. Voor de realisatie doet ze een beroep op een 50-tal medewerkers. De Stichting werkt vanuit Brussel en is actief op
Koning Boudewijnstichting, Brederodestraat 21, B-1000 Brussel
Belgisch, Europees en internationaal niveau. In België heeft de Stichting zowel lokale, regionale als federale projecten lopen.
02-511 18 40, fax 02-511 52 21
Om onze doelstelling te realiseren, combineren we verschillende werkmethodes. We steunen projecten van derden of lanceren eigen acties, bieden een forum voor
Giften vanaf 30 euro
debat en reflectie, en stimuleren filantropie. De resultaten van onze projecten en
zijn fiscaal aftrekbaar.
acties worden verspreid via diverse mediakanalen. De Koning Boudewijnstichting
000-0000004-04
werkt samen met overheden, verenigingen, ngo’s, onderzoekscentra, bedrijven
IBAN BE10 0000 0000 0404
en andere stichtingen. We hebben een strategisch samenwerkingsverband met
BIC BPOTBEB1
het European Policy Centre, een denktank in Brussel.