Het gebruik van de DNA- test als selectiemiddel door Anneke Kuys © 2007
DNA staat voor DeoxyriboNucleic Acid (desoxyribonucleïnezuur). Het bevindt zich in de kern van iedere lichaamscel, namelijk in de chromosomen in de celkern en bevat al onze erfelijke eigenschappen. Het DNA is opgebouwd uit bepaalde eenheden die nucleotiden worden genoemd. Elke nucleotide bestaat uit drie bouwstoffen: een fosfaatgroep, een pentose en een base. Er zijn vier basen: A (adenine). G (guanine), C (cytosine) en T (thymine) Hiermee is een eindeloze variatie mogelijk qua aantal en volgorde. De precieze volgorde is kenmerkend voor een bepaald gen. Elk gen is verantwoordelijk voor de ontwikkeling van één specifieke erfelijke eigenschap. Wanneer er iets mis gaat met deze volgorde, kan dit veroorzaken dat een orgaan niet goed meer functioneert of bijvoorbeeld de kleur van je haar verandert. De complete set genen van een organisme noemt men het genoom of de genenkaart. Bij het in kaart brengen van de genenkaart van de mens (Humane Genome Project) en diverse diersoorten zoals de kat (Feline Genome Project) is gebleken dat er grote overeenkomsten zijn in de genenkaarten van katten, mensen en muizen. Deze overeenkomst vergemakkelijkt het onderzoek naar bepaalde genen. Als de exacte locatie bij de een bekend is, kan men die met vrij grote zekerheid ook bij het andere individu voorspellen. En als u bedenkt dat een kat al 80.000 genen heeft, dan snapt u dat dit een heleboel tijd scheelt. Bij het DNA-onderzoek richt men zich zowel op verschillen, bijvoorbeeld tussen zieke en gezonde genen als overeenkomsten, denk aan forensisch onderzoek en familieverwantschap. Voor afwijkingen die veroorzaakt worden door slechts één genmutatie kan een DNA-test ontwikkeld worden. Voor afwijkingen waarbij meerdere genen een rol spelen bestaat de mogelijkheid van een DNAtest nog niet. Naar gelang de vraag zal een eenmaal ontwikkelde DNA-test uiteindelijk via licenties bij laboratoria over de gehele wereld uitgevoerd kunnen worden. Dat mensen ziek worden of een kwaal hebben die in de familie zit is algemeen geaccepteerd ondanks het feit dat rondom bepaalde ziektes of kwalen nog steeds een taboe heerst. Overkomt onze fokdieren iets en wordt de fokker daarover benaderd door de nieuwe eigenaar, dan voelt een fokker zich vaak persoonlijk aangevallen. Maar de wijze van vererven is bij mensen niet anders dan bij andere zoogdieren en kent dezelfde begrippen als dominant, recessief, homozygoot en heterozygoot. Natuurlijk speelt er ook mee dat de eigenaar betaald heeft voor (volgens de wet) een product. Maar een levend wezen kun je toch niet vergelijken met een stofzuiger waarvan alle onderdelen bekend zijn en die je naar believen helemaal uit elkaar kunt halen en opnieuw kunt opbouwen en waarvan de onderdelen vervangen kunnen worden. Bovendien is het gefokte dier mede het resultaat van beslissingen die andere fokkers in de generaties daar voor hebben genomen. De FIFé-regels schrijven voor dat er getest moet worden in het geval dat bepaalde rassen een risico lopen op een erfelijke afwijking die aan de volgende criteria voldoet: • • •
De ziekte is fataal of veroorzaakt chronisch lijden: De ziekte komt voor bij een significant deel van het ras Er is een betrouwbare test waarmee de ziekte geëlimineerd kan worden.
. Iedere FIFévereniging moet hiervoor haar eigen plan trekken. Sinds kort staan er een aantal DNA-testen tot onze beschikking waarvan we bij onze selectie voor het fokken gebruik kunnen maken. Het is daarbij belangrijk om te weten hoe de afwijking vererft:
•
dominant Een kitten hoeft het gen voor een dominante eigenschap maar van één ouder mee te krijgen om de eigenschap al aantoonbaar te hebben. Bij een eigenschap die de gezondheid betreft (zoals een erfelijke ziekte), betekent dit dat het kitten aan deze ziekte lijdt. Betreft het een kleur dan ziet u deze kleur. Afhankelijk of deze eigenschap dubbel of enkelvoudig aanwezig is zal 100 %, respectievelijk 50%, van de nakomelingen deze afwijking ook hebben.
•
recessief Recessief is het tegenovergestelde van dominant. Bij een recessieve eigenschap kan de kat het afwijkende gen bij zich dragen zonder dat aan de buitenkant te zien is: de kat is dan een “drager”. Pas als twee dragers met elkaar gekruist worden en beide ouders het gen voor de recessieve eigenschap aan het kitten doorgeven, wordt deze eigenschap zichtbaar. Bij een eigenschap die de gezondheid betreft (zoals een erfelijke ziekte), betekent dit dat het kitten aan deze ziekte lijdt. Betreft het een kleur dan betekent het dat u deze kleur ziet. Indien een kat een recessief verervende eigenschap toont, betekent dit dat het betreffende gen dubbel aanwezig is en zullen alle nakomelingen (100%) in ieder geval drager van het gen zijn. Dragers geven deze eigenschap aan 50% van hun nageslacht door. Een recessieve aandoening kan zich dus gemakkelijk in een populatie verspreiden zonder dat u het merkt.
Om een voorbeeld te geven. Bij de Korat komt de recessief verervende afwijking Gangliosidose voor. Kennelijk gelden hiervoor de eerder genoemde voorwaarden voor testen (fataal of chronisch lijden, aanwezig bij een groot deel van de populatie en betrouwbare test). De FIFé heeft namelijk expliciet voorgeschreven dat Korats die voor de fok gebruikt worden, een DNA-test voor het betreffende gen moeten ondergaan, tenzij bewezen is dat beide ouders vrij zijn van GM. Vervolgens mogen alleen de volgende kruisingen worden gedaan: • •
GM-vrij x GM-vrij GM-vrij x drager, onder voorbehoud dat alle kittens op GM getest worden
• •
De ouders en de kinderen moeten geïdentificeerd kunnen worden via een chip ( of tattoo). Tevens moet de fokker de kopers van een Korat informeren over de GMafwijking en over het registratiebeleid. Aan de stamboom die afgegeven wordt, moet tevens een verklaring van een dierenarts bevestigd zijn waarin staat of de betrokken kat GM-vrij is of niet.
Een testuitslag kan zijn Negatief of Positief, onderverdeeld in heterozygoot of homozygoot. Vaak vinden mensen deze termen moeilijk te begrijpen. Belangrijk is dat u onthoudt dat homo gelijk betekent en hetero niet gelijk. Negatief Als uw kat negatief is heeft hij dit specifieke gen niet. Dat betekent niet automatisch dat zijn ouders ook negatief zijn (!) maar wel (mits gekruist met een negatieve partner) dat de nakomelingen het gen ook niet zullen hebben. Positief Als uw kat positief is heeft hij dit specifieke gen wel. Bij heterozygoot heeft hij één exemplaar van het gemuteerde gen en één normaal gen. Dat betekent automatisch dat in ieder geval één van zijn ouders dit gemuteerde gen ook heeft. Het nageslacht heeft daardoor 50 % kans om deze mutatie te vererven. Bij homozygoot betekent dit automatisch dat beide ouders dit gen ook hebben. Omdat bij de kat de mutatie dubbel aanwezig is zullen alle nakomelingen in ieder geval heterozygoot positief zijn en kunnen ze (afhankelijk van de andere partner ) homozygoot positief zijn. . Voor alle duidelijkheid laten we hier nog even in een schema zien wat de resultaten zijn van de mogelijke kruisingen. Het maakt daarbij niet uit welke partner de kater of de poes is: Uit 2 homozygoot positieve ouders (+ +) komen alleen maar positieve (+ +) kittens
Positief + +
Positief + + ++ ++
++ ++
Uit 2 negatieve ouders (- -) komen alleen maar negatieve (- -) kittens Negatief - Negatief - ----Uit 2 heterozygote positieve ouders (+ -) heeft u kans op 25% homozygoot positieve (+ +)kittens, 50% heterozygoot positieve (+ -) kittens en 25% negatieve kittens(- -), dus in totaal 75% positief! Heterozygoot + Heterozygoot + + +++-Uit 1 homozygoot positieve(+ +) ouder en 1 heterozygote ouder (+ -) komen alleen maar positieve kittens, homozygoot (+ +) of heterozygoot (+ -) Positief + + Heterozygoot + + ++ +++Uit 1 homozygoot positieve(+ +) ouder en 1 negatieve ouder (- -) komen alleen maar positieve kittens, heterozygoot (+ -) Positief + + Negatief - ++++Uit 1 heterozygoot positieve ouder (+-) en 1 negatieve ouder (- -) komen 50% positieve kittens, heterozygoot (+ -) en 50% negatieve kittens (- -)
Negatief - -
Heterozygoot + ++---
De DNA-test is 100% betrouwbaar indien uitgevoerd door een dierenarts en daarbij tevens het chipnummer van de kat is gecontroleerd. Wanneer beide ouders getest zijn en een negatief resultaat hebben behaald is het niet noodzakelijk om het nageslacht op deze specifieke mutatie te testen. Het is niet verwonderlijk dat er tegenwoordig meer onderzoek naar dieren wordt gedaan. Omdat er zoveel overeenkomsten zijn tussen mensen en dieren bij diverse afwijkingen en wijze van vererven hoopt men dat dit een impuls kan geven aan het onderzoek bij mensen. Een interessante site over erfelijke afwijkingen is: http://www.erfelijkheid.nl Hier wordt in duidelijke taal en met behulp van animaties informatie gegeven over • erfelijke ziekten en aandoeningen • erfelijkheid (DNA, genen, chromosomen) • zwangerschap en kinderwens Alle onderwerpen zijn toegankelijk via trefwoorden in het alfabet boven in de pagina. Erfelijkheid.nl is een site van het Erfocentrum, het Nationale Kennis- en Voorlichtingscentrum Erfelijkheid en wordt gesubsidieerd door het Ministerie van VWS en diverse Centra voor Klinische Genetica. Op dit moment bestaan er DNA-testen Attentie! Ze zijn vaak verbonden aan een specifiek ras! Hypertrofische Cardiomyopathie •
genmutatie MYBPC3 variatie 1 bij Maine Coons
voor
de
volgende
afwijkingen.
• •
genmutatie MYBPC3 variatie 2 bij Maine Coons (andere) genmutatie MYBPC3 bij Ragdolls
PKD Polycystic Kidney Disease uitsluitend voor: • • • • •
Perzen en verwante rassen ( rassen waarbij de Pers is gebruikt bij de opbouw van het ras c.q. het introduceren van een nieuwe kleur zoals Exotics Brits Kortharen Scottish Folds Ragdolls
Stapelingsziektes Dit zijn erfelijke afwijkingen die worden veroorzaakt doordat er een bepaald enzym ontbreekt dat noodzakelijk is voor de opslag van bepaalde stoffen in de diverse organen. Zij vererven recessief. • • • •
GM1- en GM2- Gangliosidose bij Korats en Siamezen GDS IV Glycogeenstapelingsziekte IV bij Noorse Boskatten PKdef Pyruvat-Kinase-Deficiëntie bij Abessijnen en Somali’s SMA Spinale Musculaire Atrofie bij Maine Coons
Daarnaast is het mogelijk om op bloedgroepen en de volgende kleuren te testen (beide niet rasgebonden): agouti ( tabby), bruin (chocolate /cinnamon), point factor (Burmees en Siamees), verdunde kleuren (bijvoorbeeld blauw/crème). De variaties nonagouti, chocolate, cinnamon, Burmees, Siamees en verdunde kleuren vererven allemaal recessief. Bloedgroepen Bij katten zijn de volgende bloedgroepen bekend: • A/A Bloedgroep A, homozygoot, alle nakomelingen krijgen in ieder geval factor A door. Factor A is dominant ten opzichte van factor B. • A/B Bloedgroep A, heterozygoot, drager van bloedgroep B, 50% van de nakomelingen krijgt factor A en 50 % factor B. • B/B Bloedgroep B, homozygoot, alle nakomeling krijgen in ieder geval factor B door. (Daarnaast bestaat er nog een zeldzame bloedgroep AB, niet te verwarren met A/B! De vererving van bloedgroep AB wijkt af van de andere bloedgroepen.) Bij het testen op bloedgroepen speelt niet de opzet om een bepaalde bloedgroep er uit te fokken maar om een risicovolle combinatie te vermijden. Indien namelijk een B poes wordt gecombineerd met een A kater bestaat er kans op bloedgroepen onverdraaglijkheid, ook wel Feline Neonatale Isoerythrolysi, kortweg FNI genaamd. Volgens Amerikaanse statistieken komt bij de volgende rassen een relatief hoger percentage katten met bloedgroep B voor: Brits Korthaar 59%, Devon Rex 43%, Perzen 24%, Perzisch Colourpoint 20%, Abessijn 20%, Somali 22%, Heilige Birmaan 16%, Scottish Fold 15%. Kleurentesten De uitslag van deze testen ziet er als volgt uit: Agouti (tabby of effen) A/A kat en alle nakomelingen zijn agouti ( tabby) A/a kat is tabby, nakomelingen zijn tabby of effen afhankelijk van kruisingspartner a/a kat is non-agouti (effen). Indien gekruist wordt met een effen partner zijn alle nakomelingen effen.
Bruin (Chocolate en Cinnamon) B/B Kat draagt geen chocolate of cinnamon
B/b 1 B/b b/b 1 b/b 1 1 bb
Kat draagt chocolate Kat draagt cinnamon chocolate chocolate, drager van cinnamon cinnamon
Colorpointaftekening ( Burmees en Siamees) C/C Volledig gekleurd, kat draagt geen Siamees of Burmees factor b C/c Volledig gekleurd, kat draagt factor voor Burmees s C/c Volledig gekleurd. kat draagt factor voor Siamees b b c /c Burmees s s c /c Siamees b s c /c Tonkanees: een kleur tussen Burmees en Siamees in Verdunning D/D Kat draagt geen factor voor verdunning D/d Kat draagt factor voor verdunning d/d Kat heeft een verdunde vachtkleur. Indien deze factor dubbel aanwezig is verandert zwart in blauw, chocolate in lilac, cinnamon in fawn, amber in blauw amber en rood in creme Ik las ergens dat iemand vond dat de charme van het verrassingseffect verloren ging als je weet welke kleuren je kat vererft. Hoewel ik me daar wel iets bij kan voorstellen blijft het voorspellen van kleuren altijd een kansberekening en meestal is het aantal mogelijkheden groter dan de gemiddelde nestgrootte. Ook als het aantal mogelijkheden beperkt is hoeft uw nest niet gelijk te zijn aan de kansberekening en kunt u aan de buitenkant niet zien of een kitten een bepaalde kleur draagt of niet. Het is jammer als u combinaties blijft proberen die nooit de door u gewenst kleur zullen geven. Onlangs viel het een fokker op dat haar kater, die een chocolate vader had (b/b) en die volgens de geneticaregels chocolate zou vererven, met de juiste combinaties toch geen chocolate kittens produceerde. Aanleiding voor de fokker om een DNA-test te laten doen. Wat bleek: de kater had geen chocolate factor; dat betekende automatisch ook dat de vader niet degene was die op de stamboom vermeld stond! In 2004 zijn de toenmalige X-kleuren bij de Noorse Boskatten erkend als amber en blauw amber, ondanks het feit dat niet duidelijk was hoe deze kleuren waren ontstaan. Lang werd gedacht dat de kleur amber het gevolg was van inkruising van een ander ras. De diverse verenigingen hadden ook diverse omschrijvingen voor de kleur. De een noemde het chocolate en cinnamon, de ander lilac en fawn en ook golden werd wel genoemd. Verschillende testkruisingen met andere rassen leverden alleen maar als resultaat op dat bekend werd wat het niet was. Tot op dit moment is men er niet helemaal uit, alleen dat het een variatie op de kleur zwart is. Maar nu zou bijvoorbeeld een DNA-test op chocolate en cinnamon of pointfactor snel uitsluitsel geven zonder dat daarvoor niet erkende kruisingen zouden moeten worden gedaan. Bovendien dacht men dat deze kleur alleen maar bestond in de agouti variëteit. Niet verwonderlijk omdat inmiddels gebleken is dat de effen amber katten als kitten een zeer sterke ghostmarking hebben die pas na geruime tijd minder wordt. Eigenlijk vergelijkbaar met de kleur rood waar je bij effen katten vrijwel altijd een tabbytekening ziet. De effen amber katten zijn herkenbaar aan hun zwarte neuzen. Normaal heeft een (niet-rode) tabbykat een roze neus met een zwarte omlijning. Omdat op FIFéshows volgens fenotype wordt gekeurd dienen deze katten dan ook ingeschreven te worden in de agoutiklassen. Op de stamboom dient zowel het fenotype als het genotype vermeld te worden.
De test voor pointfactor is interessant voor degenen met rassen waarbij deze aftekening volgens de FIFéstandaard verboden is zodat geen stambomen kunnen worden afgegeven. Denk aan Noorse Boskatten en Maine Coons maar ook aan Blauwe Russen waar deze kleur wel eens als verrassing valt. Van recente datum is ook de hernieuwde belangstelling voor de Siberische Kat. Bij dit ras bestaat ook een pointvariëteit die bij andere verenigingen Neva Masquerada wordt genoemd. Deze wordt echter niet door de FIFé erkend. Omdat deze bij andere verenigingen wel met elkaar gekruist worden, levert dat Siberische Katten op die heel goed mogelijk drager kunnen zijn van het gen voor points.
Voor degenen die zich willen specialiseren in deze kleurvariëteit en die een ras hebben waarbij deze kleur wel erkend is, of alleen maar een (nog) niet erkende kleur is biedt deze test de gelegenheid om hiermee gericht aan de slag te gaan. Immers Meten is Weten! De DNA-test kan zowel via swaps als via bloedafname gedaan worden. De meeste katteneigenaren zullen echter de voorkeur geven aan swaps omdat deze minder stress opleveren voor de dieren. Bovendien kan dan ook het scheren, nodig omdat bij sommige katten minder makkelijk bloed geprikt kan worden, achterwege blijven. Naar laboratoria buiten Europa kunnen sowieso alleen maar swaps opgestuurd worden. Aan het sturen van bloed zijn namelijk allerlei extra voorwaarden verbonden door de douane van andere continenten waardoor u het risico loopt dat het bloed nooit aankomt! De testen zijn niet leeftijdsgebonden, zijn éénmalig voor de betrokken afwijking en kunnen al vanaf 8 weken worden uitgevoerd. Hoewel de swaptest ook door de eigenaar van de kat uitgevoerd kan worden adviseren wij u om dit door een dierenarts te laten doen. Hij kan daarbij tevens de inmiddels verplichte chip voor fokkatten controleren en omdat de DNA-test éénmalig is moet het prijsverschil tussen het zelf afnemen of door uw dierenarts geen probleem zijn. Hiermee garandeert u immers ook naar uw kittenkopers dat de test betrouwbaar is. In het geval dat de test dezelfde waarde heeft als een pretecho - u wilt bijvoorbeeld weten of uw kat effen of verdunde kleuren vererft- is er natuurlijk geen bezwaar dat u die zelf uitvoert. Overleg goed bij u zelf welke testen voor u werkelijk noodzakelijk zijn. In sommige gevallen zijn testen niet nodig omdat de ouders al op het bepaalde getest zijn. Als u weet dat deze testen zijn afgenomen door een dierenarts kunt u er van uit gaan dat die betrouwbaar zijn. Met één swap kunnen verschillende testen gedaan worden. Sommige laboratoria bieden korting bij een bepaald aantal testen of bij het lidmaatschap van een vereniging of club. Daarnaast bestaan er nog al wat verschillen in prijs en wijze van betalen. Komen bepaalde afwijkingen in uw lijnen niet voor? Wordt dit bevestigd door testen of alleen door mondelinge overlevering? Niet alle kittenkopers melden klachten terug naar de fokker. En indien recessieve afwijkingen voorkomen betekent dit dat er al een groot aantal dragers onder het ras zijn. Belangrijk is dat fokkers beseffen dat zij gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor volgende generaties. Soms moeten er dan minder populaire maatregelen worden genomen die ten koste kunnen gaan van showresultaten. Met een DNA-test heeft u een gereedschap om een ongewenste eigenschap er uit te fokken of te vermijden. Afhankelijk van de ernst van de afwijking en de wijze van vererven kunt u beslissen of u de betrokken kat uit de fok haalt of met beleid een opvolger voor hem/haar fokt, danwel een bepaalde combinatie niet maakt. Het blijft te allen tijde de eigen verantwoordelijkheid van de fokker welke beslissingen hij/zij neemt en wat de consequenties daarvan zijn. In dat kader wil ik u ook graag attent maken op de themamiddag die op 30 september 2007 door de Rasclub Maine Coon georganiseerd wordt over Juridische Aspecten bij het fokken en houden van katten in samenwerking met het bureau Bestia en Lex (zie aankondiging elders in dit blad of op de homepage RMC: http://www.rasclubmainecoon.nl , bij laatste nieuws).