In Brabant Marjolijn Kruip
Het Bossche Mirakelboek in kaart gebracht
Auteur Marjolijn Kruip (1981) is kunsthistorica. Zij studeerde in 2006 cum laude af aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Sindsdien werkt zij daar op de afdeling Kunstgeschiedenis aan korte onderzoeksprojecten waarin het gebruik van geotechnologie centraal staat.
foto links: Het Mirakelboek van Onze Lieve Vrouwe van ’s-Hertogenbosch, 1382-1603 (17e-eeuwse boekband). Papier en perkament, 41 x 27 x 6,8 cm, Sint-Janskathedraal ’s-Hertogenbosch. (Foto: Stadsarchief ’s-Hertogenbosch). foto rechts: Insigne van een pelgrim met reistas, staf, pelgrimsfles en gehuld in korte mantel. (1300-1350, loodtin, h. 38 mm., vindplaats: Ieper, Verdronken Weide)
Zonder het enthousiaste werk van de vele onderzoekers die zich met het Brabantse erfgoed bezighouden, zou de bron waaruit ook In Brabant put weldra leeg raken. In Brabant biedt daarom iedere editie een gastauteur uitgebreid de ruimte om zijn of haar verhaal te doen, om te tonen hoe diep hij of zij in het Brabantse verleden is gedoken.
1 a u g u s t u s 13 8 3 : H e r b o r c h , v r o u w v a n J a n Conincs, uit Groningen laat in de Sint-Janskerk
Dank
i n ’s- H e r t o g e n b o s c h n o t e r e n d a t z ij e e n wo n d e r
Dit artikel kwam tot stand dankzij een subsidie van de Onderzoeksschool Kunstgeschiedenis op basis van een klein onderzoeksproject dat gefinancierd werd door DANS (Data Archiving and Networked Services, instituut van KNAW en NWO). Het onderzoek werd verricht aan de Radboud Universiteit Nijmegen als deelproject van Kunera, database van middeleeuwse pelgrimstekens en profane insignes.
heef t on t vangen van de Zoete Lieve Vrouw. Zij had anderhalf jaar lang pijnen aan haar linkerbeen gehad; de k waal was dusdanig ernstig ‘dat het (been) wel alsoe g r oe t (dik) wa s als een bo ter s ta n d e (ka r n to n) en d e da t been hadde lopende ga te’. De hulp van vele ar tsen had niet mogen baten . Een dag nadat Herborch t o t d e M a r i a v a n ’s - H e r t o g e n b o s c h h a d g e b e d e n en een bedevaar t als tegenpresta tie had beloofd , bleek zij echter genezen . Toen zij na het ont vangen va n dit mira kel geen bed evaa r t maa k te , ver sch een de B ossche Maria aan haar en maande haar tóch op bedevaar t te gaan en een zilveren been te of feren . M a r ia ve r teld e d e G r o nin g se b ove n die n ove r haa r eigen linkerbeen dat sinds haar plaatsing in de SintJan reeds een geschonden voet had . Samen met de
Speciale dank gaat uit naar de afdeling Bouwhistorie, Archeologie en Monumenten van ’s-Hertogenbosch die ruimhartig inzage gaf in het archiefsysteem met insignes die gevonden werden in ’s-Hertogenbosch.
sch oolm eester va n de sta d en vele bu ren maa k te H erborch de reis van G roningen naar ’s- H er togen bosch om daar aan het Mariabeeld een zilveren been , dat met een zilveren ket ting aan een zilveren beeldje hing , te of feren . Zij legden hier voor maar liefst 2 26 kilometer af.
bosch om gebedsverhoring smeken dan wel danken voor een ontvangen wonder. De wonderen van deze Maria werden in de periode 1382-1603 opgetekend in het zogeheten Mirakelboek ’MIRAKELEN VAN ONSE LIEVE VROUWE TOT SHERTOGHENBOSCH’, dat nog altijd bewaard wordt in de Sint-Jan. Het handschrift, tussen 1622 en 1632 samengesteld 3 uit losse bladen, bestaat uit drie boeken. Boek 1 inbrabant
N U M M E R 3 J U N I 2 0 1 0
Dit is slechts één van de 481 wonderverhalen die genoteerd werden in het Mirakelboek dat gewijd is aan het miraculeuze Mariabeeld in de Sint-Jan te ’s-Hertogenbosch. Dankzij dit beeld was de stad sinds de late veertiende eeuw een befaamd Mariabedevaartsoord, dat van ver buiten de gren2 zen van Brabant bezocht werd door pelgrims. Zij kwamen de Zoete Lieve Vrouw van ’s-Hertogen-
1
5
‘Dit is dat beghinsel van Onser Vrouwen hoe sij Tsertoghenbossche is verheven’ (datering rond 4 1600 ) is een leerdicht over het ontstaan van de cultus rondom het Mariabeeld. In boek 2 ‘Dit is die ander boec vanden mirakelen ten Bosche’ en boek 3 ‘Dit is derde boec vanden mirakelen ten Bosche’ zijn in totaal 481 wonderverhalen verzameld, geschreven in de periode 1382-1603, in protocolvorm. Deze protocollen zijn ambtelijke verslagen van wonderbaarlijke gebeurtenissen die te danken zijn aan Onze Lieve Vrouw van ’s-Hertogenbosch. Gelovigen die door haar begunstigd waren met een wonder, gingen op bedevaart naar de stad om haar te danken. Daar aangekomen, werd hun verhaal onder toeziend oog van getuigen genoteerd. De protocollen zijn geschreven volgens een min of meer vaststaand schema: datum van komst van de begunstigde(n)/bedevaartganger(s) naar ’s-Hertogenbosch, vermelding van de naam en herkomstplaats van de begunstigde(n)/bedevaartganger(s), beschrijving van de ziekte of nood, beschrijving van het wonder, beschrijving van de bedevaart en de offerande, vermelding van de getuigen.
Het beeld van de Zoete Lieve Vrouw van ’s-Hertogenbosch, zonder aankleding, vooraanzicht. (Circa 1300, eikenhout, 102 cm., Sint-Janskathedraal ’s-Hertogenbosch). Deze foto is genomen op 17 juli 1935. (Fotopersbureau Het Zuiden, collectie Stadsarchief ’s-Hertogenbosch)
6 i n b r a b a n t
Geografische patronen Het Bossche Mirakelboek is een zeer interessante bron voor historisch-geografisch onderzoek. Het archivalische overzicht van alle herkomstplaatsen die genoteerd werden in het Mirakelboek, geeft namelijk heel concrete informatie over reizen in de middeleeuwen. Wanneer al deze herkomstplaatsen uitgezet worden op een kaart, vormen zij een geografisch patroon dat inzicht geeft in het geografische netwerk dat rondom de stad ’s-Hertogenbosch bestond. Met welke steden en streken of zelfs landen had deze Brabantse stad eigenlijk contacten en met welke niet? En vervolgens kan men zich afvragen of daar politieke, religieuze, commerciële dan wel geografische (afstand, toegankelijkheid) motieven aan ten grondslag lagen. Want, waarom zou de hierboven vermelde Herborch, vrouw van Jan Conincs, uit Groningen de Bossche
TIJDSCHRIFT VOOR BRABANTS HEEM EN ERFGOED
De Sint-Jansmarkt, gezien in noordoostelijke richting vanaf de toren van het stadhuis, 22 juni 1927. (Collectie Stadsarchief ’s-Hertogenbosch)
voet behoren namelijk ook in andere middeleeuwse bedevaartsoorden tot de meest of op een na 7 meest voorkomende gezondheidsproblemen. Dat de faam van het Bossche Mariabeeld in die tijd echt tot in Groningen reikte, bevestigt het relatief hoge aantal van negen wonderverhalen in het Mirakelboek van pelgrims met Groningen als herkomstplaats in 8 de jaren 1383-1384. Toch valt zeer te betwijfelen dat de wonderdadigheid van het Mariabeeld indertijd de enige reden inbrabant
N U M M E R 3 J U N I 2 0 1 0
Maria hebben aangeroepen om verlost te worden van de pijnen aan haar linkerbeen, om vervolgens die lange reis van 226 kilometer af te leggen? Was het voor haar niet veel eenvoudiger om de plaatselijke armreliek van Johannes de Doper in 5 de Sint-Maartenskerk aan te spreken of genezing te zoeken bij het Heilig Sacrament in het meer 6 nabijgelegen Hasselt (Overijssel) dat net als ’sHertogenbosch in die periode al een meer dan regionale functie had als bedevaartsoord? Ondanks het feit dat de meest voorkomende hulpvraag aan het Bossche Mariabeeld een klacht aan been of voet betreft (91 wonderverhalen), zal de aard van de kwaal niet dé reden zijn geweest om naar ’s-Hertogenbosch te reizen. Klachten aan been of
7
Het Mirakelboek Het Mirakelboek in de Sint-Janskathedraal te ’s-Hertogenbosch opent met een lang gedicht, waarin verteld wordt over de wonderbaarlijke vondst van het beeld van Maria. Vervolgens zijn de verschillende wonderen die aan bemiddeling door Maria werden toegeschreven opgetekend. Hieronder volgen drie voorbeelden: Mirakel nr. 9: IJzeren ketens, 28 december 1382 Albrecht, de natuurlijke zoon van Albrecht Loze van Dynter, woonachtig te Schijndel, was op 24 december op weg van Vlaanderen naar Zevenbergen, toen hij voor een spion werd aangezien en gevangen gezet. Zodra hij Maria van ’s-Hertogenbosch aanriep, braken de ijzeren banden waarmee hij geketend was. Hij sprong uit de gevangenistoren in de gracht en kwam ongedeerd aan land. Uit dank volbracht hij zijn bedevaart in wollen kleren en barrevoets, en – de laatste mijl – ongekleed. Mirakel nr. 98: Kind tot leven, 23 mei 1382 Katelijn, de dochter van meester Jan van Lijshout, smid, en van Engelbeer, woonachtig te Lieshout, viel veertien dagen geleden van een hoge zolder en bleef een uur lang levenloos liggen. Nadat haar ouders een bedevaart beloofd hadden tot Maria van ’s-Hertogenbosch, begon het kind te bloeden uit haar neus en kwam het weer tot leven. Met hun dochter volbrachten zij de bedevaart. Mirakel nr. 142: Witte duif, 16 juni 1383 Hendrik Grobbe en Margriet, zijn vrouw, woonden te Groot-Zundert, naast de kerk, toen op 7 juni een brand uitbrak in hun dorp. Elf huizen en de kerk stonden in brand. Toen riepen zij Maria van ’s-Hertogenbosch aan. Terstond draaide de wind in een gunstige richting en tegelijk verscheen een witte duif boven hun huis. Zij volbrachten de bedevaart in wol gekleed, barrevoets en vastend op water en brood. (Bron: www.sint-jan.nl)
Een groep geestelijken met het in de Plechtige Omgang meegedragen Mirakelboek, 14 juli 1929. (Fotopersbureau Het Zuiden, collectie Stadsarchief ’s-Hertogenbosch)
8 i n b r a b a n t
TIJDSCHRIFT VOOR BRABANTS HEEM EN ERFGOED
was voor een Groninger om de lange weg naar ’s-Hertogenbosch af te leggen. Politieke, economische en religieuze belangen liepen vaak door elkaar. De Brabantse stad groeide explosief in die late veertiende en vijftiende eeuw en was, dankzij een gunstige ligging in een delta van waterwegen, een betrekkelijk welvarende handelsstad. Over verstrengelde belangen gesproken: zowel de oudste Bossche jaarmarkt (Sint-Jansmarkt) als de grote Mariaprocessie werd gehouden rond Sint9 Jansdag (24 juni). Bronmateriaal waarin middeleeuwse reizen zijn vastgelegd, is schaars. Vaak is informatie slechts af te leiden uit indirecte bronnen, bijvoorbeeld uit archeologische objecten als bedevaartsouvenirs, zoals verderop in dit artikel zal blijken. Aangezien het Mirakelboek letterlijk en heel concreet informatie geeft over de wegen die honderden middeleeuwse pelgrims aflegden, is historisch-geografisch onderzoek naar deze bron zeer op z’n plaats.
is geïntegreerd in de nieuwe internetapplicatie (2009) die ontworpen is voor Kunera, de database met bedevaartsouvenirs van de leerstoelgroep Kunstgeschiedenis van de middeleeuwen aan de Radboud Universiteit Nijmegen (www.kunera.nl). Deze database bevat op dit moment meer dan 15.000 middeleeuwse insignes en ampullen van 13 religieuze en profane aard. Met behulp van een Geografisch Informatiesysteem (GIS) zijn de 481 wonderverhalen uit het Mirakelboek in kaart gebracht. Geo-technologie is echter niet alleen gebruikt ter visualisatie van het bronmateriaal, maar ook voor exploratie: om nieuwe 14 onderzoeksgegevens te verkrijgen. Door het koppelen van het Mirakelboek aan Kunera kan het geografische patroon van reizen dat verscholen is in het Mirakelboek, in één opslag geconfronteerd worden met twee andere geografische patronen die inzicht geven in het functioneren van ’s-Hertogenbosch als laatmiddeleeuwse bedevaartplaats: inbrabant
N U M M E R 3 J U N I 2 0 1 0
GIS-project Reeds in de honderd jaar oude publicatie Maria’s 10 Heerlijkheid in Nederland van J.A.F. Kronenburg én in de zeer waardevolle bronpublicatie van het Bossche Mirakelboek uit 1978 onder leiding van H. Hens, H. van Bavel, G.C.M. van Dijck en J.H.M. Frantzen, werd het belang van het onderzoek naar de herkomstplaatsen onderkend. Daarom werd niet alleen aandacht besteed aan de identificatie van de genoemde herkomstplaatsen, maar werden die in de laatstgenoemde publicatie ook uitgezet 11 op een kaart. Aangezien de mogelijkheden tot identificatie in de loop der jaren toegenomen zijn en er moderne technieken zijn ontwikkeld die een heel nieuwe impuls kunnen geven aan dit soort historisch onderzoek, is er in 2008 een project gestart op de afdeling Kunstgeschiedenis van de Radboud Universiteit om het Mirakelboek op een nieuwe wijze toegankelijk te maken. Het project met de titel ‘GIS als hulpmiddel om nationale en internationale contacten van de laatmiddeleeuw12 se stad ’s-Hertogenbosch zichtbaar te maken’
9
Het Bossche Mariabeeld Volgens de overlevering vond een Bossche bouwvakker het Mariabeeld op een koude dag in 1380. Nog net voordat hij het in stukken wilde hakken om op de brandstapel te gooien, werd hij erop gewezen dat het om een beeld van de moeder Gods ging. Hij nam zich daarop voor het eikenhouten beeld op te knappen, al werd dit hem niet in dank afgenomen. Het beeld werd over het algemeen namelijk maar oud en lelijk gevonden en men wilde het liever niet bij de andere heiligenbeelden tentoonstellen. Toch is het in de kerk achter gebleven: al snel werden er namelijk wonderen aan toegeschreven. Het Mariabeeld werd tijdens de Beeldenstorm zorgvuldig opgeborgen. Toen Frederik Hendrik van Oranje (1584-1647) in 1629 namens de protestantse Republiek der Nederlanden het rooms-katholieke ‘s-Hertogenbosch innam, werd het beeld van de Zoete Moeder door Anna van Hambroeck in een koffer via Antwerpen naar Brussel gesmokkeld. Het eigenlijke doel was om het beeld van de Zoete Moeder slechts tijdelijk in Brussel onder te brengen. Er werd een akte gemaakt waarin duidelijk vermeld stond dat het Mariabeeld terug zou komen zodra er betere tijden aan waren gebroken. De Brusselse gemeenschap raakte echter gehecht aan het Mariabeeld, dat ieder jaar met een processie door de stad werd gedragen. Toen de rust in ’s-Hertogenbosch eindelijk was teruggekeerd, bleek het niet gemakkelijk om het beeld van de Zoete Moeder weer op haar oorspronkelijke plaats te krijgen. Brussel kwam met allerlei redenen om teruggave te blokkeren, waarvan één was dat de rechten waren verjaard. Op aandringen van Joannes Zwijsen (17941877), bisschop van ’s-Hertogenbosch, werd in 1853 een afvaardiging op pad gestuurd met de opdracht het beeld van de Zoete Moeder, samen met het Mirakelboek, terug te halen. De onderneming slaagde: sinds december 1853 staat de Bossche Maria weer in haar vertrouwde Mariakapel in de Sint-Jan. (Bron: www.denbosch-cultuurstad.com)
Gezicht op het hoogkoor van de Sint-Jan tijdens de viering van de 25-jarige terugkeer van het Mariabeeld van de Koudenberg te Brussel waarbij het beeld door de bisschop van ‘s-Hertogenbosch, mgr. Godschalk, werd gekroond. (27 december 1878, collectie Stadsarchief ’s-Hertogenbosch)
ten eerste de insignes die tot op heden gevonden werden in ’s-Hertogenbosch; en daarnaast de insignes die afkomstig zijn uit het bedevaartsoord ’s-Hertogenbosch. Net als het Mirakelboek bieden deze bedevaartsouvenirs, die in de ene plaats werden vervaardigd en in de andere plaats verloren, zicht op het reisgedrag van de middeleeuwer. Waar reisden pelgrims heen? Welke afstanden legden ze af?
foto helemaal boven: Het Bossche Mirakelboek ontsloten met een Geografisch Informatiesysteem. (Bron: www.kunera.nl). foto boven: Het Bossche Mirakelboek ontsloten met een Geografisch Informatiesysteem. (Bron: www.kunera.nl). N.B. Op de website is het aantal pelgrims per locatie nader gespecificeerd.
omgeving van Brussel. Het lijkt erop dat ’s-Hertogenbosch als bedevaartsoord fungeerde binnen een straal van ongeveer 200 kilometer. Maar vanuit een praktisch oogpunt mag niet verwonderlijk zijn dat de stad een sterk regionale focus kende. inbrabant
N U M M E R 3 J U N I 2 0 1 0
Mirakelboek en GIS Het geografische patroon dat het Mirakelboek oplevert, toont de reikwijdte die het bedevaartsoord ’s-Hertogenbosch in de late middeleeuwen had. Vanwege het gebruik van een Geografisch Informatiesysteem – dat informatie op een vaste positie op de kaart plaatst – moesten de herkomstplaatsen van de pelgrims uit het Mirakelboek exacter dan ooit bepaald worden. Er konden 458 herkomstplaatsen worden geïdentificeerd en ge15 georefereerd tegenover 343 in de publicatie uit 16 1978 ; 27 bleven er onduidelijk. Selectie van één of meerdere pelgrims (‘gele voetgangers’) op de kaart in de applicatie, leidt tot het openen van het bijbehorende wonderverhaal. De inhoud van het Mirakelboek is opgenomen in een database, die middels een zoekfunctie de gebruiker een tweede toegang tot het Mirakelboek geeft. Met behulp van verschillende velden kan een zoekvraag worden geplaatst, waarvan het resultaat vervolgens getoond wordt in een lijst en op de kaart (‘rode 17 voetgangers’). Visualisatie van het Mirakelboek laat zien dat de pelgrims voornamelijk uit de Nederlanden kwamen: maar liefst veertig procent uit het hertogdom Brabant en veertien begunstigden uit ’s-Her18 togenbosch zelf. De kaart toont bovendien dat de Groningse Herborch die met de schoolmeester van de stad en vele buren op bedevaart ging, weliswaar een flinke afstand (226 km) aflegde, maar dat zij zeker geen uitzondering was. Grote aantallen pelgrims kwamen uit de huidige provincie NoordHolland en eveneens behoorlijke aantallen uit de
11
Maria van ’s-Hertogenbosch vrijgelaten. 16 Maart 1383 – misschien op de terugweg naar zijn huis in Danzig – liet hij zijn wonder noteren. Deze drie wonderverhalen leveren dan misschien geen echte of directe herkomstplaatsen van pelgrims op, maar bevatten wel informatie over de handelswegen naar Oost-Europa in die periode en tonen aan dat ’s-Hertogenbosch daarin een functie vervulde.
Zoekvelden database Mirakelboek van OLV van ’s-Hertogenbosch. (Bron: www.kunera.nl)
Uit het Mirakelboek blijkt dat er ook pelgrims waren die zelfs meer dan 1000 kilometer aflegden vanuit Oost-Pruisen, bijvoorbeeld Goetscalc Redeghis uit Lijfland (tegenwoordig Estland en Letland), Peter Poelman uit Danzig (tegenwoordig Gdańsk in Polen), Andries Lessijn uit Königsberg (tegenwoordig Kaliningrad in Rusland) en Willem Symonssoen alias Rijc Willem, samen met Claus Janssone en Willem die Harde uit Elbing (tegenwoordig Elbląg 19 in Polen). Het is echter niet waarschijnlijk dat zij die afstand speciaal hebben afgelegd voor de Bossche Maria. Zij waren reeds op reis, voor commerciële of andere religieuze doeleinden, en kwamen op de een of andere manier in aanraking met haar. Andries Lessijn en Willym Symonssoen waren schippers die Vlaanderen aangedaan hadden, onderweg in nood verkeerden, tot Maria van ’s-Hertogenbosch baden en vervolgens gered werden. Peter Poelman was op weg naar het Heilige Kruis te Asse, werd in Mechelen gevangen gezet op verdenking van spionage en op voorspraak van 12 inbrabant
Mirakelboek en insignes Hoewel het Bossche Mirakelboek een uiterst belangrijke cultuurhistorische bron is die veel en veelzijdige informatie bevat, werd het tot op heden in de wetenschap vrij geïsoleerd gebruikt. Niet alleen door de opname van de gegevens uit het Mirakelboek in een database en de visualisatie met geo-technologie kan hierin verandering komen, maar juist ook door het feit dat het geografische patroon geconfronteerd kan worden met geografische patronen van ander bronmateriaal: de laatmiddeleeuwse religieuze insignes. Religieuze insignes werden door middeleeuwse pelgrims in bedevaartsoorden gekocht en herinnerden de gelovigen middels de afbeelding aan het bezochte heiligdom; daarnaast hadden zij een beschermende, kwaad afwerende en geluk brengende functie. In de Kunera-database zijn tot op heden 47 meer of minder complete insignes afkomstig uit 20 ’s-Hertogenbosch verzameld. Het grote aantal varianten (meer dan 20!) toont aan dat er in de stad en masse insignes werden verkocht; er werden er relatief weinig teruggevonden. Vaste beeldelementen van de verschillende typen zijn het Mariabeeld (gekroonde Maria met Kind en scepter), Johannes de Evangelist, een knielende pelgrim, één of enkele bomen (de ‘bosboom’, stadswapen) en verschillende ex voto’s. Een ex voto (Latijn: krachtens een gelofte), is een voorwerp geplaatst bij een altaar of een heiligenbeeld in een bedevaartsoord, een kerk of een ander gewijd oord, als dank aan God of een heilige voor een verkregen gunst. Het voorwerp in kwestie hoeft niet kostbaar te zijn,
TIJDSCHRIFT VOOR BRABANTS HEEM EN ERFGOED
maar heeft vaak wel een uitdrukkelijk verband met de aard van de verkregen gunst. Zo zou een kreupele bijvoorbeeld zijn nutteloos geworden krukken kunnen hebben geofferd. De ex voto’s op de Bossche insignes – zoals een been, krukken, boeien, een scheepsmodel en een hemd – zijn overigens, net als de zilveren pelgrim, allemaal als geschenk terug te vinden in het Mirakelboek. Ook de overige elementen – architectuur van de kerk en het beeld van Johannes de Evangelist – verwijzen heel concreet naar de werkelijke, historische situatie in de 21 Sint-Jan. De waarde van het Mirakelboek en de insignes als historische bron is aldus bewezen. Wanneer alle insignes met herkomst ’s-Hertogenbosch op een kaart worden gezet, zien we het
volgende. Veruit de meeste insignes werden in Zeeland en Holland gevonden, waarvan maar liefst dertien exemplaren in de bodem van Nieuwlande,
foto links: Insigne OLV van ’s-Hertogenbosch. (1400-1499, lood-tinlegering, 8,9 x 6,1 x 0,2 cm, Sint-Janskathedraal ’s-Hertogenbosch, vindplaats: Nieuwlande). (Bron: R.M. van Heeringen, A.M. Koldeweij en A.A.G. Gaalman, Heiligen uit de modder. In Zeeland gevonden pelgrimstekens (Clavis Kunsthistorische Monografieën 4), Utrecht en Zutphen 1987, p. 78-79, nr. 11.2.) foto rechts: Spiegelinsigne OLV van ’s-Hertogenbosch. (1400-1449, loodtin, 6 x 4,3 cm, Sint-Janskathedraal ’s-Hertogenbosch, vindplaats: Nieuwlande). (Collectie Museum voor Religieuze Kunst Uden)
inbrabant
N U M M E R 3 J U N I 2 0 1 0
13
foto boven: De geografische verspreiding van insignes gevonden in ’s-Hertogenbosch. foto geheel boven: De geografische verspreiding van insignes afkomstig uit ’s-Hertogenbosch. N.B. Op de website is het aantal insignes per locatie nader gespecificeerd. (Blauw: insignes. Paars: bedevaartculten).
14 i n b r a b a n t
in het Verdronken Land van Zuid-Beveland. Dit mag de lezer die bekend is met insigne-onderzoek niet verbazen, omdat door de gunstige bodemgesteldheid in die westelijke gebieden de zeer kwets22 bare insignes juist daar geconserveerd bleven. Nieuwlande is bovendien in kwantitatief opzicht de grootste vindplaats van insignes in de Neder23 landen (vergelijkbaar met Parijs en Londen). Nu bevestigt het geografische patroon van het Mirakelboek wel dat er pelgrims uit Zeeland naar ’sHertogenbosch kwamen (circa 25), maar eigenlijk bevestigt het wat de insigne-onderzoeker al zou verwachten: namelijk dat het verspreidingsgebied van Bossche insignes veel groter is geweest dan het aantal gevonden insignes laat zien. Andersom bevestigt het patroon van de gevonden insignes de reikwijdte die de stad had als bedevaartsoord, met een straal van (een kleine) 200 kilometer. Het koppelen van verschillend bronmateriaal binnen één systeem blijkt hier van aanvullende waarde. In Groningen werden tot op heden – voor zover bekend althans – geen insignes uit ’s-Hertogenbosch gevonden. Wel kwamen daar pelgrimstekens uit Maastricht, Canterbury en Saint-Gilles 24 aan het licht. De Groninger schroomde blijkbaar niet een flinke afstand af te leggen voor een bedevaart; ook in die context vormde Herborch geen uitzondering. In de stad ’s-Hertogenbosch werden ook insignes gevonden. Tot de jaren negentig van de twintigste eeuw speelde de stad als vindplaats overigens nauwelijks een rol; er waren slechts vijf, vrij onduidelijke, exemplaren bekend. Hierin kwam drastisch verandering door de grootscheepse opgravingen die in de periode 1994-1997 plaatsvonden in het vroegere Tolbrugkwartier. De opgravingen brachten niet alleen de resten van huizen, een vijftiende-eeuwse pottenbakkerij, het Sint-Elisabeth Bloemkampklooster (1459-1892) en de Tolbrugkazerne (1744-1892) aan het licht, maar ook een buitengewone hoeveelheid middeleeuwse voorwerpen. Honderden religieuze en profane insignes
TIJDSCHRIFT VOOR BRABANTS HEEM EN ERFGOED
De Sint-Jan in ’s-Hertogenbosch. (Foto: Erfgoed Brabant)
groter. Zuidelijk Brabant met Vlaanderen en het Rijn-Maasgebied zijn dan wel kerngebieden, maar ook Spanje, Engeland, Frankrijk, Zwitserland en 27 Oost-Duitsland zijn vertegenwoordigd. De actieradius van de reizende Bosschenaar lijkt groter te zijn geweest dan die van het Bossche Mariabeeld. Of liever gezegd: de afstand die de reizende Bosschenaar wilde afleggen, lijkt groter te zijn geweest dan de afstand die de niet-Bosschenaar voor de Bossche Maria wilde afleggen. Daarbij moet aangetekend worden dat de in ’s-Hertogenbosch gevonden insignes niet zomaar aan Bossche pelgrims kunnen worden toegeschreven. Misschien werden de pelgrimstekens door bezoekers aan de stad – al dan niet voor Maria – meegenomen van elders. De herkomstplaatsen geven geen uitsluitsel ten aanzien van de vraag of zij de reispatronen van de laatmiddeleeuwse Bosschenaren of de reispatronen van de bezoekers (op doortocht) aan ’s-Hertogenbosch betreffen. Hoe dan ook, de gevonden pelgrimstekens mogen dan wel niet direct te relateren zijn aan specifieke bedevaarttochten inbrabant
N U M M E R 3 J U N I 2 0 1 0
en meer dan duizend andere decoratieve sieraden waren het resultaat. De insignes werden vooral in het stort gevonden, in een vroegvijftiende-eeuwse afvallaag die indertijd als ophoging ten behoeve 25 van bebouwing werd gebruikt. Ze zijn vaak vervaardigd uit een tin-loodlegering. Andere metalen, zoals latoenkoper, brons, zilver of goud, zijn zeer zeldzaam. De variëteit van de in ’s-Hertogenbosch gevonden insignes is groot, de materiële kwaliteit 26 uitzonderlijk goed. Hoewel de historische context van de insignes in het stort volledig is verstoord, is het belang van het graafwerk voor het onderzoek naar laatmiddeleeuwse insignes groot. Op basis van de gegevens van de afdeling Bouwhistorie, Archeologie en Monumenten van de stad ’s-Hertogenbosch in combinatie met literatuuronderzoek konden in Kunera tot op heden 997 religieuze en profane insignes worden geregistreerd (stand: april 2010). Het geografische patroon van de insignes met ’s-Hertogenbosch als vindplaats wijkt enigszins af van de twee hierboven besproken patronen. Het verspreidingsgebied is veel
15
Plechtige Omgang. Fraters met het beeld van de Zoete Lieve Vrouw bij de Sint-Janskathedraal, 10 juli 1938. (Fotopersbureau Het Zuiden, collectie Stadsarchief ’s-Hertogenbosch)
of bedevaartgangers, maar de aantallen geven wel een goed beeld van populaire heiligen en oorden. De bedevaartplaatsen Ninove (27), Aken (18), Maastricht (12), Geraardsbergen (10) en Neuss (10) 28 waren klaarblijkelijk geliefd in ’s-Hertogenbosch. Het is niet verwonderlijk dat de aantallen insignes uit Aken en Maastricht redelijk overeenkomen; de steden werden vaak gecombineerd op bedevaart. Hetzelfde geldt voor Ninove en Geraardsbergen. Tenslotte moet ook rekening gehouden worden met het feit dat insignes niet enkel door bedevaartgangers, maar ook door reliekprocessies, pelgrims en handelaren buiten het bedevaartsoord 29 zelf konden worden verspreid. Tegenover de grotere aantallen insignes van buiten de stad staat de vondst van tien insignes uit ’s-Hertogenbosch. Hoewel de Sint-Janskerk met het miraculeuze beeld van de Zoete Lieve Vrouw een drukbezocht bedevaartsoord was, is daarmee het aantal eigen insignes dat gevonden werd in ’s-Hertogenbosch erg klein. In andere plaatsen 30 werd overigens hetzelfde geconstateerd. Een mogelijke verklaring is dat insignes vooral gekocht werden door pelgrims van buiten de stad. Wanneer we nog eens aan het Mirakelboek denken, mag het aantal van tien Bossche insignes op een totaal van ruim 250 insignes uit de Bossche bodem niet verwonderen. Dit kleine aantal komt verhoudingsgewijs – in orde van grootte – redelijk overeen met het aantal van 14 op 481 mirakelen waarin de pelgrim afkomstig is uit ’s-Hertogenbosch. Tot besluit Ook voor het analyseren van het verleden is computertechnologie de toekomst. Moderne technie-
ken maken het mogelijk om heel verschillend bronmateriaal te koppelen en grote hoeveelheden gegevens te verwerken. Drie soorten belangrijk historisch bronmateriaal voor de Bossche geschiedenis zijn inmiddels met behulp van een Geografisch Informatiesysteem op een geheel nieuwe wijze toegankelijk gemaakt en klaar om gebruikt te worden. Door de geografische patronen die verscholen zitten in de twee groepen archeologische vondsten (insignes) en de archivalische bron (Mirakelboek) binnen één applicatie (www.kunera.nl) met elkaar te confronteren, zijn de banden die ’s-Hertogenbosch in de periode van de latere veertiende tot vroege zestiende eeuw met andere steden onderhield nauwkeurig in kaart gebracht. Echter, de wetenschapper moet zijn of haar interpretatie geven aan het resultaat; dit zal veelal vanuit een deelgebied van het bronmateriaal gebeuren, zonder dat er een direct causaal verband mag worden gelegd. Het gebruik van een Geografisch Informatiesysteem biedt mogelijkheden voor de toekomst, in het algemeen voor al het stadskernonderzoek en in het bijzonder voor Kunera. Overal is van belang de vondsten van insignes te interpreteren en uit te tillen boven het niveau van een geïsoleerde toevalsof schatvondst. Geo-technologie kan dit mogelijk maken. Per locatie zal verschillen of en zo ja met welke andere historische bron – waarin veelvuldig plaatsnamen voorkomen – het insignemateriaal geconfronteerd kan worden. Dankzij het Nijmeegse GIS-project is het laatveertiende-eeuwse reispatroon naar en vanuit de stad ’s-Hertogenbosch helder verbeeld, en ook is duidelijk gemaakt hoe ver de actieradius van de laatmiddeleeuwse Bosschenaar strekte. Echter, hoe meer (kunst)historische bronnen met geografische informatie aan het systeem toegevoegd kunnen worden, hoe nauwkeuriger het nationale en internationale netwerk rondom ’s-Hertogenbosch in beeld kan worden gebracht en hoe meer nieuwe wegen van onderzoek geopend kunnen worden.
Tip Dankzij de ontwikkeling van een internetapplicatie, is het Mirakelboekproject voor iedereen toegankelijk via de internetsite www.kunera.nl. Via ‘direct naar de database’ en onder het kopje ‘Steden in perspectief – ’s-Hertogenbosch’ kunnen de geografische patronen daar geselecteerd en gecombineerd worden.
Tip Kijk voor een volledig geannoteerde versie van dit artikel op www. thuisinbrabant.nl
inbrabant
N U M M E R 3 J U N I 2 0 1 0
17
Noten
1
2
3
4
5
6
7
8
Mirakelboek OLV van ’s-Hertogenbosch: Herborch, vrouw van Jan Conincs, met schoolmeester en buren; nummer Hens: 187/protocolnummer: 186. Voor meer informatie over de cultus, zie: Peter Jan Margry en Charles Caspers (red.), Bedevaartplaatsen in Nederland, 4 dln. (Amsterdam en Hilversum 1997-2004) dl. 2, 395-424 (of via online databank: http://www.meertens.knaw.nl/bedevaart/bol/ plaats/653, geraadpleegd: 11 november 2009). H. Hens, H. van Bavel, G.C.M. van Dijck en J.H.M. Frantzen, Mirakelen van Onze Lieve Vrouw te ’sHertogenbosch 1381-1603. Transcriptie, annotatie en inleiding (Bijdragen tot de geschiedenis van het zuiden van Nederland, XLII), (Tilburg 1978) (blauwe uitgave), 10. Het is niet onwaarschijnlijk dat het teruggaat op een oudere versie van rond 1500. Zie: Hens e.a. 1978 (blauwe uitgave), 13-14, 95 e.v. Nederlandse Bedevaartbank Meertens Instituut: http://www.meertens.knaw.nl/bedevaart/bol/ plaats/268 (geraadpleegd: 11 november 2009). Nederlandse Bedevaartbank Meertens Instituut: http://www.meertens.knaw.nl/bedevaart/bol/ plaats/293, (geraadpleegd: 11 november 2009); H.J.E. van Beuningen en A.M. Koldeweij, Heilig en Profaan. 1000 Laatmiddeleeuwse insignes uit de collectie H.J.E. van Beuningen (Rotterdam Papers VIII), (Cothen 1993) 144. Zie voor hulpvragen en votiefgeschenken in het Bossche Mirakelboek en het Mirakelboek van Anno II (abdij Siegburg, bij Bonn): M.M.A.C. Langenhuijsen, “Het votiefgebruik in twee middeleeuwse Mirakelboeken”, Volkskunde 108 (2007), 215-231, m.n. 215, 221, 231 (tabel 5). Dirc van Hornen, 153/152; Diedelt/Dyedelt Mychghiels en Marie Mychghiels, 177/176; Herborch, vrouw van Jan Conincs, met schoolmeester en buren, 187/186; Duert Vrideman, zijn vrouw en vele goede lieden, 209/208; Ane van Mierden, vrouw van Jan van Loven, en buren, 210/209; Ide, vrouw van Mense Bosch (namens Mense Bosch) en buren, 211/210; Gheertruut, vrouw van Groet Lubrecht (namens Groet Lubrecht), en buren, 212/211; Gheraed die Grote (namens Roelof die Smit), en buren, 326/343; Gherijt Groen Dircssoen, 327/344. Mariaprocessie, zie: Hens e.a. 1978 (blauwe uit-
18 inbrabant
9
10
11 12
13
14
15
gave), p. 71-72. Het is niet bekend wanneer de SintJansmarkt ontstaan is, maar in ieder geval eerder dan de in 1403 ingestelde jaarmarkten in de vasten en eind augustus; zie hiervoor: P.Th.J. Kuijer, ’sHertogenbosch, stad in het hertogdom Brabant ca. 1185-1629 (Zwolle en ’s-Hertogenbosch) 137. .A.F. Kronenburg, Maria’s Heerlijkheid in Nederland. Geschiedkundige Schets van de Vereering der H. Maagd in ons Vaderland, van de eerste tijden tot op onze dagen, dl. 6 van 9: ‘De Middeleeuwen. Maria’s Genadeoorden en Miraculeuze Beelden’ (Amsterdam 1909) 270-276. Hens e.a. 1978 (blauwe uitgave), 72-73, 684 (kaart), 685 (bijlage VI, lijst van herkomstplaatsen). Het betreft een Klein Data-project van DANS (Data Archiving and Networked Services, instituut van KNAW en NWO), binnen het overkoepelende project ‘Alfa-Geo’ dat als doel heeft het gebruik van geografische informatiesystemen in de alfawetenschappen te stimuleren. ‘Alfa-Geo’ is een initiatief van DANS en wordt mede mogelijk gemaakt door het programma RGI (‘Ruimte voor Geo-informatie’). De Nijmeegse onderzoeksgroep KUNera staat onder leiding van prof.dr. Jos Koldeweij. Zie ook: Marjolijn Kruip, ‘GISwerk: bedevaartsouvenirs, het Bossche Mirakelboek en de Brugse Wegwijzer’, Madoc. Tijdschrift over de Middeleeuwen 23 (2009), nr. 3. Voor het gebruik van GIS in de alfawetenschappen, zie: Onno Boonstra en Anton Schuurman (red.), Tijd en Ruimte. Nieuwe toepassingen van GIS in de alfawetenschappen (Utrecht 2010). Niet altijd met 100% zekerheid. Bij twijfel omtrent een herkomstplaats (Gaat het om een naam of plaats? / Er bestaan meer plaatsen met dezelfde naam: om welke plaats gaat het?) is toch altijd een keuze gemaakt voor een bepaalde plaats, zodat deze getoond kan worden op de kaart. Een notitie hierover is dan te vinden in het veld ‘Opmerkingen herkomst’. In twee gevallen zijn de bedevaartgangers uit één wonderverhaal afkomstig uit verschillende herkomstplaatsen (nummer Hens: 379, protocolnummer: 395; nummer Hens: 425, protocolnummer: 439); daarom komt het totale aantal herkomstplaatsen op 484 i.p.v. 481.
TIJDSCHRIFT VOOR BRABANTS HEEM EN ERFGOED
16
17
18
19
Op de kaart in de bronpublicatie uit 1978 konden 343 bedevaarten uit 242 plaatsen worden aangegeven. Zie: Hens e.a. 1978 (blauwe uitgave), 684. De Mirakelboek-database die voor dit project ontwikkeld is, is gericht op het doen van wetenschappelijk onderzoek. Daarom zijn bijvoorbeeld de velden ‘beroep’/’aanleiding’/’wonder’ zo algemeen mogelijk omschreven, waardoor bijvoorbeeld pelgrims die last hadden van blindheid, een open been of epilepsie in de categorie ‘ziekte’ vallen (in het veld ‘aanleiding’). De gebruiker kan zo eenvoudig categoriseren en vervolgens de benodigde protocolnummers selecteren/verwerpen. Op deze wijze is de gebruiker niet afhankelijk van, bijvoorbeeld, de verschillende omschrijvingen van eenzelfde kwaal die het middeleeuwse Mirakelboek bevat. De database is dus geen letterlijke weerslag van het Mirakelboek, maar geeft toegang tot deze bron en schept op die wijze mogelijkheden voor nieuw onderzoek. Voor volledige teksten wordt verwezen naar de bronpublicatie: Hens e.a. 1978. Uit ’s-Hertogenbosch: Katherine, vrouw van Gheraeds Storems, 020/020; Jan Ekrijnssoen, 053/053; Hein Celensoen, zijn vrouw Aleit en zoon Peter, 066/065; Hein van Hyntem, 097/096; Arnt, zoon van Jan Yewens, 261/257; Mechtelden/ Mechtelt, dochter van Lijsbet en Heyne van Lit, Mechtelts moeder Lijsbet (dochter van meester Wouter) en haar oma Lijsbet, 311/328; Ghybe, zoon van Herswijn en Jacop Gheraed Claussoen, Ghybes vrouw Hille en zijn oma (vrouw van Ghybe van Eyc en moeder van Herswijn), 319/336; Lyzabeth, vrouw van Gijbben Bac, en Lyzabeths buren, 350/367; Jan, zoon van Wautgheer van Tanghel, en Jans buren, 354/371; Aert, zoon van Heylwijch en Jan van Amerzoden, Heylwijch en Jan van Amerzoden en familie, 370/386; Willem die Brune en twintig anderen waaronder zijn kinderen, 428/442; Art Peterssoen, 476/495; Gertruy Boertgens, 478/497; Italiaanse soldaat (regiment van Signore Lelio Bancratio), 481/-. Goetscalc Redeghis, 001/001; Peter Poelman, 028/028; Andries Lessijn, 140/139; Willem Symonssoen alias Rijc Willem, met Claus Janssone en Willem die Harde, 320/337.
20
21
22
23
24 25
26
Bron: http://www.kunera.nl, zoekopdracht ‘herkomstplaats ’s-Hertogenbosch’ (stand: april 2010). In 1987 werden de Bossche insignes geïdentificeerd door Jos Koldeweij en gepresenteerd op de tentoonstelling en in het gelijknamige boek: R.M. van Heeringen, A.M. Koldeweij en A.A.G. Gaalman, Heiligen uit de modder. In Zeeland gevonden pelgrimstekens (Clavis Kunsthistorische Monografieën 4), Utrecht en Zutphen 1987 (tweede druk 1988), p. 76-80. Zie ook Bossche insignes in: Van Beuningen en Koldeweij 1993, p. 58-63, 221-224, 239; H.J.E. van Beuningen, A.M. Koldeweij en D. Kicken, Heilig en Profaan 2. 1200 Laatmiddeleeuwse insignes uit openbare en particuliere collecties (Rotterdam Papers XII), (Cothen 2001) 336-337. Jos Koldeweij, ‘Vroomheid in tin en lood. Bossche pelgrimsinsignes als historische bron’, Brabants Heem 50 (1998), 52-61. Marjolijn Kruip, ‘Pilgrims’ souvenirs and geographical patterns. Medieval pilgrims to and from a town in the Netherlands’, in: Martin Carver en Jan Klapste (red.), Archaeology of Medieval Europe II (1200-1600), te verschijnen in 2010. Voor insigne-onderzoek in Nieuwlande, zie: R.M. van Heeringen, ‘De archeologische context van de Zeeuwse vondsten’, in: Van Heeringen, Koldeweij en Gaalman (1987; tweede druk 1988) 26-32; H.J.E. van Beuningen, ‘Nieuwlande’, in: Van Beuningen en Koldeweij (1993) 26-32. http://www.kunera.nl, zoekopdracht ‘vindplaats Groningen’: 26 hits (stand: april 2010). Een deel van de gevonden voorwerpen is afkomstig van archeologisch onderzoek ter plaatse, dat in gecontroleerde omstandigheden is uitgevoerd door de afdeling Bouwhistorie, Archeologie en Monumenten. Een ander deel is afkomstig van amateurarcheologen die met metaaldetectoren de uit de bouwput gegraven grond die langs de A2 werd gestort, hebben doorzocht. Eerste signalering vondstcomplex: A.M. Koldeweij, ‘Pelgrimstekens in en uit ’s-Hertogenbosch’, Signum 10 (1998) 13-17. N.a.v. deze opgravingen verscheen: H.L. Janssen en A.A.J. Thelen (red.), Tekens van leven. Opgravingen en vondsten in het Tolbrugkwartier in ’s-Hertogenbosch (Utrecht 2007) o.a. 10-11, 104-110; A.M. Koldeweij, ‘Opgespeld
inbrabant
N U M M E R 3 J U N I 2 0 1 0
19
Noten
27
28
29
30
geloof en bijgeloof. Geloof en magie’, in: Janssen en Thelen (2007) 147-149. Voor meer informatie over pelgrimstekens met vindplaats ’s-Hertogenbosch, zie: Koldeweij, in: Janssen en Thelen (2007) 152-171. Bron voor deze en de navolgende aantallen insignes: http://www.kunera.nl, zoekopdracht ‘vindplaats ’s-Hertogenbosch’ (stand: april 2010). Van Heeringen en Koldeweij 1987 (tweede druk 1988) 37-38; Koldeweij, in: Janssen en Thelen (2007) 163. Voor meer informatie en mogelijke verklaringen, zie: Koldeweij, in: Janssen en Thelen (2007) 1
20 i n b r a b a n t
TIJDSCHRIFT VOOR BRABANTS HEEM EN ERFGOED