Het concept VITAAL ONBEWUSTE in Biodanza
Monografie Jacqueline Dijks, 2013 International Biocentric Foundation Rolando Toro Systeem School voor Biodanza® - Amsterdam Directeur Stephen White
1
Het concept VITAAL ONBEWUSTE in Biodanza
Biodanzaschool Amsterdam, Opleiding tot Biodanzadocent, Systeem Rolando Toro
Jacqueline Dijks, Monografie Biodanza, 2013
2
Dank aan Mijn vader die me heeft verwekt. Mijn moeder die me heeft gedragen en mijn poort naar de wereld is geweest. Stephen White Pieter Smit
Jacqueline Dijks, Monografie Biodanza, 2013
3
Inhoudsopgave Dank aan .................................................................................................................................................. 2 Voorwoord, een persoonlijke noot. ........................................................................................................ 5 Inleiding ................................................................................................................................................... 6 I Enkele definities: ................................................................................................................................... 7 1.1 Definitie van Biodanza ................................................................................................................ 7 1.2 Theoretisch model van Biodanza................................................................................................ 8 1.3 Biocentrisch principe ................................................................................................................ 12 1.4 De Vivencia ............................................................................................................................... 15 II Inbedding in de mensengemeenschap. ........................................................................................... 22 2.1 Geboorte, ontwikkeling, socialisatie .......................................................................................... 22 2.2 Verlies van contact met onze essentie ~ Biodanza als een weg terug ................................... 24 2.3 Onderzoeken naar hechting, ontwikkeling en socialisatie ....................................................... 26 III Het Vitaal Onbewuste ....................................................................................................................... 32 3.1 Inleiding ....................................................................................................................................... 32
De manifestaties van het vitaal onbewuste. ......................................................................... 32
Enige achtergrond ................................................................................................................. 32
Het Vitaal Onbewuste als een extra laag van het onbewuste. ............................................. 34
De inhoud van de lagen van het onbewuste en de manieren waarop we er toegang toe krijgen. ........................................................................................................................................... 35 3.2 Hoe werkt het vitaal onbewuste? ............................................................................................... 35
De anatomische infrastructuur van het vitaal onbewuste .................................................... 36
Het autonome zenuwstelsel .................................................................................................. 40
De neurologische communicatie. .......................................................................................... 42
3.3 De relatie van het zenuwstelsel, emotie en vivencia´s.............................................................. 45
Hoe werkt biodanza op het zenuwstelsel? ........................................................................... 45
Het autonome zenuwstelsel & De invloed van muziek in biodanza ................................... 46
Het immuunsysteem, het neuro-endocriene stelsel en vivencia´s. ...................................... 46
3.4 De huid; aanraking, liefkozing, streling. ..................................................................................... 47
Diverse onderzoekers over lichamelijk contact: ................................................................... 47
Oxytocine............................................................................................................................... 48
Een interessant recent onderzoek over ‘aaineuronen’ in de huid. ....................................... 49
3.5 Stress en herstel; de HPA-as, GAS en Epigenetica...................................................................... 51
De HPA-as. ............................................................................................................................. 51
General Adaptation Syndrome. ............................................................................................. 51
Een ander soort erfelijkheid: epigenetica. ............................................................................ 53
IV Biodanza & aanraking en streling...................................................................................................... 55
Jacqueline Dijks, Monografie Biodanza, 2013
4
Rolando Toro over strelingen: ............................................................................................... 55
Seksualiteit ............................................................................................................................ 56
Seksuele vivencia en vitaal onbewuste ................................................................................. 57
Eros en Thanatos ................................................................................................................... 57
Biodanza, een alternatief ...................................................................................................... 59
V Trance en Regressie........................................................................................................................... 60 Conclusie / Nawoord ......................................................................................................................... 63 Appendix............................................................................................................................................ 64
Jacqueline Dijks, Monografie Biodanza, 2013
5
Voorwoord, een persoonlijke noot. Toen ik in april 2007 met de docentenopleiding begon was ik me ervan bewust dat ik nogal wat verstarring in mijn levensenergie had opgelopen. Ik realiseerde me dat ik een anorectische levenshouding had aangenomen, in de zin dat ik de mogelijkheid grotendeels had afgeschreven dat contact met andere mensen voedend kon zijn. En zeker was ik behoorlijk cynisch naar het voedende gehalte van omgang met de andere sekse. In tegendeel, ik was er door gewond en had dat hoofdstuk voor mezelf afgesloten. Maar ik verlangde naar een wending in mijn leven. Fragment uit mijn motivatiebrief voor de opleiding: Ik heb een verlangen naar meer vreugde en verbinding in mijn leven. Ik wil weer contact maken met mijn liefde, mijn lichaam. Ik wil durven ontmoeten, spelen. Het eerste weekend was een verpletterende ervaring. Pasen 2007. Ik heb gedanst alsof ik nooit was gestopt. Alles was er nog: het plezier in bewegen, de vitaliteit, de intimiteit met mijn lichaam. Fragment uit mijn verslag van het eerste weekend: Mijn lichaam wakker gemaakt. Ik was verbaasd over de kracht, de energie, het enthousiasme, het leven in mijn lijf. Eindelijk de ketenen afgeworpen. Ik voelde geen enkele belemmering. En dan waren er de andere mensen in de groep. Mensen. Mensen? Bij het welkom zei de directeur, Stephen White: “somehow the universe has conspired to bring you all together on this journey...”. Dat maakte dat ik de groep rondkeek en ook bij de mensen van wie ik had gedacht, “nou nee...” , bereid was mijn weerstand te laten varen. De gedachte kwam bij me op dat niemand hier bij toeval of per ongeluk was, ook ik niet. Ik opende me voor de mogelijkheid om het met iedereen aan te gaan. Een van de eerste oefeningen was “het openen van de poortjes in jezelf”: * het hoofd/denken: openstellen voor nieuwe ideeën en ontmoetingen, los van oude oordelen * het hart/liefde: openstellen voor mezelf en nieuwe mensen * de buik/verlangens (instinctieve drijfveren), je lichaam meenemen in het moment van ontmoeting. Dat maakte dat ik er meteen doorheen was. Ik voelde me open en vrij. Ik denk dat het moment rijp was voor mij om het oude af te willen werpen en een nieuwe open houding aan te nemen. Daarmee kwam een proces op gang van steeds meer landen tussen de mensen. Er was op een bepaald moment een kring waarin we met ogen dicht en armen om elkaars middel luisterden naar een liedje van Nana Mouskouri: I loved you then, I love you still, I guess I always will… You grow more beautiful each passing day. Ik werd diep geraakt en de tranen stroomden over mijn wangen. De vrouwen aan weerszijden van mij hielden me vast. Daarna heb ik met een van die vrouwen de volgende oefening gedaan: in de armen van de ander liggen, overgegeven, terwijl de ander je haar volle aandacht en zorgzaamheid geeft. Dat was een ervaring die diep binnenkwam, vooral toen ik mijn ogen open deed en haar aankeek: zoveel aanwezigheid, liefde en zachtheid. Ook toen we van rol wisselden en ik voor haar ditzelfde deed voelde ik veel liefde, tederheid, zachtheid, zorgzaamheid. Hier gebeurde iets belangrijks. Na afloop van dat eerste weekend verlangde ik de hele week hevig terug naar de groep. Uit mijn verslag: De eerste dagen na het weekend voel ik, vooral ’s ochtends als ik wakker word, een onbeschrijfelijk verlangen naar de groep. De warmte, de lichamelijke nabijheid, de aanrakingen, de liefde, de zachtheid… mijn lichaam is open gegaan. Hoe snel kan het gaan … ? ! Ik had nog geen idee hoe dat precies kwam. Wel was ik enorm gefascineerd en geïntrigeerd door iets wat Stephen had gezegd: “We kunnen de geschiedenis van onze cellen herschrijven”. Het maakte een tintelende opwinding en enthousiasme in mij wakker. Ik voelde dat het waar was en was meteen aan boord: ik wilde er alles over weten. Deze monografie is de neerslag van wat ik te weten ben gekomen, door te ervaren en daarna betekenis te ontdekken.
Jacqueline Dijks, Monografie Biodanza, 2013
6
Inleiding Deze monografie behandelt het concept van het Vitaal Onbewuste in Biodanza. In hoofdstuk 1 geef ik eerst een aantal definities van kernbegrippen in Biodanza, die belangrijk zijn als referentiekader. In hoofdstuk 2 belicht ik de individuele menselijke ontwikkeling in de context van socialisatie, omdat de mens opgroeit in een spanningsveld van ingeboren instinctieve verlangens en behoeften aan de ene kant en de noodzaak van aanpassing aan de omgeving aan de ander kant. De belangrijkste drijfveren zijn zelfbehoud, sociaal instinct (verbinding en ´belonging´) en seksualiteit. We zijn voor ons overleven afhankelijk van zorg, voedsel en bescherming en verlangen naar veiligheid, geborgenheid. Maar we hebben ook een verlangen naar exploratie, zelfverwerkelijking, zelfexpressie en autonomie. Onder invloed van wat onze omgeving als wenselijk of onwenselijk gedrag beschouwt, raken we in meerdere of mindere mate vervreemd van onze authentieke expressie van individualiteit. Hier ontstaat een verkramping in de ziel, die in het lichaam zijn weerslag krijgt in spierspanning, rigiditeit en verstarring, of zwakte, slapheid en leegte. In hoofdstuk 3 behandel ik het vitaal onbewuste, dat ons ingeboren kompas is voor de terugweg naar onze oorspronkelijke staat van heelheid en gezondheid. Het is de autonoom werkende intelligentie van ons lichaam. Ik laat zien hoe we het kunnen herkennen, hoe het werkt, en hoe we er toegang toe kunnen krijgen. In hoofdstuk 4 behandel ik het gebruik in Biodanza van aanraking, streling en liefkozing als toegang tot het vitaal onbewuste. En hoe ze een rol spelen in het opheffen van de verstarring en het laten smelten van het ego-spierpantser, dan wel het terugbrengen van de kracht en vitaliteit. Hoofdstuk 5 gaat in op het gebruik van trance en regressie in Biodanza, als medium waarbinnen we onze totaliteit kunnen herijken aan de oorspronkelijke staat van harmonie en levenslust. In het nawoord geef ik mijn blik op wat het belang van biodanza is geweest voor mezelf en vertel ik wat ik waarneem bij mijn cursisten van de wekelijkse lessen.
Jacqueline Dijks, Monografie Biodanza, 2013
7
I Enkele definities:
1.1 Definitie van Biodanza De naam “Biodanza” is in 1976 gekozen door Rolando Toro Araneda (Chili, psycholoog en medisch antropoloog, 1924-2013), de grondlegger en ontwikkelaar van biodanza. Het voorvoegsel bio betekent leven (Gr.: βίος , bios). De oorspronkelijke betekenis van dans is: natuurlijke beweging, beweging die verbonden is met emoties en die betekenisvol is. Zo betekent het de dans van het leven. Rolando Toro constateerde dat wij mensen te alleen en te geïsoleerd leven, omdat we onszelf hebben aangeleerd om aanwezig te zijn terwijl we eigenlijk afwezig zijn: we houden onszelf achter. Door elkaar niet echt aan te kijken, niet te luisteren en elkaar niet aan te raken, beroven we elkaar bijna ongemerkt van onze identiteit. We zijn wel in elkaars aanwezigheid, maar we doen alsof de ander er niet is, en we begeven onszelf er ook niet echt in. Zo negeren en diskwalificeren we elkaars bestaan en leven we allemaal in een vervreemdend affectief vacuüm. Volgens Rolando Toro is het enige gezonde antwoord op dit ziekmakende affectieve vacuüm dat we de aanwezigheid van de ander (en van onszelf) leren vieren en de betovering ervaren van een echte ontmoeting. Met aandacht en tederheid aanwezig zijn nodigt aanwezigheid uit, zowel in jezelf als in de ander. Want wij hebben intimiteit, liefde en verbinding nodig en die moeten een lichamelijke, actieve, liefkozende dimensie omvatten. Dat is de weg naar heelheid en verbondenheid. Affectieve en communicatieve verbinding geeft zin en betekenis aan ons handelen, aan ons bewegen van binnenuit. Rolando Toro spreekt hier ook wel over de functionele beweging. Dat zijn bewegingen met een doel, met een communicatieve boodschap, zoals toenadering, afstand scheppen, verplaatsing, contact maken, uitreiken, strelen enz. Deze bewegingen vrij en gracieus te kunnen uitvoeren, met waarachtigheid, vraagt om een nieuwe manier van leven, waarin onze ingeslapen gevoeligheid weer gewekt wordt. Als baby ontdekken wij onszelf en de wereld in eerste plaats door beweging, nog voordat we leren praten. Onze eerste bewegingen zijn een expressie van onze oorspronkelijke eenheid met onze instinctieve drijfveren: uitreiken naar onze moeder, de borst zoeken, drinken, spelen met onze handen en voeten, leren grijpen en vastpakken, voorwerpen onderzoeken door ze in de mond te stoppen, te voelen en te proeven, leren omrollen, zitten, kruipen, lopen, de wereld verkennen, klimmen, knuffelen, stoeien, ravotten. Daarom is dansen een aangeboren vermogen van de mens. Dansen is de integrerende beweging van het leven zelf: het is de impuls die leidt naar eenheid, intimiteit en verbondenheid met onszelf, onze soortgenoten en het universum. Rolando Toro heeft de volgende definitie van biodanza gegeven: “Biodanza is een systeem van menselijke integratie en vernieuwing van het organisme, van affectieve heropvoeding en het opnieuw leren van de oorspronkelijke functies van het leven. De methodologie van biodanza bestaat uit het opwekken van integrerende vivencia’s door middel van muziek, zang, beweging en ontmoetingssituaties binnen een groep.” Hieronder bespreek ik het eerste deel van deze definitie, het tweede deel bespreek ik in 1.4 De vivencia, op pag. 15. In het nadenken over menselijke integratie heeft hij zich o.a. laten inspireren door het gedachtegoed van de existentialistische psychiater L. Binswanger (Being in the World, 1963). Deze onderzocht in de persoonlijkheid de mate van dissociatie of integratie aan de hand van criteria als in hoeverre mensen zich kunnen verbinden met andere mensen op het gebied van
Jacqueline Dijks, Monografie Biodanza, 2013
8
liefde, seks en affectieve communicatie en in hoeverre ze in contact staan met de natuur. Rolando Toro ziet verbondenheid met alle facetten en contexten van het leven als een oerbehoefte. Biodanza is ontwikkeld om dit integratieproces op gang te brengen, met het zelf, de gelijke en het universum. De integrerende kern is affectiviteit: het verlangen naar verbinding en intimiteit. Affectiviteit staat dan ook centraal in biodanza; zo is het een weg terug naar contact met alle dimensies van het leven. - integratie met het zelf: herstellen van de eenheid tussen lichaam en geest. - integratie met gelijken: herstellen van de oorspronkelijk band met de eigen soort als biologische eenheid. Zelf noem ik dit graag de inbedding in de mensengemeenschap. - integratie met het universum: herstellen van de oorspronkelijke verbinding tussen de mens en de natuur, waardoor je jezelf kunt herkennen en ervaren als deel van het grotere geheel, van de kosmos. Als je op al deze gebieden geïntegreerd bent ervaar je dat je je thuis voelt in je lichaam, onder de mensen en in de wereld. Dan kun je pas echt voluit leven. Vernieuwing van het organisme. Om een functioneel evenwicht te kunnen bewaren, kan een levend organisme zich aan de meest uiteenlopende situaties aanpassen. Het kan vanuit verandering (die een tijdelijke chaos en stress veroorzaakt) een nieuw evenwicht bereiken en zich vernieuwen. Dit wordt ook wel homeostase genoemd: het mechanisme van zelfregulering dat een organisme in staat stelt om een dynamisch evenwicht te bewaren, ook al variëren inwendige - en omgevingsfactoren. Biodanza stimuleert de homeostase en het terugdringen van stressfactoren d.m.v. oefeningen die integratieve trance en regressie opwekken. Affectieve heropvoeding. Het affectieve leven van de moderne westerse mens is ernstig ontregeld. We worden ziek door de beschaving en onze stressvolle manier van leven. We ontberen de affectieve inbedding die we nodig hebben, leven met prestatiedruk en emotionele conflicten. Rolando Toro noemt biodanza een heropvoeding in liefde. De geïntegreerde biodanza groep is een veilige plek om te oefenen met affectiviteit, het instinctieve verlangen naar verbinding en intimiteit. Zijn ideaal is om kinderen vanaf de eerste levensjaren met biodanza in contact te brengen. Het opnieuw leren van de oorspronkelijk functies van het leven. Opnieuw gevoelig worden voor onze aangeboren basisinstincten en weer leren in contact daarmee te leven. Een levensstijl ontwikkelen die coherent is met onze primaire levensimpulsen. Het doel van de instincten is het leven in stand te houden en zich te ontwikkelen. Veel mensen zijn bang om de als primitief beschouwde instincten te bevrijden. Dat is volgens Rolando Toro niet gevaarlijk, want instincten hebben fysiologisch gezien een zelfregulerend mechanisme. Bijvoorbeeld de tegenhanger van honger is verzadiging; naarmate de honger verzadigd is neemt de instinctieve impuls om te eten in kracht af. Bovendien leven we als mens niet puur naar onze instincten, maar kunnen ze ook integreren met ons gevoelige hart (afstemming met onze omgeving, in feedback en met compassie) en ons ethische bewustzijn, wat geboren wordt in affectieve verbondenheid. Als we op een natuurlijke manier harmonieus met onze ingeboren instincten omgaan blijven we gezond. Het is juist gevaarlijk om de instincten te onderdrukken, want dan zullen ze op een verwrongen manier tot expressie komen of onze gezondheid aantasten.
1.2 Theoretisch model van Biodanza Het theoretisch model van biodanza is een model van de kosmische mens. Het benadert de mens in zijn biologische, psychologische en kosmische dimensies. Het is ook een schematische weergave van de ontwikkeling van de mens (zie afbeelding op pag. 12).
Jacqueline Dijks, Monografie Biodanza, 2013
9
De basis van het theoretisch model is een kruis met horizontale en een verticale as. De horizontale as is de oudste, die het eerst is ontstaan. Rolando Toro heeft het model ontwikkeld en verfijnd vanaf 1965, toen hij begon te dansen met psychiatrische patiënten in een psychiatrisch ziekenhuis in Santiago. In die tijd werkte hij op het Centrum voor Medische Antropologie aan de medische faculteit van de Universidad De Chile. Ze probeerden de medische wetenschap humaner te maken d.m.v. o.a. kunsttherapie, psychodrama en Rogeriaanse groepstherapie. De danssessies waren daar ook een onderdeel van. R. Toro ontdekte al snel dat de muziek en de voorgestelde bewegingen een bepaald effect hadden. Sommige muziek riep een staat van trance op, die gepaard ging met een verminderde perceptie van de lichaamsgrenzen. Hallucinaties en delirium werden sterker en konden verschillende dagen aanhouden. Patiënten die toch al een slecht geïntegreerde identiteit hadden ervoeren een sterkere dissociatie. Andere muziek leek het besef van de identiteit en het lichaamsbewustzijn juist te vergroten: patiënten hallucineerden minder en hun vermogen tot communicatie werd groter. Ze leken een beter besef van de realiteit te krijgen. Hij begon deze ontdekking in te zetten door psychotische patiënten doelgericht oefeningen en muziek voor te schrijven die gericht waren op het versterken van de identiteit. Gestresste, gespannen of angstige patiënten en patiënten met psychosomatische problemen zoals hoge bloeddruk en maagzweren liet hij tranceopwekkende oefeningen doen, die een duidelijk kalmerend effect teweeg brachten. Op den duur kwam hij tot de overtuiging dat de staten van identiteit en trance elkaar aanvullen en in elkaars verlengde liggen: samen omvatten ze de totale menselijke ervaring, als een schaal waarop het bewustzijn zich beweegt. Aan de ene pool van de schaal ligt Identiteit: een staat waarin je jezelf ervaart als het centrum van waaruit je de wereld waarneemt. Aan de andere pool van de schaal ligt Trance: een staat waarbij je jezelf beleeft als deel van het geheel, waarin de grenzen van de identiteit oplossen in het grotere geheel. De horizontale as van het theoretisch model stelt het pulserend continuum voor tussen Identiteit en Trance. De eerste schets zag er zo uit: continuum IDENTITEIT
TRANCE
Later werd het concept ‘Trance’ vervangen door Regressie. Dit duidt op de terugkeer naar de ongedifferentieerde oertoestand d.m.v. trance.
continuum IDENTITEIT
REGRESSIE
De verticale as van het theoretisch model stelt de ontogenese voor (lett. de wording van het zijn), de ontwikkeling van een levend wezen vanaf de conceptie. Aan de basis van deze as ligt het genetisch potentieel (GP), dat opgeslagen ligt in de chromosomen. De expressie van het genetisch potentieel vindt plaats in de ontwikkeling van de verschillende lijnen van vivencia, die als een weefsel om de verticale as heen spiralen, om uit te monden in Integratie. Toelichting op de andere elementen van het theoretisch model: De grote spiralen die zich om dit kruis heen bevinden stellen de inbedding voor van de menselijke ontwikkeling in de grote kosmische ontwikkeling; de openingen geven aan dat de mens zich niet geïsoleerd ontwikkelt, maar deel uitmaakt van en beïnvloed wordt door de kosmische en biologische wetten.
Jacqueline Dijks, Monografie Biodanza, 2013
10
Van onder naar boven: Aan de randen van de chaos ontstaat ordening en vormt het primitieve leven zich. Uit deze zich steeds verder ontwikkelende, organiserende en toenemend complexe levensvormen komt ook de mens voort. Fylogenese (Gr. φυλη , phulè = 'volksstam' en γενεσις , genesis = 'wording'), de ontstaansgeschiedenis van groepen organismen, duidt op de evolutie van organismen uit gemeenschappelijke voorouders. Je zou ook kunnen spreken over de stamboom van al het leven. De protovivencia: de oer-basis van de interactie van het organisme met de omgeving. De vijf lijnen van vivencia vinden hun oorsprong in de wordingsfase van het mensenleven in de baarmoeder (C.G. Jung: de ‘oceanische’ ervaring) en de eerste zes maanden van het leven. De baby ervaart de eerste reacties op interne en externe stimuli. Deze reacties laten een impressie achter waarop de latere vivencia’s verder bouwen. Zo vormen de protovivencia’s de eerste manier waarop een baby ‘leert’.
Protovivencia
Lijn van vivencia
Emotie en gevoelens
Bewegen, vitale energie, activiteit en rust, slapen Lichamelijk contact, aangeraakt, gedragen, gestreeld, geknuffeld, gebaad worden Nieuwsgierigheid, zich vrij uitdrukken
Vitaliteit
Vreugde levenslust enthousiasme
Seksualiteit
Verlangen, genot, overgave
Orgastisch versmelten, zinnelijkheid
Creativiteit
Creatieve vervoering, verrukking
Beschermd worden (zekerheid), gevoed worden (voedsel) Harmonische relatie met de omgeving, vrije ademhaling
Affectiviteit
Tederheid, liefde, vriendschap, vertrouwen Gelukzaligheid, sereniteit
Artistieke en wetenschappelijke creatie Altruïsme
Transcendentie
Basis voor de ontwikkeling van Zelfstandigheid
Extase
De lijnen van vivencia: zie 1.4 voor uitleg. Positieve en negatieve ecofactoren: Tijdens het opgroeien en volwassen worden leeft de mens in een omgeving die bevorderlijk dan wel belemmerend is voor het evenwichtig tot ontwikkeling komen van de 5 lijnen van vivencia /de expressie van het genetisch potentieel. En zal hij in meer of mindere mate tot een geïntegreerde zelfverwerkelijking komen. Het vitaal onbewuste staat het dichtst bij de opening waar de principes van het kosmische leven binnenkomen, dan komt het collectief onbewuste, dicht bij de fylogenese en de protovivencia, met hun impressies van de gemeenschappelijke wordingsgeschiedenis van de soort, en dan het persoonlijk onbewuste dat tussen regressie (terugkeer naar de oertoestand) en integratie (bewustzijn van eenheid en verbondenheid met het totaal) pulseert.
Jacqueline Dijks, Monografie Biodanza, 2013
11
Jacqueline Dijks, Monografie Biodanza, 2013
12
1.3 Biocentrisch principe Het door Rolando Toro geïntroduceerde begrip biocentrisch principe duidt letterlijk op het centraal stellen van het leven in biodanza. Het is geïnspireerd op universele biologische wetten, die beschrijven hoe levende systemen behouden blijven en hoe hun evolutie mogelijk is. Hij wil aantonen dat het Leven zelf het ordenende en scheppende principe is in de hele kosmos, en dat wij mensen, net als alle andere verschijningsvormen in de kosmos, deel uitmaken van één en dezelfde entiteit, en onderhevig zijn aan één en dezelfde kracht, van binnenuit. Met ´alle andere verschijningsvormen´ bedoelt hij niet alleen planten, dieren en de mens, maar ook de zgn. levenloze materie, de elementen (gassen, metalen, mineralen), neutrino´s, quasars, sterrenstelsels, trilling, magnetisme, gedachten, emoties. Het leven is niet ontstaan omdat er toevallig ergens in de kosmos
Jacqueline Dijks, Monografie Biodanza, 2013
13
een juiste samenloop van omstandigheden en aanwezigheid van de juiste voorwaarden plaatsvond, maar het universum bestaat omdat er Leven is. Het Leven heeft het universum voortgebracht. Het is datgene wat het ontvouwen van het universum leidt, zodat ogenschijnlijk levenloos materiaal zichzelf organiseert tot steeds complexere levende systemen. Het Leven doordringt alles en is intelligent. (Eigenlijk is Leven zo een ander woord voor God, Tao, Natuurwet, Orde, Logos, Liefde, Universele intelligentie…) Rolando Toro pleit ervoor dat wij als mensen en samenleving terugkeren naar een manier van leven in harmonie met dit principe, zodat onze daden congruent zijn met het voortdurend zichzelf voortbrengende leven, i.p.v. het te vernietigen. Biodanza is een voorbeeld van een methodiek die het leven centraal stelt. De zin van het leven is het leven zelf. Als antwoord op onze bestaansangst en de confrontatie met de immense oneindigheid zoeken wij elkaar op om elkaars handen te pakken, en elkaar in de ogen te kijken. Daar vinden wij grond in contact met de levende werkelijkheid. Om de levende werkelijkheid te leren kennen moeten we ons niet verlaten op intellectuele of rationele overwegingen, maar ons laten raken door alle uitdrukkingsvormen en bewegingen van het Leven. De werkelijkheid wordt van binnenuit verlicht, door de aanwezigheid van het levende wezen dat zich uitdrukt in de oneindige manifestatie van verschijningsvormen en bewegingen. Dat is de taal van het Leven. Het menselijk bewustzijn wordt in het biocentrisch principe opgevat als emotie: hoe we ons laten raken door de diepste ervaring van contact met de levende realiteit. Al het levende is een openbaring van het heilige. Dat impliceert dat we binnen een biodanzagroep respect hebben voor ieders eigenheid en discriminatie afwijzen. Enkele fundamentele universele principes die alle levende wezens gemeen hebben. Chemische verwantschap. Van de scheikundige elementen zijn er 24 die een functie hebben in de biologische processen binnen levende organismen. De percentages van de zes belangrijkste hiervan worden hieronder vergeleken met de samenstelling van het ijs tussen de sterren en de vluchtige stof in kometen:
Waterstof (H) Zuurstof (O) Koolstof (C) Stikstof (N) Fosfor (P) Zwavel (S) Calcium (Ca)
Bacteriën 63% 29% 6,4% 1,4% 0,12% 0,06% -
Zoogdieren 61% 26% 10,5% 2,4% 0,13% 0,13% 0,23%
Interstellair stof 55% 30% 13% 1% 0,8% -
Vluchtige stof 50% 31% 10% 2,7% 0,3% -
Sommige organismen kunnen, indien er bijv. kooldioxide, water of stikstofgas in de omgeving aanwezig is, via biosynthese uit deze stoffen organische moleculen vormen waar alle andere van zijn afgeleid. Deze fundamentele voorlopers van organische moleculen omvatten 20 L-aminozuren, 5 stikstofhoudende basen, 2 suikers, 1 vetzuur, 1 alcohol en 1 amino-alcohol. Deze moleculen vormen nucleïnezuren (DNA/RNA), aminozuren, polysacchariden en lipiden: de basismoleculen die alle levende organismen gemeen hebben, van bacteriën tot de mens. Hieruit blijkt een diepe verwantschap van al het leven. Via verdere transformaties vormen deze moleculen supra-moleculen, organellen en tenslotte de cel: de morfologische en functionele eenheid van het leven. Op dit niveau is levende materie in staat tot zelforganisatie. Vermogen zich te vermenigvuldigen op basis van een genetische code. De genetische informatie ligt opgeslagen in het DNA op een voor iedere soort karakteristieke wijze. Hij wordt van generatie op generatie doorgegeven en zorgt voor het voortbestaan van de soort. De genetische Jacqueline Dijks, Monografie Biodanza, 2013
14
boodschap in het DNA ligt opgeslagen in sequenties van 3 stikstofhoudende basen, die coderen voor bepaalde aminozuren, de bouwstenen van proteïnen (eiwitten). Eiwitten van alle levende organismen zijn opgebouwd uit aminozuren met dezelfde chemische samenstelling. Ook de chemische stofwisselingsprocessen die levende organismen van energie voorzien vertonen grote gelijkenis. Vermogen tot zelforganisatie. De Chileense biologen Humberto Maturana en Francisco Varela (Theorie van Santiago, 1972) hebben onderzoek gedaan naar de autonomie van de levensprocessen. Maturana heeft het begrip autopoiese (Gr. αὐτo, auto = zelf, en ποίησις , poiesis = creatie, productie) geïntroduceerd voor het vermogen van levende systemen zichzelf voort te brengen, zichzelf continue te creëren en te regenereren. Autopoiese wijst op biologische zelfstandigheid. De cellen lijken te ‘weten’ hoe ze zich kunnen verplaatsen binnen tijd en ruimte om de verschillende organen te vormen en vitale functies te vervullen. Cellen en weefsels hebben een soort ‘kennis’ waardoor ze zich zelfstandig kunnen organiseren. Deze ‘cognitie’ heeft geen betrekking op mentale processen; er zijn geen hersenen of een zenuwstelsel voor nodig. Het is aanwezig bij alle levende wezens, ook bij de meest elementaire vormen zoals een (ééncellige) amoebe of een virus. Deze ‘cognitie’ zorgt voor een intelligente interactie tussen het organisme en de omgeving (milieu). Structurele veranderingen (aanpassingen) in dit proces van koppeling met de omgeving vormen cognitieve acties waarin elk levend wezen specificeert en selecteert welke condities en elementen van de omgeving nodig zijn voor zichzelf. Zo creëert het een “eigen” wereld. Cognitie is dan een daad van het voortbrengen van een wereld. Dit cognitieve proces van zelforganisatie brengt Rolando Toro in verband met zijn concept van het vitaal onbewuste (zie hoofdstuk III). Levende organismen evolueren verschillend en in harmonie met omgevingsfactoren. De selectieve structuur van een individu is stabiel en gedeeltelijk het gevolg van een leerproces dat plaatsvindt in interactie met de omgeving. Zo is er sprake van een intieme relatie met de omgeving. Levende wezens kunnen een specifieke structuur met een hoge graad van ordening reproduceren. Dit proces is onafhankelijk van krachten buiten het organisme: autonome morfogenese genoemd door Jacques Monod (Frans biochemicus, Le hasard et la nécessité, 1971). De organische structuur van de soort is bepalend voor het kunnen vervullen van bepaalde functies. Ook stelt hij dat elk organisme een ingeboren teleonomie (doelgerichtheid) bezit: het behoud en vermenigvuldiging van de soort. Doordat de genetische informatie van generatie op generatie wordt doorgegeven is er sprake van onveranderlijke reproductie, en doordat iedere cel de volledige genetische code bevat kan een permanent renovatieproces plaatsvinden wat zorgt voor het behoud van het organisme. Differentiatie: niet alleen verschillen de soorten onderling, maar ook ieder lid van dezelfde soort heeft gevarieerde eigenschappen die hem uniek maken. Geheugen: een levend systeem is in interactie met de interne en externe omgeving via processen van codering en decodering, het opslaan en weer oproepen van informatie. Dit is een vorm van geheugen, dat het vermogen om te leren faciliteert. Bij het leerproces is een biochemische verandering betrokken. Het instinct is een biologische uitdrukking van het geheugen van de soort, dat gericht is op zijn voortbestaan. Zelfregulering: levende systemen hebben een autonoom zelfregulerend vermogen dat het innerlijk evenwicht (de homeostase) bewaart, ter behoud van de functionele eenheid. De mens heeft echter ook het vermogen om keuzes te maken die een risico inhouden voor zijn overleven (ongezonde levensstijl, vergiftiging van zijn leefmilieu, leven in een affectief vacuüm).
Jacqueline Dijks, Monografie Biodanza, 2013
15
1.4 De Vivencia De methodologie van biodanza bestaat uit het opwekken van integrerende vivencia’s door middel van muziek, zang, beweging en ontmoetingssituaties binnen een groep. De vivencia is dus de werkzame essentie van biodanza. Wat is een “vivencia” ? Een vivencia is een subjectieve, directe ervaring van leven, in het moment zelf. (het begrip ‘Erlebnis’ van de Duitse historisch filosoof Wilhelm Dilthey). In biodanza betekent het: een zeer intense beleving in het huidige moment, waarbij cenesthetische (m.b.t. het lichaamsbewustzijn), viscerale (m.b.t. de ingewanden, inwendig; diepgeworteld, innig, instinctief, intuïtief, lichamelijk), en emotionele lagen worden aangesproken. Dus een totale ervaring in het hier en nu, dat het totale zelf, de anderen en de omgeving omvat. Helder, onmiddellijk, direct, voorbij aan het denken. Het is een openbaring van wie we werkelijk zijn, van het feit dat we bestaan, in het huidige moment, in de huidige context. De manier van ‘leren’ in biodanza gaat dus via de ervaring in het lichaam en de emoties. De vivencia is een manier van kennis van de werkelijkheid vergaren die verder gaat dan het rationele, logische en cognitieve weten. Deze manier betrekt de lichamelijke sensaties, de zintuigelijke indrukken en de emotionele context van de waarnemer erbij en heft zo de scheiding op tussen waarnemer en het fenomeen dat waargenomen wordt. Dit heeft een raakvlak met het werk van de Franse fenomenoloog Maurice Merleau-Ponty, die het lichaam centraal stelt als bron van kennis over de werkelijkheid door subjectieve waarneming en ervaring. Het bewustzijn registreert en ‘duidt’ achteraf, als een spiegel, wat er van binnen gebeurd is tijdens de vivencia. De vivencia werkt direct integrerend. Enkele kenmerken van de vivencia zijn: - ze is een uitdrukking van het Ik (de identiteit), dus subjectief, uniek en intiem. - de ervaring gaat vooraf aan het bewustzijn, aan symbolische of rationele overwegingen, en aan duiding. - de intensiteit van de ervaring varieert. Ze is o.a. afhankelijk van het niveau van verbondenheid met het zelf, de kwaliteit van de stimulans waardoor ze wordt opgewekt en de diepte van de trance/regressie (zie hoofdstuk IV). - de vivencia is tijdelijk, voorbijgaand; ze doet zich voor in het moment, het is een ‘schepping in het nu’. - de vivencia is spontaan, ze borrelt fris op als water uit een bron. Ze heeft de kwaliteit van het oorspronkelijke. Ze kan niet door de wil worden gestuurd of gecontroleerd, maar wel opgeroepen of uitgenodigd. - de vivencia beïnvloedt onze psychosomatische eenheid, ze omvat het hele wezen: ze gaat gepaard met sterke lichamelijke sensaties en heeft invloed op onze psychische gesteldheid. Daarom beschouwt Rolando Toro de vivencia als de toegangsweg tot het vitaal onbewuste (zie hoofdstuk III). - ze geeft ons een openbaring van intieme kennis over de werkelijkheid, het bestaan, het leven, het zelf. Behalve voor de ervaring in het moment wordt het woord vivencia ook wel gebruikt om een hele biodanza-les aan te duiden.
Jacqueline Dijks, Monografie Biodanza, 2013
16
De Gestalt muziek-beweging-groep. Muziek is een universele taal die in biodanza gekozen wordt om haar emotionele inhoud en effecten op het organisme als geheel. Samen met de beweging roept zij de vivencia van het moment op in de deelnemers. De individuele deelnemers resoneren samen in het veld van de groep en worden erdoor beïnvloed. Deze drie elementen vormen een werkzaam en harmonieus geheel. Ze zijn onscheidbaar in die zin dat als je een element verandert het geheel zal veranderen. Bij elke biodanza-oefening hoort bepaalde muziek en een bepaalde kwaliteit van lichamelijke bewegingen en gebaren die door de muziek wordt gestimuleerd en ondersteund. Deze eenheid zal bij elke deelnemer een vergelijkbare vivencia teweegbrengen, al zal de mate van weerklank, de rijkdom van nuances en de intensiteit per persoon verschillen, afhankelijk van de individuele gevoeligheid en de mate van verdringing (verstarring, inhibitie of zwakte in het egospierpantser en de psyche, zie pag. 25). Ook zal iemand die al langer biodanza doet de vivencia intenser beleven omdat haar vermogen om te voelen is toegekomen en de mate van verdringing afgenomen. Omdat de staat van iedere individuele deelnemer van week tot week kan variëren, zal zelfs dezelfde les, herhaald in dezelfde groep op een ander tijdstip, een iets andere vivencia teweeg kunnen brengen. De biodanzaoefeningen en beoogde vivencia´s worden doelbewust, methodologisch en progressief ingezet door de docent/facilitator. Een vivencia is altijd gericht op een van de vijf lijnen van vivencia, ook wel de lijnen van genetisch potentieel genoemd.
Ontmoetingssituaties in de groep. Biodanza kun je niet in je eentje beoefenen. De groep is een essentiële en cruciale factor voor de werkzaamheid van de vivencia. Onze afgescheidenheid, eenzaamheid en pantsering zijn ontstaan in relaties met mensen, als reactie op de pijn van kwetsing, afwijzing, afkeuring. We hebben overlevingsstrategieën opgebouwd en ons tot op zekere hoogte afgesloten voor anderen. We hebben een aangepast gedrag ontwikkeld waarmee we anderen op een voor ons comfortabele afstand houden, zoveel mogelijk zonder kleerscheuren uit sociale interacties komen, en vermijden dat we afhankelijk worden. We hebben een zekere mate van voorzichtigheid, wantrouwen, cynisme, ongeloof aangenomen, om niet meer teleurgesteld te worden over onvervulde verlangens naar warmte, nabijheid, intimiteit, ´belonging´. Of we hebben strategieën ontwikkeld om langs manipulatieve weg toch te zorgen dat we iets van deze vervulling afdwingen, wat dan vaak een niet vervullend surrogaat is. We blijven ten diepste leeg, koud en eenzaam, maar met een illusie van veiligheid. De geïntegreerde biodanzagroep biedt een veilige omgeving voor alle deelnemers om op meerdere manieren en niveau´s met elkaar te communiceren en te oefenen met contact en ontmoeting. Ze doen nieuwe ervaringen op die de oude aannames over contact met mensen kunnen losweken, oude niveau’s van pantsering overbodig kunnen maken en ruimte maken voor het opnieuw toelaten en beleven van de voedende, weldadige en helende essentie van de ontmoeting. Het gaat niet alleen over je geaccepteerd, geliefd en welkom voelen, maar ook over tevoorschijn mogen komen in je eigen unieke expressie van vitale responsen. Tijdens ons opgroeien hebben we de boodschap gekregen dat we geliefd en geaccepteerd zijn mits we ons gedragen zoals onze opvoeders kunnen waarderen. Daarbij hebben we een deel van onze eigenheid opgeofferd, en onze wordende identiteit gedeeltelijk beknot. In biodanza komt een ontwikkeling op gang waarin we weer in contact komen met onze oorspronkelijke spontane stroom van creatieve en vitale levensenergie, en deze opnieuw op een natuurlijke, vanzelfsprekende, gracieuze en harmonieuze manier kunnen leren uitdrukken. Zodat we alsnog de wording van een geïntegreerde identiteit kunnen voltooien. En deze keer binnen de samenhang van de mensengemeenschap. Rolando Toro noemt biodanza daarom ook wel een heropvoeding in liefde. Voor mij persoonlijk is dit een proces geweest van opnieuw landen en aankomen op aarde en tussen de mensen, en de draad weer oppakken waar ik hem had laten afbreken. Het Biodanzasysteem heeft een nadrukkelijke tolerantie en waardering voor verscheidenheid, zonder discriminatie naar ras, sekse, leeftijd, gezondheid, welvaartsniveau of culturele achtergrond.
Jacqueline Dijks, Monografie Biodanza, 2013
17
De vijf lijnen van vivencia ~ de lijnen van genetisch potentieel. In elk van onze cellen ligt ons volledige genetisch potentieel opgeslagen. Deze informatie bepaalt onze organische structuur en levensfuncties zoals bijv. uiterlijk en lichamelijke gesteldheid. Er zijn genen die de expressie van bepaalde eigenschappen toelaten of aanzetten, en er zijn andere genen die die expressie juist verhinderen. De expressie van veel eigenschappen is afhankelijk van de samenwerking tussen verschillende genen (bijvoorbeeld intelligentie, klank van de stem, lichamelijke gevoeligheid). Ook komen sommige genetisch bepaalde eigenschappen niet tot expressie als er in de omgeving geen factoren zijn die dat bevorderen. Het genetisch potentieel is stabiel en in hoge mate gedetermineerd, maar het tot expressie komen is afhankelijk van factoren binnen het organisme zelf en van omgevingsfactoren. Er zijn aanwijzingen in dat het zin heeft om tijdens het gehele leven de genetische ontwikkeling te blijven stimuleren (epigenetica). Rolando Toro gaat ervan uit dat het mogelijk is om de genetische expressie te activeren door het oproepen van bepaalde emoties die de excretie van natuurlijke hormonen en neurotransmitters bevorderen. Deze emoties worden opgeroepen door vivencia’s. Ze stimuleren o.a. vitaliteit, rust, erotiek, het plezier om te leven en de ervaring van eenheid met alles in het universum. Hij heeft door middel van fenomenologische studie een samenhang geconstateerd tussen de expressie van genetisch potentieel (zowel op biologisch als psychologisch niveau) en de belangrijkste menselijke behoeften. Deze behoeften heeft hij in vijf categorieën ondergebracht, die corresponderen met een te onderscheiden uitdrukking van genetisch potentieel. Menselijke behoeften en verlangens Gezondheid, levenskracht, vreugde Seksueel en sensueel genot, aanraking, voortplanting, seksuele relaties Onderzoeken, vernieuwing, groei, scheppen, fantasie Liefde, vriendschap, tederheid, altruïsme, saamhorigheid Verbinding met de natuur, het universum, deel uitmaken van het grote geheel, bewustzijnsverruiming
Uitdrukking van genetisch potentieel Vitaliteit Seksualiteit
Instinct, aangeboren impuls Zelfbehoud Voortplanting
Creativiteit
Exploratiedrift, ontwikkelingsdrang Solidariteitsinstinct Kudde-instinct Zelfrealisatie
Affectiviteit Transcendentie
Zijn hypothese is dat alle psychologische aspecten van het menselijk leven een biologische oorsprong hebben. Ze vinden hun oorsprong in cellulaire processen, komen na differentiatie tot uitdrukking als impulsen, driften en instincten, en worden in mensen omgevormd tot vivencia, emoties en gevoelens. De lijn van vitaliteit verwijst naar het totaal aan functies van het organisme die de homeostase in standhouden. Deze zorgen er onder alle veranderende interne en externe invloeden voor dat het systeem in evenwicht blijft, en zijn functionele stabiliteit en harmonieuze werking bewaart. Hiertoe is het systeem uitgerust met een verfijnd feedbackmechanisme van zelfregulering en zelforganisatie. Het instinct tot zelfbehoud: honger en dorst, vecht- en vluchtinstinct, balans van activiteit en rust, herstel, ontspanning. Vitaliteit verwijst ook naar de levenskracht, de energie waarover een individu kan beschikken als hij de wereld tegemoet treedt. De vitale stemming is de endogene (uit het binnenste voorkomende) manifestatie ervan, die zich kan bewegen op een schaal van euforie tot depressie. Het is duidelijk dat dit terrein ook verband houdt met de levensstijl en de leefomgeving: zijn die bevorderlijk voor de gezondheid of juist ziekmakend. Jacqueline Dijks, Monografie Biodanza, 2013
18
De biodanzadocent/facilitator kan zijn groep lezen en informatie krijgen over de mate van vitaliteit en de ontwikkeling van deze lijn bij de deelnemers. Indicatoren voor de mate van vitaliteit: * uithoudingsvermogen bij inspanning en hersteltijd na inspanning * levendigheid van de beweging * stabiliteit van het neurovegetatieve stelsel * kracht van de instincten * voedingstoestand Makkelijk herkenbare uiterlijke kenmerken: * lacht iemand makkelijk * aanspreekbaarheid van de instincten * behendigheid van de bewegingen * geluid en uitdrukking van de stem * helderheid en intensiteit van de blik * glans van de ogen * harmonie en de kracht van gebaren Vroeg of laat worden de indicatoren voor vitaliteit beïnvloed door de mate van expressie van de andere lijnen van vivencia. Om een integratie te bereiken moeten alle lijnen van vivencia in onderlinge samenhang ontwikkeld worden. De geïntegreerde identiteit is a.h.w. een hologram van de samenwerking en expressie van alle lijnen van vivencia, die in de complexiteit van alle relaties van het levende systeem met zijn omgeving harmonieus en adequaat functioneert. Het activeren van de vijf lijnen van vivencia behelst zo een pad naar gezondheid. De lijn van seksualiteit heeft betrekking op de sekseverschillen*), de voortplanting, de functie van de geslachtsklieren en –organen, en het vermogen om seksueel verlangen en genot te ervaren. Het is een van onze sterkste instincten, en dat is geen wonder want het voortbestaan van de soort hangt ervan af. Vele eeuwen hebben onze beschavingen gevochten tegen het lichaam dat onderworpen moest worden aan de geest. Hierdoor is het lichaam verstard en verdoofd, of explosief geladen, en is er veel angst voor het seksuele verlangen. Biodanza laat ons weer ontdekken dat het lichaam vriendelijk, teder en gevoelig is, dat het een weelderige harmonie bezit en een inherente schoonheid. Methodes waarmee seksuele problemen worden behandeld in therapie zijn gericht op het vergroten van de genitale gevoeligheid en het bereiken van een orgasme. Echter de obsessie met het orgasme staat juist het ervaren van genot in de weg. In biodanza kunnen we oefenen met het voelen van seksueel verlangen, in een leerproces dat ons hele wezen omvat: de erotische fantasieën, emoties, het neurovegetatieve systeem van hormonen en neurotransmitters, het spel, de nabijheid, de aanraking. Alles in afstemming en feedback met het zelf en de ander. Verlangen is een energie, en die energie kun je door je heen laten stromen zonder de ander tot object te maken die jouw verlangen moet bevredigen. Als je de energie, gevoelens, beelden van de verlangens toelaat zonder ze af te wijzen of te onderdrukken, kan de energie het hele lichaam verwarmen en verlevendigen. Zo wordt het hele lichaam een erogene zone. Om te leren seksueel genot te ervaren hoeven we ons niet blind te staren op de genitaliën. Er zijn zoveel mogelijkheden voor genieten en het ervaren van genot in het leven: het zonlicht dat aan kracht wint in het voorjaar, de vogels die de lucht vullen met hun gezang, een lekker warm geurig bad, je huid insmeren met een heerlijke voedende olie, kiezen en aandachtig proeven van iets lekkers, een cappuccino op een terras, de zon op je blote huid, je blote voeten in het gras, liggen in het warme zand op het naaktstrand, bloot zwemmen in de zee, de wind en het water op je blote huid tussen je benen voelen, de condensdruppels op een koel glas droge witte wijn bij de laagstaande zomerzon boven de zee, het geluid van de branding, de wind en de krijsende meeuwen, een heerlijke massage, een glas vol versgeperst donkerrood sap van
Jacqueline Dijks, Monografie Biodanza, 2013
19
bloedsinaasappels bij je ontbijt, de lach van je geliefde of je (klein-)kind, een zachte rijpe zoete sappige mango in je mond… Genot komt diep vanuit ons binnenste, uit onze bron van levenslust. De stappen in het geleidelijk vergroten van de gevoeligheid op weg naar terugvinden van genot: 1. dansen, zoals het door biodanza wordt aangeboden 2. leren de muziek te voelen in je lichaam en je hart en je eraan over te geven 3. bewust worden en opzoeken van dagelijkse genoegens 4. ontwikkelen van je mogelijkheden op erotisch gebied: zich ruimte toestaan om vrijuit te exploreren en te experimenteren. * ) Seksualiteit en sekseverschillen: hoewel ik niet precies weet hoe dat evolutionair in elkaar zit wil ik expliciet homoseksualiteit hierbij insluiten. Wat ik wel weet is dat de bonobo-aap net als de mens een soort is die ook aan seks doet voor het plezier en niet alleen als primitieve paringsdrift die leidt tot voortplanting. Ze zijn minder geneigd tot geweld dan chimpansees. Geweld onder bonobo's komt wel voor, maar het is veel minder gebruikelijk en vrijwel altijd ook minder serieus dan onder chimpansees. Daarentegen is seksueel gedrag bij bonobo's een veelvoorkomend verschijnsel met een grote sociale functie. Zo komt het bijvoorbeeld niet zelden voor dat twee vrouwtjes hun genitaliën tegen elkaar aanwrijven in een soort pseudocopulatie. Ook seksueel gedrag tussen mannetjes en met nog niet geslachtsrijpe jongen komt voor, evenals oraal-genitaal en manueelgenitaal contact en masturbatie. Een andere bijzonderheid is dat bonobo's vaak in de ‘missionarishouding’ paren (ze kijken elkaar er bij aan) en in een scala van diverse andere posities en daar ook anatomisch op aangepast zijn. De reden van dit uitgebreide seksuele gedrag is sociaal: het wordt gebruikt om vrede te stichten, spanningen binnen de groep te verlagen en vriendschappen te smeden. De grootste bijzonderheid van de sociale structuur van bonobo's is dat de vrouwtjes meestal het hoogst in de rangorde staan. Oorzaak hiervoor is dat bij een strijd tussen een vrouwtje en een mannetje de andere vrouwtjes vaak te hulp schieten. Bij bonobo's is de rangorde van een mannetje dan ook vaak afhankelijk van de rang van zijn moeder, meer dan van het hebben van de juiste vrienden onder de andere mannetjes zoals bij chimpansees. De rangorde onder vrouwtjes is vaak onduidelijk en lijkt vooral afhankelijk van leeftijd. Bonobo's zijn geslachtsrijp na 13 tot 15 jaar. Ze hebben geen vaste paartijd en krijgen ongeveer om de vijf jaar (meestal) één jong. Bonobo's krijgen in hun leven 5 à 6 jongen. Bonobo's zijn polygaam: vrouwtjes kunnen met alle mannetjes, behalve haar zonen, uit de groep paren. De lijn van creativiteit gaat over de oorspronkelijke vrije onderzoeksdrift en vernieuwingsdrang die ieder levend wezen bezit. Dit is inherent aan het leven zelf: elk levend organisme reageert voortdurend innovatief en coherent op veranderingen in de omgeving. Dit proces van aanpassing en integratie is duidelijk creatief. Van de kleinste eencellige, cellenverzamelingen, weefsels, organen orgaanstelsels, biotopen tot aan melkwegstelsels, spiraal nevels, sterrenstelsels is alles een manifestatie van ontzagwekkende oneindige vernieuwing via chaos en verval naar nieuwe ordening. Het is dus een misvatting om onderscheid te maken tussen creatieve en ‘gewone’ mensen, wij hebben allen deel aan het buitengewone van het bestaan. Creatieve activiteit is de natuurlijke ontwikkeling van een biologische functie. Behalve aan het je uitdrukken in muziek, samenspel, poëzie, tekenen, schilderen dansen, boetseren, zingen enz., kun je daarbij ook denken aan hoe je schoonheid brengt in het vormgeven van je leven, je liefdesrelaties, je vriendschappen, het ouderschap, het inrichten van een woonplek of een tuin, het kiezen van een beroep. Maar ook aan het vernietigen van oude knellende patronen, situaties en verbanden om ruimte te maken voor het nieuwe. Dus het vermogen om je eigen leven te blijven vernieuwen. Je actief verbinden met je eigen leven als kunst-in-uitvoering.
Jacqueline Dijks, Monografie Biodanza, 2013
20
Shiva Nataraj, de dansende Shiva: Schepper, Vernietiger en Vernieuwer De lijn van affectiviteit komt voort uit de impuls om gezelschap te zoeken, het verlangen om bij elkaar te horen, de neiging tot altruïsme en sociale omgang binnen de soort. Ook dit instinct heeft een biologisch oorsprong: cellen en organen vormen eenheden, ‘gemeenschappen’ die samenwerken en vreemde elementen afstoten of elimineren. Ons vermogen tot affectiviteit zorgt ervoor dat we ons kunnen identificeren met andere mensen, ze begrijpen, ons in hen inleven, ze te beschermen, voor ze te zorgen, van ze te houden. Genegenheid voor ze te kunnen voelen, moederlijke en vaderlijke gevoelens te kunnen koesteren. Maar ook ze afstoten, haten en aanvallen als ze niet bij ons horen (bijv. de ‘koude kant’, xenofobie en rassendiscriminatie). Woede, jaloezie en onzekerheid behoren ook tot ditzelfde complexe fenomeen. Zelfdestructie is een ziekelijke vervorming van affectiviteit. Dit treffen we intrapsychisch aan maar ook in de samenleving als bijv. onrechtvaardigheid en onethisch handelen, en in de manier waarop we met de aarde omgaan. Jacqueline Dijks, Monografie Biodanza, 2013
21
In biodanza is liefde de manier waarop de lijn van affectiviteit tot uitdrukking komt. De ontwikkeling gaat naar het accepteren van menselijke verscheidenheid zonder te discrimineren. Affectiviteit is een aangeboren vermogen om relationele te boodschappen kunnen geven; we zijn evolutionair en instinctief voorbereid op het aangaan van affectieve banden. We zijn met elkaar verbonden middels kanalen die we nog helemaal niet kennen. Onderzoek heeft aangetoond dat de spierspanning in mensen altijd verandert in de nabijheid van een ander mens (‘psychotonische dialoog’, Julius Fast, 1970). Bij kussende, strelende of vrijende stellen zijn ook neurofysiologische veranderingen vastgesteld. Dit wijst op een bestaan van een affectief continuum tussen mensen, met verschillende niveaus van wederkerigheid. Het zien van een ander, het in onderlinge nabijheid zijn met een ander, roept reacties op waarbij het hele organisme betrokken is. Ons organisme kan affectie uitzenden en ontvangen. Dit is een onbewust proces. Onze aanwezigheid en die van een ander is conductief. Wij reageren op elkaar, omdat we zijn uitgerust met het vermogen om contact te maken. De lijn van transcendentie komt voort uit het verlangen naar eenwording, dat een biologische oorsprong heeft in de neiging van ecologische systemen naar integratie. Ook de neiging van een organisme om gericht te groeien onder invloed van een uitwendige prikkel is daar onderdeel van: zie bijvoorbeeld hoe zonnebloemen naar het licht toe groeien. In biodanza wordt transcendentie opgevat als het vermogen om de egogrenzen te laten oplossen en een te worden met het grote geheel: de andere mensen, de natuur, de kosmos. De ervaring dat er in essentie geen onderscheid is tussen onszelf, de anderen, de natuur, de kosmos geeft ons een nieuwe kennis over de werkelijkheid van wie en wat we in wezen zijn. Dat is de ware betekenis van bewustzijnsverruiming. De dualiteit wordt opgeheven. Het kan ons bevrijden van oude mentale en emotionele patronen die voor angst en vervreemding hebben gezorgd. Het kan onze houding voorgoed veranderen naar één van vertrouwen in de goedheid van het leven, de ander, het universum.
Jacqueline Dijks, Monografie Biodanza, 2013
22
II Inbedding in de mensengemeenschap. 2.1 Geboorte, ontwikkeling, socialisatie Op het moment dat we geboren worden zijn we als mensenbaby voor ons overleven en welbevinden volledig afhankelijk van degene die voor ons zorgt. In onze cultuur, waar de standaard samenlevingsvorm de kleine kern van het gezin is, is dat meestal de moeder. Er is de overgang van een leven binnenin het lichaam van de moeder naar een leven buiten haar lichaam. Onze blote huid was in voortdurend contact met het warme vruchtwater, we waren voortdurend omringd door en opgenomen in de continue stroom van gedempte geluiden van haar bloedsomloop, haar hartslag, haar ademhaling, haar darmen, haar stem. We hoorden ook de omgevingsgeluiden gedempt. We werden meegenomen in iedere beweging van haar. Het was er schemerig tot donker. Na een benauwende reis door het geboortekanaal is daar een moment van bevrijding. Dan nemen we onze eerste ademtocht: een pijnlijke schok, want onze longblaasjes moeten wennen aan de zuurstof. Er is ineens koude op onze blote natte huid, de geluiden dringen hard en ongefilterd onze oren binnen, het licht is scherp. We horen en voelen onze moeder niet meer helemaal om ons heen. We krijgen kleren aan en worden in een stilstaand bedje gelegd, in een stille lege kamer, die liefdevol voor onze komst is bereid. Maar ook als we een moeder hebben die ons in haar armen neemt als we huilen, en die ons borstvoeding geeft zodra we honger hebben, dan nog is het leren leven buiten de baarmoeder in een eigen lichaam een heel proces: onze spijsvertering moet op gang komen, onze zintuigen moeten de wereld leren opnemen, we moeten ziekteverwekkers leren overwinnen, er komen tandjes door het tandvlees heen gegroeid. Dat alles kan gepaard gaan met intense gevoelens, pijn en angst. Als we honger of pijn hebben, als we het te warm of te koud hebben, als onze kleren te hard, te ruw, te kriebelig of nat zijn, als we schrikken van een hard geluid of een boze stem, alle onbehagen geeft angst, stress, spanning, agitatie, verkramping in ons lijfje. Als we een moeder hebben die aandachtig aanwezig is en op ons is afgestemd zal ze liefdevol troost en verlichting brengen door ons in haar armen te nemen en ons lijfje zal zich weer ontspannen. Maar dat niet alleen, ons hele wezen zal zich ontspannen in het vertrouwen dat alles goed is. We kunnen uitdijen, vervloeien, open gaan in de verbinding met al het goede dat er is. We hebben niet alleen voeding nodig, en warme zachte droge kleren, maar ook de veiligheid van haar aanwezigheid, het contact met haar lichaam, de warmte van haar koestering, de geruststelling van haar stem, de zoetheid van het smelten in haar armen, de overgave en de vergetelheid. Ons hele wezen kan dan volledig ontstressen, want we voelen dat de aarde een goede plek is om te zijn. Als we deze ervaring kennen en hij begeleidt ons gedurende ons opgroeien, ontwikkelen we in de geborgenheid van deze holding een gevoel van veiligheid en ´belonging´. We voelen dat we bij deze mensen horen en we vinden er een plek om onze individuele identiteit te ontwikkelen en tot expressie te brengen. We gaan kruipen, lopen, we leren praten en NEE zeggen, we gaan steeds een stukje verder weg in de exploratie van onze omgeving en ontdekken steeds nieuwe mogelijkheden en vaardigheden van ons lichaam. En we komen terug, om te zien en te voelen dat de ouders er nog zijn, en zich verheugen over onze ontdekkingen. Als we dan met open armen welkom geheten worden, voelen we ons bevestigd dat het OK is om op onderzoek uit te gaan, ons te ontwikkelen en vrij en autonoom te worden. Zo gaan we steeds een stapje verder, onze wereld wordt steeds groter en we kunnen hem gaan ervaren als onze eigen wereld die vol uitnodigende betovering is. Als onze ouders ons aanmoedigen en stimuleren in het experimenteren en ons helpen en de weg wijzen als het nodig is, ontwikkelen we zelfvertrouwen en eigenheid. Jean Liedloff, in haar boek The Continuum Concept, spreekt over ‘innate expectations´: in de evolutie van de diersoorten, incl. de mens, is ingeprogrammeerd hoe ouders succesvol voor hun jongen of
Jacqueline Dijks, Monografie Biodanza, 2013
23
kinderen zorgen, en is er in het jong of kind een ingeboren verwachting over hoe het zal worden ingebed in zijn soort. Zij deed in de jaren ´70 onderzoek naar Native American Yequana Indianen (Zuid-Amerika) omdat ze nieuwsgierig was hoe het kwam dat deze mensen zo harmonieus, ontspannen en gezond waren en zo´n grote vitaliteit en vreugde uitstraalden. Zij ontdekte dat deze indianen heel anders met hun kinderen omgingen dan wij: zonder disciplinerende maatregelen groeiden de kinderen op tot harmonieuze, sociale, geïntegreerde leden van de stam. Kleine kinderen werden voortdurend meegedragen bij alle activiteiten van de moeder en als ze eenmaal gingen kruipen en lopen kregen ze vrijheid om te ontdekken. Er leek bij de volwassenen geen sprake van overmatige bezorgdheid of angst voor gevaren, maar een groot vertrouwen in het kind.
The continuum concept is the idea that in order to achieve optimal physical, mental and emotional development, human beings — especially babies — require the kind of experience to which our species adapted during the long process of our evolution. For an infant, these include such experiences as... constant physical contact with his mother (or another familiar caregiver as needed) from birth; sleeping in his parents' bed, in constant physical contact, until he leaves of his own volition; breastfeeding "on cue" — nursing in response to his own body's signals; being constantly carried in arms or otherwise in contact with someone, usually his mother, and allowed to observe (or nurse, or sleep) while the person carrying him goes about his or her business — until the infant begins creeping, then crawling on his own impulse, usually at six to eight months; having caregivers immediately respond to his signals (squirming, crying, etc.), without judgment, displeasure, or invalidation of his needs, yet showing no undue concern nor making him the constant center of attention; sensing (and fulfilling) his elders' expectations that he is innately social and cooperative and has strong selfpreservation instincts, and that he is welcome and worthy. In contrast, a baby subjected to modern Western childbirth and child-care practices often experiences... traumatic separation from his mother at birth due to medical intervention and placement in maternity wards, in physical isolation except for the sound of other crying newborns, with the majority of male babies further traumatized by medically unnecessary circumcision surgery; at home, sleeping alone and isolated, often after "crying himself to sleep"; scheduled feeding, with his natural nursing impulses often ignored or "pacified"; being excluded and separated from normal adult activities, relegated for hours on end to a nursery, crib or playpen where he is inadequately stimulated by toys and other inanimate objects; caregivers often ignoring, discouraging, belittling or even punishing him when he cries or otherwise signals his needs; or else responding with excessive concern and anxiety, making him the center of attention; sensing (and conforming to) his caregivers' expectations that he is incapable of self-preservation, is innately antisocial, and cannot learn correct behavior without strict controls, threats and a variety of manipulative "parenting techniques" that undermine his exquisitely evolved learning process. Evolution has not prepared the human infant for this kind of experience. He cannot comprehend why his desperate cries for the fulfillment of his innate expectations go unanswered, and he develops a sense of wrongness and shame about himself and his desires. If, however, his continuum expectations are fulfilled — precisely at first, with more variation possible as he matures — he will exhibit a natural state of selfassuredness, well-being and joy. Infants whose continuum needs are fulfilled during the early, in-arms phase grow up to have greater self-esteem and become more independent than those whose cries go unanswered for fear of "spoiling" them or making them too dependent.
Carlos García, biodanzadocent, in zijn “El Arte de Facilitar, Seminario 1”, past het ´continuum concept´-idee van Jean Liedloff ook toe op de overgang van de baarmoeder naar buiten de baarmoeder. Hij stelt dat het kind behoefte heeft aan een voortzetting van de geruststellende omhulling van de baarmoeder tijdens globaal zijn 1e levensjaar door warmte, koestering en lichamelijk contact. In die veiligheid kan het een gezonde hechting en affectiviteit ontwikkelen. Hij ziet de biodanzagroep en de vivencia als een herstel van dat continuüm, waarin mensen alsnog nieuwe imprints van veiligheid, warmte, geborgenheid en koestering kunnen ervaren, en op die manier hun affectieve ontwikkeling voltooien.
Jacqueline Dijks, Monografie Biodanza, 2013
24
2.2 Verlies van contact met onze essentie ~ Biodanza als een weg terug In onze westerse culturen is het opgroeien in een gezin, de sociale verbanden (de buurt, familie, school, verenigingen, sport), voor hele generaties niet optimaal verlopen. Onze omgeving is verre van optimaal afgestemd op wat we in onze ontwikkeling nodig hebben. Denk daarbij behalve aan de opvoeding, ook aan godsdienst, lager en hoger onderwijs, economie, arbeidsmarkt, politiek, beïnvloeding door de media en de reclame. Deze hebben niet altijd onze vrije individuele ontplooiing en expressie van autonome identiteit op het oog, maar willen van ons aangepaste en nuttige burgers maken, die zich gedragen volgens de heersende normen en waarden. Daarom noemt Rolando Toro deze omgevingsfactoren negatieve ecofactoren, die onze vrije ontwikkeling onder druk zetten of belemmeren. Als kind worden onze verlangens vaak niet vervuld op het moment dat we er behoefte aan hebben, onze kwaliteiten en straling worden niet altijd gezien en gewaardeerd, we krijgen niet de aanmoediging en leiding die we nodig hebben. Onze expressie wordt niet altijd verwelkomd of zelfs regelrecht afgekeurd. Soms is er sprake van langdurige emotionele verwaarlozing, mishandeling, of zelfs misbruik. Dan ontwikkelen we een laag gevoel van eigenwaarde, we gaan geloven dat er iets mis is aan ons, en we gaan ons schamen voor onze behoeften en verlangens. We trekken ze terug. Daarmee raken we ook afgesneden van een vitaal deel van onszelf. Want onze verlangens zijn een expressie van ons instinctieve, zelfregulerende organisme, dat aangeeft wat het nodig heeft. Als we geboren worden dragen we alle essentiële kwaliteiten in potentie in ons mee, klaar om tot expressie te komen in ons eigen unieke kleurenpalet, steeds wisselend als een levende kaleidoscoop van mogelijkheden. Een feest van betoverende uitbundigheid: schoonheid, puurheid, levenslust, onbevangenheid, fantasie, creativiteit, speelsheid, intelligentie, exploratiedrang, nieuwsgierigheid, vermogen om ons te verbinden en lief te hebben, empathie, zorgzaamheid, straling, kracht, lenigheid, muzikaliteit, behendigheid, blijdschap, zinnelijkheid, veerkracht, openheid, vertrouwen. Tijdens het opgroeien verliezen we het contact met de kwaliteiten die door onze omgeving niet gezien of gewaardeerd worden, en daarmee ook een deel van onze straling en een deel van onze krachtbronnen. Dit gaat gepaard met een gevoel van pijn, leegte, gemis, dofheid, deficiëntie en verlies van vitaliteit. Wat er feitelijk gebeurt is dat we ons aanpassen aan wat onze opvoeders kunnen verdragen of waarderen, en geven delen van onszelf op om de verbinding met onze ouders niet te verliezen, en daarmee ons gevoel van veiligheid en geborgenheid. Maar behalve behoefte aan veiligheid, geborgenheid en “belonging”, hebben we ook een diepgewortelde drang naar het ontwikkelen van een eigen identiteit. We hebben het nodig dat onze wordende identiteit verwelkomd, gevierd en ontmoet wordt door onze sociale omgeving, zodat we toestemming ervaren om een uniek individu te mogen worden binnen de gemeenschap waar we toe behoren. Vanuit de evolutie zijn wij instinctief geneigd tot hechten, verbinden, relateren. Daartoe zijn we uitgerust met een grote gevoeligheid. Deze oorspronkelijke openheid geeft ons een vermogen tot resonantie met en empathie voor onze soortgenoten. Met deze antenne signaleren we feilloos de relationele bewegingen van de ander: reageren ze op ons gedrag met zich van ons terugtrekken of voelen ze zich tot ons aangetrokken? Is er verwijdering of toenadering? Krijgen we afkeuring of aanmoediging? We leven dus in een spanningsveld tussen ons verlangen naar “belonging” en naar autonomie. Als we te ver buiten de kaders van onze opvoeders treden, trekken ze zich van ons terug, worden we afgekeurd, uit de eenheid en de verbinding gestoten. Dat kan zo onveilig of schuldig voelen dat we een deel van onze eigenheid opofferen. We stoppen onze essentiële pure kern weg, diep in ons wezen, en leggen het te slapen. In de hoop op betere tijden. We verliezen langzaam het contact ermee en vergeten het. Wat gebeurt er met de energie van de verlangens die we terugtrekken en de kwaliteiten die ondergronds gaan? Om deze energie te kunnen beteugelen en onderdrukken ontwikkelen we, bovenop ons oorspronkelijke essentiële pure zelf, een ego-persoonlijkheid, met inhibities,
Jacqueline Dijks, Monografie Biodanza, 2013
25
overlevingsstrategieën en afweermechanismen. Daarmee brengen we een scheiding aan in onszelf, een dissociatie. Niet alleen psychologisch, maar ook lichamelijk grijpt dit diep in. Het vindt een neerslag in de opbouw van een ego-spierpantser in ons lichaam (begrip van Wilhelm Reich*). Want het kost heel veel kracht om al deze energie te onderdrukken. We gaan oppervlakkiger ademen, zetten spanning vast in spieren, verkrampen bepaalde gebieden in ons lijf en krijgen een bepaalde mate van rigiditeit. Of we trekken onze energie terug uit bepaalde delen van ons lichaam, we sluiten die delen a.h.w. af, waardoor de vitaliteit er uitgaat. Er ontstaan dode slappe lege plekken. Ons lichaam wordt over de hele linie ongevoeliger, minder levend, de levensenergie stroomt niet meer zo vrij door, en we gaan meer in ons hoofd en denken zitten (controle). Dit kan ons uiteindelijk zelfs ziek maken, omdat het ook een invloed heeft op ons immuunsysteem. Op het moment dat we weer gaan bewegen ontmoeten we deze dode of onbewoonde gebieden waar we onszelf uit hebben teruggetrokken, of waar we de levensstroom hebben vastgezet, opnieuw. We zullen dan tegen de overtuigingen, emoties, angsten en overlevingsstrategieën aanlopen die we hebben opgebouwd, onze ego-persoonlijkheid zal gealarmeerd raken, afweermechanismen geactiveerd. We zouden hier toch niet meer komen? In biodanza moeten we (d.m.v. een progressieve opbouw van het aanbod van oefeningen) als docent/facilitator rekening houden met het feit dat mensen door deze fase heengaan. Ze zullen door het opdoen van nieuwe imprints geleidelijk weer vertrouwen verwerven dat het veilig is om zich de dode en verstarde plekken weer toe te eigenen. Want deze plekken zijn ontstaan in contact met anderen, in relatie tot anderen. Isolatie, teruggetrokkenheid, waar veel pijn, teleurstelling, eenzaamheid en verdriet onder zit. Iedereen heeft voor zichzelf een positie gekozen op de schaal van afstand-nabijheid die comfortabel voelt. Voorbeelden van (meestal onbewust geworden) besluiten en strategieën die daaraan ten grondslag liggen en die uitgedaagd zullen worden: “ik doe het wel alleen, ik heb niets van niemand nodig” “ik heb van niemand iets te verwachten, dus ik geef ook niets meer” “als ik maar veel geef word ik gewaardeerd en hoef ik niets te vragen” “ze moeten me toch niet, dus ik blijf uit de buurt, dan word ik ook niet gekwetst” “niet te dicht bij laten, want als je ze een vinger geeft nemen ze de hele hand” “als ik nou maar zorg dat ik slank, mooi, slim, vrolijk, sexy enz. ben dan word ik wel getolereerd” “ze begrijpen me toch niet, dus echt contact is er niet bij” “als ik echt mezelf laat zien word ik uitgestoten” “laat maar zitten, ik doe niet meer mee” “ik kan pas echt vrij zijn als ik alleen ben” “ik zal me niet met je bemoeien, in de hoop dat je je dan ook niet met mij bemoeit” “liefde bestaat niet, het is altijd een koehandel: als ik maar genoeg voor hen doe, mag ik er (misschien) bijhoren. Als het zo moet hoeft het voor mij niet” “ik zorg dat ik de sterkste en de slimste ben, dan ben ik populair” “ik zorg dat ik onkwetsbaar ben door geen verlangens te hebben” “als ik nou maar de clown uithang dan blijf ik ongrijpbaar en kom ik overal mee weg” Enzovoort, vul zelf maar aan. Het kost tijd en veel positieve nieuwe ervaringen om weer open te gaan naar anderen en vertrouwen te hebben dat je er mag zijn precies zoals je bent, en je spontaniteit in expressie terug te vinden. Omdat biodanza veel werkt met contact, ontmoeting, nabijheid, aanraking, kunnen we weer de ervaring opdoen dat contact met anderen rijk en voedend kan zijn. Rolando Toro noemt de biodanzagroep daarom een positieve ecofactor. In dit proces waarin de pantsers beginnen te smelten gaat de levensenergie in het lichaam weer steeds meer stromen en zullen ook de oude tranen nog gehuild kunnen worden. Dit zijn verwarmende tranen, waarmee de kou uit ons lichaam en hart wegtrekt en we de heilzame vervulling kunnen ervaren van de nabijheid van anderen. Zo kunnen we samen de draad weer oppakken met onze inbedding in de mensengemeenschap waar we hem hebben laten liggen.
Jacqueline Dijks, Monografie Biodanza, 2013
26
2.3 Onderzoeken naar hechting, ontwikkeling en socialisatie Hier wil ik enkele onderzoeken naar hechting aanhalen: bij ratten, apen en kinderen in kindertehuizen. Deze leggen een verband met stress, gezondheid, (lichamelijk en psychisch) welbevinden, socialisatie, sociaal- emotionele ontwikkeling, leervermogen en ontwikkeling van identiteit/autonomie. 1. Harry Harlow, Key Study: Hechting bij babyaapjes, 1959 Doel van het onderzoek: Harry Harlow bestudeerde het gedrag van baby-aapjes die bij de geboorte van hun moeder werden gescheiden, om te zien wat voor effect deze scheiding zou hebben op hun latere gedrag. Eerst haalde hij pasgeboren rhesus-aapjes bij hun moeder weg, en liet ze opgroeien in een kooi alleen. Iedere kooi bevatte een baby-deken. De baby-aapjes vertoonden extreme stress wanneer de deken werd weggehaald, vergelijkbaar met het gedrag wat aapjes gewoonlijk vertonen als ze van hun moeder gescheiden raken. Hieruit concludeerde hij dat de hechting niet gebaseerd was op de associatie met voedsel. Het volgende experiment was om deze hypothese te testen. Procedure/Methode: Acht baby rhesusaapjes werden bij hun moeder weggehaald kort na de geboorte en ieder apart in een kooi gehouden waarin zich 2 namaak-moeders bevonden: een ´vacht´-moeder die bekleed was met een zachte deken, en een skeletmoeder die met metaaldraad was bekleed. Beide ´moeders´ hadden dezelfde grootte en vorm als een volwassen aap. Bij 4 van de 8 apen was de voedingsfles ingebouwd bij de ´draadmoeder´, bij de andere 4 was hij bij de ´vachtmoeder´ ingebouwd. De aapjes werden een bepaalde periode onder deze condities gehouden en vervolgens in een kooi losgelaten bij een groep apen die normaal waren opgevoed. Om te zien hoe de aapjes zouden reageren als ze bang waren deed hij een teddybeer-drummer bij ze in de kooi.
Resultaten: De baby-aapjes brachten de meeste tijd door bij de vachtmoeder, ook als de ze hun voedsel van de draadmoeder kregen. Als ze bang waren voor de teddybeer-drummer renden ze allemaal naar de vachtmoeder. Toen ze weer in gezelschap kwamen van andere apen, vertoonden de aapjes van Harlow ongepast sociaal gedrag en delinquent gedrag: ze waren agressief of onverschillig tegenover andere apen, niet instaat om normale relaties/omgangsvormen te onderhouden. De mannetjes waren niet in staat om te paren - ze leken niet te weten wat ze moesten doen- en de vrouwtjes vielen mannetjes aan die met hen probeerden te paren. Als ze al nageslacht kregen, waren ze buitengewoon armoedige en verwaarlozende moeders. (de eerste die een baby kreeg negeerde hem en duwde hem weg als hij contact probeerde te zoeken).
Jacqueline Dijks, Monografie Biodanza, 2013
27
Conclusies: Ten eerste leken de gedepriveerde apen emotioneel te lijden, wat resulteerde in delinquent en antisociaal gedrag. Hij concludeerde dat aapjes een ingeboren behoefte hebben aan troost en geruststelling door contact. Ten tweede concludeerde hij dat troost, geruststelling en veiligheid de basis vormen voor hechting, en niet zoals eerder werd aangenomen voedsel. Evaluatie en kritiek: Voorzichtigheid is geboden om de resultaten van de aapstudies naar mensen te generaliseren, aangezien (zelfs de hogere) zoogdieren niet in staat lijken te leren door reflectie, op de manier dat mensen dat kunnen. De Harlow experimenten werden gebruikt om John Bowlby´s hypothese van Maternal Deprivation te ondersteunen. Echter, Stephen Suomi & Harlow (1972) vonden dat de effecten van deze deprivatie niet volledig onomkeerbaar waren. Ze vonden dat het mogelijk was om 6 maanden oude geïsoleerde aapjes te socialiseren door ze in contact te brengen met vrouwelijke apen die 3 maanden jonger waren dan zij zelf , waardoor delinquent en stereotype gedrag aanzienlijk verminderde. Dit therapeutische effect werd opnieuw gevonden door Melinda Novak & Harlow bij experimenten in 1975, waarbij deze keer de pasgeboren aapjes een jaar lang in isolatie werden gehouden. Met zijn 2e vrouw Margaret, hield Harlow in 1962 enige apen in totale isolatie en enige apen met een vachtmoeder. Degenen die in totale isolatie waren opgegroeid vertoonden bizar gedrag zoals zich vastklampen aan hun eigen lichaam een dwangmatig ´rocking´ (wiegen). Als ze teruggeplaatst werden in gezelschap van andere apen waren ze teruggetrokken en angstig, terwijl ze vaak agressief werden naar andere apen en zichzelf, zoals hun eigen armen en benen kapotbijten. De mate van abnormaal gedrag reflecteerde de duur van de isolatie. De apen die met een vachtmoeder waren opgegroeid bleken beter instaat om zich in sociale activiteiten te begeven. In een ander experiment voedde hij 4 apen op helemaal zonder ´moeder´. Ze brachten de eerste paar maanden dicht bij elkaar gekropen door, maar geleidelijk ontwikkelden ze meer onafhankelijkheid. Op de lange termijn leken ze geen permanent schadelijke effecten te hebben geleden. In later onderzoek constateerde hij op vergelijkbare wijze dat aapjes een bewegende moeder nodig hebben. Harlow´s experimenten werden op ethische gronden toenemend bekritiseerd. Hijzelf vond dat de resultaten in kennis over hechting en deprivatie opwogen tegen de ethische bezwaren. Onder Harlow’s vroege (and largely uncredited!) assistenten was Abraham Maslow, de ontwikkelaar van de Hierarchy of Needs.
2. Stress-onderzoek bij ratten door Seymour Levine (1952-1953). Hij stelde babyratten in de eerste week van hun leven herhaaldelijk bloot aan stress door ze dagelijks enkele malen uit de kooi van hun moeder weg te halen voor 3-10 minuten. Bij nieuwe stresstesten in de 2e en 3e week van hun leven (blootstelling aan koude van 5°C voor 90 minuten) toonden deze ratjes een verbeterd leervermogen, verminderde emotionaliteit en verbeterd vermogen om met stress om te gaan. Na allerlei vervolgonderzoeken om factoren uit te sluiten kon hij aantonen dat deze resultaten voortvloeiden uit het feit dat de moederratten de pups na terugkeer in haar kooi veel intensiever verzorgden en likten. Dit leidde tot een vervroegde rijping van de Hypothalamus-Hypofyse-Bijnier-as bij de pups (stressregulatie). 3. René Spitz, (Wenen 1887 - Denver 1974). Psychiater, praktiseerde de psychoanalyse in Wenen, Berlijn en Parijs, voordat hij in 1939 naar de Verenigde Staten uitweek. Zijn wereldfaam is te danken aan zijn onderzoek over de vroege moeder-kindrelatie, over hospitalisme en anaclitische depressie, waarbij hij gebruikmaakte van filmopnamen. Bij de anaclitische depressie zoals beschreven door Spitz in 1946 konden onderzoekers aantonen dat het tekort aan affectieve binding bij zuigelingen en zeer jonge kinderen in verband staat met een vertraagde en deficiënte ontwikkeling op motorisch en psychisch vlak. Zij observeerden en filmden zeer jonge kinderen die langdurig van hun moeder gescheiden waren en in een instelling verbleven. Zij werden alleen verzorgd voor de primaire behoeften (verschonen, aankleden, voeding enz.), maar grote delen van de dag aan hun lot overgelaten. Er werd niet met ze geknuffeld, gespeeld, tegen ze gepraat of voor ze gezongen. Na een fase van versterkt appèl (veel huilen, motorische opwinding, zich vastklampen aan iedereen) komt het anaclitisch-depressieve kind in een apathische fase van
Jacqueline Dijks, Monografie Biodanza, 2013
28
totale weigering van contact. Het wendt het hoofd af, blijft liggen op de buik, wordt steeds meer uitdrukkingsloos. De algemene ontwikkeling vertraagt verder, het kind verliest gewicht, wordt meer vatbaar voor ziekten en gaat aanhoudende slapeloosheid vertonen. Als dit niet wordt herkend en behandeld kan een anaclitische depressie evolueren tot ‘hospitalisme’: het kind kwijnt steeds verder weg en gaat op alle vlakken zodanig achteruit dat het risico op overlijden zeer groot wordt (marasmus). Het onderzoek betrof kinderen die meer dan 3 maanden van hun moeder gescheiden waren. (Gedeeltelijk) herstel kon nog optreden als de scheiding binnen 6 maanden eindigde. Via de volgende link is een filmpje van R. Spitz op youtube te zien: http://www.youtube.com/watch?v=VvdOe10vrs4 . Ook staat er een filmpje van hem op youtube over een gesteldheid van moeders die hij Overt Primary Rejection noemt. Hij onderscheidt twee vormen: Overt Active Hostility en Passive Withdrawal. De moeder is openlijk vijandig of trekt zich passief terug, kan het kind niet accepteren en is niet in staat voor het kind te zorgen of het een holding van aanwezigheid te geven door middel van aandachtige en liefdevolle aanraking. In de eerste maand ontwikkelen baby´s van deze moeders frequent ademhalingsklachten en spijsverteringsproblemen (veelvuldig overgeven). In de eerste levensdagen is geconstateerd dat deze baby´s na herhaalde zuig-frustratie frequent in coma gaan en niet meer reageren op het aanbieden van de borst. Zie onderstaande link op youtube: http://www.youtube.com/watch?v=02tW5K91_kY . Dit sluit aan bij de bevindingen van Margaret Ribble (The Rights of Infants, 1943): Normally, the baby's first response to the mother´s touch is respiratory. From being held, fondled, allowed to suck freely and frequently, the child receives reflex stimulation, which primes his breathing mechanisms into action and which enables the whole respiratory process to become organized under the control of his own nervous system. `Mothering` is the term to indicate the various ways in which the mother stimulates her baby. Inadequate mothering produces either neurotic or physical symptoms, depending on the age of the child, or a general disorganization in the tempo and evenness of its development. Sudden separation from the mother before the age of three months causes a gradual regression toward the fetal state in breathing, circulation, sleep and general behavior. The baby sucks less vigorously and his intake of food may become so inadequate that a profound state of malnutrition develops. Sleep or coma may then become a defense which the infant uses to protect himself against tension. The author has seen mishandled infants who reacted to the offer of food by going to sleep. After the third month, if the child´s interest cannot go to the mother, it reverts to itself, and such symptoms as thumb sucking, head-rolling, crying, humming or masturbation occur. The treatment for all these symptoms is more fondling, rocking, bathing or sucking.
4. Edward John Mostyn Bowlby (1907 - 1990) was een Britse psychiater die hechting (attachment) tussen opvoeders en kinderen onderzocht. Hechting is de duurzame affectieve relatie tussen een kind en één of meer opvoeders. Veilig gehechte kinderen zullen in perioden van stress de nabijheid zoeken van personen aan wie zij zijn gehecht. In een onbekende situatie zijn zulke personen de uitvalsbasis waarvandaan zij de omgeving verkennen. Onveilig gehechte kinderen klampen zich vast aan hun verzorger, of ze gedragen zich juist heel onverschillig en zelfstandig, ongeacht of de situatie stressvol is of niet. Alle kinderen hebben een gehechtheidsrelatie met hun opvoeders, maar onveilig gehechte kinderen hebben een grotere kans op leerproblemen, sociaal-emotionele problemen, slecht ontwikkeld gevoel van zelfwaardering en eigenwaarde en moeite met het aangaan van relaties op latere leeftijd. Hij formuleerde in de jaren ´40 en ´50 van de 20ste eeuw zijn hechtingstheorie op basis van studies naar jeugddelinquenten en zijn werk op een school voor sociaal-emotioneel onaangepaste kinderen. Zijn vooronderstelling is dat kinderen genetisch 'geprogrammeerd' zijn om zorg te verkrijgen in de periode van kinderlijke hulpeloosheid. Dit doen zij door bijvoorbeeld te huilen of nabijheid van vaste verzorgers te zoeken. Kinderen die gehechtheidsgedrag vertonen hebben meer kans op overleving en dus op nakomelingen. In tegenstelling tot de destijds gangbare psychoanalytische theorie dat gehechtheidsgedrag is gericht op voeding, bevordert het de nabijheid tot de verzorger. (ondersteund door Harlow). In die nabijheid voelt het kind zich zeker en zal het zijn omgeving vrijelijk exploreren en zijn beginnende autonomie ontwikkelen.
Jacqueline Dijks, Monografie Biodanza, 2013
29
Hij concludeerde dat een langdurig afwezige band tussen moeder en kind in de eerste drie levensjaren leidt tot een onomkeerbaar negatief effect op de geestelijke gezondheid van het kind. Bowlby erkende overigens dat ook andere opvoeders konden voorzien in een "moederlijke" zorg, hetgeen later werd bevestigd door andere onderzoekers. Naarmate het kind ouder wordt, is het moeilijker om veilige hechting te bewerkstelligen. Vaak wordt het tiende levensjaar als kritiek jaar genoemd. Veilige hechting wordt bevorderd door: • een sensitieve houding van de opvoeder voor de signalen van het kind (kindvolgend handelen) • respect voor de autonomie van het kind • het ondersteunen en structureren bij het leren van het kind Bowlby´s leerlinge Mary Ainsworth ontwikkelde de ´vreemde situatietest´ om hechtingsgedrag bij stress te beoordelen. Het uitgangspunt van de test is dat het kind in aanwezigheid van zijn opvoeder (moeder in de oorspronkelijke theorie) exploratiegedrag vertoont. Na het vertrek van de opvoeder voelt het kind zich onveilig en zal hechtingsgedrag vertonen. Bij de terugkomst van de opvoeder wordt de stresservaring verzacht en het kortstondig geschonden vertrouwen hersteld. Het kind zal contact zoeken en vervolgens weer exploratiegedrag vertonen. Ainsworth bekeek de kinderen tijdens de hereniging op een aantal gebieden (nabijheid of contact zoeken, contact handhaven, vermijden, afweren, opvoeder zoeken tijdens afwezigheid, interacties over afstand) en kwam op vier hechtingstypen van kinderen, die zij vermijdend, veilig, afwerend en angstig gedesoriënteerd noemde. 5. Behoeftenpiramide van Abraham Maslow, oftewel de theorie van de hiërarchie van behoeften. Hij stelt een aantal niveau’s vast van urgentie: de fundamentelere behoeften prevaleren boven de volgende. Deze theorie gaat ervan uit dat eerst de fundamentelere behoeften vervuld moeten worden voordat een volgend niveau van behoeften beschikbaar komt. Bijv. iemand die honger lijdt en geen dak boven zijn hoofd heeft, zal over het algemeen geen ruimte hebben om zich bezig te houden met zijn behoefte aan zelfverwerkelijking. Een kind wat onveilig gehecht is zal minder toekomen aan zijn exploratiebehoefte en de ontwikkeling van zijn autonomie. Wanneer de behoefte aan liefde en ´belonging´ niet vervuld is zal de ontwikkeling van eigenwaarde en vertrouwen in de wereld achterblijven.
Jacqueline Dijks, Monografie Biodanza, 2013
30
De meest basale (fundamentele) behoeften gaan over fysiek zelfbehoud, en behoud van de soort: voedsel, gezondheid, voortplanting. In onze tijd valt hier ook onder: bestaanszekerheid: geld, baan, bezit, verzekering. En veiligheid: shelter, huis, territorium. Dan komen behoeften aan ergens bij horen, bescherming tegen geweld en criminaliteit, geborgenheid in de gemeenschap op. Als deze onderliggende behoeften voldoende zijn vervuld kan de behoefte aan liefde, vriendschap en seksuele intimiteit opkomen. Dan komt de behoefte aan waardering, erkenning, respect, voor wie we zijn en wat we bijdragen/bereikt hebben. En dan de behoefte aan zelfverwerkelijking, autonomie, vrijheid, spontaniteit. Zelf zou ik er nog een niveau bij betrekken: de behoefte aan ervaren van eenheid, harmonie, transcendente verbondenheid met het grote geheel. Weet hebben van, bewustzijn van de inbedding in het grote geheel. Ik zie hier ook wel enige parallel met de ontwikkeling van de chakra’s: elk volgend (hoger liggend) chakra kan zich het beste ontwikkelen en openen als de onderliggende harmonieus functioneren. 1e chakra: basis-instincten: zelfbehoud, veiligheid, voedsel, voortplanting, territorium. 2e chakra: Plezier, genieten, ervaren dat het goed en fijn is om op aarde te zijn en onder de mensen. Emotionele en lichamelijke warmte, zoetheid, behaaglijkheid, zinnelijkheid. 3e chakra (ook wel zonnevlecht of wezensster): sociaal instinct. Over een geaccepteerde en gewaardeerde plek onder de mensen, de behoefte aan contact, spiegeling. Gezien worden. Er is veel spanning op dit gebied, wat ook geassocieerd wordt met het thema wil en macht, als vervorming (dominantie <-> onderwerping). 4e chakra: liefde en compassie 5e chakra: vrije expressie en helder horen 6e chakra: helder zien, intuïtie, weten 7e chakra: helder weten, bewustzijn van het Zelf, inbedding in het grote geheel Conclusie Tactiel-kinesthetische stimulatie (aanrakingscontact en beweging, bijv. wiegen of meegedragen worden) en auditieve stimulatie (praten, zingen) zijn niet alleen belangrijk voor de ontwikkeling van tal van lichaamsfuncties, zoals de ademhaling, de bloedsomloop, de spijsvertering, het zenuwstelsel, de zintuigen, maar ook voor een harmonieuze inbedding in de mensengemeenschap: de emotionele en psychosociale ontwikkeling, de affectieve hechting, het leervermogen, de ontwikkeling van autonomie en het vermogen een volwaardige, unieke plek in te nemen in de gemeenschap zijn er op gestoeld. Bij gebrek hieraan zal het kind een mate van stress ondervinden die zijn ontwikkeling negatief beïnvloedt. Afhankelijk van de duur van de ontberingen en de leeftijd waarop deze plaatsvonden, zullen de effecten ervan meer of minder permanent zijn. Omdat in onze samenleving veel mensen van onze generaties onvoldoende vervulling hebben gevonden van de fundamentele behoeften is bij zoveel mensen de identiteit niet volledig tot wasdom (integratie) gekomen. Maar er is hoop. Zoals boven al beschreven vonden Stephen Suomi & Harlow (1972) dat de effecten van deze deprivatie niet volledig onomkeerbaar waren. Ze vonden dat het mogelijk was om 6 maanden oude geïsoleerde aapjes te socialiseren door ze in contact te brengen met vrouwelijke apen die 3 maanden jonger waren dan zij zelf, waardoor delinquent en stereotype gedrag aanzienlijk verminderde. Dit therapeutische effect werd opnieuw gevonden door Melinda Novak & Harlow bij experimenten in 1975, waarbij deze keer de pasgeboren aapjes een jaar lang in isolatie werden gehouden. In een experiment met zijn 2e vrouw Margaret voedde Harlow 4 apen op helemaal zonder ´moeder´. Ze brachten de eerste paar maanden dicht bij elkaar gekropen door, maar geleidelijk ontwikkelden ze meer onafhankelijkheid. Op de lange termijn leken ze geen permanent schadelijke effecten te hebben geleden.
Jacqueline Dijks, Monografie Biodanza, 2013
31
Zoals gezegd beschouwt Rolando Toro de biodanzagroep als een positieve ecofactor, en de biodanza als methodiek maakt een heropvoeding in liefde mogelijk. De biodanzagroep is een veilig veld om alsnog de ervaringen op de doen waarmee ons lichaam, zenuwstelsel en onze psyche een nieuwe imprint kunnen krijgen. We kunnen onze besluiten over onszelf, de wereld, en over de andere mensen herzien. Zo kunnen we verder gaan met inbedden in de mensengemeenschap. Zoals Stephen zei bij aanvang van de opleiding: we kunnen de geschiedenis van onze cellen herschrijven. Hoe zit dit en hoe komt het dat dit werkt? Daar zal ik dieper op ingaan in het hoofdstuk over het vitaal onderbewuste.
Giovanni Dalessi – Moeder en kind
Jacqueline Dijks, Monografie Biodanza, 2013
32
III Het Vitaal Onbewuste ´de blauwdruk van gezondheid en harmonie die in de cellen wordt bewaard´ (school van Amsterdam)
3.1 Inleiding Het vitaal onbewuste is voor mij een van de meest intrigerende concepten van biodanza. Het duidt op een biologische, instinctieve intelligentie die is ingeboren in het lichaam, verankerd in het DNA van alle cellen van alle weefsels, organen en spieren van ons lichaam. In biodanza wordt daarom ook wel gesproken over het ´bewustzijn van de cellen´. De werkzaamheid van deze intelligentie of dit bewustzijn zorgt ervoor dat we gezond blijven. Naar mijn idee wordt het alleen maar vitaal onbewuste genoemd omdat het autonoom, zelfregulerend en buiten onze wil om werkt. Maar we kunnen wel degelijk een gevoel, een antenne ontwikkelen voor de ervaring van het vitaal onbewuste, en op die manier wordt het een bewust waarneembare werkzame kracht. De manifestaties van het vitaal onbewuste.
De manifestaties van het vitaal onbewuste in het dagelijkse leven zijn te herkennen aan: - de endogene stemming (= van binnenuit ontstane stemming), die zich beweegt op een schaal van euforie <-> depressie - het kinesthetisch gevoel oftewel het lichamelijk welbevinden, dat zich beweegt op een schaal van welbehagen <-> onbehagen - de algehele gezondheidstoestand (vitaliteit, fitheid, veerkracht, uitstraling <-> ziekte, zwakheid, dofheid, apathie). Al deze verschijnselen vormen tezamen de vivencia van lichamelijkheid: de beleving van in een levend lichaam te zijn en de beleving van de kwaliteiten van die lichamelijkheid. Deze manifestaties van het vitaal onbewuste zijn a.h.w. een graadmeter voor hoe je leven en lichaam in harmonie zijn met de wetten van het leven. Als je merkt dat je endogene stemming vaker dichter bij depressief dan bij euforisch ligt, je lichamelijk vaker onbehagen dan welbehagen ervaart, en je gezondheid vaker zwak dan blakend is, zou je je af moeten vragen of je levenswijze wel in overeenstemming is met wat goed voor je is. Maak je keuzes die het leven bevorderen of belasten? Wij mensen kunnen uit vrije wil ongezonde keuzes maken, die tegen de ingeboren wijsheid van het vitaal onbewuste ingaan. De volgende criteria zou je dan eens onder de loep kunnen nemen: hoe en met wie wil ik leven, hoe en waar wil ik wonen, wat voor werk wil ik doen, met wat voor mensen ga ik om met wat voor activiteiten houd ik me bezig is er genoeg evenwicht in mijn leven tussen actie, paraatheid, stress <-> rust, ontspanning, herstel? waar voed ik mij mee? Kortom is er een overschot of tekort aan voedende, opladende activiteiten en situaties. Wie regelmatig deelneemt aan een wekelijkse biodanza-vivencia, zal een steeds nauwkeuriger antenne ontwikkelen voor wat voedend is. Ons lichaam geeft steeds duidelijker aan of het JA of NEE is. Het maken van gezonde, vitaliteit- en levensbevorderende keuzes en het loslaten van ongezonde activiteiten en situaties zal daarom op een organische en natuurlijke manier plaatsvinden. Enige achtergrond
Er zijn diverse tijdgenoten die de vorming van het gedachtegoed over het vitaal onbewuste van Rolando Toro hebben beïnvloed:
Jacqueline Dijks, Monografie Biodanza, 2013
33
De al eerder genoemde Chileense biologen Humberto Maturana en Francisco Varela met hun ´Theorie van Santiago´ over de autonomie van de levensprocessen en het vermogen tot zelforganisatie en zelfvoortbrenging van levende organismen, spreken over een soort ‘cognitie’ die in de cellen bestaat. (zie ook bij biocentrisch principe). Het concept van het vitaal onbewuste sluit daarop aan met zijn ‘psychisme’ van de cellen: de cellen bezitten een vorm van geheugen, van weten, van bewustzijn, van intelligentie, die er voor zorgt dat ze autonoom kunnen functioneren. Ze kunnen zichzelf instandhouden, organiseren, regenereren, kopiëren, en ze kunnen communiceren met hun omgeving, functionele verbanden vormen van weefsels, organen en orgaanstelsels, samenwerken, elkaar aantrekken of afstoten. Dit ‘psychisme’ is een programmering tot zelfbehoud/vernieuwing en wordt aangestuurd door een instinctieve overlevingsdrang die alle levende wezens gemeen hebben. Het coördineert en ordent de functies van zelfregulatie en homeostase van het gehele organisme (het bewaren van het functionele evenwicht en de gezondheid). Het doel hiervan is zelfbehoud: het voortbestaan waarborgen. David Bohm (Brits kwantumfysicus, 1917-1992, leverde belangrijke bijdragen op het gebied van de theoretische natuurkunde, de filosofie en de neuropsychologie). Hij sprak van een impliciete orde die buiten de ruimtetijd-dimensie bestaat, en die behoort tot een systeem van ordende krachten in het universum. Deze ordende krachten leiden o.a. de functionele integratie van levende organismen en dus ook van de mens. Rolando Toro hangt de hypothese aan dat er een soort van ‘biologische geest’ bestaat in soorten en organismen, die deel uitmaakt van een geleide kracht in de ‘oceaan van kosmisch leven’, en die o.a. via ingeboren instinct zorgt voor het ontvouwen van het leven. Ook denkers over het verschijnsel lichamelijkheid hebben het gedachtegoed van Rolando Toro beïnvloed: Harald Hoffding (Deens filosoof, psycholoog, ethicus 1843-1931) schreef al in 1892 over de ´vitale sensaties´ van het lichaamsbewustzijn. Hij wees op het diffuse karakter ervan: ze doen zich in het hele lichaam voor en zijn niet precies te lokaliseren. We nemen ze waar als sensaties van gemak of ongemak, van zwaarte of lichtheid. Alsof we het leven zelf kunnen voelen, in verschillende energiegradaties (bijv. wanneer we gezond of ziek zijn). José Ortega y Gasset (Spaans filosoof, 1883-1955, professor psychologie, logica en ethiek) spreekt van het ´intracorps´ (het innerlijk lichaam), als het lichaam zoals dat van binnenuit beleefd wordt. Deze beleving wordt volgens de neurologie veroorzaakt door een regen van stimuli vanuit de organen die aangrijpen op de sensorische centra. Juan José Lopez Ibor (Spaans psychiater en neuropsychofarmacoloog, 1908-1991) noemt het belang van de ´lichaamsdimensie´ van het menselijke wezen (naar o.a. Merleau-Ponty). Deze dimensie is niet alleen een ervaring die geleefd wordt, een belevenis van het lichaam, maar ook een medium om de fenomenologische werkelijkheid (de realiteitsverschijnselen) te ervaren. Hij kan niet adequaat beschreven worden d.m.v. de conceptuele criteria van de wetenschap maar eerder d.m.v. van poëzie en literatuur. Philipp Lersch (Duits psycholoog en filosoof, 1898-1972). Als vertegenwoordiger van de ´Ausdrucks´ (expressie-)psychologie ontwikkelde hij Kinesics (de interpretatie van lichaamstaal zoals gezichtsuitdrukking en gebaren, het hele scala aan non-verbaal gedrag gerelateerd aan beweging van een lichaamsdeel of van het gehele lichaam). Hij introduceerde het begrip endothyme grond als een verzameling van vitale basisgevoelens. Deze grond (fundament) bestaat uit: lichamelijke sensaties (honger, dorst, voldaanheid, pijn, genot, vermoeidheid, slapeloosheid, kilte, lichamelijk welbehagen of onbehagen) stemmingen (vreugde, verdriet, jovialiteit, slecht humeur) emoties (irritatie, woede, angst, extase) Belangrijk volgens hem is dat deze vitale gevoelens worden waargenomen als verankerd in het lichaam. Ze worden onderscheiden van psychische functies zoals geestkracht, bewustzijn, verstand, doelgerichtheid (intentie) en vrije wil, maar zijn er niet van geïsoleerd: het principe van de eenheid
Jacqueline Dijks, Monografie Biodanza, 2013
34
van het leven zorgt voor integratie van deze dimensies. Volgens Felix Krueger (Duits psycholoog en filosoof, 1874-1948, vertegenwoordiger van de ‘Ganzheits’ (holistische-)psychologie) zijn deze vitale gevoelens het fundament van de perceptie en het denken. Het Vitaal Onbewuste als een extra laag van het onbewuste.
Rolando Toro heeft het concept van het vitaal onbewuste geïntroduceerd als een apart te onderscheiden laag van het onbewuste, naast het persoonlijk onderbewuste [Freud], en het collectieve onderbewuste [Jung]. Volgens Sigmund Freud (1856-1939) leeft de mens in een altijddurend conflict tussen de instinctieve verlangens en impulsen van het Id, en de onderdrukkende kracht van het Superego, dat is gevormd onder invloed van normen en waarden vanuit de opvoeding, de maatschappij en de cultuur. Het Ik/Ego probeert deze twee krachten zodanig te managen dat de mens in staat is om zijn behoeften en verlangens te uiten en te bevredigen te midden van de realiteit, en zo een harmonieus mens te worden. Dit lukt altijd maar ten dele, daarom raakt de expressie van deze instinctieve oerverlangens gefrustreerd en worden ze geheel of gedeeltelijk verbannen naar het onderbewuste. Daar ontstaan neurotische symptomen. Principe van de Realiteit Ik/Ego
Id (impulsen) instincten kracht van binnenuit oude hersenen gedomineerd door verlangen
Superego (onderdrukking o.i.v. omgeving) geweten nieuwe hersenen gedomineerd door angst Falen van het ego Neurosen
Volgens Freud is elke neurose terug te voeren op de frustratie van seksuele behoeften. Carl Gustav Jung (1875-1961), een leerling van Freud, vond dit te gesimplificeerd. De mens heeft naast seksuele verlangens ook andere instincten, zoals het verlangen om te eten, te reizen, te ontdekken, expressie van moed, geluid te maken, te bewegen, verlangen naar veiligheid en bescherming (territoriumdrift) en een verlangen naar vrijheid, autonomie en zelfrealisatie. Het onbewuste bevat niet alleen onderdrukte instincten, verlangens, onderdrukte expressie van eigenschappen en kwaliteiten, de animus en de anima. Er zijn ook andere inhouden van het onderbewuste: de archetypische beelden. Deze bevinden zich als potentieel in het collectief onderbewuste en willen ook geleefd en uitgedrukt worden. Wilhelm Reich (1897-1957), ook een leerling van Freud, breidde de psychoanalyse uit naar het lichaam, dat hij een sleutelpositie gaf (Reichiaans Lichaamswerk). Het onderbewuste en de neurosen hebben een lichamelijke dimensie. Onderdrukte instincten, impulsen en emoties zetten zich vast in het lichaam als spanning in de spieren, de ingewanden en de organen. Dit blokkeert de natuurlijke stroom van levensenergie in het lichaam. Hij noemde dit het (ego-) spierpantser en ontwikkelde een manier om via werken aan het spierpantser onderdrukte energie weer vrij te maken en ter beschikking te krijgen. Hij is de vader van de bio-energetica, samen met zijn oud-medewerker Alexander Lowen. Rolando Toro heeft zich laten inspireren door Reich, en gaat een stapje verder. Niet alleen is het mogelijk de instinctieve energie te bevrijden en ter beschikking te krijgen, maar hij gaat er van uit dat
Jacqueline Dijks, Monografie Biodanza, 2013
35
de instinctieve laag zelf het genezende potentieel is. We kunnen gezond worden door de kracht van onze instincten te ontsluiten. Volgens hem kunnen we er daarbij op vertrouwen dat die instincten zelfregulerend zijn en dus niet zo beangstigend als Freud dacht. De inhoud van de lagen van het onbewuste en de manieren waarop we er toegang toe krijgen.
De inhoud van het persoonlijk onbewuste wordt gevoed door de ervaringen in het persoonlijke leven en door herinneringen aan gebeurtenissen, en dan met name gebeurtenissen uit de kindertijd. Het bevat onderdrukte of afgekeurde gevoelens (kwaadheid, schaamte, angst, verdriet, jaloezie, haat), verlangens, en potentieel waarvan de expressie belemmerd wordt door omgevingsfactoren en genetische factoren. Je kunt toegang krijgen tot de inhoud ervan en je er bewust van worden via: - de anamnese (voorgeschiedenis), en dan vooral van de seksuele geschiedenis - de interpretatie van dromen - de techniek van vrije associatie - de analyse van verdedigingsmechanismen van het zelf De inhoud van het collectief onbewuste bestaat uit de gemeenschappelijke ervaringen en herinneringen van de soort en de archetypen die de gehele mensheid gemeen heeft. Dat zijn een soort oerbeelden en oersymbolen. De Persona: de façade die een mens aan de buitenwereld toont, komt niet overeen met zijn ware ik; De Schaduw: de duistere kant van het onbewuste; De Anima (vrouwelijk deel van de psyche): dit is bij beide geslachten aanwezig, maar vormt voor mannen de onbewuste tegenpool; De Animus (mannelijk deel van de psyche): dit is bij beide geslachten aanwezig, maar vormt bij vrouwen de onbewuste tegenpool; Het Zelf: geïndividueerd persoon, totale persoonlijkheid; En een reeks van symbolische figuren zoals de heks, de clown, de hoer, de engel, de held, het kind, de maagd, de grote moeder, de wijze oude man of vrouw, de priesteres, de magiër, de oplichter, de krijger, de genezer. Archetypische energie vraagt om uitgedrukt te worden. Toegang tot het collectief onbewuste kun je krijgen door - onderzoek naar je eigen symbooltaal en archetypen-repertoire - je kunstzinnig uitdrukken in schilderen, dichten, schrijven - geleide dromen/visualisaties (zonder interpretatie) - in biodanza: door ceremonies en rituelen gebaseerd op mythen De inhoud van het vitaal onbewuste is m.i. het genetisch potentieel, waarin de blauwdruk van gezondheid is opgeslagen: het biologische leven. Zoals hierboven al gezegd is het te ervaren aan de endogene stemming, het lichamelijke gevoel van welzijn en de algehele gezondheidstoestand. We kunnen er toegang toe krijgen en het beïnvloeden via het ervaren van heilzame, het leven bevorderende, voedende activiteiten en prikkels. Zoals bijvoorbeeld: lekker en vers gezond eten, spelen, vrolijkheid en lachen, aanraking, stoeien, streling en erotiek, beleving van verbinding met mensen en de natuur, baden in zee, modderbaden, massage, vivencia´s van biodanza en dan met name die van trance en regressie, aqua biodanza (in het water). In deze situaties ontspant en opent het lichaam zich voor het gevoel van welkom zijn op de goede aarde en met goedheid ontvangen zijn onder de mensen. Dat effect heeft te maken met de imprint van geborgenheid die ze teweegbrengen.
3.2 Hoe werkt het vitaal onbewuste? Het is het ingeboren instinct tot zelfbehoud, wat er op gericht is de gezondheid van het organisme in stand te houden en het voortbestaan van de soort veilig te stellen. Het is ingeprogrammeerd in het DNA van onze cellen. Het is dus verankerd in de biologie en de fysiologische processen van ons lichaam.
Jacqueline Dijks, Monografie Biodanza, 2013
36
Om te begrijpen hoe het integrerende effect van biodanza op het vitaal onderbewuste werkt, moeten we iets weten van het zenuwstelsel, met name de oude hersenen (de hersenstam en het limbisch-hypothalamisch systeem) en het neuro-endocriene stelsel. Dit is een autonoom, onwillekeurig werkend systeem, d.w.z. zonder tussenkomst van de wil en het bewustzijn. Dit systeem reguleert instinctief gedrag (overleving, veiligheid, seksualiteit, honger), onwillekeurige levensprocessen (hartslag, bloedsomloop, bloeddruk, ademhaling, stofwisseling, spijsvertering, lichaamstemperatuur, slaap/waakritme), emotionele en affectieve processen (o.a. binding met de soort) en een paar cognitieve functies, zoals consolideren van sommige gedragspatronen die te maken hebben met aanpassen aan de buitenwereld (leerprocessen, conditionering van gedragspatronen, korte termijn geheugen). De anatomische infrastructuur van het vitaal onbewuste
De anatomische infrastructuur van het vitaal onbewuste wordt gevormd door het zenuwstelsel, inclusief de hersenen met het limbisch-hypothalamisch systeem, het neuro-endocriene stelsel en het immuunstelsel. Dit systeem zorgt ervoor dat alle cellen in het lichaam in contact staan met elkaar en informatie van elkaar krijgen. Het zenuwstelsel bestaat uit het centraal zenuwstelsel (CZS) en het perifeer zenuwstelsel (PZS). Dit is een ingenieus systeem van communicatie en feedback. Het integreert alle functies binnen het hele organisme en stemt ze op elkaar af. Hieronder volgt een versimpelde uitleg van de werking ervan.
A. Het Centraal Zenuwstelsel
Het centrale zenuwstelsel bestaande uit de hersenen en het ruggenmerg
Het centrale zenuwstelsel (CZS) omvat de hersenen en het ruggenmerg. Het is het deel van het zenuwstelsel dat een benig omhulsel heeft. Net als andere orgaanstelsels is het CZS opgebouwd uit cellen, om precies te zijn uit zenuwcellen en gliacellen. Wat betreft het aantal cellen vormt het CZS, vergeleken met het PZS, het grootste deel van het zenuwstelsel. Het bestaat uit: 1. Het ruggenmerg. Het ruggenmerg ontvangt en verwerkt sensorische informatie afkomstig van de huid, de gewrichten en de spieren van de ledematen en het torso (i.e. de borst, rug en buik) en stuurt de bewegingen van de ledematen en het torso aan. 2. Het verlengde merg; ligt direct boven het ruggenmerg en bevat verschillende centra die verantwoordelijk zijn voor vitale autonome functies.
Jacqueline Dijks, Monografie Biodanza, 2013
37
3. De pons; ligt boven het verlengde merg en stuurt informatie betreffende beweging door van de cerebrale hemisferen naar het cerebellum 4. Het cerebellum; ligt achter de pons en moduleert de kracht en het bereik van bewegingen. Het is betrokken bij het leren van motorische vaardigheden. 5. De middenhersenen; bevinden zich voor aan de pons en reguleren vele sensorische en motorische functies. 6. Het diencephalon; ligt voor aan de middenhersenen en bevat twee structuren: 1. De thalamus; verwerkt de meeste informatie die de cerebrale hemisferen binnenkomt uit de rest van het zenuwstelsel. 2. De hypothalamus; reguleert autonome, endocriene en viscerale functies. 7. De grotehersenhelften; bestaat uit een sterk gerimpelde buitenlaag - de cortex cerebri - en drie dieper gelegen structuren: de basale kernen, de hippocampus en de amygdala 8. De hersenstam (Latijn: truncus cerebri) is de anatomische benaming voor het gedeelte van het CZS dat de grote hersenen met de kleine hersenen en het ruggenmerg verbindt. De hersenstam bestaat uit het verlengde merg, de pons en de middenhersenen. De hersenstam is evolutionair het oudste hersendeel. Het is ontstaan tijdens de evolutie van ongewervelden (via de vissen) naar reptielen en is verantwoordelijk voor zeer belangrijke basisfuncties om te overleven. Het wordt ook wel archaïsch brein of reptielenbrein genoemd. Het menselijk brein, ook wel het encephalon genoemd, is het deel van het centraal zenuwstelsel dat zich in het hoofd bevindt: de hersenen.
1. De grote hersenen (cerebrum) omvatten het grootste deel van de menselijke hersenen. Ze verwerken impulsen afkomstig van sensorische zenuwcellen en reguleren vrijwillige beweging. Ze zijn ook de plek waar de cognitieve en emotionele processen (onder andere logisch redeneren, planning, geheugen, emotie) plaatsvinden. De grote hersenen worden gekenmerkt door hun rimpelige voorkomen. De geplooide 'schil' heet de hersenschors, ook wel cortex genoemd. Onder de hersenschors bevinden zich nog andere structuren: het limbisch systeem, de basale ganglia, en de bulbus olfactorius.. De twee hersenhelften waaruit de grote hersenen bestaan zijn verbonden door middel van een dikke bundel zenuwvezels: het corpus callosum. Twaalf paar hersenzenuwen verbinden de grote hersenen met sensorische zenuwcellen en spieren en klieren in hoofd, hals en bovenlichaam. In het binnenste van de grote
Jacqueline Dijks, Monografie Biodanza, 2013
38
hersenen bevindt zich het ventrikelstelsel; een systeem van buizen en holtes, gevuld met hersenvocht. 2. De kleine hersenen (cerebellum): Hun eerste functie is de coördinatie van bewegingen, om ze vlot en nauwkeurig te maken. Schade aan het cerebellum leidt tot schokkerige bewegingen en kan ook evenwichtsproblemen geven. Aan de oppervlakte van de kleine hersenen zijn veel kleine plooien te zien. Deze worden folia genoemd (Lat. folium, boomblad). Deze folia maken het mogelijk dat de kleine hersenen zeer dicht van structuur zijn. In dit deel van het centrale zenuwstelsel liggen hierdoor de helft van de zenuwcellen. Al die boombladeren worden samen vaak de levensboom, arbor vitae genoemd.
De kleine hersenen spelen een rol bij bewegingssturing, bewegingsplanning, balans en rotaties van de as van het lichaam. Ook beïnvloeden ze emotionele en mentale processen. Ze zorgen voor de fijne afstelling tussen waarneming en beweging. Ze dienen als schakelcentrum voor de aansturing van spieren. Bewegingsvoorstellingen van nieuw geleerde bewegingen worden vermoedelijk in de kleine hersenen opgeslagen. De kleine hersenen lijken echter ook betrokken te zijn bij het uitvoeren van sterk geautomatiseerde handelingen, waarbij zij mogelijk de bewegingscoördinaten van bewegingen verschaffen, zonder tussenkomst van hogere motorische centra in de premotore schorsgebieden. Men vermoedt verder dat ook een functie als tijdschatting (timing) met het cerebellum verbonden is. 3. De hersenstam (truncus cerebri) verbindt de grote hersenen en de tussenhersenen met de kleine hersenen en het ruggenmerg. De hersenstam bestuurt vitale levensfuncties als temperatuur, hartslag, ademhaling en bloeddruk. Het bestaat uit het verlengde merg (medulla oblongata), de pons (of brug) en de middenhersenen. Over de hele lengte van de hersenstam bevindt zich de formatio reticularis, een netwerk van cellen, dat medeverantwoordelijk is voor het bewustzijn. Tien van de twaalf paar hersenzenuwen vinden hun oorsprong in de hersenstam. De hersenstam bevat ook de vierde ventrikel, gevuld met hersen-ruggenmergvloeistof. De hersenstam bevindt zich onderaan in de schedel. Het ligt in het verlengde van het ruggenmerg, en begint vanaf het foramen magnum, het 'grote gat' dat onderin de schedel zit. Vandaar ook de naam van het onderste deel van de hersenstam: het verlengde merg (medulla oblongata). Achter de hersenstam ligt het cerebellum (de kleine hersenen). De hersenstam is het oudste hersendeel. Het bestaat uit korte, ongemyeliniseerde zenuwcellen. Dit deel van de hersenen is ontstaan tijdens de evolutie van ongewervelden via de vissen naar reptielen en is verantwoordelijk voor zeer belangrijke basisfuncties om te overleven:
Jacqueline Dijks, Monografie Biodanza, 2013
39
regulatie slaap-waakcyclus reflexmatige en willekeurige oogbewegingen pupilgrootte het voelen van beweging en zwaartekracht huilen plassen kauwen en slikken proeven vorming van speeksel overgeven regulatie van de spijsvertering ademhaling bloedsomloop basale vormen van gehoor regulatie van lichaamstemperatuur
Hersenstam
Wanneer iemands hersenstam niet meer functioneert, heet deze toestand hersendood. Bij andere toestanden met bewustzijnsverlies zoals coma functioneert de hersenstam nog wel. 4. Het limbisch-hypothalamisch systeem (Lat. limbus = rand of zoom) is een groep structuren in de hersenen die betrokken zijn bij emotie, motivatie, genot en het emotioneel geheugen. Het is evolutionair gezien één van de oudste delen van de hersenen maar bevat ook enkele nieuwere structuren. Het limbische systeem is onderdeel van de grote hersenen. Het limbisch-hypothalamisch systeem bestaat onder andere uit:
de hippocampus: betrokken bij de vorming van het langetermijngeheugen. de gyrus cinguli: waarbij het voorste deel, de cortex cingularis anterior betrokken is bij evaluatie van beloning en straf de hypothalamus: reguleert het autonome zenuwstelsel door middel van hormonen; betrokken bij de regulering van bloeddruk, hartslag, honger, dorst, seksuele opwinding en de slaap-waakcyclus de amygdala: betrokken bij agressie en angst. de cortex orbitofrontalis: betrokken bij het nemen van beslissingen en affectieve leerprocessen. het septum pellucidum: betrokken bij de verbinding tussen de verschillende gebieden.
Jacqueline Dijks, Monografie Biodanza, 2013
40
5. Basale ganglia
Schematische weergave van een coronale doorsnede van de menselijke hersenen. Aangegeven zijn de basale ganglia, bestaande uit: het neostriatum (blauw), de globus pallidus (groen), de nucleus subthalamicus (geel) en de substantia nigra (rood).
De basale ganglia (ook wel basale kernen of stamganglia genoemd) vormen een ringvormige structuur onder de schors van de grote hersenen rondom de thalamus. Samen vormen zij een regelkring in samenwerking met andere structuren zoals de kleine hersenen voor het reguleren van de motorische activiteit die uitgaat van de grotehersenschors. De bewegings-opdrachten van de cortex cerebri worden zo versterkt, afgeremd of bijgestuurd en op deze manier verlopen bepaalde bewegingen gemakkelijker terwijl andere (soms ongewenste) bewegingen onderdrukt worden. Daarnaast zijn de basale kernen betrokken bij verstandelijke/cognitieve en emotionele functies. De opbouw van de basale ganglia vertoont vele overeenkomsten tussen aan de ene kant de mens en de andere kant, andere zoogdieren, alsmede amfibieën. De basale kernen blijken tenslotte niet alleen bij de aansturing van bewegingen maar ook bij de timing hiervan, de tijdsperceptie en maatgevoel betrokken te zijn. Via deze functies hebben zij vermoedelijk ook een invloed op ons gevoel voor muziek en taal.
B. Het Perifeer Zenuwstelsel. Het perifere zenuwstelsel (PZS) is een deel van het zenuwstelsel dat buiten het centrale zenuwstelsel is gelegen. Het perifere zenuwstelsel vormt de verbindingen van en naar de organen/weefsels en het centrale zenuwstelsel. Het bestaat uit 31 paar spinale zenuwen uit het ruggenmerg, 12 paar hersenzenuwen uit de hersenstam, 2 grensstrengen die links en rechts naast de wervelkolom liggen en hun bijbehorende zenuwcellen die tevens buiten het centrale zenuwstelsel liggen. Deze zenuwen innerveren onder andere spieren, organen en ledematen. Het PZS verbindt de genoemde structuren met het CZS. In tegenstelling tot het CZS wordt het PZS niet beschermd door botstructuren of een bloed-hersenbarrière. Het autonome zenuwstelsel
Het autonome zenuwstelsel (ook wel vegetatieve of viscerale zenuwstelsel genoemd) is het deel van het perifere zenuwstelsel dat een groot aantal onbewust en onwillekeurig plaatsvindende functies reguleert. Het autonome zenuwstelsel regelt vooral de werking van inwendige organen. Het regelt onder andere de ademhaling, de spijsvertering en het verwijden en vernauwen van bloedvaten en het beïnvloedt ook de hartslag. Het autonome zenuwstelsel wordt onderverdeeld in het orthosympathische en het parasympathische zenuwstelsel. De meeste organen worden zowel door de orthosympathicus als
Jacqueline Dijks, Monografie Biodanza, 2013
41
parasympathicus geïnnerveerd. Het orthosympathische zenuwstelsel bevordert een toestand van het lichaam waarin activiteiten zoals lichamelijke inspanning mogelijk zijn. Het parasympathische zenuwstelsel zorgt voor een toestand van rust in het lichaam, waarbij omstandigheden gecreëerd worden die opbouw van weefsel en herstelmechanismen van het lichaam bevorderen. Ortho-sympathisch zenuwstelsel, ook wel sympathisch zenuwstelsel genoemd, is het deel van het autonome zenuwstelsel dat de organen zodanig beïnvloedt dat het lichaam arbeid of inspanning kan verrichten. Hiervoor is energie nodig. Het orthosympathische zenuwstelsel bevordert dan ook de dissimilatie (afbraak van organische verbindingen), waarbij energie vrijkomt. Het orthosympathische deel zorgt bij activiteit van het lichaam onder andere voor een hogere hartslagfrequentie, verwijding van de bloedvaten in de spieren en een hogere ademfrequentie, maar remt de spijsvertering. Wanneer het lichaam in rust is, wordt de spijsvertering actief. Bij het orthosympathische zenuwstelsel worden impulsen vanuit het ruggenmerg via de grensstrengen naar de organen geleid. Grensstrengen zijn twee reeksen van ganglia links en rechts van de wervelkolom. Een ganglion is een zenuwknoop (groep neuronen met dezelfde functie, buiten het centraal zenuwstelsel). Vanuit deze ganglia lopen zenuwen naar de organen. Eindorganen van de thoracale segmenten zijn: oog en klieren, hart, bloedvaten, gladde spieren, lever en pancreas, van de lumbale segmenten: zweetklieren, bijniermerg, urinebaas en genitaliën. Het parasympatisch zenuwstelsel is het deel van het autonome zenuwstelsel dat de organen zodanig beïnvloedt dat het lichaam in een toestand van herstel en opbouw kan komen. De zenuwbanen van de parasympathicus beginnen in twee segmenten van het ruggenmerg. Het bovenste segment bevindt zich in de hersenstam. Drie kopzenuwen bedienen hier respectievelijk de oogspieren, traan- en speekselklieren. Vertakkingen van de nervus vagus (zwervende zenuw) lopen naar organen als hart, bronchiën, maag- darmtractus en urineleider. Onderaan bevindt zich het tweede segment in het sacrale merg. Hier ontspringt de zenuw voor bediening van urineblaas, delen van de dikke darm en genitaliën. Het parasympathische deel bevordert de assimilatie. Dat is een biochemisch proces waarbij een organische verbinding wordt opgebouwd uit eenvoudigere organische componenten en/of uit anorganische stoffen zoals kooldioxide en water. Hiervoor is energie nodig. Bij assimilatie worden de organische bouwstoffen gevormd waaruit het lichaam bestaat. De signaaloverdracht verloopt in de parasympathicus ook via ganglia. Deze liggen, in tegenstelling tot de sympathicus, in de buurt van of zelfs binnen het reagerend orgaan. Dit wijst op een meer specifieke werking dan bij het orthosympathische zenuwstelsel het geval is. Het parasympathische zenuwstelsel zorgt onder andere voor een grotere productie van spijsverteringssappen, een snellere darmbeweging, verwijding van de bloedvaten naar het spijsverteringsstelsel en een snellere nierwerking. Het verlaagt onder andere de hartslagfrequentie en ademfrequentie. Samenvattend: Para-sympathicus Treedt in werking tijdens periode van rust en ontspanning, en bij veiligheid. Toestanden van behaaglijkheid, plezier, genot. Luiheid, traagheid. Bevordert assimilatie (vorming van organische bouwstoffen). Dit kost energie. Spijsvertering, herstel, opbouw Haalt bloed weg uit de spieren en stuurt het naar de ingewanden
(Ortho-) sympathicus Treedt in werking bij activiteit, inspanning, arbeid, stress en gevaar. Toestanden van angstigheid, alertheid, paraatheid. Waakzaamheid, snelheid. Bevordert dissimilatie (afbraak van organische stoffen) om energie vrij te maken. Paraatheid, actie, inspanning, vecht-vlucht Haalt bloed weg uit de ingewanden en stuurt het naar de spieren
Jacqueline Dijks, Monografie Biodanza, 2013
42
Beide systemen werken samen en vaak tegengesteld (antagonistisch). Ze ontvangen informatie van elkaar via het neuro-endocriene systeem. Ze stimuleren of matigen de activiteit van organen, al naar gelang het lichaam zijn energie aanwendt voor spieractiviteit en fysieke inspanning of voor spijsvertering, opbouw en herstel. De signaaloverdracht verloopt in de (ortho-)sympathicus in twee fasen: via de preganglionvezels die eindigen in de grensstrengganglia en vervolgens via de postganglionaire vezels, eindigend in het eindorgaan. De signaaloverdracht is cholinergisch (met acetylcholine als neurotransmitter) in de grensstreng, en adrenerg (met noradrenaline als neurotransmitter) bij het eindorgaan. De signaaloverdracht verloopt in de parasympathicus ook via ganglia. Deze liggen, in tegenstelling tot de sympathicus, in de buurt van of zelfs binnen het reagerend orgaan. De transmitterstof is hier acetylcholine, zowel in het ganglion als in het eindorgaan.
De neurologische communicatie.
Hoe zit dat nu precies met de signaaloverdracht? De cellen waaruit het zenuwstelsel is opgebouwd zijn neuronen (zenuwcellen) en gliacellen (ondersteunend en voedend bindweefsel).
Jacqueline Dijks, Monografie Biodanza, 2013
43
Een neuron is een gespecialiseerde cel die informatie kan ontvangen, verwerken, doorgeven en onthouden. Hij bestaat uit een cellichaam, dendrieten en axonen. De communicatie en feedback gaat middels signaaloverdracht. Dat kan elektrisch (met natrium- en kalium-ionen) of chemisch (met neurotransmitters en hormonen) gebeuren.
Schematische weergave van de structuur van een neuron:
Het cellichaam bevat de celkern (nucleus) en organellen voor de productie van enzymen celstofwisseling. Dendrieten zijn zich vertakkende uitsteeksels die een boomachtige structuur rond het cellichaam vormen. Hierlangs komen ingangssignalen in het neuron binnen. Axonen zijn lange uitlopers waarlangs signalen lange afstanden kunnen afleggen, vanaf het neuron naar de hersenen en andere delen van het zenuwstelsel. Het axon brengt de informatie over in de vorm van elektrische stroom. Het axon wordt omhuld door een myeline-schede, die zorgt voor een razendsnelle geleiding van prikkels. Wanneer de prikkel of boodschap aan het eind van een axon wordt doorgegeven aan een andere zenuwcel gebeurt dat via de synaps. Hier vindt de communicatie plaats tussen 2 neuronen. Dit kan gebeuren d.m.v. directe doorgang van de elektrische stroom (de elektrische synaps) of d.m.v. het vrijkomen van bepaalde moleculen (neurotransmitters) in de synaptische spleet die reageren met hun respectieve receptoren (de chemische synaps). Bij de synaps kan de prikkel worden doorgelaten of geremd (dan stopt daar de informatieoverdracht). Cellen van Schwann (myeline) zijn gliacellen die geassocieerd zijn met de axon van sommige zenuwcellen. Elke cel vormt één segment van een myelineschede, en tussen elk segment vindt men de knopen van Ranvier. De cellen van Schwann hebben als functie om de impulsgeleiding in de axon Jacqueline Dijks, Monografie Biodanza, 2013
44
te versnellen. Een axon zonder myelineschede kan een impuls voortgeleiden met een snelheid van 3 à 4 m/s maar met een myelineschede kan dit oplopen tot 120 m/s. Deze snelheid komt goed van pas in het perifere zenuwstelsel waar de te overbruggen afstanden in het menselijk lichaam wel tot 1m kunnen bedragen. Een myelineschede heeft ook een beschermende en ondersteunende functie bij de axon. Als een axon afsterft, kan hij sneller weer aangroeien doordat de axon als het ware een tunnel heeft om zich door te begeven. De myelineschede blijkt bij elektronenmicroscopisch onderzoek te bestaan uit een vele malen om de axon gerolde dubbele lipidenlaag, zoals ook in celmembranen voorkomt. Neurotransmitters (boodschapperstoffen) worden onderverdeeld in 3 categorieën: Aminozuren: gamma-aminoboterzuur (GABA) en glutaminezuur (of glutamaat). Deze hebben een tegengestelde werking. De eerste remt de activiteit van de cerebrale cortex en de tweede prikkelt hem. Catecholaminen: Dopamine, is actief in de hersenen en triggert gevoelens van euforie, optimisme, liefde en geluk, genot, energie, overmoed, levenslust, dadendrang op het gebied van werk, geld, seks, originaliteit en creativiteit. Noradrenaline, reguleert het droomproces, de aandacht, de emoties en het humeur. Over het algemeen voelen mensen met te weinig noradrenaline zich depressief en mensen met een teveel aan noradrenaline euforisch, gespannen, angstig of opgewonden. Dit hangt af van de stemming en/of van andere neurotransmitters, zoals onder andere serotonine. Als neurotransmitter komt hij voor in de hersenen, en in de zenuwuiteinden van het sympathische of orthosympathische zenuwstelsel. Als hormoon wordt hij in het bijniermerg geproduceerd, waar de werking vergelijkbaar is met adrenaline: stimuleert de (pompwerking) van het hart, vernauwt zowel de bloedvaten naar de inwendige organen als naar de periferie (skeletspieren). Nettoresultaat is een bloeddrukverhogende werking. Ook vermindert het de spijsvertering. Adrenaline, komt voor in de synapsen van de ingewandszenuwen. Vernauwt de slagaders, verwijdt de kransslagaders, versnelt het hartritme en verhoogt de bloeddruk. Acetylcholine, komt voor in het CZS en PZS en is vooral betrokken is bij de impulsoverdracht van zenuwcellen naar skeletspiercellen. Ook op vele andere plaatsen in het lichaam brengt acetylcholine prikkels over, waardoor maag en darmen samentrekken, sappen uitgescheiden worden door de spijsverteringsklieren, slijm in de bronchiën wordt aangemaakt, de pupil vernauwt of bepaalde bloedvaten wijder worden waardoor de bloeddruk daalt. Serotonine, komt voor in de hersenen, het bloed en de ingewanden. Stimuleert samentrekken van glad spierweefsel, reguleert de beweeglijkheid van de darmen. Is betrokken bij stemming (antidepressivum), zelfvertrouwen, slaap, emotie, seksuele activiteit en eetlust. Speelt een rol bij de verwerking van pijnprikkels, verslaving en agressie. Stimuleert het denken. Heeft een exciterende werking en werkt als regulator van het dopamine-systeem. Histamine, bevindt zich in de mastocyten (gespecialiseerde cellen in weefsels die in contact staan met de buitenwereld, betrokken bij de immuunrespons). Komt vrij bij ontstekingen en allergische reacties. Neuropeptiden: encefalinen, endorfinen en diamorfinen. Komen voor in de hersenen, vooral de hypothalamus. Verlagen de elektrische activiteit van de neuronen en zorgen voor een gevoel van welbehagen, plezier in bewegen en euforie. Spelen ook een rol bij pijnstilling. Ook bekend als opiaatpeptiden. Oxytocine en vasopressine beïnvloeden sociaal gedrag, waaronder moederlijk gedrag, onderlinge verbondenheid in paren en in groepen.
Jacqueline Dijks, Monografie Biodanza, 2013
45
3.3 De relatie van het zenuwstelsel, emotie en vivencia´s. Emoties hebben invloed op en worden uitgedrukt via reacties van de inwendige organen (huilen, zweten, spiertrillingen, veranderingen in bloeddruk, hartslag, ademritme, peristaltiek van de ingewanden, beweeglijkheid van de bloedvaten, basaal metabolisme enz.). Deze vertonen een intelligente samenhang die er op gericht is de stabiliteit van het “inwendig medium” van het organisme (de homeostase), en daarmee de gezondheid, te bewaren. Bijvoorbeeld na schrik, acute stress en trauma zal het gezonde lichaam gaan trillen om de energie van de angst weer vrij te maken en de innerlijke balans te herstellen. Bij veiligheid en affectieve geborgenheid zal het gezonde lichaam zich ontspannen en zich openen voor plezier en genot. Dit wordt inwendig gereguleerd door de samenwerking van sympathicus en parasympathicus. Biodanza werkt middels vivencia´s die specifieke emoties oproepen en heeft daardoor een harmoniserende en integrerende invloed op het inwendig evenwicht en het vitaal onderbewuste. Aanpassing aan het “uitwendig medium”, de omgeving, wordt vooral georganiseerd door de sensomotorische systemen in de cerebrale cortex (nieuwe hersenen, ook wel neo-cortex). De cerebrale cortex integreert de waarneming van de buitenwereld, is de zetel van de gedachten, het bewustzijn van zichzelf en het geweten. Hij coördineert o.a. de willekeurige motorische functies. Hij heeft een bijsturende en regulerende werking op instinctieve gedragsimpulsen vanuit het limbischhypothalamisch systeem en kan deze afremmen i.v.m. aanpassing aan de omgeving met “geschikte” overlevingsreacties. Door samenleving en culturele waarden en normen zijn de aanpassingsprocessen echter in veel gevallen te dominant geworden waardoor de vitale levensimpulsen meer en meer onderdrukt zijn geraakt. Biodanza is er op gericht beide mechanismen weer in evenwicht te brengen en te integreren door het aanbieden van oefeningen die zowel de cortex aanspreken, als ook limbisch-hypothalamisch systeem. Zo leert het lichaam de weg terug naar een balans in het zenuwstelsel. De oorspronkelijke instinctieve krachten, die onze gezondheid reguleren, komen weer vrij . Hoe werkt biodanza op het zenuwstelsel?
Biodanza-oefeningen spreken de activiteit van het gehele zenuwstelsel aan. Oefeningen van biodanza zijn onder te verdelen in oefeningen die: 1) de senso-motorische systemen integreren (bewust of wil-gestuurd aanpassen van beweging aan uitwendige prikkels), zoals ritmische dansen, oefeningen in extensies (uitrekken, verlengen), vloeiendheid (langzame ronde harmonieuze bewegingen die ononderbroken doorstromen) , eutonie (in partnerdansen het afstemmen en gelijkmaken van spiertonus) , oefeningen in feedback. 2) het autonome (= onwillekeurige) zenuwstelsel en het endocriene stelsel integreren (opwekken van vivencia´s en emoties), zoals dansen van ontmoeting en contact, affectiviteit en aanraking. 3) de sensomotorische en limbisch-hypothalamische systemen met elkaar in evenwicht brengen, zoals affectieve uitingen, en oefeningen in de lijn van creativiteit en transcendentie. Er zijn dus ordelijke bewegingen vanuit de cortex, gecontroleerd door de wil en aangestuurd door het denken / het bewustzijn. Daarnaast zijn er bewegingen die voortkomen uit instinctieve impulsen van het archaïsche brein en die doordrenkt zijn van verlangen, lust, affectiviteit en emotie. Biodanza spreekt beide aan waardoor een integratie kan plaatsvinden. Rolando Toro bedoelt niet dat we ons vermogen tot aanpassen en bewuste controle moeten opgeven, maar dat onze vitale impulsen weer ruimte moeten krijgen. Integratie van beide leidt tot een vrij en volledig mens-zijn in harmonie met zichzelf en de omgeving.
Jacqueline Dijks, Monografie Biodanza, 2013
46
Het autonome zenuwstelsel & De invloed van muziek in biodanza
We hebben gezien dat het autonome zenuwstelsel verantwoordelijk is voor de aansturing van de inwendige organen en de onbewuste lichaamsprocessen reguleert. De fysieke uiting van angst is een samentrekking van het organisme via de werking van het sympathische systeem. De fysieke uiting van plezier is een ´uitdijen´ van het organisme via de werking van het parasympatische systeem: Fysieke uiting van angst (sympathisch z.s.) Vernauwen van de perifere bloedvaten Versnelde hartslag Verhoogde bloeddruk Verwijde pupillen Verminderde speekselvorming (droge mond) Verlaagde spijsverteringsactiviteit en darmwerking Aangetrokken spieren Verlaagde erotische gevoeligheid
Fysieke uiting van plezier (parasympatisch z.s.) Verwijden van de perifere bloedvaten Vertraagde hartslag Verlaagde bloeddruk Vernauwde pupillen Verhoogde speekselvorming Verhoogde spijsverteringsactiviteit en darmwerking Ontspannen spieren Verhoogde erotische gevoeligheid
De invloed van muziek op het autonome zenuwstelsel: RT heeft vastgesteld dat zachte melodische muziek, langzame dansen, regressie-oefeningen en oefeningen met gesloten ogen het parasympatisch stelsel activeren en gevoelens van vervulling en vrede oproepen. Fysiek uit zich dat in een verlaagd hartritme, verhoogde afscheiding van traan-en speekselklieren, overgang naar rust- en droomtoestand, verhoogde erotische gevoeligheid. Opwekkende ritmes, luide muziek, snelle dansen, stimuleren het sympathische stelsel en roepen wakkerheid, alertheid, aanwezigheid en identiteitsbeleving op. Fysiek uit zich dat tegengesteld als hierboven, plus o.a. door verhoogde bloedtoevoer naar de skeletspieren voor actie, vrijkomen van glucose in de lever voor brandstof, verwijden van de bronchiën voor verhoogde zuurstofopname. Biodanza spreekt beide systemen aan in afwisseling of combinatie, en bevordert daardoor integratie en harmonie in het systeem. Het immuunsysteem, het neuro-endocriene stelsel en vivencia´s.
Er bestaat een perfecte organische verhouding tussen het zenuwstelsel, het immuunsysteem en het endocriene stelsel via neurotransmitters en hormonen in een geïntegreerd systeem. Het immuun- of afweersysteem heeft als basisinfrastructuur het lymfestelsel dat zich door het hele lichaam bevindt. Hier worden lymfocyten geproduceerd die in het bloed circuleren. Zij vormen antilichamen tegen lichaamsvreemde verbindingen (met een niet-eigen genetische identiteit). Zij zenden daarover boodschappers naar de regelcentra in de hersenen via het zenuwstelsel. Het gaat om zeer verfijnde terugkoppelingscircuits. Dit is een autonoom, zelfregulerend proces en wordt o.a. beïnvloed door de buitenwereld en de emoties. Het immuunsysteem wordt geremd door het sympathisch stelsel en geactiveerd door het parasympatisch stelsel. Toestanden van depressie, stress en angst onderdrukken de immuunreacties, terwijl toestanden van welbehagen en geluk immuunreacties krachtig maken. Dit is de basis van de psycho-neuroimmunologie. Het endocriene stelsel scheidt hormonen af in de bloedbaan, die worden opgepikt door verschillende receptoren op zenuwcellen overal in het lichaam, die belangrijke biochemische veranderingen teweegbrengen.
Jacqueline Dijks, Monografie Biodanza, 2013
47
De intense vivencia’s die in Biodanza worden opgewekt door de muziek, de oefeningen en de ontmoetingen in de groep kunnen effecten geven zoals die van neurotransmitters en hormonen. Zo heeft biodanza een toegang tot en invloed op het vitaal onderbewuste. Daarom heet het dat biodanza de geschiedenis van de cellen kan herschrijven door emoties en doorleefde positieve nieuwe ervaringen.
3.4 De huid; aanraking, liefkozing, streling. ‘Ieder lichaam dat niet wordt gestreeld en geliefkoosd begint te sterven. Contact is de belangrijkste therapeutische handeling’, Rolando Toro. Geschenk Ik geloof dat ik geen groter geschenk kan ontvangen dan door de ander te worden gezien te worden gehoord te worden begrepen en aangeraakt Het grootste geschenk dat ik kan geven is, de ander te zien te horen, te begrijpen, aan te raken. Wanneer dat gebeurt voel ik dat er contact is gelegd Uit: Menselijke contacten - Virginia Satir Diverse onderzoekers over lichamelijk contact:
De neiging tot lichamelijk contact, in al zijn verschillende facetten en gradaties, houdt verband met een instinctieve oerbehoefte bij alle hogere diersoorten en de mens. Het bevestigt de band en de saamhorigheid, en vervult zo het instinct van veiligheid en bij elkaar horen. Dit is bewezen in vergelijkende studies van Europese, Amerikaanse en Aziatische gedragingen. Zoals we hebben gezien heeft ander onderzoek aangetoond dat tactiel-kinesthetische stimulatie belangrijk is in de ontwikkeling van baby-aapjes (Harlow & Zimmerman). Ratten waarmee niet was gespeeld of die niet waren geaaid in hun vroege jeugd vertoonden een gebrekkiger aanpassing aan schadelijke prikkels en stress (Levine). Kinderen hebben, naast zuigbehoefte, een behoefte aan tactiele (contact), kinesthetische (beweging) en auditieve stimulatie: contact/aanraking met de moeder door geknuffeld, meegedragen te worden, bewegingsspelletjes te doen, en doordat ze tegen het kind praat en voor hem zingt (M. Ribble). Dit bevordert de ontwikkeling het zenuwstelsel. Baby’s die dit affectief- kinesthetische stimulatie wordt onthouden hebben een abnormaal hoge sterfte, ook al zijn ze voorzien van voeding, hygiëne, rust en warmte. (R. Spitz, anaclytische depressie). Rolando Toro zegt hierover: Bij de ervaring van het lichaam en de vorming van het lichaamsbeeld zijn strelingen en liefkozingen belangrijk. Gebrek hieraan veroorzaakt vervormingen, ongevoelige gebieden/blinde vlekken in het lichaamsbeeld. Ontkenning/negeren van erogene zones in de vroege kindertijd veroorzaken hiaten in de beleving van de seksuele identiteit. Gebrek aan contact en strelingen tussen moeder en kind
Jacqueline Dijks, Monografie Biodanza, 2013
48
tijdens de prille jeugd kan leiden tot een onvermogen om genot te ervaren in het volwassen leven. Onze relatie met ons lichaam wordt geconditioneerd door contact met anderen. In onze cultuur echter is lichamelijke aanraking niet vanzelfsprekend. We leven in een wereld van angst voor contact. We onderdrukken of negeren onze behoefte aan aanraking, maar we verlangen er wel naar en hebben huid-honger. Wanneer wij in biodanza beginnen te oefenen met contact, beginnen wij ons geleidelijk weer voor onze huid en voor elkaar te openen. De huid is ons grootste orgaan, het beschermt ons organisme o.a. tegen uitdroging, onderkoeling, oververhitting en infecties. Maar het is ook het orgaan van de tastzin dat ons direct informatie verschaft over contact met de buitenwereld. Daartoe bevat de huid een groot aantal verschillende zenuwcellen met tast-receptoren. Zij zenden signalen naar de hersenen.
Affectieve aanraking is geruststellend en ont-stressend voor ons systeem, het activeert het parasympathisch deel van het autonoom zenuwstelsel. We ontvangen de boodschap dat het goed is. Het spreekt ons aan in ons instinct voor veiligheid en geborgenheid, behaaglijkheid, warmte, ´belonging´. Op een dieper psychologisch niveau gaat het over bevestiging van onze identiteit. Als we liefdevol, met zorg en aandacht worden aangeraakt is dat een imprint van welkom. Ontvangen worden precies zo als je bent. Ook het mogen aanraken van een ander, dat de ander ons toestaat haar aan te raken is een groot geschenk. Oxytocine
Een belangrijke rol hierin speelt de stof oxytocine. Het is zowel een hormoon (wordt via de hypofyse in de bloedbaan gebracht) als een neurotransmitter (wordt rechtstreeks vanuit de hypothalamus aan het zenuwstelsel doorgegeven). Oxytocine is het eerst ontdekt in zijn rol rond bevalling en borstvoeding: het trekt glad spierweefsel van baarmoeder en melkklieren samen t.b.v. de uitdrijving van de vrucht en de placenta, de afgifte/uitscheiding van melk (toeschietreflex), en het doen samentrekken van de baarmoeder naar de oorspronkelijke grootte na de bevalling. Maar het blijkt
Jacqueline Dijks, Monografie Biodanza, 2013
49
veel meer te doen. Op het moment van zogen produceert het moederlichaam o.i.v. oxytocine aan de voorkant extra warmte, om zo haar kindje te verwarmen. Het faciliteert het proces van communiceren, empathisch aanvoelen, en het smeden van een band tussen de moeder en haar pasgeborene. Maar oxytocine komt niet alleen vrij bij bevallende en zogende vrouwen; het komt vrij bij mannen zowel als vrouwen bij plezierige stimuli, zoals lekker eten, in de zon liggen, prettig huidcontact, warmte, aankijken, aanraken, vasthouden, massage, in warm water drijven, nabijheid, seks en intimiteit. Het bevordert de ervaring van rust, vredigheid, veiligheid, vertrouwen en behaaglijkheid. Het vermindert stress en ongerustheid, maakt open voor contact en verbinding, maakt nieuwsgierig naar de ander en verlaagt de drempel voor sociale interactie en exploratie. Het bevordert vriendelijkheid en saamhorigheid en vermindert agressie. Het wordt wel het bindings- of knuffelhormoon genoemd. Kerstin Moberg (Zweeds hoogleraar fysiologie) ziet het oxytocinesysteem als een systeem van onthaasting, genezing en verbondenheid. Ze brengt het in verband met de werking van de parasympathicus (spijsvertering, opbouw, herstel, groei) en ziet het als de tegenhanger van het inspanning, angst- en stresssysteem (de orthosympathicus). Beide systemen moeten in balans zijn voor gezondheid. Een interessant recent onderzoek over ‘aaineuronen’ in de huid.
Muizen zijn van nature mensenschuw, maar als ze zachtjes geaaid worden blijven ze rustig – ja haast gelukzalig – op je hand zitten. Waarom? De strijkende beweging van een vinger of kwast activeert een speciaal type aanrakingsgevoelige neuronen in de huid van de muizen. Het signaal dat die zenuwen afgeven komt regelrecht in het beloningscentrum in de hersenen terecht. Het systeem biedt – ook bij mensen – de weldadige ervaring van een liefkozing en het onderdrukt angst- en agressiegevoelens. De innerlijke gelukzaligheid die het oproept wordt misschien nog het best geïllustreerd door het tevreden gesnor van een spinnende kat. De Zweedse neurofysioloog Yngve Zotterman vond al in 1939 deze soort ‘aaineuronen’ bij katten. Maar sindsdien is het wezen ervan heel lang ongrijpbaar geweest. Dat kan nu snel veranderen omdat Amerikaanse onderzoekers onder leiding van David Anderson van Caltech in Pasadena, Californië de eerste genetische merker voor dit type zenuwcellen hebben gevonden. Ze vonden bij muizen dat alleen de zenuwvezels die de zogeheten MRGPRB4-receptor bezitten, reageren op aaien met een zacht kwastje. Neuronen die de variant MRGPRD hadden, reageerden alleen op prikken met een pincet en juist niet op aaien. Het team van Anderson publiceerde zijn resultaten onlangs in het wetenschappelijke tijdschrift Nature (31 jan. 2013). Met de receptor is een vlaggetje gevonden waarmee dit soort moeilijk te detecteren zenuwcellen voortaan makkelijker op te sporen zijn. In de huid zitten zenuwuiteinden die gevoelig zijn voor aanraking, hitte en pijn. Behalve zenuwuiteinden die omhuld zijn door het isolerende myeline, bestaan er ook kleine ‘naakte’ zenuwuitlopers, die de myelineomhulsel missen. Dat maakt deze zogeheten type C zenuwvezels extra gevoelig, maar het heeft ook tot gevolg dat de impulsgeleiding aanvankelijk langzaam is (het myeline zorgt voor een beter geleiding). De zogenaamde ‘aaineuronen’ behoren tot een subtype zenuwvezels van het type C die extra gevoelig zijn voor aanraking. Omdat ze reageren op zeer subtiele vervormingen van de huid worden ze ook wel lagedrempel tastreceptoren genoemd. Een minieme druk van 0,22 gram – 22 milliNewton – is al genoeg om deze zenuwen te activeren.
Lang is gedacht dat mensen zulke ‘aaineuronen’ niet hebben, totdat de eveneens Zweedse neurofysioloog Magnus Nordin er in 1990 in slaagde hun elektrische activiteit te meten in de menselijke gezichtshuid. Sindsdien is duidelijk geworden dat zulk soort neuronen ook elders in de menselijke huid voorkomen, in ieder geval in armen en benen. Aaineuronen worden al geprikkeld bij een heel lichte aanraking, maar bij steviger aanraking houden
Jacqueline Dijks, Monografie Biodanza, 2013
50
ze zich juist stil. Ze reageren dus heel anders dan andere zenuwuiteinden in de huid. Aaineuronen blijken heel gevoelig voor strijkende bewegingen over de huid, maar alleen als het sneller gaat dan 0,3 centimeter per seconde en langzamer dan 30 centimeter per seconde. De aaineuronen stoppen met vuren als het strijken te langzaam of te snel gaat. Het optimale gebied voor stimulatie ligt – bij mensen – op een aaisnelheid van 1 tot 10 centimeter per seconde, stelden onderzoekers vast. Maar katten houden duidelijk van een snellere streek. Het optimum van hun aaineuronstimulatie ligt lager, met een piek bij 0,1 centimeter per seconde. Voor muizen is de optimale snelheid nog niet vastgesteld. De activatie raakt in ieder geval bij mensen snel uitgewerkt; na 4 seconden aaien stoppen de neuronen met vuren. Blijven dooraaien resulteert na 12 seconden weer in nieuwe elektrische pulsen, maar dan in een vaak onderbroken en onregelmatig patroon. Na 30 seconden gaat dat over in een regelmatig vuren. De vreemde beginactiviteit van de zenuwuiteinden valt de geaaide niet op, dat blijft al die tijd een plezierige aanraking ervaren.
De aaineuronen brengen hun informatie via het ruggemerg naar de zogeheten basale ventrale hersenkern in de hersenen, vanwaar het signaal verder gaat naar de hersenschors. Afhankelijk van de plaats waar over het lichaam wordt gestreken lichten naburige hersengebiedjes op. Dezelfde activatie van de hersenschors treedt op bij iemand die als toeschouwer ziet dat iemand anders geaaid wordt. Maar wáárom
hersenen deze activiteit associëren met welbevinden, is nog een open vraag. Misschien is het een evolutionaire aanpassing om onderling zacht contact te stimuleren bij zoogdieren die sterk van elkaar afhankelijk zijn.
De strijkende beweging van een vinger of kwast activeert een speciaal type aanrakingsgevoelige neuronen in de huid van de muizen. Het signaal dat die zenuwen afgeven komt regelrecht in het beloningscentrum in de hersenen terecht. Het systeem biedt – ook bij mensen – de weldadige ervaring van een liefkozing en het onderdrukt angst- en agressiegevoelens.
Onze huid is de toegangspoort tot een huiveringwekkend mysterie. Hij vervult niet alleen de functie van afscheiden en afgrenzen (“ik woon binnen de begrenzing van mijn huid, jij bent buiten mij, ik ben buiten jou”) maar ook van vereniging en versmelting (via de huid kunnen we ons voor elkaar openen en de grenzen laten oplossen) en welbehagen.
Jacqueline Dijks, Monografie Biodanza, 2013
51
De essentie van contact en liefkozing is het tot stand brengen van een energetische verbinding, waarbij een lichamelijke dialoog ontstaat die verschillende gradaties van intensiteit kan bereiken. Angst en vastgezette pijn houdt de levensenergie opgesloten in de organen, ingewanden en spieren. Dit is zichtbaar in de communicatie in gebaren en gedrag als starheid en rigiditeit. Liefdevolle aanraking laat deze verstarring smelten en ontdooien. De enige manier om terug te keren naar flexibele, gracieuze en hartverwarmende communicatie is door het oefenen van contact. Hieronder ga ik dieper in op het mechanisme dat hieraan ten grondslag ligt.
3.5 Stress en herstel; de HPA-as, GAS en Epigenetica. De HPA-as.
De hypothalamus-hypofyse-bijnier (HPA)-as, (ook wel bekend als de limbisch-hypothalamischhypofyse-bijnier as, of de hypothalamus-hypofyse-bijnier-gonadotrope as) is een complexe verzameling van directe beïnvloeding, communicatie en feedback interacties tussen de hypothalamus, de hypofyse en de bijnieren. Dit zijn klieren met interne secretie: ze scheiden hormonen en neurotransmitters af in de hersenen en de bloedbaan. Deze as is een belangrijk deel van het neuro-endocriene stelsel dat stressreacties controleert en vele lichaamsprocessen reguleert, waaronder spijsvertering, het immuun systeem, stemming en emoties, seksualiteit, energieopslag en -afgifte. Het is het gemeenschappelijke communicatiemechanisme tussen klieren, hormonen en delen van de middenhersenen, dat het GAS (´general adaptation syndrome´) faciliteert. Dit is een stress-response systeem. Het is zo´n fundamenteel mechanisme dat het ook voorkomt in ongewervelden en eencelligen. General Adaptation Syndrome.
Dit is de manier waarop het lichaam op stress reageert en is door Hans Selye geïdentificeerd. Het heeft drie fasen, die herkenbaar zijn aan het niveau van stresshormonen.
The General Adaptation Syndrome
alarm: het lichaam organiseert fysiologische responsen op dreiging (vergelijkbaar met vecht-
vlucht reacties) weerstand: stress-geactiveerde responsen duren voort om de aanpassing van het lichaam
aan stress te stabiliseren. uitputting: het lichaam heeft zijn reserves uitgeput en kan de respons op de stressoren niet langer handhaven.
Jacqueline Dijks, Monografie Biodanza, 2013
52
In de alarmfase, als het lichaam gewekt is, stuurt de hypothalamus signalen naar de hypofyse. Deze endocriene klier op zijn beurt scheidt het adrenocorticotrophe hormoon (ACTH) af, dat via de bloedbaan naar de bijnierschors (buitenste laag) reist, waar corticosteroïden worden afgegeven. De hypothalamus activeert ook de bijnier-medulla (middendeel), wat de afgifte van adrenaline (epinephrine) veroorzaakt en de activering van het sympathische zenuwstelsel. Wanneer het lichaam voor een lange periode hoge niveau’s van stresshormonen handhaaft verliest het zijn vermogen daartoe, omdat het zijn bronnen uitput. Selye heeft ontdekt dat bepaalde vormen van ziekte (stress-gerelateerde ziekten zoals sommige aandoeningen van de kransslagader) vaker voorkomen in de uitputtingsfase en dat bij verschijnen van een tweede stressor gedurende de weerstandfase en uitputtingsfase dat voorkomen verder toeneemt. Er is bewijs dat langdurige stress ook het vermogen van het immuunstelsel om adequaat te functioneren nadelig beïnvloedt, evenals de afgifte van andere neurotransmitters zoals serotonine. Stress heeft ook invloed op de afgifte van endorfinen (chemische verbindingen die een vergelijkbare structuur hebben als morfine en andere opiaten die in de pijnbestrijding worden gebruikt). Ook verhoogt stress de neiging tot samenklonteren van het bloed (trombose). Hieruit blijkt hoe belangrijk stressregulatie is. Er is daarom veel onderzoek gedaan naar stress. In diermodellen (bij ratten en apen) werd aangetoond dat separatie van de moeder, wisselende voederpatronen, en zelfs prenatale belasting van de moeder ertoe leiden dat de nakomelingen gedrag gaan vertonen dat sterk lijkt op angst, stress en depressie bij de mens. Bovendien blijken deze stressparadigma’s op consistente wijze te resulteren in hyperreactiviteit van de hypothalamus-hypofyse-bijnieras als gevolg van hypersecretie van het corticotropine-releasing hormoon – wat eveneens opvallend overeenkomt met de vermoedelijke neurobiologische basis van stress-gerelateerde psychiatrische aandoeningen bij de mens. (Newport e.a. 2002). Andere proeven hebben aangetoond dat wanneer de moederrat terugkomt bij haar jongen, en ze haar jongen intensief gaat likken, verzorgen en voeden, het stress-systeem zich weer herstelt. Hoe werkt dat? Diep in de hersenen van een pasgeboren rattenjong de-activeren methylmoleculen het GR-gen (Glucocorticoide Receptor). Wanneer het GR-gen geactiveerd is, produceert het een eiwit dat de stress-response helpt kalmeren en het lichaam helpt ontspannen na een stressvolle gebeurtenis. Het blijkt geactiveerd te worden door likken en verzorging. De vorm van zorg die een pup tijdens de eerste week van het leven van zijn moeder ontvangt kan de expressie van dit gen veranderen. Sommige moederratten besteden veel tijd aan likken, verzorgen en voeden van hun jongen. Anderen schijnen hun jongen te negeren. Rattenjongen die zeer veel gelikt en goed verzorgd zijn hebben de neiging om op te groeien tot kalme, relaxte volwassenen, terwijl rattenjongen die weinig gelikt en verzorgd werden de neiging hebben om op te groeien tot angstige, gestresste volwassenen. Het blijkt dat het verschil tussen een rustige, relaxte rat en een angstige rat niet genetisch bepaald is - het is epigenetisch. Het koesterende gedrag van een rattenmoeder tijdens de eerste week van het leven vormt het epigenoom van haar jongen. Het epigenetische patroon dat de moederrat zo vestigt, kan blijven zitten zelfs tot in de volwassenheid van de jongen. Zie: http://learn.genetics.utah.edu/content/epigenetics/rats/ Ook bij mensen is dit effect aangetoond, o.a. door onderzoekers van de universiteiten van Liverpool en Manchester (okt 2012, Plos ONE). Moeders die hun kind veel aaien en strelen, lijken de negatieve langetermijneffecten van stress en depressie tijdens de zwangerschap te kunnen corrigeren bij hun kind.
Jacqueline Dijks, Monografie Biodanza, 2013
53
De Engelse onderzoekers selecteerden 271 zwangere vrouwen, met behulp van een vragenlijst over geestelijke mishandeling door de partner. Hoe hoger een zwangere scoorde op stress en depressie, hoe heftiger het lichaam van haar kind reageerde op stress. Zo’n kind werd ook sneller boos. Maar bij moeders die tijdens de zwangerschap aan stress en depressie leden, en hun kinderen in de eerste paar maanden veel aaiden en streelden, gold dat niet. Hoe hun kinderen omgingen met stress, was niet afhankelijk van de mate van stress en depressie. De moeders werden 5 en 9 weken na de bevalling gevraagd hoe vaak ze hun baby aaiden over gezicht, buik, rug, armen en benen. Toen de baby’s 7 maanden oud waren, ondergingen ze stresstests. De onderzoekers vermoeden nu dat het bij mensen op ongeveer dezelfde manier werkt als bij ratten. Door stress tijdens de zwangerschap wordt het systeem dat stress reguleert al in de buik hergeprogrammeerd. Het lichaam van de babyratten wordt gevoeliger voor stress. Het systeem blijkt echter bijgestuurd te kunnen worden door de moeder. Jonge ratten die in de eerste paar dagen van hun leven veel gelikt, gepoetst en aangeraakt worden door hun moeder, hebben daarna hun hele leven een normalere reactie op stress dan ratjes die minder werden aangeraakt. Door het likken neemt de activiteit van een gen bij ratten toe, namelijk het GR-gen, dat codeert voor een receptor waaraan stresshormonen kunnen binden. Bij mensen zou dit ook zo kunnen zijn. Een ander soort erfelijkheid: epigenetica.
De ontwikkeling en instandhouding van een organisme wordt georkestreerd door een verzameling strategische en intelligente chemische reacties die delen van het genoom aan en uit kunnen schakelen op bepaalde momenten en plaatsen. Epigenetica is de studie van de deze reacties en de factoren die hen beïnvloeden. Het epigenoom leert van zijn ervaring. Epigenetische ´tags´ werken als een soort cellulair geheugen. Het epigenetische profiel van een cel, ook wel de epigenetische code genoemd, (een verzameling ´tags´ die de genen vertellen of ze ´aan´ of ´uit´ moeten staan) is de som van signalen die de cel heeft ontvangen gedurende zijn levensduur. We zijn gewend te denken over erfelijkheid in termen van DNA-codes die worden doorgegeven door de ouders via eicellen en zaadcellen. Maar het likkende-rat verhaal laat zien dat er een andere pad is naar het DNA van de nakomelingen. Door haar likgedrag kan een moederrat informatie schrijven in het DNA van haar jong die volledig voorbij gaat aan de weg van eicel en zaadcel. Op een bepaalde manier geeft zij door haar verzorgende gedrag informatie aan haar jong over de wereld waarin het opgroeit (is het een veilige, goede wereld of een barre, gevaarlijke wereld). Het gedrag van de moeder programmeert het DNA van haar jongen op zo´n manier dat ze de grootste kans op overleven hebben (in een onherbergzame vijandige wereld is een hoger alertheidsniveau belangrijker dan in een veilige wereld). De epigenetische code geeft het genoom een mate van flexibiliteit dat voorbijgaat aan de relatief vaste DNA code. De epigenetische code maakt het mogelijk voor bepaalde typen van informatie om te worden doorgegeven aan de nakomelingen zonder door het langzame proces te moeten gaan van toevallige mutatie en natuurlijke selectie. Tegelijkertijd is de epigenetische code gevoelig voor veranderende omgevingsomstandigheden zoals de beschikbaarheid van voedsel of de bedreiging door roofdieren. Epigenetische patronen zijn omkeerbaar. Expressiepatronen van genen die vroeg in het leven zijn aangemaakt zitten niet noodzakelijkerwijs vast voor altijd. Weinig gelikte rattenjongen die een drug in hun hersenen ingespoten kregen dat methylmoleculen verwijdert, begonnen zich te gedragen als veel gelikte ratten. Hun GR-gen werd geactiveerd, cellen maakten meer GR-eiwit aan, en de rat gedroeg zich relaxter en kalmer.
Jacqueline Dijks, Monografie Biodanza, 2013
54
Het werkt ook andersom: Ontspannen, veel gelikte ratten die methionine ingespoten kregen (een bron van methyl) werden angstiger. Natuurlijk beïnvloeden de drugs ook vele andere genen en zijn daarom geen exacte vervanging van moederlijke zorg. Ook is gebleken dat een angstige rat meer relaxt wordt als je zijn leefgebied beter inricht. Dit bewijst dat de epigenetische gesteldheid niet in permanente inkt is geschreven.
Jacqueline Dijks, Monografie Biodanza, 2013
55
IV Biodanza & aanraking en streling. De ervaring van een nieuwe imprint van geborgenheid, ontspanning en welbehagen in het onder de mensen zijn ken ik vanuit mijn ontwikkelingsproces binnen biodanza. De groep, de mensengemeenschap als bron van voeding en veiligheid, in plaats van als bron van pijn. Het verhaal over het vitaal onbewuste, aanraking en epigenetica komt dicht in de buurt van de uitspraak dat we de geschiedenis van onze cellen kunnen herschrijven. Van hoe het zou kunnen werken dat we de imprints vanuit onze jeugd kunnen overschrijven en nieuwe boodschappen kunnen geven aan onze cellen, over de aard van de wereld (veilig of onveilig) om ons heen. Biodanza heeft een keur aan dansen, oefeningen, rituelen en ceremoniën om geleidelijk en progressief het aanraken, strelen en liefkozen weer te introduceren in het vocabulaire van de affectieve ontmoeting. Affectiviteit is de bedding waarbinnen alle genetisch potentieel tot expressie gebracht kan worden. Affectiviteit gaat over op je gemak zijn bij elkaar, je kunnen openen voor jezelf en de ander en een diepe affiniteit delen met elkaar. Rolando Toro noemt het ook wel de vivencia van liefde. Het introduceren van de streling kan alleen plaatsvinden in een gepast tempo en in een veilige, geïntegreerde groep waar de deelnemers in staat zijn affectiviteit te delen. Want zolang er geen veiligheid is, heeft het sympathische deel van het zenuwstelsel de overhand. Dit maakt mensen waakzaam en gespannen zodat het moeilijker is om zich open te stellen voor en over te geven aan de sensaties van aanraking. Het geleidelijk en progressief invoeren van deze oefeningen verhoogt de activiteit van het parasympathische deel van het zenuwstelsel waardoor de waakzaamheid afneemt en mensen zich makkelijker overgeven aan de sensaties van de aanraking. In deze staat treedt er een lichte en weldadige trance op, waardoor instinctieve drijfveren en verlangens minder afgeremd worden door de neo-cortex. De deelnemers maken weer contact met de ingeboren harmonie en de lichaamseigen sensaties van plezier, welbehagen en genot. Over de rol van trance gaat het volgende hoofdstuk. Rolando Toro over strelingen
* de streling heeft smaak en is nauw verbonden met lichaamsvloeistoffen: speeksel, zweet, vaginale sappen, sperma. Er treedt ontspanning op in de vaten en de zintuigen worden gevoeliger. * gestreelde lichamen worden smakelijk: hormonen komen terecht in de bloedstroom, de opperhuid trekt strak en het organisme komt in een staat van vitale activiteit en fysiologische euforie. De * de streling of liefkozing is een ceremoniële daad van intieme erkenning en waardering van de ander * variaties en combinaties zijn eindeloos: van lichte opzettelijke aanraking van het haar, tot talloze vormen van omhelzing en seksueel contact. Er worden door Rolando Toro drie vormen van streling onderscheiden, naar niveau van toenadering en ‘permissiveness’ (hoeveel contact kunnen de individuele deelnemers toelaten): 1 de gevoelige streling; ongericht, anoniem, ongedifferentieerd en subtiel contact binnen de groep. De handen raken de metgezellen licht aan, met langzame bewegingen en zonder bedoelingen. 2 de actieve streling; wederkerig en meer gedifferentieerd binnen de groep. Metgezellen maken elkaar duidelijk, door meer of minder druk uit te oefenen, welke mate van toenaderen en toelaten ze aankunnen/prettig vinden. Deze streling is gerichter en kan elk deel van het lichaam betreffen, met wederzijdse overeenstemming en toelating. Binnen de regels van het spel kan niemand dit type streling op eigen houtje uitvoeren zonder een duidelijke instemming van de ander te krijgen. 3 het uitwisselen van kussen; zeer gedifferentieerde liefkozing. Als dit gebeurt in de vervoering van het contact, betekent dat niet dat iedereen moet kussen of gekust worden. Het stelen (afdwingen) van kussen is ontoelaatbaar in biodanza, het is een inbreuk op de vrijheid en integriteit van de ander. Het is de bedoeling dat beide monden de beweging naar elkaar toe maken. Iedereen blijft onvoorwaardelijk zelf verantwoordelijk voor wat hij/zij doet en toelaat.
Jacqueline Dijks, Monografie Biodanza, 2013
56
De compacte groep is zo een basisoefening om te leren hoe je het contact zelf kunt reguleren. De ontwikkeling van ongedifferentieerd subtiel contact naar gedifferentieerd contact vraagt om geleidelijkheid en wederkerigheid. Het kan uiteindelijk de weg vrijmaken om verstarring, angst en oordeel te overwinnen. Zo kunnen we onze natuurlijke spontaniteit en gratie terugvinden in de ontmoeting. Seksualiteit
Natuurlijk komt hierbij onvermijdelijk het aspect van seksualiteit en verlangen aan de oppervlakte. In de visie van biodanza zijn seksualiteit en leven onlosmakelijk met elkaar verbonden. Seksualiteit is een verborgen kracht die al onze acties motiveert. We hebben een sterk verlangen om lief te hebben en om ons met elkaar te verbinden. Seksualiteit wordt uitgedrukt in twee polen: vrouwelijk en mannelijk. We hebben deze polariteit nodig om leven te scheppen, het leven door te laten gaan. Maar seksualiteit is niet alleen voor de voortplanting. In elke interactie tussen de twee polen wordt ons hele wezen geregenereerd, verlevendigd en verjongd. Op alle niveau’s, van cellen en organen tot onze psycho-emotionele laag en de ziel. Beide polen zijn in zowel mannen als vrouwen aanwezig: yin en yang. Daarom kan dit effect er ook zijn tussen mensen van hetzelfde geslacht. Seksualiteit is ook niet alleen gelokaliseerd in de genitaliën, zij omvat ons hele lichaam. Sterker: ons hele wezen is erogeen, d.w.z. het opent zich van nature voor aangename plezierige genotvolle sensaties. Het kan zich laten aanraken door en reageren met een ‘ja’ op alles in de omgeving, de natuur, de ander, schoonheid. Erotische energie doordrenkt het leven, de hele kosmos zindert ervan, en is gericht op contact, ontmoeting, verbinding. Het gaat om pure levensenergie.
Shiva Shakti, symbool voor de verenigde mens, onze ware natuur
Jacqueline Dijks, Monografie Biodanza, 2013
57
Seksuele vivencia en vitaal onbewuste
De vivencia van seksualiteit is een werking van ons vitaal onbewuste, zij manifesteert zich in sensaties van verlangen en genieten met variabele intensiteit, die kunnen uitmonden in een toestand van extase (oplossen van de ego-grenzen). Als de seksuele component uitgebannen wordt uit het leven, betekent dat een ernstige dissociatie. In biodanza bestaan oefeningen van ontmoeting, contact en strelingen die uitsluitend bedoeld zijn om functies van seksualiteit te stimuleren en uit te monden in verlangen. Hoe sterker het verlangen, des te intenser het zoeken naar communicatie en contact wordt. De deelnemer leert weer om diep verlangen toe te laten. ‘Diffuse seksuele vivencia’ betekent dat seksualiteit en erotische energie niet beperkt zijn tot de geslachtsdelen, maar een totale lichamelijke en emotionele sensatie zijn, verbonden met diepe instinctieve innerlijke noden, elementen van existentiële angst, toestanden van endogeen humeur (van depressie tot euforie) en verlangens naar totale versmelting met de elementen en met mensen. Ons organisme reageert van nature op externe en interne seksuele prikkels met uiterst nauwkeurige neuro-endocriene activiteit. Onze hersenschors (cortex) echter is in staat om de limbischhypothalamische centra van seksualiteit af te remmen en te moduleren. Hierdoor kan het contact ermee verdund of verstoord raken. Het oefenen van het vermogen om weer verlangen te voelen is een leerproces, waarbij verschillende mechanismen een rol spelen: * corticale (van de cortex) activiteit: erotische verbeelding * emotionele moed en aanwezigheid: omgaan met angst, verlangen, bezorgdheid, schuldgevoel, twijfel, zelfkritiek, afwijzing, boosheid, verdriet, wanhoop enz. * viscerale en neuro-endocriene activiteit: ingewanden, organen, bloedvaten, hypofyse, geslachtsklieren, autonoom zenuwstelsel. De oefeningen in Biodanza die ongedifferentieerde eros stimuleren, zetten de instinctieve essentie in beweging en wekken warmte, harmonie en verlangen op. Eros en Thanatos
In mensen komen twee diepgewortelde neigingen tot uiting die loten van dezelfde stam zijn: de erotische en de afstandelijke houding, de benaderende en de verwerpende, de verbindende en de verbrekende, de omarmende en de afwijzende houding, kortom het ‘ja’ en het ‘nee’ tegen het leven. In de Griekse mythologie worden deze twee krachten gesymboliseerd door de goden Eros en Thanatos. Eros: liefde, verbinding, eenheid, vereniging van leven met leven, verlangen, uitreiken. Thanatos: de kracht die scheidt, afzondert, dissocieert, alle verbinding verbreekt, afwijst, de dood. In dit verband heeft Freud het in zijn latere werk over de twee primaire instincten van de mens: de drift om te leven, zelfbehoud en voortplanting en de doodsdrift, het verlangen naar het opheffen van spanning, naar stilte en vergetelheid. Deze twee krachten behoren volgens Freud tot een continuüm, zij polariseren ons handelen met aan de ene kant de erotische en aan de andere kant de destructieve impuls. Affectiviteit, een belangrijke lijn van vivencia, omvat alle deze passies van de ziel: diepgevoelde affiniteit liefde vriendschap onbaatzuchtigheid moederlijkheid vaderlijkheid kameraadschap bescherming zorgzaamheid
boosheid jaloezie wantrouwen nijd wrok haat afwijzing agressie vernietigingsdrang
Jacqueline Dijks, Monografie Biodanza, 2013
58
afstemming respect mededogen
discriminatie en racisme drang tot zelfvernietiging wreedheid
Dit zijn uitingen van Eros en Thanatos, voortkomend uit de zelfde wortel. Die wortel is m.i. het verlangen. Bij een gezonde ontwikkeling reikt een mensenkind uit naar de mensen om zich heen voor voeding en contact, bij een verstoorde ontwikkeling kan het dichtgaan, stoppen met uitreiken of zelfs wegduwen om de pijn en de spanning op te heffen.
Gustav Klimt – Life and Death
“Kosmische erotiek” is ons vermogen om een intieme verbinding te ervaren met alles in het universum: de krachten en wezens van de natuur, zoals de elementen, de zee, de wind, de regen, de aarde, de zon en de maan, de bomen en het planten- en dierenrijk. Het is een oerervaring. Telkens wanneer twee mensen naar elkaar kijken en voelen dat er contact is, is dat een expressie van Eros. Wanneer iemand het leven verwerpt, en verbinding, voeding en contact weigert, is dat een expressie van Thanatos. Het onderdrukken van erotiek leidt tot een verwrongen ontwikkeling van levensenergieën en tot een omkering van verbindende impulsen. Dit berooft ons van onze vitaliteit en levensvreugde. Cynisme, wantrouwen, depressie, haat, afwijzing en uitsluiting van de ander verschijnen in onze geest en onze samenleving.
Jacqueline Dijks, Monografie Biodanza, 2013
59
Biodanza, een alternatief
Biodanza verzet zich tegen seksuele onderdrukking. Het lichaam kan een bron van plezier en genot zijn. Aanleg voor plezier en genot hebben wij van nature, maar velen van ons hebben zich uit dit gebied teruggetrokken. Het hervinden van wegen naar plezier en het versterken van de eigen gevoeligheid is onderdeel van het traject dat biodanza voorstelt. Biodanza kent zeer veel oefeningen van ontmoetingen en geleidelijk contact om een nieuwe houding t.o.v. seksualiteit te ontwikkelen. Het is uiterst belangrijk om hierin een zorgvuldige opbouw van progressiviteit te respecteren, zowel qua intensiteit als qua tijdsduur. Dat is een belangrijke taak van de facilitator. Als dit niet gebeurt veroorzaakt dat juist onveiligheid en angst en brengt het biodanza in diskrediet. Ook een belangrijke taak van de facilitator is om permissie uit te dragen en feedbackregels en respect te benadrukken. Elke toenadering, ontmoeting of aanraking moet met wederzijdse instemming en wederkerig zijn. Er zijn vele gelegenheden (oefeningen, dansen, rituelen en ceremoniën) in biodanza om met dit proces van feedback te oefenen. In biodanza kunnen we weer ontdekken dat het goed is in het lichaam. Het is teder, open, mooi en bezit een inwendige harmonie en wijsheid. Het lichaam is fijngevoelig. Het reageert met een ‘ja’ (toenadering, aantrekking, erogeen) of met een ‘nee’ (prikkelbaarheid, allergische irritatie, afkeer, walging). Dit regelmechanisme van openen en afsluiten, aantrekken en afstoten hebben alle levende structuren met elkaar gemeen. Het bewaakt de eenheid en de harmonie van het organisme. Het is ook de basis van uitkomen voor je verlangen (´ja´ zeggen), je grenzen aangeven (´nee´ zeggen) en feedback (in afstemming zijn met jezelf en de ander). Door onze repressieve cultuur is dit fijngevoelige regelmechanisme verstoord. We negeren de signalen van ons lichaam en doen het voortdurend geweld aan. Biodanza wil het lichaam bevrijden zodat het de gelegenheid krijgt om de inwendige orde te herstellen. Het lichaam van binnenuit in beweging laten komen kan een blijvende bron van plezier en vitaliteit worden. Om aangename bewegingen te ontdekken en ermee te oefenen gebruikt biodanza zachte muziek en rustige bewegingen, waarbij drukke, wilsgestuurde bewegingen aan de periferie worden vermeden. Het volmaakt op je gemak zijn binnen jezelf, in een zoektocht naar innerlijke gevoelens van welbehagen en genieten. De effecten van deze beoefening zijn: Remmingen te boven komen Dieper contact met het lichaam als bron van genoegen Angst overwinnen voor spontane intimiteit Plezier kunnen geven en ontvangen Eigen seksuele identiteit ontdekken (voorkeur, affiniteit) Erotische problematiek te boven komen Sensueel vermogen verder ontwikkelen Dit proces met elkaar delen in de biodanzagroep is een grote gebeurtenis: kwetsbaar, teder, zorgzaam, verwarmend, en het schept een band van liefde. We leren weer dat het goed is om onder de mensen te zijn.
Jacqueline Dijks, Monografie Biodanza, 2013
60
V Trance en Regressie Trance is een heel gewoon en algemeen verschijnsel. Een trance is een staat waarin het bewustzijn zich in een bepaalde toestand bevindt, en waarin de aandacht zich richt op een bepaald aspect van de werkelijkheid of activiteit. Als de concentratie of fixatie op dat aspect (grotendeels) volledig is en we er volledig in opgaan terwijl de rest naar de achtergrond verdwijnt, spreken we van trance. Eigenlijk zou je je af kunnen vragen wanneer we niet in trance zijn. Er zijn natuurlijk allerlei gradaties van lichte trance naar diepe trance. Biodanza gebruikt de term als een overgang naar een andere staat en hanteert de volgende definitie: ‘psycho-fysiologisch mechanisme waarbij de persoon zich overgeeft aan een bepaalde uitwendige of inwendige omstandigheid, om een andere bewustzijnstoestand binnen te gaan’. Voorbeelden: de trance die tot slapen leidt, de trance die tot seksuele extase leidt, de trance van dansen, de mystieke trance (vivencia van gelukzaligheid, eenheid met het kosmisch geheel). En allerlei alledaagse trances van luisteren naar muziek, schrijven van een werkstuk, opgaan in een film, gamen op de computer, op facebook zitten, eten koken, in de tuin werken, ruziemaken, een boek lezen, muziek maken, autorijden, wandelen in de natuur, in de zon liggen, iets lekkers eten, in het vuur staren, verliefd zijn, enz. De trance die biodanza bedoelt is een integratieve regressieve trance, waarin het lichaam zich herstelt en zich herijkt. Deze trance heeft toegang tot het vitaal onbewuste en vindt plaats wanneer het parasympathisch deel van het autonome zenuwstelsel actief is. Hij wordt geïnduceerd door zachte, golvende, vloeiende, melodische muziek en langzame, ronde, harmonieuze, vloeiende bewegingen, dansen met gesloten ogen. Hierbij neemt het gewaar-zijn van lichamelijke grenzen af. De ervaring is er een van diepe harmonie en gevoelens van angst verdwijnen. In deze fase zijn de remmingen vanuit het bewuste denken afgezwakt en is de drempel om diepe instinctieve verlangens toe te laten laag. Zoals verlangen naar aanraking en nabijheid, geborgenheid, saamhorigheid en veiligheid in het nest. Dat is de fase waarin oefeningen van contact, ontmoeting, aanraking, streling en liefkozing kunnen worden gedaan. Fysiologische aspecten van deze trance: de waakzaamheid vanuit de orthosympathicus en wilsgestuurde impulsen vanuit de neo-cortex nemen af terwijl het parasympathisch zenuwstelsel door acetylcholine wordt geactiveerd (ontstressen: rust, ontspanning, herstel, resetten, gevoelens van welbehagen en verhoogde erotische gevoeligheid). Hij gaat gepaard met neuro-vegetatieve veranderingen (van hartritme, bloeddruk, ademhaling, doorbloeding, en andere automatisch verlopende processen van het autonome zenuwstelsel). Het lichaam produceert een zachte tedere warmte, als van een uit de slaap ontwakend kind. Wanneer je uit deze trance komt kun je een toestand van verruimd bewustzijn ervaren. Eigenlijk een toestand waarin de impressie van de normale ego-staat even opgeheven is en je de wereld veel meer direct ervaart zoals hij is. Je wordt direct geraakt door de schoonheid ervan. Ook in jezelf is er een beleving van nieuwe kracht, fris, sprankelend, als herboren. Dit fenomeen ligt aan de ene pool van de horizontale as van het theoretisch model van biodanza. (De andere pool is Identiteit). Rolando Toro heeft deze Trance-pool later Regressie genoemd, wat duidt op een terugkeer naar de ongedifferentieerde oertoestand. (zie pag. 9) Ons bewustzijn beweegt zich continue tussen deze 2 polen. De definitie van regressie die wordt gehanteerd is: ‘psycho-fysiologische terugkeer naar het foetale of perinatale stadium, waarbij de persoon zichzelf herijkt aan die toestand. Het heeft een integratief, vernieuwend karakter van psycho-biologisch herstel’.
Jacqueline Dijks, Monografie Biodanza, 2013
61
Trance is dus universeel; iedereen kan in trance raken. Maar niet iedereen kan zich er meteen helemaal aan overgeven, dat hangt af van hoe sterk iemands verdedigingspantser tegen loslaten is. Na een aantal sessies zal het steeds makkelijker gaan en zal de trance zich verdiepen. Biodanza onderscheidt 5 niveaus van trance en heeft voor elk daarvan specifieke oefeningen. (niveau´s van overgave en vermogen om ego-grenzen los te laten, op te lossen). De niveau´s hebben een progressieve opbouw van lichte naar diepe trance, die je gebruikt naarmate de groep veilig en geïntegreerd is. In het schema hieronder is te zien hoe muziek het bewegen op de as Identiteit - Regressie kan ondersteunen. soort muziek Ritmisch, krachtig, puntig, aards, lage drumtonen
melodisch, vloeiend, golvend, een homogeen klankweefsel
werking op autonoom / vegetatief zenuwstelsel Sympathisch; alle “emergency”- reacties: samentrekking vd perifere vaten, bloed gaat naar de spieren, verhoogde hart-activiteit, verhoogde bloeddruk, verwijde pupillen, verminderde speekselafscheiding, verminderde erotische gevoeligheid para-sympatisch; sensatie van overvloed, volheid, vrede, welbevinden: vertraagde hartslag, geneigdheid tot rust, slaap en overgang naar droom toestand, verhoogde speekselafscheiding, verhoogde erotische gevoeligheid
effect
stimuleert / remt af:
versterkt
ergotroop
stimuleert de aandacht, activeert, euphoriseert, energetiseert; alertheid, snelheid, reactievermogen
Identiteit, verhoging van bewustzijn van lichaamsgrenzen, wekt zelfbewustzijn op
trofotroop
remt alertheid en waakzaamheid af; bevordert vertraging, ontspanning, rust, herstel, slaap, intieme harmonie, behaaglijkheid, genot
Regressie, wekt trance op, vervaging van de lichaamsgrenzen, oplossen van egogrenzen
Rolando Toro over regressie: Om terug te kunnen keren naar zijn oorspronkelijke staat van eenheid en harmonie, kan het lichaam in regressie gaan. Hij spreekt in dit verband van “regeneratieve regressie” en “retro-progressie”: terugkeren naar de oorspronkelijke staat om vooruit te kunnen gaan. Dat houdt in een terugkeer naar de oceanische staat, vormloos, chaotisch en ongedifferentieerd, van waaruit het organisme zichzelf opnieuw kan organiseren op alle niveau’s. De groep vormt de baarmoeder waarin dit proces kan plaatsvinden. Dit idee heeft hij opgenomen vanuit de studie van de mythologische ceremoniën, rituelen en orgiën, waar de trance leidde tot overgave aan chaos en dood (van de ego-structuren) en tot wedergeboorte als vrij en (ver)licht mens in de gemeenschap van mensen.
Jacqueline Dijks, Monografie Biodanza, 2013
62
Het wordt ondersteund door biologische ontdekkingen. Juan Rof Carballo (1905 – 1994, medicus en vader van de psychosomatiek, schreef zijn beroemde werk "Patología Psicosomática" in 1949 ): “als biologische systemen niet in staat zouden zijn terug te keren naar een primaire ontwikkelingsfase (de embryonale fase van hun structuur), om zichzelf te de-differentiëren, zou het organisme een van zijn belangrijkste beveiligingsmechanismen verliezen”. Hij toonde aan dat cellen in beschadigde weefsels dit vermogen bezitten om zich te de-differentiëren en vervolgens zich kunnen herprogrammeren tot nieuwe functies.
Triomf van Bacchus, anoniem, aangetroffen op een antieke sarcofaag
Jacqueline Dijks, Monografie Biodanza, 2013
63
Conclusie / Nawoord Naam Mijn moeder is mijn naam vergeten. Mijn kind weet nog niet hoe ik heet. Hoe moet ik mij geborgen weten? Noem mij, bevestig mijn bestaan, Laat mijn naam zijn als een keten. Noem mij, noem mij, spreek mij aan, o, noem mij bij mijn diepste naam. Voor wie ik liefheb, wil ik heten. Neeltje Maria Min
Biodanza is een laagdrempelige manier van oefenen met herstel van verbinding en contact. Met je lichaam, met jezelf, met de anderen en het leven in het algemeen. Het heeft voor mij dit alles dichterbij gebracht. Omdat lichaam en geest één zijn heeft het werken met het lichaam een direct effect op de emotionele, psychische en spirituele dimensies van je totaliteit. Als je het de tijd geeft om door te werken, heeft het een integrerende potentie op al deze aspecten van het mens-zijn. Het heeft mijn in-de-wereld-zijn drastisch veranderd. Voor mij persoonlijk is biodanza een ervaring geweest van smelten. Smelten van mijn egospierpantser. De goedheid van de lichamelijke nabijheid en warmte van anderen en de wederzijdse aanraking drongen diep door en lieten ook mijn psychische afweermechanismen smelten. Het aanraken is een vorm van bevestiging van elkaars bestaan. Voor mij is het een equivalent van het noemen van de naam, zoals in het gedicht hierboven. Ik begon te landen tussen de mensen, met lichaam en al. Mijn aanwezigheid is verdiept. Ik ben ontspannener en ken mijn verlangen naar contact en verbinding. Ik heb de krachten van Thanatos in mijzelf herkend en heb mezelf opnieuw toevertrouwd aan Eros, het verlangen naar het leven en het ´ja` aan al het goede. Biodanza onderscheidt zich mijns inziens van andere soorten van werken met gezondmaking en heelwording, doordat het bewust en expliciet werkt met de lichte, gezonde krachten in de mens. Het gaat voorbij aan cognitieve en analytische probleembenadering en werkt rechtstreeks in op het vitaal onbewuste waar onze ingeboren lichamelijke wijsheid en biologische kompas voor gezondheid aangesproken worden. Wanneer je een lamp aandoet in een donkere kamer kan de duisternis zich niet handhaven. Wanneer je een kaars aansteekt begint er een zachte warme gloed te stralen en verdrijft het licht niet alleen de duisternis maar verzacht het ook een sombere stemming en brengt het troost. Wanneer je jezelf blootstelt aan het goede en je erdoor laat raken, verdwijnt langzamerhand de impressie die de ontberingen hebben achtergelaten in je lichaam en ziel. Deze effecten heb ik ook waargenomen bij de deelnemers aan de wekelijkse lessen die ik samen met mijn man (die ik op de biodanza-opleiding heb leren kennen) ben gaan geven. Mensen worden vrijer, ontspannener, vrolijker, levenslustiger en vitaler. Dat is niet alleen waarneembaar aan hoe ze veranderen in bewegingsvrijheid, souplesse, bewegingsrepertoire, vloeibaarheid, maar ook in hoe ze elkaars nabijheid opzoeken en de mate van gemak, harmonie en natuurlijke gratie in het aanraken. Bij het kiezen van een partner voor een oefening gaan ze gemakkelijker op elkaar af en kiezen duidelijker uit affiniteit en verlangen. Ze staan open voor elkaar en verwelkomen elkaar. Ze krijgen een band met elkaar en maken afspraken buiten de lessen om. Zelf geven ze aan dat ze merken dat ze spontaner en toegankelijker worden, ook in het dagelijks leven. Jacqueline Dijks, Monografie Biodanza, 2013
64
Appendix
Noot Hoofdstuk 2, Spierpantser *) Wilhelm Reich: Oostenrijks-Amerikaanse psychiater, seksuoloog, psychoanalyticus, bioloog, en natuurkundige van Joodse komaf, voornamelijk bekend als een van de meest radicale personen in de geschiedenis van de psychiatrie. Hij was de auteur van meerdere notabele boeken, waaronder Die Massenpsychologie des Faschismus en Charakteranalyse, allebei uitgegeven in 1933. Reich werkte met Sigmund Freud in de jaren twintig en was een gerespecteerde analist gedurende het grootste gedeelte van zijn leven. Hij besteedde aandacht aan het karakter in plaats van individuele neurotische stoornissen. Tevens probeerde hij het marxisme te verzoenen met de psychoanalyse, met het argument dat een neurose voortkomt uit de fysieke, seksuele, economische, en sociale omstandigheden van de patiënt. Eveneens steunde hij de ontwikkeling van seksualiteit in de puberteit, de beschikbaarheid van voorbehoedsmiddelen, abortus, scheiding, en het belang van de economische onafhankelijkheid van vrouwen. Zijn werk beïnvloedde een generatie van intellectuelen, en hielp de ontwikkeling van innovaties zoals Fritz Perls' Gestalt-therapie, Alexander Lowen's bio-energetica, en Arthur Janovs primal therapie. Later in zijn leven werd hij een controversieel figuur die zowel geliefd en gehaat was. Hij schond enkele psychoanalytische taboes, zoals het ontwikkelen van lichaamsgerichte psychotherapie waarbij aanraken werd gebruikt tijdens een sessie.
Geraadpleegde literatuur Boek Rolando Toro – Biodanza Readers van de School voor Biodanza – Amsterdam, IBF, Sistema Rolando Toro Wikipedia Jean Liedloff – The Continuum Concept Alexander Lowen – Bio-energetica; de genezende taal van het lichaam Id. – Pleasure; A Creative Approach to Life Id. – Depression and the Body; the Biological Basis of Faith and Reality Fritjof Capra – The Web of Life Tjeu van den Berk – Het mysterie van de hersenstam; Over basisfuncties, psychosomatiek en spiritualiteit Peter Levine – In an Unspoken Voice; How the body releases trauma and restores goodness Id. – Waking the Tiger, Healing Trauma Ashley Montagu – Touching Kerstin U. Moberg – De oxytocine-factor; benut het hormoon van onthaasting, genezing en verbondenheid Hans Seyle – The stress of life Michael Balint – The Basic Fault; Therapeutic Aspects of Regression
Stress en epigenetica: http://learn.genetics.utah.edu/content/epigenetics/ ; Universiteit van Utah http://www.plosone.org/article/info%3Adoi%2F10.1371%2Fjournal.pone.0045446 ; online tijdschrift PLOS One.
Jacqueline Dijks, Monografie Biodanza, 2013