1 Het humanisme van Confucius en Lao tse Lezing voor de Hua Yi Xie Shang Hui gehouden op 10 juni 2006 te Nieuwegein H.T. Sie Dhian Ho Dit artikel is gepubliceerd in Hua Yi Verenigingsblad, jaargang 19, nr 4, december 2006, pag. 18-26. Deze lezing gaat over de wereldwijde en snel groeiende geestelijke stroming die wij humanisme noemen en over twee van de grondleggers van die filosofie: Koeng Foe Tse (551 – 479 voor Chr.) en Lau Tse (volgens de traditie 604 voor Chr. geboren, sterfdatum onbekend, waarschijnlijk een mystificatie van Lie Pei Yang, ± 300 voor Chr.) Humanisme Volgens prof dr. J.P. van Praag, die in 1946 samen met prof.dr. H. Brandt Cortsius en dr. H. Bonger het Humanistisch Verbond heeft opgericht en een historische studie heeft gemaakt van deze geestelijke stroming, kan je humanisme het beste definiëren als een levensovertuiging die zich uitsluitend baseert op de humane vermogens van ratio en empathie (inlevend vermogen). Omdat ieder mens die vermogens heeft, gaat het humanisme uit van het zelfbeschikkingsrecht en de medemenselijkheid (solidariteit). Waar die unieke humane vermogens vandaan komen, is onbekend. Zij zouden van een hogere macht kunnen komen, aldus van Praag. (zie literatuurlijst, pagina 78) De atheïstisch humanisten houden het op een natuurlijke evolutie, een aantal religieus humanisten op een goddelijke creatie,mogelijk volgens de evolutionaire weg door Darwin beschreven. Er is een grote variëteit in religieus humanismen.Tenslotte zijn er de agnosten die na lang onderzoek tot de conclusie komen: wij weten het (nog) niet. Organisaties zijn de Vrije Gedachte (van atheïstisch humanisten, 1856 opgericht onder de naam De Dageraad en geïnspireerd door onder anderen F.W. Junghuhn, die als natuuronderzoeker in Nederlands Indië werkte en E. Douwes Dekker, die ook in het multiculturele Nederlands Indië zijn blikveld verruimde), de Vrije Gemeente (van religieus humanisten, ontstaan als afsplitsing van de Nederlands Hervormde kerk, 1877) en het Humanistisch Verbond (van agnostici). Voor het praktische werk: welzijnswerk, bejaardenhuizen, maatschappelijke activering, enz. werken humanisten samen in Humanitas en het Humanistisch Instituut voor Ontwikkelingssamenwerking HIVOS. Humanisten onderzoeken de werkelijkheid en maken beleid uitsluitend volgens verstand en gevoel, dus niet met godsdienstige dogmata (Sie Dhian Ho, 1979). Er zijn religieus humanisten die veel goeds zien in het boeddhisme en/of het christendom en waardering hebben voor de hervormingen in de Arabische wereld van de 7e eeuw door Mohammed, die de rechteloosheid van de vrouw verbeterde door de polygynie tot maximaal vier vrouwen te beperken en de tot dan niets ervende dochter tenminste de helft van een zoons erfdeel te gunnen. Maar religieus humanisten kunnen niet op redelijke grond voor een van de bestaande godsdiensten kiezen. Alle godsdiensten beweren als “bewijs”dat zij de ware godsdienst zijn omdat er wonderen in hun geschiedenis hebben plaatsgevonden, maar die beweringen zijn niet wetenschappelijk onderbouwd. Geen godsdienst kan onder laboratoriumcondities een wonder laten zien. Een religieus humanistische opvatting vinden we bij de denker Kassidah, die zei: “Toen de Spiegel der waarheid uit de hemel viel en in duizend scherven uiteenspatte, haastten mensen zich naar die scherven en ieder die een scherf bemachtigde, riep: “Ik heb de Spiegel der waarheid”. Veel (maar niet alle) buitenkerkelijken die, naar hun levensbeschouwing gevraagd, antwoorden: “Ik ben niets” zijn eigenlijk ongeorganiseerd (want geen lid van een humanistische organisatie) humanist, want zij zijn niet normloos maar raadplegen hun humane vermogens bij morele beslissingen en niet de christelijke Tien geboden of andere godsdienstige leerstellingen. Mensen die uitgaan van hun redelijke en empatische vermogens maar zich daarbij wel ondogmatisch laten inspireren door Jezus of Mohammed noemen we humanistische christenen (Erasmus), respectievelijk vrijzinnige, humanistische moslims (prof. Saïd, Universiteit Leiden, prof. Arkoun, Sorbonne, kemalisten en alevieten, zie Sie Dhian Ho 2006). We kunnen onderzoek doen,bijvoorbeeld naar menselijke problemen of naar het Godsmysterie. Degenen die daarbij vooral rationeel het probleem benaderen noemen we rationeel humanisten. Redenaties kunnen leiden tot de conclusie dat God bestaat, dat God niet bestaat of dat het antwoord (nog) niet te geven is. Voorbeeld: Een Harley Davidson met zijn honderden onderdelen is een technisch wonder en niet zo maar ontstaan. Het menselijk brein met zijn miljoenen onderdelen (hersencellen) is een nog ingewikkelder wonder en moet ook een ontwerper hebben gehad. Hoe of wat die Ontwerper precies is, weten we echter niet. We kunnen dus het beste over een Godsmysterie spreken. Deze redenatie (overigens geen echt Godsbewijs) leidt dus tot de conclusie van een Hogere Macht maar niet tot directe geboden en verboden. Die moet de mens zelf autonoom maken met zijn van die God gekregen ratio en empathie. Dit is een voorbeeld van rationeel religieus humanisme. Er zijn ook humanisten die overwegend intuïtie en gevoel gebruiken: intuïtief humanisten. Ook dan kunnen van elkaar verschillende conclusies komen. Voorbeeld: ”De ellende in de arme landen is hemeltergend maar de hemel (God) reageert niet. Ik voel dat er geen god bestaat en dat de mensheid het helemaal zelf moet opknappen. Heel mijn gevoel brengt mij tot schaamte over deze mede door mensen veroorzaakte rampzalige toestanden. Het bouwen van geld verslindende pompeuze
2 gebouwen voor een niet-bestaande God in plaats van meer ontwikkelingssamenwerking als topprioriteit te betrachten is naïef. Een mens die niet geroerd wordt bij het zien van dierenellende in de bio-industrie is een incompleet mens want zonder empathie. Neen, ik kan geen god voelen”. Dit is een voorbeeld van intuïtief humanisme wat in dit geval leidt tot atheïsme. Ter voorkoming van misverstand: Onder humanisten is veel waardering voor het christelijk idealisme in de ontwikkelingssamenwerking (bijvoorbeeld ICCO, Zeist) en binnen Nederland voor vluchtelingen (o.a. INLIA, Groningen). Terzijde beveel ik U het boek van econome prof. Noreena Hertz (literatuurlijst) aan over de economische globalisering, die in veel gevallen desastreus is voor een humane globalisering. Bij anderen kan intuïtie en gevoel echter leiden tot mystieke ontroering, bijvoorbeeld bij het beluisteren van een vioolconcert. En dan kan er intuïtief religieus humanisme ontstaan. Rationeel en intuïtief humanisme zijn benaderingswijzen die elk kunnen leiden tot atheïstisch -, agnostisch - of religieus humanisme als conclusie, produkt van benadering (Ten Have). In zijn historische studies wijst van Praag er op dat humanisme vaak ontstaat in tijden van crisis zoals oorlogstijd of economisch sociale chaos. Indien gebeden tot de goden niet helpen, gaan sommige denkers inzien dat de mens er zelf uit moet komen en dat de zogenaamde heilige boeken hooguit als inspiratiebron motiveren maar dat we het (daarna) moeten hebben van de mogelijk van God gekregen humane vermogens. Zulke denkende en voor het leed e van medemensen en dieren gevoelige personen vinden we in en rond de 5 eeuw voor Chr. in het oude Griekenland en in het oude China. Beginnend humanisme in oud-China Precies zoals van Praag stelt, ontstond het Chinese humanisme in de woelige tijd van de Chinese geschiedenis die genoemd wordt de Periode der strijdende staten, van de vroege 5e eeuw tot de late 3e eeuw voor Chr. Koeng Foe Tse, van adellijke geboorte, vervulde enige ambten in de staat Loe (Sjantoeng). Daarna stichtte hij een filosofische school en probeerde met weinig succes verschillende vorsten tot betere regeerders te maken. Door zich direct tot het volk te richten, boekte hij betere resultaten (Sie Dhian Ho 1986). Koeng verwierp niet expliciet de bestaande godsdienst, maar in zijn leer beriep hij zich niet op de goden maar op de humane vermogens. Hij ontkende dat er bovennatuurlijke richtlijnen tot de mensen komen. “Als wij onze levende medemens vaak misverstaan, hoe kunnen we de goden en de zielen der gestorvenen die niet tot ons spreken verstaan?“ Hoe dan wijs te handelen? Drie wegen zijn er volgens Koeng: “De gemakkelijke weg: Een wijs mens navolgen De bittere weg: Ervaring opdoen. De nobele weg: Zelf nadenken” Zijn zedelijke grondregel was: “Wat gij niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet”. De mens moet zijn geest polijsten en tot humaniteit komen. Zelfbeheersing en studie zijn belangrijk en een juiste kennis van de mens en dus ook zelfkennis. “Als gij een goed mens ziet: navolgen. Als gij een slecht mens ziet, onderzoek Uzelf”. Koeng moet met afschuw hebben gekeken naar de oorlogen tussen de verschillende Chinese koningen, want hij vermaande: “Over de vier oceanen zijn alle mensen broeders”. Voor zover mij bekend, is dit de eerste opgetekende uiting van het besef van wereldburgerschap en kosmopolitisme in de geschiedenis. Heel humanistisch is Koeng ook in zijn vermaningen die impliciet waarschuwen tegen allerlei godsdienstige ideeën: “Weten wat je weet en weten wat je niet weet, dat is ware kennis”. Twee en een half millennium later zegt de kennistheoreticus Karl Popper: “Waarover men niets weet,moet men zwijgen”. Mensen vinden het in het algemeen onaangenaam om in onzekerheid te verkeren en dit is natuurlijk de kracht van priesters die beweren dat ze alles precies weten over wat (de) God(en) wil(len). Maar Koeng waarschuwt dus voor schijnkennis. Dan liever onzekerheid, want hoewel niet-prettig is die nuttig: “Twijfel is de wachtkamer van het inzicht” In een folder van het Humanistisch Verbond staat: “Leren leven met de twijfel” (over of God bestaat, een hiernamaals, enz.) Ik behandel expres Lau Tse na Koeng omdat historici denken dat Lau Tse een zogenaamde concentratiefiguur is en na de historische Koeng is gekomen. Waarschijnlijk is Lau Tse hertog Lie Pei Yang. Het aan hem toegeschreven boek Te Tau King of Tau Te King, het Boek van de deugd en de weg, dateert van de 3e eeuw voor Chr., maar is vermoedelijk een compilatie van ook oudere wijsheden waarvan de bedenkers onbekend zijn.
3 Taoïsme kan je splitsen in een filosofisch taoisme, een alchemisch- en een polytheïstisch zogenaamd volkstaoisme. Verder is er nog het waarzeggerij-taoïsme. Ik heb alleen enig verstand van het filosofisch taoïsme van Lau Tse en navolgers (Tsjwang Tse, Lie Tse en modern Ni Hua Ching, e.a.). In tegenstelling tot de rationalistische Koeng is Lau Tse vooral een intuïtief humanist. “Intuïtie kent het geheel; het intellect slechts fragmenten “ (Ni, p. 66). Al voelend en intuïtief de harmonie met de kosmos zoekend, komen taoïsten tot hun tè of deugd. Deze weg van mystiek leven is een onderdeel van het niet te beschrijven oerbeginsel Tao. “Het Tao wat men kan beschrijven is niet het ware Tao”, aldus staat het in de Tao Te King. De Tao moet je leven en ervaren. “Vriendelijke- en onzelfzuchtige wezens leven een leven dat in harmonie is met de universele weg (Tao)”. Het taoïsme is als humanisme natuurlijk ondogmatisch en cosmopolitisch: “Terwijl de wereld ten onder gaat in bloedbaden, veroorzaakt door mensen die in hun onwetendheid vasthouden aan bepaalde ideologieën en religies, toont de taoist de waarheid en wijst de weg naar de evolutie van de hele mensheid. De spirituele verworvenheden van een bepaalde persoon kunnen nooit als belangrijk worden beschouwd zolang de wereld wordt geplaagd door oorlogen” (Ni, p. 40). “Alle levende dingen zijn onze broeders en zusters. We moeten respect hebben voor alle vormen van leven hoe verschillend ze misschien ook lijken”. De taoïst is kwa mentaliteit, internationaal ingesteld en een dierenvriend. Velen zijn vegetariër. De vier hoofddeugden van het taoisme volgens de Hua Hu Tsjing (Ni, p. 72 e.v.), het vervolg op de Tao Te Tsjing, zijn: 1.
Natuurlijke vroomheid; liefde en respect voor wie je zelf bent. Als de geest bevrijd is van illusies is men spontaan gewaar van de ware heiligheid van zijn leven in het universum. Het tao zit in potentie in ieder mens (vergelijk de humanistische sociaal psychiater Erich Fromm met zijn self love-idee). 2. Natuurlijke ernst: zuiver, serieus, eerlijk en oprecht zijn. Vrij van zelfbedrog. (Een besef van defensiemechanismen zoals later door Freud geanalyseerd) 3. Beminnelijkheid, niet lomp zijn. Non-agressie 4. Natuurlijke behulpzaamheid De taoïst beschouwt de hele mensheid als zijn familie (Ni, p. 76) en is dus geen nationalist maar net als de confuciaan een wereldburger. De ontdekkingen van de spirituele waarheid moet je niet in starre dogma’s aan anderen onderwijzen. Modern in de Hua Hu Tsjing is het volgende (p.119): “In het algemeen is het leven van een mens een ingewikkeld net, geweven uit draden van passie en verlangen. Hij denkt dat iedere draad onmisbaar is en beseft niet dat er langzaam een meedogenloos net van verslaving om hem heen wordt geweven”. Dit zelfgeweven net, dat zijn onze sociale verplichtingen, onze overmatige consumptiegoederen die tijd vragen (onderhoud), overdreven carrièredrang (wat iets anders is dan ambitie om je werk heel goed te doen), concurrentiezucht, niet onder willen doen voor anderen in bezit, alsof je een beter mens bent als je meer geërfd hebt dan een ander of meer geluk hebt in zaken doen. Velen zijn in dit netwerk verstrikt geraakt: overspannen, versleten. Het rondrijden in te grote statusauto’s die de eindige olievoorraad helpen opslorpen en de lucht extra vervuilen is geen goede therapie voor de burn-out en verlengt de files. Humanistisch in de oude confuciaans-taoistisch-boeddhistische cultuur is de opvatting dat homofilie geen zonde is. De eerste (Christelijke) Europeanen die China bezochten en daarvan uitvoerig schriftelijk getuigenis aflegden ( al in de 7e eeuw vestigden zich Nestorianen in China maar wat die van China vonden is mij niet bekend), hadden zowel bewondering als afkeer van verschillende cultuurelementen. Zo de Portugees Galete Pereira (Spencer, p. 44): “De grootste tekortkoming die wij in hen ontwaren is de sodomie, een vorm van ontucht die bij het lagere volk veel voorkomt en ook in de hogere standen niet uitzonderlijk is”. Ook de dominicaan da Cruz (Spencer, p. 44) en de Jezuït Ricci (Spencer, p. 56) die net als Pereira veel waardering hadden voor de oude Chinese cultuur kwamen op dit punt door het christelijk dogma (Leviticus 20) in botsing met de Chinese humanistische opvatting. Tot ergernis van de Europese missionarissen konden de Chinezen redelijkerwijs niet inzien dat homofielen zondaren zijn. Mogelijk redeneerde menige hetero-Chinees: Hoe meer homofielen, hoe minder concurrenten om een aantrekkelijke bruid te krijgen. Overigens moeten we niet denken dat het Chinese volk vrij was van irrationaliteit. Hoewel sexueel minder bekrompen dan het orthodox christelijke Europa, tierde de dubbele moraal er net zo welig en de confuciaanse mandarijnen klaagden over het bijgelovige volk dat tijd en energie verspilde aan bezwering van demonen. Samenvattend kunnen we Koeng een rationeel religieus humanist noemen en Lau Tse een intuïtief religieus humanist. Evolutie van het humanisme Koeng Foe Tse en Lau Tse waren net als alle grote mensen ook kinderen van hun tijd. En in de 5e eeuw voor Chr. was die tijd in het oude China patriarchaal. Koeng over de verhouding tussen man en vrouw: “De grondslag moet zijn die van wederkerige tederheid, vertrouwen en waarheid, en nauwlettend rekening houden met elkaars gevoelens; de echtgenoot steeds leiding en richting gevend, de vrouw steeds volgend en toegevend, terwijl alle handelingen blijven binnen de grenzen die gesteld zijn door de rechtvaardigheid, de bescheidenheid en de eer”.
4 Wat emancipatie betreft bevindt Koeng zich in het (in dit opzicht) slechte gezelschap van de meeste mannen uit patriarchale culturen, die de vrouw nooit anders dan in een tweede rangs positie hadden meegemaakt zoals zijn bijna tijdgenoot in het verre Griekenland Plato.Deze grote filosoof vroeg zich af of vrouwen wel net als mannen een onsterfelijke ziel hebben…..Wij 21e eeuwers moeten echter ons realiseren dat de vrouwenemancipatie ook nu nog niet is voltooid, zodat we Confucius en Plato niet met de feministische maatstaf de maat moeten nemen. Pas in 1956 werd de vrouw in Nederland handelingsbekwaam voor de wet. Voor die tijd kon een echtgenoot de elegante Ducati die zijn vrouw in een opwelling kocht terug laten nemen door de motorzaak omdat hij liever een Norton van het geld wou kopen. Over grote aankopen had hij de beslissing. Duitsland was Engeland voor door in 1900 mannen die hun vrouw sloegen strafbaar te stellen. Engeland was wel bereid zware mishandeling te vervolgen. In 1914 werd de lords verboden de ladies te slaan met een stok dikker dan een halve inch (1,25 cm). Tot maart 1964 verloor een Nederlandse vrouw haar Nederlanderschap bij huwelijk met een buitenlander (Hondius, p.148). Heden ten dage verschijnt in Nederland en in de Europese Unie het ene onderzoek na het andere over de sexistische promotiediscriminatie en de salarisverschillen tussen man en vrouw die dezelfde functie vervullen en dezelfde diploma’s hebben. Dit rechtvaardigt m.i. tijdelijke positieve compensatie-discriminatie voor vrouwen (en allochtonen) om bij gelijke geschiktheid eerder aangesteld te worden dan de tot de dag van vandaag positief gediscrimineerde autochtone man. Mensbeeld Levensbeschouwingen hebben een idee over hoe de mens van nature is. Zo heeft het christendom een somber mensbeeld van de zondige mens terwijl de islam optimistisch denkt over een schepsel dat niet verkeerd gemaakt kan zijn door Allah. De gevolgen van een mensbeeld zijn ver reikend. Mensen die denken dat de mens voor zijn medemens een wolf is, zoals Thomas Hobbes (± 1600), kunnen in extremen vallen: a. je bent niet zo erg voor een democratie waarin die wolven stemrecht krijgen. Beter is een welp (kroonprins) van jongs af in de goede richting te dresseren en hem later als absoluut vorst alle macht te geven. b. je bent voor een transparante democratie waarbij iedereen iedereen controleert tot op de laatste ballpointvulling (natuurlijk zijn er geen weggooi ballpoints).Uit onderzoek is gebleken dat psychotherapeuten met een somber mensbeeld, zoals Sigmund Freud, directiever zijn ( meer suggesties geven) dan hun collega’s die meer vertrouwen hebben in de redelijkheid en de eigen creativiteit van de mens zoals de humanistische psychologen Abraham Maslow en Carl Rogers. Wie gelijk heeft is wetenschappelijk moeilijk te bewijzen omdat een baby niet toetsbaar is op zijn moreel gehalte en een kleuter al zwaar beïnvloed is door zijn milieu (ook affectieve verwaarlozing is een “milieu” factor). Dit is het bekende nature-nurture probleem in de sociale wetenschappen. In het algemeen zijn humanisten, misschien wel door zelfprojectie, geneigd de mens te zien als een rationeel, redelijk wezen, dat tot het goede geneigd is, tenminste als hij onder normale “menselijke” condities opgroeit (ontwikkelingspiramide van Maslow). Confucius zei: “De mens is (van nature) goed” en zijn leerlingen zijn over het algemeen met dit mensbeeld meegegaan. In het bijzonder heeft zijn navolger Meng Tse de theorie van de natuurlijke goedheid verdedigd. De kiem van moraliteit is het spontane gevoel van medelijden (door empathie) dat alle mensen hebben. Daardoor komt hij tot nadenken om leed op te heffen. Toch kan een humanist ook een somber mensbeeld ontwikkelen door veel negatieve ervaringen. Een dissidente confuciaan was Hsun Tse (Xunzi), die zei dat de mens van nature geneigd is de bevrediging van begeerte, honger en lusten na te streven op een onmatige manier. Maar toch gelooft hij dat door opvoeding en strenge gedragsvoorschriften (rituelen) die dierlijke natuur gekanaliseerd kan worden tot menselijke cultuur. Van driftwezen wordt de mens dan een beschaafd burger. De strijd tussen de Freudiaanse school en Rogers die in de 2e helft van de 20e eeuw begon, vinden we 23 eeuwen daarvoor al in aanleg tussen de confucianen en de dissidente school van Hsun Tse. Een confuciaanse opdracht tot slot. Met de maatstaven van nu gemeten is het Chinese humanisme van twee en een half duizend jaar geleden een onaf humanisme. Confucius, Lao Tse en anderen hebben echter met de oude Grieken en Boeddha (“Volg uitsluitend het licht dat in Uzelve is”) de basis gelegd voor een autonome ethiek die van de menselijke vermogens zelf uitgaat in plaats van dogmata van veronderstelde Goden te volgen (heteronome ethiek). Zij konden niet op alle fronten van nood tegelijk actief zijn en misten op een aantal gebieden (positie van de vrouw bijvoorbeeld) het inzicht dat het huidige verlichte deel van de mensheid dankzij vorige generaties langzaam heeft verworven. Ons past bescheidenheid want ons denken staat op de schouders van generaties van denkers van vele culturen en na droeve, leerzame ervaringen (heksenverbranding, holocaust). Nog steeds actueel is daarom de confuciaanse opdracht: “Het is niet de geschiedenis die de mens groot maakt, maar de mens die de geschiedenis groot kan maken). Beknopte literatuurlijst (vrouwelijke auteurs met één voornaam voluit en Chinese auteurs,die in catalogi soms met voor-, soms met achternaam en soms met alle namen voluit staan, volledig ) Confucius “De gesprekken van Confucius (Loen-Ju)”. Engelse vertaling van A. Waley vertaald in het Nederlands door W.A. Fick-Lugten. Uitg. In den Toren, Naarden, zonder jaar (± 1946). Bij betere bibliotheken nog te lenen Confucius, “The analects (Lun yü)”. Translated with an introduction by D.C. Lau. Penguin classics, Bungay, 1979 Cooper, J.C., “Taoïsme, de weg van de mysticus”. Servire, Katwijk, 1986 Carine Defoort en N. Standaert, “In gesprek met Mencius”. Uitg. Pelckmans, Kapellen en Kok Agora, Kampen, 1998 Fromm, E., “De zelfstandige mens”. Uitg. Bijleveld, Utrecht, vele drukken Groot, B. de, “…en hij schiep hen naar zijn beeld…” Een literatuurstudie over mensbeeld, houding tegenover de patiënt en gesprekstechnieken in verschillende therapeutische scholen. Ongepubliceerde doctoraal scriptie. Psychologisch Laboratorium, Universiteit van Amsterdam, 1970. Have, T.T. ten, “Groei naar volwaardig mens-zijn”. Wolters Noordhoff, Groningen, 1985. 2e druk. Zie
5 hierin: Varianten van humanisme Noreena Hertz, “De stille overname. De globalisering en het einde van de democratie”. Uitg. Contact, Amsterdam/Antwerpen, 2002 Dienke Hondius , “Gemengde huwelijken, gemengde gevoelens”. Aanvaarding en ontwijking van etnisch en religieus verschil sinds1945. Staatsdrukkerij en uitg., Den Haag, 1999. Hua-Ching Ni (Ni Hua-Ching), “Hua Hu Tsjing; uitspraken van Lao Tze volgend op de Tau Te Tsjing”. Mirananda uitgevers, Den Haag, 1997 Lau Tzu, “Te Tao Ching”; een nieuwe vertaling van R.G. Henricks, gebaseerd op de recent ontdekte Mawang-tui teksten. Uitg. Kosmos, Utrecht/Antwerpen, 1991 Maslow, A.H., “Psychologie van het menselijk zijn”. Lemniscaat, Rotterdam, 1971 Meng Tse, “Mencius”; Translated with an introduction by D.C. Lau. Penguin Books, Harmondsworth, Middlesex England, 1988 Nepveu, R.M. en A.D. Fokker (redactie): Voor open venster. Uitg. De Ploegh, Utrecht, 1986 (nog verkrijgbaar bij de Vrije Gemeente Amsterdam) Praag, J.P. van, “Grondslagen van humanisme”. Boom, Meppel, 1978 Schipper, K., “Tao; de levende religie van China”. Meulenhoff, Amsterdam, 1988 e Sie Dhian Ho, H.T., “Leefbaarheid in een prostitutiewijk”. 3 druk Uitg. Humanitas. Amsterdam 1979. Sie Dhian Ho, H.T., “Positieve en negatieve functies van de confuciaanse agogie”. In: H.A. Wage, Sie Dhian Ho, H.T., “Alewietische moslim humanisten en humanistische moslims”. In: Nieuwe Stemmen. Jaargang 89, 2006 no. 3 Vrije Gemeente Amsterdam Spence, J.D., “Het grote continent van de Khan. China in de westerse Verbeelding”. De Bezige Bij, Amsterdam, 2000 Eva Wong, “Taoïsme. Geschiedenis, filosofie en beoefening van een Chinese spirituele traditie. Ankh-Hermes, Deventer,1997 Xun Zi (Carine Defoort en N. Standaert), “Hemel en aarde verenigen zich door rituelen". Een bloemlezing uit het werk van de Chinese wijsgeer Xun Zi. Pelckmans, Kapellen, België en Klement, Kampen, 2003 H. T. Sie Dhian Ho, cultuur antropoloog, andragoloog en geograaf, was onder meer plaatsvervangend directeur van Humanitas Rotterdam, hoofdvakdocent sociale pedagologie van het Nutsseminarium voor pedagogiek aan de Universiteit van Amsterdam, geestelijk raadsman van het Humanistisch Verbond. Momenteel voorganger Vrije Gemeente van religieus humanisten Twente.