DIERENVRIENDJESPAD HETHET DIERENVRIENDJESPAD LESPROGRAMMA LESPROGRAMMA VOOR VOOR GROEP 1,2 GROEP EN 3 1,2 BASISONDERWIJS EN 3 BASISONDERWIJS
Handleiding voor de leerkracht
Inhoudsopgave
Inleiding
Hoofdstuk 1
Hoofdstuk 2
Hoofdstuk 3
Hoofdstuk 4
Dierenvriendjespad
Het 1.1 1.2 1.3 1.4
dierenvriendjespad Opzet van het dierenvriendjespad Voorafgaand aan uw bezoek In het bezoekerscentrum In de Biesbosch: uitvoering dierenvriendjespad
Praktische zaken 2.1 Tijdschema van het programma 2.2 Tips voor de leerkracht 2.3 Tips voor de begeleiders 2.4 Wat moeten u als begeleider en de leerlingen zoal meenemen?
5 5 5 6
7 7 7 8
Voorbereiding op school: kijken en doen 3.1 Toelichting bij uitnodiging 3.2 Verhaal en kringgesprek 3.3 Kijken en doen 3.3.1 Met de kinderen naar buiten (Eend) 3.3.2 Een waterdicht zwempak 3.3.3 Tanden van een bever (Bever) 3.3.4 Een slakkenbak in de klas (Slak) 3.3.5 Grondontdekhoek (Konijn en Muis) 3.3.6 Vogels nader bekeken (Specht) 3.3.7 De dierenhoek (alle dierenvriendjes)
9 9 13 13 14 15 17 19 20 20
Voorbereiding op school: creativiteit 4.1 Het dierenvriendjes T-shirt 4.2 Vogels maken 4.3 Kijkdoos: konijnen in de Biesbosch 4.4 Slak maakt een zilverspoor 4.5 Vingerpopje van Mini Muis 4.6 Een bever van brooddeeg 4.7 De dierenvriendjesklep
21 22 24 24 25 26 27
2
Hoofdstuk 5
Hoofdstuk 6
Hoofdstuk 7
Voorbereiding op school: spel en beweging 5.1 Muisje, kom uit je hol 5.2 Durf jij aan mijn konijnenstaart te trekken? 5.3 Bever, kom uit je burcht 5.4 De eend en de kikkers 5.5 Muis, ben je thuis? 5.6 Slakje, trek je spoor 5.7 Het dierenvriendjesspel
28 29 29 29 30 30 30
Aanbevolen boeken, liedjes en versjes 6.1 Boeken 6.2 Liedjes 6.3 Opzegversjes
31 33 38
Nazorg 7.1 Inleiding 7.2 Toelichting bij brief 2 7.3 Panoramaschilderij 7.4 Zaaien van tuinkers
42 42 42 43
Bijlagen 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16.
Dierenvriendjespad
Voorbeelden van opdrachten Brief 1: uitnodiging Plaat van een bever Sjabloon bever Sjabloon specht Sjabloon slak Sjabloon konijn Sjabloon muis Sjabloon eend Model tekening (Vogel) voor opdracht 4.2 Model tekening (Slak) voor opdracht 4.4 Model tekening (Muis) voor opdracht 4.5 Sjabloon kleine bever voor brooddeeg Brief 2: bedankbrief Mal dierenvriendjesklep Vogel
3
Inleiding
Het dierenvriendjespad is een natuurpad in de Biesbosch, ontwikkeld door de educatieve dienst van het Biesbosch Bezoekerscentrum van Staatsbosbeheer en is bestemd voor groepen 1,2 en 3 van de basisschool. De Biesbosch is een heel bijzonder natuurgebied – het is een zoetwatergetijdendelta. Dit is zo bijzonder, dat de Biesbosch in 1994 tot nationaal park werd benoemd. De Biesbosch heeft, net als alle andere nationale parken in Nederland, een viertal doelstellingen, waarvan voorlichting en educatie aan allerlei doelgroepen één is. Alle lesprogramma’s van het centrum zijn ontwikkeld vanuit een duidelijk educatief beleid. Het gebruik van hoofd (kennis en inzicht), hart (betrokkenheid) en handen (vaardigheden) vormt een leidraad voor alle educatieve activiteiten. Leerlingen worden gestimuleerd om de natuur te beleven en te ontdekken met al hun zintuigen, maar ook te genieten van hun verblijf in de natuur. In deze handleiding treft u informatie aan over de inhoud en opzet van het dierenvriendjespad, een hoofdstuk over praktische zaken over uw bezoek en suggesties voor het voorbereiden en verwerken van uw bezoek aan de Biesbosch.
Dierenvriendjespad
4
Hoofdstuk 1 Het dierenvriendjespad
1.1 Opzet van het dierenvriendjespad Aan de hand van opdrachten wandelen de kinderen in kleine groepjes over het pad van het eiland Toontjesplaat. Ieder groepje wordt begeleid door een ouder of een leerkracht. Schoolgidsen van het centrum lopen tussen de groepen door om vragen te beantwoorden en extra informatie te geven. De opdrachten zijn ingedeeld in vier thema’s. Voor elk thema is er een set opdrachtkaarten, elk thema heeft een eigen kleur: thema planten thema dieren thema ‘verplaatsen’ thema allerlei
- groene kaarten; - rode kaarten; - gele kaarten; - blauwe kaarten.
Binnen deze vier thema’s zijn ook onderwerpen ondergebracht zoals het weer, de seizoenen, het milieu en het kind zelf. De opdrachten zijn zo opgesteld, dat de dieren de Biesbosch laten zien aan de kinderen. De dieren leggen de vragen en de opdrachten aan de kinderen voor. Op elke opdrachtkaart staat de afbeelding van een dier dat de vraag stelt. In bijlage 1 vindt u voorbeelden van opdrachten. 1.2 Voorafgaand aan uw bezoek Een paar weken voor hun bezoek aan de Biesbosch ontvangen de kinderen een uitnodiging van de dierenvriendjes (de uitnodiging vindt u in bijlage 2). De kinderen worden uitgenodigd een bezoek te komen brengen aan alle dierenvriendjes van de Biesbosch. Door middel van deze uitnodiging proberen we een beetje spanning bij de kinderen op te roepen. Wij hopen dat ze zo echt gaan uitkijken naar hun tocht door de Biesbosch. 1.3 In het bezoekerscentrum De kinderen worden ontvangen door schoolgidsen van het centrum. Er wordt een korte inleiding gegeven over het programma van de ochtend (of middag) en over veiligheid aan boord van de schoolboot. De kinderen krijgen instructies voor het aantrekken van een reddingsvest. Als alle kinderen de reddingsvesten aan hebben, vertrekt de groep naar de schoolboot, die vlakbij het centrum aan een steiger ligt. Het varen naar het eindpunt, Toontjesplaat, duurt een half uur.
Dierenvriendjespad
5
1.4 In de Biesbosch - uitvoering van het dierenvriendjespad 1. De kinderen lopen het dierenvriendjespad in kleine groepen van vijf of zes kinderen. Iedere groep wordt begeleid door een ouder of een leerkracht. Schoolgidsen lopen van groep naar groep om aanvullend informatie te geven en eventuele vragen te beantwoorden. 2. Ieder groepje kinderen krijgt een kleurenwijzer en een set opdrachtkaarten. 3. Opdrachten worden geselecteerd door de kinderen. De kinderen komen een voor een aan de beurt. Het kind draait aan de kleurenwijzer. De kleurenwijzer heeft dezelfde vier kleuren als de opdrachtkaarten. Komt de wijzer op rood te staan, dan selecteert het kind dat zojuist gedraaid heeft een rode opdrachtkaart. 4. De begeleider leest de opdracht hardop voor en vraagt of alle kinderen de opdracht begrepen hebben. Zo niet dan legt hij/zij het opnieuw uit. 5. De opdracht wordt uitgevoerd. 6. Nu mag een ander kind uit het groepje draaien en een opdracht uitzoeken. 7. De kleurenwijzer mag maximaal twee keer op dezelfde kleur staan. Als de wijzer enkele malen achtereen op dezelfde kleur terecht is gekomen, mag een kind een andere kleur kiezen. 8. De gele opdrachten zijn bedoeld om je te verplaatsen met je groepje over het eiland. Als er te weinig geel wordt gedraaid, dan kan de begeleider een stukje doorlopen met de kinderen. 9. Het pad duurt 1.5 uur. Het is niet de bedoeling om alle opdrachten uit te voeren.
Dierenvriendjespad
6
Hoofdstuk 2 Praktische zaken
2.1 Tijdschema van het programma 09.15 uur 09.30 uur 10.00 uur 10.15 uur
11.45 uur 12.15 uur
Ontvangst door schoolgidsen in het Biesbosch Bezoekerscentrum Drimmelen. Korte inleiding en instructie. Aantrekken reddingsvesten. Vertrek met de schoolboot naar Toontjesplaat. Aankomst op Toontjesplaat – korte pauze voor het eten van het tien-uurtje De kinderen lopen in kleine groepen het dierenvriendjespad onder begeleiding van ouders en leerkrachten. Schoolgidsen zorgen voor organisatie, aanvullende informatie en beantwoorden vragen. Terugvaren naar Drimmelen. Afsluiting in het bezoekerscentrum.
2.2 Tips voor de leerkracht • Zorg dat de voorbereidende activiteiten (maken van dierenvriendjesklep of dierenvriendjes T-shirt) op tijd behandeld zijn. Tijdens het bezoek aan de Biesbosch is het de bedoeling dat de kinderen het klepje en/of T-shirt dragen. • Zoek op tijd ouders die de leerlingen willen begeleiden tijdens het bezoek aan de Biesbosch. U hebt gemiddeld één ouder per vijf of zes kinderen nodig. • Zorg dat de begeleiders op tijd de begeleidershandleiding krijgen zodat zij ook goed voorbereid zijn op het bezoek aan de Biesbosch. • Verdeel de kinderen al op school in groepjes van vijf of zes kinderen per groep. 2.3 Tips voor de begeleiders • Het is de bedoeling dat de kinderen tijdens de wandeling zo veel mogelijk zelfstandig doen. Uw taak als begeleider is het voorlezen en uitleggen van de opdrachten en het begeleiden van de kinderen over Toontjesplaat. • De tekst op de opdrachtkaarten wordt hardop gelezen. Als de kinderen zelf kunnen lezen, kunt u ze om de beurt een opdracht voor laten lezen. • Soms staan er verschillende vragen op een opdrachtkaart. Laat de kinderen na het stellen van een vraag eerst antwoord geven. Lees daarna pas de volgende vraag. • Zorg ervoor dat alle kinderen in uw groepje even veel aandacht krijgen. • Neem de tijd voor het uitvoeren van de opdrachten. Het is beter minder opdrachten met aandacht en zorg uit te voeren dan een heleboel opdrachten af te raffelen. Geef de kinderen rust en ruimte om de natuur te beleven.
Dierenvriendjespad
7
2.4 Wat moeten u als begeleider en de leerlingen zoal meenemen? • Laarzen en eventueel regenkleding. Laarzen meenemen in een aparte tas; ze mogen niet in het centrum gedragen worden en ook niet aan boord van de schoolboot (dit voor de veiligheid). • Lange broek en truitje met lange mouwen dragen (tegen brandnetels). • Een lunchpakketje en drinken. • Een naamplaatje voor alle leerlingen.
Dierenvriendjespad
8
Hoofdstuk 3 Voorbereiding op school: Kijken en doen
3.1 Toelichting bij uitnodiging De uitnodiging vindt u in bijlage 2. U kunt er misschien voor zorgen dat deze brief aan de klas wordt ‘afgegeven’. De brief is een uitnodiging aan alle kinderen van de dierenvriendjes in de Biesbosch om een bezoek te komen brengen aan hun mooie gebied. Het is bedoeld om de nieuwsgierigheid van de kinderen op te wekken en ze warm te maken voor hun bezoek aan de Biesbosch. In de brief stellen de dierenvriendjes zich voor aan de kinderen. De club van dierenvriendjes bestaat uit de volgende dieren: - Eend - Bever - Slak - Konijn - Muis - Specht De dieren vinden hun eiland in de Biesbosch zo mooi dat ze het graag aan de kinderen willen laten zien. Ze vragen de kinderen zich ook goed voor te bereiden op hun bezoek en liefst in een mooi dierenvriendjes T-shirt of met een leuk klepje op te komen, zodat de dieren ze in de Biesbosch zullen herkennen. 3.2 Verhaal en kringgesprek In het volgende spannende verhaal komen alle dierenvriendjes aan bod. Op pagina 12 vindt u een aantal vragen om het kringgesprek op gang te krijgen.
Dierenvriendjespad
9
Rinkel helpt Konijn
Wie loopt daar door het groene, donkere bos? Het is iets kleins met een rode puntmuts op. De rode puntmuts danst bij iedere stap. Als je goed luistert, hoor je een belletje rinkelen (eventueel een belletje laten rinkelen). Het klinkt zo hoog en teer. Het is een belletje aan de rode puntmuts van kabouter Rinkel. Waar Rinkel loopt, rinkelt zijn belletje. En waar zijn belletje rinkelt, daar brengt Rinkel geluk! Rinkel is maar klein. Je zou hem gemakkelijk over het hoofd zien. Maar als je goed oplet, zie je hem lopen tussen de hoge varens op het zachte mos in het donkere bos. Je zou ook zien dat Rinkel een rugzak draagt: een rugzak gevuld met verse brandnetels om soep van te maken. Rinkel is blij dat hij zo veel brandnetels gevonden heeft. Thuis in zijn huisje onder de wortels van een oude, hoge boom kookt hij heerlijke brandnetelsoep. Mmmmm, dat ruikt lekker. Rinkel krijgt al trek als hij eraan denkt. Al jaren woont Rinkel in dit bos. Hij kent het bos op zijn duimpje en is bevriend met alle dieren. "Dag slak," zegt Rinkel tegen een slak met een geel huisje op zijn rug. Langzaam tilt de slak zijn kopje op en ziet Rinkel staan. "Wat maak je toch een prachtig zilverspoor!", roept Rinkel uit. Blij kruipt de slak verder met achter zich een glanzend, zilveren spoor. Rinkel heeft voor ieder dier een aardig woord. Alle dieren houden van Rinkel. De zon schijnt en Rinkel wordt moe van het dragen van zijn rugzak. Hij heeft al zo’n eind moeten lopen. In de verte ziet hij Konijn en Muis aankomen. Ze doen weer eens een wedstrijdje hardlopen. Muis en Konijn komen al puffend en hijgend voorbij. Ze hebben nog net eventjes tijd om naar Rinkel te zwaaien. Rinkel wil na al dat geloop wel eventjes uitrusten. Rinkel zoekt een boom op waar hij tegenaan kan gaan zitten. Maar wie zit daar ook al? Bever. "Ha, Bever", zegt Rinkel, "hoe gaat het met jou?" "Goed, ik ben alleen een beetje moe. Ik heb vandaag een hele boom omgeknaagd en dat was knap vermoeiend. Maar ja, als we onze burcht willen verbouwen dan hebben we toch hout nodig”. “Ik moet weer gaan,” zegt Bever. “Ik heb nog een hoop werk te doen.” “Tot ziens, Rinkel." "Tot ziens, Bever". Rinkel wil zijn rugzak afdoen en……"kek, kek" klinkt het. Het is Specht. "Rinkel," roept Specht opgewonden van ver, "Konijn zit vast!" "Wat zeg je nou?" antwoordt Rinkel geschrokken. "Vlug, klim op mijn rug, dan vlieg ik je erheen." Rinkel klimt op de rug van Specht. Hij houdt zich goed vast aan zijn veren. Onderweg vertelt Specht wat er gebeurd is.
Dierenvriendjespad
10
Konijn had wortels gegeten op het mensenveld. Ze smaakten zo lekker! Hij at zijn hele buik rond. Konijn wilde juist weer terug naar zijn hol aan de rand van het bos, toen hij een scherpe pijn in zijn achterpoot voelde. Hij kon niet meer voor- of achteruit. Konijn zat vast! Hij was in een strik gelopen. De mensen wilden de wortels voor zichzelf hebben. Ze waren boos op de konijnen die weleens van hun wortels aten. Daarom hadden de mensen een val bij de wortels neergezet. En daar was Konijn ingelopen. Dat was een lelijke zaak. Zijn moeder had hem nog zo gewaarschuwd. "Kom niet bij het mensenveld", had ze wel tien keer gezegd. Maar de wortels roken zo heerlijk en hij had er zo’n trek in! En toen Konijn eenmaal aan het eten was, was hij al het gevaar vergeten. Nu zat Konijn vast. Af en toe trok hij met zijn poot. Dat hielp niet en het deed ook nog behoorlijk pijn. Zou hij hier de hele nacht moeten blijven zitten? O, als de mensen hem hier zouden vinden….de angst sloeg hem om zijn konijnenhart. Wanhopig keek Konijn om zich heen. Zag hij daar een vogel aan komen vliegen? "Vlug, vlug", roept Rinkel op de rug van Specht. "Kijk daar beneden, dat bruine stipje, dat is Konijn!" Specht duikt naar beneden en landt naast Konijn in het zand. Gelukkig zijn er geen mensen in de buurt. Rinkel aait Konijn over zijn zachte snuit. "Stil maar, Konijn, we zullen proberen de knoop eruit te halen." Met zijn kleine vingers probeert Rinkel de knoop los te maken. "Goh, wat zit die knoop vast." Wat Rinkel ook probeert, het lukt niet. Ze krijgen het er alle drie benauwd van. Stel je voor dat er mensen komen! "O, o was ik hier maar nooit naartoe gegaan", jammert Konijn. Even weten ze het niet meer, maar dan krijgt Rinkel opeens een idee. "De muizen!," roept hij blij uit. "Hier helpen alleen scherpe tandjes. We moeten de muizen halen.” Weg is Specht, op zoek naar de muizen. Hij weet waar ze wonen: in een klein holletje bij de oude wilgenboom. En ja hoor, niet lang daarna komt Specht weer aangevlogen. Twee muizenstaartjes hangen uit zijn verenpak naar beneden. De staartjes van Piep en Mini. Snel gaan de muizen ieder aan een kant van de poot van Konijn zitten. Wat kunnen ze knagen met die scherpe tandjes. "Knabbel, knabbel, knaag, knaag," klinkt het. Nog één flink beet en……Konijn is los! Wat zijn ze blij. Vlug, vlug weg, voor de mensen komen! "Gaan jullie mee naar mijn hol?," vraagt Konijn, "dan krijgen jullie wat lekkers". De vader van Konijn staat al bezorgd op de uitkijk als ze bij het hol aankomen. Ook de andere dieren hebben zich inmiddels verzameld bij het hol van Konijn. Toen ze hoorden dat Konijn nog steeds niet thuis was gekomen, zijn ze direct gekomen. "Konijn, waar ben jij al die tijd geweest?," roept vader uit. Konijn vertelt van zijn angstige avontuur en hoe zijn dierenvriendjes hem geholpen hebben. De vader van Konijn wil eerst heel boos worden, maar wat is hij blij dat alles goed is afgelopen. Hij bedankt iedereen en Konijn moet beloven nooit, maar dan ook nooit meer naar het mensenveld te gaan. Dat belooft Konijn. Ze krijgen op de goede afloop heerlijke limonade en vlierbessensap. Het is al bijna donker als iedereen afscheid neemt. Piep en Mini lopen op hun kleine pootjes naar hun veilige holletje onder de oude wilgenboom. Specht vliegt met kleine vleugelslagen naar zijn zelfgemaakte holletje in een hoge boom. Bever neemt Eend op zijn rug zodat hij sneller thuis is. Slak hoeft niet naar huis, hij heeft zijn huis altijd bij zich. Slak besluit vanavond te slapen naast het hol van de familie van Konijn. Rinkel loopt het pad af en zwaait nog eens naar de familie van Konijn. Al gauw is hij niet meer te zien in het donkere bos. Maar wat de konijnen nog wel kunnen horen, is het belletje op de puntmuts van Rinkel. Het belletje dat overal waar het rinkelt geluk brengt.
Dierenvriendjespad
11
Vragen voor het kringgesprek
1. Vul muis, slak, eend, bever, specht en konijn in, in de volgende vragen: • • • • •
Hoe ziet een ……………..eruit? Welk geluid maakt een …………………..? Wat eet een ………………………….. graag? Hoe loopt een …………………….? Waar woont een …………………?
2. Wat vinden jullie ervan dat mensen strikken neerzetten om dieren te vangen? 3. Als jullie Rinkel waren, zouden jullie dan op de rug van Specht durven zitten om Konijn te redden? 4. Hebben jullie wel eens brandnetelsoep gegeten? 5. Lijkt het jullie lekker? 6. Zou brandnetelsoep nog prikken op je tong?
Dierenvriendjespad
12
3.3 Kijken en doen Er worden hieronder zes activiteiten beschreven die uitgevoerd kunnen worden ter voorbereiding op uw excursie naar de Biesbosch. De activiteiten zijn: 3.3.1 3.3.2 3.3.3 3.3.4 3.3.5 3.3.6 3.3.7
Met de kinderen naar buiten (Eend) Een waterdicht zwempak Tanden van een bever (Bever) Een slakkenbak in de klas (Slak) Grondontdekhoek (Konijn en Muis) Vogels nader bekeken (Specht) De dierenhoek (alle dierenvriendjes)
3.3.1 Met de kinderen naar buiten Kijken naar eenden moet natuurlijk bij echte eenden gebeuren. In de omgeving van school is meestal wel een plek te vinden waar eenden rondzwemmen. Voeren van eenden is steeds weer een belevenis voor jonge kinderen. Kinderen kunnen ook eventueel veren van de eenden zoeken en meenemen. Eenden voeren Brood, maar nog beter zijn zaden en granen zoals maïs (verkrijgbaar bij de dierenwinkel). Vlak voordat u naar de eenden toegaat, kunt u de volgende punten bespreken met de kinderen: • De kinderen hoeven niet dicht bij de waterkant te komen. Voor een klein stukje brood klimmen de eenden al op de kant. • Lok de eenden met brood, maar geef ze daarna liever zaden te eten: tarwe, maïs, erwten enz. Dat is beter voor hen. • Geef geen brood aan kuikens. Voor hun snelle groei hebben ze ander voedsel nodig, met name insecten. Naar eenden kijken Na het voeren zullen de meeste eenden teruggaan naar het water. Uiteindelijk voelen ze zich daar veiliger. Zoek samen met de kinderen een geschikte plek om samen naar de eenden te kijken. Eenmaal een goede plek gevonden, verspreid dan de groepen kinderen. Er is vaak van alles te zien. De kinderen kunnen vertellen wat iedere eend doet: zwemmen, dobberen, opvliegen, grondelen (op hun kop in het water staan), elkaar achterna zitten, kwaken, veren poetsen, slobberen enz.
Dierenvriendjespad
13
De kinderen kunnen ook zichzelf vergelijken met een eend. U kunt de volgende vragen stellen: Kijk goed, waar zit(ten)……. • • • • • • • •
... jouw neus? En bij de eend? (2 gaatjes bij de snavel) ... jouw ogen? En bij de eend? (aan de zijkant van zijn kop, niet naast elkaar) ... jouw haren? En bij de eend? (heeft geen haren, alleen veren) ... jouw oren? En bij de eend? (op zijn kop, verstopt in zijn veren) ... jouw mond? En bij de eend? (een lange snavel) ... jouw armen? En bij de eend? (zijn vleugels) ... jouw benen? En bij de eend? (zijn poten) ... jouw voeten? En bij de eend? (zijn vliezen, worden bij iedere zwemslag in- en uitgespreid).
3.3.2. Een waterdicht zwempak Eenden zwemmen, eenden duiken, eenden staan urenlang in de regen. Toch worden ze niet nat en koud, dankzij hun verenpak. Dit moet dan wel goed ingevet zijn, want een verenpak zonder vet betekent voor een eend koud worden en op den duur dood gaan. Vandaar dat een eend dagelijks bezig is zijn veren waterdicht te maken. Een heel werk is dat! Met de volgende twee proefjes ontdekken de kinderen het verschil tussen een eendenpak met en zonder veren. Een eend van vaseline: Nodig: sjabloon van de eend (bijlage 9) 2 vellen papier (A4) van een donkere kleur doosje vaseline kopje water Teken op beide vellen papier een eend. Knip de eenden uit. Wrijf één eend in met vaseline. Laat de kinderen beide eenden voelen. Wat is het verschil? Welke eend voelt vet? Laat op beide eenden druppels water vallen (alsof het regent). Bij de met vaseline ingesmeerde eend blijven de druppels er als parels bovenop liggen. Bovendien zijn de druppels er gemakkelijk af te blazen (het waait). Bij de niet-ingevette eend slinken de druppels. Na verloop van tijd trekken ze helemaal in het papier. Een eend van wasco: Nodig: per kind één groot vel papier kleurpotloden wasco een kwast blauwe ecoline verdund met water De kinderen geven een getekende eend een waterdicht zwempak van wasco. Laat de kinderen een eend tekenen op een vel papier. De eend kleuren ze dan in met wasco (vet). De kinderen strijken vervolgens met een kwast de verdunde ecoline over de eend en het hele papier. De ecolinedruppels trekken niet in de eend, wel in het papier.
Dierenvriendjespad
14
3.3.3 Tanden van een bever Nodig:
plaat van een bever (bijlage 3) spiegeltjes
Kijk samen met de kinderen naar de plaat van de bever. Let daarbij vooral op de tanden van de bever. • welke kleur hebben de tanden? • hoe groot zijn de tanden? (groot/klein) • hoe poetst een bever zijn tanden denken jullie? Met gebruik van de spiegeltjes kijken en voelen de kinderen nu zelf naar hun eigen tanden en die van elkaar. • • • •
welke kleur hebben hun tanden? hoe groot zijn hun tanden? (groter/kleiner dan de bever) hoeveel tanden hebben mensen? hoeveel kiezen?
Afdruk van je gebit maken - 1 Nodig:
gifvrije plasticine (Creatherm) kartonnen plaatjes (3 x 4 cm)
In tweetallen kunnen de kinderen aan de slag. Laat de kinderen een afdruk maken van hun bovengebit door ze in een plak plasticine te laten bijten, dat op een kartonnetje ligt. Laat ze na afloop de afdrukken met elkaar vergelijken. Bespreek in de kring de waarnemingen van de kinderen. De kinderen leren dat tanden zowel voor een bever als een mens belangrijk zijn voor het verteren van eten. Ze maken uit de afdrukken op dat elk gebit verschillend van vorm is. Afdruk van je gebit maken - 2 Op pagina 16 staan de instructies om een gips afgietsel van een gebit te maken. Als u tijd heeft is dit een erg leuk experiment om de kinderen te laten zien. U kunt 2 afgietsels maken van kinderen met heel verschillende gebitten (met en zonder voortanden bijvoorbeeld).
Dierenvriendjespad
15
Het maken van een gipsafgietsel 1. Kneed de plasticine totdat hij soepel is. Verdeel de plasticine in twee gelijke stukken en druk die op beide zijden van het kartonnetje.
2. Laat een kind er zo in bijten dat alle tanden en kiezen in de plasticine verdwijnen.
4. Zet een strookje karton goed sluitend om de beide plasticine afdrukken. Gebruik paperclips.
3. Druk bij de voortanden de plasticine licht aan en maak dan voorzichtig de plasticine los zonder de vorm nog te veranderen.
5. Smeer de gebitsafdrukken in met een beetje slaolie en zet ze elk in een boterbakje 6. Maak een stevig papje van gips en water. Giet dit papje op de afdruk en laat het uitharden. Zorg dat de luchtbellen uit het gips verdwijnen (prikken).
7. Verwijder het bakje en de strook karton als het gips hard is. Trek voorzichtig de plasticine en het gipsafgietsel van elkaar.
Dierenvriendjespad
16
3.3.4 Een slakkenbak in de klas Jonge kinderen vinden een slakkenbak in de klas erg leuk. Ze kunnen de slakken zo iedere dag goed bekijken. Een goed onderkomen voor de slakken is een grote glazen pot of een aquarium. Nodig:
aquarium of grote glazen bak of pot met deksel (bijv. horrengaas) grond houtjes en takjes polletje madeliefjes of gras klein bloempotje (omgekeerd) met mos begroeide boomschors stenen plantenspuit met water gevuld schepje kleine glazen potjes slakken! voedsel voor de slakken – bladeren van sla, andijvie, stukjes appel of aardappel
Leg op de bodem van het aquarium of glazen pot een laagje grond van ongeveer 3 cm. Richt het aquarium verder in met de polletjes madeliefjes en/of gras, de stenen, het omgekeerde bloempotje en de met mos bedekte boomschors. Ga met de kinderen naar buiten om slakken te verzamelen. Zoek vooral bij struiken. Gebruik de schepjes om de slakken te ‘vangen’ en zorg dat de kinderen de slakken voorzichtig in de kleine glazen potjes stoppen. Zorg dat de deksels van de potjes doorgeprikt zijn voor lucht voor de slakken. Binnen worden de slakken voorzichtig geplaatst in het aquarium. Spreek met de kinderen af dat de slakken niet langer dan een paar dagen te logeren blijven. Vertel er wel bij waarom (slakken zijn toch liever buiten in de openlucht). Na een paar dagen kunnen de kinderen de slakken weer ‘vrijlaten’ op de plek waar ze ze gevonden hadden. Let op: • Als u een grote glazen pot gebruikt, vergeet die dan niet af te sluiten, want slakken wandelen omhoog langs het glas. Prik gaatjes in de deksel of sluit de bak af met horrengaas. Maak geen deksel van papier of vitrage, de slakken eten er gaatjes in en ontsnappen. Een glasplaat is ook niet geschikt: slakken houden van frisse lucht. • Slakken houden van schaduw en vocht. Zet daarom de bak niet in de zon en bespuit de bak regelmatig met een fijne nevel uit de plantenspuit. • Laat de kinderen om de beurt de slakken voeden met sla, andijvie enz.
Dierenvriendjespad
17
Mogelijke vragen bij de slakkenbak: • • • • •
Waar zitten alle slakken? Welke slak is de grootste en welke is de kleinste? Welke kleuren hebben de huisjes van de slakken? Wat eten de slakken? Zie je een slak met een klein deukje in zijn huis? (bij een klein ongelukje kan een slak zijn huis zelf repareren)
Dierenvriendjespad
18
3.3.5 Grondontdekhoek Konijnen en muizen graven holletjes en gangen. De gangen lopen onder de grond van links naar rechts. Hoe weten ze nu waar ze uitkomen? Hoe graven ze de gangen? Omdat de dieren graven in verschillende grondsoorten, wordt er in deze activiteit wat dieper op ingegaan. Nodig:
4 potten met verschillende soorten grond: zandbakzand, grond uit de buurt van school, potgrond en tuinturf spelmateriaal uit zandbak en zandtafel behangerslijm of Arabische gom grote vellen gekleurd papier eventueel poeder van gekleurd krijt
In de ontdekhoek staan 4 potten met de verschillende grondsoorten. Ook ligt er allerlei spelmateriaal (zeven, molentjes, bakvormen enz.) In kleine groepjes gaan de kinderen met de verschillende grondsoorten experimenteren. Laat de kinderen: • in de grond woelen en eraan ruiken • de verschillende soorten grond naast elkaar op de tafel uitspreiden en met elkaar vergelijken voor wat betreft kleur, structuur (grof/fijn) en vochtigheid • de grondsoorten nat maken en uitproberen wat je er dan mee kunt doen (wel/geen balletjes maken, in bakvormen doen, enz.) • de grondsoorten zeven, door een molentje laten gaan, met elkaar mengen • bepalen in welke grondsoort het konijn en de muis het makkelijkst hun holletjes en gangen kunnen graven. En in welke het moeilijkste. Moet de grond nat of droog zijn om gangen in te graven? Na een tijdje experimenteren gaat u bij een groepje kinderen zitten en vraagt u welke verschillen de kinderen ontdekt hebben qua kleur, structuur, geur en vochtigheid. Kun je met de ene grondsoort iets doen wat je met de andere niet kunt? Kunnen de kinderen nu met een blinddoek om raden welke grond in welke pot zit? Laat de kinderen het ontdekken met hun zintuigen: voelen, ruiken en horen (schudden met de pot, denk aan de deksel!)
Dierenvriendjespad
19
3.3.6 Vogels nader bekeken Als u een kind vraagt wat een vogel is, kan hij vast een vogel beschrijven of één aanwijzen. Het wordt pas moeilijker als u vraagt welke vogel het is. In de Biesbosch zijn er maar liefst 232 verschillende soorten vogels! De kinderen zullen tijdens hun bezoek aan de Biesbosch veel verschillende vogels zien en horen. In ieder geval zien ze de fuut, de meerkoet, eenden, blauwe reigers en, met een beetje geluk, een buizerd. In deze activiteit kijkt u samen met de kinderen naar de bouw van een vogel. De onderdelen van een vogel, bijvoorbeeld snavel, staart, kruin enz., verschillen per vogel. Dit helpt in het identificeren van de verschillend vogels die u tegenkomt in de Biesbosch. In bijlage 16 vindt u een tekening van een vogel met de verschillende onderdelen aangegeven. Dit kunt u vergroten en samen met de kinderen bekijken. U kunt de bouw van een vogel vergelijken met de bouw van het kind zelf. Voorstel voor gesprek: Een vogel heeft een snavel, jij hebt een ……………………………………………… Een vogel heeft poten, jij hebt ……………………………………………………………. Een vogel heeft vleugels, jij hebt………………………………………………………… Een vogel heeft veren, jij hebt…………………………………………………………….. 3.3.7 Dierenhoek U kunt in de klas een dierenhoek inrichten. Dit is heel handig wanneer u geen tijd hebt om tijdens de les aandacht te besteden aan de ‘dierenvriendjes’. In deze hoek kunt u de volgende materialen leggen: • verschillende boekjes over de ‘dierenvriendjes’ (zie hoofdstuk 6) • verschillende creatieve activiteiten (zie hoofdstuk 4) • verschillende knuffels van dierenvriendjes
Dierenvriendjespad
20
Hoofdstuk 4 Voorbereiding op school: creativiteit
Activiteiten:
4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7
Het dierenvriendjes T-shirt Vogels maken Kijkdoos: konijnen in de Biesbosch Slak maakt een zilverspoor Vingerpopje van Mini Muis Een bever van brooddeeg De dierenvriendjesklep
4.1 Het dierenvriendjes T-shirt Nodig:
wit T-shirt (oud) kranten verfschorten stuk stevig karton textielverf (hobbyzaak) schoteltjes sjablonen van de dierenvriendjes (bijlagen 4 t/m 9) kwasten tandenborstel spatraam
• Leg de kranten uitgespreid op tafel. • Neem het gestreken T-shirt en leg het stuk karton tussen de voor-en achterkant. U hebt dan een stevige ondergrond en u loopt minder kans dat de verf op de achterkant van het T-shirt doordrukt. • Meng de textielverf met wat water op een schoteltje. Als u verschillende kleuren wilt gebruiken, neemt u voor elke kleur een apart schoteltje. De kinderen kunnen op 3 manieren hun T-shirt stempelen: 1. Knip de sjabloon van je keuze uit. Smeer de sjabloon in met verf en druk het op het T-shirt. De sjabloon kan een paar keer achter elkaar op het T-shirt gedrukt worden zodat de kleur steeds lichter wordt. Dit geeft een heel leuk effect. 2. Knip de binnenkant van de sjabloon van je keuze uit, zodat alleen de buitenkant overblijft. Leg het nu op een T-shirt. Binnenin de sjabloon kan de verf met een kwast getamponneerd worden. 3. Knip de binnenkant van de sjabloon van je keuze uit, zodat alleen de buitenkant overblijft. Leg het op een T-shirt. Met een spatraam en tandenborstel kan de verf nu op de sjabloon gebracht worden. Laat de T-shirts goed drogen als de kinderen klaar zijn met stempelen. Na het drogen moet u de T-shirts strijken met een warm strijkijzer, zodat de verf er niet meer uitgewassen kan worden.
Dierenvriendjespad
21
4.2
Vogels maken
De kinderen maken allerlei vogels van diverse soorten materialen. Ze geven de vogel een plekje in de klas. Hieronder volgen 5 verschillende manieren om een vogel te maken. 1. Een vogel van klei Nodig:
klei veertjes (verkrijgbaar bij de beddenspecialist) zaden
• De kinderen maken van klei de vorm van een vogel. Om het helemaal echt te laten lijken, steken ze in de klei een paar veertjes. • Maak voor de vogel een voerbakje van klei. • Doe wat echte vogelzaden in het bakje. 2. Een vogel van een luciferdoosje Nodig:
modeltekening vogel (bijlage 10) een leeg luciferdoosje overtrekpapier papier viltstiften verf
• Maak twee even grote tekeningen van een vogel of neem de sjabloon twee keer over. • Teken de ogen van de vogel (let op de juiste plaats) en de vleugels. • Plak een luciferdoosje tussen beide vogels. De vogel kan nu staan. • Zet de vogel op de voedertafel. 3. Een vogel van een vouwblaadje Nodig:
modeltekening vogel (bijlage 10) vouwblaadje (15 x 15 cm) stevig papier stiften
• Neem de sjabloon over op stevig papier. Prik in het midden van de vogel een inkeping (zie modeltekening bijlage 10). • Vouw een vouwblaadje om en om tot een smalle reep. • Steek de reep door de inkeping. • Vouw het open en plak de twee binnenranden van het vouwblaadje aan elkaar vast. • Hang de vogel aan een touwtje in de klas.
Dierenvriendjespad
22
4. Een vogel van een wasknijper Nodig:
stevig gekleurd papier model tekening vogel (bijlage 10) gekleurd papier voor oogjes en vleugels schaar of prikpen eventueel potloden
• Neem het model van de vogel twee keer over op stevig papier. Laat de kinderen de vogel uitknippen of –prikken. • Plak de vogelvorm ieder aan een kant van de wasknijper. • Teken of plak oogjes en vleugels op de vogel. • Klem de vogel ergens vast in het klaslokaal (bijv. op een tak die u van buiten hebt gehaald). 5. Vogels van vingerafdrukken Nodig:
stempelkussen tekenpapier viltstift/kroontjespen met inkt
• Laat de kinderen een tekening maken van een boom met takken. Vogels hoeven ze niet te tekenen. Deze maken ze van vingerafdrukken. • Laat de kinderen een vinger drukken op het stempelkussen. Zet de vinger neer op de plaats waar een vogel moet komen: bijvoorbeeld op een tak. • Teken er een snavel en eventueel vleugels aan met de viltstift of kroontjespen.
Dierenvriendjespad
23
4.3 Kijkdoos: konijnen in de Biesbosch In een kijkdoos maken de kinderen de Biesbosch met enkele konijnen erin. Nodig:
een schoenendoos klei scharen natuurlijk materiaal: laat de kinderen zelf zoeken in de schoolomgeving watten lichtgroen crêpepapier
• Druk een laag klei op de bodem van de doos. • Knip de natuurlijke materialen op maat zodat ze in de doos passen. Prik de materialen daarna in de klei. De restjes van het materiaal kunnen eventueel in kleine stukjes geknipt worden en over de klei worden gestrooid. • Plak langs de kanten uitgeknipte tekeningen van de Biesbosch: bomen, water, dieren, planten enz. • Maak konijnen van klei. Gebruik bolletjes watten voor de konijnenstaarten. • Zet de konijnen tussen het natuurlijke materiaal van de "Biesbosch". • Maak aan de voorkant van de doos een rond kijkgaatje. • Beplak de bovenkant van de doos met lichtgroen crêpepapier. • Wie wil er een kijkje nemen in de Biesbosch? 4.4 Slak maakt een zilverspoor Slakken maken prachtige sporen. Vooral de zilverachtige glans ervan valt op. Zeker als het zonlicht erop schijnt. De kinderen trekken de modeltekening van de slak zonder huisje over en knippen het uit. Ze plakken de slak op de zwarte ondergrond en maken het huisje op zijn rug van wol. Tot slot maken ze een spoor met behulp van zilverachtig materiaal. Nodig:
modeltekening van de slak zonder huisje (bijlage 11) gekleurd tekenpapier zwart papier potloden of viltstiften lijm wol aluminiumfolie
Dierenvriendjespad
24
• Trek de modeltekening van de slak zonder huisje (bijlage 11) over op gekleurd tekenpapier. • Knip de slak uit. • Plak de slak op zwart papier. Zorg dat er genoeg ruimte aan de achterkant van de slak overblijft om het spoor op te plakken. Aan de bovenkant moet ook nog genoeg ruimte overblijven voor het slakkenhuisje. Het geeft een leuk effect als de slak iets over de rand van het papier uitsteekt. Het lijkt net of de slak van het papier afwandelt. • Breng een beetje lijm aan op de rug van de slak aan. • Plak één uiteinde van de woldraad vast. Leg de rest van de draad er in steeds grotere kringen omheen. Zo heeft de slak opnieuw een huisje! • Knip een dunne reep aluminiumfolie uit en plak deze als een kronkelig spoor achter de slak. Om het zilverspoor te maken kunt u ook zilverdraad, zilverwol of zilverglitter gebruiken. 4.5 Vingerpopje van Mini Muis Niet alleen het spelen met vingerpopjes maar ook het maken ervan vinden kinderen vaak erg leuk. En bovendien hoef je geen poppenkast te hebben om een voorstelling te geven: zij kunnen bij elke achtergrond gebruikt worden. Nodig:
modeltekening van muis (kopdeel x 2, lijf en strikje) (bijlage 12) stevig grijs, zwart, bruin en wit papier schaar potlood wollen draad gekleurd papier om een strikje van te maken (uitknippen) stevige zwarte draad voor snorharen 2 paperclips
• Trek de modeltekeningen van de onderdelen van de muis (bijlage 12) over op stevig papier. • Knip ze daarna uit – het hoofd 2 keer en het lijfje 1 keer. • Om het lijfje in elkaar te plakken: rol het heen en weer tot een kegelvorm en plak de zijkanten vervolgens aan elkaar. • Druk het spitse stuk van het lijfje plat, zodat de 2 delen van het hoofd er goed opgeplakt kunnen worden. • Plak eerst de voorkant van het hoofd op het lijfje en daarna de achterkant. Plak de 2 delen goed aan elkaar – gebruik hiervoor de paperclips tijdens het drogen. • Teken vervolgens de ogen en plak de zwarte snorharen op. • De wollen draad dient als staart van het muisje en het gekleurde strikje maakt Mini Muis helemaal af!
Dierenvriendjespad
25
4.6 Een bever van brooddeeg Ingrediënten voor 15 stuks: 200 gram magere kwark 100 gram suiker 8 eetlepels olie 6 eetlepels melk 1 ei 1 zakje vanillesuiker 1 snufje zout 400 gram bloem 1 pakje en 2 afgestreken theelepels bakpoeder 3-4 eetlepels citroensap 150 gram poedersuiker rozijnen Nodig:
• • • • • • • • • • • • •
kleine beversjabloon van stevig karton (bijlage 13) schaar potlood houten lepel keukenmesje vetvrij papier penseel weegschaal kom oven
Trek de sjabloon van de bever over op stevig karton en knip het uit. Giet de melk beetje bij beetje, onder voortdurend roeren, bij de kwark. Voeg daarna de olie, ei, suiker, vanillesuiker en zout toe. Voeg nu de bakpoeder en driekwart van de bloem aan het mengsel toe en roer alles tot een glad deeg. Kneed vervolgens de overige bloem erdoorheen. Strooi een beetje bloem over het werkblad. Rol het deeg uit tot 1 cm dik Leg de sjabloon erop en snij met het keukenmesje een bever vorm uit. Bekleed een bakblik met vetvrij papier en leg de bevers erop. Leg ze niet te dicht bij elkaar want ze zwellen op tijdens het bakken. In elke bever drukt u een rozijn voor het oog. Bak de bevers 15 – 20 minuten in een voorverwarmde oven (gas: stand 3, elektrisch: 200 graden). Meng de poedersuiker en citroensap tot een glad mengsel (het glazuur). Laat de bevers afkoelen na het bakken en bestrijk ze tenslotte met het glazuur.
Dierenvriendjespad
26
4.7 De dierenvriendjesklep Wanneer de kinderen op pad gaan in de Biesbosch is het wel de bedoeling dat ze herkend worden door de dierenvriendjes die hen uitgenodigd hebben. De kinderen dragen allemaal een ‘dierenvriendjesklep’. Nodig:
kopie klep (bijlage 15) op stevig papier (1 per kind) perforator elastiek kleurpotloden sitspapier en lijm
In bijlage 15 vindt u een mal van de dierenvriendjesklep. Maak voor ieder kind een kopie van de klep op stevig papier. Laat de kinderen de klep uitknippen en versieren. Ze kunnen de klep versieren door in te kleuren of te beplakken met stukjes gekleurde sitspapier. Als de kinderen klaar zijn met versieren, maakt u er met de perforator twee gaatjes in. Daarna rijgt u er een stukje elastiek door en legt u er een knoopje in.
Dierenvriendjespad
27
Hoofdstuk 5 Voorbereiding op school: spel en beweging
Activiteiten:
5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7
Muisje, kom uit je hol. Durf jij aan mijn konijnenstaart te trekken? Bever, kom uit je burcht. De eend en de kikkers. Muis, ben je thuis? Slakje, trek je spoor. Het dierenvriendjesspel.
5.1 Muisje, kom uit je hol Een kring wordt gevormd door de helft van de kinderen, zij staan met de handen vast, behalve op één plaats. Hier is dus de opening van het muizenhol. De poes (een kind) ligt voor deze opening te slapen. De andere kinderen zitten binnenin het muizenhol als muizen. De muizen gaan nu zachtjes uit het hol, via de opening, om buiten te spelen. Plotseling wordt de poes wakker en probeert de muizen te vangen. Deze moeten proberen weer in het hol terug te komen. Na een tijdje kunt u de kinderen omwisselen: de ‘muizen’ worden nu de kring en andersom.
Dierenvriendjespad
28
5.2 Durf jij aan mijn konijnenstaart te trekken? Alle kinderen krijgen een kort touwtje en stoppen dit achterin hun broek of gympak. Eén kind is konijn, de andere kinderen zijn muizen. Het konijn moet proberen de staarten van de muizen af te pakken. 5.3 Bever, kom uit je burcht De kinderen staan opgesteld achter een streep. In de hoek aan de andere kant van het lokaal zit de bever. Onder het roepen van "Bever, bever, kom uit je burcht", lopen de kinderen in de richting van de bever. Plotseling springt de bever op en probeert de kinderen te vangen. De kinderen vluchten terug achter de streep.
5.4 De eend en de kikkers Op ongeveer 2 tot 3 meter van elkaar worden twee strepen getekend: dit is de sloot. In de sloot staat op één been de eend wat te slapen. Aan de rand van de sloot zitten de kikkers. De kikkers mogen, op eigen initiatief, naar de andere kant van de sloot springen. De eend moet proberen ze te pakken. De kikkers moeten springen in hurkhouding, de eend moet op één been zich hinkend verplaatsen.
Dierenvriendjespad
29
5.5 Muis, ben je thuis? De kinderen staan achter een streep aan één kant van het lokaal. De muis zit, onzichtbaar voor de kinderen, aan de andere kant van het lokaal in zijn holletje (bijv. onder een deken). De kinderen lopen naar de muis en vragen: “Muis, ben je thuis?" De muis kan nu antwoorden met het maken van een bepaald dierengeluid (piep, miauw, boe enz.) De kinderen moeten dan terug naar hun plaats als het dier dat door het geluid is aangegeven. Bijvoorbeeld als de muis miauwt, moeten de kinderen als poezen terug. De muis kan echter ook zeggen: "Hier ben ik", en probeert ze dan te pakken. 5.6 Slakje, trek je spoor Een slak laat op de grond een mooi zilveren spoor achter. U kruipt als een slak en laat een duidelijk spoor achter (bijv. met krijt of wol) door het lokaal. Laat de kinderen nu langzaam als een slak door de zaal lopen zonder dat ze op het spoor trappen. De kinderen kunnen ook het spoor volgen als slak: langzaam lopend of kruipend achter elkaar. U kunt de kinderen het huis van de slak laten maken. Ze houden allemaal elkaars hand vast, de eerste in de rij gaat bij het spoor staan, en vervolgens draaien de kinderen zich in steeds grotere kringen tot het huisje compleet is. 5.7 Het dierenvriendjesspel In het midden van het lokaal worden hoepels in de breedte neergelegd. In de hoepels staan enkele dieren, die bij de dierenvriendjes horen. De dieren in de hoepels wonen op eilanden, zij gaan proberen de andere kinderen te pakken. De dieren mogen echter niet uit hun hoepels komen. De kinderen lopen tussen de hoepels door en proberen niet getikt te worden. Wie getikt wordt, is af. Elk dier krijgt twee beurten en dan wordt er omgewisseld.
Dierenvriendjespad
30
Hoofdstuk 6 Aanbevolen boeken, liedjes en versjes
6.1 Boeken De bever Kleine bever en de echo
Amy MacDonald en Sarah Fox-Davies - Lemniscaat, Rotterdam
Bobby bever, reparatie aan de beverburcht
De bever, miniinformatie nr.216 De vlijtige nietsnut
Goed zo! Knap hoor!
Blijf bij on, Thijs!
Wolfgang Looskyll Mulder en zoon, Amsterdam Heidi Smits - De Ruiter, Gorinchem Catherine Louis De Vier windstreken Nannie Kuiper - Jeske Verstegen De Vier windstreken Bernadette - Udo Weigelt De Vier windstreken
De eend Heb je mijn eendje soms gezien? Het eigenwijze eendje Eenden, miniinformatie nr. 82 Een eendje komt tot leven Alfred Jodocus Kwak
N. Tafuri - J.H.Gottmer, Haarlem J. Werner - De Bezige Bij, Amsterdam Heidi Smits - De Ruiter, Gorinchem H. Isenbart - Meulenhof Informatief, Amsterdam Herman van Veen - Harlekijn, Westbroek
De muis Kleine muis maakt een tuintje
In dit boek zit een muisje verborgen Frederick de Muis
Dierenvriendjespad
Michelle Cartlidge C. de Vries-Brouwers, Antwerpen-Amsterdam M. Felix - Van Reemst, Bussem L. Lionni - Ankh-Hermes, Deventer
31
Het konijn Waar is Pieter Konijn?
B. Potter - Ploegsma, Amsterdam
Krul konijn gaat naar de dokter
Richard Scarry - De Bezige Bij, Amsterdam
Het verhaal van de wortelkindertjes
S. van Olfers - Christofoor, Zeist
De slak Slakkenparadijs Het grootste huis van de wereld Slakken Slak en rups
Theres Buholzer - Meulenhof Inf. Amsterdam L. Lionni - Ankh-Hermes, Deventer Althen Braithwaite - De Ruiter, Gorinchem H. Piers - Lemniscaat, Rotterdam
De specht Het Vogelboek Het vogeltje dat te ver weg vloog Vogels
Dierenvriendjespad
P. Burton en P. Hayman - Zomer en Keuning, Wageningen R. Ainsworth - De Vries-Brouwers, Rotterdam A. Braithwaite - De Ruiter, Gorinchem
32
6.2
Liedjes
’s Zomers hoor je in het bos
’s Zo - mers hoor je in het bos:
de specht die ha - mert er op los,
Rik – ke – tik tik en rik – ke – tik tik,
Rik – ke – tik tik en rik – ke – tik tik;
rik – ke – tik tik
hoor je
daar in het bos.
’s zomers in het bos;
rik – ke – tik tik en rik – ke – tik tik, de specht die ha - mert er op los.
Beweging: Maat 1 – 4 Maat 5 – 8 Maat 9 – 10 Maat 11 – 12
Maat 13 – 14 Maat 15 – 16
opstelling paren in een frontcirkel. de kring gaat met wandelpas naar links de kring gaat door met acht galoppassen partners draaien zich op de plaats naar elkaar en maken tweemaal vier stamppassen (op rikke – tik – tik) ze geven elkaar twee handen en wisselen van plaats met vier wandelpassen (rechter schouders langs elkaar); ieder is nu een plaats opgeschoven. stampen als boven tegenover dezelfde partner allen draaien met vier passen op de plaats - draai om.
De dans wordt nu met dezelfde partner herhaald.
Dierenvriendjespad
33
Mini de muis
Mini de Muis
maakt haar huis
Haar Hol - le - tje wordt
het
liefst
in
donk’ - re
gaat – jes.
heel warm en zacht van pluis - jes en van draad - jes.
Spreektekst:
Een pluisje hier, een pluisje daar, het hol van Mini de Muis is klaar!
Dierenvriendjespad
34
Het domme eendje
1. Een van de eend - jes
dacht
bij
zich - zelf:
in
ik
de
ben
En sna - ter - de "Kwek, kwek,
Ik zwem mijn moe - der
niet
Die
wordt
Er
sloot
moet
hier
nog
Hij ging op reis
En
Dierenvriendjespad
keek
niet
sloot
al
groot.
ik
meer
ga.
na:
voor
mij
te
klein.
veel
meer
wa - ter
zijn".
en
zwom
en
zwom,
e- ne
keer
meer
om.
35
2. Toen kwam de avond, kwam de nacht en eenzaam dreef het in een gracht, acht snaterend: Kwek, kwek, ik wou dat ik weer thuis was, ik heb kou. Die gracht hier is mij veel te groot Was ik maar weer in onze sloot. En toen het licht kwam van de maan, Is het weer gauw teruggegaan.
Dierenvriendjespad
36
In het groen, groen knolle-knollenland
Al
in
een groen groen knolle – knollen
heel parmant
d’ander
De
één die blies de
sloeg de
heeft
er
kan,
de
Dierenvriendjespad
één
trom – mel.
ge - schten
an - der
zeer
en
Toen
fluite
land daar zat een ko – nijn – tje
fluite
kwam
fluit
opeens
en
een jager jagers man, en
dat heeft naar men denk - en
verdro
-
denk - en
ten.
37
6.3
Opzegversjes
- Tien kleine bevertjes - Eendjes - De familie muizen - Konijntje - Slakkenhuis - De specht Tien kleine bevertjes Tien kleine bevertjes, die kwam ik gisteren tegen Eéntje sprong een vliegje na Toen waren er nog maar negen. Negen kleine bevertjes, die gingen langs de gracht Eéntje dook er van de brug Toen waren er nog maar acht. Acht kleine bevertjes, die zijn bij elkaar gebleven Maar één verstopt zich in het gras Toen waren er nog maar zeven. Zeven kleine bevertjes, die schrokken voor een bles Eéntje maakte rechtsomkeert Toen waren er nog maar zes. Zes kleine bevertjes, die zochten een verblijf Eén kroop in de modder weg Toen waren er nog maar vijf. Vijf kleine bevertjes, die maakten samen plezier Eén deed verder niet meer mee Toen waren er nog maar vier. Vier kleine bevertjes, die hielden vol, maar zie Er kwam een groot gevaar Toen waren er nog maar drie. Drie kleine bevertjes, die kwamen bij de zee Eéntje zwom naar Engeland Toen waren er nog maar twee. Die trouwden later met elkaar, ze woonden in een sloot Daar kregen ze weer drie bevertjes Die brachten ze samen groot.
Dierenvriendjespad
38
Eendjes Eendjes, kom eens dichterbij Héél dicht bij het kantje. Want dan krijg je iets van mij ‘k heb iets in mijn mandje. Wittebrood en roggebrood Kruimeltjes, maïs en brokken. Maar er is een heleboel En je mag niet schrokken! De familie muizen De hele familie muizen gaat vandaag verhuizen Vader en moeder en tien kinderen Of zijn het er elf? Dat mag niet hinderen. Allemaal moeten ze helpen dragen Kleine pakjes naar de wagen. Soms zijn er van die hele grote Die zijn voor pa’s sterke poten. Zo nu is de wagen vol Op naar het nieuwe muizenhol. Helpen jullie heel goed duwen? Het is een hele muizenkluwen. En tenslotte zijn ze daar ’t nieuwe huis is nog niet klaar. Het holletje moet nog fris geschrobd En het kleedje vast uitgeklopt. Moeder gaat vast torren vangen Muis Mini neemt met een vaartje Al het stof af met haar staartje. Kraaloog wast in een grote teil En Wipje boent het kamerzeil. Zo doet ieder muisje wat En vader zei: "ziezo, dat is dat!"
Dierenvriendjespad
39
Konijntje Moeder konijntje die zat bij haar kleintje Zat bij haar kleintje dat keelpijn had. Zat op een bankje en gaf het een drankje Kleintje konijntje die snuffelde wat. "Stil maar mijn kleintje", zei moeder konijntje "binnenkort heb je geen keelpijn meer, gaan we weer hollen, eten we knollen, dan doet jouw keeltje beslist niet meer zeer." Moeder konijntje, die streelde haar kleintje Stopte het onder de dekens diep. Toen sloop ze henen, stil op haar tenen Kleine konijntje zei niets meer…..het sliep! Slakkenhuis Brr….wat is het koud en nat Slak zoekt een plekje onder het blad. Dan kruipt hij naar binnen in zijn mooie huis Sluit de deur en voelt zich thuis. Na de winter schijnt de lentezon, Slak krijgt het warm en denkt Kom ik doe mijn deurtje open. En kijk, wie komt daar uitgekropen. Ja, je ziet het goed! Het is kleine slak die open doet. Dag lieve slak, ben jij daar weer? ’t Is voorjaar, dus geen winter meer.
Dierenvriendjespad
40
De specht Rik tik tik tik tuit Wat hoor ik voor geluid? Rik tik tik tik tonen Het komt uit de bomen. Rik tik tik tik tat Ik zie een heel klein gat Een gaatje in de bomen Hoe zou dat nu komen? Rik tik tik tik techt Het is mijn vriendje de specht Hij maakt een holletje voor zijn bruid En nu is het versje uit.
Dierenvriendjespad
41
Hoofdstuk 7 Nazorg
7.1 Inleiding 7.2 Toelichting bij de tweede brief 7.3 Panoramaschilderij 7.4 Zaaien van tuinkers 7.1 Inleiding In dit hoofdstuk vindt u een aantal suggesties om het bezoek aan de Biesbosch op een leuke manier af te sluiten. Vooraf aan de activiteiten kunt u een kringgesprek voeren over de ervaringen en belevingen van de kinderen tijdens het bezoek aan de Biesbosch. 7.2 Toelichting bij tweede brief In bijlage 14 treft u een tweede brief van de dierenvriendjes aan voor de leerlingen. Dit keer willen de dierenvriendjes de kinderen bedanken voor hun bezoek aan de Biesbosch. Ze zijn erg blij dat de kinderen bij hen ‘thuis’ zijn geweest. De dierenvriendjes hebben ook een cadeautje voor de leerlingen bij de brief gestopt (tuinkerszaadjes). Het is de bedoeling dat u een aantal zakjes tuinkerszaadjes koopt en dit leuk inpakt alsof het van de dierenvriendjes afkomstig is. 7.3 Panoramaschilderij De kinderen zijn waarschijnlijk nog vol van hun bezoek aan de Biesbosch. Samen met de kinderen inventariseert u ideeën voor een panoramaschilderij. Nodig:
grote rol behang verf kwasten verfschorten
Het is de bedoeling dat de kinderen op de rol behang weergeven wat ze tijdens hun bezoek aan de Biesbosch gezien hebben. Het is misschien handig om de rol behang over een grote tafel heen te leggen. Op die manier kunnen meerdere kinderen tegelijk hun ervaringen schilderen. Omdat de ervaringen van de kinderen deels verschillend zullen zijn, ontstaat er een panoramaschilderij waarin een gevarieerd beeld van de Biesbosch is weergeven. Misschien kan de panoramaschilderij opgehangen worden op een plaats waar de hele school het kan bewonderen!
Dierenvriendjespad
42
7.4 Zaaien van tuinkerszaadjes Kinderen zouden het liefst zien dat hun zojuist gezaaide zaad het volgende moment een complete plant oplevert. Vandaar dat tuinkers zo geschikt is als eerste kennismaking met zaaien. Tuinkers groeit namelijk enorm snel. Het stelt bovendien weinig eisen. Het kan zelfs op vochtige watten ontkiemen. De onderlinge afstand komt bij het zaaien niet zo nauw. De zaden mogen dicht op elkaar gezaaid worden, wat leuke mogelijkheden geeft voor activiteiten. Hieronder volgt een aantal suggesties. Nodig:
tuinkerszaad potgrond materialen zoals boterkuipjes, bloempotten, bakken, deksels van piepschuim om de grond in te doen plantenspuit met water
1. Tuinkers op tafel Ieder kind kan op zijn tafeltje tuinkers laten groeien. Doe een beetje potgrond in een boterkuipje. Geef ieder kind een halve theelepel tuinkers zaden. Laat de kinderen de zaden net onder de grond drukken. De kinderen geven nu iedere dag water met de plantenspuit. En dan is het wachten op de heerlijke tuinkers! 2. Zaaien in de vorm van een letter De kinderen zaaien de eerste letter van hun naam. Laat de kinderen eerst de omtrek van hun letter in de grond maken. Daarna strooien ze de tuinkers zaden zo veel mogelijk op de omtrek. Om de letter zo goed mogelijk te laten uitkomen, moeten de kinderen proberen niet te veel te knoeien. 3. Oogst Te hoog gegroeide tuinkers smaakt nogal bitter. Vandaar dat tuinkers ook wel bitterkers wordt genoemd. Tuinkers kan bij een hoogte van 3 tot 4 cm afgeknipt worden. In de klas is dat na 7 of 8 dagen het geval. Buiten, afhankelijk van het weer, gebeurt dat na drie weken. De kinderen knippen met een schaar de tuinkers zo hoog mogelijk af. De tuinkers is geoogst! Soms lukt het een tweede keer te oogsten van dezelfde plant. 4. Tuinkers op de boterham Proef de zelfgekweekte tuinkers met de leerlingen. Tuinkers kan rauw op een boterham of beschuit gegeten worden. Het smaakt heel lekker met een beetje mayonaise erbij!
Dierenvriendjespad
43
5. Tuinkerseieren U kunt ook met de kinderen tuinkerseieren maken. Kook eieren hard en spoel ze af onder de koude kraan. Pel ze en snijd ze in de lengte middendoor. Haal de dooiers er voorzichtig uit en vermeng die met mayonaise, zout, peper en veel fijngesneden tuinkers. Schep het mengsel terug in het wit van het ei. Echt lekker! 6. Bloemstukje Laat de kinderen ook wat tuinkers buiten zaaien en laat het doorgroeien. Het kan wel 35 cm hoog worden. Tuinkers bloeit met kleine, witte bloemen. Uitgebloeide tuinkers laat zich goed verwerken in bloemstukken. U kunt de uitgebloeide tuinkers verwerken in een veldboeket, samen met de kinderen.
Dierenvriendjespad
44
© 2004 Biesbosch Bezoekerscentrum Biesboschweg 4 4924 BB Drimmelen
Dierenvriendjespad
45