Het effect van de eye gaze en lach van de spreker op het uitlokken van feedback bij de ontvanger O-cam Paradigma als gebruikte methodiek Masterthesis Melanie Brugel (512768) Tilburg University, Nederland
Auteur: Melanie Brugel Organisatie: Tilburg University Faculteit: Tilburg School of Humanities, departement Communicatie- en Informatiewetenschappen Specialisatie: Bedrijfscommunicatie en Digitale Media Begeleider: prof. dr. M.G.J. Swerts Tweede lezer: dr. M.J.H. Balsters November, 2014
Samenvatting Doordat er ruis tijdens gesproken communicatie kan optreden, geven en interpreteren mensen gedurende het gesprek feedback. Op deze manier zorgen zij ervoor dat de gegeven informatie succesvol door het ruisproces heen komt. Het doel van deze studie is om in kaart te brengen of feedback te voorspellen is aan de hand van visuele factoren; de eye gaze en lach van de spreker. Hoewel veel onderzoek naar feedback is gedaan, blijft het onduidelijk wanneer feedback precies plaatsvindt en of het te voorspellen is. Dit heeft met name te maken met de beperkingen van eerder gebruikte onderzoeksmethodieken. Het onderzoek van deze scriptie bevat een nieuwe benadering om feedback te bestuderen door met gecontroleerde stimuli feedback uit te lokken in semi-spontane interacties: Het O-cam Paradigma. Het O-cam Paradigma bestaat uit een set-up waarbij de participant wordt verteld dat hij/zij via de laptop het Tangramspel gaat spelen met een medespeler. In werkelijkheid vindt er geen live-verbinding plaats, maar krijgt de participant een eerder opgenomen filmpje met confederates te zien. De illusie van een live-verbinding wordt gewekt door de spelers aan elkaar voor te stellen, naar elkaar te laten zwaaien en door gescripte interacties tussen de onderzoeker en confederate over o.a. het geluidsniveau. Na de introductie begint het Tangramspel waarbij de confederate een tangramfiguur aan de participant beschrijft. Daarna moet de participant het beschreven tangramfiguur kiezen uit een reeks vergelijkbare figuren. Uit de resultaten blijkt dat de lach van de spreker in 71 procent van de gevallen een lach uitlokt bij de ontvanger. Daarnaast blijkt dat de eye gaze van de spreker in 55 procent van de gevallen feedback uitlokt. De eye gaze is dus geen betrouwbare feedbackindicator. Om deze reden is een analyse naar prosodische factoren gedaan. Uit die analyse blijkt dat de intonatie van de spreker een betere feedbackindicator is dan eye gaze. De beste feedbackindicator is de prosodische factor; lage toonhoogte in combinatie met een pauze. Hiermee wordt namelijk het einde van een zin aangeduid waardoor de ontvanger ruimte krijgt om feedback te geven. Interessant vervolgonderzoek kan gedaan worden naar een combinatie van visuele en prosodische factoren die gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor het uitlokken van feedback. Trefwoorden: Feedbackindicator, Eye gaze, Lachgedrag, Intonatie, Lage toonhoogte, O-cam Paradigma. ”The single biggest problem in communication is the illusion that it has taken place.” – George Bernard Shaw
2
Dankwoord Na mijn HBO-opleiding Communicatie op de Fontys Economische Hogeschool Tilburg, wist ik dat hier niet mijn eindstation lag. Ik besloot een stapje hoger te gaan en aan de studie Communicatie- en Informatiewetenschappen te beginnen. Een keuze waar ik geen seconde spijt van heb gehad. Hoewel de studie veel tijd en inzet heeft gekost, is alles het dubbel en dwars waard geweest. Ik heb een hele leuke tijd gehad en daar ben ik veel mensen dankbaar voor. Om te beginnen wil ik alle participanten bedanken die aan het experiment van mijn onderzoek hebben deelgenomen. Alle studenten die dachten dat ze met Lieke aan het communiceren waren, sorry dat ik jullie voor de gek moest houden, maar het was voor een goed doel. Bedankt voor jullie hulp. Ook mijn familieleden en vrienden waren behulpzaam toen ik mensen voor het tweede deel van mijn experiment nodig had. Ook al stonden jullie er niet voor in de rij, toch had ik in korte tijd twintig mensen gevonden die zelfs vrijwillig mee werkten. Bedankt daarvoor. Daarnaast zijn mijn ouders en zus Sabrina erg belangrijk voor me geweest. Sabrien, bedankt voor je vele adviezen en luisterend oor. Ook mijn vrienden Jasper, Bas, Anouck, Enrico, Yvonne, Bram, Alain, Solange en Luuk wil ik bedanken voor hun motiverende woorden en leuke uitstapjes wanneer ik studieontwijkend gedrag vertoonde. Ingrid, jou wil ik speciaal bedanken. Doordat je zo vaak in de week met me op stap wilde, werd ik gedwongen om ’s ochtends aan mijn scriptie te werken en het niet uit te stellen tot ’s avonds laat. Verder ben ik dankbaar dat ik een beroep mocht doen op Lieke van Maastricht als confederate. Naast dat ze door haar mooie verschijning heel wat mannenharten in mijn experiment op hol liet slaan, was ze een zeer goede actrice. Ook wil ik Constantijn Kaland bedanken voor de Tangramfiguren en Ruud Mattheij voor het helpen opzetten van de PowerPoint die ik gebruikt heb in mijn experiment. Tot slot ben ik mijn twee begeleiders Marc Swerts en Martijn Balsters erg dankbaar. Martijn, bedankt dat ik een beroep op je mocht doen toen Marc even naar het buitenland was. Ook je manier van feedback geven, niet alleen de verbeterpunten maar ook de positieve punten benoemen, zorgde ervoor dat de laatste loodjes minder zwaar werden. Marc, jou wil ik speciaal bedanken voor dit mooie avontuur. Ik meen het oprecht wanneer ik zeg dat je mij fantastisch begeleid hebt. Ik ben er van overtuigd dat veel professoren goede scriptiebegeleiders zijn, maar er zijn er maar weinig die studenten met zoveel plezier en enthousiasme begeleiden zoals jij dat doet. Het is inspirerend om van iemand te leren die
3
zoveel passie voor zijn vakgebied heeft. Dan is het nu toch echt tijd om jullie het eindwerk te presenteren. Een scriptie waar ik erg trots op ben en waar veel mensen hun steentje aan hebben bijgedragen. Lees je mee? ‘Uhhuh’! Dan gaan we onderzoeken of feedbackgeluiden te voorspellen zijn aan de hand van visuele en prosodische factoren.
4
Inhoudsopgave
1. Inleiding
8
2. Theoretisch Kader
10
2.1 Communicatie
10
2.1.1 Linear Model of Communication
11
2.1.2 Interactional Model of Communication
13
2.1.3 Transactional Model of Communication
14
2.1.4 Samenvatting van communicatiemodellen
15
2.2 Feedback
15
2.2.1 Essentie van feedback bij gesproken taal
15
2.2.2 Doelen van feedback
16
2.2.3 Kenmerken van feedback
16
2.2.4 Feedbackcategorieën
17
2.3 Random of voorspelbaar
19
2.3.1 Visuele factoren
19
2.3.2 Prosodische factoren
20
2.3.3 Kanttekeningen voorgaande onderzoeken
20
2.4 O-cam Paradigma
21
2.5 Onderzoeksvragen
22
3. Methodesectie 3.1 Procedure
23 23
3.1.1 Instructie Groep A
23
3.1.2 Oefenopdracht Groep A
25
3.1.3 O-cam Paradigma Experiment Groep A
25
3.1.4 Rol experimentleider tijdens experiment
27
3.1.5 Experiment Groep B
28
3.1.6 Pilot
29
3.2 Design
29
3.3 Participanten
30
3.4 Materiaal
30
3.5 Algemene analyse
31 5
3.6 Precision en Recall Methodiek
4. Resultatensectie
32
34
4.1 Datadistributie per participant
34
4.2 Analyse van de lach
34
4.2.1 Descriptieve analyse
34
4.2.2 Statistische analyse: hoofdeffecten
34
4.2.3 Statistische analyse: interactie-effecten
35
4.2.4 Misses lachen: Groep B
36
4.2.5 Misses lachen: Groep A
37
4.2.6 False alarms lachen: Groep B
37
4.2.7 False alarms lachen: Groep A
38
4.3 Analyse van auditieve en visuele feedback
39
4.3.1 Descriptieve analyse
39
4.3.2 Statistische analyse: hoofdeffecten
40
4.3.3 Statistische analyse: interactie-effecten
41
4.3.4 Misses eye gaze: Groep B
43
4.3.5 Misses eye gaze: Groep A
44
4.3.6 False alarms eye gaze: Groep B
44
4.3.7 False alarms eye gaze: Groep A
44
4.3.8 Analyse van prosodische factoren
45
4.3.9 Misses en false alarms intonatie
45
4.3.10 Misses en false alarms lage toonhoogte + pauze
46
4.3.11 Feedbackscore van prosodische feedbackindicatoren
46
5. Discussie
47
5.1 Lach van de spreker als feedbackindicator
47
5.1.1 Verklaring misses Groep B
47
5.1.2 Verklaring misses Groep A
49
5.1.3 Verklaring false alarms Groep B
49
5.1.4 Verklaring false alarms Groep A
49
5.2 Eye gaze van de spreker als feedbackindicator
50
5.2.1 Descriptieve analyse met verklaring
50
5.2.2 Statistische analyse met verklaring
51 6
5.2.3 Verklaring misses en false alarms Groep A en B
53
5.3 Prosodie van de spreker als feedbackindicator
53
5.4 Beperkingen van het onderzoek
55
6. Conclusie
55
7. Referenties
57
8. Bijlagen
60
Bijlage A: Script introductie O-cam Paradigma
61
Bijlage B: Stappenplan experiment Groep A
64
Bijlage C: Formulier feedback inschatten Groep B
66
Bijlage D: Tangramfiguren
70
Bijlage E: Chi-Kwadraat toets van datadistributie per participant
72
7
1. Inleiding Eind 2008 vond zoals ieder jaar de G-20 conferentie plaats. Normaal gesproken gaat de meeste aandacht bij dit soort bijeenkomsten uit naar de inhoud van de vergaderingen, maar Bush wist alle (negatieve) aandacht naar zichzelf toe te trekken. Hoewel alle topleiders elkaar de hand schudden toen ze elkaar begroetten, was Bush hier een uitzondering in (Miketh2005, 2008). CNN speelde hier op in door Bush te vergelijken met het onpopulairste jongetje van de klas waar niemand vrienden mee wilde zijn (Zaleski, 2008) en dat alleen maar omdat hij niemand een hand gaf bij de begroeting. In Amerika is het gebruikelijk om elkaar de hand te schudden wanneer men elkaar begroet. Wanneer iemand geen hand geeft, wordt deze als onsympathiek bestempeld (Zaleski, 2008). Als men beleefd wil zijn, is het dus belangrijk om te weten hoe handen geschud moeten worden. Voor het schudden van handen moeten beide partijen weten wat ze moeten doen en hoe ze het moeten doen. Wat iemand moet doen kan bijvoorbeeld uitgedrukt worden in (ongeschreven) regels. Bij een begroeting weet men dat de hand geschud wordt en men zichzelf voorstelt aan de gesprekspartner. Daarnaast moet men weten hoe de handen worden geschud om succesvol kennis te maken met de andere persoon. Zo is het niet gebruikelijk om een extreem stevige handdruk te geven zoals de ‘bottenkraker’, maar ook weer niet een te slappe handdruk zoals het ‘vis-handje’ (Pease & Pease, 2004). Men moet weten dat er een stevige handdruk gegeven wordt tijdens een begroeting, maar ook weer niet zo stevig dat hij of zij de gesprekspartner domineert. Ditzelfde geldt voor een conversatie. Hierbij is het ook van belang dat acties van meerdere mensen op elkaar zijn afgestemd. Zonder luisteraar zal een verhaal niet gehoord worden. Het succes van communicatie hangt daarom niet alleen af van de spreker, maar ook van de luisteraar. Deze is actief betrokken bij de interactie en draagt er mede zorg voor dat een boodschap goed overkomt. Een communicatieproces is cumulatief. Hetgeen wat de luisteraar zegt, is gebaseerd op de input van de spreker en andersom. De input van de luisteraar wordt ook wel feedback genoemd. Hoewel dit communicatie-element onmisbaar is tijdens een conversatie, heerst er nog steeds enige onduidelijkheid over. Feedback is een onderwerp waar al geruime tijd onderzoek naar gedaan is (Ward, 1996). Zo is er onderzoek gedaan naar de doelen van feedback; (1) aangeven of iets wel of niet begrepen wordt, (2) aangeven of dat de luisteraar nog steeds aandachtig aan het luisteren is en (3) de spreker aanmoedigen om verder te praten (West & Turner, 2010; Duncan, 1972; Ward & Tsukahara, 2000). Ook heeft Ward (1996) de kenmerken van feedback in kaart gebracht en
8
de verschillen tussen feedback en turn taking beschreven, omdat deze twee termen vaak met elkaar verward worden. Daarnaast is onderzoek gedaan naar de verschillende feedbackcategorieën, zoals positieve en negatieve feedback. Positieve feedback geeft aan dat alles goed gaat terwijl negatieve feedback aanduidt dat er een probleem is gesignaleerd. Feedback kan ook onder verdeeld worden in non-verbale en verbale feedback. Zo verschilt non-verbale feedback, het knikken en schudden met het hoofd, van verbale feedback, waarbij iemand woorden zoals ‘ja’ of ‘oké’ hardop zegt. Verder is feedback onder te verdelen in reactieve en cognitieve feedback (Peters, Pelachaud, Bevacqua, Ochs, Chafai & Mancini, 2007). Reactieve feedback omvat alle onbewuste feedback terwijl cognitieve feedback bewust gegeven wordt. Hoewel de betekenis van feedback duidelijk is, blijft het onduidelijk wanneer feedback precies plaatsvindt. Dit heeft met name te maken met de beperkingen van de gebruikte methodieken in vorige onderzoeken. Ward en Tsukahara (2000) deden eerder onderzoek naar feedbackindicatoren. Zij ondervonden dat feedback in de Engelse en Japanse taal te voorspellen is aan de hand van prosodische factoren, zoals toonhoogte, pauze en intonatie. Ondanks dat het onderzoek van Ward en Tsukahara (2000) een toevoeging is aan de wetenschap zijn er nog een aantal punten die verbeterd kunnen worden. Zo is bij het onderzoek van Ward en Tsukahara (2000) een corpus gebruikt die vooral gevuld is met onderzoeksdata waarbij participanten elkaar niet konden zien. Daardoor is er geen rekening gehouden met visuele feedback(voorspellers) terwijl volgens Knapp en Hall (2009) het visuele gedrag van de spreker (eye gaze en glimlach) ook een goede feedbackindicator is. Daarnaast is gebruik gemaakt van diverse sprekers waardoor het lastiger is om algemene uitspraken te doen over prosodische factoren, aangezien er veel variatie tussen de sprekers kan zitten. Ook Ward (1996) stelt dat feedback te voorspellen is aan de hand van een lage toonhoogte. Echter, dit resultaat moet voorzichtig geïnterpreteerd worden. In zijn experiment werd aan studenten gevraagd om een conversatie te voeren over een willekeurig onderwerp. Dit resulteerde in een informeel gesprek waarbij geen belangrijke informatie werd overgedragen. Om deze reden kan de drang om feedback te geven verminderen, omdat het bij onbelangrijke informatie minder van belang is om aan te geven dat de boodschap begrepen is (Ward, 1996). Dit kan invloed hebben gehad op de betrouwbaarheid van de onderzoeksresultaten. De studie waarover in deze scriptie gerapporteerd wordt, voorkomt deze problemen door feedback te ontlokken aan de hand van het O-cam Paradigma. Op deze manier wordt door middel van gecontroleerde stimuli feedback ontlokt in semi-spontane interacties. Participanten worden aan exact dezelfde stimuli blootgesteld terwijl de indruk wordt gewekt 9
dat er live met iemand gesproken wordt. Tevens kan met dit paradigma rekening gehouden worden met visuele cues zoals eye gaze, lachen en knikken. Tot zover onze kennis reikt is deze methode nooit eerder toegepast bij onderzoek naar feedbackindicatoren. Om deze reden is deze studie een unieke bijdrage aan de taalwetenschap. Tevens dragen de onderzoeksresultaten op een praktische manier bij aan het (door)ontwikkelen van ‘pratende’ computersystemen waarbij de focus ligt op het vermenselijken van feedback om een zo realistische mogelijke beleving te creëren. Dit onderzoek is onderverdeeld in diverse onderdelen. Eerst wordt in het theoretisch kader ingegaan op de communicatiemodellen, feedbackdoelen, feedbackkenmerken en feedbackcategorieën. Vervolgens komen de visuele en prosodische factoren aan bod en wordt besproken wat hun rol is bij het uitlokken van feedback. Tevens wordt met een kritisch oog naar de relevante onderzoeken in dit onderzoeksveld gekeken om punten ter verbetering in kaart te brengen. Deze verbeteringen zijn uitgewerkt in een nieuwe onderzoeksmethodiek; het O-cam Paradigma, dat verder besproken wordt in de methodesectie. In deze sectie wordt ook informatie over de participanten, het design, de procedure en het gebruikte materiaal besproken. Vervolgens wordt de analyse volgens de Precision en Recall methode uitgewerkt wat verder geëxpliciteerd wordt in de resultatensectie. De resultaten worden in de discussiesectie geïnterpreteerd zodat antwoord gegeven kan worden op de onderzoeksvragen. Tevens worden interessante vervolgonderzoeken voorgedragen en er wordt kritisch gekeken naar de aanpak van dit onderzoek. Tot slot wordt afgesloten met een conclusie waarbij de belangrijkste resultaten samengevat zijn.
2. Theoretisch Kader 2.1 Communicatie
Hoewel er al eeuwenlang onderzoek gedaan is naar het communicatieproces, zijn onderzoekers het tot op heden toe niet eens over de definitie van ‘communicatie’. Trenholm (1991) stelt dat communicatie is uitgegroeid tot een term waarbij diverse definities zijn samengevoegd, wat ook wel een ‘kapstokterm’ wordt genoemd. Ze vergelijkt communicatie op een metaforische manier met een koffer die overvol is en waar allerlei ‘vreemde’ ideeën en meningen zijn ingestopt. Doordat de koffer te vol is, wordt hij te zwaar om te dragen en om er grip op te krijgen. Desondanks zijn er toch vele onderzoekers die een poging gedaan hebben om het communicatieproces aan de hand van een communicatiemodel in kaart te brengen.
10
2.1.1 Linear Model of Communication
Shannon en Weaver (1949) hebben een invloedrijk
communicatiemodel gecreëerd waarbij het communicatieproces tussen mensen in kaart is gebracht. In Figuur 1 is het zogeheten ‘Linear Model of Communication’ te zien dat communicatie als een lineair proces omschrijft waarbij de zender een bericht stuurt naar de ontvanger. De communicatie vindt plaats via een ‘kanaal’ dat visuele, tactiele, olfactorische en auditieve signalen doorgeeft (West & Turner, 2010). Om een voorbeeld te geven; bij het knuffelen van een vriend wordt het tactiele zintuig gebruikt, terwijl bij uitkiezen van een lekkere maaltijd het olfactorische zintuig (de neus) wordt ingezet. Tijdens het communicatieproces kunnen diverse vormen van ruis optreden wat omschreven wordt als ‘storingen die ervoor zorgen dat een bericht niet bij de luisteraar aankomt zoals door de spreker bedoeld is’. Dit komt geregeld voor aangezien communicatie geen exact data transfer proces is (Swerts, Koiso, Shimojima & Katagiri, 1998). In Tabel 1 zijn de diverse vormen van ruis weergegeven. Figuur 1: Lineair Model of Communication van Shannon en Weaver (1949)
11
Tabel 1: Overzicht Ruiscategorieën Shannon en Weaver (1949)
Ruis Semantische ruis
Fysieke ruis (externe ruis)
Psychologische ruis
Fysiologische ruis
Omschrijving Linguïstische invloeden op de ontvangst van een bericht. Zoals een specifiek jargon dat door de spreker gebruikt wordt, maar waarvan de luisteraar de betekenis niet weet. Fysieke invloeden op de ontvangst van een bericht. Zoals hard omgevingsgeluid waardoor de boodschap niet verstaan wordt. Cognitieve invloeden op de ontvangst van een bericht. Dit heeft vaak te maken met vooroordelen van de luisteraar ten opzichte van de spreker. Zoals wanneer de luisteraar niet gelooft wat een spreker zegt op basis van eerdere ervaringen. Biologische invloeden op de ontvangst van een bericht. Zoals een spreker die een keelontsteking heeft en daardoor minder goed verstaanbaar is.
Noot. Uit Introducing Communication Theory (p. 12), door R. West en L. H. Turner , 2010, New York: McGraw-Hill.
In Tabel 1 staan de verschillende vormen van ruis beschreven. Eén mogelijke vorm van ruis is semantische ruis wat inhoudt dat een bericht niet bij de spreker aankomt zoals bedoeld is wegens linguïstische invloeden. Zo kan het zijn dat de spreker een bepaald jargon gebruikt waarvan de ontvanger de betekenis niet weet. Ook fysieke ruis, wat vaak te maken heeft met externe geluiden, kan een probleem vormen bij het decoderen van een bericht. Een voorbeeld hiervan is dat een spreker niet goed verstaanbaar is doordat de conversatie te dicht bij een geluidsbox plaatsvindt. Ook psychologische ruis kan het communicatieproces verstoren. Denk hierbij aan cognitieve invloeden die hun werking hebben op het verkeerd ontvangen van een bericht. Cognitieve invloeden hebben vaak te maken met vooroordelen ten opzichte van de spreker. Zo kan de luisteraar de spreker niet geloven wanneer hij/zij een belofte doet als de spreker al eerder verschillende beloftes verbroken heeft. Tot slot kan ook fysiologische ruis plaatsvinden, wat inhoudt dat een spreker bijvoorbeeld slecht verstaanbaar is omdat hij/zij last heeft van een keelontsteking. Deze biologische invloeden kunnen er voor zorgen dat een bericht niet goed bij de ontvanger aankomt. Hoewel het model van Shannon en Weaver (1949) begin jaren vijftig als leidraad werd aangehouden, is het model in de loop der tijd genuanceerd. Ten eerste nemen de onderzoekers aan dat er maar één bericht verzonden wordt tijdens het communicatieproces, terwijl in werkelijkheid meerdere berichten verzonden worden. Ten tweede heeft communicatie geen definieerbaar begin en eind. Communicatie is een cumulatief proces waarbij hetgeen wat de luisteraar zegt gebaseerd is op de boodschap van de spreker en andersom (Dance, 1967). Tot slot is de luisteraar niet zo passief als dat in het ‘Lineair Model of Communication’ wordt
12
weergegeven. Communicatie is tweerichtingsverkeer waarbij zowel de spreker als de luisteraar actief zijn (Anderson & Ross, 2002).
2.1.2 Interactional Model of Communication
Dit inspireerde Schramm in 1954 om met een
vernieuwd communicatiemodel te komen dat bekend staat als het ‘Interactional Model of Communication’ (zie Figuur 2). Het ‘Lineair Model of Communication’ suggereert dat een persoon enkel een spreker of ontvanger kan zijn, terwijl in het ‘Interactional Model of Communication’ vooral de relatie tussen zender en ontvanger benadrukt wordt. Daarnaast wordt in het model van Schramm (1954) uitgegaan van tweerichtingsverkeer. Met andere woorden, communicatie kan twee richtingen op, zowel van zender naar ontvanger als van ontvanger naar zender. Dit laatste staat beter bekend als feedback waar later in deze sectie verder op ingegaan wordt. Volgens Schramm (1954) kan iemand zowel zender als ontvanger zijn, maar deze rollen kunnen niet tegelijkertijd vervuld worden door één persoon. Tevens maakt het model net als in het ‘Lineair Model of Communication’ gebruik van de elementen zender, kanaal en ontvanger. Ook wordt rekening gehouden met de diverse ruiscategorieën. Schramm voegt daarnaast de elementen ‘field of experience’ en ‘feedback’ toe aan zijn model. Het field of experience is niet van belang voor deze scriptie. Er wordt met name ingezoomd op het begrip feedback. Schramm (1954) definieert feedback als ‘communicatie van de ontvanger gericht aan de zender om betekenis te geven’. Feedback kan verbaal en non-verbaal zijn en helpt de spreker te achterhalen of het bericht is aangekomen en in welke mate de boodschap begrepen is (West & Turner, 2010). Volgens het ‘Interactional Model of Communication’ vindt feedback plaats nadat een bericht ontvangen is en niet gedurende het bericht zelf. Ook op dit communicatiemodel kwam kritiek. Schramm (1954) geeft aan dat tijdens een gesprek iemand zowel kan luisteren als spreken, maar dat beide processen niet tegelijkertijd uitgevoerd kunnen worden door één persoon. In de praktijk blijkt dit wel te kunnen. Zo kan een luisteraar non-verbaal communiceren terwijl iemand nog aan het woord is. Op dat moment is die persoon zowel zender als ontvanger en vervult dus beide rollen.
13
Figuur 2: Interactional Model of Communication van Schramm (1954)
2.1.3 Transactional Model of Communication
Deze kanttekening inspireerde Barnlund om in 1970
het ‘Transactional Model of Communication’ te creëren waarbij hij communicatie als transactieproces omschrijft. In het model benadrukt hij dat een persoon tegelijkertijd zender en ontvanger kan zijn (zie Figuur 3). Volgens Barnlund is communicatie een coöperatief proces waarbij beide individuen verantwoordelijk zijn voor het effect en de effectiviteit van het communicatieproces. Het model maakt om deze reden geen onderscheid tussen zender en ontvanger, maar noemt alle deelnemers aan het communicatieproces communicators. Verder wordt in het ´Interactional Model of Communication´ aangenomen dat een bericht betekenis krijgt wanneer deze van de ene persoon naar de andere persoon gestuurd wordt. Het ‘Transactional Model of Communication’ neemt een ander standpunt in en stelt dat een bericht pas betekenis krijgt wanneer door zowel spreker als ontvanger feedback gegeven en geïnterpreteerd wordt. Dit betekent dat de gesprekspartners gezamenlijk betekenis aan het bericht geven. Naast dat het model rekening houdt met de verschillende vormen van ruis, wordt wederom net als in het ‘Interactional Model of Communication’ over een ‘field of experience’ gesproken. Een extra element dat Barnlund hieraan toevoegt is het ‘shared field of experience’ wat het gebied omschrijft waar het ‘field of experience’ van de twee gesprekspartners elkaar overlappen.
14
Figuur 3: Transactional Model of Communication van Barnlund (1970)
2.1.4 Samenvatting van communicatiemodellen
Kort samengevat is communicatie een proces waar
semantische, fysieke, fysiologische en psychologische ruis kan plaatsvinden. Om deze reden is het van belang dat de luisteraar actief betrokken is bij een conversatie zodat hij/zij kan aangeven of de boodschap is overgekomen. Zowel de spreker als ontvanger zijn dus verantwoordelijk voor het succes van het communicatieproces. De ontvanger moet de spreker helpen om het bericht zo goed mogelijk door het ruisproces heen te laten komen. Dit wordt gedaan door middel van ‘feedback’. 2.2 Feedback 2.2.1 Essentie van feedback bij gesproken taal
Face-to-face (F2F) communicatie wordt vaak gezien
als een onzeker en niet ‘exact data transfer proces’ tussen zender en ontvanger. Dit betekent dat een spreker er niet van uit kan gaan dat alle informatie die hij of zij vertelt volledig begrepen wordt door de gesprekspartner op de manier zoals de spreker het bedoeld heeft (Swerts et al., 1998). Doordat verschillende typen ruis kunnen optreden tijdens het communicatieproces, kan miscommunicatie plaatsvinden. Zo kan het zijn dat de spreker er bij voorbaat vanuit gaat dat de ontvanger kennis heeft van een bepaald jargon. Wanneer dit niet het geval is, wordt maar een deel van de boodschap begrepen. Anderzijds kan ook de ontvanger met zijn gedachte ergens anders zijn waardoor een deel van de boodschap niet gehoord wordt. Vooral bij een F2F gesprek is het belangrijk om feedback te geven, omdat de overdracht van informatie hierbij vluchtiger is dan bijvoorbeeld bij het lezen van een tekst. Daardoor is F2F communicatie gevoeliger voor een ‘foutieve’ overdracht van informatie. 15
Het communicatieproces kan op een metaforische manier vergeleken worden met een schaakspel (Clark & Brennan, 1991). De zetten van de één zijn afhankelijk van de zetten van de ander. Men kan niet schaken zonder tegenpartij net als dat men niet kan communiceren zonder gesprekspartner. In een gesprek is men afhankelijk van de ander. Om deze reden wordt een conversatie met iemand die het syndroom van Asperger heeft als moeilijker ervaren, aangezien deze persoon minder feedback geeft (McGee & Morrier, 2003). Hetgeen wat iemand zegt is gebaseerd op de feedback van de gesprekspartner en dient als input voor vervolgcommunicatie (Day, 1992; Dance, 1967). Dit proces wordt ook wel ‘informational grounding’ genoemd (Clark & Schaefer, 1989). Day (1992) voegt hier aan toe dat enkel het ontvangen van feedback niet voldoende is. Feedback moet namelijk ook geïnterpreteerd worden met wederzijds begrip. Volgens Krahmer, Swerts, Theune en Weegels (2002) vindt informational grounding plaats in twee fasen: (1) de Presentatiefase waarbij de zender een bericht zendt naar de ontvanger en (2) de Acceptatiefase waarbij de ontvanger aangeeft of het bericht wel of niet is doorgekomen. In deze fase wordt dus feedback gegeven. Het geven van feedback heeft op haar beurt verschillende doelen.
2.2.2 Doelen van feedback
Feedback is al een geruime tijd een onderwerp waar veel interesse in
is (Sacks, Schegloff & Jefferson, 1974; Duncan & Fiske, 1985). Peters et al. (2007) geven in hun onderzoek aan dat communicatie een moeilijk en frustrerend proces is zonder feedback. Windahl, Signitzer en Olson (2008) bevestigen dit en stellen dat zonder feedback geen dialoog zou kunnen plaatsvinden. Het geven van feedback heeft diverse doelen in een conversatie: (1) aangeven of iets begrepen wordt of niet (West & Turner, 2010) Aangezien communicatie geen exact data transfer proces is doordat er verschillende vormen van ruis kunnen optreden (zie Tabel 1), is feedback noodzakelijk om door te geven of de boodschap goed is overgekomen. (2) Aangeven dat er nog steeds aandachtig geluisterd wordt en (3) de spreker aanmoedigen om verder te praten (Duncan, 1972; Ward & Tsukahara, 2000). Naast de diverse doelen bestaat feedback uit diverse kenmerken.
2.2.3 Kenmerken van feedback
Ward, een vooraanstaande Amerikaanse professor op het gebied
van feedback en prosodische factoren, beschrijft in zijn onderzoek feedback aan de hand van drie kenmerken (Ward, 1996). Ten eerste heeft de reactie van de ontvanger betrekking op de inhoud van de uitspraken van de spreker. Ten tweede is het plaatsvinden van feedback optioneel, een ontvanger is dus niet verplicht om feedback te geven. Tot slot hoeft feedback niet per se opgemerkt te worden door de spreker. Wanneer de spreker een feedbackmoment 16
van de ontvanger mist, kan deze gewoon doorpraten. Echter, als een spreker negatieve feedback niet opmerkt (bijvoorbeeld, wanneer de luisteraar aangeeft iets niet begrepen te hebben) kan dit resulteren in een stroeve conversatie. Door middel van deze drie kenmerken onderscheidt Ward feedback van verschillende andere termen die met feedback verward kunnen worden. Door kenmerk 1 worden geluiden die geen betrekking hebben op de inhoud van de uitspraken van de spreker uitgesloten. Denk hierbij aan de geluiden die de luisteraar maakt wanneer hij of zij aan het nadenken of hoesten is. Kenmerk 2 sluit uit dat feedbackgeluiden alleen kunnen plaatsvinden wanneer men een vraag stelt. Echter, niet bij alle dialogen is feedback optioneel. In het leger is het bijvoorbeeld verplicht om ‘roger’ te zeggen om aan te geven dat de boodschap begrepen is. Kenmerk 2 is daarom vooral van toepassing op spontane dialogen. Tot slot geeft kenmerk 3 aan dat turn taking verschilt van feedback. Feedbackgeluiden die overgaan in volledige uitingen waarbij de andere partij het woord overneemt behoren tot de term turn taking en niet tot feedback. Sacks et al. (1974) bevestigen deze omschrijving, volgens hen vindt turn taking plaats wanneer iemand anders het woord overneemt waardoor per keer maar één persoon aan het woord is. Anderzijds vindt het geven van feedback plaats wanneer de ander nog aan het woord is. Hoewel in theorie een duidelijk onderscheid gemaakt wordt tussen feedback en turn taking, is deze scheiding in de praktijk niet altijd even duidelijk. Dit blijkt onder andere uit het onderzoek van Shimojima, Katagiri, Koiso en Swerts (2002). Hierin wordt een voorbeeld gegeven van een conversatie tussen twee sprekers. In het onderzoek zegt spreker A tegen spreker B dat hij/zij naar Keage gaat, waarop spreker B vragend het woord: ‘Keage’ herhaald. Bovenstaand voorbeeld kan zowel een vorm van feedback als turn taking zijn. Door het woord te herhalen geeft de luisteraar door middel van feedback aan dat hij/zij verwonderd is over het feit dat de spreker naar Keage gaat of wellicht het Japanse metrostation Keage niet kent. Tegelijkertijd neemt de luisteraar de sprekersbeurt over wat onder de categorie turn taking valt. Dit voorbeeld illustreert dat de grens tussen feedback en turn taking in de praktijk soms vaag kan zijn. Naast dat feedback diverse kenmerken heeft, is deze ook te verdelen in verschillende categorieën.
2.2.4 Feedbackcategorieën
Feedback is te onderscheiden aan de hand van verschillende
categorieën. Zo kan er positieve en negatieve feedback gegeven worden. Positieve feedback wordt gegeven wanneer alles goed gaat terwijl negatieve feedback wordt gegeven wanneer er problemen zijn. Het verschil en belang van positieve en negatieve feedback kan metaforisch worden geïllustreerd aan de hand van een stoplicht. Men krijgt groen licht (positieve 17
feedback) wanneer men mag doorrijden of in het geval van een conversatie mag doorpraten omdat de gesprekspartner begrijpt wat er bedoeld wordt. Anderzijds krijgt men rood licht (negatieve feedback) wanneer hij/zij niet mag doorrijden oftewel er gaat iets fout tijdens de conversatie omdat er ruis optreedt in welke vorm dan ook. Vooral negatieve feedback is belangrijk om op te merken aangezien het probleem eerst moet worden opgelost voordat er succesvol verder gepraat kan worden. Wanneer positieve feedback niet opgemerkt wordt, is dit doorgaans geen probleem. De luisteraar geeft immers toch aan dat de spreker mag doorpraten. Echter, wanneer de spreker negatieve feedback mist, doordat bijvoorbeeld een woord gebruikt wordt waarvan de luisteraar de betekenis niet weet, kan dit ervoor zorgen dat de boodschap niet goed overgedragen wordt. Om deze reden valt negatieve feedback meer op dan positieve feedback. De negatieve vorm van feedback is namelijk essentiëler voor succesvolle communicatie (Barkhuysen, Krahmer & Swerts, 2005). Verder kan auditieve feedback van visuele feedback onderscheiden worden. Auditieve feedback bevat verbale woorden zoals ‘oké’, ‘uh-huh’, en ‘ja’. Ook de herhaling van een woord zoals ‘Keage’, wat eerder in het onderzoek van Shimojima et al. (2002) is aangehaald, valt onder de categorie auditieve feedback. Met visuele feedback wordt het knikken of schudden met het hoofd verstaan. Ook een glimlach is een vorm van visuele feedback (Brunner, 1979). Het voordeel van visuele feedback is dat dit door de luisteraar gegeven kan worden zonder dat hij of zij interrumpeert in het auditieve signaal van de spreker. Bij auditieve feedback kan het zijn dat de sprekende partij wel geïnterrumpeerd wordt. Auditieve feedback moet namelijk op de milliseconde getimed worden om de pratende partij niet te onderbreken. Anderzijds kan auditieve feedback zowel bij een F2F gesprek als bij een telefoongesprek gegeven worden terwijl visuele feedback alleen toepasbaar is wanneer men elkaar ziet. Boyle, Anderson en Newlands (1994) bevestigen dit in hun onderzoek en geven aan dat er meer auditieve dan visuele feedback gegeven wordt wanneer sprekers elkaar niet zien. Dit komt omdat visuele feedback niet opgemerkt wordt door de gesprekspartner aan de andere kant van de telefoon. Deze resultaten doen vermoeden dat men zich bewust is van het geven van feedback, omdat de luisteraar weet dat enkel met auditieve feedback de spreker hem of haar zal horen. Toch kan er ook onbewust feedback gegeven worden. Peters et al. (2007) hebben in hun onderzoek onderscheid gemaakt tussen cognitieve en reactieve feedback. Waar reactieve feedback bestaat uit onbewuste signalen die een luisteraar zendt, zoals het naar links kijken wanneer iemand nadenkt (Allwood, Nivre & Ahlsén 1992), is cognitieve feedback een bewuste vorm van feedback. Bij deze vorm van feedback geeft de luisteraar bewust aan of hij de boodschap begrepen heeft (Peters et al., 2007). Een bekend 18
voorbeeld van deze vorm van feedback is wanneer er ‘roger’ gecommuniceerd wordt in het leger om aan te geven dat de boodschap is overgekomen. Voorgaande teksten maken duidelijk wat de essentie, doelen en kenmerken van feedback zijn. Feedback is onmisbaar in een conversatie en kan in verschillende vormen plaatsvinden. De vraag die nu nog resteert is wanneer feedback plaatsvindt en of het te voorspellen is aan de hand van het gedrag van de spreker (Ward, Novick & Vega, 2012).
2.3 Random of voorspelbaar
Diverse onderzoekers hebben zich bezig gehouden met de vraag of het geven van feedback een random gebeurtenis is of dat het te voorspellen is aan de hand van visuele of prosodische factoren. In de studie waarover in deze scriptie gerapporteerd wordt, zal de primaire focus liggen op de visuele factoren en de secundaire focus op de prosodische factoren.
2.3.1 Visuele factoren
Volgens Knapp en Hall (2009) is het gezicht het belangrijkste
lichaamsdeel waarmee non-verbaal gecommuniceerd wordt. Zo geven de ogen aan, door middel van langer oogcontact te houden, dat iemand een conversatie wil initiëren wat vervolgens weer een reactie kan oproepen. Tijdens een conversatie zoekt de ontvanger vaker naar oogcontact dan de spreker. Hierdoor ‘bepaalt’ de spreker wanneer er daadwerkelijk oogcontact plaatsvindt. De ontvanger zal op deze momenten vaak reageren door feedback te geven om kenbaar te maken dat hij of zij nog steeds aandachtig aan het luisteren is (Bavelas, Coates & Johnson, 2002). Knapp en Hall (2009) geven aan dat wanneer de spreker om feedback vraagt, hij of zij naar de ontvanger kijkt. Wanneer de ontvanger terugkijkt en feedback geeft, is dit een teken dat de ontvanger aandachtig luistert en geïnteresseerd is in wat er gezegd wordt. Daarnaast wordt oogcontact vaak gebruikt om aan te geven wanneer het tijd is om van spreker te wisselen (McNeill, 2000). Ook een lach lokt vaak een reactie uit. Mensen leren van kinds af aan hun non-verbale vaardigheden te ontwikkelen door anderen te imiteren. Daardoor leidt de lach van de spreker vaak tot een lach bij de ontvanger (Knapp & Hall, 2009). Krivonos en Knapp (1975) geven in hun onderzoek aan dat een lach tijdens een begroeting als doel heeft om een positieve en vriendelijke stemming te creëren. Wanneer de spreker lacht als hij/zij de ontvanger verwelkomt, zal de spreker als aardiger worden gezien. Anderzijds kan een lach dienen als feedback in een conversatie. Via een lach geeft de gesprekspartner aan dat hij/zij oplet en betrokken is, net zoals de woorden ‘uh-huh’ en ‘ja’ doen (Brunner, 1979). Naast dat een lach
19
vreugde en geluk kan aanduiden, is het dus ook een manier om de spreker aan te moedigen om verder te praten (Knapp & Hall, 2009).
2.3.2 Prosodische factoren
Yngve (1970) stelt in zijn onderzoek dat de zender (on)bewust
aangeeft wanneer het gepast is om feedback te geven aan de hand van prosodische factoren. Ward en Tsukahara (2000) bevestigen dit in hun onderzoek en stellen dat het geven van feedback voorspelbaar is aan de hand van toonhoogte, pauze en intonatie. Volgens Ward en Tsukahara (2000) en Ward (1996) is een lage toonhoogte bij zowel de Engelse als Japanse taal een ‘cue’ voor het geven van feedback. Eén van de meest aannemelijke redenen hiervoor is dat een lage toonhoogte aangeeft dat het einde van een zin nadert, waardoor de luisteraar de gelegenheid krijgt om feedback te geven. Ook zijn volgens Ward en Tsukahara (2000) pauzes aan het einde van een zin een goede feedback cue, omdat de luisteraar op dat moment de ruimte krijgt om zelf te spreken. Verder is een veranderde intonatie waarbij de spreker zijn/haar stemgeluid verhoogd, een teken voor de luisteraar om feedback te geven. Een verhoogde intonatie indiceert namelijk dat men de nadruk op een woord wil leggen wat van belang is voor de betekenisvorming van de boodschap (Saito, 1997). De luisteraar krijgt hierdoor de drang om terug te koppelen dat het belangrijke woord goed is overgekomen. Opvallend is dat intonatie vooral bij de Japanse taal een goede voorspeller is (Ward & Tsukahara, 2000). Naast prosodische factoren spelen ook lexicale factoren een rol bij het geven van feedback. Zo wordt met name feedback gegeven bij de combinatie van een lidwoord met een zelfstandig naamwoord (de leeuw), bijvoeglijk naamwoord met een zelfstandig naamwoord (blauwe zeemeermin) en een zelfstandig naamwoord met een zelfstandig naamwoord (top punt) (Gravano & Hirschberg, 2011). Bij deze scriptie zal geen onderzoek gedaan worden naar lexicale factoren als feedbackvoorspeller.
2.3.3 Kanttekeningen voorgaande onderzoeken
Ondanks dat Ward en Tsukahara (2000) en Ward
(1996) een aantal prosodische factoren in kaart hebben gebracht die feedback uitlokken, moeten er kanttekeningen bij de studies geplaatst worden. In de studie van Ward en Tsukahara (2000) wordt gebruik gemaakt van een corpus die gevuld is met data uit verschillende onderzoeken. Hierdoor is telkens gebruik gemaakt van andere sprekers. Sommige sprekers praten heel snel waardoor er bijna geen ruimte is voor feedback terwijl anderen gedurende het gehele gesprek om feedback vragen door hun prosodie al dan niet bewust aan te passen. Hierdoor is het lastiger om algemene uitspraken te doen over 20
prosodische cues, aangezien er veel variatie tussen de sprekers kan zitten. Ook is bij het onderzoek van Ward en Tsukahara (2000) vooral gebruik gemaakt van data uit telefonische conversaties waardoor geen rekening is gehouden met non-verbale cues zoals oogcontact (Rosenfeld & Hancks, 1980; Duncan & Fiske, 1985), knikken en lachen (Maynard, 1990). Hierdoor kon geen inzicht verkregen worden in wanneer non-verbale feedback gegeven wordt en welke visuele factoren feedbackvoorspellers zijn. Dit is een gemiste kans aangezien volgens Knapp en Hall (2009) de eye gaze en glimlach van de spreker ook feedback uitlokken. Ook bij Ward’s experiment in 1996 is geen rekening gehouden met visuele factoren. Een ander kanttekening bij dit onderzoek is dat studenten de taak kregen om een natuurlijke conversatie te voeren over een willekeurig onderwerp. Echter, door deze methode wordt minder het belang van feedback ingezien. Ward (1996) geeft namelijk in zijn onderzoek aan dat bij een spontane dialoog meestal geen belangrijke informatie wordt overgedragen waardoor de luisteraar minder geneigd is om feedback te geven om te communiceren dat de informatie goed is overgekomen. Daarentegen zou een conversatie waarbij participanten een taak moeten uitvoeren en de uitwisseling van informatie centraal staat wel feedback uitlokken (Ward, 1996). De studies van Ward en Tsukahara (2000) en Ward (1996) laten ondanks dat de resultaten een mooie bijdrage zijn aan de wetenschap nog een aantal punten ter verbetering over. Idealiter moet voor onderzoeksdoeleinden iedere participant blootgesteld worden aan dezelfde spreker. Daarnaast moet de participant de spreker kunnen zien zodat er ook rekening gehouden kan worden met visuele factoren en tevens moet de dialoog gebaseerd zijn op een specifieke taak waarbij de uitwisseling van informatie als belangrijk wordt ervaren. Een combinatie van deze verbeteringen kan worden gerealiseerd in een experiment waarbij het Ocam Paradigma wordt gebruikt.
2.4 O-cam Paradigma
Het O-cam Paradigma is een elegante manier om feedback te onderzoeken, omdat het rekening houdt met voorgaande kanttekeningen. Het paradigma ontlokt door middel van een gecontroleerde stimuli spontane feedback in semi-spontane interacties. Deze methode is voor zover onze kennis reikt in geen enkele andere studie gebruikt met als doel om feedback te ontlokken. Dit maakt deze scriptie dan ook uniek in haar soort. Wat het O-cam Paradigma precies inhoudt wordt uitgebreid beschreven in de methodesectie.
21
2.5 Onderzoeksvragen
Het doel van deze exploratieve studie is om te onderzoeken of feedback te voorspellen is aan de hand van visuele factoren. Denk hierbij aan de lach en eye gaze van de spreker. Onder de lach van de spreker wordt zowel een glimlach als het hardop lachen van de spreker verstaan. De eye gaze van de spreker vraagt een wat uitgebreidere uitleg. Doordat bij het experiment gebruik gemaakt wordt van een set-up waarbij de zender en luisteraar elkaar via een beeldscherm zien, wordt met eye gaze het moment aangeduid waarop het lijkt dat de spreker de luisteraar aankijkt door in de camera te kijken. Bij dit onderzoek zal de primaire focus liggen op de vraag of de visuele cues van de spreker leiden tot het geven van feedback bij de ontvanger. De secundaire focus zal liggen op prosodische factoren zoals toonhoogte en intonatie. Tevens zal gebruik gemaakt worden van twee verschillende participantgroepen: Groep A en B. Groep A gaat actief aan het experiment deelnemen terwijl Groep B moet inschatten wanneer Groep A feedback geeft. Door deze twee groepen tegen elkaar af te zetten kan een beter inzicht verkregen worden of feedback te voorspellen is. De volgende vragen worden voor zowel Groep A als B beantwoord: Onderzoeksvraag 1: Heeft het lachen van de spreker invloed op het lachen van de ontvanger? Deelvraag 1a: Hoe komt het dat niet elke lach van de spreker leidt tot een lach bij de ontvanger? Deelvraag 1b: Hoe komt het dat niet elke lach van de ontvanger uitgelokt wordt door de lach van de spreker? Onderzoeksvraag 2: Heeft de eye gaze van de spreker invloed op het geven van feedback door de ontvanger? Deelvraag 2a: Hoe komt het dat niet elke eye gaze van de spreker leidt tot het geven van feedback bij de ontvanger? Deelvraag 2b: Hoe komt het dat de feedback van de ontvanger niet altijd uitgelokt wordt door de eye gaze van de spreker? In hoeverre spelen prosodische factoren hierbij een rol?
22
3. Methodesectie Bovenstaande onderzoeksvragen zijn beantwoord door middel van het experiment ‘Het Tangramspel’ waarbij het O-cam Paradigma is gebruikt. Er is met opzet voor een Tangramspel gekozen zodat participanten geconcentreerd naar de confederate moesten luisteren om de informatie te verkrijgen die van belang was om tot het juiste antwoord te komen. Ward (1996) gaf namelijk in zijn onderzoek aan dat mensen eerder geneigd zijn om feedback te geven wanneer er een specifieke taak uitgevoerd moet worden waarbij de uitwisseling van informatie als belangrijk wordt ervaren. Bij het onderzoek is gebruik gemaakt van twee verschillende groepen participanten; Groep A interacteerde actief met het filmpje en gaf feedback, terwijl Groep B op basis van het filmpje moest inschatten wanneer Groep A feedback zou geven. Groep B had dus meer een passieve en reflecterende rol terwijl Groep A actief aan het experiment deelnam. Hoe de procedure van dit experiment in zijn werking ging, wordt in de volgende paragraaf uitgelegd.
3.1 Procedure 3.1.1 Instructie Groep A
Voordat het experiment plaatsvond, kregen participanten uit Groep A te
horen dat ze verbinding met een medespeler zouden maken om het Tangramspel te spelen. De participant werd erop gewezen dat de medespeler hem/haar zowel kon zien als horen net zoals de participant de medespeler zowel kon zien als horen. De spelregels van het Tangramspel waren als volgt: eerst kreeg de participant vijf seconden een reeks tangramfiguren te zien, daarna werd één van de vier tangramfiguren beschreven door de medespeler en vervolgens moest de participant het zojuist beschreven tangramfiguur kiezen uit een reeks van vier vergelijkbare tangramfiguren. Dit proces is weergegeven in Figuur 4.
23
Figuur 4: Tangramspel in drie stappen
De participant werd ook medegedeeld dat hij/zij geen vragen aan de medespeler mocht stellen, omdat het spel anders te makkelijk zou worden. In werkelijkheid werd dit gezegd om te voorkomen dat de participant een volledige interactie met de medespeler probeerde aan te gaan en dan zou door hebben dat er geen live-verbinding tot stand was gebracht. Daarnaast werd de participant op de hoogte gesteld van een ander onderzoeksdoeleinde dan het daadwerkelijke onderzoeksdoeleinde. Hiervoor is gekozen om de aandacht van het echte onderzoeksdoeleinde af te houden zodat feedback op een zo spontaan mogelijk manier gegeven kon worden. Het zogenaamde onderzoeksdoeleinde was het in kaart brengen van hoe 24
goed mensen abstracte figuren kunnen beschrijven via Computer-Mediated-Communication (CMC). Deze mondelinge informatie werd nogmaals schriftelijk aan de participant overhandigd, zodat hij/zij de instructie nog een keer kon doornemen. Wanneer de participant geen vragen meer had, werd benadrukt dat alle deelnemers een geheimhoudingsplicht met betrekking tot het experiment hadden. Vervolgens werd het consentformulier aangereikt. De participant kon hierop aangeven de informatie begrepen te hebben en zijn of haar audio- en/of videomaterialen beschikbaar te stellen voor onderwijs- en/of onderzoeksdoeleinden.
3.1.2 Oefenopdracht Groep A
Na de instructie werd een oefenopdracht in samenwerking met de
participant gedaan om een duidelijk beeld te geven wat van hem/haar verwacht werd tijdens het experiment. Bij het oefenexperiment beschreef de experimentleider één van de vier tangramfiguren die weergegeven zijn in Figuur 5. Voordat de beschrijving plaatsvond mocht de participant de tangramfiguren vijf seconden observeren.
Figuur 5: Tangramfiguren van ganzen
De omschrijving van de experimentleider aan de participant was als volgt: “Ik zie vier vogels voor me, het lijken wel een soort van ganzen. Eén van de vogels kijkt naar links, terwijl de andere drie vogels naar rechts kijken. Van de drie vogels die naar rechts kijken, moet je degene hebben die naar boven kijkt”. Wanneer de participant een interactie probeerde aan te gaan, werd gevraagd de feedback kort te houden zodat de medespeler tijdens haar beschrijving niet geïnterrumpeerd zou worden. In het tegenovergestelde geval, wanneer de participant geen feedback gaf, werd benadrukt dat de participant wel feedback mocht geven maar geen vragen mocht stellen.
3.1.3 O-cam Paradigma Experiment Groep A
Na de oefenopdracht werd gestart met het
experiment dat was opgezet volgens het O-cam Paradigma (Goodacre & Zadro, 2010). Er werd zogenaamd verbinding gemaakt met een medespeler en haar experimentleider die zich
25
op dat moment ook op de campus bevonden. In werkelijkheid kreeg de participant een filmpje met confederates (de medespeler en haar experimentleider) full screen in PowerPoint te zien. Doordat een filmpje werd gebruikt kon iedere participant aan exact dezelfde stimuli worden blootgesteld. Om de illusie te wekken dat er met de confederate gecommuniceerd werd, werden de spelers aan elkaar voorgesteld, zwaaiden ze naar elkaar en werd er gebruik gemaakt van gescripte ‘interacties’ (zie Bijlage A). Zo ‘interacteerde’ de experimentleider van de medespeler (de confederate) met de experimentleider van de participant door de verbinding te accepteren, het geluid harder te zetten en gedag te zeggen als hij de kamer uitloopt (zie Figuur 6). Daarnaast ‘interacteerde’ de medespeler in het filmpje (confederate) door te zwaaien en kwam zij tot twee keer toe dichterbij de camera zitten nadat haar dit door de experimentleider van de participant werd gevraagd (zie Figuur 7). Het was voor de experimentleider van de participant dus zeer belangrijk om exact te timen wanneer wat gezegd moest worden om het idee van een live interactie na te bootsen. Om de live-verbinding nog realistischer te maken kreeg de participant voor iedere beschrijving een scherm met de tekst ‘one moment please’ te zien om de indruk te wekken dat er tussen twee programma’s geschakeld moest worden, namelijk tussen de webcamverbinding en het programma waarin de responses werden opgeslagen. Ook kwam rechts onderin de tekst ‘Connected to IP: 137.56.130.80 Internally bridged’ te staan om het idee te geven dat er een interne verbinding tot stand was gebracht.
Figuur 6: Experimentleider zet geluid harder en zegt gedag
26
Figuur 7: Medespeler zwaait naar camera en komt dichterbij zitten
De medespeler (confederate) kreeg pas tijdens de opname voor het eerst de tangramfiguren te zien om de beschrijving zo natuurlijk mogelijk te houden Daarnaast was de medespeler niet op de hoogte van het onderzoeksdoel waardoor ze zich niet focuste op haar gedrag en stemgebruik zoals eye gaze, en intonatie. Na de introductie kreeg iedere participant vijf seconden lang vier tangramfiguren te zien waarvan zijn/haar medespeler er één per keer van omschreef. Bij die omschrijving kreeg de participant de mogelijkheid om zowel visuele (lachen, knikken) als auditieve feedback te geven om kenbaar te maken dat de boodschap was overgekomen. Figuur 8 geeft een collage van diverse participanten weer die zowel auditief als visueel feedback gaven tijdens het experiment. Na het filmpje kreeg de participant opnieuw de vier tangramfiguren te zien waarvan hij/zij binnen zeven seconden een keuze moest maken op basis van de beschrijving van de medespeler. Een stappenplan van het experiment is beschreven in Bijlage B. Alle experimenten werden afgenomen in een witte rustige kamer waar de student niet gestoord kon worden. In totaal is gebruik gemaakt van drie verschillende maar vergelijkbare ruimtes.
27
Figuur 8: Participanten geven visuele en auditieve feedback
3.1.4 Rol experimentleider tijdens experiment Groep A
Tijdens het experiment bleef de
experimentleider aanwezig om de participant eventueel te corrigeren op het moment dat hij/zij een poging deed een vraag te stellen of meer interactie te genereren dan enkel het geven van feedback. Eén keer probeerde een vrouwelijke participant een interactie aan te gaan met de confederate waardoor de experimentleider moest ingrijpen door haar te vragen om de feedback kort te houden. Haar data is niet meegenomen in de analyse. Na het experiment werd door de experimentleider gevraagd of de participant door had dat het geen liveverbinding maar een filmpje was. Wanneer de participant ‘ja’ antwoordde, werd deze data niet meegenomen in de analyse. Het experiment duurde (afhankelijk van hoeveel vragen de participant had) twintig tot dertig minuten. Wanneer de participant te laat was, werd meteen met het experiment begonnen, maar wanneer de participant een aantal minuten te vroeg was, werd door de experimentleider tijd gerekt met het idee dat zijn of haar medespeler (de confederate) nog niet aanwezig was. Op deze manier werd voorkomen dat participanten het vermoeden kregen dat het om een filmpje ging aangezien de medespeler dan ook toevallig te vroeg zou zijn.
3.1.5 Experiment Groep B
Groep B kreeg dezelfde stimuli te zien als Groep A. Afhankelijk van
of de participant in Groep A of B was ingedeeld, werd een actieve of passieve rol verwacht. Groep A interacteerde actief met de confederate, terwijl Groep B een passieve en reflecterende rol had. Groep B moest namelijk op een formulier inschatten wanneer en wat voor feedback Groep A zou geven en wanneer er door Groep A gelachen zou worden (zie
28
Bijlage C). Dit experiment vond in de thuisomgeving van de participant plaats waar ook de experimentleider bij aanwezig was om eventuele vragen te beantwoorden. In totaal nam het experiment twintig tot dertig minuten in beslag afhankelijk van of de participant het filmpje terugspoelde en/of pauzeerde.
3.1.6 Pilot
Voordat het experiment werd uitgevoerd, is een pilot afgenomen om te testen of het
opgezette experiment feedback uitlokt en of de indruk wordt gewekt dat de participant live met iemand communiceert. Aangezien de confederate alleen tijdens de introductie interacteert met de experimentleider en vervolgens niet meer, kan worden afgevraagd hoe realistisch de setting is en of dat participanten het niet vreemd vinden dat de confederate niet direct ingaat op hun feedback. Hoewel uit onderzoek van Gravano en Hirschberg (2011) blijkt dat tijdens een interactie feedbackgeluiden vaak niet bewust gehoord worden door de spreker en dat er daardoor niet altijd op feedback ingegaan wordt, werd voor de zekerheid toch een pilot afgenomen. De resultaten van de pilot gaven aan dat niemand van de participanten door had dat hij/zij met een filmpje aan het communiceren was. Tevens lokte het beeldmateriaal feedback uit. Doordat de pilot geslaagd was, kon het experiment uitgevoerd worden.
3.2 Design
Zoals eerder vermeld bevat dit exploratieve onderzoek een experiment dat is opgezet volgens het O-cam Paradigma. Een methode waarbij met gecontroleerde stimuli spontane feedback uitgelokt wordt in een semi-spontane interactie. Het design is tot zover onze kennis reikt nog bij geen enkele andere studie gebruikt met als doel om te onderzoeken wanneer feedback plaatsvindt. Dit maakt deze scriptie dan ook uniek in haar soort. Tevens is het experiment op twee manieren afgenomen door twee verschillende groepen: Groep A en B. Groep A werd gevraagd actief het Tangramspel te spelen aan de hand van een zogenaamde live-verbinding. In werkelijkheid werd gebruik gemaakt van een filmpje met confederates. Anderzijds werd van Groep B een passieve en reflecterende rol gevraagd. Groep B moest aan de hand van dezelfde stimuli als waarmee Groep A interacteerde, aangeven wanneer Groep A zou lachen en wanneer er visuele en/of auditieve feedback gegeven zou worden. Ook moest door Groep B vermeld worden wat voor feedback er verwacht werd (bijvoorbeeld ‘ja’ zeggen of knikken).
29
3.3 Participanten
Aan de pilot hebben vier participanten deelgenomen (één man en drie vrouwen) met een gemiddelde leeftijd van 30 jaar (SD = 16.7). Daarnaast hebben in totaal 26 participanten, waaronder zeven mannen en negentien vrouwen, deelgenomen aan het experiment van Groep A. De data van twintig participanten (zes mannen, veertien vrouwen) is meegenomen bij de analyse, omdat vijf participanten door hadden dat het een filmpje betrof en één participant een gesprek probeerde aan te gaan met de confederate. Opvallend was dat alle vijf de participanten die door hadden dat het een filmpje was, de confederate persoonlijk kenden. Zij gaven aan zich niet voor te kunnen stellen dat Lieke (de confederate) op dat moment de beschrijvingen aan het geven was. Niemand van de vijf participanten gaf aan dat de ‘liveverbinding’ onrealistisch was. Dat uiteindelijk de data van twintig in plaats van 26 participanten is geanalyseerd, was niet van invloed op de kwaliteit van het onderzoek. Volgens Onwuegbuzie en Collins (2007) zijn twintig participanten namelijk genoeg om generaliserende uitspraken te mogen doen over de resultaten. De leeftijd van de twintig participanten uit Groep A varieerde van 18 tot 28 jaar, de gemiddelde leeftijd was 20.7 jaar (SD = 2.6). Bij Groep B namen meer mannelijke dan vrouwelijke participanten deel aan het experiment en lag de gemiddelde leeftijd iets hoger dan bij Groep A. De twintig participanten uit Groep B (13 mannen en 7 vrouwen) hadden een gemiddelde leeftijd van 23.8 jaar (SD = 2.0). De jongste deelnemer was 21 jaar en de oudste deelnemer was 30 jaar. Bij de werving van participanten voor Groep A is gebruik gemaakt van een proefpersonenpool waar bachelor- en premasterstudenten zich voor konden aanmelden. Voor hun deelname kreeg de student een beloning van 0.5 proefpersoonpunt. In totaal heeft een student vijftien proefpersoonpunten nodig om de bachelor of premasterfase te mogen afsluiten. Groep B bestond uit vrienden, familie en bekenden van de onderzoeker. De voorwaarden waar participanten aan moesten voldoen waren (1) de Nederlandse taal beheersen (2) geen gehoorproblemen hebben (3) niet slechtziend zijn. Bij het werven van participanten is bij zowel Groep A als B gebruik gemaakt van een gelegenheidssteekproef.
3.4 Materiaal
Dankzij het O-cam Paradigma (zie paragraaf 3.1.3) kon de illusie gewekt worden van een live-verbinding. Daarbij werd gebruik gemaakt van een script dat te vinden is in Bijlage A. Tijdens het Tangramspel werden elf tangramfiguren door de confederate beschreven (zie Bijlage D voor een overzicht van de tangramfiguren). Aanvankelijk zouden er twaalf tangramfiguren tijdens het spel beschreven worden, maar één beschrijving werd door
30
cameraproblemen niet vastgelegd. Na de uitleg kon de participant een keuze maken uit vier verschillende (maar haast identieke) tangramfiguren die op het laptopscherm verschenen. Het hele experiment is opgezet in PowerPoint 2010 en alle video- en audiosignalen zijn vastgelegd met een Sony HDR-XR550VE camera inclusief microfoon. De webcam in de laptop werd ook gebruikt; de participant werd verteld dat via de cam de medespeler hem/haar zowel kon zien als horen net zoals de participant de medespeler zowel kon zien als horen. Participanten uit Groep B konden aan de hand van het filmpje met de tangrambeschrijvingen op een Microsoft Word formulier aangeven wanneer verwacht werd dat Groep A feedback zou geven en wat voor feedback er gegeven zou worden (bijvoorbeeld knikken of ‘ja’ zeggen). Dit formulier is te vinden in Bijlage C.
3.5 Algemene analyse
Alle door de confederate gebruikte woorden om de tangramfiguren te beschrijven zijn uitgetypt in een Excel-sheet. In totaal werden 928 woorden uitgesproken bij elf verschillende fragmenten waarin tangramfiguren beschreven werden. Het gedrag van de confederate is geturfd met betrekking tot wanneer zij lachte en wanneer er een eye gaze plaatsvond. Bij het turven werden woorden als analyse-eenheid gebruikt. Bij een reeks woorden waar gelachen werd, startte het turven bij het eerste woord waarbij de confederate lachte en eindigde bij het laatste woord dat de confederate lachend uitsprak. Dus wanneer de confederate de zin “Naja, dus een gans met een opgetrokken voetje die naar rechts kijkt” zei en lachtte bij de woorden “dus een gans met een opgetrokken voetje”, dan werd bij deze zeven woorden geturfd. Deze manier van turven was ook van toepassing bij de eye gaze van de confederate. Bij Groep B werd het aantal keer geturfd waarop zij dachten dat Groep A zou lachen en visuele/auditieve feedback zou geven. Participanten uit Groep B moesten telkens na het woord waarvan zij dachten dat er feedback zou plaatsvinden of gelachen zou worden door Groep A een kruisje zetten, om vervolgens achter het kruisje te zetten welke vorm van feedback er werd verwacht (bijvoorbeeld ‘ja’ zeggen of knikken). Bij het turven werd in de Excel-sheet vervolgens een kruisje gezet bij het woord dat de feedback of een lach uitlokte (het laatste woord dat werd uitgesproken voordat de verwachting plaatsvond). Tevens werd de vorm van feedback vermeld. Het turven van de feedbackmomenten van Groep A was een stuk complexer doordat er op verschillende manieren gelachen kon worden; een participant uit Groep A kon hardop lachen of enkel glimlachen. Bij het turven is geen onderscheid gemaakt tussen de diverse manieren van lachen. Er is dus geturfd bij de woorden waarbij iemand uit groep A in welk vorm dan 31
ook lachte. Het turven begon bij het woord dat de lach uitlokte, dus het woord net voordat de lach plaatsvond, en eindigde bij het laatste woord waarbij de participant lachte. Wanneer getwijfeld werd of de participant wel of niet (meer) lachte, werd een tweede observator erbij gehaald om samen te discussiëren en tot een unaniem uitsluitsel te komen. Deze twijfelgevallen kwamen zelden voor. Ook bij de visuele feedback van Groep A waren de feedbackmomenten niet altijd even duidelijk. Sommige participanten knikten overduidelijk terwijl anderen heel subtiel knikten. Beide gevallen werden beschouwd als ‘knikken’. Het turven begon bij het woord dat de knik uitlokte (het laatste woord dat werd uitgesproken voordat het knikken plaatsvond) en eindigde bij het laatste woord waarbij de participant knikte. Een ‘knik’ werd pas als ‘knik’ gezien wanneer de participant zijn of haar hoofd zowel naar boven als naar beneden bewoog in één vloeiende beweging, een halve knik, waarbij het hoofd enkel naar boven of naar beneden bewoog werd niet als ‘knik’ geteld. Bij de auditieve feedback kwam het regelmatig voor dat er feedback gegeven werd terwijl de confederate nog aan het woord was. Deze feedback werd geturfd bij het laatste woord dat door de confederate werd uitgesproken voordat er door beide sprekers tegelijkertijd gepraat werd. Bij enkele twijfelgevallen werd een tweede observator ingeschakeld om tot een unaniem uitsluitsel te komen.
3.6 Precision en Recall Methodiek
De relatie tussen het gedrag van de spreker (eye gaze en lach) en de (verwachte) lach/feedback van de participanten uit Groep A en B is vanuit twee verschillende invalshoeken te bekijken. Namelijk, vanuit het oogpunt van de confederate en vanuit het oogpunt van de participant. Met andere woorden, de relatie kan in kaart worden gebracht aan de hand van twee maten: Precision en Recall. Deze methodiek is het beste uit te leggen aan de hand van Figuur 9 dat van toepassing is geweest op documenten. Precision wordt berekend aan de hand van de volgende formule: Relevant x Retrieved / Retrieved en richt zich op het deel van de ontvangen documenten die relevant zijn. Anderzijds wordt Recall berekend aan de hand van de formule: Relevant x Retrieved / Relevant en richt zich op het deel van de relevante documenten die succesvol ontvangen zijn.
32
Figuur 9: Precision en Recall Methodiek
Aangezien bovenstaande beschrijving nog redelijk vaag is, wordt de methodiek verder uitgelegd met een voorbeeld van een schutter en een blazoen. Precision drukt uit hoe accuraat/efficiënt een schutter zijn pijlen gebruikt om een blazoen te raken. Wanneer een schutter bijvoorbeeld 10 pijlen heeft en 100 blazoenen, zou een schutter met veel precision met alle 10 zijn pijlen 10 blazoenen raken. In dat geval heeft de schutter (voor het gemak schutter 1) een precisie van 100 procent: 100 x 10 / 10 = 100%. Toch blijven er 90 blazoenen over die niet geraakt zijn. Daardoor zou schutter 1 wat betreft Recall minder goed scoren, namelijk 100 x 10 / 100 = 10%. Recall heeft alles te maken met dekking, oftewel hoeveel blazoenen er geraakt zijn. Wanneer een schutter 200 pijlen heeft om 100 blazoenen te raken, zou een schutter met een volledige dekking alle 100 blazoenen raken. De schutter (voor het gemak schutter 2) heeft dan een dekking van 200 x 100 / 200 = 100%. Toch gaan er 100 pijlen verloren die geen blazoen geraakt hebben. Daarom zou schutter 2 wat betreft Precision een stuk lager scoren, namelijk 100 x 100 / 200 = 50%. Schutter 1 heeft dus een betere precisie terwijl schutter 2 een betere dekking heeft. Afhankelijk van met welke maat gemeten wordt, kan geconcludeerd worden wie de beste schutter is. De relatie tussen spreker en ontvanger kan ook vanuit twee invalshoeken bekeken worden; vanuit de spreker (Precision) en vanuit de ontvanger (Recall). Om het hierboven genoemde metafoor te betrekken op deze scriptie, kan de lach of eye gaze van de spreker gezien worden als het blazoen oftewel de relevant data. De participanten uit Groep A en B staan symbool voor de schutter. Elke keer wanneer Groep A of B lacht en auditieve/visuele feedback geeft op het moment dat de spreker ook lacht of oogcontact zoekt, wordt dat beschouwd als retrieved data. In de resultatensectie zal deze methode toegepast worden op de data van deze scriptie.
33
4. Resultatensectie
4.1 Datadistributie per participant
Voordat de Precision en Recall methodiek is toegepast, werd per participant gekeken naar de distributie van de data (zie Bijlage E). Daaruit bleek dat de data van alle participanten van zowel Groep A als B wat betreft ‘lachen’ een significante p-waarde had. De data van de visuele feedback was bij dertien van de twintig participanten van Groep A en bij twee van de twintig participanten van Groep B significant. Daarnaast ontbrak bij één participant van Groep B de data, omdat deze persoon geen visuele feedback bij Groep A verwachtte. Uit de data van de auditieve feedback bleek dat er bij Groep A tien van de twintig participanten en bij Groep B twee van de twintig participanten een significante p-waarde hadden. Een significante p-waarde houdt in dat de data niet random verdeeld is. 4.2 Analyse van de lach 4.2.1 Descriptieve analyse
Groep B verwachtte dat er in totaal 128 keer gelachen zou worden
door Groep A. In werkelijkheid is er 907 keer gelachen door Groep A; 829 glimlachen en 78 keer hardop gelachen. Groep A lachte dus meer dan zeven keer zoveel dan dat Groep B had verwacht. Tijdens de beschrijvingen van de tangramfiguren kwam het twee keer voor dat meer dan 75 procent van Groep B een lach verwachtte. Beide keren deden zich voor op het moment dat de spreker ook lachte. Bij Groep A kwam het 21 keer voor dat meer dan 75 procent van de participanten lachten. Bij deze gevallen lachte de spreker 20 van de 21 keer. De enige keer dat de spreker niet lachte en er toch door de participanten gelachen werd, was toen zij de participant ‘succes’ wenste. Zeventien van de 21 keer dat meer dan 75 procent van Groep A lachte, gebeurde aan het begin van vijf verschillende fragmenten. Ook vonden drie van de 21 lachmomenten plaats aan het einde van twee verschillen fragmenten. Tot slot vond één van de lachmomenten plaats op het moment dat de spreker zei dat de tangramfiguren haar aan Batman deden denken.
4.2.2 Statistische analyse: hoofdeffecten
Om antwoord te geven op de vraag of een (verwachte)
lach wordt uitgelokt door de lach van de spreker, is de data getoetst met de Repeated Measures ANOVA. Hierbij werd zowel onderscheid gemaakt tussen de participanten die de lach moeten inschatten (Groep B) als de participanten die daadwerkelijk lachten tijdens het experiment (Groep A). Tevens werd onderscheid gemaakt tussen de maten Precision en Recall. Tabel 2 geeft de gemiddelden en standaarddeviaties weer van de (verwachte) lach van
34
Groep A en B en geeft aan of deze getallen verschillen per Methodiek (Precision versus Recall). De gemiddelden in Tabel 2 zijn uitgedrukt in percentages.
Tabel 2: Overzicht gemiddelden en standaarddeviaties van (verwachte) lach voor Participanten (Groep A versus Groep B) en Methodiek (Precision versus Recall) (N = 40)
Methodiek Precision
Recall
Participanten
Gemiddelde
SD
Gemiddelde
SD
Groep A
70.70
15.41
44.25
14.15
Groep B
71.30
20.14
6.35
3.07
Noot. De gemiddelden zijn uitgedrukt in percentages
De Repeated Measures ANOVA toonde een significant hoofdeffect aan voor Participanten; F (1,19) = 29.39, p = .00, p = .607., wat erop wijst dat door Groep A vaker gelachen werd M = 57.48, SE = 2.23) dan Groep B verwacht had (M = 38.83, SE = 2.32). Echter, dit resultaat moet genuanceerd bekeken worden aangezien deze getallen afhankelijk zijn van de gebruikte Methodiek. Dit interactie-effect wordt besproken in paragraaf 4.2.3. Ook vond er een significant hoofdeffect voor Methodiek plaats; F (1,19) = 169.83, p = .00,
p = .899. Deze resultaten wijzen erop dat wanneer de relatie geanalyseerd wordt vanuit de Precision methode (M = 71.00, SE = 2.87) er hoger gescoord wordt dan wanneer deze bekeken wordt vanuit de Recall methode (M = 25.30, SE = 1.52). Met andere woorden, wanneer de relatie tussen de spreker en ontvanger in kaart wordt gebracht, wordt er hoger gescoord wanneer de relatie vanuit de spreker bekeken wordt dan wanneer deze vanuit de ontvanger geanalyseerd wordt. In ongeveer 71 procent van de gevallen lokte de lach van de spreker een (verwachte) lach uit bij de participant. Anderzijds vond een (verwachte) lach van de participant in 25.30 procent van de gevallen plaats op het moment dat de spreker ook lachte. Ook dit hoofdeffect moet genuanceerd bekeken worden aangezien er een significant interactie-effect plaatsvindt tussen Participanten en Methodiek.
4.2.3 Statistische analyse: interactie-effecten
Resultaten toonden aan dat er een significant
interactie-effect is tussen Participanten en Methodiek; F (1,19) = 38.20, p = .00, p= .668. Hoewel Precision ongeveer gelijk is voor zowel Groep A (M = 70.70, SE = 3.45) als Groep B (M = 71.30, SE = 6.35) verschillen beide groepen significant wat betreft de Recall. Groep A
35
scoorde namelijk significant hoger (M = 44.25, SE = 3.17) op het gebied van Recall dan Groep B (M = 6.35, SE = 0.69). Met andere woorden, wanneer de relatie tussen spreker en ontvanger vanuit de spreker wordt bekeken (Precision), leidde de lach van de spreker ongeveer in 71 van de 100 gevallen tot een (verwachte) lach bij de participant. Dit aantal is ongeveer gelijk voor Groep A en B. Wanneer de relatie vanuit de ontvanger bekeken wordt (Recall) verschilt dit percentage significant tussen de groepen. Van het aantal keer dat Groep A lachte kwam 44.25 procent overeen met het moment waarop de spreker ook lachte. Bij Groep B lag dit percentage significant lager dan bij groep A. De verwachte lach van Groep B kwam in 6.35 procent van de gevallen overeen met het moment waarop de spreker ook lachte. De Recall van Groep A is dus hoger dan Groep B verwacht had. Daarnaast is door beide groepen significant hoger gescoord wanneer de relatie vanuit de spreker wordt bekeken (Precision) dan wanneer deze vanuit de ontvanger wordt geanalyseerd (Recall). Figuur 10 geeft het interactie-effect weer tussen Participanten en Methodiek.
Figuur 10: Interactie-effect tussen Participanten (Groep A versus Groep B) en Methodiek (Precision versus Recall) voor (verwachte) lach
80,00 Feedbackpercentage
70,00 60,00 50,00 Groep A
40,00
Groep B
30,00 20,00 10,00 0,00 Precision
Recall Methodiek
4.2.4 Misses lachen: Groep B
De vraag die na deze analyse naar voren komt is: “Hoe komt het dat
niet elke lach van de spreker leidt tot een lach bij de participant?”. Dit worden ook wel ‘misses’ genoemd. Hoewel deze verklarende vraag beantwoord wordt in de discussiesectie gaat daar eerst een analyse aan vooraf die in de resultatensectie wordt besproken. Uit de dataset bleek dat de spreker in totaal 68 keer een woord lachend uitsprak. Van die 68 keer hebben 53 lachend uitgesproken woorden niet tot een verwachte lach bij Groep B geleid. Dit komt neer op 77.94 procent. Bij 21 van de 53 woorden kwam het voor dat de
36
spreker een initiële lach vertoonde. De spreker begon bij voorbaat al te lachen terwijl ze het grappige deel nog niet had uitgesproken. Nadat de spreker vertelde waarom ze moest lachen, leidde dit alsnog tot een verwachte lach bij Groep B. Bij tien andere woorden gebeurde het omgekeerde. Hierbij werd door de participanten wel een lach bij het eerste woord van de door de spreker lachend uitgesproken woordenreeks verwacht, maar bij de woorden die daarop volgden niet meer. Tevens kwam het bij zeven woorden voor, dat er bij één woord in het midden van de lachend uitgesproken woordenreeks een lach verwacht werd door Groep B. De lach van de spreker leidde dus wel tot de verwachting van een lach, maar niet bij alle woorden. Daarnaast werd door de spreker drie keer aan het begin en zes keer aan het eind van verschillende fragmenten gelachen terwijl er geen lach verwacht werd door de participant. Tot slot lachte de spreker in een fragment toen ze voor zichzelf had uitgevonden hoe ze het tangramfiguur zou gaan beschrijven. Bij de zin “Oh, je moet degene hebben met de allerlaagste doorgang” lachte de spreker bij de laatste zes woorden, maar er werd geen lach verwacht door Groep B. Een theoretische verklaring voor bovenstaande misses wordt gegeven in de discussiesectie.
4.2.5 Misses lachen: Groep A
Bij groep A bleek dat dertien van de 68 door de spreker lachend
uitgesproken woorden geen lach bij de participanten uitlokte. Dit is 19.12 procent. Bij vier woorden kwam het voor dat de spreker een initiële lach vertoonde, dus dat de spreker al lachte voordat ze daadwerkelijk iets grappigs zei. Nadat de grap verteld was, werd alsnog door de participant gelachen. Om een voorbeeld te geven, zei de spreker; “maar het is niet die ene met een hele lange schoorsteen”. De spreker begon zelf al te lachen bij het stuk “die ene met een hele lange schoorsteen”, terwijl Groep A pas begon te lachen bij het woord “schoorsteen”. Ook kwam het bij vier woorden voor dat de spreker nog bleef doorlachen nadat ze iets grappigs had verteld terwijl de participanten al gestopt waren met lachen. Tot slot kwam het bij vijf woorden voor dat er niet gelachen werd door Groep A, maar wel door de spreker. Bij dit fragment moest de spreker lachen, omdat ze voor zichzelf had uitgevonden hoe ze het tangramfiguur wilde omschrijven. Een theoretische verklaring voor bovenstaande misses wordt gegeven in de discussiesectie.
4.2.6 False alarms lachen: Groep B
Een andere vraag die na deze resultaten naar voren komt is:
“Hoe komt het dat niet elke lach van de participanten uitgelokt wordt door de lach van de spreker?”. In de statistiekwereld worden dit ‘false alarms’ genoemd. Hoewel deze verklarende vraag net als de vorige vraag beantwoord wordt in de discussiesectie gaat daar 37
eerst een analyse aan vooraf die in de resultatensectie besproken wordt. Uit de dataset bleek dat er bij Groep B 35 keer een false alarm plaatsvond van de 128 keer dat er door de participanten een lach verwacht werd. Dit staat gelijk aan 27.34 procent. Van die 35 keer vond één false alarm plaats net nadat de spreker gelachen had. Tevens werd er vier keer een lach verwacht aan het begin en twee keer aan het eind van een fragment. De overige 28 false alarms konden niet in één van bovenstaande categorieën worden geplaatst. In de discussiesectie wordt op een theoretische verklaring van de false alarms ingegaan.
4.2.7 False alarms lachen: Groep A
Bij Groep A vonden er 410 false alarms plaats van de 858
keer dat er door de participanten gelachen werd. Dit komt neer op 47.79 procent. Bij achttien van de 410 keer werd door de participant gelachen net voordat de spreker lachte. Ook vonden er 33 lachen plaats nadat de spreker was uitgelachen. De participanten lachten in dat geval dus nog even door terwijl de spreker al gestopt was met lachen. De meeste false alarms vonden plaats aan het begin en eind van verschillende fragmenten. In totaal vonden 98 lachen plaats aan het begin van zes verschillende fragmenten (23.90 procent) en 96 lachen vonden plaats aan het eind van tien verschillende fragmenten (23.41 procent). Tot slot bleven er nog 165 false alarms over die niet in één van bovenstaande categorieën geplaatst konden worden. In de discussiesectie zal verder ingegaan worden op een theoretische verklaring voor bovenstaande false alarms. Uit voorgaande secties blijkt dat er meer misses voorkomen bij Groep B dan bij Groep A, terwijl er bij Groep A meer false alarms plaatsvinden dan bij Groep B. Dit verschil is grafisch weergegeven in Figuur 11.
38
Figuur 11: Misses en false alarms van Groep A en B
4.3 Analyse van auditieve en visuele feedback 4.3.1 Descriptieve analyse
Uit de resultaten bleek dat Groep B in totaal 736 feedbackmomenten
verwachtte terwijl Groep A 2277 keer feedback gaf. In werkelijkheid is er dus meer dan drie keer zoveel keer feedback gegeven dan verwacht werd. Tevens verwachtte Groep B dat er meer auditieve (541) dan visuele feedback (195) gegeven zou worden, terwijl Groep A meer visuele (1867) dan auditieve feedback (410) gaf. Dit verschil is gevisualiseerd in Figuur 12.
Figuur 12: Auditieve en visuele feedback van Groep A en B
39
Met visuele feedback wordt het knikken met het hoofd bedoeld en met auditieve feedback wordt gedoeld op de gesproken woorden. Tijdens het experiment werd zowel door Groep A als Groep B gebruik gemaakt van drie verschillende auditieve feedbackgeluiden te weten ‘oké’, ‘ja’ en ‘uh-huh’. ‘Oké’ kwam het vaakst voor bij zowel Groep A als B gevolgd door ‘ja’ en ‘uh-huh’. Groep B verwachtte dat er vaker ‘oké’ gezegd zou worden dan daadwerkelijk gedaan is door Groep A, namelijk; 343 keer ten opzichte van 211 keer. Opvallend is dat het aantal keer dat de woorden ‘ja’ en ‘uhu’ verwacht en daadwerkelijk uitgesproken werden erg dicht bij elkaar lagen. Groep B verwachtte dat er 159 keer ‘ja’ gezegd zou worden terwijl dit in werkelijkheid slechts één keer minder was; namelijk 158 keer. Ook het aantal keer dat het woord ‘uh-huh’ verwacht en uitgesproken werd, verschilde minimaal. Groep B verwachtte dat er 39 keer ‘uh-huh’ door Groep A uitgesproken zou worden, terwijl dit in werkelijkheid 41 keer was. Een visuele weergave van bovenstaande informatie is weergegeven in Figuur 13.
Figuur 13: Auditieve feedbackcategorieën Groep A en B
400,00 350,00
Aantal keer
300,00 250,00 Groep A
200,00
Groep B
150,00 100,00 50,00 0,00 Oke
Ja
Uh-huh
Auditieve Feedback
4.3.2 Statistische analyse: hoofdeffecten
Om antwoord te kunnen geven op de vraag of de
(verwachte) feedback uitgelokt wordt door de eye gaze van de spreker wordt de data wederom getoetst met de Repeated Measures ANOVA. Tabel 3 toont de gemiddelden en standaarddeviaties van het aantal keer dat er auditieve en visuele feedback verwacht of gegeven werd door de Participanten (Groep A versus Groep B). Tevens geeft de tabel weer of deze getallen verschillen per Methodiek (Precision versus Recall) en Feedbackvorm (Auditief versus Visueel). De gemiddelden in de tabel zijn uitgedrukt in percentages.
40
Tabel 3: Overzicht gemiddelden en standaarddeviaties van (verwachte) feedback voor Participanten (Groep A versus Groep B), Methodiek (Precision versus Recall) en Feedbackvorm (Auditief versus Visueel) (N = 40)
Methodiek Precision
Recall
Feedbackvorm
Participant
Gemiddelde
SD
Gemiddelde
SD
Visueel
Groep A Groep B
49.40 32.35
9.20 24.64
14.45 1.00
1.17 7.32
Auditief
Groep A Groep B
59.85 44.25
16.65 7.73
3.35 3.50
1.50 1.10
Noot. De gemiddelden zijn uitgedrukt in percentages
Uit de resultaten bleek dat er een significant hoofdeffect is van Participanten; F (1,19) = 52.40, p = .00, p= .734. Dit wijst erop dat Groep A tijdens het experiment vaker feedback gaf (M = 31.76, SE = 1.20) dan Groep B verwacht had (M = 20.28, SE = 1.44). Echter, dit hoofdeffect moet genuanceerd bekeken worden aangezien dit effect afhankelijk is van de Methodiek. Er is ook een significant hoofdeffect van Methodiek; F (1,19) = 368.77, p = .00,
p = .951 gevonden. Dit resultaat wijst erop dat wanneer de data vanuit de spreker (Precision) geanalyseerd wordt er hoger gescoord wordt (M = 46.46, SE = 2.08) dan wanneer deze data vanuit de ontvanger (Recall) bekeken wordt (M = 5.58, SE = 0.47). Met andere woorden, de eye gaze van de spreker leidde ongeveer in 46 van de 100 keer tot (verwachte) feedback. Wanneer de relatie vanuit de ontvanger geanalyseerd wordt, wordt significant lager gescoord. De (verwachte) feedback van de participanten vond in ongeveer 5 van de 100 gevallen plaats op het moment dat de spreker in de camera keek. Echter, ook dit resultaat moet genuanceerd bekeken worden aangezien dit afhankelijk is van de Participanten en Feedbackvorm. Tot slot is er ook een significant hoofdeffect van Feedbackvorm; F (1,19) = 4.82, p = .04, p = .202, wat erop wijst dat er vaker auditieve (M = 27.74, SE = 1.02) dan visuele feedback (M = 24.30, SE = 1.57) gegeven werd. Wederom moet ook dit significant hoofdeffect genuanceerd bekeken worden, aangezien dit resultaat afhankelijk is van de Methodiek.
4.3.3 Statistische analyse: interactie-effecten
Uit de resultaten bleek dat er een significant
interactie-effect is tussen Feedbackvorm (Auditief versus Visueel) en Methodiek (Precision versus Recall); F (1,19) = 19.70, p = .00, p = .509. Dit houdt in dat de dekking hoger is bij
41
de auditieve feedback (M = 7.73, SE = 0.85) dan bij de visuele feedback (M = 3.43, SE = 0.20) en dat de precisie hoger is bij de visuele feedback (M = 52.05 SE = 2.07) dan bij de auditieve feedback (M = 40.88, SE = 3.09). Met andere woorden, de eye gaze van de spreker had een sterker effect op de (verwachte) visuele feedback dan op de (verwachte) auditieve feedback. Ook werd er vaker visuele dan auditieve feedback verwacht en gegeven wanneer de spreker niet in de camera keek. Daarnaast wordt er hoger gescoord wanneer de relatie tussen de spreker en ontvanger vanuit de spreker (Precision) wordt bekeken dan wanneer deze vanuit de ontvanger (Recall) wordt geanalyseerd. Met andere woorden, de eye gaze van de spreker leidde tussen de 40.88 en 52.05 procent van de gevallen tot (verwachte) feedback bij de participant. Anderzijds vond de (verwachte) feedback gemiddeld tussen de 3.43 en 7.73 procent van de gevallen plaats op het moment dat de spreker in de camera keek. Dit interactieeffect is gevisualiseerd in Figuur 14. Figuur 14: Interactie-effect tussen Feedbackvorm (Auditief versus Visueel) en Methodiek (Precision versus Recall)
Feedbackpercentage
60,00 50,00 40,00 Auditief
30,00
Visueel
20,00 10,00 0,00 Precision
Recall Methodiek
Ook vond er een significant interactie-effect plaats tussen Participanten (Groep A versus Groep B) en Methodiek (Precision versus Recall); F (1,19) = 11.51, p = .00, p = .377, wat betekent dat wanneer de relatie vanuit de spreker (Precision) wordt bekeken, Groep A (M = 54.63 SE = 2.25) significant hoger scoorde dan Groep B (M = 38.30 SE = 2.79). Anderzijds, wanneer de relatie vanuit de ontvanger (Recall) wordt bekeken, scoorde Groep B (M = 8.90 SE = 0.85) significant hoger dan Groep A (M = 2.25 SE = 0.21). Dit betekent dat de eye gaze van de spreker een groter effect had op Groep A dan op Groep B, maar ook dat Groep A vaker dan Groep B feedback gaf op het moment dat de spreker niet in de camera keek. 42
Daarnaast wordt in zijn totaliteit hoger gescoord wanneer de relatie vanuit de spreker (Precision) geanalyseerd wordt dan wanneer deze vanuit de ontvanger (Recall) wordt bekeken. De spreker haar eye gaze lokte bij Groep A gemiddeld in 54.63 procent van de gevallen feedback uit en bij Groep B leidde de eye gaze in 38.30 procent van de gevallen tot verwachte feedback. Vanuit de participant gezien, kwam slechts 2.25 procent van de door Groep A gegeven feedback en 8.90 procent van de door Groep B verwachte feedback overeen met de spreker haar eye gaze. Figuur 15 geeft een visuele weergave weer van het interactieeffect tussen Participanten (Groep A versus Groep B) en Methodiek (Precision versus Recall). Tot slot bleek er geen interactie-effect te zijn tussen Feedbackvorm (Auditief versus Visueel) en Participanten (Groep A versus Groep B); F (1,19) = 3.17, p = .09. Ook vond er geen drieweg-interactie plaats tussen Feedbackvorm (Auditief versus Visueel), Participanten (Groep A versus Groep B) en Methodiek (Precision versus Recall; F (1,19) = 2.57, p = .13.
Figuur 15 : Interactie-effect tussen Participanten (Groep A versus Groep B) en Methodiek (Precision versus Recall)
Feedbackpercentage
60,00 50,00 40,00 Groep A
30,00
Groep B
20,00 10,00 0,00 Precision
Recall Methodiek
4.3.4 Misses eye gaze: Groep B
Ook na deze analyse komt de vraag naar boven: “Hoe komt het dat
niet elke eye gaze van de spreker leidt tot feedback bij de participant?”. Voordat deze vraag beantwoord wordt in de discussiesectie, wordt eerst een analyse gedaan. De dataset laat zien dat er in totaal 316 eye gazes bij de spreker plaatsvonden. Bij Groep B kwam het 267 keer voor dat een eye gaze van de spreker niet leidde tot het verwachten van feedback. Dit komt neer op 84.49 procent. Doordat dit percentage zo hoog ligt wordt er niet
43
verder ingezoomd op een verklaring van deze misses. Wel wordt het vermoeden gewekt dat andere factoren een rol hebben gespeeld bij het uitlokken van feedback.
4.3.5 Misses eye gaze: Groep A
Bij Groep A kwam het 107 keer voor dat de eye gaze van de
spreker niet tot feedback leidde. Dit komt neer op 33.86 procent van de gevallen. Als er verder ingezoomd wordt op de “misses”, is het aannemelijk dat bijvoorbeeld de spreker bij een reeks van vijf woorden in de camera kijkt, maar niet bij alle woorden feedback gegeven wordt. Zo zou het kunnen dat maar bij één woord uit de woordenreeks feedback gegeven is. Uit de analyse van de dataset bleek dat bovenstaande situatie 68 van de 107 keer bij 26 verschillende woordenreeksen voorkwam. Dit komt neer op 63.55 procent van de misses. 4.3.6 False alarms eye gaze: Groep B Anderzijds
speelt de volgende vraag ook een rol: “Hoe komt
het dat participanten feedback geven terwijl er geen eye gaze bij de spreker plaatsvindt?”. Welke verklaring kan voor deze false alarms gegeven worden? Ook deze vraag wordt beantwoord in de discussiesectie. De voorafgaande analyse wordt hieronder besproken. Bij Groep B kwam het 434 van de 736 keer voor dat er geen feedback verwacht werd terwijl de spreker wel in de camera keek. Dit komt neer op 58.97 procent van de gevallen. Deze aantallen zijn zo hoog dat er niet verder ingezoomd wordt op de false alarms. Daarnaast wordt door dit hoge aantal het vermoeden versterkt dat andere factoren een grotere rol spelen bij het uitlokken van feedback.
4.3.7 False alarms eye gaze: Groep A
Bij Groep A vonden er 1160 false alarms plaats van de 2277
keer dat er feedback gegeven is. Dit komt neer op 50.94 procent van de gevallen. Ook deze aantallen doen vermoeden dat de eye gaze weinig effect had op het uitlokken van feedback. Wellicht hebben prosodische factoren meer invloed op het geven van feedback. Een grafische weergave van de misses en false alarms van Groep A en B is weergegeven in Figuur 16.
44
Figuur 16: Misses en false alarms van Groep A en B
90,00 80,00
Aantal keer
70,00 60,00 50,00
Groep A
40,00
Groep B
30,00 20,00 10,00 0,00 Misses
4.3.8 Analyse van prosodische factoren Volgens
False Alarms
Ward en Tsukahara (2000) is een lage toonhoogte
de beste ‘cue’ voor het geven van feedback. Reden daarvoor is dat een lage toonhoogte aangeeft dat het einde van een zin nadert. Vaak vindt er tussen twee zinnen een kleine pauze plaats waardoor er ruimte voor de ontvanger is om feedback te geven. Daarom wordt in deze scriptie de combinatie van een lage toonhoogte en pauze gebruikt om het einde van een zin als feedbackindicator te analyseren. Daarnaast zou een veranderende intonatie waarbij de spreker zijn of haar stemgeluid verhoogt een goede feedbackvoorspeller zijn (Saito, 1997). Dit indiceert namelijk dat de spreker de nadruk wil leggen op een woord dat van belang is voor de betekenisvorming van de boodschap. Volgens Saito (1997) krijgt de ontvanger hierdoor de neiging om terug te koppelen of het woord goed is overgekomen door middel van feedback. Onderstaande secties zal beide feedbackindicatoren verder analyseren.
4.3.9 Misses en false alarms intonatie
In totaal werd op 98 woorden de nadruk gelegd door de
spreker. Bij Groep B kwam het 39 van de 98 keer voor dat dit niet tot verwachte feedback leidde, wat neerkomt op 39.80 procent. Anderzijds kwamen er 400 false alarms voor van de 736 keer dat er feedback verwacht werd door Groep B. Dit komt neer op 54.35 procent. Hoewel intonatie bij Groep B beter scoort wat betreft de misses dan bij eye gaze wordt er slechter gescoord op de false alarms. Bij Groep A kwam het 14 van de 98 keer voor dat er geen feedback gegeven werd terwijl de spreker haar intonatie veranderde Dit komt neer op 14.29 procent. Daarnaast kwamen er 1662 false alarms voor van de 2277 keer dat er door Groep A feedback gegeven werd, wat
45
neerkomt op 72.99 procent. Groep A scoort dus ook beter op de misses bij intonatie dan eye gaze maar slechter op de false alarms. Wellicht is een lage toonhoogte in combinatie met een pauze om het einde van een zin aan te duiden een betere voorspeller voor de verwachte/uitgelokte feedback. Een verdere analyse zal dit uitwijzen.
4.3.10 Misses en false alarms lage toonhoogte + pauze
In totaal werd 86 keer het einde van een zin
aangeduid door middel van een lage toonhoogte in combinatie met een korte pauze. Het aantal keer dat er geen feedback verwacht werd door Groep B terwijl een zin eindigde kwam neer op zes keer. Dit komt neer op een misses-percentage van 6.98. False alarms kwamen in totaal 73 keer voor bij Groep B wat gelijk staat aan een percentage van 9.92. Anderzijds bleek dat er bij Groep A vijf misses plaatsvonden wat gelijk staat aan 5.81 procent. Tevens vonden er 1333 false alarms plaats wat neerkomt op 58.54 procent. Deze analyse laat zien dat zowel door Groep A als B beter gescoord wordt op de misses bij de combinatie van een lage toonhoogte met een pauze dan bij intonatie en eye gaze. Bij de false alarms wordt door Groep B ook beter gescoord bij de lage toonhoogte in combinatie met een pauze dan bij intonatie en eye gaze. Door Groep A wordt bij een lage toonhoogte in combinatie met een pauze beter gescoord op de false alarms dan bij intonatie, maar vergeleken met eye gaze wordt er slechter gescoord.
4.3.10 Feedbackscore van prosodische feedbackindicatoren
Tabel 4 geeft een overzicht weer van de
feedbackscore van de twee prosodische feedbackindicatoren; intonatie en lage toonhoogte in combinatie met een pauze. De scores geven aan hoeveel procent van de (verwachte) feedback toe te kennen is aan welke categorie. Uit de resultaten blijkt dat een lage toonhoogte in combinatie met een pauze de beste feedbackindicator is voor zowel Groep A als B. Tabel 4: Overzicht (verwachte) feedback van Groep A en B gebaseerd op intonatie en lage toonhoogte in combinatie met pauze (N = 40)
Prosodische factor
Participanten
Intonatie
Lage toonhoogte + pauze
Groep A
Groep B
-
-
991 (43.52)
48 (6.52)
+
-
297 (13.04)
33 (4.48)
-
+
524 (23.02)
359 (48.78)
+
+
465 (20.42)
296 (40.22)
Noot. De getallen tussen haakjes zijn uitgedrukt in percentages
46
5. Discussie
5.1 Lach van de spreker als feedbackindicator
Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat Groep A meer dan zeven keer zoveel lacht als dat Groep B verwacht had (128 versus 907 keer). Dit betekent dat Groep B de aanwezigheid van de (lach van de) spreker in een interactie onderschat. Tevens onderschat Groep B de actieve houding van de ontvanger. Zoals eerder aangegeven, is de invloed van de lach van de spreker op de ontvanger op twee manieren te bekijken: zowel vanuit de Precision als Recall methode. Uit de onderzoeksdata blijkt dat door zowel Groep A als B hoger gescoord wordt wanneer de relatie vanuit de spreker bekeken wordt (Precision) dan wanneer deze vanuit de ontvanger (Recall) geanalyseerd wordt. Er kan met een zekerheid van ongeveer 71 procent gesteld worden dat de lach van de spreker een (verwachte) lach uitlokt bij de ontvanger. Deze resultaten sluiten aan bij het onderzoek van Knapp en Hall (2009) waarin vermeld wordt dat de lach van de spreker invloed heeft op de ontvanger. Reden hiervoor is dat men van kinds af aan anderen imiteert om op deze manier de eigen vaardigheden te ontwikkelen. Anderzijds ligt de score vanuit de Recall methode gezien significant lager dan wanneer deze vanuit de Precision methode wordt bestudeerd. Groep A scoort bij de Precision methode 44.25 procent en Groep B scoort met 6.35 procent significant lager dan Groep A. Deze resultaten geven aan dat het lachen van de ontvanger verschillende redenen kan hebben en niet altijd uitgelokt wordt door de lach van de spreker. Tevens laat het significante verschil tussen Groep A en B zien dat de Recall hoger is dan Groep B ingeschat had. Er wordt door Groep A vaker gelachen op het moment dat de spreker ook lacht dan Groep B verwacht had. Wederom blijkt uit deze resultaten dat Groep B de aanwezigheid (van de lach) van de spreker in een interactie onderschat. Uit bovenstaande data blijkt dat niet elke lach van de spreker een lach uitlokt bij Groep A en B en dat Groep A en B niet alleen lachen wanneer de spreker lacht. Paragraven 5.1.1 en 5.1.2 gaan in op de deelvraag waarom niet elke lach van de spreker een lach uitlokt bij de ontvanger. Anderzijds gaan paragraven 5.1.3 en 5.1.4 in op de deelvraag hoe het komt dat de ontvanger ook lacht wanneer de spreker niet lacht. Indien interessant worden beide groepen met elkaar vergeleken om uitspraken te doen over de voorspelbaarheid van de lach.
5.1.1 Verklaring misses Groep B
Bij Groep B komt het bij 53 van de 68 (77.94 procent) door de
spreker lachend uitgesproken woorden voor dat er geen lach verwacht wordt bij de ontvanger. Het overgrote deel van deze misses, namelijk 39.62 procent, is toe te wijzen aan een initiële 47
lach van de spreker. De spreker lacht in dit geval voordat ze de grap maakt. Nadat ze de grap heeft verteld, wordt alsnog een lach verwacht door Groep B. Een logische verklaring voor deze misses, is dat er nog geen lach verwacht wordt omdat de grap nog niet bekend is. Ook de tegenovergestelde situatie komt in 18.87 procent van de gevallen voor. In dat geval lacht de spreker nog even door terwijl Groep B geen lach (meer) verwacht. Mogelijk wordt er geen lach verwacht, omdat de spreker tegelijkertijd belangrijke informatie over het tangramfiguur vertelt en daardoor door Groep B verwacht wordt dat de ontvanger op dat moment geconcentreerd naar de beschrijving van het tangramfiguur luistert. In 13.21 procent van de gevallen wordt niet bij alle woorden, maar bij enkele woorden van een door de spreker lachend uitgesproken woordenreeks een lach verwacht door Groep B. Bij deze misses lijkt het erop dat het verschil tussen theorie en praktijk een rol speelt. In de praktijk heeft men vaak te maken met een uitvagend effect, het moment waarop een lach ‘vervaagd’ en deze overgaat in een neutrale gezichtsuitdrukking. Het lijkt erop dat Groep B enkel bij het woord dat de lach uitlokt een vinkje heeft gezet. In de praktijk is er ook een “hoofdtrigger” die de lacht uitlokt, maar vaak wordt op de lach van de spreker geanticipeerd of wordt er nog even nagelachen. De indruk wordt gewekt dat Groep B met deze realistische manier van lachen geen rekening heeft gehouden. Daarnaast komt het bij 5.66 procent van de gevallen voor dat er door de spreker aan het begin van een fragment wordt gelachen, maar dat er geen lach verwacht wordt door Groep B. Ook lacht de spreker in 11.32 procent van de gevallen aan het eind van een fragment terwijl er door Groep B geen lach verwacht wordt. Mogelijk speelt hierbij de reden waarom er door de spreker gelachen wordt een rol. Volgens Krivonos en Knapp (1975) heeft deze vorm van lachen (aan begin en eind van een gesprek) als doel om een vriendelijke en positieve stemming te creëren. In deze gevallen wordt er dus niet gelachen omdat er iets grappigs verteld wordt. Mogelijk heeft Groep B vooral de momenten aangevinkt waarbij een lach verwacht wordt omdat er iets grappigs gebeurt. Het kan zijn dat er weinig tot geen rekening gehouden is met het feit dat een lach meerdere betekenissen kan hebben. Tevens blijkt uit de onderzoeksdata van Groep A dat de lach als vriendelijk gebaar van de spreker in alle gevallen een lach bij Groep A uitlokt. Het lijkt er op dat Groep B deze vorm van lachen heeft onderschat. Tot slot blijft er nog 11.32 procent over waarbij het voorkomt dat de spreker lacht terwijl ze tegelijkertijd belangrijke informatie doorgeeft. Mogelijk wordt in dit geval geen lach door Groep B verwacht omdat gedacht wordt dat Groep A op dat moment geconcentreerd naar de beschrijving luistert.
48
5.1.2 Verklaring misses Groep A
Bij slechtst 13 van de 68 (19.12 procent) door de spreker
lachend uitgesproken woorden wordt niet gelachen door Groep A. Van deze misses bestaat 30.77 procent uit een initiële lach van de spreker. Zoals in paragraaf 5.1.1 te lezen is, betekent dit dat de spreker voordat ze haar grap vertelt al om haar eigen grap moet lachen. Een logische verklaring is dat er niet door Groep A gelachen is, omdat ze nog niet weten wat de grap is. De omgekeerde situatie komt ook in 30.77 procent van de gevallen voor. In dit geval lacht de spreker nog even door om haar eigen grap terwijl ze tegelijkertijd belangrijke informatie doorgeeft. Aan de hand van het datamateriaal lijkt het erop dat de ontvanger niet lacht, omdat deze geconcentreerd naar de beschrijving van de spreker luistert. De resterende 38.46 procent van de misses komt voort uit één zin van vijf woorden. Hierbij lacht de spreker omdat ze voor zichzelf heeft uitgevonden hoe ze het tangramfiguur het beste kan omschrijven, terwijl de ontvanger de indruk wekt dat hij/zij aandachtig aan het luisteren is om de belangrijke informatie niet te missen.
5.1.3 Verklaring false alarms Groep B
Anderzijds komt het bij Groep B 35 van de 128 (27.34
procent) keer voor dat er een lach verwacht wordt terwijl de spreker niet lacht. Van deze false alarms vindt 2.86 procent plaats net nadat de spreker gelachen heeft. In dit geval verwacht Groep B dus dat er nog even doorgelachen wordt door Groep A. Verder vindt 11.43 procent van de false alarms plaats aan het begin van een fragment en 5.71 procent van de gevallen vindt plaats aan het eind van een fragment. Het verwachten van een lach bij het begin van een fragment kan duiden op dat Groep B inschat dat de ontvanger op deze momenten de spreker begroet met een glimlach. Echter, er wordt niet consistent door Groep B een glimlach verwacht aan het begin of eind van een fragment. Er is geen aanwijsbare reden gevonden voor deze inconsistentie. Tot slot blijft er nog tachtig procent over waarbij het lijkt dat Groep B een lach verwacht, omdat de ontvanger de beschrijving zelf grappig vindt ongeacht of de spreker deze grappig vindt. Een voorbeeld hiervan is dat er een lach verwacht wordt bij de woordspeling ‘eentje’ in de context ‘er is d’r eentje die loopt’ terwijl een eendachtig tangramfiguur wordt omschreven.
5.1.4 Verklaring false alarms Groep A Door
Groep A is 858 keer tijdens het experiment gelachen.
Bij 410 (47.79 procent) gevallen gaat het om een false alarm. Daarvan is 4.39 procent toe te wijzen aan een initiële lach van Groep A. Met andere woorden, de ontvanger anticipeert op de lach van de spreker omdat hij/zij aanvoelt dat er een grappige situatie aankomt. In 8.05 procent van de gevallen komt de omgekeerde situatie voor; Groep A lacht nog even door 49
terwijl de spreker al opgehouden is met lachen. Bovenstaande false alarms zijn dus eigenlijk wel een reactie op de lach van de spreker. Daarnaast vindt 23.90 procent van de false alarms plaats aan het begin en 23.41 procent vindt plaats aan het eind van een fragment. Opvallend is dat deze false alarm percentages erg hoog liggen. Oftewel, het komt vaak voor dat Groep A lacht om een positieve en vriendelijke stemming te creëren (Krivonos & Knapp, 1975), zelfs wanneer de spreker niet lacht. Mogelijk vindt Groep A het belangrijk om aardig gevonden door de spreker. Uiteindelijk blijft er nog 40.24 procent aan false alarms over die waarschijnlijk toe te wijzen zijn aan een beschrijving die de ontvanger zelf grappig vindt, maar waarbij de spreker geen grappige intentie had. Een voorbeeld hiervan is de zin ‘het ziet er een beetje uit als een mond met tanden’. De spreker lacht niet bij deze zin terwijl een groot deel van Groep A lacht bij de woorden ‘mond met tanden’. Deze lach staat dus los van de lach van de spreker.
5.2 Eye gaze van de spreker als feedbackindicator 5.2.1 Descriptieve analyse met verklaring
Uit de resultaten blijkt dat alle participanten van Groep
A feedback geven tijdens de conversatie. Dit sluit aan bij het onderzoek van Swerts et al., (1998) waarin wordt gesteld dat mensen de neiging hebben om feedback te geven, omdat communicatie geen exact data transfer proces is. Met andere woorden, de ontvanger geeft feedback zodat de spreker weet dat de boodschap goed is overgekomen. Tevens sluit dit onderzoeksresultaat aan bij de studies van Anderson en Ross (2002) en het ‘Interactional Model of Communicatie’ van Schramm (1954) waarin wordt aangeven dat de ontvanger actief betrokken is bij de conversatie. Daarnaast blijkt uit de onderzoeksresultaten dat de ontvanger twee taken tegelijkertijd kan uitvoeren; luisteren en spreken. Diverse malen komt het voor dat een ontvanger luistert en tegelijkertijd visuele feedback geeft door middel van een knikje. Dit onderzoeksresultaat sluit aan bij het ‘Transactional Model of Communication’ van Barnlund (1970), waarbij het standpunt wordt ingenomen dat een persoon tegelijkertijd zender en ontvanger kan zijn. Verder is het opvallend dat alle participanten die door hebben dat het om een filmpje gaat, geen feedback geven. Hoewel feedback spontaan gegeven wordt, lijkt er dus een bewuste component in te zitten. Bij het vergelijken van Groep A met Groep B, blijkt dat Groep A drie keer zoveel feedback geeft dan dat Groep B verwacht had; namelijk 2277 keer tegen opzichte van 736 keer. Groep B schat de ontvanger dus passiever in dan dat deze daadwerkelijk is. Daarnaast wordt bewijs gevonden voor het onderzoek van Ward (1996) waarin wordt gesteld dat wanneer de uitwisseling van informatie als belangrijk wordt ervaren (zoals bij het 50
Tangramspel) men meer de neiging heeft om feedback te geven. Dit blijkt uit het feit dat Groep A (de groep die daadwerkelijk deelnam aan het experiment) vaker feedback geeft dan Groep B (waarvan een reflectieve en passieve rol werd verwacht). Een ander opmerkelijk resultaat is dat Groep B meer auditieve dan visuele feedback verwacht terwijl Groep A meer visuele dan auditieve feedback geeft. Dit sluit aan bij het onderzoek van Boyle et al. (1994) waarin aangegeven wordt dat er meer auditieve dan visuele feedback gegeven wordt wanneer men elkaar niet kan zien. Hoewel Groep B moest inschatten wanneer Groep A feedback geeft, weet Groep B dat zij zelf niet door de spreker gezien worden. Het is aanneembaar dat Groep B om die reden vaker auditieve dan visuele feedback verwacht. In het geval van Groep A, waarbij beide partijen elkaar zogenaamd wel kunnen zien, wordt meer visuele dan auditieve feedback gegeven. Waarschijnlijk komt dit doordat deze vorm van feedback ‘zogenaamd’ wel opgemerkt wordt door de gesprekspartner en als bijkomend voordeel heeft dat de spreker niet wordt onderbroken in zijn of haar verhaal. Bij het inschatten en geven van auditieve feedback zijn drie woorden gebruikt; ‘oké’, ‘ja’ en ‘uh-huh’. ‘Oké’ komt bij beide groepen veruit het vaakste voor. Bij Groep A 211 keer en bij Groep B 343 keer. Groep B overschat dus de frequentie van het woord ‘oké’. Dit heeft waarschijnlijk te maken met het feit dat Groep B sowieso meer auditieve feedback verwacht om eerder genoemde reden. Opvallend is dat er een realistische schatting gemaakt is over hoeveel keer de woorden ‘ja’ en ‘uh-huh’ gezegd zouden worden. Bij het woord ‘ja’ blijkt Groep B één keer teveel in te schatten; 159 versus 158 keer en bij het woord ‘uh-huh’ twee keer teveel; 41 versus 39 keer. Het is onduidelijk hoe het kan dat de frequentie van deze woorden zo precies ingeschat kon worden.
5.2.2 Statistische analyse met verklaring
De onderzoeksresultaten geven aan dat er een significant
interactie-effect is tussen Methodiek (Precision versus Recall) en Feedbackvorm (Auditief versus Visueel). De eye gaze van de spreker heeft een sterker effect op de (verwachte) visuele dan de (verwachte) auditieve feedback. Tegelijkertijd wordt er ook vaker visuele dan auditieve feedback verwacht en gegeven wanneer de spreker niet in de camera kijkt. Dit resultaat komt deels overeen met het onderzoek van Boyle et al. (1994). Wanneer men elkaar ziet is men eerder geneigd om visuele dan auditieve feedback te geven. Zo kan er feedback gegeven worden door middel van een knikje zonder dat de spreker geïnterrumpeerd wordt in zijn of haar audiosignaal. Anderzijds wordt er volgens Boyle et al. (1994) vaker auditieve dan visuele feedback gegeven wanneer men elkaar niet ziet, omdat anders het feedbacksignaal niet opgemerkt wordt. De resultaten uit deze scriptie spreken dit deels tegen. Een mogelijke 51
verklaring is dat er door participanten niet alleen visuele feedback gegeven en verwacht wordt om aan te geven dat de boodschap is overgekomen, maar ook omdat zij weten welk tangramfiguur beschreven wordt. Een knikje kan dus ook een gebaar van herkenning zijn dat onbewust door de ontvanger wordt gegeven (reactieve feedback, Peters et al. (2007)). In dat geval zal de ontvanger niet bewust timen om feedback te geven wanneer de spreker in de camera kijkt. Tevens blijkt uit het significante interactie-effect tussen Methodiek (Precision versus Recall) en Feedbackvorm (Auditief versus Visueel) dat wanneer het vraagstuk vanuit de spreker (Precision) benaderd wordt er hoger gescoord wordt dan wanneer deze vanuit de ontvanger (Recall) wordt geanalyseerd. Met andere woorden, de eye gaze van de spreker leidt in 40.88 tot 52.05 procent van de gevallen tot (verwachte) feedback bij de ontvanger. Anderzijds komt de (verwachte) feedback van de ontvanger maar in 3.43 tot 7.73 procent overeen met de eye gaze van de spreker. Ondanks dat de eye gaze af en toe (verwachte) feedback bij de ontvanger uitlokt, is het een onbetrouwbare voorspeller. Dit resultaat sluit niet aan bij de studie van Bavelas et al. (2002). In hun studie wordt beweerd dat de ontvanger feedback geeft wanneer de spreker hem of haar aankijkt om kenbaar te maken dat er nog steeds aandachtig geluisterd wordt. Mogelijk zijn de verschillende contexten een verklaring voor de differentiatie in de onderzoeksresultaten. Bij het onderzoek van Baveles et al. (2002) moeten participanten een spannend verhaal vertellen waarbij iets net niet gebeurde, een ‘close-call story’. In het experiment van deze scriptie wordt een spel gespeeld waarbij de participant naar een beschrijving luistert om vervolgens het juiste tangramfiguur te kiezen. Vervolgonderzoek kan dit vermoeden bevestigen of verwerpen door verschillende contexten tegen elkaar af te zetten. Onderzoeksresultaten geven ook een significant interactie-effect aan tussen Methodiek (Precision versus Recall) en Participanten (Groep A versus Groep B). Dit houdt in dat de eye gaze van de spreker een groter effect heeft op Groep A dan op Groep B. Hoewel dit betekent dat Groep B de kracht van de spreker (haar eye gaze) in een interactie onderschat, blijkt ook dat Groep A vaker dan Groep B feedback geeft op het moment dat de spreker niet in de camera kijkt. Deze resultaten doen vermoeden dat eye gaze niet de enige feedbackindicator is en dat mogelijk andere factoren een grotere rol spelen. Anderzijds blijkt uit het interactie-effect dat bij de relatie tussen de spreker en ontvanger hoger gescoord wordt wanneer de relatie vanuit de spreker wordt bestudeerd (Precision) dan wanneer deze vanuit de ontvanger wordt geanalyseerd (Recall). De spreker haar eye gaze lokt in 38.30 tot 54.63 procent van de gevallen feedback uit bij de ontvanger. Vanuit de ontvanger 52
gezien komt de (verwachte) feedback slechts in 2.25 tot 8.90 procent van de gevallen overeen met de eye gaze van de spreker. Naast het feit dat deze resultaten wederom bevestigen dat eye gaze een onbetrouwbare voorspeller is voor het inschatten van feedback, worden de vermoedens nogmaals versterkt dat andere feedbackindicatoren een grotere rol spelen bij het uitlokken van feedback. Paragraaf 5.2.3 gaat hier dieper op in door de misses en false alarms van Groep A en B in kaart te brengen.
5.2.3 Verklaring misses en false alarms Groep A en B
Bij Groep B komt het bij 267 van de 316
(84.49 procent) eye gazes van de spreker voor dat er geen feedback verwacht wordt. Groep A scoort aanzienlijk beter op de misses dan Groep B. Bij Groep A komt het bij 107 van de 316 (33.86 procent) eye gazes van de spreker voor dat er geen feedback gegeven wordt. Een mogelijke verklaring is dat de eye gaze van de spreker in reeksen plaatsvindt. Het is aannemelijk dat de spreker bijvoorbeeld bij vijf woorden in de camera kijkt, maar dat Groep A bij slechts enkele(n) eye gazes feedback geeft. Uit een diepgaandere analyse blijkt dat dit 68 van de 107 (63.55 procent) keer voorkomt en er daardoor 39 van de 316 (12.34 procent) misses overblijven waar geen verklaring voor gevonden kan worden. Deze resultaten geven aan dat de eye gaze mogelijk (een lichte) invloed heeft op het geven van feedback. False alarms komen daarentegen veelvuldig voor. Bij Groep B komt het bij 434 van de 736 (58.97 procent) keer voor dat er feedback verwacht wordt terwijl de spreker niet in de camera kijkt. Anderzijds komt het bij Groep A 1160 van de 2277 (50.94 procent) keer voor dat er feedback gegeven wordt zonder dat er in de camera gekeken wordt door de spreker. Deze aantallen verstevigen wederom het vermoeden dat mogelijk andere feedbackindicatoren, zoals prosodische factoren een grotere rol spelen (Saito, 1997; Ward & Tsukahara, 2000).
5.3 Prosodie van de spreker als feedbackindicator
Aangezien intonatie volgens Saito (1997) een goede feedbackvoorspeller is, is de intonatie van de spreker geanalyseerd. De spreker legt in totaal op 98 woorden de nadruk door haar stemgeluid te verhogen. Bij Groep B heeft dit in 39 misses (39.80 procent) geresulteerd. Ook komen er 400 van de 736 (54.35 procent) false alarms voor. Bij Groep A komen er 14 misses (14.29 procent) voor en is er sprake van 1162 (72.99 procent) false alarms van de 2277 keer dat er feedback gegeven is. Er wordt dus door zowel Groep A als B beter gescoord op de misses bij intonatie dan bij eye gaze. Met andere woorden, een veranderende intonatie lokt vaker (verwachte) feedback uit dan de eye gaze van de spreker. Daarnaast onderschat Groep B de kracht van een veranderende intonatie op de ontvanger. Groep B heeft namelijk 53
procentueel gezien bijna drie keer zoveel misses dan Groep A. Tegelijkertijd valt het op dat Groep A meer false alarms bij intonatie dan bij eye gaze heeft. Deze resultaten doen vermoeden dat intonatie niet de enige factor is die feedback uitlokt. Ward en Tsukahara (2000) stellen dat een lage toonhoogte in combinatie met een pauze een betrouwbare feedbackindicator is, omdat daarmee het einde van een zin wordt aangeduid en de ontvanger op dat moment ruimte krijgt om feedback te geven. Onderzoeksresultaten geven aan dat de spreker in totaal 86 keer het einde van een zin aanduidde door haar toonhoogte te verlagen en door een pauze tussen twee woorden in te lassen. Bij Groep B komen er 6 misses (6.98 procent) en 73 false alarms (9.92 procent) voor. Anderzijds vinden er bij Groep A 5 misses (5.81 procent) en 1333 false alarms (58.57 procent) plaats. Door zowel Groep A als B wordt beter gescoord op de misses ten opzichte van de eye gaze van de spreker. Dus een lage toonhoogte in combinatie met een pauze lokt eerder (verwachte) feedback uit dan eye gaze. Een mogelijke verklaring voor het feit dat prosodische factoren (intonatie en toonhoogte met pauze) beter scoren dan eye gaze is het mismatch fenomeen (Näätänen, Paavilainen, Titinen, Jiang & Alho, 1993). Dit houdt in dat wanneer ‘iets’ afwijkt van de standaardnorm, men de neiging heeft om aandachtiger te luisteren. Doordat er vaker een eye gaze plaatsvindt (316 keer) dan dat de intonatie verandert (98 keer) of de toonhoogte verlaagt in combinatie met een pauze (86 keer), is het aannemelijk dat er bij de prosodische factoren aandachtiger geluisterd wordt. Dit uit zich vervolgen in het geven van feedback (Bavelas et al., 2002). Ook wordt door beide groepen beter gescoord op de misses bij een lage toonhoogte in combinatie met een pauze dan bij intonatie. Mogelijk heeft dit te maken met de gesproken taal. Saito (1997) geeft namelijk aan dat intonatie vooral in Japan een goede feedbackvoorspeller is. Anderzijds is een lage toonhoogte in combinatie met een pauze een goede feedbackindicator bij zowel de Japanse als Engelse taal (Ward & Tsukahara, 2000). Aangezien de Nederlandse taal net als de Engelse taal afstamt van de Germaanse taal, is het aannemelijk dat er daarom bij dit Nederlandse experiment ook beter gescoord wordt bij de lage toonhoogte met pauze als feedbackindicator. Wat betreft de false alarms wordt door Groep B beter gescoord bij de lage toonhoogte met pauze dan bij eye gaze en intonatie als feedbackindicator. Resultaten geven aan dat een lage toonhoogte in combinatie met pauze bijna geen false alarms tot gevolg had en daardoor is deze feedbackindicator waarschijnlijk gebruikt door Groep B om te voorspellen wanneer er feedback gegeven wordt door Groep A. Bij Groep A blijkt deze feedbackindicator niet helemaal betrouwbaar te zijn. Hoewel Groep A wat betreft de false alarms bij een lage toonhoogte met pauze beter scoort vergeleken met 54
intonatie, wordt er slechter gescoord vergeleken met eye gaze. Toch is het percentage van de false alarms bij alle drie de feedbackindicatoren zo hoog dat er wordt vermoed dat een combinatie van factoren verantwoordelijk is voor de uitgelokte feedback bij Groep A. Het is daarom interessant om bij vervolgonderzoek aandacht te besteden aan een combinatie van verschillende visuele en prosodische factoren om op deze manier een set van betrouwbare feedbackindicatoren in kaart te brengen die gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor het uitlokken van feedback bij de ontvanger.
5.4 Beperkingen van het onderzoek
Hoewel het O-cam Paradigma feedback uitlokt met gecontroleerde stimuli en dus een ideale methode is voor dit soort onderzoeken, moet in het vervolg rekening gehouden worden met wie er wordt ingezet als confederate. De spreker was namelijk voor een aantal participanten een bekende waardoor soms niet geloofd werd dat de participant deel uitmaakte van een interactie. Daardoor kon de data van vijf participanten niet worden meegenomen. Het is dus raadzaam om bij replicatie van dit onderzoek een confederate in te zetten waarvan de kans klein is dat deze eerder in contact met de participant is gekomen. Ondanks deze kleine limitatie kon op basis van veertig participanten een betrouwbaar onderzoek worden verricht.
6. Conclusie Het doel van deze studie is om te onderzoeken wanneer er auditieve (de gesproken woorden ‘ja’, ‘oké’ en ‘uh-huh’) en visuele feedback (lachen en het knikken) verwacht en gegeven wordt aan de hand van de visuele factoren (lach en eye gaze) van de spreker. De feedback is uitgelokt door middel van het O-cam Paradigma; een onderzoeksmethodiek waarbij op een gecontroleerde manier feedback uitgelokt wordt in semi-spontane interacties. De onderzoeksgroep is opgesplitst in twee groepen: Groep A interacteerde actief met het filmpje en gaf feedback, terwijl Groep B op basis van het filmpje moest inschatten wanneer Groep A feedback zou geven. Er is onderscheid gemaakt tussen de twee onderzoeksgroepen om beter inzicht te verkrijgen in hoeverre feedback te voorspellen is. De eerste vraag ‘heeft het lachen van de spreker invloed op het uitlokken van een lach bij de ontvanger’ kan beantwoord worden met een ja. In ongeveer 71 procent van de gevallen lokt de lach van de spreker een lach uit bij de ontvanger. Ook blijkt dat er vaker gelachen wordt op het moment dat de spreker ook lacht dan verwacht werd. De aanwezigheid (van de
55
lach) van de spreker in een interactie wordt dus door Groep B onderschat. Daarnaast gebruikte Groep A de lach ook als sociaal middel; om iemand te begroeten of te bedanken. Ook deze manier van lachen werd onderschat door Groep B. De tweede vraag ‘heeft de eye gaze van de spreker invloed op het uitlokken van feedback bij de ontvanger’ kan beantwoord worden met het gegeven dat eye gaze deels verantwoordelijk is voor het uitlokken van feedback. In ongeveer 55 procent van de gevallen lokt eye gaze feedback uit bij de ontvanger. Eye gaze heeft een groter effect op de ontvanger dan in eerste instantie werd verwacht. Tegelijkertijd wordt er ook vaker dan verwacht feedback gegeven terwijl de spreker niet in de camera kijkt. Opvallend is dat de eye gaze een sterker effect heeft op visuele feedback dan op auditieve feedback. Anderzijds wordt er ook vaker visuele feedback gegeven terwijl de spreker niet in de camera kijkt. Doordat eye gaze geen volledig betrouwbare feedbackindicator is, is een verdere analyse gedaan naar prosodische factoren als indicator. De intonatie van de spreker blijkt een betere feedbackindicator te zijn dan eye gaze. Toch wordt meer dan zeventig procent van de door Groep A gegeven feedback niet uitgelokt door de intonatie van de spreker. Om deze reden is ook een lage toonhoogte in combinatie met een pauze als feedbackindicator geanalyseerd. Daaruit blijkt dat deze prosodische factor een betere feedbackindicator is dan zowel de intonatie als eye gaze van de spreker. Toch komt maar 59 procent van de uitgelokte feedback bij Groep A overeen met het moment waarop de spreker haar toonhoogte verlaagt en een pauze inlast. Deze resultaten doen vermoeden dat feedback niet uitgelokt wordt door één indicator, maar door een combinatie van factoren. Het is dan ook interessant om onderzoek te doen naar een combinatie van visuele en prosodische factoren om op deze manier een automatische feedbackvoorspeller te ontwikkelen die kan bijdragen aan het vermenselijken van computersystemen.
56
7. Referenties
Allwood, J., Nivre, J., & Ahlsén, E. (1992). On the semantics and pragmatics of linguistic feedback. Journal of semantics, 9(1), 1-26. Anderson, T. L., & Ross, V. (2002). Questions of communication: A practical introduction to theory. New York, NY: St. Martin’s Press. Barkhuysen, P., Krahmer, E., & Swerts, M. (2005). Problem detection in human–machine interactions based on facial expressions of users. Speech communication, 45(3), 343-359. Barnlund, D. C. (1970). A transactional model of communication. In K. K. Sereno & C. D. Mortensen (Ed.), Foundations of communication theory (pp. 83-102). New York, NY: Harper. Bavelas, J. B., Coates, L., & Johnson, T. (2002). Listener responses as a collaborative process: The role of gaze. Journal of Communication, 52(3), 566-580. Brunner, L. J. (1979). Smiles can be back channels. Journal of Personality and Social Psychology, 37(5), 728-734. Boyle, E. A., Anderson, A. H., & Newlands, A. (1994). The effects of visibility on dialogue and performance in a cooperative problem solving task. Language and speech, 37(1), 1-20. Clark, H. H., & Brennan, S. E. (1991). Grounding in communication. Perspectives on socially shared cognition, 13, 127-149. Clark, H. H., & Schaefer, E. F. (1989). Contributing to discourse. Cognitive science, 13(2), 259-294. Dance, F. E. X. (1967). Human Communication Theory. New York, NY: Holt. Day, G. S. (1992). Marketing’s contribution to the strategy dialogue. Journal of the Academy of marketing Science, 20(4), 323-329. Duncan, S. (1972). Some signals and rules for taking speaking turns in conversations. Journal of Personality and Social Psychology, 23(2), 283–292. Duncan, S., Fiske, D.W. (1985). Interaction structure and strategy. Cambridge, England: Cambridge University Press. Goodacre, R., & Zadro, L. (2010). O-Cam: A new paradigm for investigating the effects of ostracism. Behavior research methods, 42(3), 768-774. Gravano, A., & Hirschberg, J. (2011). Turn-taking cues in task-oriented dialogue. Computer Speech & Language, 25(3), 601-634. Knapp, M., & Hall, J. (2009). Nonverbal Communication in Human Interaction. Boston, MA: WadsWorth Cengage Learning. 57
Krahmer, E., Swerts, M., Theune, M., & Weegels, M. (2002). The dual of denial: Two uses of disconfirmations in dialogue and their prosodic correlates. Speech Communication, 36(1), 133-145. Krivonos, P. D., & Knapp, M. L. (1975). Initiating communication: What do you say when you say hello?. Communication Studies, 26(2), 115-125. Maynard, S. K. (1990). Conversation management in contrast: Listener response in Japanese and American English. Journal of Pragmatics, 14(3), 397-412. McGee, G., & Morrier, M. (2003). Clinical implications of research in nonverbal behavior of children with autism. In P. Philippot, R. S. Feldman, & E. J. Coats (Ed.), Nonverbal behavior in clinical settings (pp. 287-317). New York, NY: Oxford University Press. McNeill, D. (2000). Language and gesture. Cambridge, England: Cambridge University Press. Miketh2005. (2008, November 2008). World Leaders Don't Shake Bush's Hand At G20 Summit - CNN Reports – FAIL (repost) [Video file]. Geraadpleegd via youtube.com/ watch?v=zFFfWSpwlok. Näätänen, R., Paavilainen, P., Titinen, H., Jiang, D., & Alho, K. (1993). Attention and mismatch negativity. Psychophysiology, 30(5), 436-450. Onwuegbuzie, A. J., & Collins, K. M. T. (2007). A typology of mixed methods sampling designs in social science research. The Qualitative Report,12(2), 281–316. Pease, A. & Pease, B. (2004). Waarom mannen en vrouwen met hun lichaam zeggen wat ze eigenlijk niet willen vertellen. Antwerpen, Belgium: Spectrum. Peters, C., Pelachaud, C., Bevacqua, E., Ochs, M., Chafai, N. E., & Mancini, M. (2007). Towards a Socially and Emotionally Attuned Humanoid Agent. In A. Esposito, M. Bratanic & E. Keller (Ed.), Fundamentals of Verbal and Nonverbal Communication and the Biometric Issue (pp 332-342). Amsterdam, Netherlands: IOS Press. Rosenfeld, H. M., & Hancks, M. (1980). The nonverbal context of verbal listener responses. In M. R. Key (Ed.), The relationship of verbal and nonverbal communication (pp 193-206). Den Haag, Netherlands: Mouton Publishers. Sacks, H., Schegloff, E. A., & Jefferson, G. (1974). A simplest systematics for the organization of turn-taking for conversation. Language, 50(4), 696-735. Saito, M. (1997). Giji gimon intoneshon' ni kansuru kosatsu (Bachelor’s thesis, Tokyo University of Foreign Studies, Japan). Geraadpleegd via http://www.cs.utep.edu/ nigel/papers/ward-tsuka-jprag.pdf.
58
Schramm, W. L. (1954). The process and effects of mass communication. Urbana, IL: University of Illinois Press. Shannon, C., & Weaver, W. (1949). The mathematical theory of communication. Urbana, IL: University of Illinois Press. Shimojima, A., Katagiri, Y., Koiso, H., & Swerts, M. (2002). Informational and dialoguecoordinating functions of prosodic features of Japanese echoic responses. Speech communication, 36(1), 113-132. Swerts, M., Koiso, H., Shimojima, A., & Katagiri, Y. (1998). On different functions of repetitive utterances. Paper gepresenteerd op de IEEE International Conference on Spoken Language Processing, Wyndham Franklin Plaza Hotel, Philadelphia (USA), 3-6 augustus 1996. Trenholm, S. (1991). Human communication theory. Englewood Cliffs, NJ: Prentice-Hall. Yngve, V. (1970). On getting a word in edgewise. Paper gepresenteerd op de Sixth Regional Meeting Chicago Linguistic Society, University of Chicago, Illinois (USA), 16-18 april 1970. Ward, N. (1996). Using prosodic clues to decide when to produce back-channel utterances. Paper gepresenteerd op de IEEE International Conference on Spoken Language Processing, Wyndham Franklin Plaza Hotel, Philadelphia (USA), 3-6 augustus 1996. Ward, N. G., Novick, D. G., & Vega, A. (2012). Where in dialog space does uh-huh occur?. Paper gepresenteerd op de Interdisciplinary Workshop on Feedback Behaviors in Dialog, Skamania Lodge, Stevenson (USA), 7-8 september 2012. West, R. L., Turner, L. H. (2010). Introducing communication theory: Analysis and application. New York, NY: McGraw-Hill. Ward, N., & Tsukahara, W. (2000). Prosodic features which cue back-channel responses in English and Japanese. Journal of pragmatics, 32(8), 1177-1207. Windahl, S., Signitzer, B., & Olson, J. T. (2008). Using communication theory: An introduction to planned communication. Londen, England: Sage. Zaleski, K. (2008, December 21). World Leaders Don't Shake Bush's Hand At G20 Summit (VIDEO). Huffingtonpost. Geraadpleegd via http://www.huffingtonpost.com/2008/11/20 /world-leaders-dont-shake_n_145141.html.
59
Bijlagen
Bijlage A:
Script introductie O-cam Paradigma
Bijlage B:
Stappenplan experiment Groep A
Bijlage C:
Formulier feedback inschatten Groep B
Bijlage D:
Tangramfiguren
Bijlage E:
Chi-Kwadraat toets van datadistributie per participant
60
Bijlage A: Script introductie O-cam Paradigma Spelers: Experimentleider medespeler in filmpje: Marc Swerts Medespeler in filmpje: Lieke van Maastricht Experimentleider participant: Melanie Brugel Participant tijdens experiment: Participant X Script: 1. Experimentleider geeft mondelinge uitleg over het experiment en geeft een instructieblad aan de participant. Daarna vraagt zij aan de participant of hij/zij het consentformulier wil ondertekenen. Vervolgens wordt een oefenopdracht gedaan waarbij de experimentleider een tangramfiguur beschrijft aan de participant. Hierdoor krijgt de participant een indruk van wat er van hem of haar verwacht wordt en er is de mogelijkheid om de participant nogmaals te attenderen op het feit dat er feedback gegeven mag worden. Wanneer de participant geen vragen meer heeft over het onderzoek, belt de experimentleider zogenaamd met de experimentleider van de medespeler. 2. Experimentleider belt naar experimentleider van de medespeler om te vragen of de experimentleider van de medespeler en de medespeler al klaar zitten voor het experiment. De experimentleider van de medespeler geeft aan dat de medespeler er zo aankomt, maar dat er alvast verbinding gemaakt kan worden met de computer. 3. Experimentleider maakt verbinding door het IP-Adres en wachtwoord in te typen. Vervolgens klikt ze op het ‘connect’-icoontje. Er komt ‘een one moment please...’- scherm in beeld waarmee de indruk wordt gewekt dat er verbinding wordt gemaakt. 4. Experimentleider van de medespeler accepteert de verbinding en zegt: ‘ Hoi Melanie, jullie zitten er al zie ik’. 5. Experimentleider zegt: ‘Jazeker, wij zitten er klaar voor’. 6. Experimentleider van de medespeler zegt: ‘Oké, ik ga het geluid even ietsje harder zetten, want het geluid was niet hard genoeg. Kun je nog eens wat zeggen?’. 7. Experimentleider vraagt: ‘Is het beter zo?’. 8. Experimentleider van de medespeler zegt: ‘Ja, dat is beter zo.’ 9. Experimentleider zegt: ‘Oké’. 10. Experimentleider van de medespeler zegt: ‘Oké, ehmm.. ik ga even Lieke (naam van de medespeler) halen, want die zit nog in de kamer hiernaast, die was even haar PC nog aan het afsluiten, maar ik ben zo terug’. Vervolgens steekt hij zijn hand omhoog om gedag te zeggen. 11. Experimentleider zegt: ‘Oké, tot zo’. En vervolgens steekt ook zij haar hand omhoog om gedag te zeggen. 12. Experimentleider vertelt kort aan participant dat Lieke zijn of haar medespeler is die de tangramfiguren gaat beschrijven. Aangezien Lieke op dezelfde verdieping zit als de
61
experimentleider van de medespeler vertelt de experimentleider aan de participant dat ze verwacht dat Lieke er op elk moment aan komt. 13. In het filmpje hoor je het geluid van een opengaande deur en de experimentleider van de medespeler en Lieke komen terug binnen. 14. Experimentleider van de medespeler zegt: ‘Zo Lieke ga jij daar maar zitten op die stoel’. 15. Lieke zegt: ‘Oke’. 16. Experimentleider zegt: ‘Hoi Lieke’. 17. Lieke zegt: ‘Hoi’. 18. Experimentleider zegt: ‘Kun je iets dichterbij komen zitten’, terwijl ze een naar zichzelf toe wuivend handgebaar maakt. 19. Lieke zegt: ‘Ehmm, ja’ en komt dichterbij zitten. Vervolgens vraagt ze: ‘Zo?’. 20. Experimentleider zegt: ‘Nog iets verder’ terwijl ze opnieuw een naar zichzelf toe wuivend handgebaar maakt. 21. Lieke komt nog dichterbij zitten en vraagt: ‘Zo goed?’. 22. Experimentleider zegt: ‘Ja, perfect’. 23. Lieke zegt: ‘Oké’. 24. Experimentleider zegt: ‘Lieke dit is participant X jouw medespeler, dus begroet elkaar maar eventjes’. Experimentleider zwaait en zegt ‘hoi’. 25. Lieke zwaait terug en zegt ‘hoi’. 26. Bij de participant wordt het gedrag uitgelokt om mee te zwaaien en te begroeten. 27. Experimentleider zegt: ‘Lieke, voor we beginnen, krijg je eerst een korte instructie van Marc’. 28. Experimentleider van de medespeler zegt: ‘Oké, nou het is eigenlijk wat ik je net al vertelde. Dus je moet tangramfiguren beschrijven en je moet dat zo goed mogelijk proberen te doen, want die andere moet dan proberen te achterhalen welk figuur jij beschreven hebt. Diegene moet een keuze maken uit een set van vier figuren en die krijgt die ook op voorhand even te zien. Meer is het eigenlijk niet. Het experiment begint zodra je op de return-toets drukt, dan krijgt die andere alvast de figuren te zien’. 29. Lieke zegt: ‘Oké, is goed’. 30. Experimentleider van de medespeler vraagt: ‘Heb je nog vragen erover?’. 31. Lieke zegt: ‘Nee volgens mij niet, laten we het maar gewoon proberen’.
62
32. Experimentleider van de medespeler zegt: ‘Oké, goed dan beginnen we eraan. Succes! Druk maar op de return-toets en dan beginnen we’. 33. Lieke zegt: ‘Oké is goed’ en drukt vervolgens op de return-toets.
63
Bijlage B: Stappenplan experiment Groep A Stap 1: Experimentleider maakt zogenaamd verbinding met de webcam van de medespeler
Stap 2: Introductie volgens O-cam Paradigma wordt afgespeeld
Stap 3: Participant krijgt de tangramfiguren vijf seconden te zien
64
Stap 4: Participant krijgt ‘one moment please’ te zien om de indruk te wekken dat er geschakeld moet worden tussen het webcamprogramma en het programma waarin de responses worden opgeslagen.
Stap 5: Participant krijgt de tangrambeschrijving van de medespeler (confederate)
Stap 6: Participant kiest binnen zeven seconden welk tangramfiguur zojuist beschreven is uit een set van vier soortgelijke tangramfiguren
65
Bijlage C: Formulier feedback inschatten Groep B Participantnummer: Geslacht: man/vrouw Leeftijd: Onderstaande beschrijvingen komen voort uit een spel waarbij een participant tangramfiguren beschrijft aan een medespeler. Zo dadelijk krijg je het filmpje van de persoon te zien die de tangramfiguren beschrijft. Telkens start het fragment met tangramfiguren die vijf seconden in beeld zijn, daarna volgt een beschrijving van één van de vier tangramfiguren. Aan jou de taak om in te schatten wanneer de medespeler (de persoon voor wie de beschrijving bedoeld was) volgens jou gelachen en feedback gegeven heeft. Dit kan zowel in auditieve als visuele vorm zijn. Je verwachting geef je aan door middel van het vakje tussen de woorden aan te klikken en in het rood erachter zetten welke vorm van feedback jij verwacht. Let op: er zijn meerdere feedbackmomenten mogelijk tijdens één beschrijving en je mag het filmpje zo vaak bekijken als je zelf wilt. Er zijn geen goede of foute antwoorden omdat het puur gebaseerd is op jouw perceptie. Daarnaast wordt alle data anoniem verwerkt en zal het experiment ongeveer twintig tot dertig minuten van je tijd in beslag nemen. Als je geen vragen meer hebt, kun je met het experiment beginnen. Succes! Voorbeeld: Ik ☐ zie ☐ vier ☐ soorten ☐ vogels ☐ voor ☐ me. ☐ Ik ☐ vind ☐ het ☐ maar ☐ rare ☐ vogels. ☒(lachen) Ze ☐ lijken ☐ een ☐ beetje ☐ op ☐ ganzen. ☐ Twee ☐ van ☐ de ☐ ganzen ☐ kijken ☐ naar ☐ links ☐ en ☐ twee ☐ kijken ☐ er ☐ naar ☐ rechts. ☐ Je ☐ moet ☐ de ☐ gans ☐ hebben ☐ die ☐ naar ☐ links ☐ kijkt ☐ met ☐ de ☐ langste ☐ nek. ☒ (knikken) Ja ☐ die ☐ moet ☐ je ☐ hebben. ☒ (oké) Beschrijving tangramfiguur 1: Zwanen Oké ☐ ehmm ☐ ja ☐ dit ☐ zijn ☐ ehh ☐ vier ☐ figuren ☐ en ☐ ze ☐ lijken ☐ allemaal ☐ wel ☐ een ☐ beetje ☐ op ☐een ☐gans ☐of ☐een ☐eend ☐ofzo ☐ehmm ☐en ☐ehh ☐ojeej ☐er ☐is ☐d’r ☐ eentje ☐ die ☐ loopt. ☐Oh ☐ ik ☐weet ☐het ☐al ☐ d’r ☐kijken ☐d’r ☐twee ☐naar ☐links ☐en ☐ twee ☐ kijken ☐ er ☐ naar ☐ rechts ☐ en ☐ je ☐ moet ☐ eentje ☐ van ☐de ☐ twee ☐ hebben ☐die ☐naar ☐rechts ☐kijkt ☐en ☐ehmm ☐dan ☐moet ☐ je ☐die ☐ene ☐hebben ☐waarvan ☐het ☐lijkt ☐alsof ☐ie ☐op ☐één ☐voet ☐staat ☐en ☐de ☐andere ☐voet ☐een ☐beetje ☐zo ☐net ☐een ☐klein ☐beetje ☐opgetrokken ☐heeft. ☐Naja ☐dus ☐een ☐gans ☐met ☐een ☐opgetrokken ☐voetje ☐die ☐naar ☐rechts ☐kijkt. ☐Die ☐moet ☐je ☐hebben. ☐
66
Beschrijving tangramfiguur 2: Honden Oke ☐ ehmm ☐ deze ☐ vormen ☐ lijken ☐ meer ☐ op ☐ ehmm ☐ ja ☐ hondjes ☐ of ☐ vossen ☐ofzo ☐ en ☐ ehmm ☐ even ☐ kijken ☐ d’r ☐ zijn ☐ er ☐ ehmm ☐ ojeej ☐ (lacht) ☐ ehmm ☐ twee ☐ met ☐ een ☐ staart ☐ die ☐ een ☐ driehoek ☐ is ☐ en ☐ twee ☐ met ☐ een ☐ staart ☐ die ☐ een ☐ parallellogram ☐ is ☐ zo’n ☐ zo ☐ eentje ☐ zo ☐ en ☐ dan ☐ zo. ☐ Weet ☐ je ☐ wel? ☐ En ☐ ehh ☐ die ☐ ene ☐ die ☐ je ☐ moet ☐ hebben ☐ heeft ☐ een ☐ staart ☐ als ☐ een ☐ driehoek ☐ en ☐ ehmm ☐ en ☐ hij ☐ kijkt ☐ naar ☐ links ☐ en ☐ ehmm ☐ goh ☐ even ☐ kijken ☐ hoor ☐ ja ☐ volgens ☐ mij ☐ ben ☐ je ☐ er ☐ al ☐ wel ☐ dan ☐ dus ☐ hij ☐ heeft ☐ een ☐ hij ☐ heeft ☐ een ☐ staart ☐ als ☐ een ☐ driehoek ☐ en ☐ hij ☐ kijkt ☐ naar ☐ links. ☐ Die ☐ moet ☐ je ☐ hebben. ☐ Beschrijving tangramfiguur 3: Dansers Ehmm ☐ ja ☐ dit ☐ zijn ☐ meer ☐ ehh ☐ poppetjes ☐ mannetjes ☐ en ☐ ehmm ☐ het ☐ poppetje ☐ dat ☐ je ☐ moet ☐ hebben ☐ staat ☐ op ☐ één ☐ been ☐ en ☐ het ☐ lijkt ☐ eigenlijk ☐ een ☐ beetje ☐ alsof ☐ ie ☐ achterover ☐ valt ☐ zo ☐ hij ☐ heeft ☐ ook ☐ zijn ☐ armen ☐ een ☐ beetje ☐ zo ☐ in ☐ de ☐ lucht ☐ en ☐ ehh. ☐ Ja ☐ dus ☐ die ☐ moet ☐ je hebben. ☐ Een ☐ poppetje ☐ op ☐ één ☐ been ☐ met ☐ de ☐ met ☐ de ☐ armen ☐ in ☐ de ☐ lucht. ☐ Beschrijving tangramfiguur 4: Kraaien Oké ☐ ja ☐ ehmm. ☐ Dit ☐ zijn ☐ meer ☐ ehh ☐ vogels ☐ en ☐ ehmm. ☐ Je ☐ moet ☐ een ☐ vogel ☐ hebben ☐ die ☐ naar ☐ links ☐ kijkt ☐ en ☐ ehmm. ☐ Hij ☐ zit ☐ netjes ☐ rechtop ☐ ehmm ☐ met ☐ een ☐ rechte ☐ rechte ☐ rug ☐ ehmm ☐ want ☐ de ☐ andere ☐ vogel ☐ die ☐ naar ☐ links ☐ kijkt ☐ die ☐ zit ☐ een ☐ beetje ☐ naar ☐ voren ☐ gebogen ☐ maar ☐ die ☐ moet ☐ je ☐ niet ☐ hebben. ☐ Je ☐ moet ☐ die ☐ ene ☐ die ☐ ja ☐ netjes ☐ rechtop ☐ zit. ☐ Beschrijving tangramfiguur 5: Kerken Oké ☐ die ☐ ging ☐ snel. ☐ Ehmm ☐ ja ☐ en ☐ nu ☐ heb ☐ ik ☐ een ☐ rijtje ☐ met ☐ een ☐ soort ☐ van ☐ gebouwen ☐ huizen ☐ enzo. ☐ Ehmm ☐ en ☐ ehh ☐ even ☐ kijken. ☐ Het ☐ huis ☐ dat ☐ ik ☐ ga ☐ beschrijven ☐ heeft ☐ een ☐ schoorsteen ☐ ehmm ☐ maar ☐ het ☐ is ☐ niet ☐ die ☐ ene ☐ met ☐ die ☐ hele ☐ lange ☐ schoorsteen ☐ ehh. ☐ De ☐ schoorsteen ☐ is ☐ eigenlijk ☐ een ☐ vierkantje ☐ en ☐ ehmm ☐ d’r ☐ steekt ☐ nog ☐ een ☐ beetje ☐ een ☐ soort ☐ van ☐ een ☐ driehoekig ☐ gedeelte ☐ uit ☐ de ☐ zijkant ☐ van ☐ het ☐ huis. ☐ Ehh ☐ en ☐ die ☐ moet ☐ je ☐ hebben. ☐ Dus ☐ vierkante ☐ schoorsteen ☐ en ☐ een ☐ driehoek ☐ uit ☐ de ☐ zijkant ☐ van ☐ het ☐ huis. ☐
67
Beschrijving tangramfiguur 6: Boot met man Oké ☐ dit ☐ is ☐ een ☐ moeilijke. ☐ Ehmm ☐ het ☐ zijn ☐ een ☐ soort ☐ van ☐ bootjes ☐ met ☐ mensen ☐ erin ☐ en ☐ ehmm ☐ ja. ☐ D’r ☐ zijn ☐ ehh ☐ twee ☐ bootjes ☐ met ☐ iemand ☐ die ☐ zit ☐ en ☐ twee ☐ bootjes ☐ met ☐ iemand ☐ die ☐ staat. ☐ In ☐ ieder ☐ geval ☐ die ☐ persoon ☐ die ☐ is ☐ wat ☐ hoger ☐ in ☐ de ☐ boot ☐ dan ☐ die ☐ andere ☐ twee. ☐ En ☐ ehh ☐ die ☐ je ☐ moet ☐ er ☐ eentje ☐ hebben ☐ met ☐ een ☐ persoon ☐ die ☐ staat ☐ en ☐ dan ☐ moet ☐ je ☐ diegene ☐ hebben ☐ die ☐ aan ☐ de ☐ rechterkant ☐ van ☐ het ☐ bootje ☐ staat. ☐ Dus ☐ niet ☐ de ☐ staande ☐ persoon ☐ aan ☐ de ☐ linkerkant ☐ van ☐ het ☐ bootje ☐ maar ☐ die ☐ ene ☐ aan ☐ de ☐ rechterkant ☐ van ☐het ☐ bootje. ☐ Succes. ☐ Beschrijving tangramfiguur 7: Katten Ehmm ☐ ja ☐ deze ☐ lijken ☐ eigenlijk ☐ weer ☐ een ☐ beetje ☐ op ☐ vosjes. ☐ Ze ☐ hebben ☐ van ☐ die ☐ puntige ☐ oortjes ☐ en ☐ ehh. ☐ Degene ☐ die ☐ je ☐ moet ☐ hebben ☐ die ☐ ehh ☐ ja ☐ die ☐ wijst ☐ naar ☐ links. ☐ Dus ☐ eigenlijk ☐ best ☐ wel ☐ makkelijk. ☐ Hij ☐ doet ☐ met ☐ zijn ☐ pootje ☐ zo ☐ ehh ☐ naar ☐ links ☐ wijzen. ☐ Dus ☐ die ☐ moet ☐ je ☐ hebben. ☐ Beschrijving tangramfiguur 8: Vleermuizen Ehh ☐ oké. ☐ Vier ☐ nieuwe ☐ figuren. ☐ Deze ☐ zijn ☐ weer ☐ wat ☐ moeilijker ☐ ehmm ☐ (lacht) ☐ ja ☐ mij ☐ doet ☐ het ☐ een ☐ beetje ☐ aan ☐ Batman ☐ denken. ☐ Het ☐ zijn ☐ ehh ☐ (lacht) ☐ vier ☐ figuren ☐ ze ☐ lijken ☐ een ☐ beetje ☐ op ☐ een ☐ vliegende ☐ vogel ☐ of ☐ een ☐ vleermuis ☐ ofzo. ☐ Je ☐ moet ☐ eigenlijk ☐ die ☐ ene ☐ hebben ☐ die ☐ het ☐ minst ☐ op ☐ een ☐ ehh ☐ vogel ☐ lijkt ☐ ehmm. ☐ Eigenlijk ☐ ziet ☐ het ☐ er ☐ een ☐ beetje ☐ uit ☐ als ☐ een ☐ mond ☐ met ☐ tanden. ☐ Ehh ☐ dus ☐ hij ☐ is ☐ ehh ☐ hij ☐ is ☐ breed ☐ zo ☐ en ☐ dan ☐ aan ☐ de ☐ bovenkant ☐ zitten ☐ allemaal ☐ ehh ☐ stekels. ☐ Die ☐ moet ☐ je ☐ hebben. ☐ Beschrijving tangramfiguur 9: Vogels Ja. ☐ Deze ☐ zijn ☐ moeilijk. ☐ Ehmm ☐ het ☐ lijkt ☐ een ☐ beetje ☐ op ☐ vogels ☐ geloof ☐ ik ☐ en ☐ ehh ☐ degene ☐ die ☐ je ☐ moet ☐ hebben ☐ is ☐ een ☐ vogel ☐ ehh ☐ die ☐ een ☐ beetje ☐ op ☐ zijn ☐ tenen ☐ loopt. ☐ Zo ☐ ziet ☐ het ☐ er ☐ uit. ☐ Hij ☐ heeft ☐ ehmm ☐ ehh ☐ twee ☐ vleugels ☐ die ☐ als ☐ ehmm ☐ driehoeken ☐ zo ☐ uit ☐ de ☐ bovenkant ☐ van ☐ het ☐ figuur ☐ steken ☐ dus ☐ je ☐ hebt ☐ een ☐ grote ☐ driehoek ☐ dat ☐ is ☐ de ☐ het ☐ onderlichaam ☐ en ☐ dan ☐ aan ☐ de ☐ bovenkant ☐ steken ☐ er ☐ nog ☐ twee ☐ van ☐ die ☐ ehh ☐ driehoekjes ☐ uit ☐ en ☐ zijn ☐ twee ☐ voeten ☐ zijn ☐ ook ☐ twee ☐ driehoekjes. ☐ Ehmm ☐ ja ☐ dus ☐ ik ☐ denk ☐ dat ☐ je ☐ het ☐ beste ☐ naar ☐ het ☐ de ☐ figuur ☐ kunt ☐ zoeken ☐ die ☐ een ☐ groot ☐ lijf ☐ heeft ☐ in ☐ de ☐ vorm ☐ van ☐ een ☐ driehoek ☐ die ☐ zo ☐ georiënteerd ☐ is. ☐
68
Beschrijving tangramfiguur 10: Zittend persoon Ah ☐ ehmm. ☐ Ja ☐ dit ☐ zijn ☐ ehh ☐ mannetjes ☐ persoontjes ☐ en ☐ ehh ☐ je ☐ moet ☐ er ☐ eentje ☐ hebben ☐ die ☐ naar ☐ links ☐ kijkt. ☐ Die ☐ naar ☐ links ☐ gedraaid ☐ staat ☐ en ☐ ehmm. ☐ Hij ☐ wijst ☐ ook ☐ naar ☐ links. ☐ Dus ☐ hij ☐ heeft ☐ een ☐ hij ☐ heeft ☐ ehh ☐ armen ☐ en ☐ die ☐ ehmm ☐ staan ☐ naar ☐ voren ☐ geduwd ☐ zo ☐ en ☐ die ☐ die ☐ wijzen ☐ ook ☐ naar ☐ links. ☐ Dus ☐ hij ☐ de ☐ persoon ☐ kijkt ☐ naar ☐ links ☐ en ☐ de ☐ armen ☐ wijzen ☐ ook ☐ naar ☐ links ☐ en ☐ ik ☐ denk ☐ dat ☐ je ☐ dan ☐ redelijk ☐ d’r ☐ uit ☐ moet ☐ komen. ☐ Beschrijving tangramfiguur 11: Kleine huizen Oké ☐ ehmm ☐ ja. ☐ Dit ☐ zijn ☐ ehh ☐ ook ☐ een ☐ soort ☐ gebouwtjes ☐ denk ☐ ik ☐ en ☐ ehmm. ☐ Oh ☐ je ☐ moet ☐ degene ☐ hebben ☐ met ☐ de ☐ allerlaagste ☐ doorgang. ☐ Dus ☐ het ☐ zijn ☐ vier ☐ gebouwtjes. ☐ Alle ☐ vier ☐ met ☐ een ☐ soort ☐ van ☐ ehh ☐ doorgangetje ☐ in ☐ het ☐ midden ☐ en ☐ degene ☐ die ☐ je ☐ moet ☐ hebben ☐ die ☐ heeft ☐ ehh ☐ de ☐ allerlaagste ☐ doorgang ☐ en ☐ twee ☐ driehoekjes ☐ ehh ☐ boven ☐ op ☐ het ☐ ehh ☐ op ☐ het ☐ dak ☐ staan ☐ zeg ☐ maar. ☐ Ja ☐ die ☐ moet ☐ je ☐ pakken. ☐
69
Bijlage D: Tangramfiguren
70
71
Bijlage E: Chi-Kwadraat toets van datadistributie per participant Chi-Kwadraat toets voor lachen bij Groep A Participant 1: χ2(1) = 281.91 (p <.05). pp 1
Total
proefpersoon
proefpersoon
lacht niet
lacht luidop
Lieke lacht niet
850
10
860
38
30
68
888
40
928
Lieke lacht Lieke lacht luidop Total
Participant 2: χ2(1) = 225.19 (p <.05). pp 2
Total
proefpersoon
proefpersoon
lacht niet
lacht luidop
Lieke lacht niet
855
5
860
46
22
68
901
27
928
Lieke lacht Lieke lacht luidop Total
Participant 3: χ2(1) = 308.49 (p <.05). pp 3
Total
proefpersoon
proefpersoon
lacht niet
lacht luidop
Lieke lacht niet
840
20
860
30
38
68
870
58
928
Lieke lacht Lieke lacht luidop Total
Participant 4: χ2(1) = 303.95 (p <.05). pp 4
Lieke lacht niet
Total
proefpersoon
proefpersoon
lacht niet
lacht luidop
843
17
860
32
36
68
875
53
928
Lieke lacht Lieke lacht luidop Total
72
Participant 5: χ2(1) = 438.39 (p <.05). pp 5
Total
proefpersoon
proefpersoon
lacht niet
lacht luidop
Lieke lacht niet
854
6
860
29
39
68
883
45
928
Lieke lacht Lieke lacht luidop Total
Participant 6: χ2(1) = 266.71 (p <.05). pp 6
Total
proefpersoon
proefpersoon
lacht niet
lacht luidop
Lieke lacht niet
854
6
860
42
26
68
896
32
928
Lieke lacht Lieke lacht luidop Total
Participant 7: χ2(1) = 324.20 (p <.05). pp 7
Total
proefpersoon
proefpersoon
lacht niet
lacht luidop
Lieke lacht niet
849
11
860
34
34
68
883
45
928
Lieke lacht Lieke lacht luidop Total
Participant 8: χ2(1) = 422.60 (p <.05). pp 8
Total
proefpersoon
proefpersoon
lacht niet
lacht luidop
Lieke lacht niet
855
5
860
31
37
68
886
42
928
Lieke lacht Lieke lacht luidop Total
Participant 9: χ2(1) = 222.42 (p <.05). pp 9
Lieke lacht niet
Total
proefpersoon
proefpersoon
lacht niet
lacht luidop
856
4
860
47
21
68
903
25
928
Lieke lacht Lieke lacht luidop Total
73
Participant 10: χ2(1) = 128.62 (p <.05). pp 10
Total
proefpersoon
proefpersoon
lacht niet
lacht luidop
Lieke lacht niet
858
2
860
56
12
68
914
14
928
Lieke lacht Lieke lacht luidop Total
Participant 11: χ2(1) = 414.93 (p <.05). pp 11
Total
proefpersoon
proefpersoon
lacht niet
lacht luidop
Lieke lacht niet
849
11
860
27
41
68
876
52
928
Lieke lacht Lieke lacht luidop Total
Participant 12: χ2(1) = 299.29 (p <.05). pp 12
Total
proefpersoon
proefpersoon
lacht niet
lacht luidop
Lieke lacht niet
852
8
860
38
30
68
890
38
928
Lieke lacht Lieke lacht luidop Total
Participant 13: χ2(1) = 331.97 (p <.05). pp 13
Total
proefpersoon
proefpersoon
lacht niet
lacht luidop
Lieke lacht niet
838
22
860
27
41
68
865
63
928
Lieke lacht Lieke lacht luidop Total
Participant 14: χ2(1) = 207.99 (p <.05). pp 14
Lieke lacht niet
Total
proefpersoon
proefpersoon
lacht niet
lacht luidop
850
10
860
44
24
68
894
34
928
Lieke lacht Lieke lacht luidop Total
74
Participant 15: χ2(1) = 78.93 (p <.05). pp 15
Total
proefpersoon
proefpersoon
lacht niet
lacht luidop
Lieke lacht niet
841
19
860
52
16
68
893
35
928
Lieke lacht Lieke lacht luidop Total
Participant 16: χ2(1) = 196.83 (p <.05). pp 16
Total
proefpersoon
proefpersoon
lacht niet
lacht luidop
Lieke lacht niet
856
4
860
49
19
68
905
23
928
Lieke lacht Lieke lacht luidop Total
Participant 17: χ2(1) = 218.41 (p <.05). pp 17
Total
proefpersoon
proefpersoon
lacht niet
lacht luidop
Lieke lacht niet
806
54
860
25
43
68
831
97
928
Lieke lacht Lieke lacht luidop Total
Participant 18: χ2(1) = 240.80 (p <.05). pp 18
Total
proefpersoon
proefpersoon
lacht niet
lacht luidop
Lieke lacht niet
843
17
860
29
39
68
872
56
928
Lieke lacht Lieke lacht luidop Total
Participant 19: χ2(1) = 156.67 (p <.05). pp 19
Lieke lacht niet
Total
proefpersoon
proefpersoon
lacht niet
lacht luidop
806
54
860
32
36
68
838
90
928
Lieke lacht Lieke lacht luidop Total
75
Participant 20: χ2(1) = 87.36 (p <.05). pp 20
Lieke lacht niet
Total
proefpersoon
proefpersoon
lacht niet
lacht luidop
838
22
860
50
18
68
888
40
928
Lieke lacht Lieke lacht luidop Total
76
Chi-Kwadraat toets voor lachen bij Groep B Participant 1: χ2(1) = 76.38 (p <.05). pp 1
Total
Lach wordt niet
lach wordt wel
verwacht
verwacht
Lieke lacht niet
860
0
860
62
6
68
922
6
928
Lieke lacht Lieke lacht luidop Total
Participant 2: χ2(1) = 57.06 (p <.05). pp 2
Total
Lach wordt niet
lach wordt wel
verwacht
verwacht
Lieke lacht niet
855
5
860
60
8
68
915
13
928
Lieke lacht Lieke lacht luidop Total
Participant 3: χ2(1) = 36.17 (p <.05). pp 3
Total
Lach wordt niet
lach wordt wel
verwacht
verwacht
Lieke lacht niet
857
3
860
63
5
68
920
8
928
Lieke lacht Lieke lacht luidop Total
Participant 4: χ2(1) = 7.90 (p <.05). pp 4
Lieke lacht niet
Total
Lach wordt niet
lach wordt wel
verwacht
verwacht
857
3
860
66
2
68
923
5
928
Lieke lacht Lieke lacht luidop Total
77
Participant 5: χ2(1) = 13.11 (p <.05). pp 5
Total
Lach wordt niet
lach wordt wel
verwacht
verwacht
Lieke lacht niet
856
4
860
65
3
68
921
7
928
Lieke lacht Lieke lacht luidop Total
Participant 6: χ2(1) = 36.17 (p <.05). pp 6
Total
Lach wordt niet
lach wordt wel
verwacht
verwacht
Lieke lacht niet
857
3
860
63
5
68
920
8
928
Lieke lacht Lieke lacht luidop Total
Participant 7: χ2(1) = 7.90 (p <.05). pp 7
Total
Lach wordt niet
lach wordt wel
verwacht
verwacht
Lieke lacht niet
857
3
860
66
2
68
923
5
928
Lieke lacht Lieke lacht luidop Total
Participant 8: χ2(1) = 41.30 (p <.05). pp 8
Lieke lacht niet
Total
Lach wordt niet
lach wordt wel
verwacht
verwacht
856
4
860
62
6
68
918
10
928
Lieke lacht Lieke lacht luidop Total
78
Participant 9: χ2(1) = 12.66 (p <.05). pp 9
Total
Lach wordt niet
lach wordt wel
verwacht
verwacht
Lieke lacht niet
860
0
860
67
1
68
927
1
928
Lieke lacht Lieke lacht luidop Total
Participant 10: χ2(1) = 89.20 (p <.05). pp 10
Total
Lach wordt niet
lach wordt wel
verwacht
verwacht
Lieke lacht niet
860
0
860
61
7
68
921
7
928
Lieke lacht Lieke lacht luidop Total
Participant 11: χ2(1) = 25.35 (p <.05). pp 11
Total
Lach wordt niet
lach wordt wel
verwacht
verwacht
Lieke lacht niet
860
0
860
66
2
68
926
2
928
Lieke lacht Lieke lacht luidop Total
Participant 12: χ2(1) = 25.78 (p <.05). pp 12
Lieke lacht niet
Total
Lach wordt niet
lach wordt wel
verwacht
verwacht
857
3
860
64
4
68
921
7
928
Lieke lacht Lieke lacht luidop Total
79
Participant 13: χ2(1) = 15.61 (p <.05). pp 13
Total
Lach wordt niet
lach wordt wel
verwacht
verwacht
Lieke lacht niet
859
1
860
66
2
68
925
3
928
Lieke lacht Lieke lacht luidop Total
Participant 14: χ2(1) = 31.31 (p <.05). pp 14
Total
Lach wordt niet
lach wordt wel
verwacht
verwacht
Lieke lacht niet
858
2
860
64
4
68
922
6
928
Lieke lacht Lieke lacht luidop Total
Participant 15: χ2(1) = 15.61 (p <.05). pp 15
Total
Lach wordt niet
lach wordt wel
verwacht
verwacht
Lieke lacht niet
859
1
860
66
2
68
925
3
928
Lieke lacht Lieke lacht luidop Total
Participant 16: χ2(1) = 54.42 (p <.05). pp 16
Lieke lacht niet
Total
Lach wordt niet
lach wordt wel
verwacht
verwacht
858
2
860
62
6
68
920
8
928
Lieke lacht Lieke lacht luidop Total
80
Participant 17: χ2(1) = 51.38 (p <.05). pp 17
Total
Lach wordt niet
lach wordt wel
verwacht
verwacht
Lieke lacht niet
859
1
860
63
5
68
922
6
928
Lieke lacht Lieke lacht luidop Total
Participant 18: χ2(1) = 50.81 (p <.05). pp 18
Total
Lach wordt niet
lach wordt wel
verwacht
verwacht
Lieke lacht niet
860
0
860
64
4
68
924
4
928
Lieke lacht Lieke lacht luidop Total
Participant 19: χ2(1) = 51.98 (p <.05). pp 19
Total
Lach wordt niet
lach wordt wel
verwacht
verwacht
Lieke lacht niet
856
4
860
61
7
68
917
11
928
Lieke lacht Lieke lacht luidop Total
Participant 20: χ2(1) = 54.42 (p <.05). pp 20
Lieke lacht niet
Total
Lach wordt niet
lach wordt wel
verwacht
verwacht
858
2
860
62
6
68
920
8
928
Lieke lacht Lieke lacht luidop Total
81
Chi-Kwadraat toets voor visuele feedback bij Groep A Participant 1: χ2(1) = 22.91 (p <.05). pp1
Total
Proefpersoon
Proefpersoon
geeft geen
geeft wel
feedback
feedback
Lieke kijkt niet
583
29
612
Lieke kijkt wel
273
43
316
856
72
928
LiekeEyeGaze Total
Participant 2: χ2(1) = 15.13 (p <.05). pp2
Total
Proefpersoon
Proefpersoon
geeft geen
geeft wel
feedback
feedback
Lieke kijkt niet
575
37
612
Lieke kijkt wel
273
43
316
848
80
928
LiekeEyeGaze Total
Participant 3: χ2(1) = 3.28 (p =.07). pp3
Total
Proefpersoon
Proefpersoon
geeft geen
geeft wel
feedback
feedback
Lieke kijkt niet
561
51
612
Lieke kijkt wel
278
38
316
839
89
928
LiekeEyeGaze Total
Participant 4: χ2(1) = 25.97 (p <.05). pp4
Total
Proefpersoon
Proefpersoon
geeft geen
geeft wel
feedback
feedback
Lieke kijkt niet
546
66
612
Lieke kijkt wel
242
74
316
788
140
928
LiekeEyeGaze Total
82
Participant 5: χ2(1) = 46.46 (p <.05). pp5
Total
Proefpersoon
Proefpersoon
geeft geen
geeft wel
feedback
feedback
Lieke kijkt niet
556
56
612
Lieke kijkt wel
234
82
316
790
138
928
LiekeEyeGaze Total
Participant 6: χ2(1) = 11.53 (p <.05). pp6
Total
Proefpersoon
Proefpersoon
geeft geen
geeft wel
feedback
feedback
Lieke kijkt niet
573
39
612
Lieke kijkt wel
275
41
316
848
80
928
LiekeEyeGaze Total
Participant 7: χ2(1) = 37.62 (p <.05). pp7
Total
Proefpersoon
Proefpersoon
geeft geen
geeft wel
feedback
feedback
Lieke kijkt niet
557
55
612
Lieke kijkt wel
241
75
316
798
130
928
LiekeEyeGaze Total
Participant 8: χ2(1) = 24.37 (p <.05). pp8
Total
Proefpersoon
Proefpersoon
geeft geen
geeft wel
feedback
feedback
Lieke kijkt niet
551
61
612
Lieke kijkt wel
247
69
316
798
130
928
LiekeEyeGaze Total
83
Participant 9: χ2(1) = 1.84 (p =.17). pp9
Total
Proefpersoon
Proefpersoon
geeft geen
geeft wel
feedback
feedback
Lieke kijkt niet
604
8
612
Lieke kijkt wel
308
8
316
912
16
928
LiekeEyeGaze Total
Participant 10: χ2(1) = 10.18 (p <.05). pp10
Total
Proefpersoon
Proefpersoon
geeft geen
geeft wel
feedback
feedback
Lieke kijkt niet
578
34
612
Lieke kijkt wel
280
36
316
858
70
928
LiekeEyeGaze Total
Participant 11: χ2(1) = 5.71 (p <.05). pp11
Total
Proefpersoon
Proefpersoon
geeft geen
geeft wel
feedback
feedback
Lieke kijkt niet
537
75
612
Lieke kijkt wel
259
57
316
796
132
928
LiekeEyeGaze Total
Participant 12: χ2(1) = 0.01 (p =.93). pp12
Total
Proefpersoon
Proefpersoon
geeft geen
geeft wel
feedback
feedback
Lieke kijkt niet
592
20
612
Lieke kijkt wel
306
10
316
898
30
928
LiekeEyeGaze Total
84
Participant 13: χ2(1) = 6.24 (p <.05). pp13
Total
Proefpersoon
Proefpersoon
geeft geen
geeft wel
feedback
feedback
Lieke kijkt niet
586
26
612
Lieke kijkt wel
290
26
316
876
52
928
LiekeEyeGaze Total
Participant 14: χ2(1) = 0.26 (p =.61). pp14
Total
Proefpersoon
Proefpersoon
geeft geen
geeft wel
feedback
feedback
Lieke kijkt niet
549
63
612
Lieke kijkt wel
280
36
316
829
99
928
LiekeEyeGaze Total
Participant 15: χ2(1) = 3.25 (p =.07). pp15
Total
Proefpersoon
Proefpersoon
geeft geen
geeft wel
feedback
feedback
Lieke kijkt niet
577
35
612
Lieke kijkt wel
288
28
316
865
63
928
LiekeEyeGaze Total
Participant 16: χ2(1) = 3.16 (p =.08). pp16
Total
Proefpersoon
Proefpersoon
geeft geen
geeft wel
feedback
feedback
Lieke kijkt niet
572
40
612
Lieke kijkt wel
285
31
316
857
71
928
LiekeEyeGaze Total
85
Participant 17: χ2(1) = 4.39 (p <.05). pp17
Total
Proefpersoon
Proefpersoon
geeft geen
geeft wel
feedback
feedback
Lieke kijkt niet
572
40
612
Lieke kijkt wel
283
33
316
855
73
928
LiekeEyeGaze Total
Participant 18: χ2(1) = 26.69 (p <.05). pp18
Total
Proefpersoon
Proefpersoon
geeft geen
geeft wel
feedback
feedback
Lieke kijkt niet
551
61
612
Lieke kijkt wel
245
71
316
796
132
928
LiekeEyeGaze Total
Participant 19: χ2(1) = 24.16 (p <.05). pp19
Total
Proefpersoon
Proefpersoon
geeft geen
geeft wel
feedback
feedback
Lieke kijkt niet
601
11
612
Lieke kijkt wel
289
27
316
890
38
928
LiekeEyeGaze Total
Participant 20: χ2(1) = 0.80 (p =.37). pp20
Total
Proefpersoon
Proefpersoon
geeft geen
geeft wel
feedback
feedback
Lieke kijkt niet
462
150
612
Lieke kijkt wel
230
86
316
692
236
928
LiekeEyeGaze Total
86
Chi-Kwadraat toets voor visuele feedback bij Groep B Participant 1: χ2(1) = 1.64 (p =.20). fl1
Total
Feedback wordt Feedback wordt niet verwacht
wel verwacht
Lieke kijkt niet
602
10
612
Lieke kijkt wel
314
2
316
916
12
928
LiekeEyeGaze Total
Participant 2: χ2(1) = 2.15 (p =.14). fl2
Total
Feedback wordt Feedback wordt niet verwacht
wel verwacht
Lieke kijkt niet
595
17
612
Lieke kijkt wel
312
4
316
907
21
928
LiekeEyeGaze Total
Participant 3: χ2(1) = 0.81 (p =.37). fl3
Total
Feedback wordt Feedback wordt niet verwacht
wel verwacht
Lieke kijkt niet
607
5
612
Lieke kijkt wel
315
1
316
922
6
928
LiekeEyeGaze Total
Participant 4: χ2(1) = 0.52 (p =.47). fl4
Total
Feedback wordt Feedback wordt niet verwacht
wel verwacht
Lieke kijkt niet
611
1
612
Lieke kijkt wel
316
0
316
927
1
928
LiekeEyeGaze Total
87
Participant 5: χ2(1) = 0.55 (p =.46). fl5
Total
Feedback wordt Feedback wordt niet verwacht
wel verwacht
Lieke kijkt niet
596
16
612
Lieke kijkt wel
305
11
316
901
27
928
LiekeEyeGaze Total
Participant 6: χ2(1) = 0.00 (p =.98). fl6
Total
Feedback wordt Feedback wordt niet verwacht
wel verwacht
Lieke kijkt niet
610
2
612
Lieke kijkt wel
315
1
316
925
3
928
LiekeEyeGaze Total
Participant 7: χ2(1) = 0.69 (p =.41). fl7
Total
Feedback wordt Feedback wordt niet verwacht
wel verwacht
Lieke kijkt niet
609
3
612
Lieke kijkt wel
313
3
316
922
6
928
LiekeEyeGaze Total
Participant 8: χ2(1) = 5.30 (p <.05). fl8
Total
Feedback wordt Feedback wordt niet verwacht
wel verwacht
Lieke kijkt niet
602
10
612
Lieke kijkt wel
303
13
316
905
23
928
LiekeEyeGaze Total
88
Participant 9: χ2(1) = 0.00 (p =.97). fl9
Total
Feedback wordt Feedback wordt niet verwacht
wel verwacht
Lieke kijkt niet
608
4
612
Lieke kijkt wel
314
2
316
922
6
928
LiekeEyeGaze Total
Participant 10: χ2(1) = 2.91 (p =.09). fl10
Total
Feedback wordt Feedback wordt niet verwacht
wel verwacht
Lieke kijkt niet
609
3
612
Lieke kijkt wel
311
5
316
920
8
928
LiekeEyeGaze Total
Participant 11: n.v.t. aangezien deze participant geen visuele feedback bij Groep A verwacht. Participant 12: χ2(1) = 0.16 (p =.69). fl12
Total
Feedback wordt Feedback wordt niet verwacht
wel verwacht
Lieke kijkt niet
606
6
612
Lieke kijkt wel
312
4
316
918
10
928
LiekeEyeGaze Total
Participant 13: χ2(1) = 1.94 (p =.17). fl13
Total
Feedback wordt Feedback wordt niet verwacht
wel verwacht
Lieke kijkt niet
612
0
612
Lieke kijkt wel
315
1
316
927
1
928
LiekeEyeGaze Total
89
Participant 14: χ2(1) = 1.84 (p =.17). fl14
Total
Feedback wordt Feedback wordt niet verwacht
wel verwacht
Lieke kijkt niet
604
8
612
Lieke kijkt wel
308
8
316
912
16
928
LiekeEyeGaze Total
Participant 15: χ2(1) = 1.25 (p =.26). fl15
Total
Feedback wordt Feedback wordt niet verwacht
wel verwacht
Lieke kijkt niet
603
9
612
Lieke kijkt wel
314
2
316
917
11
928
LiekeEyeGaze Total
Participant 16: χ2(1) = 5.09 (p <.05). fl16
Total
Feedback wordt Feedback wordt niet verwacht
wel verwacht
Lieke kijkt niet
598
14
612
Lieke kijkt wel
315
1
316
913
15
928
LiekeEyeGaze Total
Participant 17: χ2(1) = 0.03 (p =.87). fl17
Total
Feedback wordt Feedback wordt niet verwacht
wel verwacht
Lieke kijkt niet
605
7
612
Lieke kijkt wel
312
4
316
917
11
928
LiekeEyeGaze Total
Participant 18: χ2(1) = 0.00 (p =.96). fl18
Total
Feedback wordt Feedback wordt niet verwacht
wel verwacht
Lieke kijkt niet
606
6
612
Lieke kijkt wel
313
3
316
919
9
928
LiekeEyeGaze Total
90
Participant 19: χ2(1) = 0.00 (p =.98). fl19
Total
Feedback wordt Feedback wordt niet verwacht
wel verwacht
Lieke kijkt niet
610
2
612
Lieke kijkt wel
315
1
316
925
3
928
LiekeEyeGaze Total
Participant 20: χ2(1) = 2.60 (p =.11). fl20
Total
Feedback wordt Feedback wordt niet verwacht
wel verwacht
Lieke kijkt niet
607
5
612
Lieke kijkt wel
316
0
316
923
5
928
LiekeEyeGaze Total
91
Chi-Kwadraat toets voor auditieve feedback bij Groep A Participant 1: χ2(1) = 1.76 (p =.18). pp1
Total
Proefpersoon
Proefpersoon
geeft geen
geeft wel
feedback
feedback
Lieke kijkt niet
595
17
612
Lieke kijkt wel
302
14
316
897
31
928
LiekeEyeGaze Total
Participant 2: χ2(1) = 11.76 (p <.05). pp2
Total
Proefpersoon
Proefpersoon
geeft geen
geeft wel
feedback
feedback
Lieke kijkt niet
606
6
612
Lieke kijkt wel
302
14
316
908
20
928
LiekeEyeGaze Total
Participant 3: χ2(1) = 1.99 (p =.16). pp3
Total
Proefpersoon
Proefpersoon
geeft geen
geeft wel
feedback
feedback
Lieke kijkt niet
600
12
612
Lieke kijkt wel
305
11
316
905
23
928
LiekeEyeGaze Total
Participant 4: χ2(1) = 1.49 (p =.22). pp4
Total
Proefpersoon
Proefpersoon
geeft geen
geeft wel
feedback
feedback
Lieke kijkt niet
583
29
612
Lieke kijkt wel
295
21
316
878
50
928
LiekeEyeGaze Total
92
Participant 5: χ2(1) = 1.94 (p =.16). pp5
Total
Proefpersoon
Proefpersoon
geeft geen
geeft wel
feedback
feedback
Lieke kijkt niet
612
0
612
Lieke kijkt wel
315
1
316
927
1
928
LiekeEyeGaze Total
Participant 6: χ2(1) = 7.25 (p <.05). pp6
Total
Proefpersoon
Proefpersoon
geeft geen
geeft wel
feedback
feedback
Lieke kijkt niet
606
6
612
Lieke kijkt wel
305
11
316
911
17
928
LiekeEyeGaze Total
Participant 7: χ2(1) = 6.86 (p <.05). pp7
Total
Proefpersoon
Proefpersoon
geeft geen
geeft wel
feedback
feedback
Lieke kijkt niet
600
12
612
Lieke kijkt wel
300
16
316
900
28
928
LiekeEyeGaze Total
Participant 8: χ2(1) = 11.67 (p <.05). pp8
Total
Proefpersoon
Proefpersoon
geeft geen
geeft wel
feedback
feedback
Lieke kijkt niet
604
8
612
Lieke kijkt wel
300
16
316
904
24
928
LiekeEyeGaze Total
93
Participant 9: χ2(1) = 13.15 (p <.05). pp9
Total
Proefpersoon
Proefpersoon
geeft geen
geeft wel
feedback
feedback
Lieke kijkt niet
610
2
612
Lieke kijkt wel
306
10
316
916
12
928
LiekeEyeGaze Total
Participant 10: χ2(1) = 15.01 (p <.05). pp10
Total
Proefpersoon
Proefpersoon
geeft geen
geeft wel
feedback
feedback
Lieke kijkt niet
610
2
612
Lieke kijkt wel
305
11
316
915
13
928
LiekeEyeGaze Total
Participant 11: χ2(1) = 1.09 (p =.30). pp11
Total
Proefpersoon
Proefpersoon
geeft geen
geeft wel
feedback
feedback
Lieke kijkt niet
601
11
612
Lieke kijkt wel
307
9
316
908
20
928
LiekeEyeGaze Total
Participant 12: χ2(1) = 7.22 (p <.05). pp12
Total
Proefpersoon
Proefpersoon
geeft geen
geeft wel
feedback
feedback
Lieke kijkt niet
607
5
612
Lieke kijkt wel
306
10
316
913
15
928
LiekeEyeGaze Total
94
Participant 13: χ2(1) = 2.75 (p =.10). pp13
Total
Proefpersoon
Proefpersoon
geeft geen
geeft wel
feedback
feedback
Lieke kijkt niet
604
8
612
Lieke kijkt wel
307
9
316
911
17
928
LiekeEyeGaze Total
Participant 14: χ2(1) = 6.13 (p <.05). pp14
Total
Proefpersoon
Proefpersoon
geeft geen
geeft wel
feedback
feedback
Lieke kijkt niet
604
8
612
Lieke kijkt wel
304
12
316
908
20
928
LiekeEyeGaze Total
Participant 15: χ2(1) = 0.93 (p =.33). pp15
Total
Proefpersoon
Proefpersoon
geeft geen
geeft wel
feedback
feedback
Lieke kijkt niet
599
13
612
Lieke kijkt wel
306
10
316
905
23
928
LiekeEyeGaze Total
Participant 16: χ2(1) = 6.03 (p <.05). pp16
Total
Proefpersoon
Proefpersoon
geeft geen
geeft wel
feedback
feedback
Lieke kijkt niet
610
2
612
Lieke kijkt wel
310
6
316
920
8
928
LiekeEyeGaze Total
95
Participant 17: χ2(1) = 1.13 (p =.29). pp17
Total
Proefpersoon
Proefpersoon
geeft geen
geeft wel
feedback
feedback
Lieke kijkt niet
598
14
612
Lieke kijkt wel
305
11
316
903
25
928
LiekeEyeGaze Total
Participant 18: χ2(1) = 7.70 (p <.05). pp18
Total
Proefpersoon
Proefpersoon
geeft geen
geeft wel
feedback
feedback
Lieke kijkt niet
602
10
612
Lieke kijkt wel
301
15
316
903
25
928
LiekeEyeGaze Total
Participant 19: χ2(1) = 1.76 (p =.18). pp19
Total
Proefpersoon
Proefpersoon
geeft geen
geeft wel
feedback
feedback
Lieke kijkt niet
601
11
612
Lieke kijkt wel
306
10
316
907
21
928
LiekeEyeGaze Total
Participant 20: χ2(1) = 0.16 (p =.69). pp20
Total
Proefpersoon
Proefpersoon
geeft geen
geeft wel
feedback
feedback
Lieke kijkt niet
606
6
612
Lieke kijkt wel
312
4
316
918
10
928
LiekeEyeGaze Total
96
Chi-Kwadraat toets voor visuele feedback bij Groep B Participant 1: χ2(1) = 2.32 (p =.13). fl1
Total
Feedback wordt Feedback wordt niet verwacht
wel verwacht
Lieke kijkt niet
602
10
612
Lieke kijkt wel
306
10
316
908
20
928
LiekeEyeGaze Total
Participant 2: χ2(1) = 0.47 (p =.49). fl2
Total
Feedback wordt Feedback wordt niet verwacht
wel verwacht
Lieke kijkt niet
599
13
612
Lieke kijkt wel
307
9
316
906
22
928
LiekeEyeGaze Total
Participant 3: χ2(1) = 0.24 (p =.63). fl3
Total
Feedback wordt Feedback wordt niet verwacht
wel verwacht
Lieke kijkt niet
603
9
612
Lieke kijkt wel
310
6
316
913
15
928
LiekeEyeGaze Total
Participant 4: χ2(1) = 1.31 (p =.25). fl4
Total
Feedback wordt Feedback wordt niet verwacht
wel verwacht
Lieke kijkt niet
603
9
612
Lieke kijkt wel
308
8
316
911
17
928
LiekeEyeGaze Total
97
Participant 5: χ2(1) = 5.95 (p <.05). fl5
Total
Feedback wordt Feedback wordt niet verwacht
wel verwacht
Lieke kijkt niet
599
13
612
Lieke kijkt wel
300
16
316
899
29
928
LiekeEyeGaze Total
Participant 6: χ2(1) = 1.98 (p =.16). fl6
Total
Feedback wordt Feedback wordt niet verwacht
wel verwacht
Lieke kijkt niet
594
18
612
Lieke kijkt wel
301
15
316
895
33
928
LiekeEyeGaze Total
Participant 7: χ2(1) = 0.00 (p =.98). fl7
Total
Feedback wordt Feedback wordt niet verwacht
wel verwacht
Lieke kijkt niet
587
25
612
Lieke kijkt wel
303
13
316
890
38
928
LiekeEyeGaze Total
Participant 8: χ2(1) = 0.02 (p =.90). fl8
Total
Feedback wordt Feedback wordt niet verwacht
wel verwacht
Lieke kijkt niet
572
40
612
Lieke kijkt wel
296
20
316
868
60
928
LiekeEyeGaze Total
98
Participant 9: χ2(1) = 2.08 (p =.15). fl9
Total
Feedback wordt Feedback wordt niet verwacht
wel verwacht
Lieke kijkt niet
603
9
612
Lieke kijkt wel
307
9
316
910
18
928
LiekeEyeGaze Total
Participant 10: χ2(1) = 1.97 (p =.16). fl10
Total
Feedback wordt Feedback wordt niet verwacht
wel verwacht
Lieke kijkt niet
597
15
612
Lieke kijkt wel
303
13
316
900
28
928
LiekeEyeGaze Total
Participant 11: χ2(1) = 0.12 (p =.73). fl11
Total
Feedback wordt Feedback wordt niet verwacht
wel verwacht
Lieke kijkt niet
590
22
612
Lieke kijkt wel
306
10
316
896
32
928
LiekeEyeGaze Total
Participant 12: χ2(1) = 0.01 (p =.92). fl12
Total
Feedback wordt Feedback wordt niet verwacht
wel verwacht
Lieke kijkt niet
584
28
612
Lieke kijkt wel
302
14
316
886
42
928
LiekeEyeGaze Total
99
Participant 13: χ2(1) = 1.34 (p =.25). fl13
Total
Feedback wordt Feedback wordt niet verwacht
wel verwacht
Lieke kijkt niet
597
15
612
Lieke kijkt wel
304
12
316
901
27
928
LiekeEyeGaze Total
Participant 14: χ2(1) = 1.31 (p =.25). fl14
Total
Feedback wordt Feedback wordt niet verwacht
wel verwacht
Lieke kijkt niet
600
12
612
Lieke kijkt wel
306
10
316
906
22
928
LiekeEyeGaze Total
Participant 15: χ2(1) = 1.53 (p =.22). fl15
Total
Feedback wordt Feedback wordt niet verwacht
wel verwacht
Lieke kijkt niet
602
10
612
Lieke kijkt wel
307
9
316
909
19
928
LiekeEyeGaze Total
Participant 16: χ2(1) = 0.81 (p =.37). fl16
Total
Feedback wordt Feedback wordt niet verwacht
wel verwacht
Lieke kijkt niet
597
15
612
Lieke kijkt wel
305
11
316
902
26
928
LiekeEyeGaze Total
100
Participant 17: χ2(1) = 1.68 (p =.20). fl17
Total
Feedback wordt Feedback wordt niet verwacht
wel verwacht
Lieke kijkt niet
609
3
612
Lieke kijkt wel
312
4
316
921
7
928
LiekeEyeGaze Total
Participant 18: χ2(1) = 1.52 (p =.22). fl18
Total
Feedback wordt Feedback wordt niet verwacht
wel verwacht
Lieke kijkt niet
599
13
612
Lieke kijkt wel
305
11
316
904
24
928
LiekeEyeGaze Total
Participant 19: χ2(1) = 0.72 (p =.40). fl19
Total
Feedback wordt Feedback wordt niet verwacht
wel verwacht
Lieke kijkt niet
595
17
612
Lieke kijkt wel
304
12
316
899
29
928
LiekeEyeGaze Total
Participant 20: χ2(1) = 6.47 (p <.05). fl20
Total
Feedback wordt Feedback wordt niet verwacht
wel verwacht
Lieke kijkt niet
602
10
612
Lieke kijkt wel
302
14
316
904
24
928
LiekeEyeGaze Total
101