Het boerenbedrijf van toen
HET BOERENBEDRIJF VAN TOEN KIJKJE OP HET BEDRIJF VAN DE KOEDIJKER BOER, KLAAS JACOB DE GEUS
Bertus Hoeve kwam in 1958 in dienst bij de veeboer Klaas Jacob de Geus (1893-1992), die zijn bedrijf had op het huidige adres, Kanaaldijk 276. In het kader van zijn opleiding moest hij een verslag maken over het bedrijf waar hij werkte. Dit verslag is weliswaar later bij een brand verloren gegaan, maar Bertus weet ook zonder dit verslag heel veel te vertellen over de gang van zaken op dit boerenbedrijf, dat nog op traditionele wijze werd gevoerd.
De boerderij van de familie De Geus
Na zijn militaire diensttijd vroeg De Geus hem weer terug te komen, met de mededeling, dat hij dan te zijner tijd het bedrijf van hem kon pachten. De Geus had zelf geen opvolgers voor zijn boerenbedrijf. Zoon en dochter werkten in het onderwijs of hadden geen interesse. Een en ander stond weliswaar niet op papier, maar gebeurde wel, want De Geus was iemand die zijn woord hield. Het bedrijf en de bedrijfsvoering waren in de laatste tientallen jaren niet of nauwelijks veranderd en alles ging nog zoals het altijd was gegaan en zo was het goed.
Werkgroep Koedijker Verleden
www.koedijkerverleden.nl
Het boerenbedrijf van toen HET BEDRIJF Het bedrijf bestond uit een boerderij met schuren op een erf van 2210 m² en met zo’n 13 hectare bouw- en grasland. Het grasland gedeeltelijk aan de andere kant van het kanaal in de gemeente Bergen, dicht bij de vlotbrug, waar 4 tot 5 melkkoeien op liepen. Het overige land lag rond de Mare, waar op de ene weide 4 tot 5 koeien liepen en op de andere zo’n 10 koeien. Van het land werd zo’n 1,5 hectare als bouwland gebruikt. Hierop werden voederbieten voor de koeien, aardappelen en voor eigen gebruik zomer- en wintergroenten geteeld. In de boerderij was plaats voor 18 melkkoeien, terwijl er soms een kalfje op de koegang stond. Ook was er op de dars een stal, waar 2 paarden konden staan.
Plattegrond van de boerderij
Verder waren er de “bulleboet”, waar plaats was voor een stier, 2 vaarzen en de kalfjes, het “varkensboetje” met 8 tot 10 pinken en het “zeugenboetje” waar een zeug met biggen werd gehouden. Verder waren er nog geiten en kippen. De mest kwam op de mestplaat of mispet en de vloeibare mest of ier werd opgevangen in de ierput. Op deze ierput stond ook het privaat. Wanneer de ierput vol was, werd hij leeggepompt met een ierpomp. De ier, ook wel gier genoemd, werd dan naar het land gereden met de ierkar en verspreid over het land.
Overzicht boerderij en de schuren
Werkgroep Koedijker Verleden
De landerijen hadden ook namen. Zo waren er de Lage Weid, de Rassche, de Zaaiweid en het Schutterweidje.
www.koedijkerverleden.nl
Het boerenbedrijf van toen HET HOOILAND Van het grasland werd ieder jaar een andere helft voor het oogsten van hooi gebruikt. Rond de eerste juni begon het hooien en dat duurde zo’n drie weken. Om de week werd 1/3 van het gras machinaal gemaaid en als dit droog was werd het met de machine gekeerd. Na nogmaals te zijn gedroogd werd het met dezelfde machine tot walen geharkt. Toen deze machines er nog niet waren, werd dit werk met de zeis en met de hooihark gedaan, zowel het maaien, het keren van het swad als het harken tot walen. (een De mest wordt over het land verspreid swad is de hoeveelheid gras die met één zwaai van de zeis wordt afgemaaid) Na 10 dagen is het dan hooi en wordt het met de tiemschuiver tot hopen gemaakt, die rustig een week op het land konden blijven staan, omdat eventuele regen er vanaf droop. Daarna werden deze hooihopen met de hooiwagen naar huis gebracht waar ze binnen werden gelost. Na het hooien werd rond de eerste juli de mest uitgereden over het hooiland. Dit gebeurde met de driewieldekar of mestkar, waarbij de lading van de wagen in 7 hopen over het land werd verdeeld, die later met een vork werden verspreid over het land. Ter voorkoming van hooibroei, werd de rest van het jaar regelmatig met een hooiijzer de temperatuur van het hooi in de gaten gehouden. Begon het hooi te broeien, dan moest er gespit worden. Een diepe gleuf in de hooiberg bracht dan de nodige afkoeling. Hooibroei was altijd hèt grote gevaar voor de boer.
Het hooi wordt van het land gehaald
DE KOEIEN Ieder jaar werd een stierkalf aangehouden of gekocht om het volgende jaar de koeien te dekken, waarbij het dekseizoen loopt van 1 mei tot 1 augustus. Hierna werd de stier verkocht aan een andere boer of aan de slachterij. Aanvankelijk werd een eigen stierkalf aangehouden, maar door problemen met de inteelt werd later overgegaan tot aankoop van een stamboek stierkalf. Van de geboren kalveren werden de stierkalveren nuchter verkocht. Die brachten zo’n 30 tot 40 gulden op.
Werkgroep Koedijker Verleden
www.koedijkerverleden.nl
Het boerenbedrijf van toen De kuikalveren werden aangehouden, circa 9 stuks (18 koeien, 18 kalveren helft stier, helft kui). Een kalf wordt na één jaar een pink, na twee jaar en het eerste kalf een vaars, na drie jaar en het tweede kalf een twenter, en na vier jaar, volwassen en uitgewisseld, een koe. De nieuwe koeien kwamen op de stal en een zelfde aantal oude koeien moest dus worden verkocht aan andere boeren of aan de slachterij. Zo werd een “jonge” veestapel aangehouden. De koeien liepen van 1 mei tot 1 november buiten op het land en aten uiteraard gras en dronken uit de sloot. Als ze op stal stonden kregen ze hooi, een mand gemalen voederbieten per dag en als ze in volle productie van melk waren, 2 kilo per dag, anders iets minder. De koeien kregen geen kuilgras of kool te eten, mede vanwege de stank, die deze producten veroorzaken. Op de stal waren 2 waterkranen (de pomp werd niet meer gebruikt) en hieruit kregen ze water in de goot. Deze goot liep licht af in etappes, zodat iedere koe genoeg water kreeg. Er waren dus geen drinkbakken, waaruit de koeien de gehele dag naar behoefte konden drinken. De volgorde van voeren was, water, bieten, koeken en hooi. Daarna werd gemolken. Er werd met de hand gemolken en de volle melkbussen werden aan de weg gezet waar ze ’s morgens en ’s avonds door de melkrijder werden opgepikt en naar de melkfabriek Neerlandia in Stompetoren werden gebracht. Bij het melken werd de melk in een emmer opgevangen. De emmer werd Koestal met koegang, groep, stallen met melkkoeien en links in de wand de deuren van een bedstede door het filter van de teems geleegd in de melkbus. Van de melk worden in de fabriek of in de stal monsters genomen, niet alleen om de kwaliteit vast te stellen, maar vooral om het vetgehalte en de vetvrije droge stof vast te meten. Zij bepalen namelijk de prijs van de melk. Voor de boer is het zaak om zo hygiënisch mogelijk te werken en daarom is het schoonmaken van het melkgerei erg belangrijk. De ligging van het land noopte er toe dat de knecht met de fiets te melken ging naar de overkant van het kanaal, waar de melkbussen aan de Helderscheweg gezet werden en dat De Geus zelf met het
Werkgroep Koedijker Verleden
www.koedijkerverleden.nl
Het boerenbedrijf van toen melkschuitje naar de overige koeien ging. De knecht, die minder koeien te melken had en dus eerder klaar was, fietste dan naar zijn baas en hielp hem daar nog verder de laatste koeien te melken. De Geus ging dan met de fiets naar huis en de knecht ging met de volle melkbussen in het schuitje terug naar de boerderij. Omdat er maar één karretje was om de zware melkbussen te transporteren en die in de zomer aan de overkant van het kanaal werd gebruikt, moest de knecht bij thuiskomst met het schuitje de volle melkbussen met een juk naar de weg brengen. Twee melkbussen van 10 kilogram met 40 liter melk is in totaal 100 kilogram per keer lopen! ANDERE DIEREN In de varkensboet bij de boerderij werd een zeug gehouden. Twee keer per jaar kwamen er jonge biggetjes en die werden 8 weken bij de moeder gehouden.
Zeug met haar biggen
Daarna werden ze verkocht voor mesterij. Bij een andere varkenshouder werden ze dan vetgemest voor de slacht. Dan werd er ook nog een paard gehouden voor het werk op de boerderij. Op de dars was een stal waar twee paarden konden staan. De Geus had één paard. Bij veel boeren werden in de paardenstal ook geiten gehouden. De ruimte was er en het paard vond het gezellig. De kippen werden uiteraard voor de eieren gehouden, maar er werd ook wel eens kip gegeten. HET BOUWLAND Het bouwland werd met eigen paard en ploeg bewerkt. Het was een 1-scharige ploeg, waarvoor 1 of 2 paarden gespannen konden worden. Voor 1 mei, wanneer de koeien naar buiten gingen, waren de akkers al zaaiklaar gemaakt en waren de gewassen gezaaid en geplant. Het onderhoud van de akkers, veel handwerk, werd tussen alle andere werkzaamheden door gedaan. Werkgroep Koedijker Verleden
www.koedijkerverleden.nl
Het boerenbedrijf van toen Er was een agria, waarmee tussen de regels planten kon worden gefreesd en waarmee de aardappelen werden aangeaard. Op het bouwland werden voederbieten geteeld, de soorten Groeningia- en Barresbieten. Na de oogst werden deze bieten op het land verzameld in de zogenaamde bietenkuil, afgedekt met riet en aarde, zodat ze tegen de vorst beschermd waren. Veilig waren ze nog niet, want bij te strenge vorst dreigde bevriezing en een te zachte winter bracht rotting. Als de koeien op stal stonden werd een keer per week een lading bieten per schuit opgehaald en naar de boerderij gebracht. Hier werden ze per dag met handkracht in een machientje gemalen, 20 manden per dag, 2 manden per juk. De aardappelen, Bevelanders, waren deels voor de verkoop en deels voor eigen gebruik en werden in huis bewaard. Verder was er nog een hoekje grond waar zomeren wintergroenten voor eigen gebruik werden geteeld. Op één akker was een lorrie, een wagentje op rails, waarmee de geoogste aardappelen of Het paard Tinka bieten naar de schuit konden worden gereden. Op de andere akkers, zonder lorrie, moesten de volle manden of kisten met de hand naar de schuit worden gebracht, een modderige en zware klus! MACHINES, WERKTUIGEN EN GEREEDSCHAPPEN Op de boerderij waren naast het gewone handgereedschap aanwezig: 1 een-scharige ploeg 1 agria 1 driewieldekar of mestkar 1 hooiwagen 1 wagen met (g)iertank 1 maaimachine (merk: Mc. Cormick) 1 hark/keerder voor het hooi 1 tiemschuif (tiemen is het hooi d.m.v. een tiemtuig op hopen trekken) 1 (g)iertank van 1000 liter 2 schuiten van 1 ton (voor het melken, aardappelen e.d.) 1 schuit of praam van 4 ton (voor de bieten)
Werkgroep Koedijker Verleden
www.koedijkerverleden.nl
Het boerenbedrijf van toen WERKZAAMHEDEN GEDURENDE HET JAAR ZOMER Op 1 mei, een datum die vrij nauwkeurig werd aangehouden, gingen de koeien naar buiten. Op het bouwland werden de bieten, na uitzaaien en opkomen, uitgedund. De aardappelen werden gepoot en later aangeaard.
Pinken in het weiland, genaamd de Rassche
Het onkruid werd bestreden door schoffelen en wieden, iets wat de hele zomer doorging. Er werd kunstmest gestrooid over bouwland en grasland. Rond 1 juni begon de hooitijd met maaien, keren, walen en hooien. Eenmaal in huis werd de temperatuur van het hooi regelmatig met het hooi-ijzer gemeten. Daarna, rond 1 juli, werd de stalmest uitgereden over het hooiland, een klus van ongeveer 6 weken. Dan werden landhekken in de carboleum gezet en andere onderhoudswerkzaamheden verricht. In september werd begonnen met het schoonmaken van de sloten, ook een klus van zo’n 6 weken. Daarna werd het tijd voor de aardappeloogst en werd begonnen met het rooien van de voederbieten. WINTER Op 1 november werden de koeien weer op stal gezet en moesten ze dagelijks van voer en water worden voorzien. De laatste bieten werden gerooid en afgedekt voor de winter. Als de iertank vol was, ongeveer om de 3 weken, werd deze leeggepompt en werd de ier met de ierwagen over het land verspreid.
Werkgroep Koedijker Verleden
www.koedijkerverleden.nl
Het boerenbedrijf van toen Wekelijks werden bieten van het land gehaald en per dag gemalen voor de koeien. Ook werden struiken en bomen op het erf gesnoeid en het hout, geriefhout genaamd, verwerkt tot dampaaltjes, rijshout en brandhout. De koeien werden regelmatig geborsteld. In februari stonden altijd wel enige koeien droog en werd er gekalfd. In april begon langzaam het nieuwe seizoen weer en werd er al weer kunstmest gestrooid. Ook werd begonnen met het zaaiklaar maken van het bouwland. En het hele jaar door, 7 dagen per week, 2 keer per dag, koeien melken. DAGINDELING VAN DE BOER 4.30 uur opstaan Koeien melken en verzorgen 8.00 uur ontbijt Melkemmers en teems e.d. schoonmaken Seizoenarbeid
Hooi keren en walen
10.00 uur koffietijd Seizoenarbeid 12.00 uur middageten. Warm eten, tenzij in de zomer “op brood” op het land werd gewerkt. Seizoenarbeid
Werkgroep Koedijker Verleden
www.koedijkerverleden.nl
Het boerenbedrijf van toen 15.30 uur theetijd Koeien melken en verzorgen Melkemmers en teems e.d. schoonmaken 18.30 avondeten, brood eten Voor het slapen gaan werd nog een rondgang over het bedrijf gemaakt om te zien of alles goed ging en kregen de koeien nog een “pik” hooi 21.00 uur naar bed DE BOER EN ZIJN PERSONEEL De knecht ontving naast loon, kost en inwoning. Hij at mee aan tafel bij de boer en zijn familie en kreeg dezelfde dagelijkse kost. Ook kon hij in zijn vrije tijd bij de familie blijven en werd dus zogezegd, als een lid van de familie behandeld. Hij sliep echter in een bedstede op de koegang.
De boer Klaas Jacob de Geus (1893-1992)
De boer ging om 21.00 uur naar bed en dan ging de buitendeur op slot. Als de knecht dus eens later naar bed wilde gaan, kon dat zolang hij maar in huis bleef. Ging hij ’s avonds weg en kwam hij wat later thuis, dan moest hij de boer wakker maken, zodat die de deur kon openen. Kwam hij echter na een avondje stappen laat thuis, dan had hij pech, dan bleef de deur dicht en moest hij een andere slaapplaats zoeken.
Cor Visser Met dank aan Bertus Hoeve en de familie De Geus
Werkgroep Koedijker Verleden
www.koedijkerverleden.nl