Zitting van: 22 JANUARI 2007
Het HOF VAN BEROEP, zitting houdend te ANTWERPEN, VIERDE KAMER, recht doende in burgerlijke zaken, heeft volgend arrest gewezen:
In zake : 2004/AR/1382:
N.V. SECREMO, met maatschappelijke zetel te 3650 Dilsen-Stokkem […].ingeschreven in het H.R. te […], onder nummer […];
appellante
tegen het vonnis van de rechtbank van koophandel te Tongeren d.d. 29 oktober 2003;
vertegenwoordigd door Meester I. Bude, advocaat te 3680 Maaseik, […];
tegen:
Helmut PAPST, handeldrijvend onder de benaming ‘BAUMASCHINEN PAPST’, wonende te […] Duitsland […], keuze van woonst doende bij zijn raadsman Meester Lode CUYPERS, hierna vermeld;
geïntimeerde
vertegenwoordigd door Meester L. Cuypers, advocaat te 3730 Hoeselt, […];
*******
De door de wet vereiste procedurestukken worden overgelegd, waaronder het bestreden op tegenspraak gewezen eindvonnis van de rechtbank van koophandel te Tongeren d.d. 29 oktober 2003, waartegen hoger beroep werd aangetekend door middel van een verzoekschrift neergelegd ter griffie op 12 mei 2004.
Er wordt geen akte van betekening overgelegd. Het hoger beroep is naar vorm en termijn regelmatig. Het is toelaatbaar.
I.
Bij exploot d.d. 18 september 2000 dagvaardde huidig appellante N.V. SECREMO (hierna ook SECREMO) huidig geïntimeerde, de heer Helmut PAPST (hierna 00k PAPST) in ontbinding van de overeenkomst d.d. 12 augustus 1998 ten laste van PAPST en in betaling van 139.050 DEM (zijnde 2.867.906 BEF, thans 71.095,14 EUR), meer de verwijlintresten aan wettelijke intrestvoet vanaf 7 november 1998 en de gerechtelijke intresten.
De vordering heeft betrekking op een overeenkomst betreffende de koop—verkoop van 20 voertuigen IVECO Mixers 300—30, verkocht tegen een globale prijs van 705.000 DEM. Van de 20 voertuigen werden er beweerdelijk maar 6 afgenomen en betaald en omtrent de 14 overige voertuigen is PAPST beweerdelijk niet tot afname en betaling overgegaan.
II.
Bij niet-bestreden tussenvonnis d.d. 18 juni 2003 verklaarde de eerste rechter zich bevoegd om kennis te nemen van de vordering en alvorens de grand van de zaak te beoordelen liet hij PAPST toe ten gronde te concluderen.
Bij conclusie d.d. 14 augustus 2003 stelde PAPST een tegenvordering in tot betaling van de som van 15.339,52 EUR (30.000 DEM), te vermeerderen met de gerechtelijke intresten.
Bij bestreden eindvonnis d.d. 29 oktober 2003 stelde de eerste rechter vast dat PAPST toegaf dat hij de resterende 14 betonmixers niet had afgenomen en zijn contractuele afnameverplichting niet was nagekomen. De eerste rechter besloot dat PAPST contractbreuk pleegde. De eerste rechter verklaarde de vordering in ontbinding van de overeenkomst tussen partijen d.d. 12 augustus 1998 gegrond.
De eerste rechter begrootte vervolgens de door SECREMO geleden schade op het bedrag van het voorschot tot beloop van 30.000 DEM “dat reeds in het bezit is van aanlegster”. De tegenvordering in terugbetaling van het voorschot werd toelaatbaar doch ongegrond verklaard.
III.
Appellante verzoekt hot Hof, bij gedeeltelijke hervorming van het bestreden vonnis, om PAPST te veroordelen tot een (bijkomende) schadevergoeding ad 35.060,82 EUR (68.580 DEM), meer de verwijlintresten vanaf datum contractbreuk aan 10% per jaar en de gerechtelijke intresten aan 10% per jaar.
Appellante verzoekt om het incidenteel beroep ongegrond te verklaren. *
Geïntimeerde concludeert tot de ongegrondheid van het beperkt hoger beroep en beoogt met haar incidenteel beroep opdat recht zou worden gedaan op haar oorspronkelijke tegenvordering en SECREMO te veroordelen in betaling van 15.338,76 EUR, te vermeerderen met de gerechtelijke intresten.
IV. Do feiten en retro-acta zijn door de eerste rechter bondig weergegeven op pagina 1 en 2 van het niet-bestreden tussenvonnis d.d. 18 juni 2003 en op pagina 2 van het bestreden eindvonnis. Het Hof verwijst ernaar en maakt deze uiteenzetting tot de zijne.
V. BEOORDELING A.
Ter zitting van 27 februari 2006 verklaarden partijen dat Belgisch recht van toepassing is op de overeenkomst d.d. 12 augustus 1998. Gelet op de internationale verkoop impliceert dit ook de toepassing van het Weens Koopverdrag (CISG).
B.
PAPST heeft incidenteel beroep ingesteld, meer bepaald vordert hij het door hem bij afsluiten van do overeenkomst betaald voorschot ad 30.000 DEM (15.339, 52 EUR) terug, stellende dat ‘de overeenkomst minne1ijk werd beëindigd door de afspraken tussen partijen’
Hoewel niet uitdrukkelijk opgenomen in het dispositief van de conclusie betekent dit dat geïntimeerde impliciet doch zeker het eerste vonnis bekritiseert daar waar de eerste rechter de koop— verkoop ontbonden verklaarde ten laste van geïntimeerde.
Dit onderdeel van het incidenteel beroep is echter ongegrond, meer bepaald op grond van de volgende overwegingen.
Uit de stukken blijkt dat PAPST en SECREMO per 12 augustus 1998 een overeenkomst bereikten omtrent de koop—verkoop van 20 betonmixers tegen een prijs van 705.000 DEM. Deze betonmixers waren te leveren te Antwerpen in de week 37/98, zijnde 14/9 tot 21/9 (1998).
Niet betwist wordt dat een voorschot werd betaald ad 30.000 DEM en voor het saldo een onherroepelijk accreditief zou worden geopend door PAPST ten gunste van SECREMO bij de Kredietbank, Maaseik, dit in week 35/98 (zijnde de week van 24/8 tot 30/8). Van enig onherroepelijk accreditief, een voorstel uitgaande van PAPST zelf, is nooit iets in huis gekomen.
Evenmin wordt betwist dat per 20 oktober 1998, buiten de contractuele leveringstermijn, PAPST (slechts) 6 betonmixers afnam en een deel van de koopsom tot beloop van 211.500 DEM rechtstreeks via de Hypovereinsbank Wurtzburg betaalde aan SECREMO. In zijn fax van 20 oktober 1998 stelde PAPST in fine het volgende:
“1k hoop dat het geld morgen op uw rekening staat, zodat het transport van start kan gaan. De DEM 30.000 Iaten we staan. 1k onderhandel momenteel over de volgende 4 stuks naar Libanon en 10 stuks naar China. 1k hoop de verkoop in de volgende 2 weken af te sluiten.”
PAPST geeft toe slechts 6 stuks te hebben afgenomen en dat hij de verkoop van de 14 overige voertuigen binnen de 14 dagen afronden zal. In de praktijk is dit niet gebeurd.
Na verloop van deze (extra) termijn richtte SECREMO per 7 november 1998 een schrijven aan PAPST waarin SECREMO mededeelde dat er slechts een bedrag van 211.250 DEM werd overgemaakt, het voorschot ad 30.000 DEM bleef staan als aanbetaling met betrekking tot het saldo ad DEM 493.500 DEM. In fine stelde SECREMO het volgende:
“De levering— en betalingstermijn is reeds geruime tijd verstreken, derhalve zie 1k mij ertoe verplicht U via dit schrijven in gebreke te stellen en vraag u het overblijvende gedeelte van onze overeenkomst uit te voeren”
Op deze ingebrekestelling heeft PAPST niet gereageerd. Hij stelt dat hij dit schrijven, dat een antwoord was op zijn schrijven van 20 oktober 1998, niet ontving. De eerste rechter vond dit terecht ongeloofwaardig. Meer zelfs, in een aangetekend schrijven d.d. 25 januari 1999 vanwege de raadsman van geïntimeerde aan de heer PAPST het bewijs van aangetekende zending is mede opgenomen in het bundel der —
—
—
overtuigingsstukken wordt verwezen naar deze ingebrekestelling van 7 november 1998. Dit wordt niet weersproken door PAPST. —
Ook de ontvangst van het schrijven d.d. 25 januari 1999 hoewel het bewijs van aangetekende zending wordt overgelegd wordt betwist. Dit is evenzeer ongeloofwaardig. -
-
Los van het feit dat koper PAPST geen onherroepelijk accreditief voor de globale koopsom uitstelde ten aanzien van zijn medecontractant SECREMO, is hij bovendien laattijdig overgegaan tot afname van 6 betonmixers en deed zijn woord niet gestand in verband met de afname binnen de door hem zelf toegekende extratermijn in verband met de afname en betaling van de 14 overige betonmixers.
Een gedeeltelijke betaling met betrekking tot de 6 betonmixers werd toegegeven en op de ingebrekestellingen van SECREMO werd niet gereageerd. Van enige beweerde minnelijke beëindiging van de overeenkomst, althans partieel (want betrekking hebbend op 14 mixers), wordt dan ook niet het minste bewijs geleverd, Iaat staan dat de bewering, geuit door PAPST, enige schijn van waarachtigheid zou hebben.
Besluit
Het impliciet doch zeker incidenteel beroep om te laten vaststellen dat partijen in der minne de overeenkomst zouden hebben beëindigd, raakt kant noch wal. Enig bewijsaanbod van het beweerde werd/wordt trouwens niet gedaan.
Gelet op het voorgaande kan het incidenteel beroep in verband met de terugbetaling van het beweerd ten onrechte ingehouden voorschot van 30.000 DEM niet gehonoreerd worden. C.
Op basis van de overgelegde stukken, in hun onderlinge samenhang, en gelet op hetgeen hoger onder B werd aangegeven, kan worden vastgesteld dat de eerste rechter terecht heeft besloten dat de vordering in (gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst met betrekking tot koop—verkoop gegrond was ten nadele van PAPST.
PAPST bleef fundamenteel in gebreke zowel wat de afname van het gekochte betreft als wat de betaling ervan betreft, zijnde een inbreuk op art. 53 CISG. De ontbinding van de overeenkomst kan worden gesitueerd per 4 november 1998, zijnde na het verstrijken van de extratermijn die PAPST zelf in vooruitzicht stelde in zijn schrijven van 20 oktober 1998 cm vooralsnog de 14 overige betonmixers af te nemen en te betalen conform het contract, zo mag worden aangenomen.
De ontbinding heeft uiteraard ook betrekking op deze 14 betonmixers. In die zin vraagt het bestreden vonnis enige nuancering en/of toevoeging.
D.
Blijft de vraag welke de hoegrootheid van de schade is die SECREMO heeft geleden ten gevolge van de (gedeeltelijke) ontbinding van de overeenkomst d.d. 12 augustus 1998.
De eerste rechter begrootte deze schadevergoeding, bij gebreke aan concrete gegevens, op 30.000 DEM, een bedrag overeenstemmend met het (ingehouden) voorschot.
* De principes zijn vastgelegd in de art. 74 e.v. CISG.
Indien de overeenkomst wordt ontbonden ten nadele van de koper en de verkoper op een redelijke wijze en binnen een redelijke termijn na de ontbinding van de overeenkomst een dekkingskoop heeft gesloten, komt aan de partij die schadevergoeding eist het verschil toe tussen de overeengekomen prijs en die van de dekkingskoop, onverminderd het recht op vergoeding van andere schade overeenkomstig art. 74 CISG. Een partij die zich beroept op een tekortkoming dient schadebeperkend op te treden, zoniet kan de schadevergoeding verminderd worden (art. 77 CISG).
Art. 74 CISG stelt dat de schadevergoeding wegens een tekortkoming van een partij bestaat uit een bedrag gelijk aan de schade, met inbegrip van de gederfde winst die door de andere partij als gevolg van de tekortkoming wordt geleden.
* Deze principes worden hierna afgetoetst aan de feiten.
Geïntimeerde legt in huidige procedure 7 verkoopfacturen voor met betrekking tot de verkoop van de 14 resterende betonmixers tussen 12 november 1998 en 8 april 1999 voor een bedrag van 394.927 DEM (201.922,97 EUR) (stukken 7 a tot 7 g).
Het restsaldo - zonder de aftrek van het voorschot ad 30.000 DEM - van de contractueel voorziene prijs beliep met betrekking tot de 14 betonmixers 493.500 DEM. -
Het verschil tussen dit restsaldo tot beloop van 493.500 DEM en de door haar gerealiseerde verkoopprijs met betrekking tot deze 14 betonmixers tot beloop van 394.927 DEM bedraagt 98.573 DEM (50.400,34 EUR).
Onterecht is de kritiek van PAPST dat SECREMO schier onmiddellijk na haar ingebrekestelling van 7 november 1998 van wal is gestoken met de verkoop van de betonmixers en, zo rekent PAPST ten onrechte voor, daarbij zelfs winst zou zijn gemaakt.
SECREMO werd terzake geconfronteerd met een aanzienlijke overschrijding van de contractueel bedongen termijn tot afname, had het door PAPST toegezegde onherroepelijk accreditief niet bekomen, minstens was het accreditief verstreken omdat PAPST niet tijdig en slechts gedeeltelijk afnam, zodat SECREMO terecht en uit verplichting om schadebeperkend op te treden niet geaarzeld heeft om quasi onmiddellijk de voertuigen, die PAPST toch niet afnam - ook niet binnen de door hem zelf gegunde extra termijn - door te verkopen (dekkingskoop of noodverkoop). -
Het is uiteraard het globale resultaat van de dekkingskopen die in rekening dient te worden gebracht. Ook het feit dat tweedehandse betonmixers elke maand in waarde verminderen, gelet op hun bouwjaar en hun technische gesteldheid. SECREMO vraagt (enkel) het verschil tussen de contractueel bedongen prijs en de door haar gerealiseerde prijs van de noodverkopen en geen andere schade (art. 74 en 75 CISG). De door SECREMO gevoerde operatie is als redelijk te beschouwen.
Het door SECREMO gevorderde en becijferde bedrag tot beloop van 98.573 DEM (50.400,34 EUR) kan dan ook worden gebillijkt en is niet voor ernstige kritiek vatbaar.
SECREMO is gerechtigd het ontvangen voorschot ad 30.000 DEM (15.339,52 EUR) definitief op te nemen.
De vordering tot veroordeling van PAPST in een (bijkomend) bedrag van 35.060,82 EUR, te vermeerderen met de verwijlintresten aan wettelijke intrestvoet vanaf 7 november 1998 tot 18 september 2000, en van dan af met de gerechtelijke intresten tot de dag van betaling, is gegrond.
Niet bewezen is dat er een conventionele intrest ad 10% per jaar zou verschuldigd zijn.
Besluit
Het hoger beroep treft doel, althans wat betreft het bedrag in schadevergoeding in hoofdsom.
Het incidenteel beroep faalt.
OM DEZE REDENEN
HET HOF
Recht doende op tegenspraak.
Gelet op artikel 24 van de wet van 15 juni 1935.
Verklaart het hoger beroep toelaatbaar en gegrond in de hierna bepaalde mate; het incidenteel beroep toelaatbaar doch ongegrond; bevestigt het bestreden vonnis in de mate dat de ontbinding van de overeenkomst d.d. 12 augustus 1998 ten laste van PAPST werd uitgesproken, onder deze toevoeging dat deze ontbinding betrekking heeft op 14 betonmixers en ingaat per 4 november 1998; bevestigt het bestreden vonnis eveneens in zoverre het betrekking heeft op de afwijzing van de tegenvordering ingesteld door PAPST.
Hervormt het bestreden vonnis in die mate dat de oorspronkelijke vordering in schadevergoeding van SECREMO werd bepaald tot beloop van het voorschot, zegt voor recht dat de vordering in schadevergoeding van SECREMO gegrond is tot beloop van 50.400,34 EUR, zegt voor recht dat SECREMO gemachtigd is het voorschot tot beloop van 15.339,52 EUR definitief als verworven te aanzien, zegt verder voor recht dat de vordering in schadevergoeding van SECREMO bijkomend gegrond is tot beloop van 35.060,82 EUR, te vermeerderen met de verwijlintresten aan wettelijke intrestvoet vanaf 4 november 1998 tot 18 september 2000, en van dan af met de gerechtelijke intresten tot de dag van betaling en veroordeelt PAPST om dit bedrag met aankleven te betalen aan SECREMO.
Verwijst geïntimeerde in de kosten van beide aanleggen, vereffend aan de zijde van appellante op: dagvaarding 450,15 EUR rechtsplegingsvergoeding eerste aanleg 342,09 EUR aanvullende rechtsplegingsvergoeding 57,02 EUR -rolrecht 186,00EUR rechtsplegingsvergoeding hoger beroep 475,97 EUR -
-
-
-
Aldus gedaan en uitgesproken in openbare terechtzitting van TWEEENTWINTIG JANUARI TWEEDUIZENDZEVEN, waar aanwezig waren:
de Heer P. RENAERS de Heer P. DE BAETS Mevrouw B. PONET Mevrouw M. VAN AMMELEN
Voorzitter Raadsheer Raadsheer Griffier