VIII/1 15 03 2010
faculteit Techniek, bestuur en management
In dit nummer:
“Het gaat om de boodschap én hoe je die brengt”
3
Twee TBM-alumni voor het voetlicht
4
Intreeredes: Cees van Beers Lóri Tavasszy Martin de Jong
5
TBM-student Mei Ling Tan volgt het Kauffman Global Scholars Program: Op ondernemersstage in de Verenigde Staten
6-7 Rondetafelgesprek Klimaattop 8-9 Nieuwe professoren: Patrick Hudson Paulien Herder Sybe Schaap Marja Elsinga 10 Dissertaties iGov Research Institute: Summer School over de digitale overheid 11 Profiel van een prof 12 Curius Vraag het TBM
Dat stelt hoogleraar bestuurskunde Hans de Bruijn. Of je het nu hebt over een groot infrastructureel project of over het migratievraagstuk. Zet je de Tweede Maasvlakte neer als een bedrijventerrein in zee of als de motor voor economische en
Eén van de denkbare frames is ‘bevolkingskrimp leidt tot een nieuwe tweedeling van de samenleving’, Een dergelijk frame kan het gevoel bij burgers in krimpregio’s versterken dat ze er niet bij horen en hun aversie tegen ‘Den Haag’ vergroten. En dat kan van grote invloed zijn op de beleidsdiscussie.”
ecologische ontwikkeling? En zijn Turkse en Marokkaanse
Vis of hengels
immigranten medeburgers of onderdeel van een islamitische
“Framing, ook wel politieke marketing genoemd, kan in allerlei vormen worden gegoten. Denk aan metaforen en analogieën - ‘we willen geen tweede Vietnam’ is een frame dat bij vrijwel iedere Amerikaanse militaire actie na Vietnam heel krachtig was - of denk aan steeds terugkerende boodschappen zoals die van de PVV over de islam of krachtige one-liners. Een voorbeeld van dat laatste is een bekend frame dat Arend Jan Boekestijn in het debat over ontwikkelingssamenwerking graag gebruikt. De VVD pleit ervoor het budget te verminderen. Boekestijn zegt ‘je moet arme mensen geen vis geven, maar een hengel’. Dat is een enorm krachtig frame. De boodschap blijft hangen en klinkt heel logisch. Bovendien dwingt het de tegenstander, in dit geval de minister, in de verdediging. Die moet gaan uitleggen dat hij geen vissen geeft, maar wel degelijk hengels. Kan een VVD’er vervolgens met één of twee voorbeelden komen waarbij wel vissen zijn gegeven, dan heeft deze het debat gewonnen.”
intifada? Een gesprek over framing en reframing. TBM organiseert samen met het ministerie van V&W een reeks van masterclasses en praktijkcolleges. Op 13 januari jongstleden was er een masterclass over bevolkingskrimp. Tijdens deze bijeenkomst ging hoogleraar bestuurskunde Hans de Bruijn in op de vraag wat er gebeurt als politieke partijen dit onderwerp gaan politiseren. Hij schetste hoe ze het onderwerp kunnen framen en welke gevolgen dit kan hebben voor de kansen van beleidsmaatregelen. Eind januari verscheen van zijn hand het boek ‘Geert Wilders in debat’, waarin hij het spel van framing en reframing in de politieke arena beschrijft. Twee redenen voor een interview met deze hoogleraar die eerder een boekje schreef over de politieke retoriek van Barack Obama.
Lastige klus Verschillende talen “In de masterclass heb ik onder andere aangegeven dat je over elk onderwerp in verschillende talen kunt spreken”, vertelt De Bruijn. “Neem de bevolkingskrimp die zich nu al voordoet in bepaalde regio’s van ons land, zoals NoordoostGroningen of Parkstad Limburg. In beleidstaal kun je bijvoorbeeld praten op welke manier je publieke voorzieningen als een levensvatbaar openbaar vervoer in stand zou kunnen houden in gebieden met teruglopende bevolkingsaantallen en hoe je hier moet omgaan met nieuwbouwplannen en infrastructurele projecten. In de politieke arena wordt echter een andere taal gesproken. Het gaat dan veel meer om betekenisgeving van dit soort ontwikkelingen, waarbij het helpt als je de essentie van een ingewikkeld vraagstuk kunt samenvatten in een kernachtige boodschap. In vakjargon heet dit framing.
“De kracht van een goed frame is dat je hiermee je opponent op een enorme achterstand kunt zetten. Neem het frame van de liberale oppositie dat het huidige kabinet betuttelend is. Alexander Pechtold van D66 zegt bijvoorbeeld ‘Vrouwen moeten van minister Klink langer de borst geven en het kabinet heeft liever niet dat we winkelen op zondag. Elke week is er wel wat’. Als zo’n uitspraak aansluit bij een maatschappelijke afkeer van betutteling, dan kun je elke week wel wat betuttelends zien. Immers, je kunt vrijwel iedere overheidsmaatregel als betutteling zien. Denk maar aan een rookverbod in cafés, een verbod op pornografische posters in Kamp Holland of de invoering
vervolg zie pagina 2
IPSE sluit raamovereenkomst met Ministerie van OCW De sectie IPSE Studies heeft 1 februari 2010 een raamovereenkomst gesloten met het Ministerie van OCW. De raam overeenkomst heeft betrekking op het uitvoeren van beleidsgerichte onderzoeksopdrachten binnen de onderzoekspercelen effectiviteit en doelmatigheid in Kinderopvang en Arbeidsvoorwaarden, -verhoudingen en sociale zekerheid. In de percelen is IPSE Studies een van de zes/ acht partijen waaraan onderzoeks opdrachten uitbesteed zullen worden. Fellowship voor Xander Koolman Dr. Xander Koolman, universitair hoofddocent bij de sectie IPSE Studies, is geselecteerd voor het Harkness fellowship 2010-2011. Dit prestigieuze fellowship biedt ambitieuze onderzoekers uit een aantal landen de mogelijkheid om een jaar lang in de Verenigde Staten onderzoek te doen naar thema’s in de gezondheidszorg. Xander Koolman zal zich bezighouden met de uitruil van rechtvaardigheid en efficiëntie. Het Harkness fellowship wordt gefinancierd door het Commonwealth Fund (een charitatieve instelling in de VS) en het Ministerie van VWS.
2
Weg met het hoofddoel! Eind vorig jaar liep de internationale klimaatconferentie in Denemarken uit op een teleurstelling. De deelnemers - waaronder toch niet de minsten - bereikten geen overeenstemming. Ik vond het niet verrassend. Met enige verbazing keek ik naar de manier waarop het besluitvormingsproces was georganiseerd. Er lag een klassiek idee van maakbaarheidsdenken aan ten grondslag: als we met z’n allen afspreken dat de aarde minder dan 2˚ Celsius mag opwarmen, dan brengen we vanzelf de CO2-uitstoot terug. Een allesoverheersend doel dus, centraal vastgesteld en van boven opgelegd. Het leek mij al pretentieus om te veronderstellen dat je als een soort tovenaarsleerling precies op twee graden kunt sturen. Maar er was nog iets mis met de aannames in Denemarken. De congresgangers dachten niet in termen van checks and balances, maar in termen van beheersing. CO2-uit stoot wordt afgekocht met emissierechten. Het klimaat wordt gereduceerd tot de footprint die ieder van ons achterlaat. Maar dat doet geen recht aan de complexiteit en de kenmerken van het probleem. Praten over klimaat is veel méér dan praten over CO2. Het is ook, om maar iets te noemen, praten over waterbeleid, over landbouw of over het belang van West-Europa om superieure milieutechnologie te verkopen aan landen als China. Voor de hele wereld concrete einddoelen stellen en complexe vraagstukken volledig willen beheersen is als bestuurlijk model al achterhaald voordat het is ingevoerd. De wereld - en zeker ook de klimaatdiscussie - vragen om een evolutionaire benadering die geworteld is in regio’s en niet in nationale staten. Een benadering die rekening houdt met veel actoren, een variëteit in schaalniveaus, een diversiteit van invalshoeken, met dynamiek en met onzekerheid. Een benadering waarin de inrichting en de kwaliteit van het beleidsproces centraal staan, niet de veronderstelde einduitkomst, want die kun je in een complexe wereld niet meer voorspellen. Wat niet wil zeggen dat je problemen niet kunt aanpakken, wel dat het anders moet. Dan krijg je ook geen ministers die ‘geen enkele fout meer tolereren van klimaatwetenschappers’ (Cramer). Of die klagen over een gebrek aan strooizout omdat het weer zo extreem wisselvallig is (Eurlings).
Column
Terwijl die extreme wisselvalligheid juist een van de weinige zaken is waarover klimaatwetenschappers het redelijk eens zijn. Niet de temperaturen, maar de toenemende extremiteiten en wisselingen in het weer zijn van belang. Weg met het denken vanuit het lineaire model waarin de wetenschap de feiten levert en de politiek normatief kiest! Weg met het hoofddoel. Ruimte voor adaptieve beleidsvorming! Voor een zelfbewuste en onafhankelijke overheid die complexiteit belangrijk vindt, onzekerheden omarmt en tegenspraak gezaghebbend tegemoet treedt omdat ze over kennis en kunde beschikt en bovendien weet wat men niet weet. Binnen een aantal ministeries is de wens ontstaan om zo te werken. TBM werkt eraan mee om ze de benodigde expertise aan te reiken. De masterclasses over de fysieke leefomgeving die we organiseren voor medewerkers van Verkeer en Water staat en van andere fysieke departementen (VROM, LNV en EZ) blijken een goede start. Ambtenaren geven dit voorjaar praktijkcolleges aan onze studenten. Zo zoeken we gezamenlijk naar nieuwe onderwijsconcepten en naar nieuwe manieren van werken. In de hoop dat een volgende klimaatconferentie meer succes zal hebben, en dat we een Delta programma kunnen realiseren gericht op mobilisatie, niet op centralisatie. Prof. Theo Toonen, decaan
vervolg van pagina 1
“Het gaat om de boodschap én hoe je die brengt”
Het kan nog steeds!! doe mee aan het Quarterly Lezersonderzoek en win een stormparaplu www.quarterly.tbm.tudelft.nl
van Centra voor Jeugd en Gezin. Het beeld dat het kabinet terug wil naar oude tijden waarin de pastoor vroeg wanneer het volgende kind komt, kan daardoor snel postvatten. Een CDA- of PvdA- politicus die het kabinetsbeleid moet verdedigen, staat dan ook voor een uiterst lastige klus. Hij moet eerst allerlei beelden ‘demonteren’ voordat hij aan zijn eigenlijke argumentatie toekomt. ‘Nee, wij willen niet terug naar vroeger’, ‘Nee, wij respecteren de persoonlijke levenssfeer’, Nee, wij willen niet moraliseren’. Hij zit niet alleen in het defensief, maar krijgt ook te maken met het mechanisme dat als je steeds ontkenningen nodig hebt om je standpunt over het voetlicht te brengen, je juist het frame van je tegenstander activeert. Hij laadt de verdenking op zich dat hij juist wel terug wil naar vroeger, de persoonlijke levenssfeer niet respecteert en wel degelijk moraliseert.”
Schurk “Dit voorbeeld laat zien dat de ontkenning van het frame vaak het tegenovergestelde bewerkstelligt. Het frame wordt juist bevestigd. Een andere illustratie van dit fenomeen is de uitspraak van Richard Nixon ‘I am not a crook’ toen er verhalen over de Watergateaffaire naar buiten kwamen. Dat was voor velen het bewijs dat hij wel degelijk een schurk was. Een belangrijke les die je hieruit kunt trekken is dat degene die in het frame van de ander stapt, vrijwel altijd verliest. De Amerikaanse cognitief linguïst George Lakoff zegt in dit verband ‘Do not use the language of your opponents, because it draws you in their worldview’. Stap dus niet in het frame van je tegenstander, maar kom met een eigen frame, oftewel reframe het debat. De CDA’er of PvdA’er die zich wil verdedigen tegen het ‘betuttelingsframe’ kan daar bijvoorbeeld een ‘onverschilligheidsframe’ tegenover zetten: ‘Wij leunen niet onverschillig achterover als mensen problemen met de opvoeding hebben of als ze tot over hun oren in de schulden zitten omdat geld lenen hun te eenvoudig wordt gemaakt’. Met dit frame maakt hij het zijn liberale collega’s moeilijk, omdat zij moeten ontkennen dat de liberale waarde van tolerantie is ontaard in onverschilligheid. En wie het frame ontkent, bevestigt het vaak …”
Electorale vijver “Op een zelfde manier zou een partij als het CDA kunnen reageren op het frame van Geert Wilders dat we Nederland kwijtraken aan islamitische immigranten. Bijvoorbeeld met het frame ‘We raken Nederland kwijt door de hijgerigheid in de politieke debatten, door het gescheld op mensen met een andere mening en doordat we niet meer naar elkaar luisteren en samen naar oplossingen zoeken’.” De Bruijn vervolgt: “De noodzaak om te reframen geldt vanzelfsprekend niet voor iedereen. Partijen als GroenLinks en D66 kunnen uitstekend de confrontatie met een politicus als Wilders zoeken. Hun electoraat verschilt namelijk enorm van dat van Wilders. Voor de middenpartijen die in dezelfde electorale vijver vissen als de PVV is reframing wel van belang. Kies je voor reframen dan is het heel belangrijk dat het nieuwe frame bij je gedachtegoed past en aanslaat bij de doelgroep waarop je je richt. Verder moet je beseffen dat framing nooit een trucje mag zijn. Neem Wilders. De uitspraken die hij doet komen voort uit zijn overtuiging.”
Politieke emoties “Dat ik me de afgelopen tijd intensief heb beziggehouden met het politieke spel van framing en reframing komt grotendeels voort uit mijn persoonlijke belangstelling. Ik vind politieke retoriek boeiend en ben gefascineerd door de manier waarop Wilders politieke debatten vaak weet te domineren. Daarom ben ik zijn debatmethoden gaan analyseren en heb ik er een boekje over geschreven. Overigens vind ik het ook passen bij mijn werk. Wij beoefenen wetenschap met het gezicht naar de samenleving. Dat betekent dat je moet inhaken op maatschappelijke ontwikkelingen. Daarnaast vind ik framing en reframing een belangrijk onderwerp voor onze studenten. Wij leiden ingenieurs op die dertig procent van hun opleiding besteden aan economie, recht en bestuurskunde. In hun werk zullen ze steeds te maken hebben met zowel de technische als de maatschappelijke realiteit. Dat betekent dat zij zich in beide werelden moeten kunnen bewegen en naast technisch inzicht oog moeten hebben voor stakeholders, belangen die spelen en de politieke emoties die daarbij horen.”
Geert Wilders in debat Elke keer weer weet Geert Wilders het politieke debat te domineren. Zijn tegenstanders bij de partijen in het midden lijken nauwelijks vat op hem te krijgen. Geïntrigeerd door dit verschijnsel analyseerde Hans de Bruijn de manier waarop Wilders debatten voert. Zijn bevindingen legde hij vast in het boek ‘Geert Wilders in debat’. In het boek schetst De Bruijn het politiek spel van framing en reframing. Hij bespreekt de ‘frames’ die Wilders gebruikt en laat zien wat de kracht ervan is. De Bruijn maakt duidelijk dat opponenten zich niet in de frames van Wilders moeten laten lokken. Doen ze dat wel dan staan ze bij voorbaat op achterstand. Een veel effectievere aanpak is het ontwikkelen van alternatieve frames, omdat je daarmee de tegenstander in de verdediging drukt. Hij geeft daarvan voorbeelden en laat zien dat er voor de PVV ook allerlei mogelijkheden voor reframing zijn. Ook laat hij zien hoe Wilders gebruik maakt van zijn positie als ‘nieuwkomer’. Zo houdt Wilders zich niet aan de spelregels van de gevestigde orde en weet hij het beeld op te roepen van de politicus met de rechte rug. ‘Geert Wilders in debat, over de framing en reframing van een politieke boodschap’, ISBN 978-90-5931-544-0, uitgegeven bij Lemna.
3
Kleine foto: Arthur Tolsma Grote foto: Nicolo Wojewoda
TBM-alu mn u s praat mee over toekomst van de aarde
Nicolò Wojewoda vertegenwoordigde Nederland tijdens One Young World Hoe zien jongeren de toekomst van onze planeet? Daarover discussieerden ruim 700 jonge mensen uit meer dan 100 landen tijdens One Young World,
zowel over zaken die hen direct aangaan (opleiding), als op de lange termijn (het milieu). In mijn werk voor SPEED zie ik dat te weinig gebeuren. Jongerendeelname is echter een jongerenrecht, en daarmee een mensenrecht. Delft vervult een voorbeeldfunctie: daar heeft de jeugd echt een stem, middels hun eigen partij STIP.” One Young World was een verrijkende ervaring. “De organisatie was indrukwekkend, met meer media-aandacht dan ooit. Ook waren de gasten van zeer hoog niveau, met wereldleiders zoals Desmond Tutu en Koffi Annan, Nobelprijswinnaar Yunus, directeuren van grote organisaties (EMI) en bijvoorbeeld de prins van Noorwegen. Zelf heb ik ook bijzondere ontmoetingen gehad, waaronder met de voormalige advocaat van Nelson Mandela, die mij aankondigde voor mijn speech.”
van 8 tot 10 februari jl. in Londen. TBM-alumnus Nicolò Wojewoda was één van hen, namens Nederland. Hij pleitte voor meer inbreng van jongeren bij besluitvorming. Nicolò (25) is geboren en getogen in Italië. Na zijn studie Informatica volgde hij met succes Engineering & Policy Analysis bij TBM: “EPA was precies wat ik zocht: de perfecte balans tussen techniek, bestuurskunde, management en socioculturele onderwerpen, overgoten met een internationaal sausje.” Wat dit laatste betreft: Nicolò won in 2008 de Rector’s Student Prize for Internationalisation. Deelname aan One Young World was een unieke kans. “Je bent daar met honderden gelijkgestemde jongeren, ideaal dus om een sterk jongerennetwerk voor sociale hervormingen op te bouwen.” Als medeoprichter van de Student Platform for Engineering Education Development (SPEED), paste hij goed in het kandidatenprofiel. Voldoende stemmen op Facebook en sponsorgelden (‘met grote dank aan TBM!’) bezorgden hem een deelnemerskaart. Het forum discussieerde over gezondheid, milieu, de invloed van de media, de rol van het geld en het bestuur. Nicolò was spreker in de sessie ‘Politiek voor een positieve toekomst’. “Mijn pleidooi was om jonge mensen meer te betrekken bij besluitvorming,
Wat de toekomst hemzelf brengt, weet Nicolò nog niet. “Ik twijfel of ik een vaste baan ga zoeken of fulltime op eigen initiatief ga werken aan sociale hervormingen. Mijn TBM-studie heeft me in elk geval uitstekende bagage meegegeven: zo heb ik geleerd mijn interesse voor ‘gemeenschappelijk goed’ niet ideologisch te benaderen, maar puur wetenschappelijk. Ook heb ik kennis van management, cultuuroverschrijdende communicatie en economische en politieke onderwerpen. Genoeg kernvaardigheden dus om een hedendaags sociaal ondernemer te worden.”
TBM-alumnus Arthur Tolsma wint ondernemerspitch “Beste heer Smit, fijn dat u belt. Ik ben onderweg, maar bel u zo terug.” Afgelopen december won Arthur Tolsma (29) de ondernemerspitch van het TV-programma ‘Bij ons in de BV’ van Jort Kelder. De TBM-alumnus presenteerde zijn innovatieve voicemaildienst, dat een persoonlijke
voicemailbegroeting koppelt aan het nummer van elke beller. Daarmee zette Arthur zijn bedrijf Greetinq meteen landelijk op de kaart. Arthur studeerde Technische Bestuurskunde, met als specialisatie Systems Engineering, Policy Analysis and Management (SEPAM). In 2009 studeerde hij af op innovatiemanagement en onder nemerschap. Twee jaar eerder bracht hij de geleerde theorie al in praktijk door een eigen zaak te beginnen. Die runt hij nog steeds, in het ondernemerscentrum YES!Delft. “In eerste instantie koos ik voor de studie Luchtvaart- en Ruimtevaarttechniek. Al snel kwam ik erachter dat ik techniek alleen te beperkt vind. De TU Delft sprak me wel enorm aan. De sfeer past bij mij: nuchter, ambitieus en met gezellige studie- en studentenverenigingen. Bij TBM vond ik de combinatie van techniek èn toepassing. Achteraf gezien een uitstekende switch.”
Juiste disciplines Vooral die mix van technische en sociale aspecten maakt TBM zo bijzonder, vindt Arthur. “Je leert het hele proces kennen, inclusief alle betrokken actoren. Een belangrijk leermoment was voor mij dat je geen oplossingen zoekt die je zelf goed vindt, maar juist waar anderen wat aan hebben. Ook voor een ondernemer is dat cruciaal. De wens van de klant staat altijd voorop.” Greetinq telt inmiddels zeven fulltime medewerkers, waaronder afstudeerders, stagiairs en studenten. Compagnons Richard Stronkman en Ruben van Eijnatten verzorgen de software; investeerder Tobias Walraven levert kennis en netwerken. “Het is essentieel dat je mensen met de juiste disciplines in huis hebt. Zo wordt de focus van onze organisatie steeds meer verlegd van productontwikkeling naar verkoop.” Het boeiendst vindt Arthur dat er van alles op zijn pad komt, van financiën en websites tot PR en personeelszaken. “Gelukkig heb ik bij TBM geleerd veelzijdig te zijn. Soms is het moeilijk, je bent immers voor alles in je bedrijf verantwoordelijk. Ik lig daar weleens wakker van, maar alles wat je bereikt geeft ook veel voldoening.” Zijn ambitie is groot: “We denken aan internationale groei. Ook zijn we constant aan het innoveren. En natuurlijk wil ik mezelf blijven ontplooien. Wellicht ga ik een studie MBA doen, of zelf lesgeven en coachen. De wereld ligt nog open.”
4
Intreeredes Cees van B eers
Ló ri Tavassz y
Martin de Jong
Technologische schokken en ondernemings prestaties
Goederenvervoer op een goede manier organiseren
Leren van elkaars verschillen
Cees van Beers, hoogleraar Innovatie Management
Voor hetzelfde bedrag kan de consument
Harbin Institute of Technology (HIT) in de
aan de faculteit TBM en hoofd van de sectie
tegenwoordig kiezen tussen een flesje water
noordoostelijke hoek van China. Het is donderdag
Technologie, Strategie & Ondernemerschap, hoort
uit Australië en een flesje water uit Spa. Lóri
4 februari om 4 uur ’s middags, lokale tijd. In het
het vaak: ‘Informatietechnologie is uit, leve de
Tavasszy gebruikt dit voorbeeld om de praktische
universiteitsgebouw voltrekt zich een ‘vreemde’
biotechnologie en duurzame energiesystemen!’
achtergrond van zijn intreerede te schetsen.
ceremonie, want hier kennen ze het verschijnsel
Maar is dat wel zo? “Van biotechnologie en
“Producten worden wereldwijd gedistribueerd,
van de inaugurele rede niet. Maar hoofddocent
duurzame energiesystemen mogen we best wat
met een navenante groei van het goederenvervoer
Martin de Jong van de faculteit TBM en sinds mei
verwachten, maar ze hebben niet de impact op
als gevolg. Onze welvaart is er bij gebaat. Maar er
2009 deeltijdhoogleraar aan HIT, vond het leuk
mens en maatschappij die informatietechnologie
zijn ook nadelen, in de vorm van milieuvervuiling en
om van zijn benoeming wat speciaals te maken.
(IT) had en nog steeds heeft”, aldus Van Beers.
lokale overlast. Veel verkeer hoeft helemaal niet op
Met een intreerede dus en met een tweedaagse
Op 5 februari jl. sprak hij hierover tijdens zijn
een bepaalde plaats te zijn, maar moet er wel langs.
workshop rondom het onderwerp van die
intreerede, getiteld: Revoluties en Aanpassingen,
Als het goederenvervoer binnen enkele decennia
rede: The pros and cons of Confucian values in
Technologische schokken en ondernemings
verdubbelt, dan moeten we daar iets mee.
infrastructure development.
prestaties.
Het is niet iets waar we nu op ingesteld zijn. Niet op de overlast, maar ook niet op de kansen
Van Beers, hoogleraar sinds september 2008, leidt onderzoek naar revolutionaire technologische vernieuwingen met belang rijke maatschappelijke effecten. Denk bijvoorbeeld aan de vooruitgang die de wereld in de negentiende eeuw boekte dankzij de elektriciteit, of de ontwikkeling van IT in de afgelopen decennia. In het onderzoek staat centraal hoe ondernemingen worden gedwongen zich daaraan aan te passen om meer productiviteit en innovaties te realiseren. “Door de opkomst van nieuwe technologieën lijkt het nu vaak alsof IT zijn beste tijd heeft gehad, maar dat bestrijd ik. Biotechnologie en duur zame energiesystemen leveren geen grote kostenreducties op en hebben daarom ten opzichte van IT slechts een beperkt bereik. Een mobieltje of internettoegang is voor mensen in ontwikkelingslanden betaalbaar, maar nieuwe medicijnen niet.” Daar telt Van Beers bij op dat ondernemingen de mogelijkheden van IT-systemen nog steeds niet volledig benutten. Zij beheren hun klantgegevens in een CRM-systeem, maar koppelen dat bijvoorbeeld onvolledig aan een voorraadsysteem of aan systemen van hun aanbieders. Dat vermindert de prestaties van de onderneming. Technisch is het allemaal mogelijk, maar het wordt niet optimaal gebruikt. “De verwevenheid van systemen is minder dan men in het algemeen denkt”, aldus Van Beers. “Een grotere verwevenheid betekent op macroniveau dat externe schokken - zoals Keynesiaanse vraaguitval - sneller door de waardeketen kunnen gaan en daarmee een economische neergang versnellen Het positieve aspect is dat de economische opgang ook sneller gaat. Het lijkt er op dat we dit in de huidige kredietcrisis observeren.” Van Beers wil weten door welke blokkades ondernemingen zich bij technologische vernieuwing laten tegenhouden en ‘als konijnen in de koplamp blijven kijken’, zoals de hoogleraar dat noemt. Eén oorzaak kent hij overigens wel: de hoge kosten van vereiste complementaire investeringen. “Men beweert dat voor elke euro die een onderneming in IT investeert, negen euro extra moet worden geïnvesteerd om het systeem optimaal te laten functioneren. Dat snap ik wel. Maar wat voor kosten zijn dat?”
die het biedt.” Tavasszy is sinds 1 juni 2009 bij de faculteit TBM in dienst als deeltijd hoogleraar Goederenvervoer en Logistiek. Naast zijn hoogleraarschap is hij tevens senior adviseur bij TNO. ’Tijd voor beleid’, luidt de titel van zijn rede en die slaat ook op hem persoonlijk, legt hij uit. “Ik ben naar Delft gekomen om me meer met beleidsontwerp bezig te kunnen houden. In Nijmegen is de insteek van nature meer gericht op sociale studies. In Delft zijn we ontwerpers en kijken we vooral naar de vraag hoe we dingen al ontwerpend kunnen verbeteren.” En er valt het nodige te verbeteren binnen zijn veld van expertise, vertelt Tavasszy. “Zowel wereldwijd als op lokaal niveau blijft het goederenvervoer sterk groeien. Dat komt deels door de globalisering, maar ook doordat onze consumptiepatronen veranderen. Iedereen ziet de opkomst van webwinkels. Je krijgt andere structuren, waarbij goederen naar je toe komen. Goederenvervoer dringt zo veel verder door in ons leven dan voorheen. Hoe organiseren we dat op een goede manier? Dat is niet alleen een technische, organisatorische en logistieke vraag, maar ook erg maatschappelijk. Juist die combinatie maakt deze materie zo interessant voor een faculteit als TBM.” In zijn intreerede snijdt hij de drie beleidsonderwerpen aan die centraal staan in zijn colleges. “Dit verhaal heeft een economische kant, een technische kant en we zullen ook kijken naar duur zaamheid in wereldwijde ketens. We zitten nu in een situatie waarin we alles gewoon over ons heen laten komen. De vraag is of er een slim onderscheid is te maken: de vervoersstroom waar we veel aan kunnen verdienen wel langs Nederland laten lopen, en het gedeelte dat ons weinig of niets oplevert via andere landen laten gaan. Er is onderzoek voor nodig om uit te vinden welke stromen dat zijn en hoe we zo’n situatie kunnen creëren. Maar dat wordt nauwelijks gedaan. Gewapend met deze kennis kunnen we het beleid van overheden versterken en nieuwe strategieën ontwikkelen voor de ontwikkeling van onze havens en multimodale infrastructuur.”
Na een studie bestuurskunde aan de Erasmus Universiteit vervulde Martin de Jong bij hoogleraar Ernst ten Heuvelhof van TBM een aio-schap. Tussen 1993-1997 maakte hij een internationale vergelijking naar de besluitvorming over transportinfrastructuren. “Toen is de basis gelegd voor mijn belangstelling voor culturele verschillen en verschillende institutionele stelsels, plus de mogelijkheden om kennis van het ene naar het andere land over te dragen. Ik noemde dat institutionele transplantaties.” Op zoek naar het antwoord op de vraag hoe je systemen sneller, robuuster, democratischer, slagvaardiger, enzovoorts kunt maken, belandde De Jong in China. “Iedereen ziet dat metrostelsels en hogesnelheidslijnen in Europa met veel pijn en moeite een klein beetje worden uitgebreid. In China ontstaan zulke projecten uit het niets en groeien ze in hoog tempo. Wat hebben de Chinezen wat wij niet hebben?” Het ligt voor de hand om de democratie een beetje weg te drukken, wat minder inspraak toe te staan en wat meer vetomachten op te heffen. Dat gaat natuurlijk niet zomaar, al ben ik het er soms ook wel mee eens. Wij in het westen, en in Nederland in het bijzonder, hebben hier en daar een overkill aan onderlinge afhankelijkheden gecreëerd tussen partijen.” Het Confucianisme is een stroming in de Chinese filosofie die wijst op het belang van de disciplinering van mensen. In zijn intreerede stelt De Jong dat in China de elite (politici, top van het bedrijfsleven) moet worden gedisciplineerd, zodat corruptie en machtsvertoon kunnen worden ingedamd. “In het westen daarentegen moet de bevolking worden gedisciplineerd en leren verantwoord gebruik te maken van zijn vrijheden. Hier hebben mensen met de grootste mond hebben de meeste macht, ook al hebben ze zich helemaal niet in het onderwerp verdiept. En er is geen autoriteit die dat tot de orde durft te roepen. Op het gebied van infra heb ik daarvan de meeste empirische voorbeelden, maar je kunt het doortrekken naar bijvoorbeeld de politiek. Dan krijgt deze ontwikkeling een veel groter bereik.”
5
TBM - s t u d e n t M e i L i ng Ta n volgt h e t Kauffman Gl obal Scholars Program
Op ondernemersstage in de Verenigde Staten Dit verhaal van Mei Ling Tan is niet bestemd voor mensen die snel last hebben van jaloezie. Ze verblijft momenteel voor een half jaar in de Verenigde Staten, waar de 23-jarige TBM-student deelneemt aan het gereputeerde Kauffman Global Scholars Program. Dit is een stage tussen de groten der aarde op het gebied van wetenschap, innovatie, industrie en technologie, speciaal voor excellente studenten die een eigen onderneming willen starten. Mei Ling Tan geniet: “Ik wil me een klein deel van de wereld eigen maken.” De ambitie - waarvan ze zelf zegt ‘dat die gewoon in haar zit - spat aan alle kanten van Mei Ling Tan af. Toen ze vorig jaar zomer voor een zware commissie moest verschijnen om haar kandidatuur voor de ondernemersstage te bevestigen, was ze helemaal niet zenuwachtig of gespannen. “Dit past mij zó goed en dat straalde ik ook uit. Iedereen moest eigenlijk een beetje lachen. Ik wist meteen dat het goed zat.” De tweedejaars masterstudent (SEPAM; System Engineering, Policy Analysis & Management) klinkt zeker en overtuigd van zichzelf, zonder spoor van arrogantie overigens.
het spoor zette van techniek en commercialiteit. Dat gebeurde na een zogenoemde inspirational lecture bij YES!Delft, de incubator voor technostarters van de TU Delft en de gemeente Delft. “Zijn advies was dat iemand eerst vijf jaar in een bepaalde sector bij een bedrijf moest werken om daarna een goede ondernemer te kunnen worden. Ik vroeg hem of je na die vijf jaar dan geen gouden handboeien om hebt: een goed salaris, auto van de zaak, gewend aan comfort. Wie wil dan nog de stap naar het ondernemerschap maken en op nul beginnen, of daar zelfs geld op toeleggen? Als vrouw wil je misschien later ook nog kinderen. Heb je dan wel tijd om vijf jaar rond te gaan kijken?” Dat vond Morse interessant en hij nodige Mei Ling uit voor een masterclass, later gevolgd door een aio-schap van een half jaar. “Ik leerde de ins and outs van het ondernemen in een complexe omgeving. Door mijn contacten met ondernemers raakte ik steeds meer geboeid in het naar de markt brengen van innovaties. De ondernemersmentaliteit, in iets geloven en daar voor gáán. Want met bla, bla, bla kom je er niet . Elkaar helpen, want dat is ondernemen ook. Dat past allemaal bij mij: techniek, wetenschap, innovatie en dichtbij de mensen. Morse had al eerder tegen ons, studenten in Delft, gezegd: als jullie dat niet kunnen, wie dan wel? Ik ga ervoor.”
“Het advies van Ken Morse was dat iemand eerst vijf jaar in een bepaalde sector bij een bedrijf moet werken om daarna een goede ondernemer te kunnen worden.”
Energie Samen met vijf andere Nederlandse studenten (twee uit Wageningen, twee uit Maastricht en één uit Nijmegen) kreeg Mei Ling op 19 november afgelopen jaar de stageplaats uitgereikt door wetenschapsminister Plasterk*. Het Kauffman Global Scholars Program biedt studenten de mogelijkheid om in een internationale omgeving vaardigheden te ontwikkelen op het gebied van ondernemerschap. De groep die het programma nu volgt telt ook studenten uit oorspronkelijk Iran, China, Korea en India.
Ondernemingszin
Mei Ling Tan ambieert een onderneming die wereldwijd actief is op het gebied van duurzame energie. Ze beseft dat ze een lange weg heeft te gaan. “Maar ik wil niet hier in een bedrijf met dertig man blijven hangen. Ik geloof erin en krijg er veel energie van om creatieve dingen te doen, die helpen om de wereld uiteindelijk een stukje beter te maken.” Toen docent Dap Hartmann van het Delft Centre for Entrepreneurship vorige zomer werd gevraagd om kandidaten voor het Kauffman-programma voor te dragen en zei dat haar curriculum daar zo goed bij paste, wist Mei Ling Tan meteen dat ze wilde meedoen. “Ook al betekent het dat ik een jaar later afstudeer.”
Toen Mei Ling Tan zes jaar geleden aan haar studie begon, was zij zich helemaal niet bewust van haar ondernemingszin. Het was vooral de combinatie van techniek en bestuur die de Brabantse naar de faculteit TBM lokte. Totdat professor Ken Morse van het Massachusetts Institute of Technology haar twee jaar geleden op
Inmiddels zijn er twee maanden van haar stage voorbij. Na een week voelde ze zich al helemaal thuis in de States. “Het voelde alsof ik er al maanden was. De eerste vijf weken kregen we een speedcourse ondernemen. Daarna bezochten we universiteiten
en ondernemingen in Sillicon Valley (Stanford University, Apple, Google) en aan de westkust (MIT Boston, Harvard). Nu ben ik juist begonnen aan een stage van drie maanden bij Ernst & Young Venture Capitalists Advisory Group. Bij YES!Delft heb ik beginnende ondernemingen meegemaakt, nu zit ik tussen de investerings- en participatiemaatschappijen om te zien hoe bedrijven exceptionele groei gaan maken.”
* Het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap is samen met Economische Zaken en Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit initiatiefnemer en ‘sponsor’ van het Actieprogramma Onderwijs en Ondernemen. Kijk voor meer informatie op www.kauffman.org en www.onderwijsonderneemt.nl.
6
Rondetafelgesprek De Klimaattop in Kopenhagen vorig jaar december heeft forse kritiek gekregen. Een formeel
Leren van de ‘World Climate Exercise’
akkoord voor de wereldwijde bestrijding van
Dr. Erik Pruyt
klimaatverandering is immers niet tot stand
“De Klimaattop kampte met forse complexiteit en dilemma’s. Zo is het klimaatprobleem zelf al erg complex en lastig te bevatten. Oplossingen daarvoor worden verder bemoeilijkt door de terugkoppelingseffecten en traagheid van sociale processen: als een deel van de bevolking de auto laat staan, gaat een ander deel misschien juist vaker de auto pakken omdat er minder files zijn. Bovendien is het ethische dilemma niet te onderschatten. Zo wordt zelfs de uitstoot van de minst ontwikkelde landen op den duur problematisch. Er is dus stevig beleid vereist op verschillende niveaus. Ten slotte is het format van de klimaatonderhandelingen zelf problematisch: in Kopenhagen waren er meer dan 15.000 mensen mee gemoeid.
gekomen.
In dit rondetafelgesprek leggen we vijf mede werkers de vraag voor: wat zouden wij als TU Delft kunnen bijdragen aan het oplossen van de klimaatproblematiek? We hebben daarbij ook eens twee medewerkers van andere faculteiten benaderd.
Tijdens de Klimaattop in Kopenhagen heb ik deze klimaat onderhandelingen bij TBM met een 40-tal studenten nagespeeld gebruikmakend van de ‘World Climate Exercise’. In deze leuke en leerzame serious game, die gemiddeld een halve dag duurt, worden de deelnemers in drie groepen onderverdeeld: de ontwikkelde, ontwikkelende en de minst ontwikkelde landen. Na elke onderhandelingsronde moeten die groepen beloftes doen betreffende hun toekomstige emissies. Een System Dynamics simulatiemodel zorgt dan voor de doorrekening van de langetermijngevolgen op wereldniveau en de grafische weergave ervan. De eerste ronde gaat veelal moeizaam en er zijn meestal drie rondes nodig om voldoende emissiereducties te bewerkstelligen. Zelfs binnen de groepen blijkt het moeilijk om tot overeen stemming te komen; laat staan te onderhandelen met andere groepen. En dan waren er maar 40 spelers en geen 15.000! Bij TBM bleken de ontwikkelde landen bereid tot harde reducties. De andere echter niet: zij waren toch niet de oorzaak van het probleem? Ook hier waren er drie onderhandelingsrondes nodig. De studenten zijn zich uiteindelijk gaan realiseren hoe belangrijk het is om nu en in voldoende mate te handelen. De effecten manifesteren zich namelijk pas op lange termijn en zware emissiereducties zijn niet snel te realiseren, en dat maakt het klimaatprobleem extreem urgent. Eerder heb ik de game zelf gespeeld in de VS met 120 klimaat bewuste wetenschappers. Zelfs wij liepen behoorlijk vast. De World Climate Exercise is op meerdere plaatsen ter wereld gespeeld, bijvoorbeeld door de European Environment Agency en de Environmental Protection Agency. Het is een leuke manier om de complexiteit van het klimaatprobleem en de onderhandelingen te ervaren en op die manier veel te leren. Maar het is niet genoeg, je hebt ook onderzoek nodig naar concrete veranderingen op het niveau van deelsystemen. Bij de TU focussen vooral technici en beleidsanalisten zich op dergelijke deelproblematieken. We doen hier bijvoorbeeld veel op het gebied van energiesystemen en maatschappelijke veranderingsprocessen; we werken dus hard mee aan oplossingen voor de klimaatproblematiek.” Dr. Erik Pruyt (1977) is universitair docent Beleidsanalyse aan de faculteit TBM van de TU Delft. Zijn onderzoeksinteresses zijn System Dynamics, Multicriteria Decision Analysis, Ethiek, Klimaatverandering, Transities van energiesystemen en meer specifiek van elektriciteitsystemen, Wind- en biomassaenergie, Onzekerheden en risico’s, en Nationale Veiligheid.
Investeer in de jeugd Prof.dr. Wubbo Ockels
“Vanuit de ruimte gezien is het bizar dat we zulke pokerspelletjes aan het spelen zijn met onze atmosfeer. Ons land zou koploper in Europa moeten worden in de strijd tegen klimaatverandering. We moeten ons realiseren dat het een recht is om een duurzame toekomst te hebben voor onze kinderen en kleinkinderen. Ik denk dat er veel winst te halen is met een heldere en effectieve regelgeving. Momenteel ontbreekt het onze regering namelijk aan kennis en een heldere koers. Het Europees parlement geeft aan te zweven, en niet te weten welke (klimaat)cijfers kloppen. Datzelfde zegt VROM-minister Cramer. Nederland is afgegleden: er is geen respect meer voor expertise en men beschikt niet over de juiste capaciteit om keuzes te maken. In tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt, is managen wel degelijk een taak die inhoud vraagt - zeker waar het duurzaamheid betreft. Het wordt tijd dat de regering evidencebased gaat werken. In de techniek en medische wetenschap doen we dat ook: je bouwt een brug of vliegtuig uitsluitend op basis van de best beschikbare informatie over doelmatigheid en doeltreffendheid. De TU Delft kan daarin een essentiële rol spelen. We kunnen ambtenaren bijscholen, zodat ze inhoudelijk precies weten waarover ze praten. Universiteiten moeten een onafhankelijke kennis- en techniekreferentie zijn voor de regering. Als universiteit richten we ons op de jeugd. Een belangrijke doelgroep, jonge mensen hebben immers de toekomst. Het zou de overheid sieren meer in de jeugd en onderwijs te investeren en minder in ‘bestaande belangen’. Iets bouwen in een universitaire omgeving kost 100 keer minder dan in het bedrijfsleven. Wat mij betreft wordt bij wet vastgelegd dat 10% van het innovatiegeld naar jongeren gaat. Eén euro bij jongeren is 10 euro waard! Succesvolle studentenprojecten binnen de TU Delft zijn er legio. Neem de zonneauto Nuna, een buitengewoon snelle auto die alleen door zon wordt voortgedreven. Of de Superbus: een elektrisch aangedreven vervoersmiddel dat de voordelen van een hogesnelheidslijn verbindt met de flexibiliteit van een auto. Beide zijn duurzaam en CO2-vriendelijk, want ze worden respectievelijk aangedreven door zonne-energie en windmolens. Binnen de TU zouden we wel meer de handen ineen kunnen slaan. Ik denk dan aan het organiseren van interne congressen. Interactie ver weg is er wel, bijvoorbeeld op een conferentie in Hong Kong, maar dichtbij niet. Aerodynamica, mechanische systemen, elektrische systemen… zowel in de diepte in als in de breedte hebben we elkaar hard nodig. Prof. dr. W.J. Ockels (1946) is hoogleraar Aerospace Sustainable Engineering and Technology (ASSET) aan de faculteit Lucht vaart- en Ruimtevaarttechniek van de TU Delft. Hij richt zich op de ontwikkeling van objecten voor voortstuwing of het opwekken van duurzame energie, zoals de zonneauto Nuna en de Superbus. Eerder was hij werkzaam als Hoofd Educatie Office van de Europese Ruimtevaart Organisatie (ESA).
7
Klimaattop We maken ons sterk voor ondergrondse CO2-opslag
Het is tijd voor een nieuwe industriële revolutie
Verduurzaming elektriciteit en adaptatie
Prof.dr.ir. Rob Arts
Dr. Wim Ravesteijn
Prof. Ernst ten Heuvelhof
“Vanuit mijn dubbele functie bij TNO en bij de TU Delft probeer ik meer fundamenteel onderzoek om te zetten in praktijktoepassingen. Eén van de speerpunten van mijn onderzoekswerk is ondergrondse CO2-opslag, ofwel Carbon Capture and Storage (CCS). Het principe is simpel: vang CO2 af bij grote energiecentrales en sla het ondergronds op in plaats van het de lucht in te laten gaan.
“Fossiele brandstoffen zijn essentieel voor het functioneren van onze huidige samenleving. Qua energiegebruik, maar ook als basis voor de petrochemische industrie. We leven in een highenergy-use en high-consumption maatschappij. Een simpel alternatief voor fossiele brandstoffen is er echter niet. Hier ligt dus al meteen een grote uitdaging voor de TU Delft als het gaat om het terugdringen van CO2-emissies! Het is tijd voor een nieuwe industriële revolutie. We moeten fossiele brandstoffen en natuurlijke hulpbronnen in het algemeen veel efficiënter gaan benutten. Dat vereist nieuwe technologie, inclusief nieuwe ontwerpconcepten zoals whole system design, cradle to cradle en biomimicry. Om een historische parallel te trekken: tijdens de eerste industriële revolutie in Engeland steeg de arbeidsproductiviteit in bijvoorbeeld de textiel met een factor 100. Diezelfde slag moeten we nu maken voor natuurlijke hulpbronnen.
“Om de CO2-uitstoot te verminderen, moeten we minder fossiele brandstoffen gebruiken en meer ruimte geven aan energiebesparing en duurzaam opgewekte elektriciteit. De5ontwikkeling van smart grids kan dit bevorderen. Deze intelligente netten maken interessante innovatie mogelijk. Zo kan een gebruiker van stroom zien wat de actuele prijs is van elektriciteit. Bij een hoge prijs kan hij beslissen apparaten af te zetten en omgekeerd. Dit ‘peak shaving’ zal tot aanzienlijke besparingen kunnen leiden. Smart grids maken het ook aantrekkelijk voor huishoudens en bedrijven om zelf elektriciteit op te wekken, bijvoorbeeld via zonnecellen en windmolens. Dit levert stroom voor de producent. Bovendien kan de producent de stroom ook het smart grid opsturen en er een financiële vergoeding voor krijgen.
Technologische vernieuwingen zijn alleen mogelijk binnen een innovatief institutioneel kader, zoals common pool resource management en ecosystem companies. Ook denk ik aan de invoering van een service-georiënteerd businessmodel: een manier van zakendoen gericht op dienstverlening en niet op productafzet. Een stoffeerder verkoopt dan geen tapijt meer, maar de dienst van vloerbedekking. Ter vergelijking: voor de eerste industriële revolutie waren stoommachines nodig, maar niemand wilde er een kopen. Pas met het vernieuwende concept van ‘leasen’ werd de machine succesvol aan de man gebracht. Verder is een waardenomslag in de samenleving vereist. Neem de natuur; die doet zoveel gratis voor ons: een bos levert hout, maar trekt ook regen aan, houdt water vast en voorkomt zo overstromingen, etc. Mensen houden geen rekening met deze ecosystem services, maar de natuur zou determinerend moeten zijn voor ons gedrag. Zo’n waardenomslag is eveneens nodig voor de overstap van productverkoop naar dienstverlening, maar net zo goed als het bijvoorbeeld gaat om ons vermeende recht op vrijheid in mobiliteit.
Een andere veelbelovende ontwikkeling is de komst van de elektrische auto’s. Mits de elektriciteit voor deze auto’s duurzaam is opgewekt, kan dit een grote CO2-reductie bewerkstelligen. Maar hier zijn wel problemen aan verbonden. Duurzaam opgewekte elektriciteit zal in Nederland voor een belangrijk gedeelte afkomstig zijn van grootschalige offshore windmolenparken. Deze leveren onregelmatig stroom, afhankelijk van het weer. Anderzijds zal de vraag naar stroom aanzienlijk toenemen door een grootschalige introductie van de e-cars, waardoor weer extra productiecapaciteit nodig zal zijn.
Als het gaat om oplossingen voor de aanpak van het broeikas effect, is dit in Nederland de derde optie, na besparen en duurzame energie. Afgelopen jaar is dan ook een groot nationaal onderzoeksprogramma CATO 2, dat staat voor CO2 Afvang, Transport en Opslag, van start gegaan. Zowel de TU Delft als TNO zijn twee grote en belangrijkste onderzoekspartners in dit programma. We zijn het wetenschappelijk geweten achter het concept, steeds op zoek naar verdere verbeteringen. We doen bijvoorbeeld ondersteunend onderzoek aan demoprojecten in ons land, zoals in Barendrecht. Via mijn TNO-pet ben ik nauw betrokken bij grote demoprojecten in Europa op het gebied van CCS, zoals Sleipner in Noorwegen en Insalah in Algerije. Beide zijn goed voor ongeveer 1 miljoen CO2opslag per jaar, respectievelijk al 14 en 6 jaar lang. Daarnaast ben ik voorzitter van CO2Geonet, een Europees netwerk van onderzoeksinstituten uit zeven landen. Vandaar uit proberen we sturing te geven aan onderzoek in verschillende landen. Kopenhagen is voor ons teleurstellend verlopen. CO2-opslag is daar wel aan de orde geweest, maar het is geen onderdeel gemaakt van Clean Development Mechanism (CDM). Dit Kyotoprotocol biedt rijke geïndustrialiseerde landen de mogelijkheid om emissiebeperkende projecten binnen ontwikkelingslanden te financieren, waar mogelijk meer milieuwinst te behalen valt. In ruil daarvoor mogen zij de resultaten daarvan meetellen bij hun nationale reductiedoelstelling. CCS past hier uitstekend in, maar het idee is door verschillende landen tegengehouden. Dat maakt het lastig om CCS van de grond te krijgen. Immers: wie moet het financieren? De Europese Unie heeft wèl een duidelijke doelstelling: in 2020 wil zij 20% reductie van de emissies zien. Door middel van energiebesparing en duurzaamheid, maar ook door gebruikmaking van CCS. Het streven is zes grote demoprojecten in 2015, die de volle keten beslaan: afvang, transport èn ondergrondse opslag. Nederland heeft de ambitie om één van die grote CCS- projecten op eigen bodem te hebben. Mogelijk valt de keuze op een energiecentrale op de Maasvlakte voor de afvang en een offshore gasveld voor de opslag.
De TU Delft kan op vele manieren een bijdrage leveren, zowel aan de mitigatie van klimaatverandering als aan de nodige aanpassingen. Allereerst in de vorm van onderzoek. Ook kun nen we als kennisinstelling een belangrijke rol spelen bij de bevordering van duurzame ontwikkeling in de regio. Verder denk ik aan technologietransfer naar arme landen en de uitwisseling van technische kennis met snel ontwikkelende landen. We kunnen bijvoorbeeld veel leren van een land als China.
Natuurlijk is het wijd aanvaard dat CCS een transitiemaatregel is. Het is ook niet de meest gewenste optie; we kiezen liever duurzaam. Toch is het in zekere zin ook duurzaam. Onze maatschappij is sterk afhankelijk van fossiele brandstoffen. Omschakeling naar duurzame alternatieven op de benodigde schaal is de eerste 50 tot 100 jaar niet mogelijk. CO2-opslag is echter een maatregel die op kortere termijn en op grote schaal te implementeren is. Voor deze transitieperiode kunnen we het teveel aan CO2 in de grond kwijt in plaats van in de lucht.”
Onze sectie is vooral sterk in strategie- en visievorming rondom duurzame technologieontwikkelingtrajecten, waarbij we ons richten op sociotechnische systeeminnovatie, stakeholder-input, interactieve leerprocessen en nicheontwikkeling, ook in nietwesterse context. Kijk je naar de ingenieurs van de toekomst, dan is daar een nieuwe professionaliseringsslag nodig: zij moeten geen deel van het probleem vormen, maar juist van de oplossing. Wij leiden hen daarvoor op. Wij geven hen een duurzaamheidscompetentie mee en zorgen dat ze niet alleen entrepreneurs kunnen worden, maar ook en vooral architecten die innovatiesystemen kunnen opzetten en stimuleren.”
Prof.dr.ir. Rob Arts (1965) is (deeltijd)hoogleraar Geïntegreerde time lapse methoden/Geotechnologie, Technische Geofysica en Petrofysica bij de faculteit Civiele Techniek en Geowetenschap pen van de TU Delft. Daarnaast is hij werkzaam als technologie manager ‘Geo-karakterisering’ bij TNO Bouw en Ondergrond in Utrecht.
Dr. Wim Ravesteijn (1954) is sociale wetenschapper en techniekhistoricus. Hij werkt als Universitair Hoofd Docent en sectieleider Technologiedynamica & Duurzame Ontwikkeling bij TBM. Hij houdt zich bezig met technologieontwikkeling vanuit historisch en internationaal perspectief, met watersystemen als onderzoeksspecialisatie.
Met smart grids zouden de accu’s van de e-cars als tijdelijke opslag kunnen dienen van duurzaam opgewekte energie. In de uren dat er veel stroom wordt aangeboden en de vraag laag is, worden de accu’s opgeladen. In de uren dat er weinig aanbod is of veel vraag zou de stroom uit de accu’s weer teruggeleverd kunnen worden, tegen vergoeding natuurlijk. Hiertoe moeten de elektriciteitsnetwerken ‘smart’ worden. Smart wil dan zeggen dat de stroom twee kanten op moet kunnen, dat data over afname en leverantie worden bijgehouden en dat afgerekend kan worden. Duurzame dromen zoals deze zijn haalbaar, mits de netten maar smart genoeg zijn. De Taskforce Intelligente Netten waar ik voorzitter van ben, zet zich hiervoor in. Mocht de CO2-doelstelling falen, dan is adaptatie nodig. We moeten ons in Nederland dan wapenen op het gebied van waterveiligheid: bescherming tegen de zee en rivieren en tegen verzilting van ondergronds water. Volgens deskundigen moeten we inspelen op drie ontwikkelingen: grote droogte afgewisseld met hevige regenval door klimaatverandering; het inklinken van het lage deel van Nederland en het stijgen van de zeespiegel. Het huidige dijkregime is daartegen niet bestand, dus moeten we de rivieren de ruimte geven. We hebben het dan met name over de Maas en de Rijn. De benodigde ruimte win je bijvoorbeeld door dijken meer landinwaarts te leggen en uiterwaarden uit te diepen. Maar ook door obstakels uit rivieren te halen, zoals oude steenfabrieken en pilaren. Denk ook aan het aanleggen van shortcuts en retentiegebieden, die je in gebruik kunt nemen bij extreem hoge waterstanden. Tussen nu en 2015 worden maar liefst 40 van dergelijke projecten uitgevoerd. Ook aan dit adaptatie-scenario werken we dus al hard en als lid van het Risicocomité uitvoering Ruimte voor de Rivier mag ik een bijdrage daaraan leveren.” Prof. Ernst ten Heuvelhof (1954) is hoogleraar Bestuurskunde aan de faculteit TBM van de TU Delft en aan de Sociale Faculteit van de Erasmus Universiteit Rotterdam. Daarnaast is hij onder meer voorzitter van de Taskforce Intelligente Netten en lid van het Risicocomité Ruimte voor de Rivier.
8
Nieuwe professoren
Behoefte aan ingenieurs met people skills P atrick H u dson S inds 1 janu ari 2 0 1 0 hoogleraar Veiligheidsk unde
Edinburgh, St. Andrews, Amsterdam, Nijmegen,
Kernenergie
Factor mens
Maastricht, Leiden. Het zijn de universiteitssteden
factors.
Hudson richt zich bij TBM op twee projecten. Allereerst een groot programma rond kernenergie. “Door de opwarming van de aarde is er een duidelijke behoefte aan kernenergie, maar dat is gevaarlijke kost. Denk aan Tsjernobyl en Sellafield. Hoe kunnen we, met de huidige kennis en alle ervaringen in acht nemend, nu kernenergie organiseren? Is de wet- en regelgeving nog van deze tijd? Dat onderzoeken wij en dat moet leiden tot een gold standard.” Hiervoor zijn behalve ingenieurs en bestuurskundigen ook juristen en psychologen nodig. “Die hebben we niet in Delft, maar ik ben één dag per week in Leiden en daar stikt het ervan.”
De in Londen geboren Hudson studeerde psychologie in Edinburgh. In 1975 vertrok hij naar de universiteit van Amsterdam om iemand voor een jaar te vervangen. Sindsdien is hij nooit meer uit Nederland weggegaan. Hij was onder meer hoogleraar Informatica in Maastricht en houdt zich sinds 1986 aan de Universiteit Leiden specifiek bezig met de menselijke factor in het veiligheidsdenken. Naast zijn werk in Delft blijft hij in Leiden universitair hoofddocent en gaat hij ook door met veiligheidsonderzoeken voor externe opdrachtgevers, zoals Shell en de luchtvaartindustrie.
Voor Hudson is onderzoek in Nederland niet voldoende. Hij wil het wereldwijd opzetten. Ook organisaties als Greenpeace moeten worden benaderd. “Mogelijk staan milieuorganisaties door de opwarming van de aarde wat minder negatief tegenover kernenergie. Dit is voor alle partijen dé kans om in te stappen en mee te praten over wat de beste manier is om wellicht toch een kernreactor neer te zetten.” Hudson realiseert zich dat hij voor dit project een lange adem nodig heeft. “Ik ben voor vier jaar aangesteld, maar dit onderzoek gaat zeker langer duren. Ik zal het als erfenis achterlaten.”
Zijn tweede project in Delft is het opzetten van een geïnte greerde masters Aviation Human Factors. Psychologen en luchtvaartingenieurs moeten elkaars vakken gaan leren. Een pilotenlicentie maakt onderdeel uit van deze masters. “De markt hiervoor is niet zo groot, maar deze studenten krijgen wel onmiddellijk een baan”, aldus Hudson. De menselijke factor hoort volgens hem in het eerste jaar van de ingenieursopleiding thuis. “Er heerst een engineering cultuur, waarin ingenieurs de neiging hebben om te vergeten dat ook hier mensen aan het werk zijn. De industrie heeft behoefte aan ingenieurs met people skills. Ik wil professoren bewegen om uren af te staan aan psychologie.”
waar Patrick Hudson heeft gestudeerd of les heeft gegeven. En nu is Hudson in deeltijd als professor aan de faculteit TBM in Delft verbonden. Zijn leerstoel binnen de sectie Veiligheidskunde heet The Human Factor in Safety, with special reference to safety culture and organisational
Toekomstbestendige systemen en infrastructuren P a u lien H erder S inds 1 janu ari 2 0 1 0 hoogleraar Engineering s y stems design in energy and industry
Ze ging eind vorig jaar ‘even weg’ bij de faculteit
Big business
TBM om voor de derde keer moeder te worden.
De complexe thematiek rond de infrastructuren en systemen voor de energievoorziening is echt iets van de laatste vier, vijf jaar. Vroeger maakten met name de overheid en de nutsbedrijven zich er druk om. Nu spelen private marktpartijen een prominente rol. De energievoorziening is internationale big business. “Wat nu aan systemen en infrastructuren wordt ontworpen en aangelegd, moet de komende dertig of veertig jaar gebruikt kunnen worden. Misschien zelfs wel honderd jaar”, maakt Herder duidelijk. “Dat betekent dat alles toekomstbestendig moet worden gemaakt. Niet alleen in de ontwerpfase, maar ook tijdens het onderhoud en bij de vervanging van bestaande infrastructuren. Dit laatste wordt ook wel asset management genoemd, een belangrijk deelthema in mijn onderzoeksveld.”
Binnenkort keert Paulien Herder terug als professor met haar eigen leerstoel: Engineering systems design in energy and industry. In die nieuwe functie gaat ze verder met het onderzoek en onderwijs naar het ontwerpen van grootschalige systemen en infrastructuren. “Onder de paraplu van mijn leerstoel krijgt het nog meer zijn eigen momentum en, ik kan er een groepje onderzoekers omheen gaan bouwen.” Na haar studie chemische technologie in Delft ging Herder in 1994 als promovendus bij de voorlopers van de faculteit TBM aan de slag. Ze deed onderzoek naar het ontwerpen van chemische installaties en fabrieken. “Dat heeft zich langzamerhand uitgebreid tot onderzoek naar het ontwerpen en beheren van grootschalige systemen en infrastructuren. De systemen bevatten een technische én een sociale component, die sterk met elkaar zijn verweven. Dat maakt ze zo interessant”, vertelt Herder.
Maar in de toekomst kijken, is ook voor wetenschappers erg moeilijk. Er is echter een aantal methodes in ontwikkeling in de wetenschap om met dergelijke inherente onzekerheid om te gaan. “Je gaat bijvoorbeeld uit van een aantal verschillende toekomsten om daar je modellen mee te bouwen. Die kunnen je vervolgens helpen beslissen wat je dan zou moeten doen. Nu draait bij ons veel op aardgas”, geeft ze als voorbeeld. “We kunnen enigszins bedenken dat er misschien een nieuwe energiedrager komt. Waterstof wordt genoemd, maar ook synthesegas en methanol.
Systemen en infrastructuren moeten dan zodanig worden aangelegd, dat ze ten minste op die drie verschillende opties zijn berekend.” Nieuwe methodes en nieuwe theorieën bieden in de komende decennia veel ruimte voor nieuw onderzoek, verwacht Herder. “Misschien komt er wel een energiedrager die we nu nog niet hebben voorzien. Dan moet de maatschappij of beheerder maar hopen dat zijn nieuwe infrastructuur daarmee om kan gaan. Of ze maken de infrastructuur nu zo flexibel, dat aanpassingen te zijner tijd relatief eenvoudig mogelijk zijn. Daar kunnen wij nog jarenlang op studeren.”
9
Van links naar rechts: Patrick Hudson Paulien Herder Sybe Schaap Marja Elsinga
Goed waterbeheer is cruciaal S ybe Schaap S inds 1 janu ari 2 0 1 0 hoogleraar Water Polic y & Governance
Hoofdschuddend volgt Sybe Schaap de voort
Mondiaal probleemprofiel
durende discussie over de opwarming van
“De manier waarop we in Nederland waterbeheer hebben georganiseerd, is redelijk uniek. Alleen België, Frankrijk en Duitsland kennen enigszins vergelijkbare structuren. Je moet ons model niet als blauwdruk meenemen de wereld in, maar het probleemprofiel is wel mondiaal. Ongeveer de helft van de wereldbevolking concentreert zich intussen in deltagebieden. Hoe houden we het daar desondanks leefbaar en bewoonbaar?” Goed waterbeheer is een cruciaal aspect van het antwoord, betoogt de nieuwe hoogleraar. “Daarbij gaat het niet alleen om veiligheid en bescherming tegen overstromingen. Het heeft bijvoorbeeld ook met volksgezondheid te maken. Kijk naar het gebied rond Lagos, de grootste stad van Nigeria pal aan de Atlantische kust. Daar wonen tussen de vijfentwintig en dertig miljoen mensen, niemand die het precies weet. In datzelfde gebied zit ook volop industrie en landbouw. Hoe moet je dat managen? Dat is een boeiend vraagstuk.”
de aarde en de daarmee gepaard gaande stijging van de zeespiegel. “Het gaat over waarschijnlijkheidsmodellen en aannames, zaken die we nooit volledig wetenschappelijk kunnen onderbouwen. Terwijl bijvoorbeeld wel onomstotelijk vaststaat dat de bodem in Jakarta jaarlijks twintig centimeter verzakt. Men bekijkt de problematiek vanuit het verkeerde perspectief.”
Schaap heeft zijn sporen op het gebied van waterbeheer ruimschoots verdiend. De geboren Fries was meer dan twintig jaar werkzaam als dijkgraaf, waarbij hij de laatste zes jaar tevens fungeerde als voorzitter van de overkoepelende Unie van Waterschappen. Hij begon zijn loopbaan overigens met de ingenieurstitel aan de Hogere Landbouwschool in Leeuwarden. Na een paar jaar als boer te hebben gewerkt in het familiebedrijf, volgden de studies sociale wetenschappen en filosofie aan de Vrije Universiteit in Amsterdam. “Filosofie is mijn professionele hobby.”
maken. Natuurlijk kun je de grote lijnen uitzetten, maar er is ook een goede planning op locatie nodig. Dat kan niet zonder bevoegdheden en zonder geld. Hoe organiseer je zoiets? Daar gaat mijn vak over.” Binnen het nog vorm te geven Water Policy & Governance hoopt hij een bijdrage te kunnen leveren aan ’het verbreden van de waterthematiek binnen de TU Delft’. “In de civiele hoek gebeurt hier al het nodige, maar ik wil graag ook het institutionele element over het voetlicht brengen.” Schaap combineert zijn aanstelling in Delft met een vergelijkbare benoeming aan de Wageningen UR en zijn lidmaatschap van de Eerste Kamer, waar hij sinds tweeënhalf jaar de VVD vertegenwoordigt.
Organisatiestructuur Waar het wereldwijd aan schort, is een deugdelijke organisatie structuur, vindt Schaap. “In veel landen wordt alles vanuit de hoofdstad bepaald. Terwijl dat de grootste fout is die je op het gebied van ruimtelijke ordening en waterbeheer kunt
Wat is de toekomst van de sociale woningbouw? Marja E lsinga S inds 1 febru ari 2 0 1 0 hoogleraar Hou sing I nstitutions & Governance
Haar fascinatie voor wonen en huisvesting systemen begon aan de toen nog zogenoemde Landbouwuniversiteit in Wageningen, waar Marja
over woningbouw en -beheer in de praktijk werkt. Dat is gouden bagage om mee terug te nemen naar de universiteit.” De afgelopen jaren was Elsinga senior onderzoeker bij OTB.
Elsinga in 1989 afstudeerde in woonecologie.
Veranderende huisvestingsystemen
Die richting is inmiddels ter ziele. Zij kende de TU
De Housing Institutions & Governance onderzoeksgroep heeft een lange traditie in het internationaal vergelijken van huisvestingssystemen. Die systemen veranderen in de loop van de tijd. “In landen zoals Nederland, Zweden of Oostenrijk was huren een aantrekkelijk alternatief voor mensen die geen huis konden of wilden kopen. Nu wordt de sociale huursector door steeds meer beleidsmakers beschouwd als een vangnet voor mensen in achterstandsituaties, zoals in Groot-Brittannië”, geeft Elsinga als voorbeeld.
Delft destijds al door de keuzevakken die ze volgde bij hoogleraar volkshuisvesting Hugo Priemus. Na haar afstuderen volgde Elsinga een postdoctorale oplei ding technische bestuurskunde bij het interfacultaire onder zoeksinstituut OTB van de TU Delft. “Ik deed onderzoek naar probleembuurten en hoe je die kunt verbeteren. Twee jaar later stapte ik over naar Housing Systems, wat zich meer bezig houdt met organisatie en financiering.” In 1995 promoveerde Elsinga cum laude op een proefschrift over eigenwoningbezit voor lage inkomensgroepen. Ze belandde als adviseur strategie bij een woningcorporatie in Dordrecht, waar ze al gauw zag dat het bij corporaties, gemeenten en andere partijen meestal om macht gaat. “Inhoudelijke argumenten spelen eigenlijk maar een kleine rol, alleen als het zo uitkomt. Ik heb ervaren hoe de besluitvorming
Belangrijke vragen voor de onderzoeksgroep zijn: Hoe zit het met de betaalbaarheid van wonen voor mensen met lagere inkomens? Wat is de rol van woningcorporaties, de rol van huursubsidies, grondsubsidies en betaalbare koopwoningen? Hoe zorg je voor een systeem dat fatsoenlijk wonen voor iedereen garandeert? Die zorg voor goed wonen omvat niet alleen de woningen, maar ook de woonomgeving. De rol van woningcorporaties in het complexe netwerk van de stedelijke vernieuwing van kwetsbare buurten is ook een aandachtspunt voor de groep.
Elsinga ziet drie verschijnselen in Europa. Steeds meer mensen hebben een eigen woning. En: er is sprake van vergrijzing waardoor. pensioensystemen onder druk staan. Ten slotte bedenken de financiële dienstverleners telkens nieuwe producten. “Als je die drie combineert, kan je zeggen dat je het vermogen in koopwoningen ook kunt beschouwen als een vorm van pensioen. De financiële markt biedt al producten aan zoals de omgekeerde hypotheek, voor een aanvullend inkomen op je oude dag. Dat zijn interessante ontwikkelingen die we met een team van acht Europese landen in opdracht van de Europese Commissie in kaart brengen”, vertelt Elsinga. In haar onderzoek kijkt ze nadrukkelijk over de grenzen heen. “Ik ben gefascineerd door internationaal vergelijkend onderzoek.”
10
Dissertaties Voor meer informatie kijk op: www.dissertaties.tbm.tudelft.nl
Marcel M archand
Ellen van B u eren
J oris de Rooij
Martijn Groenleer
Mark de Reuver
Frank Guldenmund
Modelling coastal vulnerability: design and evaluation of a vulnerability model for tropical storms and floods 10 november 2009
Greening governance: An evolutionary approach to policy making for a sustainable built environment. 3 december 2009
Leadership for distributed teams 16 december 2009
The Autonomy of European Union Agencies: A Comparative Study of Institutional Development. 17 december 2009
Organiseren van mobiele dienstinnovatie in co-evoluerende waardenetwerken. 17 december 2009
Understanding and exploring safety culture 12 januari 2010
iGov Research Institute: Summer School over de digitale overheid Internationaal, interdisciplinair en innovatief. Dat is het iGov Research Institute: een summer school voor PhD’s van een week over de impact van informatie- en communicatietechnologie op
Er ontstond ook snel een hechte onderlinge band. Nog steeds heb ik contact met mensen van toen. Om nu met de organisatie te helpen, vind ik daarom erg leuk. Ik verheug me erop onze summerschoolgasten te ontvangen.”
overheidsorganisaties en openbaar bestuur. Dit jaar, van 18 tot en met 25 juli, treedt TBM op als gastheer. In voorgaande jaren vond het programma al plaats in Seattle, Manchester en New York. Het programma is een initiatief van het Center for Technology in Government (CTG) van de State University of New York, vertelt Senior Fellow Sharon Dawes. Samen met Meghan Cook en Jana Hrdinová regelt zij de organisatie. Het team was hiertoe half februari drie dagen te gast bij Anne Fleur van Veenstra (Promovendus sectie ICT) en Marijn Janssen (Universitair Hoofddocent sectie ICT). “iGov Research Institute wordt gefinancierd door de U.S. National Science Foundation. Het doel is een internationale onderzoeksgemeenschap op te bouwen rondom e-government.” Delft is om meerdere redenen tot gastheer gekozen, menen de organisatoren. “TBM heeft uitstekende contacten met relevante organisaties en er is een uitgebreide onderzoeksgroep. De faculteit is bovendien een technisch instituut dat sociale wetenschappen combineert; een unieke combinatie. Infrastructuur, kennis en contacten zijn dus voorhanden. Verder is Nederland koploper in e-government en is Den Haag zowel Parlementstad als de stad van het internationaal recht. Bovendien vormt Delft een prachtige historische locatie.”
Mix van theorie en praktijk Het iGov Research Institute biedt een uitgebalanceerde mix van academische sessies en praktische toepassingen. Zo staat er dit jaar een dagje politiek Den Haag op de agenda, maar ook een bezoek aan de Rotterdamse haven. Er is plaats voor 20 promovendi uit de hele wereld, bij voorkeur vanuit verschillende disciplines zoals antropologie, recht en politieke wetenschappen. Vorig jaar telde de groep maar liefst 16 nationaliteiten. Anne Fleur was vorig jaar deelneemster. Dit jaar is zij mentor van een groepje deelnemers. “De workshop is heftig en inspirerend, net een snelkookpan. Het was geweldig om aan mee te doen.
Van links naar rechts: Nitesh Bharosa, Meghan Cook, Jana Hrdinová, Sharon Dawes, Bram Klievink, Yiwei Gong, Marijn Janssen, Anne Fleur van Veenstra
Marijn Janssen: Europa’s e-government toponderzoeker Dr.ir. Marijn Janssen, Universitair Hoofddocent bij de sectie ICT, is uitgeroepen tot toponderzoeker in Europa als het gaat om e-government. Wereldwijd bezet hij de vierde plaats en Europees de eerste plaats. Dit blijkt uit een internationale ranglijst die onlangs is gepubliceerd door Jochen Scholl, docent Informatie Management aan de Universiteit van Washington. Sinds 2006 zit het onderzoeksgebied e-government in de lift. Steeds meer onderzoekers richten zich op dit thema. Verschenen er in 2000 nog 0 papers, in 2009 waren dit er meer dan 600. “Scholl heeft in kaart gebracht wat er wereldwijd aan onderzoek gebeurt op het gebied van e-government. Hiervoor heeft hij zich gebaseerd op publicaties in toonaangevende tijdschriften en conferenties. Scholls bevindingen staan in diens paper Profiling the EG Research Community and Its Core, die hij vorig jaar september presenteerde tijdens het achtste internationale EGOV-congres in Linz. “Ik zat in de zaal toen hij de ranglijst bekend maakte”, vertelt Janssen. “Een aangename verrassing! Ik vind het een grote waardering voor de inspanningen die ik de afgelopen jaren heb gepleegd. Natuurlijk heb ik een bewust beleid
gevolgd om op bepaalde conferenties aanwezig te zijn en uiteraard heb ik veel gepubliceerd, maar nooit met als doel hoog op deze ranglijst te komen. Mijn ambitie is een goede onderzoeker te zijn, die diep in de materie duikt. Dat dit zo gewaardeerd wordt, is een prachtige erkenning.” “Maar”, benadrukt hij, “ik heb het werk niet alleen gedaan. De eer gaat dan ook naar onze hele e-government groep, met de promovendi Anne Fleur van Veenstra, Bram Klievink, Jeffrey Gortmaker, Yiwei Gong, Ralph Feenstra en Nitesh Bharosa.” De internationale ranglijst wordt overigens aangevoerd door Ramon Gil-Garcia. Janssens Amerikaanse collega Sharon Dawes (zie boven) staat op de vijfde plaats. De ontwikkelingen rondom e-government gaan nog steeds snel. Wat zijn eigenlijk de huidige belangrijke thema’s? “Er wordt meer over de landsgrenzen heen gekeken. Een tweede trend is ‘open government’, gekenmerkt door meer openheid, meer interactie en meer samenwerking. Tot slot zie je de transformational government: nu het bestaande is geautomatiseerd tijdens een enorme ICT-push, moet de omgeving zodanig veranderen dat de technologie goed kan worden gebruikt. E-government biedt kortom nog volop onderzoeksuitdagingen.”
11
Profiel van een prof naam
Prof. Yao-Hua Tan F u nctie Hoogleraar Informatie en Communicatie Technologie en hoofd van de sectie ICT bij de TU Delft. Onderzoeksveld is onder meer de rol van ICT bij het ontwikkelen van nieuwe diensten; bijvoorbeeld in de internationale handel en regelgeving, met onder meer douane, belastingen en e-government als hoofdonderwerpen. Tan is tevens deeltijd hoogleraar Electronic Business
zowel binnen TBM als tussen faculteiten, èn met studenten maakt dit extra boeiend.”
Waarom Delft? “Bij TBM zitten Techniek, Bestuur en Management onder één dak, met elk een bijzondere mate van verdieping: de ideale setting voor mijn onderzoekswerk. Bovendien kende ik Delft al via mijn voorganger, wijlen René Wagenaar, en wat ik zag van hem en de sectie stond me zeer aan. De hoge verwachtingen die ik koesterde van een multidisciplinaire aanpak komen nu al uit. Ik werk hier nog maar sinds september, maar er zijn al gesprekken gaande over gezamenlijk onderzoek met verschillende secties en andere faculteiten. Je vindt hier veel gelijkstemde geesten en dat schakelt heel gemakkelijk. Diezelfde houding zie ik terug bij studenten. Ook zij staan open om verbindingen te leggen.”
bij de Faculteit Economische Wetenschappen en
Beste eigenschap?
Bedrijfskunde van de Vrije Universiteit Amsterdam.
“Ik ben een bruggenbouwer als je dat zo mag zeggen. Volgens mijn omgeving ben ik goed in het verbinden van hele uiteenlopende visies en domeinen - bij inhoudelijke topics, maar ook tussen mensen. Vanuit een basale fascinatie voor mensen en dingen om me heen, kijk ik altijd waar de raakvlakken liggen. Ik heb nog nooit een oninteressante mens ontmoet. Ieder heeft een eigen verhaal, als je maar goed kijkt en luistert. Dat is de kunst.”
Privé? “Ik ben geboren (1958) en getogen in Amsterdam, maar woon nu in Rotterdam, een tale of two cities. Ik ben getrouwd en vader van drie kinderen: twee dochters van 14 en 12 jaar en een zoon van 9. In mijn vrije tijd probeer ik regelmatig te squashen. Dat doe ik dan met mijn buurman, die hoogleraar architectuur is aan de faculteit Bouwkunde. Verder hou ik van reizen. Als gezin wisselen we strandvakanties af met verre reizen waarin we steden en musea bezoeken.”
Favoriete vrijetijdsbesteding? “Praten over filosofie is mijn grootste hobby. Ik heb wijsbegeerte, informatica en psychologie gestudeerd en ben er onderzoeksmatig mee bezig, maar ook met de vriendenkring uit mijn studietijd. Elke maand komen we bijeen om filosofische onderwerpen te bespreken.”
Mooiste gebeurtenis uit uw carrière? “Ik ben mijn hele carrière voortdurend bezig om verbanden te leggen tussen hele verschillende zaken. Ik doe zowel technisch als bestuurlijk onderzoek en zoek daarin naar raakvlakken. De meeste innovaties zijn twintig procent techniek en tachtig procent politiek: als je de politiek goed begrijpt, dan landt de ICT beter. Die aanpak breng ik in de praktijk bij een aantal grote internationale onderzoeksprojecten, ook op handelsgebied. Soms doe ik meer technisch ICT-onderzoek, soms echte politiek/ bestuurlijke studies in arena’s als de Europese Commissie en de VN in Genève. Maar altijd beweeg ik me op beide fronten. Die verbindende rol vind ik het mooist.”
Grootste uitdaging op dit moment? “De verbinding waar ik het net over had, verder uitbouwen. Maar ook de positie van Nederland in de internationale handel versterken. Dat is cruciaal voor onze economie en voor onze maatschappij. Wellicht heeft het ook te maken met het feit dat al mijn voorouders in de handel zaten. Tevens is het mijn ambitie om de voortrekkersrol die de TU Delft heeft in Nederland, verder te versterken.”
Minst goede eigenschap? “Dat is de keerzijde van mijn sterke kant, namelijk dat ik soms ook te veel verbanden leg. Ik zie zoveel fascinerende zaken dat ik me soms laat meeslepen en moeite heb met afgrenzen, en altijd bezig ben met mijn werk. Gelukkig grijpt dan mijn thuisfront weleens even in.”
Welk onderwerp hoort volgens u hoog op de politieke agenda? “Wat mij raakt is dat ik het gevoel heb dat Nederland de laatste tien jaar in zichzelf gekeerd is geraakt, zowel op het maatschappelijke vlak als economisch. We zijn innovatie momentum aan het verliezen. Helaas staat dit haaks op de kracht van Nederland: openheid, zowel naar andere culturen als naar innovatie. De potentie is er, maar willen we Nederland weer goed op de kaart zetten dan moeten we daar hard aan trekken. Vooral universiteiten moeten een rol spelen in die discussie. Te vaak zie je bestuurders die te druk zijn met interne zaken om met innovatie bezig te zijn. Openheid en innovatie zijn echter geen luxe: ze vormen het fundament van de Nederlandse samenleving!”
Inspiratiebron? “Allereerst het boek Filosofische onderzoekingen van Ludwig Wittgenstein. Sinds ik het heb gelezen, besef ik hoezeer taal onze wereld bepaalt, voor zowel individuen als organisaties. Ten tweede het boek Oorlog en Vrede van Leo Tolstoj. Dat heb ik wel zes keer gelezen, heel fascinerend. De boodschap is dat mensen denken de regie in handen te hebben over leven en processen. Echter, maatschappelijke ontwikkeling is een optelsom van een heleboel toevalligheden met soms verrassende uitkomsten. Het leven is geen kwestie van grootse plannen en strategieën. Als ik kijk naar besluitvorming, bijvoorbeeld in de Europese Commissie of VN, dan moet ik daar vaak aan denken. Er zijn vooral ingewikkelde processen mee gemoeid, waarin iedereen over elkaar heen buitelt, een optelsom van allerlei krachten. En die moet je leren herkennen.”
Leukste aan uw werk? Levensfilosofie? “Ken jezelf. Pas als je weet waar je staat en wat je sterke en zwakke punten zijn, kun je verder kijken. Echt inzicht in mensen en organisaties komt pas met zelfinzicht.”
TBM-Quarterly is het nieuwsmagazine van de faculteit Techniek, Bestuur en Management van de TU Delft. Samenstelling, tekst en eindredactie - De Taalfax, Francissen Communicatie, Haverkamp & Bergers, Marketing &
TBM Quarterly is als pdf te downloaden op www.tbm.tudelft.nl.
Faculteit TBM - TU Delft
This journal is as pdf available in English, via our website
Postbus 5015
www.tbm.tudelft.nl.
2600 GA Delft
Communicatie TBM Ontwerp en vormgeving - Heike Slingerland BNO, Vlaardingen Fotografie - Jacqueline de Haas,
T 015 - 278 71 00
Daniëlle van der Schans, Victor Giotis, Leen Vlasblom Druk - Schefferdrukkerij B.V., Dordrecht Vertalingen -
F 015 - 278 48 11
Taalcentrum VU, Amsterdam Oplage - Nederlands 2500 Met bijdragen van - Minke van der Kleij, Henk Zandvoort
E
[email protected]
Contactpunt
[email protected] voor ideeën voor artikelen en kopij
I www.tbm.tudelft.nl
Colofon
“Het is bijzonder inspirerend om de kennis van het technisch domein en van het bestuurlijk domein te combineren, zodat technische innovaties landen in de maatschappij en in Neder landse bedrijven en organisaties. Samenwerking met collega’s,
12
Curius
De opleidingen van TBM De faculteit Techniek, Bestuur en Management verzorgt de volgende opleidingen:
BSc Technische Bestuurskunde (TB)
MSc Systems Engineering, Policy Analysis and Management (SEPAM)
Het is alweer het jaar 2010… Het lijkt werkelijk nog als de dag van gister dat we het jaar 2000 ‘het
MSc Management of Technology (MoT)
millennium’ met alle spanning in gingen. De grote
MSc Engineering and Policy Analysis (EPA)
angst voor het crashen van alle computers, maar er
MSc Transport, Infrastructure and Logistics (TIL) (i.s.m. de faculteiten Civiele Techniek
gebeurde wonderbaarlijk helemaal niets.
en Geowetenschappen en 3mE)
Integendeel met wat er vorige week op het hok van Curius gebeurde. Het jaar begon met wat stress toen onze computers vernieuwd werden. Gelukkig was het na een week allemaal in kannen en kruiken door de hulp van onze technische mannen op de faculteit. We konden weer verder gaan met het nagenieten van het grote succes van het Pcofeest. Dit jaar was het in de Lorre en nu nog groter met 870 man. Als verrassing kwam Doutzen Kroes ook nog even een dansje wagen, waar de mannen uit Delft natuurlijk totaal geen probleem mee hadden. De wintersport was ook een geweldige gebeurtenis. Met 62 man hebben we de pistes in Frankrijk onveilig gemaakt evenals de Grotte Yetibar. Overdag heerlijk los op de pistes, zo nu en dan even tijd voor een heerlijke chocomel in de zon en dan ‘s avonds verkleed naar de Yetibar. Het was een ontzettend leuke en gezellige week en zeker voor herhaling vatbaar. Op dit moment hebben we weer wat serieuzere activiteiten in het vooruitzicht. In maart organiseren wij een Casenight voor alle masterstudenten. Tijdens deze Casenight komen de studenten in aanraking met bedrijven zoals de Vreelandgroep en Ernst & Young. Voor de eerstejaars studenten hebben we een uitje naar de Noord-Zuidlijn in Amsterdam. Daar krijgen ze onder de grond een kijkje in de metrolijnen. Ook zullen we dit jaar het TB-dictee
(i.s.m. de faculteit Elektrotechniek, Wiskunde en Informatica)
Pleidooien in de pers voor het aftreden van de IPCC voorzitter en voor hervorming van IPCC procedures zijn mogelijk terecht. Ook heeft ten minste één politicus zich terecht zorgen gemaakt over vijandige verhoudingen binnen de gemeenschap van klimatologen. Verlichte politiek kan niet zonder betrouwbare en geloofwaardige wetenschap. De genoemde verhoudingen doen
MSc Geomatics (i.s.m. de faculteit Civiele Techniek en Geowetenschappen en Luchtvaart en Ruimtevaarttechniek)
I
www.tbm.tudelft.nl
E
[email protected]
weer uit de kast toveren. Zo kun je jezelf testen en kijken op welk taalniveau je zit. Een spannende uitdaging!
T 015 - 278 7100 Heb je je serieus in de informatie verdiept en
Verder zijn er ook minder serieuze activiteiten zoals de verjaardag van Curius op 18 maart en het lasergamen van de Activiteiten Commissie. Na de tentamenperiode zijn deze activiteiten perfect om even stoom af te blazen, zeker het lasergamen kan de nodige frustraties van vakken wegnemen.
overweeg je bij TBM te komen studeren? Twijfel je nog of je geschikt bent en of je voor opleiding wel voldoende is? Neem dan contact op met een van onze studieadviseurs: Drs. Marja Brand
Voor ons van het 17e is het weer spannend hoe 2010 verder gaat verlopen. Wij hebben ontzettend veel zin in de komende activiteiten.
(
[email protected]) Jeanette Blokland (
[email protected])
Het 17e bestuur der S.V.T.B. Curius
Wat moeten we met de klimaatwetenschap? Het klimaatinstituut van de Verenigde Naties IPCC (Intergovernmental Panel on Climate Change) is in opspraak geraakt. Er zijn fouten in een IPCC rapport gevonden, het gedrag van afzonderlijke klimaatwetenschappers blijkt tekortkomingen te kennen, en de IPCC voorzitter is belangenverstrengeling verweten. Voor klimaatsceptici is het duidelijk dat de opwarmingstheorie en de rol van de mens daarin op drijfzand is gebaseerd. Het IPCC is zelfs aangeduid als ‘klimaatmaffia’. Wat te doen door politici en burgers? We vroegen het Dr. Henk Zandvoort, Universitair Hoofd docent bij de sectie Filosofie.
“De aan het licht gekomen zaken zijn belangrijk maar recht vaardigen niet de reactie van veel politici. Die waren ‘furieus’, ‘verontwaardigd’ of ‘zeer verontrust’. De fouten (Himalayagletsjers niet al in 2035 verdwenen maar in 2350; niet 55% maar 26% van Nederland onder zeeniveau) zijn geïsoleerde fouten zonder implicaties voor de hoofdconclusies uit 2007, te weten: de aarde warmt op, zeer waarschijnlijk grotendeels vanwege menselijke activiteiten.
MSc Information Architecture (IA)
daar afbreuk aan, en politici zouden dus belang moeten hebben bij verbetering. In de media en op blogs werden de normen voor argumenteren soms geheel uit het oog verloren. Er zijn ook belangrijke zaken onbelicht gebleven. Veel mensen die menen dat de IPCCconclusies onvoldoende gefundeerd zijn, vergeten dat er (ook) geen fundering is voor de ontkenning van die conclusies (‘er is geen opwarming’ en/of ‘er is geen menselijke bijdrage aan de opwarming’). Bij de vigerende ethische en juridische kaders deert hen dat ook niet. Maar stel dat het voorzorgbeginsel steviger was verankerd, in de zin dat degene die een activiteit wil ondernemen met onzeker risico voor anderen, eerst moet aantonen dat er ‘geen’ of een ‘aanvaardbaar’ risico is voor hij zijn gang kan gaan. (Zie voor deze formulering van het voorzorgbeginsel M.D. Rogers, Risk Analysis, 23(2), 2003).
Vraag het TBM
Vermijdbare CO2 uitstoot zou in dat geval niet zomaar geoorloofd zijn zolang niet is aangetoond dat er geen schadelijke gevolgen voor anderen zijn (tenzij die anderen geen bezwaar hebben), en actoren die dat negeren zouden aansprakelijk zijn voor negatieve gevolgen. In de huidige samenleving geldt vrijwel het omgekeerde. Er wordt geen recht erkend om gedrag dat risico’s voor anderen met zich meebrengt in te perken of te verbieden zolang daadwerkelijke schadelijkheid niet onomstotelijk is aangetoond. En doorgaans is er geen, of hooguit beperkte aansprakelijkheid voor negatieve gevolgen van dat gedrag als die zich toch voordoen. Het voorzorgbeginsel heeft tot aan de 19e eeuw een zekere verankering gekend in de rechtsstelsels, vooral via de bijbe horende uitgangspunten voor aansprakelijkheid. Het is daarna ver uit zicht geraakt, met ingrijpende gevolgen. Ten eerste lijkt een duurzame samenleving onder de nu heersende condities niet werkelijk mogelijk. Ten tweede zijn mensen die in alles ongehinderd hun gang willen kunnen gaan, niet gebaat bij een goed functionerende wetenschap. Mijn conclusie: er liggen belangrijke taken voor onderzoekers en politici die willen bijdragen aan het verbeteren van de maatschappelijke kerninstituties, en daarmee bedoel ik niet alleen de wetenschap. Voor meer informatie: H. Zandvoort, ‘Globalisation, environmental harm, and progress. The role of consensus and liability,’ Water Science and Technology, 52(6), 43-50 (2005).