Slauerhoff Herinneringen en brieven F.C. Terborgh
bron F.C. Terborgh, Slauerhoff Herinneringen en brieven. A.A.M. Stols, Den Haag 1949
Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/terb001slau01_01/colofon.htm
© 2006 dbnl / erven F.C. Terborgh
5
[Woord vooraf] De oude vertrouwde bundels herlezend, ‘Soleares’, ‘Een Eerlijk Zeemansgraf’, en getroffen, ontroerd door het mij nu pas bekende ‘Al Dwalend’; weer in het bezit van zijn brieven - gedurende jaren ontoegankelijk - tracht ik mijn herinneringen te schikken, mijn onrust te bedaren over een weer tergend geworden verleden. Wat hebben de jaren uitgewischt, wat hebben zij dieper ingegrift, ontdaan van alle bijkomstigheid? En welke is de waarde van deze ‘tweede werkelijkheid’, die nu onverhoeds voor mij staat op een stillen avond, samengedrongen uit wat soms ver uiteenlag; geïntensifieerd? verwrongen? of slechts duidelijker geworden en waarachtiger? Wat toen toekomst nog was, ongekende, is nu verleden, met weemoed overpeinsd, maar niet meer terug te brengen, niet meer beter te doen of dieper te ondergaan. Wat weten wij van den ander? Een handvol herinneringen en anekdoten, beperkt en toevallig; een schamel bezit, het product van eigen verstrooidheid en traagheid des harten. Wij meenen zijn werk te kennen en door dit werk den mensch. Maar heeft hij zelf niet, nog in het laatste jaar van zijn leven, gewaarschuwd: ‘Men moet verzen niet te letterlijk nemen’? Ons blijft als onaantastbaar document slechts de schrij-
F.C. Terborgh, Slauerhoff Herinneringen en brieven
6 nende kroniek van zijn brieven, over jaren verspreid, vaak ver van elkaar verwijderde bakens: het logboek van een eenzame op zoek naar de kust der Verlossing. W...., den 31.XII.'47
F.C. Terborgh, Slauerhoff Herinneringen en brieven
7
Tanger *
F.C. Terborgh, Slauerhoff Herinneringen en brieven
9 Ons eerste contact dateert van 1931; korte antwoorden van zijn kant in het begin, en spoedig langere brieven. Dan volgden enkele ontmoetingen in Holland in den winter van 1932-33. Onze vriendschap werd beklonken tijdens een bezoek in Tanger in den zomer van 1934. Zijn vestiging aldaar is zijn eenige ernstige poging geweest om tot een gezeten en geordend leven te komen. De voorbereidingen daartoe, langs tallooze omwegen en kronkelpaden, evenals de nabeschouwingen over haar mislukking en de gevolgen daarvan, beheerschen onze correspondentie tot aan zijn levenseinde. Van Tanger wordt voor het eerst in 1932 gerept. In een brief van 9 September schrijft hij: ‘Tanger werd mij genoemd als een mogelijkheid; internationale stad. Ik zal bij gebrek aan beter de consul eens schrijven’. Door nagenoeg elke brief sedert dat jaar, tot aan de laatste, enkele maanden voor zijn dood, loopt als een roode draad de obsessie tot elken prijs zich een burgerlijk bestaan te moeten scheppen. De plannen volgen elkander kaleidoscopisch op; onrust jaagt hem. ‘De tijd dringt, ik moet voor volgende winter weten waar ik aan toe ben’ (27 April '32). ‘Ik moet doen wat ik kan; moet binnen eenige weken weten welke kant ik uitga. Dit in
F.C. Terborgh, Slauerhoff Herinneringen en brieven
10 verband met Hollandsche toestanden’ (20 Juni '32). In het midden van Juni onderzoekt hij persoonlijk in Lissabon de kansen om zich aldaar als praktizeerend arts te vestigen, informeert naar het aantal ter plaatse woonachtige buitenlanders (met uitzondering van Britten en Duitschers, die hun eigen artsen hebben), naar het aantal Hollandsche schepen dat jaarlijks de haven aandoet en naar de voorwaarden ten aanzien van de opnieuw af te leggen examens. De resultaten zijn weinig bevredigend, de stemming is gedrukt. Maar reeds heeft hij een nieuw plan: ‘Vroeger werkte ik ook een tijdje voor tandarts. Dit weer opvatten lijkt me niet zoo kwaad. Toch iets minder absorbeerend [dan de medische praktijk]. Dan als ik 't voor 't kiezen heb, liever in Barcelona of Valencia. 't Is hier “poor” [Lissabon]’. Aan den rand geschreven de korte noot: ‘tijd ontbreekt erheen te gaan en reiskas uitgeput’ (20 Juni '32). Uit Vlieland kondigt hij op 24 Augustus een nieuwe zeereis aan, die 28 September zal beginnen; de vroegere plannen zijn terzijde geschoven, maar geenszins opgegeven. ‘Ik zit hier voor een tijdje helaas zonder werk. Nog steeds. Voor de algemeene praxis, iets wat mij theoretisch altijd openstaat, voel ik niets. Ik ben er de man niet naar
F.C. Terborgh, Slauerhoff Herinneringen en brieven
11 minzaam klachten over kwaaltjes aan te hooren en van de schrijverij zou wel niets meer komen. Eenige jaren zou ik er best buiten kunnen. Maar levenslang! Toch heb ik een groot verlangen ermee op te houden uit een soort rancune denkelijk. 't Is toch ook vervelend, wat je ook presteert in 't leven, [in] 't maatschappelijke zet het je nooit vooruit, altijd achteruit. (Deze overweging zou ik natuurlijk niet hebben als ik iets te doen had; dan zou ik 't goed vinden. Zoo subjectief is de mensch)’ (24 Augustus '32). Sedert het begin van het jaar koestert hij echter nog een derde plan. Op zoek naar een niet al te absorbeerenden werkkring en zich inspireerend op het voorbeeld van den door hem vereerden Ruben Dario overweegt hij de mogelijkheid den consulairen dienst te kiezen of den post van kanselier te vragen aan een onzer Gezantschappen in Centraal- of Zuid-Amerika, maar liefst toch op het Iberisch Schiereiland. Hij doet in Mei, nog vóór zijn reis naar Lissabon (die over Gibraltar gaat en Malaga, waar evenmin een redelijk vooruitzicht voor vestiging als arts blijkt te bestaan) in Den Haag de noodige stappen. Men geeft hem hoop, hoewel geen plaats open is. Iemand raadt hem aan zich tot de hoofden van missie der voor hem in aanmerking
F.C. Terborgh, Slauerhoff Herinneringen en brieven
12 komende posten te wenden, maar hij ziet er weinig heil in, hetzij dan dat hij weer eens een reis als scheepsarts naar Zuid-Amerika kan maken om mondeling contact te zoeken. Maar wanneer zal dat zijn? Het Lissabonsche plan houdt hem nu geheel bezig en later onderneemt hij niets meer ter zake, hoewel hij nog soms in brieven op de mogelijkheid terugkomt, terloops als op een vervlogen droom. De op handen zijnde drastische bezuiniging op de Rijksbegrooting, noodzakelijk geworden door de ernstige economische crisis, doet spoedig zijn vooruitzichten slinken; hij voelt het zelf en zet de gedachte uit zijn hoofd. Wie weet: misschien ook met het niet uitgesproken gevoel dat het toch niets voor hem zou zijn; en in zijn binnenste opgelucht dat omstandigheden van buiten af het nemen van een beslissing overbodig maken, waartegen hij opziet, zooals ook later nog herhaaldelijk zou geschieden. Ik zie hem een enkele maal in Wassenaar tijdens een verblijf in de wintermaanden in Den Haag en vertrek weer naar het buitenland; deze keer naar Madrid. Ruim een half jaar hoor ik niets van hem. Op 9 Juli 1933 schrijft hij mij een brief uit Wassenaar. ‘... Wat ons betreft gaat het goed. Behalve met de “Baan”. Ik heb nu een kans als arts bij de R.V.B.. Inwen-
F.C. Terborgh, Slauerhoff Herinneringen en brieven
13 dig hoop ik dat het niet zal lukken. Zóó in Holland vast te raken schrikt mij af. “Sociaal” zou het natuurlijk goed zijn. Mijn gezondheidstoestand is gelukkig zeer goed, van asthma ben ik dank zij een kuur vrijwel af. ... Ik werk zelf meestal aan het 2e deel van het “Verboden Rijk”, dat, hoop ik, dit jaar af zal komen. Mijn schip de Amstelkerk ligt voor 2 maanden in het dok. Ik heb dus vrij. De gage gaat deels door. Misschien kom ik nog in Spanje. September of eerder.’ Het duurt echter tot 21 Januari 1934 voor er een nieuw levensteeken komt, ditmaal uit Barcelona. ‘Sinds eenige weken zit ik hier. Wanneer hier met gade?1 't Is hier heerlijk, prachtklimaat, denkelijk beter dan Madrid. Jammer dat er medisch zoo weinig te beginnen is. Weet U anders nog eenige occupatie buiten literatuur?’ Ik noodig hem uit ons in Madrid te bezoeken. Begin Februari bereikt mij een brief uit Malaga en stelt zijn komst voor April in het vooruitzicht, misschien tesamen met Helman, die in zijn gezelschap reist. ‘Ik [schrijf] helaas niet zooveel als zou moeten. De tijd beneemt geloof ik iedereen de lust om nu iets grooters en diepers te ondernemen. Als alles toch aan scherven gaat!
F.C. Terborgh, Slauerhoff Herinneringen en brieven
14 Op zee merk je er after all het minste van - maar daar is 't op den duur niet mogelijk je goed te concentreeren. Neen, ideaal is 't nergens, in Spanje ook niet.’ Op 28 Februari komt het bericht dat hij over een paar dagen met Helman naar Marokko oversteekt. Hij vraagt om een introductie voor Tanger. ‘Ik wil nog een ernstige poging doen in Marokko ook medisch iets te vinden. Malaga is op den duur niet interessant; door de slechte woningstoestanden werken we ook niet veel, verlangen dus zeer naar nieuw land.’ Uit dit nieuwe land schrijft hij twee weken later wat hoopvoller. Hij is in Rabat; veel illusies dat deze plaats iets is heeft hij niet. Hij wil nog Casablanca zien en Marrakech en denkt omstreeks 25 Maart in Tanger terug te zijn, ‘eenige verwachting’ koesterend daar iets te vinden. Het plan blijkt inderdaad voor verwezenlijking vatbaar, maar er moeten moeilijkheden zijn. Is het de vrees voor het definitieve besluit? De angst voor een eenzaam bestaan, waaraan hij voortaan gebonden zal zijn uit vrijen wil? Maar in hoeverre is de wil vrij? Holland acht hij uitgesloten, zijn gezondheid lijdt er. Een duurzame vestiging in een gunstig klimaat wordt noodzaak, al was het slechts om financieele
F.C. Terborgh, Slauerhoff Herinneringen en brieven
15 redenen; het blijven varen biedt geen uitkomst. Op 14 April seint hij: ‘Kan ik in principe logeeren eenige dagen?’ Het klinkt alsof hij naar een veiligheidsklep zoekt. Een brief, drie dagen later, brengt niet veel meer duidelijkheid. ‘Hartelijk dank voor het antwoordtelegram. Ik ben bezig hier mij te vestigen - Er zijn allerlei zwarigheden daarbij en ik dacht er toen over er eenige dagen tusschen uit te gaan. Naar U. Ik had ook de behoefte eens wat te boomen over verschillende dingen. Maar 't is beter dat ik voet bij stuk houd en hier blijf. En dan niet zonder hope - ja er op rekenend U hier te zien. Ik weet niet zeker of ik dan al zoover zal zijn dat ik U kan logeeren, maar ik hoop het wel. Laat U spoedig wat hooren. Nogmaals dank voor het telegram; het was erg prettig te weten ergens welkom te zijn!’ 24 April meldt hij zijn aanwezigheid in Marseille en twee dagen later dat hij op 1 Mei weer in Tanger terug zal zijn. Het bleek mij mogelijk eind Mei of begin Juni naar Zuid-Spanje te komen voor de nu sedert maanden reeds beraamde ontmoeting. Een briefkaart van 14 Mei laat geen twijfel meer aan zijn behoefte aan gezelschap, zij het ook maar voor korten tijd. ‘Excuseert U mijn vergissing. Ik schreef U Tanger te
F.C. Terborgh, Slauerhoff Herinneringen en brieven
16 verkiezen boven Malaga. Maar Algeciras ligt ook heel gunstig. Slechts drie uur met de boot. Komt U toch vooral ook in Tanger, niet om mij te zien, maar de stad is heusch de moeite waard! Ik schreef dat ik in Malaga niet kon komen, maar in Algeciras natuurlijk wel, een dag. - Maar ik zou U zoo erg graag eens in mijn huis hebben; ik ken weinig menschen, heb het eenzaam en nog weinig te doen. Als men gasten heeft gehad wordt het toch anders. Als U niet heelemaal kunt dan toch een paar dagen! Uw vrouw zou mij ook zoo goed nog eens kunnen raden. Hoor ik spoedig nader?’ Twee weken later lijkt hij wat meer tot rust gekomen. Mijn bezoek staat nu voor begin Juni vast. Hij klaagt weliswaar over niet al te goede gezondheid, over het primitieve karakter van zijn installatie en de ongunstige invloed daarvan op zijn werk. Maar tevens schrijft hij over kennissen en de zeer goede relaties vooral, die hij met de Testa's heeft: de familie van onzen vice-consul in Tanger. Met anderen loopt het niet zoo best: ‘Ik geloof dat ik nu en dan wel eens weer wat men noemt “een rare vent” ben. Ook ontsnappen mij soms sarkasmen zonder dat ik er acht op geef’. Tegen het einde van den brief komt een typeerende en voor vrienden niet onverwachte opmerking. Men hoort het hem als
F.C. Terborgh, Slauerhoff Herinneringen en brieven
t.o. 16
Slauerhoff met Arabier, 14 Juni 1934
F.C. Terborgh, Slauerhoff Herinneringen en brieven
17 het ware zeggen en ziet de wat dichtgeknepen guitige oogen van den schooljongen, die een bekentenis aflegt, voor den ander al lang geen onthulling meer: ‘Entre ( ), gelooft U dat ik een goed kanselier zou zijn geweest? Ik geloof het niet. Of zou ik meer aanpassingsvermogen hebben dan ik zelf weet?’ (26 Mei '34).
F.C. Terborgh, Slauerhoff Herinneringen en brieven
18 Op 13 Juni stak ik over naar Tanger. De boot had 's middags Algeciras verlaten. In de Straat stond een strakke wind, de laatste nevelflarden langs de blauwe rots aan den overkant wegvagend, voorbode van een helderen, zonnigen namiddag. We voeren recht op de rots aan, tot de schaduwen in de kloven boven ons scherp en diep waren geworden; dan ging de koers naar 't Westen. De witte blokken van Tarifa gleden voorbij aan de Europeesche kust; de Afrikaansche werd vlakker en leeg, tot aan het Portugeesche fortje in 't groen gelegen, klein en wit als speelgoed, niet ver van Tanger. Aan boord snerpte een radio boven den wind en het ruischen der golven uit. Hij stond al aan de kade toen de boot het havenhoofd passeerde. Het gezicht roodgebrand; de bekende kleine lorgnet scheef voor de oogen; de gedeukte hoed. De schouders hoog opgetrokken in een grijs flanellen pak, de eene hand diep in den broekzak, in de andere een wandelstokje. Af en toe gaf hij een zwaai door de lucht met dit stokje, als een teeken van verstandhouding. Voor het overige keek hij koppig in een andere richting. Hij was nijdig. Deze boot had naar zijn zeggen minstens een half uur langer gebruikt om bij te draaien dan de vorige. De Spaansche maatschappijen waren niets waard.
F.C. Terborgh, Slauerhoff Herinneringen en brieven
19 Er waren uitgebreide voorbereidingen door hem getroffen. Op de kade wachtte een reeds bestelde taxi, gereden door een Witrus, die later een soort mengsel van werknemer, vriend en protégé bleek te zijn, maar zich gedurende mijn verblijf stipt aan de eerste van zijn kwaliteiten hield. Het huis lag in het allerongezondste deel der stad. Het kon niet anders, meende Slauerhoff, want daar waren de beste vooruitzichten voor de praktijk. Wat dreef hem er toe om altijd weer onder het mom van noodzaak of onvermijdelijkheid de slechtste oplossing te kiezen? Was het in den grond der zaak ongeloof in het definitieve der beslissing? De geheime wensch zich van meet af aan de mogelijkheid open te houden er weer op terug te komen en een nieuwe goede reden te hebben voor een nieuw, even onbevredigend besluit? Was het een half bewuste behoefte aan zelfkastijding of de instinctieve overtuiging dat hij elke gemakkelijke oplossing behoorde te ontwijken, alle regelmaat en geborgenheid, alle sleur, indien hij de kracht van zijn verwonderlijk sterk en oorspronkelijk talent ongebroken wilde houden, ongeschonden en zonder compromis? Nog tot in den vroegen zomer woei daar aan den Westrand der stad een scherpe wind en vaak dreef er van zee zware mist aan, verre van bevorderlijk voor zijn
F.C. Terborgh, Slauerhoff Herinneringen en brieven
20 gezondheid. Maar het uitzicht was er prachtig. Aan den achterkant, een paar honderd passen van het huis, viel de kust steil omlaag. Beneden de zee met de onophoudelijke en drukke vaart van schepen de Straat in en uit. Bij helder weer zag men de Spaansche kust. Op een veld vlakbij werkte een Arabier met vrouw en kind en lag een rund vredig te herkauwen. Haast voor zijn ramen hing een lijn met wasch; kippen wroetten en pikten er bedrijvig in den grond. De wind streek koel door de pijnboomen en in de verte, in lichten mist, lag de Oceaan. Bij dit uitzicht werd een goed deel van ‘Het Leven op Aarde’ geschreven. Slauerhoff scheen het nauwelijks op te merken. Hij was karig met zijn bewondering, althans uitte hij haar niet. De inrichting was uiterst sober, niet veel meer dan het allernoodigste, onsamenhangend, door het toeval bijeengebracht. Des te merkwaardiger deden te midden daarvan overbodige dingen aan, zelfs nuttelooze, waarop bij de heerschende leegte nog meer de nadruk viel. Resten van voorwerpen, onderdeelen, die eens dienst hadden gedaan en zonder duidelijk doel werden bewaard. Dingen die men in een jongenskamer pleegt te vinden. Zijn werkkamer had deze schooljongenssfeer, die mij reeds in een vroeger werkvertrek, in Wassenaar had getroffen.
F.C. Terborgh, Slauerhoff Herinneringen en brieven
21 Ik herinner me een ouden versleten handkoffer, in de kamer waar ik sliep, niet dichtgedekt met een doek, maar een porseleinen vaasje erop, dat eenzaam, tegen den witten muur een zonderling nadrukkelijk bestaan leidde. Dingen, die men bij Russische emigranten zag. Bij het raam in de eetkamer, tegenover de zee, stond de onvermijdelijke portflesch, met glazen en slecht gevouwen couranten een stilleven vormend. Slauerhoff schonk in met zijn nonchalant zeemansgebaar, herhaaldelijk, en dronk met de hem eigen geste van wrevel en verachting, als geschiedde het slechts bij gebrek aan beter en om de tijd te dooden. Zijn huishouden werd door een ‘Fräulein’ gedaan, stoer en onverschillig, wier smijten met deuren en borden hem weinig scheen te hinderen, al gleed soms een blik in haar richting. Misschien herinnerde het hem aan de ruwe stewards op vrachtbooten en vond hij het goed zoo. Tegen de avond gingen we naar een Moorsch café in de oude stad. Vanaf een terras een gezicht op zee, schepen, nevelige kust in de verte, in nog koesterende lage zon. Wind van land. Tegen de blauwwitte muur gehurkt suffende Moren in vormelooze burnous. Het besef aan den rand van een continent te zijn, aan het einde van een wereld, bracht den geest tot mijmeren, wekte het
F.C. Terborgh, Slauerhoff Herinneringen en brieven
22 gevoel van niet onwelkome ballingschap. Hij toonde mij zijn stad met nauwelijks verholen voldoening, maar tevens met een heimelijke bezorgdheid dat het me maar matig zou bevallen. Uitte ik echter mijn ingenomenheid, of zelfs iets als enthousiasme, dan volgde onvermijdelijk een douche, een weinig gearticuleerd gegrom of een opmerking als: de eerste week ja, maar dan verveelt het. 's Nachts werd een ronde gemaakt door café's en kroegen, door zielige danshuizen en bars. Hij was overal bekend, had hier en daar vrienden. Nooit ontweek hij contact, hij slenterde door deze buurten half als zeeman, half als habitué. In zijn omgang met allerlei lieden lag een winnende courtoisie, in alles een sterk menschelijk accent. Den volgenden ochtend, den 14en Juni, na een zeer matige nachtrust, verstoord door muskieten, vond ik hem reeds op en aan het werk. Hij had al acht brieven geschreven en onthulde mij het geheim van zijn vaak haast onleesbare epistels: hij schreef steeds acht à tien brieven in een ruk, de graad van leesbaarheid hing dan af van de volgorde waarin de brieven waren geschreven, de laatste waren er het slechtst aan toe. Hij was in een zonnig humeur. Niets toch ging in het leven boven de voldoening van enkele ochtenduren in-
F.C. Terborgh, Slauerhoff Herinneringen en brieven
23 gespannen en bevredigend werk, meende hij. Het uur van schepping en bevrijding dat elke ernstige kunstenaar kent, het moet zeer vaak hem gegund zijn geweest; zijn indrukwekkend oeuvre pleit ervoor. Het was een goede dag, de beste dien ik ooit met hem heb doorgebracht. In den loop van het gesprek toonde hij mij glunderend een telegram: de eerste gelukwensch, die hem de toekenning van den Van der Hoogtprijs berichtte. Deze erkenning heeft hem oprecht goed gedaan. Wel overwoog hij nog - hoe kan het anders - een weigering. Maar ernst was het hem niet. ‘Wat denk je? zal ik 'm maar aannemen?’ Het antwoord lag er al in opgesloten. Hij had nog werk voor een uur en zond me, bezorgd dat ik me zou kunnen vervelen, naar een verlaten Moorsch kerkhof in de buurt ‘om inspiratie te zoeken’. Het oord bleek te zeer verontreinigd om me lang te kunnen boeien. Later werd in de stad de feestdag gevierd met den aankoop van een Chineesche teekening, een philosoof voorstellende, gezeten voor een berglandschap, die zijn onmiddellijke affectie had gewonnen. Om de herinnering aan dezen dag vast te houden stelde ik hem 's middags voor een aantal photo's te maken. Hij voelde daar onmiddellijk alles voor en was erop uit
F.C. Terborgh, Slauerhoff Herinneringen en brieven
24 zoo ‘gewoon’ mogelijk erbij te gaan staan, wat in de praktijk onvermijdelijk op een haast comisch geforceerde nonchalance neerkwam. Maar hem was het ernst, hij wilde slechts de kern, het naakte werkelijke, en verwierp alle vroegere portretten als pretentieus en onwaarachtig. Typisch contrasteerde hierbij zijn jongensachtige begeerte om toch vooral ook met een zieken Arabier te worden gephotographeerd, die bij hem diensten van loopjongen, tolk en portier verrichtte, ook wel klanten aanbracht en ook zelf tot de patiënten behoorde. Juist deze tegenstellingen maakten hem zoo innemend. Hij had in den namiddag zijn Russischen chauffeur laten komen om naar Kaap Spartel te rijden. In een zonnig landhuis tusschen de heuvels buiten de stad werd freule v. M. afgehaald, de schoonzuster van onzen vice-consul in Tanger, aan wiens raad en waardevolle hulp ten aanzien van zijn vestiging Slauerhoff veel te danken heeft gehad. Hij was daar geheel van doordrongen. Voor het eerst zag ik dien middag zijn schuchtere hoffelijkheid, en deze onmiddellijk veroverende houterige wellevendheid, die hem misschien nog het meest aan zeelieden rapprocheerde. Maanden later, sprekend over een bezoek van Du Perron, klaagde hij over diens gering begrip voor zijn nieuwe omgeving; slechts sarcasmen
F.C. Terborgh, Slauerhoff Herinneringen en brieven
25 en onheuschheid, wat hem zeer had geërgerd. Hij deed werkelijk een ernstige poging zich eindelijk een ‘geregeld bestaan’ te scheppen. De tocht is mij levendig in herinnering gebleven. Veel zon en wind en in de flank van een steil uit zee oprijzend voorgebergte een vuurtoren. Veel bloemen en struiken en kippen voor een peuterig klein huis met een Hollandschen torenwachter erin. Afrika's Noord-Westkaap; rondom heiige leege zee. Een gevoel van eindelooze verlatenheid, slechts nog versterkt door het argeloos idyllisch tuintje. Mijn vrouw was in Algeciras achtergebleven en niet al te wel. Ik wilde haar niet te lang alleen laten en den volgenden dag weer weg. Mijn voorstel met mij te reizen en een paar dagen bij ons te blijven werd grif aanvaard. Vroeg werd opgestaan; hij had nog werk te doen, zijn afwezigheid te regelen. Maar, op het door hem genoemde uur op de kade komend, bleek de autobus naar Ceuta reeds te zijn vertrokken. Het was te goed gegaan de vorige dagen. Zijn regelend genie had hem in den steek gelaten. Er bleef niets anders over dan te wachten, een latere bus te nemen en 's namiddags over te steken. Langs de leege kade slenterend, op zoek naar een eethuis voor een vervroegd middagmaal, viel mijn keuze
F.C. Terborgh, Slauerhoff Herinneringen en brieven
26 op een havenkroeg, uit welks open deur de beste geuren drongen. Ik heb Slauerhoff daar voor het eerst en het laatst met toewijding zien eten. Haast spijtig uitte hij zijn bewondering dat mijn aandacht juist op dit lokaal was gevallen, het beste dat er was, maar waarop hij, in het begin van zijn verblijf, pas na weken en veel slechte ervaringen was gekomen. Geen oogenblik had hij er aan gedacht het zelf aan te wijzen. Uit nieuwsgierigheid vermoedelijk om te zien wat de ander zou doen. Vastgeklemd in een rammelend voertuig tusschen Arabieren, kippen en stijfgeregen bundels ging de rit later over heuvels en nauwe bergstraten langs Tetuan naar Ceuta. Een poos had in de bergen een rossige roofvogel naast ons gezweefd, laag en door de zon beschenen. Bij het uitstappen vroeg ik Slauerhoff of hij hem had gezien. Hij beaamde het op den toon van een bibliothecaris, dien men naar een boek vraagt. Hij had den heelen rit voor mij gezeten, ineengedoken voor zich uitkijkend, en geen oogenblik het hoofd verroerd. Den volgenden ochtend vonden we hem reeds vroeg wandelend in den prachtigen, in heel Spanje bekenden tuin van het hotel Reina Cristina. Hij komt ons glimlachend tegemoet, is tevreden, ontspannen, zonder
F.C. Terborgh, Slauerhoff Herinneringen en brieven
27 verzet tegen de rozenhagen, palmen en bloemen. Heeft hij een van zijn bevrijdende, creatieve uren achter zich? Of wil hij eindelijk eens zich laten gaan voor een korte poos, de vredige rust genietend waarnaar hij steeds heeft gehunkerd en die slechts voor vluchtige oogenblikken zijn deel werd? Wij zijn een uur in dien tuin gebleven; veel langer hield het hem er niet. In den laten voormiddag terugkeerend van een uitstapje naar het dichtbij gelegen Tarifa, remde ik onverwachts op den volkomen leegen asphaltweg. Slauerhoff zat achter in den wagen en vroeg naar de reden: een groene slang kroop over den weg. Hij bleek verrukt over dit oogenschijnlijk onbelangrijke incident. ‘Dat is aardig! Voor “Het Leven op Aarde” moest ik een ontmoeting tot stand brengen. Ik heb het door een slang gedaan die over den weg kroop en was bang dat het te gezocht was’. Hij is voortdurend met ‘Het Leven op Aarde’ bezig. Het zit hem dwars als alle werk van langen adem. Herhaaldelijk heeft hij mij gewaarschuwd tegen te omvangrijke plannen. ‘ ... Ik doe nu langer werk maar vloek er vaak tegen; geloof wel het tot een goed einde te brengen, maar veel meer pleizier heeft men zelf van korte stukken.’ De tijd van den roman is naar zijn zeggen voorbij, de toekomst is aan het korte, geconcen-
F.C. Terborgh, Slauerhoff Herinneringen en brieven
28 treerde verhaal. E. A. Poe lijkt hem de juiste formule en werkwijze te hebben gewezen. Schertsend geeft hij een voorbeeld van de perikelen, die ‘Het Leven op Aarde’ hem bezorgen. Voor de passage van de oliebroncatastrophe had hij uitvoerige aanteekeningen gemaakt aan de hand van technische lectuur. Hij had gehoopt er een hoofdstuk mee te vullen, maar bij de uitwerking schrompelde alles tot enkele pagina's ineen en er moest naar nieuwe stof worden gezocht om het gewenschte volume te bereiken. 's Namiddags op het hotelterras gezeten had hij een Fransch schoolschrift bij zich van het allergoedkoopste soort. Het bevatte fragmenten en voltooide gedichten en leek een soort rudimentaire bundel. Hij bladerde er soms in, na eenig nadenken, veranderde een woord, of schrapte iets door en klapte het schrift weer ongedurig dicht. Hij maakte den indruk constant te werken, ook in het bijzijn van anderen; reeds in Tanger had mij dit getroffen. Als voltooide gedichten las hij ons toen ‘Zwartbaard’ voor en een van zijn ‘anticalvinistische verzen’, met een comische jongensachtige intonatie, erop uit het effect te bederven. Laat op den avond werd een tocht naar de ‘feria’ ondernomen, de zomerkermis in het stadje; een tocht langs
F.C. Terborgh, Slauerhoff Herinneringen en brieven
29 kramen en door tenten, zielige vertooningen, die een neerslachtige stemming wekten. Moe naar huis gekomen heeft hij niet kunnen slapen. Gekweld door asthma heeft hij de klamboe teruggeslagen en wordt door muggen gehinderd. Hij staat weer op tegen drie uur en gaat nog eens alleen naar de kermis. Wie weet met welken wrevel! Wij besluiten den volgenden ochtend een bad in zee te nemen. In de zon aan het strand op een rots gezeten moet ik ongewild een indiscreten blik op zijn smalle borst hebben geworpen.2 Hij begint onverwacht en met bitterheid over zijn vader te spreken, die uit slecht begrepen zuinigheid, toen Slauerhoff in Amsterdam ging studeeren, het maandgeld zoo laag had gesteld, dat hij er slechts met moeite van rond is kunnen komen en zich ontberingen heeft moeten opleggen, ontberingen, die zijn gezondheid blijvend hebben aangetast. Er volgt een kort zwijgen. Ik begin van mijn eigen vader te vertellen, die moeilijk was, met niet veel begrip voor mijn aard en mijn wensen, maar vol goedheid en handelend met de beste bedoelingen. Het gevolg is onverwacht. Zijn stemming verandert volkomen; hij grijpt het thema aan en vertelt op zijn beurt van zijn vader, van diens hebbelijkheden, het verzwegen binnenleven,
F.C. Terborgh, Slauerhoff Herinneringen en brieven
30 de Napoleonvereering, in woorden die ik later tot mijn verrassing terugvond in het prachtige ‘In Memoriam Patris’. Was dit een van de moeilijk aanwijsbare oogenblikken waarop de vonk overslaat en nog slechts half bewust het gedicht wordt geboren? Voor den namiddag stond een stierengevecht op het programma. Het bleek helaas een slechte novillada te zijn, de slechtste die ik ooit heb gezien. De jonge stieren waren haast nog kalveren, de toreros een armoedig en angstig troepje provinciekrachten. Een der beesten bleek kuren te hebben en zich niet aan de spelregels te willen houden. De espada deed enkele wanhopige pogingen tot den beslissenden stoot in den schouder. Zonder eenig succes. Bevend en gesticuleerend begon hij een woordenwisseling met de ontevreden toeschouwers. Een slager met een witte schort moest worden gehaald, die het dier van achteren met een korten breeden dolk den genadeslag gaf. De scène duurde tergend lang; Slauerhoff zat er roerloos naar te kijken zonder ook maar een oogenblik het hoofd te wenden. Dan ging het weer door de stad, van kroeg naar kroeg, nergens langer dan een klein kwartier. Hij was onrustig geworden, de namiddag was leeg, de avond stil en kleurloos.
F.C. Terborgh, Slauerhoff Herinneringen en brieven
31 Den 18den Juni keerde hij weer naar Tanger terug. Nog vóór de boot vertrok greep hij met het hem soms eigen bruske gebaar een rieten stoel op het met zeildoek overspannen achterdek en ging ostentatief met den rug naar ons toe zitten. Hij was al vertrokken.
F.C. Terborgh, Slauerhoff Herinneringen en brieven
t.o. 32
Slauerhoff in Tanger, 14 Juni 1934
Eindnoten: * De woorden, tusschen vierkante haken [ ] in Slauerhoff's brieven geplaatst, werden ter verduidelijking toegevoegd. 1 Doelend op een mogelijk bezoek van mijn vrouw en mij. 2 In 1942 deelde Prof. Snapper mij mede Slauerhoff in Amsterdam als jong student grondig te hebben onderzocht, maar geen spoor van tuberculose te hebben gevonden.
F.C. Terborgh, Slauerhoff Herinneringen en brieven
33
Madrid
F.C. Terborgh, Slauerhoff Herinneringen en brieven
35 Op 26 Juni schrijft hij een tevreden brief uit Tanger. Hij kwam niet dadelijk tot schrijven; ‘ik was in een periode alleen aan 't Leven op Aarde te werken, dat is nu zoowat af’. De onderbreking in Algeciras heeft hem ‘psychisch en physiek goed gedaan’. Hij heeft nog wel last van zijn keel, maar toch veel minder. De praktijk is nog steeds niet veel; nu en dan een verdwaalde Jood of Arabier. Het weer in Tanger is vrij koel, de wind is zelfs nog frisch bij 't zwemmen, dat hij nu geregeld doet. Hij heeft ook weer twee gasten en verder is er weinig nieuws. ‘Het is een kampong hier’. Het antwoord hierop moet erbij zijn ingeschoten want op 15 Juli vraagt hij om nieuws ‘... niet een aanmaning however! Als het hart nog niet tot schrijven dringt, wacht dan nog maar wat. In Tanger alles hetzelfde; de bewoner zit nog vaak aan 't venster [dat met het uitzicht op zee] de patiënten zijn nog uiterst schaarsch - wel zijn er drie artsen weer bijgekomen - Ik heb nu en dan wel eens belangstellenden, maar van praktijk kan nog moeilijk sprake zijn - Ik maak mij soms wel eens zorg om de toekomst: de vraag: wat dan? Weer de navigatie is niet aanlokkelijk. Literair heb ik niet veel anders gewrocht dan het Leven op Aarde eindelijk afgemaakt. Oef! [Er is een inktvlek
F.C. Terborgh, Slauerhoff Herinneringen en brieven
36 en ernaast geschreven:] Dit was een mug, ik ben te moe een brief te herbeginnen’. Er moet hierop eenige niet meer te vinden correspondentie zijn gevolgd, vooral over zijn moeilijkheden in Tanger. Ik heb hem uitgenoodigd eens een tijdje naar Madrid te komen, ter onderbreking en afleiding, tegen eind October. In een brief van 27 September kondigt hij zijn komst aan voor 22 October, voor een verblijf van ruim een week ‘op weg naar Parijs’. Tanger heeft hij in zijn binnenste alweer opgegeven. ‘Je beschouwing over 't Tangerprobleem onderschrijf ik ten volle, je ziet goed in waar 't zit bij mij, de meesten denken dat het alleen een soort ongedurigheid is, - en dat is toch niet het essentieele. Tanger zou niet zoo kwaad zijn want je bent er op een weinig burgerlijke manier arts, hoewel 't daar ook wel in ontaarden kan als je er werkelijk “inkomt” - De groote bezwaren zijn het geestelijk isolement (toch) en het klimaat. De “zomer” is nu zoowat voorbij - en 't was niet eens erg warm - toch ben ik uitgeput erger dan ooit in de tropen, doe niets liever dan hangen en neervallen op stoel of bed. Het derde en voornaamste is het gemis aan een levensgezellin. Dan zou 't nog wel zijn uit te houden - D*** is - zooals ik je al schreef
F.C. Terborgh, Slauerhoff Herinneringen en brieven
37 geloof ik - Augustus hier geweest - maar voor haar is 't heelemaal niets. En op 't ontbreken van een andere zal het wel spaakloopen. Jammer - 't was niet ongeschikt - de man aan 't venster3 beseft het nu al, hoor! Ik hoop hier vandaan te gaan voor een flinke tijd, te beginnen met Madrid en dan verder. En daarna zien of ik nog lust heb te hervatten. Ik zou graag het huis aanhouden, maar financieel wordt alles bedenkelijk.Vroeger onderhield ik de literatuur met de medicijnen, nu is het andersom ! Neen ik zou niet tobben, maar de financiën ik heb daar geen haakje voor zooals Père Ubu. Tot nog toe gaat het - maar als je 't Haagsche maandblad leest zijn we over een paar jaar allemaal doodarm. .... Mijn keel gaat goed, maar ik heb veel last van bronchitis - Het klimaat is hier wel het drukkendste van wat ik op de wereld ken, behalve misschien West-Afrika’. Zijn plannen voor een langere afwezigheid schijnen echter toch niet heel vast te staan, want in een postscriptum vraagt hij: ‘Sluit het komen van andere kennissen uit dat ik ook op een eventueele terugweg naar Tanger nog een of twee dagen in Madrid ben?’ Op 20 October is hij zijn praktijk aan 't liquideeren. Het ‘Fräulein’, dat de huishouding deed, heeft Tanger moeten verlaten. Alles schijnt samen te werken om hem
F.C. Terborgh, Slauerhoff Herinneringen en brieven
38 weg te drijven. Op een briefkaart bericht hij zijn aanstaand vertrek. Het valt hem zwaar. ‘Ik weet niet of ik in Tanger blijf, maar houd het huis toch nog maar even aan - 't is niet duur, en weer te verhuizen en op te bergen zonder dat ik weet wat te doen is hartverscheurend! Het vers heeft gelijk Terborgo!’4 25 October is hij in Sevilla, den dag daarop in Cordoba en in den avond van den 28sten komt hij in Madrid aan. Voor den volgenden ochtend, een Zondag - hij is van zijn reis nog niet goed uitgerust - is een tocht beraamd: langs den weg naar Burgos door het Guadarramagebergte tot Buitrago en vandaar in Westelijke richting aan den Noordkant der bergen over Segovia terug naar Madrid. In het spiegeltje zie ik dat Slauerhoff, achter in den wagen gezeten, vaak dommelt. Tegen het einde van den tocht vraag ik hem met eenigen argwaan hoe hem de rit is bevallen. Hij betuigt zich zeer ingenomen en verklaart den tocht ‘best nog eens te willen maken’.Vooral een vervallen bergstadje heeft hem geboeid: Sepùlveda, dat hij met de hem eigen comische hardnekkigheid obstinaat als ‘Soepelvéda’ betitelt. Van de tien dagen die hij bij ons was zijn mij de volgende herinneringen gebleven. Ik had tot in den vroegen namiddag mijn werk, uren gedurende dewelke hij
F.C. Terborgh, Slauerhoff Herinneringen en brieven
39 meestal de stad introk, als het weer het toeliet, alleen of vergezeld van mijn vrouw. Soms werden 's namiddags in de nog warme najaarszon lange wandelingen gemaakt in de omstreken, tochten waarop hij onder 't loopen bij herhaling terugkwam op zijn materieele problemen, die hem bij voortduring bezig hielden. Niets wees er in die dagen nog op dat hij Tanger werkelijk voor goed had opgegeven. Om zijn inkomsten te verbeteren maakte hij plannen zijn critische werkzaamheden van vroeger te hervatten (hetgeen ik hem trachtte te ontraden omdat het al te veel tijd en energie zou vergen ten koste van zijn creatief werk) en informeerde naar Spaansche medische periodieken, die hij wilde excerpeeren voor Nederlandsche vakbladen. Hij zocht naar alles wat hem een vast bestaan zou kunnen mogelijk maken. Ook de comische noot ontbrak niet. Op een middag wilde hij ‘Don Tenorio’ zien; wij maakten een afspraak elkander voor het theater te ontmoeten. Na een uur wachten gaf ik het op: hij was naar een andere, kleinere schouwburg gegaan, waar het stuk toevallig ook werd gespeeld. Het grappigst waren echter zijn tribulatiën met onzen hond, een wantrouwige scotch-terrier, die niet tegen abrupte bewegingen en onverwachte zwaaien met wandelstokken kon. Het koppig gegrom
F.C. Terborgh, Slauerhoff Herinneringen en brieven
40 van het dier op vaak ongewenschte oogenblikken en zijn hulpelooze pogingen om het gerust te stellen en tot een vriendschappelijker verhouding te komen, hebben geduurd zoolang hij bleef. Deze vriendschap, die hij zelfs met dieren zocht, leek hem een broos en tegen weinig schokken bestand gevoel. Meer uit ontgoocheling dan uit overtuiging. Eens vroeg hij mij, met onderzoekend dichtgeknepen oogen me van ter zijde aanziend, hoe lang het nu nog wel zou duren voor we ruzie kregen. Op mijn tegenwerping dat voor ruzie twee noodig zijn, kwam als antwoord slechts een ongearticuleerd, bevredigd klinkend gegrom. Met regenweer zat hij twee dagen in een hoek aan een gedicht te werken. De Moskee van Córdoba, die hij op de heenreis had bezocht en waar hij kinderen tusschen de honderden zuilen krijgertje wilde laten spelen. Hij kon het werk echter niet tot een bevredigend einde brengen en gaf het op. Vaak stond hij op, liep naar de boekenrekken, greep naar het een of ander en stelde me eens met een onderzoekenden blik de vraag of ik wel ooit in al deze boeken las, of veeleer, zooals zijn vriend J. C. Bloem, slechts langs de boekenrijen streek als een kater, zonder om den inhoud te geven. Vooral bekoorde hem de groote Inseluitgave van Hölderlin's
F.C. Terborgh, Slauerhoff Herinneringen en brieven
41 werken, die hij vroeger ook had bezeten. Herhaaldelijk nam hij behoedzaam een deel in de handen, bladerde, las een oogenblik, en klapte het boek weer dicht. Ik heb mij vaak afgevraagd hoe hij in den oogwenk, dien hij den indruk maakte werkelijk te lezen, meer dan enkele regels kon assimileeren. Hij las blijkbaar met groote rapiditeit. Dat hij in den zomer nog over het zwoegen aan ‘Het Leven op Aarde’ had gezucht, was hij schijnbaar vergeten. Hij had nieuwe ideeën voor een omvangrijk prozawerk. ‘Het Verboden Rijk’ en ‘Het Leven op Aarde’ beschouwde hij als de beide eerste deelen van een trilogie. Voor een derde deel, dat een synthese had moeten brengen, waren er wel vage plannen, maar hij achtte zich voor de uitwerking ervan nog niet rijp. Veel waarde hechtte hij aan de eindepisode van ‘Het Leven op Aarde’, die Du Perron's goedkeuring niet had kunnen vinden, maar die hem blijkbaar na aan 't hart lag. In die richting zullen vermoedelijk wel zijn gedachten over het nog ongeschreven derde deel zijn gegaan. Hij dacht ook over een novelle, die den invloed had moeten vertolken, dien oogenschijnlijk doode voorwerpen op den mensch kunnen hebben. Zij zou persoonlijke er-
F.C. Terborgh, Slauerhoff Herinneringen en brieven
42 varingen tot grondslag hebben gehad, maar voor de uitwerking van zijn conceptie achtte hij zich nog niet rijp. Ook hier legde hij den nadruk op het woord ‘rijp’. Op een der laatste dagen zagen wij de verfilming van Claude Farrère's ‘La Bataille’, die hem lang en diepgaand bezig hield. Zij heeft den stoot gegeven tot een van zijn laatste prozawerken, waaraan hij tijdens zijn verblijf te Parijs is begonnen. Het gedicht beschouwde hij als een in zich gesloten en rustend, haast ‘ingelijst’ geheel. Zijn verantwoordelijkheidsgevoel ten aanzien van vorm en compositie was groot, althans in zijn bedoelingen: hij wenschte zich van oud vormbezit te bevrijden en zocht naar steeds nieuwe, zoo eenvoudig mogelijke expressiemiddelen, naar een met zijn eigen temperament overeenkomend rhythme, die zonder breuk of omwegen zijn denken en voelen konden weergeven. Op een middag over deze dingen pratend, verweet hij mij mijn gewoonte om nog niet voltooide of bevredigend afgewerkte gedichten toch ‘in het net’ te schrijven (gevolg van mijn behoefte aan overzichtelijkheid). Naar zijn oordeel lag daarin een soort onoprechtheid tegenover zichzelf, de suggestie van een toestand, die niet op waarheid berustte. Er is moeilijk een typischer voorbeeld te vinden
F.C. Terborgh, Slauerhoff Herinneringen en brieven
43 voor zijn haast bezeten drang naar absolute eerlijkheid. Naast deze eerlijkheid trof ons voortdurend weer zijn zelden en slechts schoorvoetend toegegeven behoefte aan spontaan en hartelijk medeleven, en de in den dagelijkschen omgang achter houterige, vaak comische vormen verborgen groote teederheid. Op een killen ochtend vertrok hij. Buiten de stationsoverkapping hing mist en drong in flarden binnen. Reizigers kwamen langzaam op het perron. Wij hadden de kragen opgezet en ijsbeerden tot aan het eind van de kap en weer terug. Hij sprak nauwelijks, keek als gewoonlijk recht voor zich uit, op den grond of naar buiten, men wist het niet goed, maar in den regel naar meer dingen dan men vermoedde. Toen de trein al langzaam in beweging begon te komen, sprong hij na een haastigen handdruk pas op, keerde zich nog eens vluchtig half naar mij om, met een blik die mij, den grond en de muren omvatte, en ging dan resoluut naar zijn plaats, zich om niets wat achter hem lag meer bekommerend. In leven heb ik hem niet weer gezien.
Eindnoten: 3 Toespeling op een gedicht dat ik, half schertsend en half in ernst hem had toegezonden:
DES DICHTERS VENSTER Traag ligt een rund, de zon ontwijkend, onder een pijnboom; in het gras stapt tusschen hennen, fier halsreikend, een haan, en aan een lijn droogt wasch. Vlak aan den steilen rand der kust werkt op zijn uienveld met kind en vrouw een Arabier. Slechts rust ademt de plek. Van zee wat wind. De Spaansche bergen tegenover rekken hun toppen uit den damp. Links gaapt de Oceaan. Een tramp glijdt rechts, op weg van Cette naar Dover. Hij keert dit beeld den rug, verachtend wat ongevraagd het Lot hem schenkt. Hij denkt aan verre tochten; denkt aan stof, aan dorst, ingeving wachtend. Maar als in dorren steppengloed eens later koorts verhit zijn droomen zal hem dit beeld weer tergend zoet en lokkend in herinnering komen. 4 Zie noot 3.
F.C. Terborgh, Slauerhoff Herinneringen en brieven
45
De laatste brieven
F.C. Terborgh, Slauerhoff Herinneringen en brieven
47 Dat het doel van zijn reis naar Parijs ten deele is geweest de hoop een nieuwe levensgezellin te vinden, voornaamste voorwaarde, naar zijn eigen zeggen, om in Tanger of waar ook duurzaam te kunnen aarden, staat wel vast. Er zijn aanwijzingen dat hij aan vrienden in Tanger heeft verklaard met een vrouw te zullen terugkomen; het is hem blijkbaar wel meenens geweest. Misschien verklaart dit ook waarom hij in het volgend voorjaar in geen geval zelf naar Tanger wilde teruggaan om zijn huishouden te liquideeren en zijn vriend Antonini verzocht dit voor hem te doen. Maar weet men bij hem ooit wat vastberaden opzet is geweest, en wat luim en ingeving van het oogenblik? In Parijs blijft hij nauwelijks een week. Den II den November meldt hij zijn aanstaand vertrek naar Holland ‘behoudens tegenbericht’. Hij maakt een niet al te duidelijke toespeling op wat hem naar Parijs had gevoerd: ‘... ik ben hier aardig ontvangen. Over eenige tijd hoop ik over meer gegevens te beschikken’. Uit Heemstede schrijft hij den 1sten December een tevreden brief. ‘Reeds 2 weken in Holland, het bevalt me boven verwachting goed. Het weer valt ook erg mee. En 't is waarschijnlijk een groot verschil of je er in losse dan wel in vaste verhoudingen bent.
F.C. Terborgh, Slauerhoff Herinneringen en brieven
48 Ik zit een deel van de week in Haarlem bij mijn moeder en een ander deel in Den Haag en andere plaatsen. Ik ben verschillende dingen aan 't lezen, medisch en andere, zoodat als ik naar Tanger terugga, ik weer een tijd erop kan teeren. Echter is deze terugkeer nog niet zeker. Er zijn enkele andere mogelijkheden. Ik geloof wel dat het voor de energie de voorkeur zou verdienen daar van daan te blijven. 't Is ongeloofelijk hoeveel arbeids-vaardiger je hier bent. Dit is niet alleen het klimaat maar ook de geestelijke omgeving. Ik denk dat jij ook actiever was in Bern en Holland dan in Madrid. Ik blijf nog geruimen tijd hier. D*** heeft aardig werk in de Fledermaus geleverd met een Weensche wals, doet ook nog andere aardige dingen en is natuurlijk zeer overwerkt, maar ik maak mij er niet meer bezorgd om, 't geeft toch niets Mijn Russische ‘kennis’ in Parijs is erg aardig, maar ik zag deze slechts twee maal, zoodat mijn kennis van het russisch er nog niet zeer diep door is geworden’. In Januari is de stemming nog steeds goed. Hij schrijft over een lucratieve betrekking in patria, is bezig met Chineesche literaire studieën (een ‘Anthologie Chinoise’ boeit hem als bron van inspiratie reeds maanden) en
F.C. Terborgh, Slauerhoff Herinneringen en brieven
t.o. 48
Slauerhoff met Fräulein en Arabier, 14 Juni 1934
F.C. Terborgh, Slauerhoff Herinneringen en brieven
49 stelt weer zijn komst naar Madrid in het vooruitzicht, vergezeld of alleen. Hij vertrekt weer naar Parijs en moet zich daar, vóór begin April, tot een besluit over zijn naaste toekomst hebben doorgeworsteld; wie weet langs welke kronkelwegen en na hoeveel ontgoocheling. De installatie in Tanger wordt definitief geliquideerd. Begin April is hij in Bergen en tegen half Mei schrijft hij van daar uit, zich voorbereidend op een nieuwe reis naar West-Indië. ‘Als altijd gaf je vorige brief mij veel Anregung en zelfs “steun”. Je opmerking dat ik in een vicieuse cirkel dreigde te raken is juist. Intussen heb ik een sterke poging gedaan er doorheen te breken en ik hoop erin geslaagd te zijn. Vooreerst is de scheiding er eindelijk door. Verder is Tanger, dat toch ook nog aan 't verleden vastzat, opgegeven. Iets van minder belang, maar dat toch misschien ook zijn symbolische beteekenis heeft, is, dat ik volkomen met de zoogenaamde Forumgroep heb gebroken. Met mijn vriend Du Perron ben ik zelfs waarschijnlijk onherstelbaar gebrouilleerd, zeer tot mijn, minder tot diens genoegen. Au fond is het een goede kerel, maar lijdend aan een
F.C. Terborgh, Slauerhoff Herinneringen en brieven
50 loggorhoe die de omgang onmogelijk maakt. Verder de neiging à tout prix gelijk te willen krijgen en elk geschil in eindelooze brieven uit te zoeken. Zoo hoop ik dat ik eruit ben en dat de reis naar West-Indië, die ik nu ga maken het overige zal doen. ....Het beste zou zijn naar een ander land te gaan. In Holland wordt ook meer en meer mijn bekendheid als auteur een beletsel voor 't vinden van medische baantjes. Ik zie de toekomst wel met eenige zorg tegemoet, varen wil ik niet blijven, kan ik ook niet, je energie evaporiseert er volkomen bij. Ik onderhandelde nog met het Handelsblad om correspondent in het verre Oosten te worden, er bestond wel neiging, maar alles ging weer met de noodige Hollandsche schrielheid. Een fixum van 150 in de maand werd nog te veel geacht. Laat je vaderlijke gedachten dus nog eens over mij gaan. Wanneer zien we elkaar weer? Ik hoop nog eenige tijd vrij te zijn wat plaats en banden betreft. Ik besef de weelde daarvan op 't oogenblik nog niet, de trouble werkt altijd na. Maar 't lijkt me nu langzamerhand wel fijn. Het lastigste is nu een woonplaats of liever opslagplaats voor mijn boeken en pied à terre te kiezen. Met het
F.C. Terborgh, Slauerhoff Herinneringen en brieven
51 varen is Holland natuurlijk 't eenige, maar dan treft de belasting direct zwaar en je zit weer een beetje vast aan de Heimat. Weet jij een oplossing? Parijs is ook niets gedaan, daar voer je niets uit. Van de literatoren is mijn tijdelijke dorpsgenoot Roland Holst ongeveer de eenige met wie ik nog blijf omgaan, die is ook heel geschikt. Maar 't isolement wordt wel groot. Laat jij gauw weer iets hooren, als 't kan voor mijn vertrek. Dit is 17 Mei a.s. met de Venezuela K.N.S.M. Als je kunt informeer eens of La sombra del caudillo van Guzman daar [in Madrid] te krijgen is, ik kan dit boek hoogstwaarschijnlijk vertalen, dat zou een mooi werkje zijn voor aan boord. [met inkt eronder:] schrijf mij spoedig.’ Op den brief dien ik hem schreef kwam in lange maanden geen antwoord. Van Antonini hoorde ik in 't late najaar omtrent het noodlottig verloop der reis om Afrika en nog voor mij het nieuwe adres in Noord-Italië bekend werd bereikte mij een brief uit Ortisei van 23 December. ‘... Laat ik maar bij Mei beginnen. Zóólang hebben we niets van elkander gehoord. Ik heb Mei-Juli een reis naar Zuid Amerika gemaakt. Onmiddellijk aansluitend een reis rond Afrika.
F.C. Terborgh, Slauerhoff Herinneringen en brieven
52 Onmiddelijk aansluitend - een malaria te Genua. Daarop reconvalescentie te Merano en hier. Dit laatste klinkt niet erg prettig en inderdaad was het een zware malaria, zelfs met dreigende zwartwaterkoorts. Echter ben ik er weer zoowat bovenop. Echter ben ik nog steeds zeer vatbaar voor pharyngitis en bronchitis en dat blijft toch een leelijk ding. Denkelijk ga ik - als ik weer heelemaal klaar ben - weer een reis naar Zuid Amerika doen. Medisch is er ook in Zuid Amerika niet veel te beginnen. Ik kreeg uitvoerig bericht van den heer Methöfer, zaakgelastigde te Bogotà. 't is overal hetzelfde - dalles. Ik zou nòg voor Marokko voelen, maar niet Tanger, dat klimaat is toch zeker ongunstig voor mij.’ Op 7 Februari schrijft hij opnieuw, deze keer uit Lausanne. ‘Ik heb weer de suite afgewerkt: verkoudheid, keelontsteking, bronchitis, griep en nu ter opluistering daarbij malaria aanvallen. Over eenige dagen ga ik weer naar Holland, financien raken uitgeput en 't weer is bar slecht voortdurend’. Er was door zijn vorigen brief, ten gevolge van al te groote beknoptheid misverstand gerezen; of was die
F.C. Terborgh, Slauerhoff Herinneringen en brieven
53 beknoptheid opzettelijk? Hij heldert nu op en verduidelijkt en weldra is alles weer goed. Maar er klinkt de bezorgdheid door, dat de ander het weer verkeerd zal uitleggen. De vrees voor nog grooter eenzaamheid, die hem te veel zou worden? ‘Neem mij mijn opmerking niet kwalijk. Principieele ruzie's5 houd ik er niet op na. Als iemand mij mishaagt zooals Du Perron, zeg ik de vriendschap op. Wat is daar bizonders aan? ....Vergeef mij deze enkele opmerkingen. 't Is volkomen zonder wrevel of spijt. Vergis je niet t.o.v. mij, ik ben niet lastig in den omgang’. En dan gaat hij weer over zijn plannen en moeilijkheden door: ‘Denkelijk ga ik toch die reis naar Zuid Amerika maken. Het is ook langzamerhand mijn eenige kans. Blijf ik varen of in Europa dan wordt mijn bronchitis zeker chronisch, en ik begin al emphyseem te krijgen. Ik moet dus een goed klimaat zoeken waar ik op den duur wat praktijk kan doen. Dus niet in Europa, niet in Marokko. In Centraal Amerika gaat het wellicht, een hoogvlakte op 1000 M., verder tropisch, is goed. Ook Bandoeng of Zuid Amerika zou nog gaan, maar geen van beiden trekt mij.
F.C. Terborgh, Slauerhoff Herinneringen en brieven
54 Als ik niet te ziek ben wou ik de 22e gaan. Geheimhouding verzocht en verzekerd!? Ik maak het maar kort ditmaal. In Holland hoop ik dan iets te hooren’. Ik raad hem aan het Amerikaansche plan te laten varen en een vestiging op de Balearen te overwegen, die mij de voor hem gunstigste voorwaarden leken te bieden. Op 23 Februari schrijft hij een nieuwe lange brief, nu uit Heemstede. ‘Misschien komt het door je traagheid die je zelf laakt, maar ik heb altijd veel aan je brieven, zoo ook deze. Misschien dat ze door 't wachten meer “geladen” zijn. 't Belangrijkste is voor mij, ik moet het bekennen, mijn eigen toestand. Zooals je weet was ik deze zomer, na de reis met de Venezuela uitstekend. Daarop weer bergafwaarts. October hospitaal Genua na een driemaandsreis van Bontekoe. Daarna Merano, Annecy, Lausanne, zonder blijvende baat. Nu in Holland weer 't heele programma, bronchitis, malaria enz. Ik was naar Holland gegaan eensdeels om de duiten, en het Zuiden en de hooge lucht niet voor de malaria hielpen, en ook om te trachten met de Venezuela 20
F.C. Terborgh, Slauerhoff Herinneringen en brieven
55 Februari af te reizen. Ik had een reductie op de passage verkregen, wel een wonder! Vier dagen voor afreis zware aanvallen. Wat Midden Amerika betreft, ik erken je bezwaren behalve de hoogte. Of men daar op den duur leven kan is de vraag als Europeaan zijnde. Nog zekerder is echter dat [ik] in Europa in die qualiteit op den duur [niet] blijven kan daar er geen werk voor mij is, alleen al. Er was nog iets in C. Rica, een vrouw die mij geregeld schreef... Het kon het verblijf daar vergemakkelijken. Maar met mijn aanleg mij in wespennesten te steken kon dit ook alles bederven. Het is logisch eerst het land te zien, dan verbintenissen aan te gaan, niet omgekeerd. Intusschen schreef ze mij dat ze niet langer wachten kon en anders een aanzoek niet langer zou kunnen weerstaan, al was ik de querido boven allen, maar helaas vaag als een noorsche god etc. Ik vind dit eerder vergemakkelijkend, maar als ik daar kom, zie dat zij verzuimd is, zal het toch een gevoel van lichten spijt wekken. Maar mij er van af te maken geeft de zooveelste koersverandering. Door al dat ziekzijn is mijn zelfvertrouwen, kan het
F.C. Terborgh, Slauerhoff Herinneringen en brieven
56 anders, weer ondermijnd; ik bedoel: mijn physiek zelfvertrouwen, wat de rest betreft, ik heb al zoo veel uitgestaan dat het wel zal blijven zoo. Overigens de cafard in een vreemd land alleen is niet alles. Je eilandenplan is prachtig en heeft mij vaak aangelokt. Echter. Je begrijpt dat ik zoolang als 't gaat naar een “compleet leven” streef. Ik wil liever niet iemand worden die steeds bij anderen logeert. Wij hadden 't in Madrid daar al eens over. Tweede. Ik kan op niet meer dan een twaalfhonderd gulden rekenen, zoolang de literatuur blijft gaan. Alle tijdschriften betalen minder, bij de Arnhemmer, nu in surséance, verloor ik 319, en nog enkele stroppen. Ik moet dan een arm vrijgezel definitief worden en een pensionleven leiden. Een paar reizen per jaar zou nog enkele jaren gaan, dan zullen overal vaste scheepsartsen zijn. Bovendien riskeer ik dan, vertroeteld door het zachte klimaat van Balearen of Canairen, nog meer bronchitis en toebehooren, Bronchitis garni. Een vrouw te zoeken die wat kan of wat heeft vind ik
F.C. Terborgh, Slauerhoff Herinneringen en brieven
57 een onwaardige speculatie. (Die in C. Rica is arm en leeft van haar werk). In Holland iets vinden lijkt wel uitgesloten. Vage beloften na twee jaar volontair, daar bedank ik voor. Misschien is naar C. Amerika gaan een wanhoopsplan, naar Indië ook. Maar blijft mij veel anders over. Op de Chilijn varen lijkt mooi, maar een hut tegenover de machinekamer hield geen arts tot nog toe meer dan twee of drie reizen uit. Dus o mijn arme azem. Neen, varen zal wel uit zijn, en hervat ik het, dan is 't uitstel van executie. Een paar jaar dan is de azem uit (emphyseem als 't zoo doorgaat). Zooals ik nu ben, physiek totaal niets, voel ik er voor op Teneriffe te gaan zitten; een jaar kan ik 't nog wel uitzingen, mij om niets, ook Costa Rica niet te bekommeren en wachten wat er nog van terecht komt. Maar ik ken mij zelf, zoodra het wat beter gaat word ik onrustig, veracht mij om mijn renteniersbestaan en wil weer iets beginnen. En de zorg voor de toekomst. Neen, anders wist ik nog tijdelijke raad, maar nu geen enkel. Ik heb wel een somber beeld opgehangen, ne m'en voulez pas! En 't uitsluitend over mijzelf gehad. Dat ik niet overdrijf moge je blijken uit het feit dat ik
F.C. Terborgh, Slauerhoff Herinneringen en brieven
58 nu 63 kg zonder overjas, maar met kleeren weeg, lengte 184. Ik hoop niet dat deze mededeelingen naar je “vertegenwoordiger in 't buitenland”6 gaan. En verder zal ik deze niet meer zoo noemen. Antwoord mij ditmaal spoedig, ik zie geen licht en vegeteer weg. Werken allang verleerd. Groet M.7 en deel haar maar niet te veel mede van deze pretjes. ’ Het antwoord ging per keerende post, twee dagen later; nog eens een poging hem te helpen bij het ontwarren der weerbarstige draden van zijn bestaan, al was de hopeloos desolate toestand waarin hij toen werkelijk al verkeerde vanuit de verte en uit brieven alleen niet te peilen. Kon men hem helpen? Ik geloof van niet. Men kan een ander niet helpen, slechts zichzelf, en hoogstens een enkele keer trachten voor den ander hardop te denken. Soms wijst zooiets een bruikbaren weg. Den 15den Maart schrijft hij een briefkaart met potlood; hij ligt in een rusthuis. ‘Dank voor je uitmuntende brief. - Daar ik weer zieker ben - lig de heele dag kom nog niet tot uitvoerig antwoord; ik hoop over een paar weken. - In vele opzichten heb je 't bij 't rechte eind....’
F.C. Terborgh, Slauerhoff Herinneringen en brieven
59 Tot dit uitvoerig antwoord komt hij pas den 23sten April. ‘Je brief was zeer welkom. Ik bleef wel in gebreke. Een paar weken was ik flink ziek - daarna herstellend weer - maar zoo indolent, dat ik alle correspondentie uitstelde - en vooral tegen de brief aan jou zag ik op, omdat dit uiteraard een lange brief zou worden en ik mij daarin weer veel over mijn eigen persoon zou moeten onderhouden - als men ziek is neemt het egocentrisme nog toe - en de “eilandenkwestie” was nog hangende. Je brief is dus ook een welkom stimulans te schrijven. Ik las gelukkig dat jullie het goed maakt, ondanks alle troebelen in Spanje, en het lenteweer dat hier constant abominabel is, en het daar ook wel zal zijn. En moed voor een tocht naar Zuid Spanje. Als ik de berichten lees verbaas ik mij daarover. Maar 't is zeker weer het oude liedje dat het van buitenaf erger lijkt dan het van binnen is. Zoo was het ook in Italië - in de twee-en-een-halve maand van mijn verblijf niets geweest - Alleen toen ik zwaar ziek in Genua van boord kwam was net de oorlog verklaard en luidden alle klokken en brulden de sirenen van Rex en andere schepen, en ik had al barstende hoofdpijn; dat was schitterend. Maar dus - jullie tocht in Zuid Spanje gaat toch wel
F.C. Terborgh, Slauerhoff Herinneringen en brieven
60 door - en ik wensch jullie prachtig weer en dat ik jullie een eindje vergezellen kon. Ik lig nog bijna de heele dag, zij het dan nu op een dekstoel - zal nog een maand duren voordat ik weer loop - en voordat ik weer op mijn oude ook al niet groote krachten ben valt niet te zeggen. Eerst een maand in een rusthuis - nu thuis - bij mijn moeder. Zie zeer weinig menschen. Alleen Jany Roland Holst, met wie ik nogal bevriend ben, komt trouw eenmaal in de week uit zijn noordelijke residentie mij opzoeken. Over Holland kan ik je dus niet veel meedeelen - waarschijnlijk ben je zelf beter geïnformeerd dan ik. Er gebeurt, geloof ik, niet veel. De N.S.B. schijnt te groeien Ontevredenheid is ook een Hollandsche eigenschap - waarop ik ook al geen uitzondering maak. Zoo kom ik dan langzamerhand op het chapiter “ik”. Door jouw brief hoef ik sommige dingen niet meer te zeggen - bezwaren heb je zelf gevoeld - Gaan we uit van mijn gezondheid dan is het zoo: ik heb weer een knauw gehad, - vooral door de malaria - iets onherstelbaars is 't nog niet - maar mijn weerstand is afgenomen, ben voor langen tijd nog labieler. Ook mijn longen hebben weer door de langdurige “bron-
F.C. Terborgh, Slauerhoff Herinneringen en brieven
61 chitis” elasticiteit en capaciteit verloren, blijvend. - Een collega was zoo vriendelijk mijn “blijvende invaliditeit” op 30% te stellen. Ik ben blij eens een positieve uitspraak te hebben. Het zoeken van een goed klimaat is dus niet het najagen van een chimère maar een dringende eisch. Als eiland ligt Majorca zeker zeer geschikt - Maar 't is erg vol vreemdelingen En 's winters kan het er ook zeer guur zijn (mistral). Wil ik wat aan een verblijf in 't Zuiden hebben dan moet het klimaat ook zoo zijn dat het de nadeelen - voeding, comfort, verzorging, verwarming - je weet zelf hoe deze in zuidelijke landen zijn - ook opweegt. Van daar de Canarische eilanden of Madeira. Het eenige vrijwel constante klimaat wat ik ken. Ik kan mij echter nog altijd niet indenken hoe ik alleen - constant - zou kunnen leven - Toch ben ik 't eens met je idee: begin met ergens te blijven, dan komt de rest wellicht vanzelf. Vergeet echter niet dat ik - geen vrouw - geen emplooi hebbend 2 dingen mis waar de meesten hun levensvastheid aan ontleenen - ook zorgen minder, ja. Maar mijn financien zijn zoo, dat ze voor een sober leven zouden strekken. (Ik heb daarbij gerekend dat de
F.C. Terborgh, Slauerhoff Herinneringen en brieven
62 literatuur mij ± f 700 jaars zou blijven opbrengen en dat ik daarbij nog minstens een vertaling van een boek per jaar zou hebben). Echter lange tijd alleen zijnde heb ik, vroeger sterk, nu ook nog tamelijk, de neiging mij te verwaarloozen. En - alleen zijnde heeft men nu en dan behoefte aan excessen. En dan is de begrooting in de war. Ik heb in Italië ± 3 weken met een artiste doorgebracht van nogal bescheiden pretentie (ik bedoel niet amoureus doch financieel) toch zijn daarmee ongeveer 1800 L. gemoeid geweest. Enkel [.....?] uitgaan - eenige dagen in een eenvoudig hotel. (Misschien stelt deze meening je weer gerust over de verzen uit Helikon. Verzen moet men niet te letterlijk nemen. Ze zij in ziekenhuis Genua geschreven).8 Enfin, je ziet, ik zou een jaar braaf en constant moeten leven op een gunstige plaats en dan zien “wat er van kwam”. Maar daarbij komt nog, hoe vind ik een behoorlijke samenleving? Met artisten op Majorca zou mij niet bevredigen. Met touristen op Madeira ook niet - Je weet zelf dat inniger contact met Spanjaarden en Portugeezen hoogst zelden ontstaat. Ik ben indertijd wèl aardig ontvangen door een paar Portugeesche literatoren in
F.C. Terborgh, Slauerhoff Herinneringen en brieven
63 Lisboa - Deze stad bekoort mij zeer, maar is wel erg ingeslapen Toch zou ik daar nog 't meeste voor voelen als het “zuidelijke verhuisplan” doorging. Het ligt ook niet kwaad, heeft een evocatief verleden. Maar de loomheid!!! Ik ben voor arts opgeleid - en je moet begrijpen dat het - hoe los ik er ook van sta - het heelemaal opgeven mij zou zijn als een amputatie - tenzij ik een ander beroep zou beoefenen. (Schrijven is geen beroep al zou je 2 jaar onafgebroken van 9-12, 2-5, 7-9 kunnen schrijven - Dit moet toch vrij zijn en blijven). Ik heb zoo - al liggend en zoekend - natuurlijk wel een en ander gedacht. B.v. mij toe te leggen op de koffie cultuur - dat waarborgt tenminste een gezond klimaat maar weer gemis aan de andere - de europeesche cultuur, die ik zoozeer volgens jou behoef. Misschien denk je dat dit mij ook al door Costa Rica is geïnspireerd. Ik zal je uitleggen wat de attractie van Zuid Amerika op mij is - Men voelt zich er zorgeloos - begrijpt niet waar men zich in Europa druk om maakt. Het leven is er zoo gemakkelijk. En - een voornaam ding - de vrouwen zijn er veel toegankelijker dan in Spanje. Groot
F.C. Terborgh, Slauerhoff Herinneringen en brieven
64 voordeel voor weinig kapitaalkrachtigen! Echter - ook wel kans in wespennesten te raken - waar ik nogal aanleg voor heb. Maar met moed beleid. Misschien is de toestand in Zuid Spanje ook wel zoo - je kunt mij daarover misschien iets berichten als je terug bent, dan hoef ik het daarvoor niet zoo ver te zoeken! En dan - ik heb 't idee dat je in Zuid Amerika nog wel eens aan een baan kunt komen. Als Europeaan heb je toch nog wel eenig prestige (vooral als officier, dit merkte ik de keeren dat ik in uniform aan wal ging; in Venezuela was dit verplicht zelfs). Maar dat is misschien een dwaas, kinderlijk romantisch idee van mij en laten ze je daar na de eerste dagen van Spaansche hoffelijkheid weer hard stikken - als in 't lieve vaderland. Ja R., alweer 8 pagina's words, words, words En 't slot zal toch wel zijn dat ik weer aan boord ga, waar ik tenminste een omgeving heb en een positie, al is 't beide geborneerd, en lotgenooten - allen zich schikkend in een bijna constant coelibaat, en nu en dan een verhoogde kans op geslachtsziekten, welk risico men na lange onthouding gaarne blijde en losjes loopt. Ik zal misschien nog eenige reizen zoo goed en kwaad als 't gaat volbrengen en dan weer een bronchitis en toebehooren krijgen en nog een, tot ik blijvend kort-
F.C. Terborgh, Slauerhoff Herinneringen en brieven
65 ademig en slinkend dan noodgedwongen nog eenige jaren in dat lokkende Zuiden slijt. Zoo zal 't wel gaan denk je niet? Je hebt niet ongelijk als je zegt dat ik “meer droomer dan man van de daad” ben - maar juister is dat ik zeer traag en passief ben aangelegd. De - vrij weinige bijzondere dingen die mij overkwamen heb ik er goed afgebracht, b.v. moeilijke gevallen en operaties aan boord. Maar ik ben niet zoo dat ik mij “een werkzaam en vruchtbaar leven schep”. In Juli en Augustus kan ik weer varen als ik wil - of liever - als ik niet nu wil. Waag je nog een voorspelling - doe je nog een poging - mij een haven aan te wijzen? Of vind je 't “welletjes”? Denk niet dat ik 't zelf “tragisch” neem. Als mijn longen mij niet op goede medische gronden met blijvende zorg vervulden, dan zou 't mij heusch niet zooveel meer kunnen schelen en zou ik wel 't een en ander beginnen. Maar zoo - ook van die kant word ik danig ondermijnd. Genoeg - meer dan genoeg! Ik hoop van jullie reis iets te hooren - ook van M. weer eens enkele regelen - “dans any sprache”.
F.C. Terborgh, Slauerhoff Herinneringen en brieven
66 Ik schrijf nu weer in beter tempo als je wilt. Maar geef jij niet de voorkeur aan weinige grondige brieven? (Ik hoop stilletjes, merk ik, toch nog eenige raad van je te ontvangen!) O, ja, mocht ik iets herhaald hebben in deze brief - uit vorige - vergeef mij dan, ik ben oud en kindsch, heb ook een vrij lange roodbruine baard gekregen. Nu [ik zal] 't hierbij laten, ik stuur je ook binnenkort een exemplaar “Eerlijk Zeemansgraf”. Laat spoedig iets hooren!’ Postcriptum op bijgevoegd blad: ‘Deze brief ligt ook al een paar dagen, vind het nu voor een deel debiel geklets - zal het nu maar afsturen, toch - dan weten jullie iets van me - later beter’. Ik schreef hem nog eens, den 30sten April; niet veel nieuws. Het werd onvermijdelijk een herhaling van het reeds gezegde, met andere woorden; vooral van datgene waarop hij niet was ingegaan: dat elke verbetering van zijn lot in de allereerste plaats en in den grond der zaak afhing van zijn ernstige wil om tot een geordend bestaan te komen. Was die wil er? Was hij zelfs maar in staat zooiets te willen? Zijn brieven geven er geen bevestiging van. Vijf weken later zond ik hem een nieuw levensteeken.
F.C. Terborgh, Slauerhoff Herinneringen en brieven
67 Wij waren intusschen op Mallorca geweest; ik kon hem, nu uit eigen ervaring, slechts bevestigen wat ik reeds eerder en bij herhaling had geschreven: dat dit eiland naar mijn gevoelen de voor hem gunstigste voorwaarden in zich vereenigde. Op 9 Juni ontving ik zijn laatsten langen brief. ‘Reeds meer dan een maand heb ik je brief, waar ik erg mee was ingenomen. Dat ik niet eerder antwoordde ligt hieraan: ik wilde er eens over denken En zoolang jullie op reis waren niet schrijven - (wat is het tenslotte geworden Andalusie of Majorca?) wat heeft een jong paar dan aan brieven waarin uiteraard Frau Sorge niet afwezig kan zijn. Verder kreeg ik 10 Mei een ernstige inzinking, zal maar niet in details treden, maar 't aan je fantasie overlaten. Een paar weken was ik weer geheel aan bed gekluisterd - het weer was abominabel koud. Eerst nu ook, 6 Juni, eenigszins behagelijk. Gezellig nieuws kan ik je uit dien hoofde ook al niet meedeelen. Mijn eenige bron daarvoor, Jany Holst, komt mij morgen weer opzoeken na een maand in Parijs en Bretagne. Misschien wacht ik nog af dat deze bron geweld heeft en stuur dan de brief weg. -
F.C. Terborgh, Slauerhoff Herinneringen en brieven
68 Ik wachtte - hier is nòg een reden voor het late antwoorden - om meteen een exemplaar van het “Eerlijk Zeemansgraf” te sturen. Maar dit is nog altijd niet uit - vertraagd ik keurde het eerste omslag af - en, misschien als repressaille, schijnt het tweede vele technische bezwaren te geven Zoodra het uitkomt stuur ik het. Het vers dat je me zond is sterk van expressie. Typisch dat wij ons vaak door verwante onderwerpen aangetrokken voelen - Hoe komt dat? Ik schrijf en lees de laatste lange tijd zeer weinig gedichten - Niet een goed teeken. Misschien vermindert de “poetische inslag” ook met de jaren. Proza schrijf ik nog wel - fragmentarisch, hopend dit tot een groot werk te vereenigen als ik weer bij machte ben. Ja, mijn waarde, of ik wil of niet - de gezondheid en 't gunstige klimaat staan voorlopig op de voorgrond. Voor alles dit: het is mijn ernstig streven een oplossing en een standplaats te vinden en ben niet geneigd - zooals jij veronderstelt of tenminste oppert - om mijn leven maar te laten slabakken. Anders zou het geen zin hebben er zoo lange brieven over te schrijven en jouw tijd en aandacht er voor te vragen.
F.C. Terborgh, Slauerhoff Herinneringen en brieven
69 Dus waag ik het er nog eens over te schrijven - Het is wel van vitaal belang ..... Je weet wel dat ik het varen niet eens onverdeeld onprettig vind - ik heb daar o.m. wat jij zoo noodig acht: “een wisselend aantal menschen die men ziet zonder intiem te worden”. En dan kan het noodig zijn pecunia causa - De papieren zakken - De literatuur zakt als verkoopbaar product - Ik kan nu eenmaal niet als een lazeroni in 't Zuiden leven, moet eenig comfort en goed eten hebben, vooral nu - Wat een uitweidingen alles symptonen dat het gezondheidsprobleem op de voorgrond staat. Waarom ben jij zoo gebrand op Majorca? Wat zijn de voordeelen van het eiland, van Palma zelf ? Geen handelscentrum, dus van die kant weinig kans op werk. Soort “residents” engelschen met een klein pensioentje, duitsers, emigranten niet arisch ontevreden. Over 't geheel geen gunstige “kennissen om te zien”. Ken jij het aardige stukje van Thelen over de pensions van 4 - 7 - 10 - 12 - 15 e.m. pesetas? Ibiza is nog geïsoleerder - nog minder kans wat te doen te krijgen op den duur. Nogmaals; ik verwerp deze vestiging niet direct - maar tel jij die nadeelen heelemaal niet?
F.C. Terborgh, Slauerhoff Herinneringen en brieven
70 Maandag 8 Juni. Zoojuist je brief ontvangen en schrijf maar gauw door, het is maar goed dat je deze zond, anders was 't epistel misschien weer blijven liggen - Nu, dat was waarlijk een hymne op “het schoone eiland” - Ik woon hier dicht bij de Haarlemmerhout en de meneer die Beets er wandelen liet zou misschien zeggen dat uit die brief alleen blijkt “dat de Heer en Mevrouw T. mooi weer op reis getroffen hebben”. - Maar ik geloof het wel dat het bekoorlijk is, vooral nu. Ik was er in Augustus-September 1930, toen was het heet, maar mij toch niet te heet - wat dor - geen wonder - en vrij veel touristen - ook geen wonder. Ik had een pension van 6 pesetas in een achterstraat. In die tijd was ik bezeten door een zuinigheidsmanie - nu ben ik eerder verkwistend, terwijl ik er financieel veel minder aan toe ben. Mijn volledige reisherinneringen daar zal ik jullie nog wel eens vertellen - als ik jullie een bezoek brengen kom op 't landhuis, of jullie in mijn spelonk afdalen. Want inderdaad, dat je er geregeld zult verschijnen maakt het aantrekkelijker. Maar dit nog niet [doorhaling] beslissend zijnd Wat wel [doorhaling] beslissend is?
F.C. Terborgh, Slauerhoff Herinneringen en brieven
71 (Merk je dat ik me tweemaal verschrijf bij dit woord? Is dat een (freudiaansch) bewijs dat ik het land heb aan beslissingen? Zoo, nu gaat het goed). Als de gulden èn de franc dalen zullen mij die 12 pesetas of 10 p.d. pension nog te veel zijn - en moet ik zij het met een bloedend ..... ik zal maar niet zeggen wat gaan varen - dit najaar Op inkomsten uit literatuur kan ik niet meer rekenen - Voor vier jaar kon ik nog een paar mille per jaar bij elkaar schrijven, critiseeren, vertalen, nu geen fl. 500. -. Zoo - Het spijt me dat ik weer zoo te keer ging over mijn dierbaar zelf - maar in deze brief ben ik toch zelf tot een beschlissing (merk je de ch, hier spreekt mijn poolsche afkomst!) gekomen, al schuif ik die nog gedeeltelijk op 't dierbaar geld. Eigenlijk zit ik nu in een psychisch moeras, dieper dan ik in San José er in zou zijn - ziekte, liggen, Holland nu! Nog iets; komen jullie nog in Zwitserland - misschien kan ik een paar goedkoope marken krijgen en in Zuid Duitschland kuren doen - zien we elkaar dan bij de donderende waterval van Schaffhausen? Groet M. en schrijft zij nog een lettertje? Stuur weer eens een foto! Juan van Palma tot Mannekoor.’9
F.C. Terborgh, Slauerhoff Herinneringen en brieven
72 Zijn besluit was genomen, namelijk: geen besluit te nemen en door te worstelen in eeuwigen tweestrijd. Men kon hem niet helpen, men kon hem hoogstens een eind weegs op zijn moeilijk pad vergezellen. Ik schreef hem een korten brief, maar raad kon ik hem geen meer geven; hij vroeg er ook niet meer om. De onweerswolken boven Spanje werden dreigender. Op 18 Juli brak de burgeroorlog uit; een tijd van absorbeerende beslommeringen volgde. Midden in de spanning der eerste maanden ontving ik op 22 Augustus in Madrid een briefkaart, in het fransch gesteld, blijkbaar om den censor tegemoet te komen. ‘.... Avec moi ça ne va pas brillant: bien qu'à présent je me sens beaucoup mieux. Il y a 6 semaines j'avais fièvre continue et pesais 54 K.G.! Comment va M.? Il paraît que ma correspondence antérieure vous a irrité. Je le regrette, la maladie en est cause. Si tu as le temps envoyez moi un petit mot ....’ Wat had in hem weer de twijfel gewekt? Was mijn vorige brief te kort geweest, te ongeduldig? Of had het uitblijven van een reactie op het eind Juni ontvangen ‘Eerlijk Zeemansgraf‘ hem gekrenkt? Het kwam, toen ik op het punt stond Madrid te verlaten, de rust ontbrak. Het was mij mogelijk hem nog een kort geruststellend
F.C. Terborgh, Slauerhoff Herinneringen en brieven
73 briefje te doen toekomen, onkundig van den reeds niet meer te keeren loop der dingen. Zijn schip werd weerloos voortgedreven naar dat verre in droomen geziene Ultra Mare, een wereld van ‘niets dan waaiend schuim’. Zal ik nu eindelijk, vergaan, vergeten, Verlost zijn van verlangen en berouw?
Het mijne zwalkte, niet veel minder hulpeloos, langs de eerste klippen en atollen, door de eerste stormen naar dat sombere gevarengebied dat, 1939 bereikt, jarenlang moest worden doorkruist; een dor leven temidden van ontbinding en verwildering. Wij hadden elkaar nog een laatste teeken van verstandhouding kunnen geven. Op dienstreis in Holland vernam ik zijn dood uit de pers. Ik heb hem nog eens gezien. Hij lag er, ongenaakbaar en onherkenbaar. Een onbekende uit welke verre gebieden gekomen? In zich gesloten, met zichzelf bezig, zeer superieur en eindelijk verlost.
Eindnoten: 5 Ik had slechts belangstellend naar zijn verschillende groote en principieele ruzies geïnformeerd. 6 Toespeling op Antonini, van wien hij eind 1935 eenig nieuws over mij vernam, nog voor dat ons rechtstreeksch contact per brief werd hervat. 7 Mijn vrouw. 8 Hij doelt hier op de gedichten ‘Herfsttij der kolonialen’ en ‘Voor de zooveelste maal’. Helikon no. 1, 1936. 9 Woordspeling op het stadje Manacor op Mallorca
F.C. Terborgh, Slauerhoff Herinneringen en brieven