Het Cohesiebeleid Een terugblik Versie 3 Door Tim Buiting
Aarlenstraat 22 1050 Brussel België +32 (0)2 511 50 40
[2.1]
Inhoudsopgave 1 INTRODUCTIE
3
2 HISTORIE EN DUIDING 2.1 EUROPEES REGIONAAL BELEID: EEN POLITIEK BELADEN HISTORIE 2.1.1 TIJDLIJN EUROPEES REGIONAAL BELEID
4 4 7
3 HOE HET WERKT - COHESIEBELEID 2007-2013 3.1 DE VERSCHILLENDE FONDSEN 3.2 VAN ORGANISATIE TOT IMPLEMENTATIE 3.2.1 COMMUNITY STRATEGIC GUIDELINES FOR COHESION 3.2.2 NATIONAL STRATEGIC REFERENCE FRAMEWORK 3.2.3 OPERATIONELE PROGRAMMA’S 3.3 STRATEGIE COHESIEBELEID 2007-2013 3.3.1 DOELSTELLING 1: CONVERGENTIE – SOLIDARITEIT TUSSEN LIDSTATEN 3.3.2 DOELSTELLING 2: REGIONALE CONCURRENTIEKRACHT EN WERKGELEGENHEID 3.3.3 DOELSTELLING 3: EUROPESE TERRITORIALE SAMENWERKING 3.4 FONDSENVERDELING OVER LIDSTATEN EN REGIO´S 3.4.1 GOING NUTS 3.4.2 REGIOCATEGORISATIE 3.4.3 FONDSALLOCATIE 3.5 EUROPEES FONDS VOOR REGIONALE ONTWIKKELING 3.5.1 DOELSTELLING 2: DE OPERATIONELE PROGRAMMA’S 3.5.2 DOELSTELLING 3: EUROPEAN TERRITORIAL COOPERATION 3.6 EUROPEES SOCIAAL FONDS 3.6.1 ORGANISATIE 3.6.2 VOORTGANGSRAPPORTAGE 3.7 SPECIALE ONDERSTEUNINGSINSTRUMENTEN
8 8 9 10 10 11 11 11 12 12 13 13 14 15 16 16 21 24 25 25 27
4 CONCLUSIE
28
5 AFKORTINGLIJST
29
6 BIBLIOGRAFIE
30
7 BIJLAGEN 36 7.1 BIJLAGE 1: REGIO CATEGORISATIE 2007-2013 37 7.2 BIJLAGE 2: LEDEN VAN HET COMITÉ VAN TOEZICHT VOOR DE VIER REGIO’S IN NEDERLAND 38 7.3 BIJLAGE 3: FINANCIEEL OVERZICHT OPERATIONELE PROGRAMMA’S REGIO’S NOORD, OOST, ZUID EN WEST MET BETREKKING TOT EFRO EN DOELSTELLING 2 BINNEN HET COHESIEBELEID 39 7.4 BIJLAGE 4: KAARTEN DEELNEMENDE REGIO’S INTERREG PROGRAMMA’S 41 7.5 BIJLAGE 5: VOORTGANGSRAPPORTAGE ESF NEDERLAND 43
2
[2.1]
1 Introductie “In the Union, we have a third policy which is part of our economic growth armoury and which provides us with a balancing factor: Cohesion Policy” - Graham Meadows (2008, Directeur-Generaal DG Regional Policy 2003-2006)
Er bestaan veel verschillende visies op Europa. De een ziet een federaal Europa, de andere een verzameling van autonome lidstaten. Wat de visie ook is, duidelijk is dat de verschillen binnen de Europese grenzen groot zijn; niet alleen tussen de lidstaten, maar ook binnen de lidstaten zelf. Al sinds de oprichting van de Europese Economische Gemeenschap (EEG) in 1958 is er aandacht voor het reduceren van de regionale ongelijkheden. Dit heeft in de loop van de jaren steeds meer vorm gekregen onder de noemer ‘Cohesiebeleid’ of ‘Regionaal beleid’. De financiële implicatie van dit beleid omvat inmiddels ruim een derde van het EUbudget. Op het moment van schrijven loopt het Cohesiebeleid 2007-2013 op zijn einde en zijn de voorbereidingen voor de nieuwe periode in volle gang. Een goed moment om terug te kijken naar waar het Cohesiebeleid vandaan komt en hoe het werkt. Dit rapport gaat in op de historie van één van de grootste subsidie-instrumenten van de EU. Daarnaast zal er dieper ingegaan worden op het Cohesiebeleid van de periode 2007-2013, om de werking van het beleid uit te leggen.
3
[2.1]
2 Historie en duiding Anno 2012 omvat het Cohesiebeleid ruim een derde van het EU budget, maar hoe heeft het zo’n prominente rol binnen de Europese Unie verworven? In dit hoofdstuk zal de veelomvattende geschiedenis van het Europese Cohesiebeleid kort worden weergegeven.
2.1 Europees regionaal beleid: Een politiek beladen historie Bij de oprichting van de Europese Economische Gemeenschap (EEG) in 1958 na het tekenen van het verdrag van Rome speelde regionaal beleid nog geen grote rol in Europese politiek. Wel werd er indirect naar gerefereerd door regelmatig te spreken over “harmonieuze ontwikkeling door het reduceren van grote verschillen“. Ook werd het eerste Structuurfonds, dat later een grote rol in het regionaal beleid zou spelen, opgericht: het Europees Sociaal Fonds (ESF). In de aanloop naar de oprichting van het Directoraat-Generaal Regionaal Beleid (DG Regio) in 1968 waren er verschillende initiatieven ontplooid om het onderwerp op de agenda te zetten, zoals een conferentie geïnitieerd door de voorloper van het Europees Parlement (EP), het parlementaire assemblee. De toetreding van het Verenigd Koninkrijk (VK) in 1973 leidde er onder andere toe dat het regionaal beleid van meer financiële middelen werd voorzien door middel van de oprichting van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) in 1975. Het VK weinig profiteren van het gezamenlijk landbouwbeleid en dit fonds moest onder andere hiervoor compenseren. Toetreding van nieuwe lidstaten was vaker aanleiding voor hervormingen in het regionaal beleid. De totstandkoming van de Single European Act (SEA) uit 1986 met als doel één interne markt te creëren hing bijvoorbeeld af van de steun van de, toen nog kandidaat, lidstaten Spanje en Portugal. Één grote geliberaliseerde Europese markt zou, volgens de Spanjaarden en Portugezen, ongelijkheden juist vergroten en armere regio’s moesten daarom hiervoor ‘gecompenseerd’ worden. Om de SEA geratificeerd te krijgen moesten armere lidstaten gerustgesteld worden (Dinan, 2010). Toenmalig voorzitter van de Europese Commissie (EC), Jacques Delors, beloofde significant meer middelen beschikbaar te stellen om de regionale verschillen te verkleinen. Hij wist zich daarin gesteund door François Mitterand en Helmut Kohl, maar stuitte op hevig verzet van Margret Thatcher, die uiteindelijk door slim politiek spel buitenspel is gezet. Het Delors-I pakket, voorzag in de financiële middelen voor deze uitbreiding van de Cohesiemiddelen. Het Verdrag van Maastricht uit 1992 is vooral bekend van de oprichting van de Europese Unie en de grondlegging voor een gemeenschappelijke munt, maar het maakte ook de weg vrij voor de oprichting van het Cohesiefonds en het Comité van de Regio’s. Het Delors-II pakket deed in 1992 hetzelfde door de gemeenschappelijke uitgaven opnieuw fors te verhogen, met name ten behoeve van het nieuw opgerichte Cohesiefonds. Het effect van beide pakketten op de uitgaven is zichtbaar in figuur 1. Het Cohesiefonds moest de
4
[2.1]
economische en budgettaire problemen in de armste lidstaten helpen verlichten en daarmee de weg naar een Europese economische en monetaire unie ondersteunen. Het jaar 2000 was die van de lancering van de Lissabon strategie die de nadruk legde om van de EU “…de meest concurrerende en dynamische op kennis gebaseerde economie te maken in staat op duurzame groei met meer en betere banen en grotere sociale cohesie te bewerkstelligen” (Lisbon strategy, 2000). In deze 10-jarige agenda voor de EU kregen kennis en innovatie een belangrijke rol. Echter leken de meeste lidstaten de doelstellingen te gaan missen en concludeerde een onderzoekscommissie onder leiding van oud-premier Wim Kok dat Europa haar strategie moest bijstellen (Kok, 2004). Het Kok-rapport was niet de eerste kritische noot op de Lissabonstrategie. Het ‘Sapir Rapport’ (2003), geschreven in opdracht van de toenmalige voorzitter van de Europese Commissie Romano Prodi, omschreef het EUbudget als een historisch relikwie en was zeer kritisch over de Lissabonstrategie. In het rapport werd geadviseerd om de Europese uitgaven fundamenteel te hervormen en deze beter te laten aansluiten op de Europese ‘prioriteiten voor groei en banen’. Zo moest het landbouwbeleid afgeschaft worden en diende het Cohesiebeleid grondig hervormd te worden (Manzella, 2009). Beide rapporten en de toetreding van 10 nieuwe, veelal armere, lidstaten hebben ertoe geleid dat het Cohesiebeleid in 2006 flink op de schop ging. Het beleid moest strategischer gaan functioneren door het te verankeren in de vernieuwde Lissabonstrategie uit 2005 en lidstaten een eigen strategisch implementatieplan te laten opstellen, het Nationaal Strategisch Referentiekader. Ook kregen lidstaten en regio’s meer verantwoordelijk door de decentrale programmering, uitvoering en controle van het beleid Deze hervormingen maakten ook de weg vrij voor het huidige Cohesiebeleid dat loopt van 2007 tot 2013.
5
[2.1]
Figuur 1 Uitgaven cohesiebeleid 1989-2013
6
[2.1]
2.1.1 Tijdlijn Europees Regionaal Beleid
Figuur 2: Geschiedenis Europees regionaal beleid
Bron: DG Regionaal Beleid, 2008; Manzella,2009
7
[2.1]
3 Hoe het werkt - Cohesiebeleid 2007-2013 In dit hoofdstuk zal kort worden uitgelegd hoe het Cohesiebeleid functioneert aan de hand van het beleid zoals vastgesteld voor de periode 2007-2013. Hierbij is de Nederlandse situatie als uitgangspunt gebruikt.
3.1 De verschillende fondsen Het Cohesiebeleid wordt door een aantal fondsen omgezet van beleid naar actie. In de afbeelding hieronder staan de fondsen weergegeven evenals de budgetverdeling over de drie fondsen.
Figuur 3: De fondsen
Het oudste Structuurfonds is het Europees Sociaal Fonds en bestaat in zijn huidige vorm al sinds 1957. Het ESF heeft zijn wortels in de oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal (EGKS) waarbinnen een fonds beschikbaar was om arbeiders in deze industrie om- of bij te scholen of elders aan werk te helpen. Hoewel de omstandigheden sterk zijn veranderd, is de kern van het programma nooit veranderd en wordt het nog steeds voornamelijk ingezet ter bevordering van werkgelegenheid.
Totaal Budget Cohesiebeleid 2007-2013
70 Mjrd 76 Mjrd
EFRO 201 Mjrd
ESF Cohesiefonds
8
[2.1]
Het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) heeft als doel de regionale ongelijkheden tussen regio’s te verkleinen. Het fonds, dat sinds 1975 bestaat, richt zich op economische ontwikkeling, concurrentie en transnationale ontwikkeling binnen de EU. Een groot verschil met bijvoorbeeld het Cohesiefonds is dat dit fonds zich sterk op regionaal niveau afspeelt. Lidstaten waarbij het bruto binnenlands product (bpp) lager ligt dan 90% van het EUgemiddelde komen in aanmerking voor het Cohesiefonds. Dit fonds werd opgericht in 1992 ten behoeve van de meest arme regio’s in de EU. Het fonds wordt gebruikt om economische en sociale ongelijkheden te verkleinen en het economisch proces in een lidstaat verder te stabiliseren. Veel nieuwe lidstaten in Oost-Europa ontvangen hier geld uit.
3.2 Van organisatie tot implementatie De implementatie van het Europees regionaal beleid leunt sterk op het subsidiariteitsbeginsel. Dit wil in het kort zeggen dat beslissingen zo dicht mogelijk bij de burger genomen moeten worden. Hogere overheden, zoals de EU, moeten zich volgens dit beginsel zo min mogelijk bemoeien met taken die door lagere overheden afgehandeld kunnen worden. De implementatie en organisatie van het regionaal beleid vinden dan ook veel op regionaal niveau plaats, maar dit wordt wel gestuurd vanuit zowel de nationale als Europese overheden. De EC formuleert richtlijnen die als basis moeten dienen voor een nationaal kader waarin uiteindelijk de operationele programma’s en/of projecten op regionaal niveau moeten opereren.
Community Strategic Guidelines
National Strategic Reference Framwork (NSRF)
Operational Programme (OP)
Figuur 4: van organisatie naar implementatie
9
[2.1]
3.2.1 Community Strategic Guidelines for Cohesion In haar Community Strategic Guidelines (CSG) zet de EC uiteen wat volgens haar de prioriteiten van het nationaal, en later het regionaal, Cohesiebeleid moeten zijn. Voor de CSG van de periode 2007-2013 heeft de EC zich laten inspireren door de (vernieuwde-) Lissabonagenda (European Communities Communication , 2005 COM 24) en de Gothenburg agenda. Waar de Lissabonagenda zich toespitste op concurrentiekracht en economische groei richtte de Gothenburg agenda zich op duurzame groei. Beide agenda’s vinden weerklank in de CSG. In de CSG staan drie prioriteiten beschreven waarbinnen de middelen van het Cohesiebeleid besteed kunnen worden en waaraan ook de nationale programma’s moeten voldoen. Lidstaten, regio’s en steden moeten:
aantrekkelijker gemaakt worden door de toegankelijkheid te vergroten, een hoge kwaliteit en niveau van service en het milieu te beschermen; innovatie, ondernemerschap en groei van de kenniseconomie aanmoedigen door onderzoeks- en innovatiecapaciteit, waaronder nieuwe informatie- en communicatietechnologieën; meer en betere banen scheppen door meer mensen aan het werk te helpen of tot het ondernemerschap te bewegen, het aanpassingsvermogen van werknemers en bedrijven te vergroten en meer te investeren in menselijk kapitaal.
3.2.2 National Strategic Reference Framework Het National Strategic Reference Framework (NSRF) wordt door de lidstaten opgesteld om de uiteindelijke regionale implementatie te sturen. Deze strategische kaders worden opgesteld onder andere op basis van het door de EC opgestelde CSG. In het Nederlandse NSRF (NSRF, 2006) is een analyse gemaakt van de huidige concurrentiepositie van Nederland als geheel en per regio (Noord, Zuid, West, Oost). Op basis van deze nationale SWOT-analyse kan richting worden gegeven aan de besteding van de Structuurfondsen van het Europees regionaal beleid. Nederland koos er voor geen nieuw beleid te bedenken, maar met Structuurfondsen bestaande beleidsinitiatieven te intensiveren. Het NSRF 2007-2013 sluit daarom aan op de volgende bestaande nationale beleidsdocumenten: voortgangsrapportage van het Nationaal Hervormingsprogramma (2006) , Nota Pieken in de Delta1 (2004), Nota Mobiliteit2 (2004), Agenda Vitaal Platteland3 (2006), Grote Stedenbeleid (2004) en Ruimte voor de Rivier4 (g.d.). 1
Pieken in de Delta (PiD) had als doel middels subsidies het ondernemings- en vestigingsklimaat in Nederland te verbeteren. 2 Nota Mobiliteit is het nationaal verkeers- en vervoerplan waar verantwoordelijkheden van alle overheden samenkomen. 3 Agenda Vitaal Platteland is het nationaal beleid voor leefbaar, vitaal en duurzaam platteland 4 Ruimte voor de Rivieren is het programma dat als doel heeft Nederland te behoeden voor overstromingen
10
[2.1]
Het NSRF van Nederland voor de periode 2007-2013 kent de volgende prioriteiten: 1. versterken van innovativiteit en ondernemerschap; 2. vergroten van de aantrekkelijkheid van regio’s; 3. investeren in de socio-economische vitaliteit van de grote steden; 4. vergroten van de toevoer van arbeid; 5. vergroten van het aanpassingsvermogen van en investeren in human capital; 6. effectieve samenwerking met onze buurlanden.
3.2.3 Operationele programma’s De Operationele Programma’s (OP) met betrekking tot EFRO worden door de verschillende regio’s in Nederland opgesteld en hebben betrekking op één doelstelling en één instrument. In een OP analyseert een regio zichzelf en stelt vast wat voor de regio belangrijk is. Naast een visie en strategie voor de regio beschrijft het OP ook hoe de initiatieven worden uitgevoerd, waar verantwoordelijkheden liggen en wie verantwoordelijk is voor de controle. Het geheel wordt door de EC getoetst of het voldoet aan het NSRF en het CSG. Hetzelfde geldt voor het OP voor het ESF, echter wordt dit OP op nationaal niveau geschreven en uitgevoerd.
3.3 Strategie Cohesiebeleid 2007-2013 Voor de periode 2007-2013 zijn een drietal prioriteiten vastgelegd voor het Cohesiebeleid; convergentie, regionaal concurrentievermogen en werkgelegenheid en Europese territoriale samenwerking Elk van deze prioriteiten, of doelstellingen, wordt ondersteund vanuit één of meer instrumenten (zie figuur 5). Ten opzichte van het voorgaande programma is het 2007-2013 programma eenvoudiger opgesteld. Waar er in 2000-2006 nog vier prioriteiten, vier community initiatives en zes financiële instrumenten waren, is dit voor het programma 2007-2013 teruggebracht naar drie prioriteiten en drie instrumenten. Figuur 5: Doelstellingen en fondsen
3.3.1 Doelstelling 1: Convergentie – Solidariteit tussen lidstaten Deze prioriteit heeft als hoofddoel regionale ongelijkheden in de armere regio’s te reduceren. Gelden beschikbaar binnen deze prioriteit zijn ook uitsluitend bedoeld voor regio’s waarin het bruto binnenlands product (bbp) per capita minder dan 75% van het Europees gemiddelde bedraagt. Nederland komt dan ook niet in aanmerking voor fondsen beschikbaar binnen deze doelstelling.
11
[2.1]
Tabel 1: Cijfers doelstelling 1 Aantal regio’s:
99
Aantal Europeanen
170 miljoen
Totaal euro’s
€ 283,3 miljard (81,5% van totaal budget)
Type projecten
Verbeteren basisinfrastructuur, ondernemers helpen, water en afval behandeling, snel internet, training, creatie van banen, etc.
3.3.2 Doelstelling 2: Regionale concurrentiekracht en werkgelegenheid Het belangrijkste doel van deze prioriteit is het creëren van banen en het aantrekkelijker maken van regio’s voor ondernemers en investeerders. De fondsen, die beschikbaar worden gesteld binnen deze prioriteit, zijn bedoeld voor die regio’s die niet in aanmerking komen voor fondsen binnen de eerder genoemde prioriteit, convergentie, waaronder Nederland. Tabel 2: Cijfers doelstelling 2 Aantal regio’s:
172
Aantal Europeanen
330 miljoen
Totaal euro’s
€ 55 miljard (16% van totaal budget)
Budget voor NL
€ 1 660 miljoen
Type projecten
Ontwikkelen schoon transport, onderzoekscentra ondersteunen, universiteiten, MKB & start-ups, training, etc.
3.3.3 Doelstelling 3: Europese territoriale samenwerking Initiatieven binnen deze doelstelling zijn bedoeld om de samenwerking tussen lidstaten en/of regio’s te bevorderen. Het overkoepelende programma dat deze doelstelling uitvoert heet INTERREG IV en bestaat uit drie typen programma’s:
INTERREG IV A: Grensoverschrijdende samenwerkingsprogramma’s: 52 initiatieven rond de interne grenzen van de EU. Budget: 5,6 miljard euro INTERREG IV B: Transnationale samenwerkingsprogramma’s: 12 programma’s die een groot gebied beslaan. Budget: 1,8 miljard euro INTERREG IV C: Interregionale samenwerkingsprogramma’s: EU brede programma’s die met name kennis en ervaring uitwisseling faciliteren. Budget: 445 miljoen euro.
Zoals te zien is in tabel 3 is het totaalbudget voor doelstelling 3 8,7 miljard euro terwijl de optelsom van de budgetverdeling over de drie typen INTERREG 7,845 miljard euro bedraagt. Dit komt doordat deze doelstelling ook bijdraagt aan het instrument dat lidstaten ondersteund die willen toetreden tot de EU (instrument for pre-accession assistance5) en de European Neigbourhood and partnership Instrument (ENPI)6. 5 6
Instrument for pre-accession assistance European Neigbourhood and partnership Instrument
12
[2.1]
Specifieke programma’s binnen deze INTERREG types zullen later verder toegelicht worden. Tabel 3: Cijfers doelstelling 3 Aantal regio’s:
alle
Aantal Europeanen
500 miljoen
Totaal euro’s
€ 8,7 miljard (2,5% van totaal budget)
Budget voor NL
€ 247 miljoen
Type projecten
Gedeeld management van natuurlijke hulpbronnen, risicobescherming, verbeteren transportlinks, creëren van universiteitsnetwerken, etc.
3.4 Fondsenverdeling over lidstaten en regio´s Nadat het Meerjarig Financieel Kader (MFK) 2007-2013 was vastgesteld, werd er stevig onderhandeld over de allocatie van gelden aan de verschillende EU programma’s, zo ook het Cohesiebeleid. Nadat dit was vastgesteld op 347 miljard euro, is dit geld toegewezen aan doelstellingen, zoals hierboven beschreven, aan lidstaten en aan regio’s. Hieronder staat beschreven hoe de allocatie van fondsen geregeld is.
3.4.1 Going NUTS Zoals eerder te lezen was, worden sommige programma’s op nationaal niveau uitgevoerd en andere weer op regionaal of provinciaal niveau. Echter is het niet aan de lidstaat om te bepalen wat nu precies een ‘regio’ is. Om het voor de EU mogelijk te maken fondsen eerlijk toe te wijzen aan een bepaald gebied, is het van belang dat er een gestandaardiseerd systeem is dat dit mogelijk maakt. Dit is het Nomenclature of territorial units for statistics, oftewel NUTS. NUTS Tabel 4: NUTS classificatie classificeert landen en regio’s Level Minimum Maximum in drie categorieën: NUTS 1, bevolkingsaantal bevolkingsaantal NUTS 2 en NUTS 3. In tabel 4 NUTS 1 3 miljoen 7 miljoen staan de definities van deze NUTS 2 800 000 3 miljoen NUTS 3 150 000 800 000 classificaties. bron: Eurostat, 2012
In Nederland zijn de vier landsdelen (Noord, Oost, Zuid en West) de NUTS 1 regio’s, vormen de provincies de NUTS 2 regio’s en zijn de zogenaamde COROP-regio’s de NUTS 3 regio’s (CBS, 2013). Deze laatste afkorting staat voor Coördinatie Regionaal Onderzoeksprogramma. Nederlandse regio’s In Nederland worden de fondsen, die minimaal voor NUTS 2 niveau zijn bestemd, niet op provinciaal niveau georganiseerd (NUTS 2), maar op landsdeelniveau (NUTS 1). Een OP schrijven op provinciaal niveau zou in verhouding veel kosten met zich mee brengen. Op landsdeelniveau wordt er eerder de juiste massa bereikt om de uitvoeringsstructuur te
13
[2.1]
kunnen verantwoorden. Daarnaast waren de landsdelen, op regio Zuid-Nederland na, tot op zekere hoogte al georganiseerd. Hierdoor leek het ook uit historisch oogpunt logisch het Europees regionaal beleid op landsdeelniveau te laten afspelen. Gaat het dus over NUTS 2 dan spreekt met statistisch gezien over de provincies, maar in de context van het Cohesiebeleid doelt men op de vier landsdelen.
3.4.2 Regiocategorisatie Grofweg zijn er twee soorten regio’s in Europa in de context van het Cohesiebeleid: convergentieregio’s en concurrentie & werkgelegenheid regio’s. Terugkoppelend naar de doelstellingen van het 2007-2013 programma is te zien dat deze overeenkomen. Een kaart met de regiocategorisatie is te vinden in bijlage 1. Convergentieregio’s zijn de regio’s waar het bbp minder dan 75% van het Europees gemiddelde is. Deze regio’s ontvangen verreweg het meeste geld uit het Cohesiebudget . Hier vallen in de periode 2007-2013 86 regio’s onder, met name Oost-Europese regio’s en een aantal regio’s in Spanje, Portugal, Italië en Griekenland. Regio’s die hier niet voor in aanmerking komen vallen automatisch in de andere categorie: concurrentie & werkgelegenheid regio’s. Echter zijn er nog twee andere categorieën, namelijk de ‘phasing-in’ en de ‘phasing-out’ regio’s. Omdat de statistische verhoudingen sterk veranderden toen in 2004 10 nieuwe lidstaten werden verwelkomd in de EU, zouden veel regio’s steun vanuit de Structuurfondsen verliezen. Veel regio’s die voorheen een convergentieregio zouden zijn, waren dat opeens niet meer door het sterk gedaalde gemiddelde Europese bbp. Om deze overgang zachter te laten verlopen, zijn er ‘phasing-out’ en ‘phasing-in’ categorisaties ingesteld. ‘Phasing-out’ zijn regio’s die nog onder de hierboven beschreven grens van 75% van de EU15 landen zitten. Met EU-15 wordt de EU vóór de toetreding van de nieuwe lidstaten bedoeld. Hetzelfde geldt specifiek voor het Cohesiefonds waarvoor een 90% bbp-drempel van de EU15 geldt. Regio’s, die dus zonder de toetreding van de nieuwe lidstaten nog aanspraak hadden kunnen maken op het Cohesiefonds, vallen onder de ‘phasing-out’ regio’s. Voor regio’s die in de periode 2000-2006 nog onder de 75% bbp-grens van het EU15 gemiddelde vielen, maar in de periode 2007-2013 er boven vallen is er een ‘phasing-in’ categorisatie.
14
[2.1]
3.4.3 Fondsallocatie Bij de allocatie van Structuurfonds gelden aan lidstaten wordt door de EC gekeken naar een zestal criteria: 1. Bevolkingsomvang; 2. werkloosheid; 3. participatie; 4. opleidingsniveau; 5. bevolkingsdichtheid ; 6. bruto regionaal product (brp). Allocatie in Nederland Zoals in tabellen 3 en 5 te zien is, beschikt Nederland over een totaal Structuurfondsenbudget van 1,907 miljoen euro over de periode 2007-2013. Hiervan is 1,660 miljoen euro beschikbaar voor programma’s onder doelstelling 2 en 247 miljoen euro voor programma’s onder doelstelling 3. Binnen doelstelling 2 kan een onderscheid gemaakt worden tussen EFRO en ESF. Het grote verschil tussen deze twee in het kader van allocatie is dat ESF-gelden op nationaal niveau verdeeld worden en EFRO-gelden op regionaal niveau. Voor het ESF wordt dus een nationaal OP geschreven en voor EFRO vier regionale OPs. De verdeling van fondsen over Nederland voor de periode 2007-2013 is weergegeven in tabel 5. Tabel 5: Verdeling gelden doelstelling 2 in miljoenen Euro’s Regio
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
EFRONoord EFROOost EFROWest EFROZuid ESF-NL Totaal
30,7
31,3
31,9
32,6
14
14,3
14,6
20072013 169,4
22,1
22,5
23
23,4
23,9
24,4
24,8
164,1
36,8
37,6
38,4
39,1
51,8
52,9
54
310,6
22
22,5
22,9
23,4
31,1
31,7
32,3
185,9
111,7 223,3
113,9 227,8
116,1 232,3
118,5 237
120,9 241,7
123,2 246,5
125,7 251,4
830 1 660
Bron: Rijksoverheid.nl
Allocatie in Europees perspectief Ter illustratie kan men een vergelijking maken met armere lidstaten om aan te tonen waar de nadruk van het Cohesiebeleid ligt. Neem bijvoorbeeld Polen, een van de nieuwere en armere lidstaten van de EU en de grootste ontvanger van Cohesiegeld. Polen valt niet onder
15
[2.1]
doelstelling twee, maar onder doelstelling 1, convergentie, en kan daardoor ook aanspraak maken op het Cohesiefonds. Onder doelstelling 1 ontving Polen een totaal van 66,6 miljard euro (Cohesiefonds + EFRO + ESF) en onder doelstelling 2 was nog eens 731 miljoen euro beschikbaar.
3.5 Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling Naast de eerder genoemde prioriteiten zijn er in het NSRF ook drie zogenaamde prioritaire assen vastgesteld. Voor EFRO programma’s onder doelstelling 2, Regionale concurrentiekracht en werkgelegenheid, zijn dit:
innovatie, ondernemerschap en kenniseconomie; attractieve regio’s; attractieve steden.
Deze prioritaire assen dienen als kaders voor acties binnen de door regio’s opgestelde Operationele Programma’s. Van deze prioritaire assen dienen de eerste twee altijd terug te komen in programma’s uitgevoerd binnen doelstelling 2. De derde, Attractieve steden, heeft voorkeur om ook in OP’s opgenomen te worden, maar is niet verplicht. In dit hoofdstuk worden de vier operationele programma’s binnen doelstelling 2 van het Cohesiebeleid 2007-2013 beknopt toegelicht. Voor uitgebreide informatie betreft elk van deze OPs zijn er de respectievelijke websites die te vinden zijn in de bibliografie van dit rapport. Hier kan ook een volledige lijst van goedgekeurde projecten gevonden worden.
3.5.1 Doelstelling 2: De operationele programma’s Er zijn vier OPs voor het inzetten van EFRO onder doelstelling 2 in Nederland, namelijk die van de Nederlandse regio’s Noord, Oost, Zuid en West. Deze OPs worden uitgevoerd door de zogenaamde management autoriteit welke verantwoording aflegt aan Het Rijk en de EC. Naast de management autoriteit, die per regio verschilt, is er ook de certificeringsautoriteit en auditautoriteit. Beide zijn op nationaal niveau geregeld en dus hetzelfde voor elke regio. In Nederland zorgt de Dienst Regelingen van het Ministerie van Economische Zaken voor de certificering van betalingen. De auditdienst van het Ministerie van Financiën is belegd met de functie als auditautoriteit in Nederland. Dit houdt in dat zij toeziet op de verificatie van het management- en controlesysteem. Daarnaast is er ook nog een Comité van Toezicht die in de regio georganiseerd is. Dit comité wordt voorgezeten door iemand van de management autoriteit en bestaat voor de rest uit vertegenwoordigers van belanghebbenden, zoals de lokale autoriteiten, sociale partners en kennisinstellingen, maar dit verschilt per regio. In bijlage 2 is de volledige lijst van leden van het comité van toezicht beschikbaar.
16
[2.1]
3.5.1.1 OP Noord-Nederland “Transitie van de Noord-Nederlandse economie naar een kenniseconomie waarin ontwikkeling en implementatie van innovatie en technologie samengaan met een versterking van de ruimtelijke kwaliteiten in stad en platteland.” (OP Noord Nederland, 2006). De bovenstaande centrale doelstelling komt uit het OP dat is opgesteld door de drie noordelijke provincies; Friesland, Groningen en Drenthe. In totaal kan de regio Noord Nederland beschikken over 169,4 miljoen euro EFRO subsidie voor doelstelling 2. De managementautoriteit van Noord Nederland, Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN), verwacht 45,45% van de totale uitgaven voor met EFRO gesubsidieerde projecten te cofinancieren. Hiervan is ruim 92% publiekelijk geld, de rest is afkomstig uit de private sector. In Noord-Nederland heeft men bepaalde sleutelgebieden geïdentificeerd waarvoor extra aandacht zal zijn binnen het OP namelijk water, energie en sensortechnologie. Daarnaast zijn er een aantal zogenaamde speerpuntsectoren benoemd die tevens op extra aandacht kunnen rekenen namelijk life sciences, ICT, chemie, agribusiness, metaal/scheepsbouw, zorgeconomie en toerisme. Voortgangsrapportage In tabel 9 in bijlage 3 is een overzicht gegeven van hoe EFRO gelden vooraf zijn verdeeld over de prioriteiten (A), wat er per december 2011 is toegekend (B) en wat er daadwerkelijk is uitgegeven (D). De toekenning van fondsen is hoger dan de gebudgetteerde bedragen. SNN verwacht dat ruim 20 miljoen euro EFRO subsidie, dat is toegekend aan projecten, uiteindelijk niet zal worden uitgegeven. Anticiperend hierop heeft SNN 20,3 miljoen euro over-committering toegestaan (tabel 9). Ook is er te zien hoe aan het eind van 2011 het grootste gedeelte van het EFRO is toegekend aan projecten. Er is echter nog weinig daadwerkelijk uitgegeven, namelijk ongeveer 24% van de beschikbare middelen (exclusief over-committering). SNN concludeert in haar vooruitgangsrapport 2011 dat de uitgaven achterlopen op schema, maar dat deze achterstand snel ingehaald zal worden. Onderwijs, Onderzoek en Innovatie Noord-Nederland zet in haar doelstellingen sterk in op de kenniseconomie. De toekenning van EFRO-geld gaat dan ook vooral naar initiatieven die hieraan bijdragen, zoals te zien is in tabel 9 van bijlage 3 bij prioriteit 1. Het OP Noord-Nederland lijkt gefocust op de creatie van clusters waar kennisproducenten en -consumenten bij elkaar worden gebracht. Voorbeelden hiervan zijn Energy Valley en het cluster rondom het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG). In de voortgangsreportage (Jaarverslag 2011 Noord verdNederland, 2011) zijn een aantal projecten terug te vinden waarbij kennisinstellingen hebben kunnen profiteren van EFRO.
17
[2.1]
Een aantal hiervan staan hieronder vermeld. De EFRO bijdrage is gebaseerd op de stand per december 2011 (SNN, 2012).
To the Next Level – stimuleren van game industrie onder andere door opzetten opleidingen, aanstellen lectoren en aanjagen van onderzoek. Hier zijn onder andere de RUG, UMCG en NHL Hogeschool bij betrokken. EFRO bijdrage: € 1.241.373 Kennis- en kundecentrum MSO stichting – nieuw gebouw voor Stichting Metaal en Scheepsbouw die een mbo-opleiding wil huisvesten. EFRO bijdrage: € 500.000 Sensor City – ontwikkeling van kenniscluster sensortechnologie in en rondom Assen. Betrokken partijen zijn onder anderen RUG, Hanzehogeschool, Drenthecollege. EFRO bijdrage: € 5.196.246
3.5.1.2 OP Zuid-Nederland “Zuid-Nederland kenmerkt zich op Europees niveau op het vlak van innovatie en economische dynamiek door het stimuleren van een kennisintensieve en duurzame groei, waarbij de regio een koploperpositie binnen Nederland ambieert” (OP Zuid Nederland, 2006). Zuid-Nederland, de regio die wordt gevormd door de provincies Zeeland, Noord-Brabant en Limburg, heeft voor de periode 2007-2013 een totaal van 185,9 euro miljoen tot haar beschikking. Zuid-Nederland zet in haar OP sterk in op innovatie en de commercialisatie van R&D. Het OP begroot dat ruim 40% van de financiering afkomstig zal zijn uit EFRO en 15% co-gefinancierd wordt door private partijen. Onderwijs, Onderzoek en Innovatie Ook in de regio Zuid-Nederland gaat verreweg het meeste EFRO-geld naar de eerste prioriteit, innovatie, ondernemerschap en kenniseconomie. Naar eigen zeggen is het grote succes van OP Zuid-Nederland de mkb subsidies voor innovatiemedewerkers, innovatieprojecten, innovatie advies en sociale innovatie advies. Dit past in de strategische focus op innovatie en commercialisatie van R&D. Ook onderwijsinstellingen profiteren van EFRO, bijvoorbeeld in het project De Uitvinders waar profilering van de technische sector in het onderwijs centraal staat (OP zuid, 2012). Zie hieronder nog enkele voorbeelden van projecten rondom kennis, innovatie en wetenschap:
Ithica Science Centre – jonge mensen inspireren tot een carrière in de wetenschap of technologie. Betrokkenen zijn verschillende onderwijsinstellingen in Zuid-Nederland. EFRO bijdrage: € 4.170.718 De wijk van Morgen – duurzaam bouwen in samenwerking met kennis-, en onderzoeksinstellingen en ondernemers waaronder Hogeschool Zuyd. EFRO Bijdrage: € 1.317.530 Brains Unlimited – realisatie van neuroimaging centre in Maastricht in samenwerking met onder andere het AMC. EFRO bijdrage: € 4.000.000
18
[2.1]
Voortgangsrapportage In tabel 10 in bijlage 3 is te zien hoe het gros van het door EFRO beschikbaar gestelde bedrag al toegewezen is aan projecten. Alleen binnen de derde prioriteit, attractieve steden, is nog ruimte voor nieuwe projecten. De voortgangsreportage OP Zuid spreekt ook van een opvallend hogere private bijdrage in EFRO gesteunde projecten. Dit komt met name door het subsidieprogramma voor het mkb die een hoge eigen bijdrage verlangt. Aan het eind van 2011 was 22,72% gecofinancierd door private partijen waar 15% werd verwacht. Tabel 10 in bijlage 3 laat ook zien dat ruim 43% van de toegekende EFRO subsidie daadwerkelijk is gerealiseerd (jaarverslag OP Zuid, 2011). 3.5.1.3 OP Oost-Nederland “Oost-Nederland heeft de potentie om door te groeien naar een Europese innovatieve topregio. Hiervoor moeten de sterke punten van de regionale (kennis)economie worden benut en mogelijke knelpunten worden omgebogen in nieuwe kansen” (OP Oost Nederland). Oost-Nederland kiest ervoor om veel van de EFRO middelen te richten op stedelijke gebieden. Naast de prioritaire as ‘Attractieve Steden’ heeft Oost-Nederland er voor gekozen de prioriteit ‘Attractieve Regio’s’ meer te richten op verstedelijkte gebieden. Zelf formuleren ze deze dan ook als ‘versterken innovatieklimaat stedelijke netwerken’. Oost-Nederland beoogt ruim 6% van het totale budget voor EFRO gefinancierde projecten uit private investeringen te cofinancieren. EFRO vormt ruim 45% van de financiering op het totaal van de financiering voor EFRO projecten. Het overige deel zal vanuit andere overheidsfondsen gefinancierd worden. Onderwijs, Onderzoek en Innovatie Oost-Nederland heeft drie kennisclusters geselecteerd die de basis vormen voor het innovatiebeleid in dit landsdeel: voedsel, gezondheid en technologie. Innovatie binnen OP Oost-Nederland zal zich afspelen rondom deze drie clusters evenals het uit het NSRF afgeleide kennisgebied ‘energietransitie’. Enkele voorbeelden laten deze toewijding, met name voor de cluster ‘gezondheid’, goed zien. CMInen – innovatiecluster op het gebied van medische beeldvorming. Kennisuitwisseling tussen medische wereld en bedrijfsleven staat centraal. Universiteit Twente is hier nauw bij betrokken. EFRO bijdrage: € 730.750 Micreos – baanbrekend onderzoek naar ‘fagen’, de natuurlijke vijand van bacteriën. Succesvol in zowel onderzoek als het commercialiseren er van. EFRO bijdrage: € 620.713 Consortium Translational Medicine – UMC St. Radboud biedt laagdrempelige onderzoeksfaciliteiten aan voor ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen. EFRO bijdrage: € 4,500.000
19
[2.1]
Voortgangsrapportage Oost-Nederland heeft per 31 december 2011 ruim 28% van het totaal beschikbare EFRO budget weten te realiseren, zoals te zien is in tabel 12 in bijlage 3. Er is binnen alle prioriteiten nog ruimte voor nieuwe projecten. Met name binnen ‘attractieve steden’ liggen nog mogelijkheden voor financiering. 3.5.1.4 OP West-Nederland “Het gaat dan primair om de doorontwikkeling van de sterke, kansrijke clusters, verbetering van de kennisuitwisseling en samenwerking tussen bedrijven en instellingen, en betere aansluiting van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt in Landsdeel West” (OP West-Nederland, 2006). West-Nederland heeft, meer dan de andere regio’s, te maken met grote verstedelijking. De vier grote steden (G4: Utrecht, Amsterdam, Rotterdam en Den Haag) vallen allemaal binnen deze regio. Bij het tot stand komen van het OP hebben steden ook een grotere rol gehad dan in andere regio’s waar de provincies de belangrijkste gesprekspartners waren (Verdonk, 2012). Anders dan bij de andere regio’s kon de G4 zelf beslissen over een deel van het EFRO budget (33%) en dit besteden naar eigen lokale inzicht. Een sub-delegatie van de G4 fungeerde dus in de praktijk als een soort management organisatie, naast de management organisatie voor West-Nederland. West-Nederland wil het cofinancieringpercentage van de projecten die met EFRO gelden worden gefinancierd op 60% zetten, in plaats van het in de verordening vastgesteld plafond van 50% (EFRO, 2006). Het grootste gedeelte hiervan is publieke financiering, de verwachting is dat 6% op het totaal privaat gecofinancierd gaat worden. Onderwijs, Onderzoek en Innovatie De voortgangsreportage 2011 laat weinig los over specifieke investeringen in onderwijs, maar de EFRO gefinancierde projecten laten zien dat kennisinstellingen wel degelijk vaak betrokken zijn. Hieronder worden enkele voorbeelden gegeven van projecten waar onderwijs en onderzoeksinstellingen bij betrokken waren. Een volledige lijst met projecten is te vinden op de website van Kansen voor West.
Innovatieregio Amsterdam – ‘triple helix’ initiatief met als doel de regio binnen de top 5 van meest vooraanstaande kennisregio’s in Europa te laten behoren. In samenwerking met onder andere de overheden, VU en UvA. EFRO bijdrage: € 3.475.000 Clusterregeling Zuid Holland – subsidieregeling die bedrijven en instanties aanmoedigt samen te werken binnen de clusters Greenports, Life & Health Sciences, Transport & Logistiek en Water- & Deltatechnologie. Dit project heeft veel betrokkenen waaronder TU Delft, TNO en Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR). EFRO bijdrage: € 7.500.000
20
[2.1]
Utrecht Science Park – brengt onderwijs, onderzoek en kennisintensieve bedrijven samen voor kennis uitwisseling en valorisatie. Betrokken zijn onder andere de Universiteit Utrecht en de Hogeschool Utrecht. EFRO bijdrage: € 839.338
Voortgangsrapportage West-Nederland ligt, naar eigen zeggen, op schema met de toekenning en besteding van de EFRO gelden. Zoals te zien is in tabel 11, bijlage 3, is al ruim 85% van het totaal beschikbare EFRO budget toegekend aan projecten. Volgens de voortgangrapportage wordt verwacht begin 2012 het totale beschikbare bedrag toegekend te hebben. Evenals in Zuid-Nederland is ook in West-Nederland de steun aan het mkb het grootste succes te noemen in termen van toezeggingen en realisaties.
3.5.2 Doelstelling 3: European Territorial cooperation European Territorial Cooperation, ook wel INTERREG genoemd, is gestart in 1989 om de verschillen tussen grensregio´s te verkleinen en internationale samenwerking aan te jagen. INTERREG periode 2007-2013 is de vierde ronde van projecten, waardoor er meestal naar INTERREG IV wordt gerefereerd, als men het heeft over het programma dat correspondeert met de periode 2007-2013. Zoals al eerder in dit rapport is aangegeven bestaat INTERREG uit drie verschillende categorieën (zie hoofdstuk 3.3.3). De programma’s waar Nederland in participeert staan in tabel 6 en worden in de volgende sectie kort toegelicht. In bijlage 4 zijn, ter voorbeeld, de deelnemende regio’s aan twee INTERREG A programma’s weergegeven. Algemene voorwaarden en bepalingen De ware aard van het programma onthult al dat een project waarvoor INTERREG subsidie wordt aangevraagd niet enkel het belang van één lidstaat mag dienen. In alle projecten moet dan ook een internationale partner aanwezig zijn (VROM, 2007).
Er moet sprake zijn van een gezamenlijk belang. De samenwerking rond een thema of onderwerp moet een meerwaarde bieden aan alle betrokken partijen. Het project moet een concrete impact hebben in de betreffende gebieden. Investeringen in de verschillende regio’s zouden zonder elkaar niet mogelijk zijn. Het project past binnen de voorwaarden van de betreffende indieningsronde.
Organisatie De organisatie van INTERREG OPs is veelal hetzelfde als dat van regionale OPs onder doelstelling 2. De verantwoordelijkheid over INTERREG A programma’s valt onder het Ministerie van Economische Zaken. Deze heeft voor de periode 2007-2013 de taken van managementautoriteit overgedragen aan een betrokken orgaan, maar dit verschilt per OP, evenals de certificeringsautoriteit. De auditautoriteit voor INTERREG programma’s is de auditdienst van het Ministerie van Economische Zaken. Naast deze autoriteiten bestaat er nog een programmasecretariaat en een comité van toezicht.
21
[2.1]
Tabel 6: Overzicht INTERREG IV programma’s INTERREG IV A Euregio Maas-Rijn Nederland-Duitsland Vlaanderen-Nederland 2 Zeeën Noord-West Europa
INTERREG IV B Noordzee regio
3.5.2.1 OP Euregio Maas-Rijn Ter illustratie zal hier één van de OPs onder doelstelling drie worden besproken: De Euregio Maas-Rijn. De overige OPs zijn te vinden in de bibliografie. De Euregio Maas-Rijn wordt gevormd door de volgende regio’s: Provincie Limburg (NL); Regio Aachen (D); Provincie Limburg (B); Provincie Luik (B); De Duitstalige Gemeenschap (B); Midden-Limburg (NL); Hasselt (B); Huy-Waremme (B); Leuven (B); Zuidoost Noord-Brabant (NL);
INTERREG IV C INTERREG IV C ESPON URBACT INTERACT
Kader 1: Hoofddoelstelling Het duurzaam stimuleren van de totstandkoming van een op economisch, ruimtelijk en sociaal gebied coherent Euregio Maas-Rijn waar de grenzen geen barrières vormen en die in Europa bekend staat als een innovatieve regio waar sociale cohesie en de bescherming van het milieu worden geïntegreerd in het proces van bevordering van economie en creatie van banen
Er zijn een aantal regio’s die nieuw deelnemen of op speciale wijze verbonden zijn met het programma. Deze zijn cursief weergegeven in het bovenstaande overzicht van deelnemende regio’s. De laatste drie regio’s doen mee aan het programma als aangrenzende zone. Doelstelling De hoofddoelstelling zoals beschreven in kader 1 van Euregio Maas-Rijn wordt bewerkstelligd door drie prioriteiten met elk een toegewezen budget. Er is duidelijk voor gekozen om een focus aan te brengen op het versterken van de concurrentiepositie van de Euregio Maas-Rijn. Kennisoverdracht staat hier centraal waarbij gedacht kan worden aan bevordering van samenwerking tussen kennisinstellingen onderling en met het mkb.
22
[2.1]
Tabel 7: Prioriteiten & budgetverdeling Euregio Maas-Rijn Prioriteit
Budget
1. Versterken van de economische structuur, bevorderen van kennis en innovatie en meer en betere banen 2. Natuur en milieu, energie, natuurlijke hulpbronnen en mobiliteit 3. Kwaliteit van leven 4. Technische bijstand Totaal
€ 46.829.148
Aandeel budget 65%
€ 12.968.072
18%
€ 7.924.933 € 4.322.690 € 72.044.843
11% 6% 100%
Organisatie De stichting Euregio Maas-Rijn heeft van het Ministerie van Economische Zaken de taken als management- en certificeringsautoriteit toebedeeld gekregen. Waar het dagelijks bestuur dus bij de stichting Euregio Maas-Rijn ligt, ligt de controlerende functie en de inhoudelijke beoordeling van subsidieaanvragen bij het comité van toezicht. In dit comité zitten vertegenwoordigers van alle participerende regio’s van de betrokken nationale ministeries en van de EC. Hoewel de EC heeft vastgesteld dat het maximum cofinancieringspercentage van INTERREG 75% is hebben de partners binnen Euregio Maas-Rijn zichzelf een grens van 50% opgelegd. Een project moet dus voor minimaal 50% aan financiering zoeken buiten de INTERREG financiering. Voorbeelden – Onderwijs, onderzoek & innovatie Om een idee te geven wat voor soort projecten er gefinancierd kunnen worden binnen de context van kennis- en onderzoeksinstellingen, staan hieronder een aantal projecten vermeld die deels met INTERREG subsidie zijn gefinancierd.
Partikel Therapie Centrum (PTC)- oprichting van partikeltherapiecentrum op grensoverschrijdend bedrijventerrein Avantis in samenwerking met o.a. Universitätsklinikum Aachen (D) en Academisch Ziekenhuis Maastricht (NL). INTERREG bijdrage € 1.097.801,Technology Transfer and Recruiting in Rural Areas (TeTRRA) – technologietransfer tussen hogescholen, wetenschappelijke instellingen en het mkb. Deelnemers zijn o.a. Fachhochschule Aachen (D), Innovatiecentrum Limburg vzw Hasselt (B), Hogeschool Zuyd. INTERREG bijdrage € 2.103.962,81.
23
[2.1]
3.6 Europees Sociaal Fonds Voor Nederland is een totaalbedrag van 830,2 miljoen euro uit het Europees Sociaal Fonds beschikbaar voor de periode 2007-2013. Dit bedrag is, zoals eerder vermeld, te besteden binnen doelstelling 2: regionale concurrentie en werkgelegenheid. In de praktijk heeft dit vooral betrekking op het ‘werkgelegenheid’ onderdeel van deze doelstelling. Dit bedrag is aanzienlijk lager dan wat er de vorige periode beschikbaar was. Voor de periode 2000-2006 was er € 2.152.090.000 aan ESF gelden beschikbaar (OP ESF NL, 2009). Let wel, deze laatste is uitgedrukt in prijzen van 2004. Drukt men de toewijzing van 2007-2013 in diezelfde prijsniveau’s uit dan komt men op een ESF toewijzing uit van 737,4 miljoen euro. Tabel 8: Budgetverdeling ESF over prioriteiten per jaar Prioriteiten Omschrijving acties 1. Vergroten arbeidsaanbod Actie A Additionele toerusting van (Gemeenten, UWV, Opleidings- personen met een en Ontwikkelingsfondsen achterstand op of tot de (O&O-fondsen) arbeidsmarkt Actie J Toeleiding jeugdigen tot de (Gemeenten, O&O-fondsen) arbeidsmarkt 2. Bevorderen insluiting op de arbeidsmarkt van kansarmen Actie B Re-integratie gedetineerden, (Ministerie van veiligheid en TBS gestelden justitie) en jongeren in jeugdinrichtingen Actie C Praktijkonderwijs en (Scholen voor praktijk en voortgezet speciaal voortgezet speciaal onderwijs, onderwijs PRO- en VSO-scholen) 3. Vergroten aanpassingsvermogen en investeren in menselijk kapitaal Actie D Projecten gericht op de (O&O-fondsen) verbetering van de arbeidsmarktpositie van laaggeschoolde werkenden of werkenden zonder startkwalificatie (scholing t/m mbo-4 of equivalent) Actie E Sociale innovatie (Werkgevers, O&O-fondsen) (gericht op verhogen arbeidsproductiviteit) 4. Technische bijstand Totaal Bron: OP ESF, 2009
Bedrag per jaar (in Mln.) € 28,5 € 17,9
Percentage
€ 10,6
9%
€ 26,1 € 9,5
22% 8%
€ 16,6
14%
€ 59,2
50%
€ 53,4
45%
€ 5,9
5%
€ 4,7 € 118,6
4% 100%
24% 15%
24
[2.1]
ESF steun wordt verstrekt middels openbare aanbestedingsprocedures en kan maximaal 75% van het totaalbudget voor een project bedragen in regio’s die onder de ‘convergentie’ doelstelling vallen (doelstelling 1) (ESF, 2006). Onder doelstelling 2, regionale concurrentie en werkgelegenheid, mag het cofinancieringspercentage maximaal 50% van de totale financiering bedragen. Nederland valt onder deze laatste categorie. In de ESF verordening (ESF, 2006) is vastgelegd dat minimaal 75% van de ESF gelden besteed moeten worden aan doelstellingen van de hernieuwde Lissabonagenda, echter heeft Nederland ervoor gekozen 96% van de middelen binnen deze doelstelling uit te geven. De overige 4% is technische bijstand. Nederland heeft in haar Operationeel Programma ESF 2007-2013 een drietal prioriteiten vastgelegd: 1. vergroten arbeidsaanbod; 2. bevorderen insluiting op de arbeidsmarkt van kansarmen; 3. vergroten aanpassingsvermogen en investeren in menselijk kapitaal. Binnen deze prioriteiten heeft de Nederlandse overheid een aantal acties omschreven. In tabel 8 staan de prioriteiten, acties en de respectievelijke budgetten vermeld.
3.6.1 Organisatie In tegenstelling tot EFRO wordt het OP ESF op nationaal niveau geschreven en uitgevoerd, niet op regionaal niveau. De managementautoriteit is dan ook het Agentschap Sociale Zaken & Werkgelegenheid (SZW) van het gelijknamige ministerie. In tabel 8 staat per actie beschreven welke instanties of organisaties subsidies uit het ESF kunnen aanvragen. Net zo als bij EFRO wordt de uitvoering van ESF gecontroleerd door de auditautoriteit van het Ministerie van Financiën en fungeert de Dienst Regelingen van het Ministerie van Economische Zaken als certificeringsautoriteit door.
3.6.2 Voortgangsrapportage Het Agentschap SZW probeert aan het einde van de periode de gerealiseerde uitgaven zo dicht mogelijk de toewijzing te naderen. Er is een X bedrag toegewezen, dat moet ook gerealiseerd worden. Dit klinkt logisch, maar is in de praktijk nog een behoorlijk opgave. Men weet nooit hoeveel er in de realiteit gebruik gemaakt wordt van ESF ondersteunde projecten en acties. Hierdoor wordt er voor een aanzienlijk bedrag geovercommitteerd, d.w.z. meer toegewezen aan projecten en acties dan dat er daadwerkelijk beschikbaar is. Er wordt uitgegaan van een realisatiepercentage van ongeveer 50%. Hierdoor valt de cumulatieve toekenning tot en met 2011 van 163% te verklaren (voortgangsreportage ESF, 2011, bijlage 5).
25
[2.1]
Vanaf oktober 2011 is er voor gekozen actie E (tabel 8) te splitsen en een specifieke actie, actie E1, open te stellen voor ondernemingen met als doel projecten te financieren gericht op ‘procesverbetering’ en ‘duurzame inzetbaarheid’ (voortgangrapportage ESF, 2011). Het budget van deze actie is, volgens de voortgangsrapportage, een aantal keer verhoogd vanwege de overweldigende belangstelling. Middelen hiervoor kwamen voornamelijk uit een tegenvallende belangstelling voor actie D. Deze actie is, doordat het pas later werd gecreëerd, niet zichtbaar in tabel 8. Financiële voortgang In bijlage 5 is een financieel overzicht te zien van het toegewezen budget (A), de toekenningen die tot nu toe zijn gedaan (B), wat er aan kosten en subsidies is vastgesteld (C) en wat er nog aan resterende budgetruimte is (D). Echter moet er een belangrijke kanttekening gezet worden bij de 690 miljoen euro resterende budgetruimte zoals te zien is in bijlage 5. Het Agentschap SZW waagt zich niet aan een schatting wat de resterende budgetruimte is. “Per tijdvak is er een bepaald budget vastgesteld. Ieder tijdvak kent een bepaalde cyclus eindigend bij de ingediende en de gecontroleerde einddeclaraties. Een kleine twee jaar na het openen van het tijdvak, kan worden bepaald wat de realisatie is geweest. Weer twee jaar later weten we pas zeker wat daarvan kan worden vastgesteld.” (Steven Billiet, namens Agentschap SZW). Doordat het toekenningspercentage vele malen hoger ligt dan wat er daadwerkelijk gerealiseerd gaat worden en ook de einddeclaraties, zoals die ingediend worden, nog niet een realistische weergave vormen van wat er gerealiseerd is aan ESF-bijdragen, is er in bijlage 5 gebruik gemaakt van de vaststellingen. Dit zijn de bedragen die gecontroleerd, goedgekeurd en uitgekeerd zijn. Maar, zoals Dhr. Billiet aangaf, kan het in theorie tot ver na afloop van het ESF programma 2007-2013 duren voordat er precies duidelijk is hoeveel er gerealiseerd is.
26
[2.1]
3.7 Speciale ondersteuningsinstrumenten Om het Cohesiebeleid efficiënter en duurzamer te maken heeft de EC in samenwerking met onder andere de Europese Investering Bank (EIB) een viertal speciale instrumenten ingesteld. Deze instrumenten hebben geen afzonderlijk budget, maar dienen veelal als extra ondersteuning en bieden lidstaten of regio’s de (juridische) basis om gelden op een andere manier te besteden. Joint Assistance to Support Projects in European Regions (JASPERS) is een technisch ondersteuningsinstrument bedoeld voor de EU lidstaten die tussen 2004-2007 lid zijn geworden. JASPERS geeft onafhankelijk advies over alle projectstadia bij grote infrastructurele projecten van boven de 50 miljoen euro. Het is een samenwerking tussen de EC, de EIB, European Bank for Reconstruction and Development (EBRD) en Kreditanstalt für Wiederaufbau (KfW). Het personeel wordt deels direct door de EC betaald en deels worden werknemers vanuit de andere partners gedetacheerd aan JASPERS (JASPERS, 2010). Joint European Resource for Micro to Medium Enterprises (JEREMIE) is een instrument dat is ontwikkeld door de EC in samenwerking met het European Investment Fund (EIF) dat nationale en regionale overheden in staat stelt subsidie uit Structuurfondsen in te zetten als leningen, garanties en ‘venture capital’. Dit kan vervolgens geïnvesteerd worden in het mkb. Het voordeel hiervan is dat EFRO geld meerdere malen gebruikt kan worden, omdat de investering terug betaald moet worden, recycleable funding (JEREMIE, 2012). Joint European Support for Sustainable Investment in City Areas (JESSICA) stelt overheden in staat EFRO geld onder te brengen in zogenaamde Urban Development Funds (UDFs) die vervolgens gebruikt kunnen worden voor investeringen in stedelijke gebieden. Het gaat ook hier om investeringen in de vorm van o.a. leningen en garanties die terugbetaald moeten worden, waardoor deze gelden meerdere malen gebruikt kunnen worden. Het mechanisme lijkt op die van JEREMIE, alleen het bestedingskader is anders. Binnen JESSICA kunnen alleen initiatieven binnen Urban Development gesteund worden. JESSICA wordt opgezet door de EC, in samenwerking met de EIB en de Council of Europe Development Bank (CEB) (JESSICA, 2012). Joint Action to Support Micro-finance Institutions in Europe (JASMINE) wordt door de EC gebruikt om aanbieders van microkrediet te ondersteunen in de vorm van technische ondersteuning (JASMINE, 2012).
27
[2.1]
4 Conclusie Het regionale beleid heeft in de afgelopen decennia een grote transformatie doorgemaakt. Waar het in het prille begin nog vooral een thema was dat zich in de achterhoofden van de hoofdrolspelers in Europa schuil hield, is het nu uitgegroeid tot één van de belangrijkste instrumenten van de EU. Niet alleen heeft het regionaal beleid zich ontpopt tot het Cohesiebeleid van nu, maar heeft het ook een weg gevonden naar andere delen van de EU. Voor de periode 2014-2020 ziet de Europese Commissie grote raakvlakken van de regionale agenda met, bijvoorbeeld, het nieuwe kaderprogramma voor onderzoek en innovatie Horizon 2020. Wetend waar het beleid vandaan komt, geeft meer context aan de onderhandelingen over het toekomstige beleid. De hervormingen voor de programmaperiode 2014-2020 borduren voort op een weg die in 2006 is ingeslagen met de laatste grote hervorming. Een goed begrip van de werking van het Cohesiebeleid 2017-2013 maakt het daardoor eenvoudiger om ook het toekomstige beleid te begrijpen. Dit rapport heeft de basis gelegd hiervoor, en kan als beginpunt dienen voor een verdere kijk naar de toekomst.
28
[2.1]
5 Afkortinglijst Afkorting
Betekenis
CF CSG EC EEG
Cohesiefonds Common Strategic Guidelines Europese Commissie Europese Economische Gemeenschap Europees fonds voor regionale ontwikkeling Europese gemeenschap voor kolen en staal European Grouping of Territorial Cooperation Europese investeringsbank Europees investeringsfonds Europees parlement European Research Area Europees sociaal fonds Europese territoriale samenwerking Joint action to support microfinance institutions in Europe Joint assistance to support projects in European regions Joint European resource for micro to medium enterprises Joint European support for sustainable investment in city areas Zevende kaderprogramma voor onderzoek en innovatie Leven lang leren programma Meerjarig financieel kader Midden- en kleinbedrijf National Strategic Reference Framework Nomenclature of territorial units for statistics Onderzoek & Innovatie Operationeel Programma Single European Act Agentschap/Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
EFRO EGKS EGTC EIB EIF EP ERA ESF ETS JASMINE JASPERS JEREMIE JESSICA
KP7 LLP MFK Mkb NSRF NUTS O&I OP SEA SZW
VET
Vocational education and training (engelse term voor mbo)
29
[2.1]
6 Bibliografie Agenda Vitaal Platteland [pdf], 2006. Ministerie van Binnenlandse Zaken & Koninkrijksrelaties [Bekeken op 24-10-2012]. Beschikbaar via: http://www.rijksoverheid.nl/bestanden/documenten-enpublicaties/notas/2006/02/01/agenda-voor-een-vitaal-platteland-meerjarenprogrammavitaal-platteland-2007-2013/w160.pdf Centraal Bureau voor Statistiek (CBS), 2013 [online]. COROP Gebieden. [bekeken op 19-032013] Beschikbaar via: http://www.cbs.nl/nlNL/menu/methoden/toelichtingen/alfabet/c/coropgebieden.htm Commission of the European Communities Communication, 2005. COM 24 op 2 February 2005 betreft Working Together for Growth and jobs. A New Start for the Lisbon Strategy COSME, 2013. Europese Commissie: DG Enterprise.[bekeken op 16-05-2013]Beschikbaar via: DG Regional Policy, 2008. EU-Cohesiebeleid 1988-2008: Investeren in de toekomst van Europa [online]. Panorama Inforegio. [Bekeken op: 24-09-2012] Beschikbaar via: http://www.google.com/url?sa=t&rct=j&q=&esrc=s&source=web&cd=1&cad=rja&ved=0CB8 QFjAA&url=http%3A%2F%2Fec.europa.eu%2Fregional_policy%2Fsources%2Fdocgener%2Fp anorama%2Fpdf%2Fmag26%2Fmag26_nl.pdf&ei=mFeBUIizDYmo0QWp7oCYBQ&usg=AFQjC NHMoLqiV3HNTo_2mU9Zaw5e3lvfwg Dinan, D.,2010. A Single European Act [online]. European Union Center of Excellence, St. Hallifax, Canada. [bekeken op: 12-10-2012]. Beschikbaar via: http://euce.dal.ca/Files/Dinan_SEA_paper.pdf EFRO verordening (EG) 1080/2006 [pdf] van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1783/1999. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:L:2006:210:0001:0011:NL:PDF [bekeken op 13-11-2012]. ESF verordening (EG) 1081/2006 [pdf] van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 betreffende het Europees Sociaal Fonds en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1784/1999. Beschikbaar via: http://eurlex.europa.eu/LexUriServ/LexUriServ.do?uri=OJ:L:2006:210:0012:0018:NL:PDF [bekeken op 13-11-2012].
30
[2.1]
Eurostat, 2012 [online]. NUTS classification [bekeken op 15-03-2012]. Beschikbaar via: http://epp.eurostat.ec.europa.eu/portal/page/portal/nuts_nomenclature/introduction Go-Oost [online], 2012. Beschikbaar via: www.go-oostnederland.eu [bekeken op 25-102012] Grote stedenbeleid [online], 2004. Beschikbaar via: http://www.grotestedenbeleid.nl/ [bekeken op 24-10-2012] Jaarverslag 2011 Operationeel Programma ESF [pdf], 2011. Agentschap SZW. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Beschikbaar via: http://www.agentschapszw.nl/binaries/live/agszwinternet/hst%3Acontent/subsidies/docum enten/esf-algemeen/esf-jaarverslagen-2007--2013/esf-jaarverslagen-2007-2013/agszwinternet%3Apublicationblock/agszwinternet%3AresourceBlock/agszwinternet%3 Aresource [bekeken op 25-10-2012] Jaarverslag 2011 Operationeel Programma Noord-Nederland 2007-2013 [pdf], 2011. SNN. Beschikbaar via: http://www.snn.eu/upload/documenten/feiten-en-cijfers/jaarrapportagessubsidieprogrammas/snn_op_verslag_2011_web.pdf [bekeken op 25-10-2012]. Jaarverslag 2011 Operationeel Programma Oost-Nederland [pdf], 2011. Go-oostnederland. Beschikbaar via: http://www.go-oostnederland.eu/data//GO-Jaarverslag2011-A4.pdf [bekeken op 25-10-2012]. Jaarverslag 2011 Operationeel Programma West-Nederland [pdf], 2011. Kansen voor West. Beschikbaar via: http://www.kansenvoorwest.nl/images/stories/jaarverslagen/jaarverslag%20kansen%20voo r%20west%202011.pdf [bekeken op 25-10-2012]. Jaarverslag 2011 Operationeel Programma Zuid-Nederland [pdf], 2011. OP Zuid. Beschikbaar via http://www.op-zuid.nl/images/stories/definitieve%20versie%20jaarverslag%20opzuid%202011%20d.d.%2012-06-2012.pdf [bekeken op 25-10-2012]. JASMINE [online], 2012. Beschikbaar via: http://www.eif.org/what_we_do/microfinance/JASMINE/index.htm?lang=-en [bekeken op 24-10-2012]. JASPERS [online], 2010. Beschikbaar via: http://www.jaspers-europainfo.org/index.php/how-we-work.html [bekeken op 24-10-2012]. JEREMIE [online], 2012. Beschikbaar via: http://www.eif.org/what_we_do/jeremie/index.htm [bekeken op 24-10-2012]
31
[2.1]
JESSICA [online], 2012. Beschikbaar via: http://www.eib.org/infocentre/publications/all/jessica.htm [bekeken op 24-10-2012] . Kansen voor West [online], 2012. Beschikbaar via: www.kansenvoorwest.nl [bekeken op 2510-2012] Kok, W. (2004). Facing The Challenge: The Lisbon strategy For Growth and jobs. Report from the High Level Group [online]. Office for Official Publication of the European Communities, Luxembourg. [bekeken op: 12-10-2012]. Beschikbaar via: http://ec.europa.eu/research/evaluations/pdf/archive/fp6-evidencebase/evaluation_studies_and_reports/evaluation_studies_and_reports_2004/the_lisbon_st rategy_for_growth_and_employment__report_from_the_high_level_group.pdf Lisbon Strategy (2000). Lisbon European Council 23-24 Maart 2000 [online]. [bekeken op 1210-2012). Beschikbaar via http://www.clubofrome.at/events/2006/brussels/lisbon-strategy2000.html Manzella, G. P., Mendez, C., 2009. The Turning Points of EU Cohesion Policy [pdf]. European Investment bank, Luxembourg & University of Strathclyde, United Kingdom. [bekeken op: 2409-2012] Beschikbaar via: http://www.google.com/url?sa=t&rct=j&q=&esrc=s&source=web&cd=1&cad=rja&ved=0CC MQFjAA&url=http%3A%2F%2Fec.europa.eu%2Fregional_policy%2Farchive%2Fpolicy%2Ffut ure%2Fpdf%2F8_manzella_finalformatted.pdf&ei=j1aBUPLwD46U0QXMkICYBQ&usg=AFQjCNGferAv2xh6Lx_ROH6zRP0YhG oZiQ National Strategic Reference Framework the Netherlands [online], 2006. Ministerie van Economische zaken, Landbouw & Innovatie [bekeken op 25-09-2012]. Beschikbaar via: http://www.rijksoverheid.nl/bestanden/documenten-enpublicaties/notas/2008/02/29/nationaal-strategisch-referentiekader/07oi24.pdf Nota Pieken in de Delta [pdf], 2004. Ministerie van Economische zaken, Landbouw & Innovatie [Bekeken op 24-10-2012]. Beschikbaar via: http://www.rijksoverheid.nl/bestanden/documenten-enpublicaties/notas/2004/07/01/nota-pieken-in-de-delta-gebiedsgerichte-economischeperspectieven/nota-piekenindedelta.pdf
32
[2.1]
Nota Mobiliteit: Naar een betrouwbare en voorspelbare bereikbaarheid [pdf], 2004. Ministerie van Verkeer en Waterstaat [Bekeken op 24-10-2012]. Beschikbaar via: http://www.rijksoverheid.nl/bestanden/documenten-enpublicaties/notas/2004/09/30/nota-mobiliteit/notamobiliteitpdf-compleet.pdf Operationeel Programma EFRO 2007-2013 Noord Nederland [online], 2006. SNN, Regio Noord Nederland [bekeken op 12-10-2012]. Beschikbaar via: http://www.snn.eu/upload/documenten/op_efro_aug._2007.pdf Operationeel Programma EFRO 2007-2013 West Nederland [online], 2006. Kansen voor West, Regio West Nederland [bekeken op 12-10-2012]. Beschikbaar via: http://www.kansenvoorwest.nl/images/stories/nltotaal%20operationeel%20programma%20landsdeel%20west_pdf%2016%20juli%202007.pd f Operationeel Programma EFRO 2007-2013 Oost Nederland [online], 2007. GO Oost Nederland, Regio Oost Nederland [bekeken op 12-10-2012]. Beschikbaar via: http://www.go-oostnederland.eu/data//OperationeelProgrammaEFRO2007-2013regioOostNederland.pdf Operationeel Programma EFRO 2007-2013 Zuid Nederland [online], 2007. OP Zuid, Regio Zuid Nederland [bekeken op 12-10-2012]. Beschikbaar via: http://www.opzuid.nl/images/stories/Programmadocumenten/programmadocume-op-zuid-nederland2007-2013.pdf Operationeel Programma ESF Nederland [online], 2009. Ministerie van Sociale Zaken & Werkgelegenheid, Agentschap SZW. [bekeken op 19-10-2012]. Beschikbaar via: www.agentschapszw.nl/binaries/content/assets/pdf/esf/operationeelprogramma-esf.pdf Operationeel Programma INTERREG IV ‘Euregio Maas-Rijn’ [pdf], 2007. Beschikbaar via: http://www.interregemr.eu/site_nl1/downloads/view.php?cat=10 [bekeken op 24-102012] Operationeel Programma INTERREG IV ‘Nederland-Duitsland 2007-2013 [pdf]. Bischikbaar via: https://www.deutschlandnederland.eu/uploads/media/111014_INTERREG_IVA_Programm_d-nl_nl.pdf [bekeken op 17-12-2012]
33
[2.1]
Operational Programme INTERREG IV C [pdf]. Beschikbaar via: http://i4c.eu/about_the_programme_InterregIVC_OP.pdf [bekeken op 17-12-2012] Operationeel Programme INTERREG IV ‘ESPON’ [pdf]. Beschikbaar via: http://www.espon.eu/export/sites/default/Documents/Programme/ProgrammeRelatedDoc uments/OperationalProgramme/espon_2013_op-7-11-2007-approved.pdf [bekeken op 1712-2012] Operationeel Programma INTERREG IV ‘Nederland-Duitsland’ [pdf]. Beschikbaar via: https://www.deutschlandnederland.eu/uploads/media/111014_INTERREG_IVA_Programm_d-nl_nl.pdf [bekeken op 8-11-2012] Operationeel Programma INTERREG IV ‘North Sea Region’ [pdf]. Beschikbaar via http://ec.europa.eu/regional_policy/country/prordn/details_new.cfm?gv_PAY=NL&gv_reg= ALL&gv_PGM=1275&LAN=15&gv_PER=2&gv_defL=7 [bekeken op 17-12-2012] Operationeel Programma INTERREG IV ‘Noord West Europa’[pdf]. Beschikbaar via: http://ec.europa.eu/regional_policy/country/prordn/details_new.cfm?gv_PAY=NL&gv_reg= ALL&gv_PGM=1275&LAN=15&gv_PER=2&gv_defL=7 [bekeken op 17-12-2012] Operationeel Programma INTERREG IV ‘2 Zeeën’ 2007-2013 [pdf]. Beschikbaar via: http://www.interreg4a-2mers.eu/admin/page_ext_attachments/775 [bekeken op 17-122012] Operationeel Programma INTERREG IV ‘Vlaanderen-Nederland’ 2007-2013 [pdf]. Beschikbaar via: http://www.grensregio.eu/wp-content/uploads/2010/12/OP-Interreg-IVVlaanderen-Nederland-2007-2013.pdf [bekeken op 17-12-2012] Operationeel Programma INTERREG IV ‘URBACT II’ 2007-2013 [pdf]. Beschikbaar via: http://urbact.eu/fileadmin/general_library/Baseline_Study_guidelines_2012.pdf [bekeken op 17-12-2012] OP Zuid [online], 2012. Beschikbaar via: www.op-zuid.nl [bekeken op 25-10-2012] REGI, Europees Parlement (2012). How to Integrate the EU Flagship Initiatives Into Cohesion Policy in the Current and Future Periods [pdf]. Beschikbaar via: http://www.europarl.europa.eu/document/activities/cont/201206/20120625ATT47645/201 20625ATT47645EN.pdf [bekeken op 17-12-2012]
34
[2.1]
Ruimte voor de rivier [online], g.d. Beschikbaar via: http://www.ruimtevoorderivier.nl/ [bekeken op 24-10-2012] SNN [online], 2012. Beschikbaar via: www.snn.eu [bekeken op 25-10-2012] Voortgangsrapportage Nationaal Hervormingsprogramma [pdf], 2006. Ministerie van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie [ bekeken op 24-10-2012]. Beschikbaar via: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-20-323-b1.pdf VROM, 2012. Wat is INTERREG [pdf]. Beschikbaar via: http://www.rijksoverheid.nl/bestanden/documenten-enpublicaties/brochures/2010/11/23/wat-is-interreg/11br2007g067-2007313-112117.pdf [bekeken op 8-11-2012] Uitvoeringswet EGTC-verordening 1082/2006 (2009). Staatsblad van het koninkrijk der Nederlanden [pdf]. Beschikbaar via: http://www.interacteu.net/downloads/1760/EGTC_Rules_Netherlands_01_2009.pdf [bekeken op 21-12-2012]
35
[2.1]
7 Bijlagen
36
[2.1]
7.1 Bijlage 1: regio categorisatie 2007-2013
Convergence objective (Regions > 75% in EU25) Geographical Eligibility for Structural Funds Support 2007-2013
Objective 'Regional Competitiveness and Employment' Phasing-in regions, "naturally" above 75% Objective 'Regional Competitiveness and Employment' 37
[2.1]
7.2 Bijlage 2: Leden van het Comité van toezicht voor de vier regio’s in Nederland Noord Nederland Managementautorit eit - SNN
Zuid Nederland Managementautorit eit – Noord Brabant
Vier grote steden
Commissaris van de Koningin NoordBrabant Voorzitter stuurgroep zuidoost Voorzitter stuurgroep zuidwest
Provincies Rijksoverheid
Oost Nederland Managementautorit eit – Provincie Gelderland Provincies
West Nederland Minister BZK of Commissaris v/d Koningin Utrecht Provincies
5 stedelijke netwerken Rijksoverheid
G4 Burgemeester/wethou der van één van de 8 G27 steden in landsdeel West en Almere Bedrijfsleven
Kennisinstellingen Stenden HS Universiteit van Wageningen RuG Drenthe College
Voorzitter stuurgroep
Sociaaleconomische partners
Vertegenwoordiging ondernemers (2 leden) Vertegenwoordiging werknemers Noordelijke Milieufederatie Europese Commissie
Ministerie EL&I
Kennisinstellingen
Sociale partners
Kennisinstellingen
Milieu- en natuurorganisaties Europese Commissie
kennisinstellingen
Gemeenten ZuidNederland BrabantStad Tripool/Venlo Milieuorganisaties Werkgevers Werknemers Europese Commissie
Bron: OP NoordNederland
Bron: OP Zuid-Nederland
Natuur-, milieu en landschapsorganisaties Rijksoverheid Europese Commissie Ministerie van EL&I Managementautoriteit
Bron: OP OostNederland
Bron: OP West-Nederland
38
[2.1]
7.3 Bijlage 3: Financieel overzicht Operationele Programma’s regio’s noord, oost, zuid en west met betrekking tot EFRO en doelstelling 2 binnen het cohesiebeleid Tabel 9: Uitputting EFRO Noord Nederland per 31 december 2011 (A=B+C) Prioriteit Resterende Totaal budget Toegekend Gerealiseerde Budgetruimte (A) (B) EFRO (D) (C) 1. Innovatie, ondernemerschap 94.864.000 104.200.00 2.500.000 25.355.847 en kenniseconomie 2. Attractieve Regio’s 33.880.000 38.100.000 0 4.015.111 3. Attractieve Steden 33.880.000 34.000.000 4.100.000 9.559.581 4. Technische 6.776.000 6.800.000 0 963.582 bijstand Totaal 169.400.000 183.000.000 6.600.000 39.894.121 Tabel 10: Uitputting EFRO Zuid Nederland per 31 december 2011 (A=B+C) Prioriteit Resterende Totaal budget Toegekend Gerealiseerde Budgetruimte (A) (B) EFRO (D) (C) 1. Innovatie, ondernemerschap 92.950.000 92.714.298 235.702 49.565.453 en kenniseconomie 2. Attractieve Regio’s 45.312.000 42.900.465 2.411.535 14.683.805 3. Attractieve Steden 40.202.000 32.873.665 7.328.335 12.501.580 4. Technische 7.436.000 7.436.000 0 4.564.758 bijstand Totaal 185.900.000 175.924.428 9.975.572 81.363.343 Tabel 11: Uitputting EFRO West Nederland per 31 december 2011 (A=B+C) Prioriteit Resterende Totaal budget Toegekend Gerealiseerde Budgetruimte (A) (B) EFRO (D) (C) 1. Innovatie, ondernemerschap 147.735.000 124.365.467 23.369.533 39.916.261 en kenniseconomie 2. Attractieve Regio’s 53.680.000 40.552.102 13.127.898 5.994.703 3. Attractieve Steden 96.761.000 87.629.233 9.131.767 29.397.919 4. Technische 12.424.000 12.424.000 0 4.355.045 bijstand Totaal 310.600.000 264.970.802 45.629.198 79.663.928
39
[2.1]
Tabel 12: Uitputting EFRO Oost Nederland per 31 december 2011 (A=B+C) Prioriteit Resterende Totaal budget Toegekend Gerealiseerde Budgetruimte (A) (B) EFRO (D) (C) 1. Innovatie, ondernemerschap 95.276.000 85.943.221 9.332.779 23.478.874 en kenniseconomie 2. Versterken innovatieklimaat 45.128.000 28.124.542 17.003.458 15.819.542 stedelijke netwerken 3. Attractieve Steden 17.132.000 8.279.472 8.852528 5.296.188 4. Technische 6.564.000 2.930.123 3.633.877 2.110.261 bijstand Totaal 164.100.000 125.277.359 38.822.641 46.704.866
40
[2.1]
7.4 Bijlage 4: Kaarten deelnemende regio’s INTERREG programma’s INTERREG IVA: Euregio Maas-Rijn
41
[2.1]
INTERREG IVA: Nederland Duitsland
42
[2.1]
7.5 Bijlage 5: Voortgangsrapportage ESF Nederland Tabel 13: Uitputting ESF Nederland 2007 t/m 2011 in euro’s (A=C+D) Acties Totaal Vaststellingen Resterende Toegekend (B) budget (A) (C) Budgetruimte(D) 1. Actie A 125.300.000 243.059.810 12.202.943 113.097.057 2. Actie J 74.200.000 101.850.224 0 74.200.000 3. Actie B 66.500.000 77.325.592 24.823.757 41.676.243 4. Actie C 116.200.000 150.058.614 37.928.836 78.271.164 5.
Actie D
373.800.000
744.011.972
60.377.769
313.422.231
6.
Actie E
41.300.000
27.311.977
4.459.752
36.840.248
7.
Technische bijstand
32.900.000
52.207.016
26.103.502
6.796.498
830.200.000
1.355.330.789
139.793.057
690.406.943
Totaal
43