Herinneringen, levensverhalen en gezondheid1 Ernst Bohlmeijer Het belang van levensverhalen in onze tijd Het wel en wee van reminiscentie Tot besluit Een belangrijke aanleiding om dit boek over de betekenis van levensverhalen te maken is het toenemend gebruik van reminiscentie en levensverhaalmethoden in de gezondheidszorg. In deel UI van dit boek komen deze methoden uitgebreid aan bod. Kennelijk kan reminiscentie - het in stilte of hardop memoreren van eerdere ervaringen — een heilzame werking op de mens hebben. Een aantal noties waarom dit het geval is, ligt voor de hand. In het alledaagse leven heeft reminiscentie vele functies (Gibson, 2004). Wanneer we een dierbare hebben verloren, koesteren we herinneringen aan deze per-soon, waardoor we hem of haar dichtbij ons houden. We kiezen een mooie foto en zetten deze op een prominente plaats in ons huis. Het ophalen van herinneringen kan ook een sociale functie hebben. We koesteren onze komaf, delen anekdoten, proberen onze (klein)kinderen te imponeren met sterke en spannende verhalen van vroeger en zijn daarbij trots op onze prestaties die we graag in ere houden. Een andere functie is dat herinneringen ons helpen om te gaan met moeilijke gebeurtenissen en le-vensomstandigheden die op ons pad komen. We roepen onze daadkracht van weleer in het geheugen en bezweren onze twijfels met de uitspraak dat we wel eens voor hetere vuren hebben gestaan. Je kunt zeggen dat de positieve functies van reminiscentie ertoe bijdragen dat we continuïteit en samenhang in ons leven ervaren, dat we ons verbinden met onze sociale omgeving en dat we onze eigenwaarde en zelfvertrouwen behouden, vooral wanneer de levensomstandigheden ons op de proef stellen. Ten slotte wijst Gibson erop dat reminiscentie ook een culturele functie heeft Verhalen van oudere mensen hoe-ven niet alleen anekdotisch te zijn, maar kunnen ook doorleefde wijsheden overdragen die beter be-klijven dan de tegeltjes op de toiletten. Persoonlijke getuigenissen en verhalen van maatschappelijke gebeurtenissen vormen een waardevolle aanvulling op de officiële geschiedschrijving. Voor overle-venden van catastrofen zijn persoonlijke getuigenissen zelfs van levensbelang. Coleman (Coleman e.a., 2002, p. 231) licht dit als volgt toe:
‘Memory, trauma, healing, generativity, reconciliation - these are key dements for the future of all our societies... the first aim of memory is to bear witness to truth. Without the search you truth, healing and reconciliation are impossible.’ Tegenover de positieve functies staat dat het verleden soms de grote boeman wordt. Wat we ooit hebben meegemaakt verklaart onze huidige ellende. Dan houden we ons obsessief bezig met wat is misgegaan in het verleden en houden met herinneringen onze bitterheid in stand. Dit klinkt al veel minder gezond. Ook deze vorm van reminiscentie geeft misschien houvast in bange dagen, maar leidt er in het algemeen toe dat we meer deuren naar de toekomst sluiten dan openen. Herinneringen vormen de bouwstenen van persoonlijke levensverhalen (Bluck, 2001). Ieder mens is zich in zekere mate voortdurend bewust van zijn eigen autobiografie. We zijn in staat een route te schetsen van plaatsen en gebeurtenissen waarlangs we gekomen zijn. Deze route is gemarkeerd met een aantal mijlpalen, hoogtepunten en dieptepunten. Ons levensverhaal biedt een verklaring voor wie we nu zijn en wat we nu doen. En meestal bevat het een notie van bestemming. We kleuren de toekomst in met verwachtingen, of dit nu doemscenario’s of idealen zijn. Als iemand spontaan vraagt wie je bent, waar je vandaan komt en waar je naartoe gaat, kom je met het verhaal van je leven op de proppen. Zonder levensverhaal, geen identiteit. Overigens waren dit ooit letterlijk vragen van leven en dood in het ruige westen van Amerika. Bij een ontmoeting met een vreemde, werd een geweer op je borst gericht en werden voor-gaande vragen op je afgevuurd. Dan kon je maar beter een snel en goed verhaal hebben. No lifè-story, no lifè! Levensverhalen zijn reconstructies. We stellen ze steeds weer bij en leggen andere accenten. Ze groeien met ons mee en ze worden getransformeerd door nieuwe ervaringen. Dat zal één van de rode draden in
.
1
Bohlmeijer, E. (2007) Herinneringen, levensverhalen en gezondheid. In: De betekenis van levensverhalen, theoretische beschouwingen en toepassingen in onderzoek en praktijk Bohlmeijer, E., Mies, L. en Westerhof, G. (Red.). Houten: Bohn Stafleu van Loghum, pp. 31-39.
dit boek zijn. Onze belevenissen en herinneringen (het opnieuw beleven) worden geweven tot een coherent verhaal van voortschrijdend zelfinzicht dat ons in staat stelt vooruit te leven en te handelen. In het algemeen gebeurt dit impliciet, zonder dat we er erg in hebben. Maar soms worden we gedwongen letter-lijk en figuurlijk stil te staan bij de loop die ons leven heeft genomen. Bijvoorbeeld, wanneer we opeens geconfronteerd worden met een chronische ziekte (Baart, 2002). Dan valt ons levensverhaal in duigen en fragmenteert. Verleden, heden en toekomst zijn niet meer op een vanzelfsprekende wijze verbonden. On-ze biografie is verstoord. Dan hebben we tijd nodig om ‘op verhaal te komen’, om te werken aan een nieuw 5
‘plot dat niet alleen is gebaseerd op slachtofferschap maar ook op vermogen om te handelen (Polkinghorne, 1996). Wanneer een dergelijk verhaal ontbreekt, ontstaan gevoelens van vervreemding en zinloosheid. En deze gevoelens kunnen op hun beurt weer razendsnel leiden tot ondermijning van ons welbevinden en gezondheid. In vogelvlucht zijn we daarmee aanbeland bij de relatie tussen levensverha-len en gezondheid. In dit hoofdstuk wil ik ten aanzien van deze relatie stilstaan bij twee vragen. Waarom is er in deze tijd zoveel aandacht voor levensverhalen? Op welke momenten en op welke wijzen kan het stilstaan bij het eigen levensverhaal direct bijdragen aan gezondheid?
Het belang van levensverhalen in onze tijd In zijn boek Modernity and self-identity beschrijft Giddens (1991) een aantal kenmerken van het huidige, wat hij noemt, laat-moderne tijdperk. Eén centraal kenmerk van het moderne tijdperk, dat begon met de opkomst van een industriële en kapitalistische samenleving, is volgens Giddens het wegvallen van tradities en de toenemende globalisatie. Maatschappelijke positie en tradities (die vorm kregen en overgedragen werden binnen lokale, intieme gemeenschappen) schrijven niet meer voor welke keuzes we moeten ma-ken 2
en hoe we ons moeten gedragen . Er is sprake van een grote mate van reflexiviteit: door de snelle groei van (grenzeloze en onpersoonlijke) kennis en informatie moeten we ons steeds opnieuw verhouden tot onze sociale en natuurlijke omgeving. Deze ontwikkeling geeft een grote mate van vrijheid, maar leidt ook tot radicale twijfel, angst en existentiële onzekerheid. We zijn tot steeds meer technologische presta-ties in staat, maar aan deze prestaties zitten ook steeds meer risico’s verbonden en ook hier wordt van ons gevraagd om afwegingen te maken. In het moderne tijdperk is het zelf een reflexief, arbeidsintensief project geworden, een existentiële zoektocht naar en continue bijstelling van onze identiteit. De basis voor deze zelf-identiteit is gelegen in ons autobiografisch bewustzijn. Giddens schrijft daarover: ‘A person’s identi-ty is not to be found in behaviour, nor - important though this is - in the reactions of others, but in the capacity to keep a particular narrative going’ (p. 54). Wanneer het verhaal van ons leven voldoende coherent is en adequaat (gebaseerd op eigen ervaringen) geeft het een basisvertrouwen dat ons in staat stelt om te gaan met ingrijpende gebeurtenissen en sociale veranderingen; vertrouwen, geen zekerheid, want er zijn altijd andere verhalen mogelijk en ons verhaal is in ontwikkeling en levend. Samenvattend kun je zeggen dat Giddens stelt dat het moderne leven een avontuurlijk traject van zelfactualisa-tie is geworden dat ons langs universele stadia in de levensloop leidt maar zonder vast omschreven richtlijnen of rites de passages’. We wegen kansen en risico’s af. We maken keuzes op basis van innerlijke waarden en normen, waarin we proberen zo authentiek mogelijk te zijn en ons niet te laten leiden door overgeleverde, emotionele geboden uit ons verleden. Onze keuzes maken we zichtbaar in onze leefstijl en vertalen we in le-vensplannen. De grondstof voor dit traject is onze reflexieve arbeid. Onze verantwoording en houvast zijn ons persoonlijk journaal, het verslag dat we op enig moment reconstrueren van dit traject: ons levensverhaal. Dat dit geen eenvoudig traject is, mag wel blijken uit de grote behoefte aan coaching en therapie. De keerzijde van dit traject- wanneer we er niet in slagen een authentiek verhaal te ontwikkelen - zijn gevoelens van vervreem-ding, angst, schuld en schaamte. Omdat we minder bij de hand worden genomen door tradities en er meer alleen voor staan, is de bagage die we in de eerste levensjaren meekrijgen om het traject af te leggen, misschien wel des te belangrijker. In de eerste jaren ontwikkelen we al dan niet een basisvertrouwen, in onszelf maar ook in de wereld om ons. McAdams (1993) noemt dit de grondtonen van het levensverhaal dat iemand op latere leeftijd ontwikkelt Krijgt ons levensverhaal een optimistische of een pessimistische kleur? Wanneer we vol-doende vertrouwen ontwikkelen, zijn we ook m staat om te exploreren en creatief (niet-traditioneel) te denken en zelfstandig een identiteit op te bouwen. Volgens dezelfde McAdams krijgt ons levensverhaal pas echt ge-stalte tijdens de adolescentie. Op deze leeftijd heeft de mens voldoende vermogen tot abstractie om een le-vensverhaal te componeren (zie ook hoofdstuk 2 van Brugman en hoofdstuk 4 van Wessel). Hij stelt dat in veel levensverhalen een onderliggend motief is te vinden dat fungeert als een persoonlijke mythe. Zoals mythen
2
Zie ook de bijdrage van Arianne Baggerman in deel n over de opkomst van egodocumenten, wat zij rela-teert aan snelle maatschappelijke veranderingen.
vroeger de diepere betekenis van het leven weerspiegelden voor een volk en in die zin heilig waren, zo vormt de persoonlijke mythe een zingevende grondslag voor het eigen bestaan. Het is een persoonlijke visie op het leven, gebaseerd op een aantal belangrijke ervaringen en waarden, die richting en betekenis geeft aan het leven en ook de ‘brandstof levert om doelen te verwezenlijken. ‘Life becomes mythic in our teenage years. The formation and re-formation of identity remains thereafter the central! psychosocial task of the adult years. From adolescence onward we face this task of creating an integrative life story through which we are able to understand who we are’ (McAdams, 1995, p. 91).
Wanneer we spreken van mythen is al snel een brug geslagen naar het werk van Carl Gustav Jung. Ook hij had een uitgesproken visie op de moderne samenleving, de potentiële vervreemding en het belang van het vinden van een (innerlijke) moraliteit in het eigen levensverhaal (Jung, 2000). Hij nam een sterk eenzijdige levenswij-ze waar bij mensen in de moderne tijd. Vooral door de opkomst van de moderne wetenschappen is er een toe-name van het vertrouwen in de ratio en daarvan afgeleid de mogelijkheid om de natuur te beheersen. Spirituele en religieuze vermogens zijn in deze ontwikkeling ondergesneeuwd geraakt en daarmee ons natuurlijk ver-mogen (gelegen in de ziel) om de eenheid van het leven te ervaren en de verbinding met het grotere geheel. Daarmee is een splitsing in ons bewustzijn ontstaan. We zijn ons niet meer bewust van de religieuze en mythi-sche beelden en symbolen die vroeger nog volop beleefd werden. Omdat we wel degelijk een sterke behoefte aan zingeving hebben en, volgens Jung, van nature religieus zijn, blijft deze ontwikkeling niet zonder gevol-gen. Jung bracht zowel veel moderne neurosen (verslaving, depressie, gevoelens van zinloosheid) als maat-schappelijke conflicten en fragmentatie in verband met de verdringing van het ‘irrationele’ naar de periferie van ons persoonlijk bewustzijn en van de samenleving. Het is zijn levenswerk geweest (beschreven in zijn auto-biografie Dromen, herinneringen en gedachten) om zichtbaar te maken hoe mensen de splitsing in het bewustzijn kunnen herstellen en op welke wijze ons oorspronkelijke zelf m ons levensverhaal naar voren kan komen. In deel in gaat Thomas Kok dieper in op dit thema.
Zowel Giddens als Jung koppelen, ieder op eigen wijze en vanuit een geheel eigen analyse, het belang van le-vensverhalen voor gezondheid aan een maatschappijvisie. Bij Giddens staat de noodzaak centraal om in de moderne samenleving zelf-identiteit te ontwikkelen. Bij Jung is het vooral de noodzaak om het eigen levens-verhaal te baseren op innerlijke processen. In de volgende paragraaf komt de relatie aan de orde tussen levens-verhalen en gezondheid binnen het kader van specifieke levensgebeurtenissen en -fasen.
Het wel en wee van reminiscentie De behoefte om terug te kijken op het eigen leven en op verhaal te komen kan natuurlijkerwijs in de laatste levensfase ontstaan wanneer we ons einde voelen naderen. We willen nog een keer uitgebreid terugkijken op ons leven en stilstaan bij de betekenis van het leven. We staan stil bij de hoogte- en dieptepunten, we rouwen om pijnlijke gebeurtenissen. Het boek van ons leven is eigenlijk af, de plot geleefd, maar er is behoefte aan een nawoord. Soms vloeit hieruit voort dat we alsnog oude conflicten willen herstellen, mensen van weleer opzoe-ken en oude relaties herstellen. De eerste wetenschapper die op dit fenomeen wees was de psychiater Robert Buder. In een beroemd artikel /
(Butler, i963) postuleerde hij de theorie dat alle mensen aan het einde van hun léven spontaan een proces van life-review ondergaan, ingegeven door de naderende dood. Dit proces verklaarde de toename van reminiscentie bij ouderen. Het is een proces van verzoening met het eigen leven, van schoon schip maken voor de overtocht. Overigens was Butler ook onder de indruk van het grote aantal mensen dat leed onder schuldgevoelens, wanhoop en depressie. Men kan zich voorstellen dat, wanneer een groot deel van het eigen leven in het teken van afweer heeft gestaan en wanneer men tijdens het leven zelf geïnternaliseerde geboden niet onder ogen heeft kunnen zien, het geen eenvoudige opgave is om daarmee op het laatste moment in het reine te komen. Hoewel we ook de verhalen kennen van mensen die op hun sterfbed, op de drempel van de dood, van per-soonlijkheid veranderen en hun ware gezicht laten zien. Wanneer we erin slagen om de hoogte- en dieptepun-ten te integreren, wanneer het gevoel overheerst dat we voor het grote deel trouw zijn gebleven aan onszelf, kan een diep gevoel van bevrediging en integriteit ontstaan. Inmiddels is duidelijk geworden dat een proces van life-review zich niet bij alle oudere mensen voltrekt en ook op alle leeftijden voorkomt (Webster, 1995). Op jongere leeftijd neemt life-review de vorm aan van een tussen-balans. Het grote voordeel is dat er nog volop toekomst is om nieuwe wegen in te slaan. Dit kan pijnlijke
constateringen dragelijker maken. Het opmaken van de (tussen)balans zien we terug in het grote aantal autobiografieën. Een mooi voorbeeld van life-review wordt beschreven in het boek Only say the word van
de Ierse schrijver Niall Williams. Het is het verhaal van een schrijver die terugkijkt op zijn jeugd in een klein plaatsje in het westen van Ierland en tegelijkertijd het verlies van zijn vrouw verwerkt en worstelt met zijn vaderschap. Wanneer hij zelf nog erg jong is, overlijdt zijn jongere zusje. Vanaf dat moment worden zijn ouders ‘wezenloos’; ze zijn er, maar zonder geloof, vertrouwen en aandacht. Om te overleven stort zijn broer zich op de wiskunde en hijzelf op de negentiendeeeuwse literatuur en vooral de boeken van Dic-kens: ‘I know the life of Pip better than my own’. Aan het einde van het boek schrijft hij over zijn zojuist voltooide ‘life-review’: ‘You stand there beside me like that a little white in the peace J have then, knowing that I ham written all these pages to face something in myself. To face the fear that washed through me like a foul tide in the month of September. The fear of losing you, of losing my life, that lay within me through autumn and winter. (...) Here, then, in these pages is mine, the fear of death, of loss, of unexpressed love. Here is the truth told in a story. And in the telling of It perhaps I have found some way to have courage, to believe. I have said the words and, for now at least, am healed. Een andere behoefte of noodzaak om op verhaal te komen ontstaat wanneer we een ingrijpende gebeur-tenis meemaken. Het kenmerk van onze samenleving is, en vandaag de dag misschien wel meer dan ooit, dat deze 3
snel verandert en dat we ons voortdurend moeten aanpassen . Of het nu gaat om computers, de invoering van een nieuw schoolsysteem of een nieuw belastingstelsel, onze (sociale, fysieke en culturele) omgeving is in beweging en vraagt van ons dat we ons daarop instellen. Veel van deze veranderingen gaan met een zekere geleidelijkheid, waardoor we de tijd hebben. Het is anders wanneer we plotseling met een ernstige levensgebeurtenis te maken krijgen. Dan zijn we geschokt, voelen ons in eerste instantie verpletterd en radeloos. De moord op Theo van Gogh is hiervan een voorbeeld op maatschappelijk ni-veau. Er is iets drastisch veranderd; het beeld van en het verhaal over onze samenleving hebben een dreun gekregen en moeten bijgesteld worden. Ook op persoonlijk niveau zijn er ingrijpende gebeurtenissen: het verlies van een dierbare, het krijgen van een 4
ernstige (chronische) ziekte , het mee maken van fysiek of seksueel geweld. Het is de ervaring dat iets wat heel was, is gebroken. En het vraagt moed en kracht om een nieuwe identiteit of positief zelfbeeld te ontwikkelen en te behouden. We voelen ons dan in eerste instantie slachtoffer. Sommige mensen blijven hun identiteit daaraan ontlenen; andere vechten terug en vinden een nieuwe identiteit gebaseerd op eigen kracht en zijn zelf weer de ‘auteur’ geworden van hun leven met een positieve plot. Binnen de grenzen van hun beperking lukt het hun opnieuw een gevoel van heelheid te ervaren (Polking-horne, 1996). In het omgaan met dagelijkse problemen en ingrijpende levensgebeurtenissen speelt het gevoel van competent zijn en invloed kunnen uitoefenen een grote rol. Naarmate dit gevoel sterker aan-wezig is, zijn mensen beter in staat om op te krabbelen, te herstellen en nieuwe doelen te stellen. Herinnerin-gen aan eerdere prestaties, aan perioden in het leven waarin problemen met succes werden overwonnen kun-nen daarbij helpen. Fry en Barker (2002) laten zien hoe reminiscentie vrouwen helpt die slachtoffer zijn ge-weest van huiselijk geweld en misbruik om zelfwaardering en vertrouwen op te bouwen. In kleine groepen werden vrouwen gedurende zes bijeenkomsten uitgenodigd om te vertellen over belangrijke ervaringen van de afgelopen zes maanden. Tijdens het vertellen werden de deelnemers gestimuleerd door de begeleiders om ook herinneringen op te halen aan de periode voordat het geweld en misbruik begonnen. Zij vroegen steeds door naar voorbeelden van situaties waarin de vrouwen veerkracht toonden en zich competent voelden. Ook werden zij uitgenodigd om aan het einde van elke bijeenkomst te vertellen over een vooruitgang die zij de afgelopen tijd geboekt hadden op het terrein van zelfredzaamheid (interpersoonlijk, emotioneel, zelfzorg). De onder-zoekers vergeleken de thema’s van de verhalen in de eerste drie sessies met die van de laatste drie sessies. Thema’s als schuldgevoelens, eenzaamheid, controleverlies, zinloosheid kwamen veel minder vaak naar vo-ren in de tweede reeks gesprekken. Thema’s als toekomstplannen, sociale vaardigheden, zelfvertrouwen waren daarentegen sterk toegenomen. Langzaamaan ontstonden nieuwe levensverhalen - schakelingen van belangrijke levensgebeurtenissen, waarin de periode van geweld er één van was en werd opgenomen. Hierdoor werd het idee van verdere ontwikkeling en ontplooiing weer mogelijk voor de deelnemers.
Een schrijver die op geheel eigen wijze invulling geeft aan het belang van ‘op verhaal komen’ voor gezondheid, is de psycholoog James Pennebaker (1997). In zijn boek Opening up doet hij, op persoonlijke en humoristische
3
Zie ook de bijdrage van Kordelaar en Westerhof in deel II.
4
Zie ook de bijdrage van Satink in deel n over de levensverhalen van mensen met chronische rugpijn.
wijze, verslag van ervaringen en een groot aantal experimenten die aantonen dat het schrijven over ingrijpende levensgebeurtenissen en het uiten van emoties daarbij een zeer positieve uitwerking hebben op gezondheid. Omdat Pennebaker aan een universiteit is verbonden zijn proefpersonen meestal studenten. In één experiment laat hij studenten gedurende vier dagen vijftien minuten schrijven over een traumatische gebeurtenis in hun leven. Hij verdeelt de studenten in drie groepen. De eerste groep krijgt de opdracht alleen emoties op te schrij-ven, de tweede groep om over de feiten omtrent de trauma’s te schrijven, de derde groep om beide te doen. Zes maanden na afloop van het experiment bleek dat bij de studenten die de opdracht hadden gekregen hun diepste gevoelens en gedachten te beschrijven (de derde groep) het aantal bezoeken aan het gezondheidscen-trum met vijftig procent was gedaald. De studenten in de overige groepen brachten juist veel vaker een bezoek aan het gezondheidscentrum. In andere experimenten werden steeds vergelijkbare resultaten gevonden: diep-gaand schrijven over gevoelens omtrent belangrijke levensgebeurtenissen leidt in eerste instantie tot meer verontrusting en somberheid, maar in tweede instantie tot meer welbevinden, actievere copingstijlen en fysio-logisch beter functioneren (bijvoorbeeld het immunologisch systeem). Pennebaker geeft verschillende ver-klaringen voor deze effecten. Eén verklaring is dat het schrijven ertoe leidt dat mensen een, wat hij noemt, hoog-niveau van denken of tegenwoordigheid van geest (‘high-level thinking or mind-fulness’) behouden. Dit wordt gekarakteriseerd door een breed perspectief, zelfreflectie, creatief-zijn en bewust-zijn van emoties. ‘Low-level thinking’ is meer de automatisch piloot en wordt gekenmerkt door afwezigheid van geest, door passiviteit en rigiditeit Alcohol en drugs zijn aantrekkelijk volgens Pennebaker, omdat ze mensen zo snel naar dit tweede niveau van ‘low-level thinking’ brengen. Schrijven blijkt een belangrijke vorm van zelfexpressie. Ook andere vormen als dans en beweging, kunst en muziek, bleken in zijn onderzoek daarvoor geschikt Maar het meeste effect op gezondheid ontstaat wanneer mensen hun emoties en beleving vervolgens omzet-ten in woorden en taal. Alleen dan ontstaat begrip van wat ons overkomt en waarnaar we allen driftig op zoek zijn, aldus Pennebaker. En zo zijn we, in zekere zin, weer terug bij de gedachten over de waarde van reflectie en zelfkennis van Anthony Giddens en Carl Jung.
Tot besluit In dit hoofdstuk is een algemeen kader geschetst voor de relatie tussen het verhalen van het eigen leven en gezondheid op basis van sociologische en (diepte)psychologische theorieën. Ieder mens heeft een sterke behoefte of drijfveer om betekenis te geven aan ervaringen. Deze betekenis wordt per definitie verwoord in een levensverhaal, waarvoor herinneringen de bouwstenen leveren. Dit verhaal geeft ons leven samenhang (verkla-ring, continuïteit en richting), verbindt ons met onze omgeving of zet ons juist aftegen onze omgeving, biedt mogelijkheden voor identificatie en is de basis voor ons handelen. Zonder een dergelijk verhaal is vooral spra-ke van vervreemding, fragmentatie en uitzichtloosheid. Misschien is het beeld van het levensverhaal als een huis waarin je woont (Hoogenboezem, 2003) in dit kader nog wel het meest treffend, omdat we allemaal het belang van een eigen plek voor ons welbevinden onderkennen. Dit is een algemene, existentiële visie op de functie van levensverhalen die veel auteurs met elkaar delen. De mate waarin we vrijheid (kunnen) ervaren bij het vormgeven van ons levensverhaal is essentieel. Ik zal dat op twee manieren toelichten. De moderne tijd brengt een grote mate van vrijheid mee ten aanzien van keuzes en identiteit. Deze vrijheid kan echter ook beangstigen. Fromm (1999) bespreekt hoe veel mensen bij voorkeur zekerheden zoeken in hun leven. Het niet kunnen verdragen van vrijheid is een voedingsbodem, juist in economisch zwakkere tijden, voor mensen met sterke verhalen met een groot radicalisme. Kenmerkend voor (levens)verhalen is echter dat zij mogelijkheden in zich dragen en geen absolute waarheid en dus geen (definitieve) zekerheid bieden. Een verhaal is levend en in ontwikkeling. Maar het kan moeilijk zijn om met deze fundamentele onzekerheid te leven. Vanuit angst ontstaat de behoefte om het huis dicht te timmeren, om een subjectieve waarheid tot dé waarheid te verhef-fen. Het verhaal wordt dan een gebod of voorschrift.
Tot slot wil ik benadrukken dat de afname van de allesbepalende machtvan tradities niet wil zeggen dat zij geen gezag meer hebben. Bij het ontwikkelen van het eigen levensverhaal kunnen traditionele, overgeleverde kennis, inzichten, wijsheden, verhalen een grote rol spelen en een 5 belangrijke bron van inspiratie zijn. Alleen schrijven tradities niet meer voor hoe je je moet gedragen en watje moet denken. Er is een grote mate van vrij-heid hoe je je wilt verhouden tot die 6 tradities en watje als uitgangspunt neemt voor het verhaal van je eigen leven .
5
Zie bijvoorbeeld de bijdrage van Marcus van Loopik over levensverhalen in de joodse traditie. 6
Zie ook de bijdrage van Hans-Jan Kuipers over de visie van Gadamer ten aanzien van dit onderwerp.
Literatuur Baart, L (2002). Ziekte en zingeving: Een onderzoek naar chronische ziekte en subjectiviteit. Assen: Koninklijke Van Gorcum. Bluck, S. (2001). Autobiographical memories: A building block of life narratives. In: G. Kenyon, P. Clark & B. Vries, B, Narrative Gerontology, theory, research and practice. New York: Springer Publications Company.
Bluck, S. & Levine, LJ. (1998). Reminiscence as autobiographical memory: A catalyst for reminiscence theory development. Ageing and Society 18,185-208. Butler, R.N. (1963). The life-review: An interpretation of reminiscence in the aged. Psychiatry 26, 65-76. Coleman, P.G., Hautamaki, A. & Podolskij, A. (2002). Trauma, reconciliation and generativity: Stories told by
European war veterans. In: J.D. Webster & B.K. Haights (eds.), Critical aduances in reminiscence u>ork (p. 218-232). New York: Springer-Verlag. Fromm, E. (1999). De angst voor vrijheid. (136 druk). Utrecht: Erven J. Bijleveld. Fry, P.S. & Barker, L.A. (2002). Female survivors of abuse and violence: The influence of storytelling reminis-cence on perceptions of self-efficacy, ego strength, and self-esteem. In: J.D. Webster & B.K. Haight (eds.), Critical advances in reminiscence tuork: From theory to application (p. 197-217). New York: Springer Publishing Co. Gibson, F.M.A. (2004). The past in the present: Using reminiscence in health and social care. Londen: Health profes-sions press. Giddens, A. (1991). Modernity and self-identity. Polity Press. Cambridge. Hoogenboezem, G. (2003). Wonen in een verhaal: Dak- en thuisloosheid als social process. Utrecht: Uitgeverij De Graaf. Jung, C.G. (2000). De mens en zijn symbolen. (146 druk). Rotterdam: Lemniscaat McAdams, D.P. (1993). The stories we live by, personal myths and the making of the self. New York: Guilfbrd Press. Pennebaker, J.W. (1997). Opening up: The healing power ojexpressing emotions. Londen: The Guilfbrd Press. Polkinghorne, D.E. (1996). Transformative narratives: From victirnic to agentic life plots. American Journal
o/Occupational Therapy 50,299-305. Webster, J.D. (1995). Adult age differences in reminiscence functions. In: B.K. Haight & J.D. Webster (eds.), The art and science of reminiscing: Theory, research, methods, and applications (p. 89-102). Taylor & Francis.