Het debat over multiculturalisme in de Canadese pers: voorbode van een politieke storm? Karim H. Karim*
De Canadezen beweren dat zij het woord ‘multiculturalisme’ hebben uitgevonden. De keuze voor het multiculturalismebeleid d in 1971 volgde op vanzelfsprekende wijze uit de historische en politieke interacties tussen de verschillende etnoculturele bevolkingsgroepen in Canada. Hoewel het multiculturalisme er al meer dan drie decennia beleid is, staat de rechtmatigheid ervan nog altijd binnen diverse discoursen ter discussie. Verschillende commentatoren (Kobayashi, 1993; Abu-Laban, 1999; Li, 1999) beschouwen de jaren tachtig als een periode waarin dit beleid een sterke institutionele verankering verwierf, gevolgd door een periode van groeiend verzet en drastische inkrimping van de ermee verbonden structuren in de jaren negentig (Abu-Laban, 1999). Dit artikel laat echter zien dat kritiek op het beleid al in de jaren tachtig opkwam in de gevestigde Canadese dagbladpers, die zich tegen de federale parlementaire consensus van die tijd keerde. Achteraf kan worden vastgesteld dat de vroege kritiek op het multiculturalisme door prominente Canadese journalisten een voorbode was van het verzet tegen dit beleid in de jaren negentig, als het dat verzet al niet heeft aangewakkerd. Het Canadese discours over nationale identiteit en de integratie van immigranten is in de afgelopen decennia met name bepaald door de relatie tussen de Britse en Franse elites, de aanspraken op zelfbestuur van de oorspronkelijke bewoners en de roep om meer rechtvaardige behandeling door andere groepen. De discussies over deze kwesties speelden zich doorgaan af binnen één of meer van de volgende vijf kaders : het angloconformisme, het biculturalisme, het Québec nationalisme, het multiculturalisme en het liberaal individualisme. Het ‘angloconformisme’ heeft in de Canadese context betrekking op de notie dat immigranten en hun nakomelingen ‘zullen assimileren en opgaan in de Britse groep’ (Burnet & Palmer, 1988, p. 223). Biculturalisme verwijst naar
het kader waarbinnen de Canadese publieke sfeer vooral wordt opgevat als bestaande uit de Anglo-Keltische (Britse, Engelse) cultuur en de Franse cultuur. Het Québec nationalisme streeft naar de integratie van de diverse etnische minderheden uit deze provincie in haar overwegend Franse cultuur. Het multiculturele perspectief stelt de rechtmatigheid van de veelheid aan culturen binnen het land centraal. En het liberaal individualisme, ten slotte, geeft geen voorrang aan groepsidentiteit, maar aan individuele identiteit als het cruciale element binnen de maatschappelijke en politieke dynamiek van Canada. De Canadese pers, die in handen is van de sociaal-economische elite (Winter, 1996), vormt een belangrijk kanaal voor de verspreiding van het dominante discours.1 Dit discours vindt men terug in wetgeving en in formele regels en verklaringen van de overheid. Hoewel de pers wel wordt gezien als een ‘vrije markt van ideeën’, wordt vooral informatie die heersende maatschappelijke opvattingen steunt gewoonlijk in de mooiste etalages van de journalistieke bazaar uitgestald. Zo verschijnt het dominante discours gewoonlijk op de voorpagina en de opiniepagina, terwijl alternatieve discoursen – veelal tegengesteld aan de maatschappelijke machtsstructuren – doorgaans op de meer marginale pagina’s terechtkomen, als zij binnen de gevestigde pers al een plaats krijgen. Dit artikel gaat nader in op de rivaliteit tussen de diverse culturele discoursen over het multiculturalismebeleid in redactionele commentaren en columns in Canadese dagbladen tijdens de periode die voorafgaat aan het aannemen van de Multiculturalism Act in 1988, een periode waarin er in de media veel aandacht was voor het multiculturalismebeleid.. Het is uiteraard onmogelijk hier een compleet overzicht van de betrokkenheid van de Canadese pers bij dit onderwerp te geven. Bovendien is het methodologisch gezien doelmatiger een aantal relevante patronen in het commentaar van een beperkte groep dagbladen te traceren dan in te gaan op alle mogelijk relevante kwesties in de gehele Canadese dagbladpers.2 Dit betekende wel dat er een selectie van de te bestuderen dagbladen moest worden gemaakt en daarbij werd uitgegaan van een op culturele
2
geografie gebaseerde steekproef. Zo is van de kranten uit Toronto gekozen voor The Globe and Mail, in die periode het enige dagblad met een landelijke verspreiding dat ook fungeerde als een belangrijk forum voor discussie over beleid; The Toronto Star was destijds weliswaar de grootste krant van het land, maar de verspreiding ervan bleef grotendeels beperkt tot het zuiden van Ontario. 3 The Ottawa Citizen gold als het meest toegankelijke dagblad van de landelijke hoofdstad, waar federale politici en bureaucraten de plannen voor het nationale multiculturalismebeleid hebben gesmeed. In het Franstalige Le Devoir kwam op krachtige wijze het nationalistische perspectief van de inwoners van Québec aan bod en het werd ook door de overwegend Franstalige beleidsmakers van deze provincie gelezen. The (Montreal) Gazette was een interessant geval omdat hierin zowel het belang van tweetaligheid als het multiculturalisme werd verdedigd. Omdat de etnoculturele organisaties en politici uit Winnipeg zeer actief deelnamen aan het debat over het multiculturalisme in de jaren tachtig, werd ook The Winnipeg Free Press gekozen; hierdoor ontstaat bovendien een beeld van de standpunten in de westelijke regio van het land. Deze selectie betekent dat alleen de Atlantische provincies niet in de steekproef zijn vertegenwoordigd. De reden hiervoor is dat een aftastend onderzoek van de belangrijkste dagbladen uit deze regio onvoldoende materiaal opleverde om hier te gebruiken.
Tweetaligheid, biculturalisme en multiculturalisme Lord Durham, de gouverneur-generaal die in de jaren veertig van de negentiende eeuw als vertegenwoordiger van het koloniale Engeland naar Canada werd gezonden, verwachtte dat de politieke spanning tussen Engelsen en Fransen in dat land een kwestie zou zijn van strijd tussen regering en bevolking, maar, zo schreef hij: ‘ik trof twee strijdende naties in het hart van één enkele staat aan; ik trof een strijd tussen volkeren aan, niet een strijd om principes’ (McNaught, 1976, p. 94). Durhams voorstel om de Franse inwoners van Brits Noord-Amerika te laten assimileren door een beleid van Angloconformisme werd echter
3
verworpen. Bij de stichting van de Canadese staat in 1867 werd besloten om het gebruik van zowel Engels als Frans als officiële taal in het federale parlement en de rechtbanken toe te staan. In de dominante sociaal-politieke discoursen uit het midden van de twintigste eeuw werd de Canadese staat nog steeds opgevat als bestaande uit ‘twee rassen’, ‘twee naties’, ‘twee volken die het land hadden gesticht’, ‘twee groepen die de grondwet hadden opgesteld’, ‘twee soorten eenzaamheid’, enzovoort. Men karakteriseerde het land meestal als ‘tweetalig’ en ‘bicultureel’, termen die officieel gepaard werden gebruikt. In de jaren zestig stelde de regering de Koninklijke Commissie voor Tweetaligheid en Biculturalisme in. Haar taak was te bestuderen ‘welke stappen moesten worden ondernomen om de Canadese Confederatie te ontwikkelen op basis van een gelijkwaardig partnerschap tussen de twee volken die het land hadden gesticht, waarbij tegelijkertijd rekening werd gehouden met de geleverde bijdrage van de andere etnische groepen’ (Government of Canada, 1967, p. 173). Dit beeld van Canada als een overwegend Brits en Frans land kreeg echter scherpe kritiek te verduren van de grotere niet-Britse en niet-Franse gemeenschappen van Europese origine. Voornamelijk onder druk van hun alternatieve discoursen nam de Canadese regering een beleid van ‘multiculturalisme binnen een tweetalig kader’ aan. In 1971 verklaarde premier Pierre Trudeau in het parlement:
‘Wij geloven dat cultureel pluralisme de kern van de Canadese identiteit vormt. Iedere etnische groep heeft het recht om zijn eigen cultuur en waarden binnen de Canadese context te behouden en cultiveren. Uitgaan van twee officiële talen is niet hetzelfde als uitgaan van twee officiële culturen, terwijl de ene cultuur niet “officiëler” is dan de andere. Multiculturalisme dient beleid voor alle Canadezen te zijn.’ (geciteerd in Harney, 1988, p. 69)
De culturele aanwezigheid van niet-Britse en niet-Franse gemeenschappen in Canada
4
werd met deze woorden formeel erkend. Tegelijkertijd werd de historisch dominante status van Canadezen van Britse en Franse origine opnieuw bevestigd. Inclusief beleid, gericht op ‘multiculturalisme binnen een tweetalig kader’, betekende dat individuen van alle etnoculturele achtergronden tot de Engels- of Franstalige groep konden behoren, afhankelijk van hun eerste officiële taal. En omdat geen enkele cultuur ‘officiëler’ was dan een andere, zou zelfs de kleinste en meest recentelijk gevestigde etnoculturele gemeenschap als even Canadees worden beschouwd als de grootste en oudste gemeenschap.4 Het eerste decennium van dit beleid lag de nadruk op cultuurbehoud, met name van minderheidsgroepen van Europese oorsprong. Toen de mogelijkheid tot immigratie aan niet-Europeanen werd opengesteld, zag men zich genoodzaakt om rassendiscriminatie op directere wijze aan te pakken. De jaren tachtig gaven een gestage groei van de op uitvoering gerichte multiculturele beleidsstructuren te zien, alsmede van de overheidsfinanciering ervan. Als gevolg van de etnoculturele lobby en de toenmalige politieke kwesties, vooral het verlies van federale kiesdistricten aan de afscheidingsbeweging van Québec, kozen de nationale politieke partijen voor een krachtig multiculturalistisch beleid, met voorstellen voor de formulering van de Multiculturalism Act en de oprichting van een ministerie van Multiculturalisme en Burgerschap. Echter, ondanks eisen van de Etnoculturele Raad en andere etnoculturele organisaties die voor pariteit van het multicultureel beleid met tweetaligheid waren, had de federale bevordering van het eerstgenoemde grotendeels symbolische waarde. In tegenstelling tot de wetgeving over de officiële talen van Canada bevatte de Multiculturalism Act geen bepalingen om naleving van de wet te garanderen; het beklemtoonde slechts ‘samenwerking, aanmoediging, bewustzijn en overtuiging’ (Henry & Tator, 1999, p. 98). Ook meende de regering de economische rationaliteit van steun aan cultureel pluralisme te moeten rechtvaardigen met haar ‘multiculturalisme betekent business’ initiatief, ook als zij in reactie op klachten van raciale minderheden haar
5
antidiscriminatie activiteiten opvoerde. Terwijl er politieke consensus bestond over de verdere uitbouw van het multiculturalismebeleid, werd de mate waarin dit werd gerealiseerd door diverse factoren beperkt. De vijandigheid tegenover het beleid bij de nationalisten uit Québec, die destijds niet in het parlement waren vertegenwoordigd, was zo’n factor, maar de krachtige oppositie van vooraanstaande journalisten was vermoedelijk van groter belang. 5 Het wetsvoorstel C-93, gericht op ‘het behoud en de bevordering van multiculturalisme in Canada’ kwam in december 1987 in het parlement aan de orde en werd in juli 1988 formeel tot wet bekrachtigd. De Multiculuralism Act verplicht de Canadese regering ‘gemeenschappen en instellingen te ondersteunen bij het verwezenlijken van evenredige toegang tot en evenredige deelname aan het economische, maatschappelijke, culturele en politieke leven van de natie voor alle Canadezen’ (Multiculturalism and Citizenship Canada, 1990, p. 1). De wet stipuleert het te voeren beleid, het uitvoeringskader en een parlementair controlesysteem. Federale instellingen dienen dit beleid uit te voeren door relevante statistische gegevens te verzamelen en projecten op te zetten, die recht doen aan de culturele diversiteit van de bevolking.
Het debat in de pers In het officiële discours van het door de regering voorgestelde model streefde men naar integratie van immigranten in een cultureel pluralistisch Canadees ‘mozaïek’, in plaats van naar assimilatie in een op Amerikaanse leest geschoeide ‘smeltkroes’. In de Canadese pers voerden aanhangers van beide benaderingen echter aanhoudend strijd tegen elkaar. De discussie was vooral uiterst vinnig in de jaren voorafgaand aan de opstelling van de Multiculturalism Act, die voor critici als een rode lap was gaan fungeren. Terwijl een aantal vooraanstaande journalisten van The Globe and Mail het multiculturalisme als een bedreiging van het liberale individualisme beschouwde, zag men het in dagbladen als de The Ottawa Citizen en The Gazette als een verzwakking van het nationale pact dat was
6
gebaseerd op overeenstemming tussen Britten en Fransen in Canada. De columnisten van Le Devoir tekenden verzet aan tegen het multiculturalisme vanuit een Québeçois nationalistisch perspectief en de journalisten van The Winnipeg Free Press klaagden op hun beurt dat het aanvankelijk in Manitoba gesteunde beleid werd gemanipuleerd door belangen in Toronto. Andere kritiek had betrekking op publieke financiering voor minderheidsgroepen en het vermeende misbruik van het multiculturalisme door politici.
The Globe and Mail Een artikel van Globe and Mail columnist Richard Needham uit november 1982 bevat een citaat uit een brief van een lezer die uitlegde waarom hij de multiculturele beleidsmaatregelen van de Canadese regering krachtig van de hand wees:
‘Bovenal balkaniseren zij het land, dat toch al geen eenheid is. Tegelijkertijd ontnemen zij een goed deel van de bevolking de kans om te ontdekken dat er een aantrekkelijke grote wereld buiten hen bestaat door mensen kuddegewijs (en tegen een hoge prijs) de smalle omheiningen van hun etnische getto’s binnen te leiden en hen vervolgens te dwingen om de rekening te betalen. Deze beleidsmaatregelen dragen ertoe bij dat nieuwkomers de Engelse taal minder snel zullen aanleren, als zij die nog zullen aanleren.’
De hier opgesomde bezwaren, namelijk dat het multiculturalisme een obstakel voor nationale eenheid zou vormen, dat het tot gettovorming zou leiden en dat het weggegooid belastinggeld was, kwamen regelmatig terug in dit dagblad, alsook in andere kranten. Een paar jaar later, in februari 1987, vroeg Needham zich in zijn column af of ‘er werkelijk zoveel moed voor nodig was om te zeggen dat mensen die permanent in Canada wonen Canadees zijn of dat zij moeten proberen dat te worden’. Voor deze columnist, die uitging van het perspectief van assimilatie, werden immigranten die vasthielden aan aspecten van hun oorspronkelijke cultuur geen ‘Canadezen’.
7
Een redactioneel commentaar in de Globe and Mail van september 1984, met als kop ‘Leaving hate behind’, was gewijd aan ‘haatgevoelens uit het de Oude Wereld' die immigranten naar het ‘multiculturele Canada’ meenemen. Het stuk bekritiseerde de manier waarop de overheid via multiculturele projecten subsidies verleende aan etnoculturele organisaties. Hoewel het artikel positief eindigde met een beschrijving van de pogingen van een docent om begrip tussen de diverse groepen te kweken, was de implicatie hiervan dat men het best met multiculturalisme op individueel niveau kon omgaan, zonder overheidsbemoeienis. Twee columns over het multiculturalisme van de prominente cultuurcriticus Mavor Moore, uit september 1984 en maart 1986, illustreerden dat hij het beleid niet alleen als tegenstrijdig en verwarrend zag; het zaaide volgens hem ook tweedracht. Deze visie leek te zijn gebaseerd op zijn overtuiging dat het multiculturalisme was gericht op het ‘bij elkaar laten aansluiten van assimilatie en het behoud van diversiteit’. Volgens Moore hield de regering zich niet aan het aanvankelijke doel van het beleid, namelijk ‘immigranten ondersteunen bij hun integratie in de Canadese samenleving’, waarmee hij suggereerde dat assimilatie hetzelfde was als integratie. Niet verwonderlijk uitte hij dan ook zijn verbazing over het ‘nieuwe credo’, dat cultureel pluralisme als ‘de kern van de Canadese identiteit’ beschouwde. Multiculturalisme was volgens Moore gebaseerd op ‘het principe dat alle culturen evenveel waard zijn, waardoor het onmogelijk wordt om culturen op hun kwaliteit te beoordelen’. Hoewel hij het ‘verband tussen cultuur en etniciteit’ als ‘onzeker’ bestempelde, ging zijn artikel impliciet uit van de veronderstelling dat de overwegend Britse waarden van de Canadese samenleving als ‘criterium van culturele uitmuntendheid’ gezien konden worden. Moore merkte verder op dat de multiculturele instanties van de overheid waren ‘ontworpen om een zo breed mogelijke diversiteit van overgeplante culturen te erkennen en subsidiëren’. Hoewel ‘niemand precies weet wat het betekent’, was het multiculturalisme ‘de darling van alle politieke partijen’. Moore leek ervan uit te gaan,
8
dat leden van minderheidsgroepen geen andere keus hadden dan de multiculturele beleidsmaatregelen te omarmen: ‘Waar het recht van een groep op behoud van haar traditionele gewoonten botst met de mensenrechten van een individu of andere groepen, moet er iets wijken’. Het liberale individualisme van deze columnist leek er van uit te gaan dat nieuwe immigranten alleen in ruil voor een officieel multiculturalisme hun eigen cultuur zouden achterlaten om angloconformistisch te worden. John Miesel (1996) wijst op het verband tussen het beeld van Canada als een Brits land en het vasthouden aan een krachtig liberaal individualisme, in tegenstelling tot het uitgaan van groepsrechten. In een redactioneel commentaar uit mei 1985 kwam een vergelijkbare visie tot uitdrukking. Onder de titel ‘Mr. Murta's mosaic’ ging men in discussie met de uitspraak ‘Wij zijn allemaal immigranten’, afkomstig van de minister van Multiculturalisme, Jack Murta. Er werd gesuggereerd dat veel in Canada geboren mensen ‘weinig belangstelling voor de oorspronkelijke culturen van hun voorouders hebben’. De commentator, uitgaande van het perspectief van assimilatie, zag een tegenstelling in Murta’s uitspraken ‘Wij zeggen dat we allemaal Canadezen zijn’ en ‘Dit land zal nooit een smeltkroes worden’: voor hem was Canadees worden hetzelfde als zich tot een enkelvoudige nationale cultuur bekennen. Verdere kritiek op het beleid was dat het binnen de diverse minderheden ‘zelfstandige machtsstructuren’ creëerde. Men vond dat het officiële multiculturalisme zich aan individuen opdrong en aldus vormde het een bedreiging voor individualisme als basisprincipe van de westerse democratie: ‘Een in Canada geboren zoon van Italiaanse immigranten in Toronto vraagt zich af of hij, om hier vooruit te komen, een “ItaliaanCanadees” moet zijn en via ItaliaansCanadese instellingen en netwerken moet opereren.’ In december 1987, in reactie op het ter tafel komen van het multiculturele wetsvoorstel in het parlement, vroeg de vooraanstaande politieke commentator Jeffrey Simpson zich in een column af, wat de noodzaak was van wetgeving die ‘geen rechten garandeert die niet al op andere wijze worden beschermd’. Het antwoord lag volgens hem ‘in de slechte
9
naam van de [toen regerende] conservatieve partij bij sommige etnische groepen’. Over het geplande ministerie van Multiculturalisme schreef hij dat het enige doel ervan zou zijn ‘om op grote schaal te doen wat de regering al doet – geld geven aan allerlei etnische organisaties’. In juni 1988, toen het wetsvoorstel bijna was aangenomen, publiceerde het dagblad een zeer kritisch commentaar waarin men zich afvroeg:
‘Willen we dat de verschillende culturen in Canada integreren om één nationaliteit te vormen, of willen we meer erkenning van hun onafhankelijkheid van elkaar? Willen we een gedeeld besef van burgerschap, gebaseerd op gedeelde waarden, ondanks onze diverse landen van herkomst, of zijn we voor een meer technisch besef van burgerschap, gebaseerd op waardering van de weinige waarden die we, ondanks onze paspoorten, wel delen?’
Volgens de schrijver van het commentaar was er een tegenstelling tussen uitspraken van twee opeenvolgende ministers van Multiculturalisme, namelijk dat burgerschap ‘het enige is dat we allemaal met elkaar delen’ (David Crombie) en dat het multiculturalisme ‘ons Canadees maakt’ (Gerry Weiner). De neiging om nationale eenheid en multiculturalisme als onverenigbaar te beschouwen was sterk aanwezig bij de columnisten en commentatoren van de Globe and Mail. De schrijver van een commentaar in juni 1988 noemde de groei van het budget in de federale multiculturele sector ‘opmerkelijk’, want dit betekende dat er meer geld zou gaan naar op het bewaren van erfgoed gerichte taalcursussen, naar etnische studies en ‘nationale etnoculturele organisaties’, en naar scholingsprogramma’s die de Canadezen inzicht geven ‘in de kracht van hun verschillen’.
The Ottawa Citizen In december 1981 schreef columnist Mohammed Azhar Ali Khan in de The Ottawa Citizen een positief artikel over het beleid van de minister van Multiculturalisme, James
10
Fleming. In tegenstelling tot de heersende opvatting onder journalisten dat dit ministerie te veel geld kreeg, karakteriseerde Khan het jaarlijkse budget van 14 miljoen als ‘schamel’:
'De kritiek op het multiculturalisme loopt uiteen van de opvatting dat de regering de zaak slechts een lippendienst bewijst en zeer weinig doet op dit gebied tot de mening dat het multiculturalisme mogelijk verdeeldheid zaait. De waarheid ligt in het midden (...). Daarom wordt steun verleend aan de maatschappelijke en culturele integratie van immigranten in de Canadese samenleving, ter bevordering van het onderwijs in en behoud van erfgoedtalen, het verrichten van onderzoek en het schrijven, vertalen en publiceren van historische werken en creatieve literatuur die een afspiegeling vormen van onze culturele diversiteit. (...) Zijn [Flemings] ministerie is het probleem [van racisme] serieus aan het bestuderen en stopt miljoenen dollars in een voorlichtingsprogramma ter bestrijding van racisme.'
Een redactioneel commentaar uit juni 1981 sprak eveneens steun uit voor het beleid van Fleming dat gericht is op ‘het aanpakken van het racismeprobleem’. Andere journalisten schreven opvallend genoeg nauwelijks over het antiracismebeleid in de context van het multiculturalisme. De toon van The Ottawa Citizen veranderde echter aanzienlijk onder leiding van Keith Spicer, de voormalige federale Commissaris voor Officiële Talen. Een column van Spicer uit augustus 1986 was de eerste in een reeks van negatieve artikelen over het multiculturalisme. Hoewel dit eerste stuk nog relatief mild was, bevatte het al kritische gedachten die later uitgewerkt zouden worden. Het prees de acties van de premiers Pearson en Trudeau om de Fransen een gelijke status in de federale regering te geven: ‘op deze wijze verankerden de [AngloKeltische] Canadezen in hun instituties de gedachte dat onze oudste en grootste nietinheemse minderheidsgroep behandeld zou worden als een
11
parallelle meerderheid.’ Ook al was deze situatie voor de kleinere minderheidsgroepen onacceptabel, hun bezwaren werden volgens Spicer minder krachtig toen Trudeau in 1971 met zijn multiculturele beleid kwam: ‘Door jarenlang gezonde porties cash aan deze nietofficiële taalgroepen te voeren zijn hun bezwaren tegen de officiële tweetaligheid tot zwijgen gebracht, precies zoals Trudeau had gehoopt.’ Spicer deelde de opvatting van Mavor Moore van The Globe and Mail over het multiculturalisme als een korte termijn tactiek gericht op de uiteindelijke assimilatie van nieuwe Canadezen in de heersende cultuur. Maar hij was het niet eens met Moore’s angloconformisme en pleitte voor een bicultureel Canada waarin alle andere groepen zouden opgaan. Omdat de etnische minderheden tweetaligheid hadden geaccepteerd, betoogde Spicer in februari 1987, was het multiculturalisme zoals ontworpen door Trudeau niet langer bruikbaar. Spicer vreesde dat ‘de tijdelijke tactiek voor de financiering van etniciteit was omgezet in een permanente strategie’, en hij vroeg zich af of de tijd niet rijp was ‘om helemaal te stoppen met het verheffen van mozaïeken tot godsdienst en te beginnen met het voeden van een nationale spirit waarmee we ons allemáál kunnen identificeren’. Een van Spicers belangrijkste kritiekpunten ten aanzien van het multiculturalisme kwam naar voren in een column uit juli 1988, getiteld ‘The best and worst of multiculturalism’, die grotendeels over het ‘slechtste’ ging. Hoewel hij veel van zijn eerdere punten herhaalde, schonk hij vooral aandacht aan ‘etnische politiek en etnische politici’:
‘De Liberale partij heeft door het scheppen van een op belastinggeld gebaseerd netwerk van professionele etnische lobbyisten en door zichzelf op grond van visumcontrole als ‘immigrantenpartij’ op te werpen, een monster gebaard. Hierdoor gaf het een nieuw type etnische carrièrezoekers een betaalde gelegenheid om nooit eindigende subsidies van de Canadese belastingbetaler te vorderen. En het dwong de Tories en de NDP [New Democratic Party] om ook etnische stemmen bijeen te gaan scharrelen – niet op een
12
gezonde manier, gebaseerd op werkelijk respect voor aantallen en culturen en rechten, maar, met een politiek systeem dat in toenemende mate beheerst wordt door het naar de kroon steken van recente immigrantengroepen, alsof het gaat om stammen die elkaar de loef afsteken.’
Door zijn pijlen op de voorgestelde Multiculturalism Act te richten, beschreef hij deze wet als een obstakel op de weg naar nationale eenheid:
‘(...) deze keer gaan we verder dan het respecteren en subsidiëren van niet-traditionele groepen; we hebben een wet die niet slechts de bescherming van multiculturalisme eist, maar de ‘bevordering’ ervan (...) Om kort te gaan, we staan op het punt etniciteit als kenmerk van het Canadese leven te legitimeren... het is wet, en vanuit een pervers gevoel voor humor zou men kunnen zeggen dat het onderliggende concept zijn inspiratie deels aan Zuid-Afrika ontleent. Zijn wij fiscale thuislanden aan het stichten?’
De implicatie was dat, terwijl het streven naar behoud en bevordering van ‘niettraditionele groepen’ zou neerkomen op het vestigen van ‘fiscale thuislanden’, een vergelijkbare subsidiëring van de Britse en Franse aspecten van de Canadese cultuur volkomen acceptabel was. In zijn artikel uit juli 1988 beschouwde Spicer het ‘krachtig gesteunde etnische stemmen’ op de nominatiebijeenkomsten van de Liberale partij als een verdere illustratie van het ‘slechtste aan multiculturalisme’. Het onderwerp van het multiculturalisme als louter politieke aangelegenheid kwam ook aan bod in een in augustus 1987 verschenen column van de meest vooraanstaande politieke commentator van het dagblad, Marjorie Nichols:
‘Al is het moeilijk om het aantal stemmers dat als etnisch kan worden geclassificeerd in een precies getal uit te drukken, het is voldoende te constateren dat Canada in de
13
afgelopen drie decennia zijn deuren heeft opengezet voor 4,5 miljoen immigranten. Aangezien de meeste hiervan een partner en nageslacht hebben, spreekt het voor zich dat de premier zijn activiteiten op multiculturele zaken concentreert.’
Nichols leek te willen zeggen dat de 4,5 miljoen immigranten een monolitische etnische massa vormde die politiek gemanipuleerd kon worden; verwijzingen naar nageslacht versterken het beeld van amper menselijk te noemen argeloosheid. Over het algemeen ging deze kritiek uit van de gedachte dat minderheden en hun leden onlosmakelijk in vaste groepen met elkaar waren verbonden, in plaats van hen als individuele identiteiten te zien, terwijl men leden van de meerderheidsculturen gewoonlijk wel als individuen beschouwde. De kritiek van Nichols op het multiculturalisme kwam op meer directe wijze naar voren in een column van 2 december 1987, waarin zij reageerde op het ter tafel komen van het wetsvoorstel. Ze beschouwde de verplichting om ‘het gebruik van de andere talen naast Engels en Frans te beschermen en versterken’ als een ‘potentiële bedreiging van de tweetaligheid’:
‘Deze poging om een zekere officiële status te geven aan andere talen dan Engels of Frans vertegenwoordigt een duidelijke breuk in een jarenlang Canadees beleid (...) deze stap in de richting van meertaligheid moet gezien worden binnen de context van andere initiatieven van de Mulroney regering, vooral het grondwettelijke akkoord van Meech Lake (...), waarvan het effect (...) zou kunnen zijn dat Quebec en de rest van het land verder verdeeld raken op basis van taal (...), want het legt de Engelstalige provincies niet de taak op om het gebruik van Frans te stimuleren.’
Deze angst voor meertaligheid ging overigens geheel voorbij aan de ondubbelzinnige herbevestiging van de officiële tweetaligheid in de inleiding van het wetsvoorstel. Zowel
14
Spicer als Nichols verdedigden een overwegend Britse en Franse nationale cultuur in Canada. Twee dagen later stond er in het dagblad een redactioneel commentaar, waarin de angst van de columnist voor de ‘meertalige dreiging’ opnieuw werd verwoord.
The Gazette The Gazette, een Engelstalig dagblad uit Montreal met veel lezers van niet-Britse en nietFranse oorsprong uit die stad en de provincie Québec, was niet tegen multiculturalisme als concept. Een commentaar uit december 1985 verklaarde dat de ‘voorzaten’ van de meeste Canadezen ‘bijna allemaal op enig moment immigrant zijn geweest’. Deze visie was tegengesteld aan die van de Globe, waar men een duidelijk onderscheid probeerde te maken tussen recente immigranten en inwoners met familie van wie de geschiedenis in Canada al diverse generaties terug ging. In een redactioneel commentaar in de Gazette uit december 1986, waarin de gerichtheid van de politie op niet-blanke minderheden bij haar controles op illegale immigranten werd bekritiseerd, schreef deze krant:
‘Canada is al een multiraciaal en multicultureel land, en wordt dat zelfs nog meer als gevolg van de aanhoudende golf van immigranten die het land binnen blijft komen. De autoriteiten moeten in staat zijn om de naleving van immigratiewetten te verzekeren op een manier die niet de suggestie wekt dat sommige Canadezen meer legitiem Canadees zijn dan andere met nietEngelse of niet-Franse namen of een donkerder huid.’
In zijn column van 9 januari 1988 prees William Johnson het ter tafel komen van het multiculturele wetsvoorstel. ‘Het gaat om nobele gevoelens’, schreef hij, ‘maar als het hart van de federale regering hier inderdaad naar uit gaat, zoals zij beweert, dan stopt zij er wel weinig geld in. Ottawa besteedde in 198586 slechts 22,7 miljoen dollar aan het multiculturalismebeleid, een schijntje’. Deze opvatting stond haaks op die van Spicer in de Citizen, die het bedrag juist te hoog vond. In een redactioneel commentaar van 8 juli
15
1987 schreef The Gazette echter minachtend over het bezwaar van de Etnoculturele Raad dat het grondwettelijke Meech Lake Akkoord6 tussen de federale en provinciale regeringen ‘etnische minderheden naar het “achterste gedeelte van de bus” verwijst’. De krant betoogde dat de etnische gemeenschappen de formele toezegging hebben gekregen dat ‘de grondwet het multiculturalisme moet beschermen en bevorderen’, terwijl de taalgemeenschappen alleen de toezegging is gedaan dat zij ‘bescherming’ genieten. De krant stond aldus overwegend positief tegenover beleid dat gericht was op het stimuleren van etnisch pluralisme, maar men trok een grens als er grondwettelijke kwesties in het geding waren die betrekking hadden op de belangen van de twee dominante groepen. Hierin leek het niet zozeer vast te houden aan Trudeau’s formulering van ‘multiculturalisme binnen een tweetalig kader’, maar veeleer aan een multiculturalisme binnen een ‘bicultureel’ kader, waarbinnen de Britse en Franse Canadezen de top van de maatschappelijke hiërarchie vormen. Hoewel de Gazette en de Citizen dus verschilden in de mate van steun aan het multiculturalisme, hielden zij allebei vast aan een Brits-Frans biculturalisme als de kern van de Canadese staat.
Le Devoir De columnisten en commentatoren van het Franstalige, in Montreal gevestigde dagblad Le Devoir, dat zich sterk identificeert met het Quebéçois nationalisme, schreven overwegend negatief over het multiculturalisme. Zo gaf Robert Décary in een column uit augustus 1980 als volgt uitdrukking aan zijn voorbehoud:
‘De federale politiek, die aanvankelijk was bedoeld als compensatie voor de eisen van veel mensen uit Québec ten aanzien van een biculturalisme dat steeds verder werd gereduceerd tot tweetaligheid (een politiek die buiten Québec werd afgewezen), begint zijn vruchten af te werpen. Terwijl de Canadese boom met zijn twee gezichten, een Frans en een Engels, blijft doorbuigen onder het gewicht van al zijn takken, is het niet zeker dat
16
de etnische gemeenschappen, die niet bereid zijn zich erbij te voegen, een nieuw gezicht zullen aannemen. Met twee gezichten had Canada al moeite om te ademen. Als we er nog een bij zullen krijgen, wat zal daarvan het voordeel zijn?’
Voor Décary was het multiculturalisme een complicerende factor voor nog niet opgeloste problemen tussen Britten en Fransen in Canada. Zoals was te verwachten werd het redactionele commentaar van de krant nog kritischer in de periode waarin de multiculturele wetgeving alle aandacht kreeg. In een stuk uit december 1987 schreef Daniel Latouche dat in Québec het multiculturalisme het bijzondere karakter van de société quebécoise zou dienen te verrijken, ‘anders zal men het blijven zien als een achterhoedepoging om de etnische gemeenschappen te verhinderen op te gaan in de Franse werkelijkheid van de meerderheid.’ Er was volgens hem sprake van een keus tussen multiculturalisme dat ten dienste stond aan de dominante Franse cultuur van Québec of een multiculturalisme dat bijdroeg aan het opgaan van de etnoculturele gemeenschappen in het overwegend Franse karakter van die provincie. Latouche was vooral kritisch op wat hij beschouwde als het opleggen van een anglofone definitie van multiculturalisme:
‘Hoe vaak zullen wij die mensen in Ottawa er nog aan moeten herinneren dat het onaanvaardbaar is om in zo’n belangrijk document slechts naar één Franstalige auteur te verwijzen, terwijl het tegelijkertijd wemelt van de citaten van schrijvers uit Alberta en Toronto. Waarom krijgen zij het exclusieve recht om te bepalen wat multiculturalisme is (…), multiculturalisme kan in Montreal niet hetzelfde betekenen als in Winnipeg.’
Een paar dagen daarna ging JeanClaude Leclerc op dezelfde voet verder door het multiculturalisme als een electorale strategie te bekritiseren:
17
‘Maar nergens in Canada heeft men het taalprobleem en het probleem van het samenleven van groepen geregeld en dit geldt nog minder voor de delicate kwesties rond de vertegenwoordiging van de diverse gemeenschappen op scholen, in de media en in overheidsfuncties. Het is een strategie van de partijen en de regering gericht op de inpalming van de ‘etnische’ stem. Maar niemand durft zich een werkelijk op diversiteit gebouwd land ten doel te stellen.’
Terwijl gelijkheid op de arbeidsmarkt en in culturele expressie acceptabel waren voor Leclerc, tekende hij bezwaar aan tegen de omschrijving van het multiculturalisme in het wetsvoorstel als een fundamenteel element van het Canadese erfgoed:
‘Gelijke kansen op de arbeidsmarkt, ja; culturele expressie, zeer goed. Maar voor de rest is het vaagheid, zo niet leegheid (…) De federale regering stelt zich niet de politiek ten doel “om de bevolking bewust te maken van het feit dat het multiculturalisme een fundamenteel onderdeel vormt van de Canadese identiteit en erfenis”, als dat element al deel zou uitmaken van de nationale identiteit! Bovendien gaat men door met het verwarren van naties, volken, culturen, minderheden, nationaliteiten, talen en godsdiensten, alsof die realiteiten alle “collectiviteiten” zijn die ontwikkeling en officiële erkenning waard zijn.’
Het ge- of misbruik van terminologie bij de formulering van het beleid maakte het probleem nog groter, volgens Leclerc. Zijn visie onderstreepte de verschillen tussen hem en de andere journalisten van Le Devoir aan de ene kant en het overwegende angloconformisme van The Globe and Mail en het overwegende biculturalisme van The Ottawa Citizen en The Gazette aan de andere kant.
The Winnipeg Free Press
18
Veel berichtgeving over het multiculturalisme in The Winnipeg Free Press lijkt te zijn beïnvloed door de belangrijke functie die deze krant toeschreef aan de westelijke provincie Manitoba bij het ontstaan van dit beleid. De berichtgeving in 1985 verwees regelmatig naar de positie van Jack Murta, een uit Manitoba afkomstig lid van het federale parlement, als minister van Multiculturalisme. Een stuk uit augustus 1985 van de correspondent uit Ottawa over plannen van de regering om een ministerie van multiculturalisme te vormen dat zich zou richten op ‘de behoeften van Canada's etnische gemeenschap’ plaatste deze plannen in de context van de politieke rivaliteit tussen Manitoba en Ontario. De correspondent schreef dat veel parlementsleden uit Toronto uit waren op de vervanging van de minister uit Manitoba omdat ze vonden dat Murta ‘zich te weinig profileerde binnen het multiculturele takenpakket’. De correspondent citeerde een ‘hooggeplaatste bron binnen de regering’ als volgt: ‘Afhankelijk van hoe men in het hele land aankijkt tegen multiculturalisme, zal dit voor de parlementsleden uit Toronto een verkiezingsoverwinning dan wel een -nederlaag betekenen (...) Zij zullen de impact sneller merken dan bijvoorbeeld iemand uit Winnipeg.’ De klacht dat ‘Ottawa de betrokkenheid van Manitoba bij het multiculturalisme negeerde’ kwam ook aan de orde in een artikel uit mei 1985. Het ging over de verontwaardiging van een directeur van de Manitoba Interculturele Raad die niet was uitgenodigd om in persoon te getuigen voor de parlementaire commissie, die de voorgestelde multiculturalisme wetgeving bestudeerde: ‘Wij zien onszelf als leiders op het gebied van het multiculturalisme, en wij zijn dan ook boos dat zij niet naar ons willen luisteren.’ In een redactioneel commentaar uit mei 1986 vergeleek men multiculturalisme met tweetaligheid:
‘Multiculturalisme is een populair lied in Manitoba, heel wat populairder dan tweetaligheid... [Het tweetalige “compromis”] negeerde al diegenen die zich niet met de
19
Franse of de Engelse gemeenschap in Canada verbonden voelen. In de grondwet, de federale regeringssubsidies en de toespraken van politici wordt het daarom aangevuld door verbale and materiële vormen van erkenning van de waarde van minderheidsculturen.’
Over de ‘politieke basis van het multiculturalisme’ schreef men in hetzelfde stuk dat de etnische organisaties
‘zeer actief en goed georganiseerd zijn, en in staat om grote groepen kiezers te leveren. Geen politicus kan hun visies negeren. Het Canada van de etnische minderheden heeft echter geen eenduidige politieke agenda te bieden, noch een te identificeren cluster van electorale districten, zoals geldt voor Frans Canada (...) Wel kunnen de etnische organisaties het eens zijn over het streven naar formele erkenning van Canada's multiculturele karakter en het aanvragen van overheidssubsidies voor etnische verenigingen. Dat is ook wat zij krijgen.'
Deze rationalisatie van de financiering voor het multiculturalisme stond haaks op de consistente aanval op aan minderheden verleende subsidies in de Globe, de Citizen en Le Devoir; de basisopvatting van de Free Press verschilde ook van die van The Gazette in de zin dat eerstgenoemde groter belang hechtte aan multiculturalisme dan aan tweetaligheid en/of biculturalisme.
Conclusie Terwijl de aan multiculturalisme, biculturalisme, angloconformisme, Québec nationalisme en liberaal individualisme gekoppelde visies en belangen met elkaar wedijverden om de hegemonie in de pers, is het dominante discours in de Canadese media dat het multiculturalisme aanleiding gaf tot nationale verdeeldheid, vervreemding
20
onder immigranten en politieke exploitatie. De aanvallen op het multiculturalisme in columns en commentaren in de meeste hier onderzochte dagbladen namen proportioneel toe naarmate het beleid meer profiel kreeg. In de dominante discoursen begon men het multiculturalisme met meer achterdocht te beschouwen, nadat het als beleid in wetgeving werd vastgelegd en de kleine federale budgetten ervoor geleidelijk groter werden. Alternatieve discoursen kwamen nauwelijks aan bod in The Globe and Mail en Le Devoir, verschenen af en toe in The Ottawa Citizen en The Gazette, en regelmatig in The Winnipeg Free Press. De prominente aanwezigheid van de met angloconformisme, biculturalisme, Québec nationalisme en liberaal individualisme verbonden visies in de pers lijkt de basis te hebben gelegd voor de verscherping van de politieke aanvallen op het multiculturalismebeleid vanaf eind jaren tachtig, vooral die van de nieuwe Reform Party (later de Canadian Alliance) die zich als formele oppositie in het federale parlement manifesteerde. De kritiek in de gevestigde pers heeft vermoedelijk de politieke aanvallen op het beleid vanuit wat aanvankelijk marginale kringen waren, gelegitimeerd. De regerende progressief-conservatieve en liberale partijen hebben hierop gereageerd door het ministerie van Multiculturalisme en Burgerschap, opgezet in 1991, weer te ontmantelen en de infrastructuur van het multiculturalismebeleid, dat onderdeel werd van het nieuw gevormde ministerie van Canadees Erfgoed, sterk te reduceren. Vergelijkbare beleidsprojecten zijn op provinciaal niveau in Alberta, Ontario en British Columbia zelfs volledig afgeschaft. Het is echter ironisch dat terwijl het bureaucratische doelwit van de aanvallen op multiculturalisme aanzienlijk kleiner is geworden, Canada in de huidige dominante discoursen in toenemende mate als een multiculturele samenleving wordt beschreven en de groeiende culturele vermenging van de bevolking duidelijk wordt in de veelheid aan talen in media en openbaarheid (Karim, 2002, p. 288-289). De Canadese Multiculturalism Act is nog altijd van kracht. Het is niet duidelijk of het sterke verzet ertegen zou
21
terugkeren als de regering in de toekomst zou besluiten om dit beleid meer financiële armslag te geven.
Literatuur Abu-Laban, Y. (1999). The politics of race, ethnicity, and immigration: The contested arena of multiculturalism. In J. Bickerton & A-G. Gagnon (Red.), Canadian politics (3rd ed.) (pp. 463-83). Peterborough, ON: Broadview. Burnet, J. & Palmer, H. (1988). Coming Canadians: An introduction to a history of Canada’s Peoples. Toronto: McClelland & Stewart. Government of Canada. (1967-70). Royal Commission on Bilingualism and Biculturalism. Report 5 Vols. Ottawa: Information Canada. Harney, R.F. (1988). So great a heritage as ours. Daedalus, 117(4), 51-98. Henry, F.& Tator, C. (1999). State policy and practices as racialized discourse: Multiculturalism, the Charter, and employment equity. In P.S. Li (Red.), Race and Ethnic Relations in Canada (2nd ed.) (pp. 88-115). Don Mills, ON: Oxford. Karim, K.H. (1993a). Constructions, deconstructions, and reconstructions: Competing Canadian discourses on ethnocultural terminology. Canadian Journal of Communication, 18, 197-218. Karim, K.H. (1993b). Reconstructing the multicultural community in Canada: Discursive strategies of inclusion and exclusion. International Journal of Politics, Culture, and Society, 7(2), 189-208. Karim, K.H. (2002). Globalization, communication and diaspora. In P. Attallah & L.R. Shade (Red.), Mediascapes: New patterns in Canadian communication (pp. 272-94). Toronto: Nelson Canada. Kobayashi, A. (1993). Multiculturalism: Representing a Canadian institution. In J. Duncan and D. Ley (Eds.), Place/culture/representation (pp. 205-35). London: Routledge.
22
Li, P.S. (1999). The multiculturalism debate. In P.S. Li (Red.), Race and ethnic relations in Canada (2nd ed.) (pp. 148-77). Don Mills, ON: Oxford. McNaught, K. (1976). The Pelican history of Canada. Harmondsworth, England: Pelican. Miesel, J. (1996). Human rights and the transformation of the multicultural state: The Canadian case in a global context. In K. Kulcsár & D. Szabo (Red.), Dual images: Multiculturalism on two sides of the Atlantic (pp. 19-40). Budapest: The Royal Society of Canada and Institute for Political Science of the Hungarian Academy of Sciences. Multiculturalism and Citizenship Canada. (1990). The Canadian Multiculturalism Act: A guide for Canadians. Ottawa: Minister of Supply and Services Canada. Winter, J. (1996). Democracy's Oxygen: How the Corporations Control the News. Montreal: Black Rose Books.
Noten * Karim H. Karim is verbonden aan de School of Journalism and Communication van Carleton University in Ottawa, Canada.
23
1
Voor discussies van mijn model van de rivaliteit tussen discoursen, met specifieke aandacht voor
de Canadese etnoculturele terminologie, zie Karim 1993a en 1993b. 2
Het speuren naar artikelen over het multiculturele beleid in dagbladen tussen 1980 en 1988 leidde
tot de volgende aantallen: 13 in The Globe and Mail (met toenemende frequentie na 1983), 17 in The Ottawa Citizen (de meeste na 1984), 11 in Le Devoir (de meeste na 1984), 9 in The Gazette (allemaal na 1984) en 10 in The Winnipeg Free Press (de meeste na 1983). Hoewel deze studie zich richt op commentaren en columns, zijn ook de overige artikelen over multiculturalisme voor dit onderzoek bekeken. Artikelen over verwante onderwerpen, zoals rassenverhoudingen, immigratie en gelijke arbeidskansen die het debat over multiculturalisme niet ter sprake brachten, zijn evenmin opgenomen in de hierboven vermelde cijfers. In de onderhavige periode voerde economisch en feitelijk politiek nieuws de boventoon in de binnenlandse berichtgeving; van de socioculturele kwesties kreeg de taalkwestie in Québec en de andere delen van het land over het algemeen veel meer aandacht dan het multiculturalisme. Overigens, de bovengenoemde aantallen columns en artikelen zijn misschien niet groot in absolute cijfers, zij zijn wel degelijk kwalitatief van belang vanwege de hoge zichtbaarheid van de columnisten en commentatoren, die de meeste ervan voor hun rekening namen. 3
De in dit onderzoek gebruikte dagbladen worden niet noodzakelijk gezien als ‘representatief’
voor specifieke visies, ook al kunnen bepaalde perspectieven de boventoon voeren in de respectievelijke dagbladen. De afzonderlijke media-organen kunnen uiteraard ook zelf fungeren als sites van discursieve competitie, afhankelijk van de door de hoofdredactie of eigenaren toegestane ruimte voor diversiteit in standpunten. 4
Deze laatstgenoemde gelijkheid van culturele groepen wordt bekritiseerd binnen dominante
discoursen die steeds proberen om de Britten en Fransen bovenaan de socio-politieke hiërarchie te plaatsen; zie Karim 1993a en 1993b. 5
Deze waarneming is met name gebaseerd op mijn gesprekken met ambtenaren die betrokken
waren bij de uitvoering van het multiculturalismebeleid. In die gesprekken stond overigens op een levendige manier de berichtgeving over het beleid ter discussie.
6
Dit akkoord was voornamelijk ontworpen om de regering van Québec zo ver te krijgen de
nationale grondwet te ondertekenen.