Levensverhalen van Martha Schrauwen Verhaaltje nr 1 Ik was nog zéér klein en we waren met de bal op straat aan het spelen,ik ons Liza en vriendinnen , en hoe het kwam dat weet ik niet , maar ineens vloog dat balletje in de goot , die goot was toen onder de ramen, ik zei ik ga dat wel halen, ik liep naar binnen, deed het venster open, maar dat balletje was héél ver weggerold, boven de stal, en ja wat nu, ik kroop in de goot op mijn kniekens, ik had dat balletje te pakken, maar ja toen zat ik daar en kon me niet omdraaien, toen terug achteruit tot aan het venster en het is weer goed afgelopen. Verhaaltje nr 2 Toen Stan en Sooi geboren zijn, dacht vader en moeder, dat zullen wel de laatste zijn, ze zouden een familiefoto laten maken, en ze lieten Bernaerts komen, we waren allemaal op ons beste, Stan en Sooi op moederschoot en onze Jos bij vader, maar toen kroop Bernaerts ? onder die zwarte doek, en onze Jos verschoot zo erg, en hij ging op de loop, ze gingen hem gerust stellen en vader nam hem op zijn schoot, en die foto was heel mooi , maar er kwam nog een kind bij , onze Marcel, dan is er weer een foto gemaakt door Peeters ? en dat was ook een schone foto, en veel later nog eens een foto gemaakt in Wezel door Peeters (die foto hebben we ook bijgevoegd aan deze mail) Verhaaltje nr 3 Vader zou me leren fietsen op ne grote fiets, aan de poort aan de straat moest ik opstappen, en hij zegde aan die draaiboom moet ge stoppen, hij gaf me ne flinke duw, en trappen dat ik deed, maar ik kon niet stoppen, boenk tegen die draaiboom, en daar lag ik tegen de grond, maar ja van die dag kan ik fietsen. Verhaaltje nr 4 Ik kon soms ook wel stommiteiten doen hoor, het is héél lang geleden. Alle rommel kon je toen gewoon op straat zetten en de gemeente kwam dat allemaal ophalen. Wel ik dacht bij mezelf, mijn stofzuiger is versleten, ik ga die ook op straat zetten, maar ik ga hem eerst nog eens gebruiken. De elektriciteit bij ons was te slap en ik moest er nog een versterker bij zetten. Alles in het stopcontact en zo goed het ging stofzuigen, maar ik dacht bij mezelf, die lange goede draad kunnen ons mannen misschien nog wel gebruiken, ik ga die eraf doen. Ik pak een groot broodmes en snij die draad door, maar wat een vlam, de schok ging dwars door mijn lijf, mijn nylon schort had een lange zwarte verschroeide streep!!! Ik had alles nog in het stopcontact zitten, dus voor een stomme draad zou ik mijn leven riskeren, en toen draad en alles de straat op. Doen jullie ook zulke stommiteiten? Stuur ze dan misschien ook eens door naar Willy en Wout zodat we er allen nog eens mee kunnen lachen hé!!! Verhaaltje nr 5 Ons Jeanne, Liza en ik sliepen boven samen in een groot bed. Onze Jos nog in de wieg bij ons moeder. Toen Stan en Sooi geboren zijn , lagen die in een grote wieg ook bij ons moeder en die had haar handen wel vol met de tweeling. Wat dan gedaan met onze Jos, ze deden de wieg naar boven en zetten die naast ons bed. Ons Jeanne legde ons klein Joske in de wieg, maar die was liever bij ons moeder gebleven en hij begon zo hard te wenen dat er niemand kon slapen! Ons Jeanne pakte ons klein Joske uit de wieg en legde hem bij haar in bed en die zweeg. Maar ze pakte mij vast en legde mij in de wieg. Maar ik was al te groot en lag er met mijn benen over. Ik ben verschrikkelijk te keer gegaan en begon nog harder te wenen dan onze Jos. Van moeheid zijn we allemaal in slaap gevallen! Verhaaltje nr 6
Niet teruggevonden… Verhaaltje nr 7 Als we uit de school kwamen bleven we altijd aan de vaart spelen. Op een plaats waar het water al flink was gezakt sprongen we over de vaart. Aan ene kant meisjes en aan de andere kant ook, en dan
overand er over springen. Maar wat gebeurde er, ik stond aan deze kant en een ander meisje aan de andere kant, maar we sprongen alle twee tegelijk. Boenk tegen mekaar en daar lagen we alle twee in het water. Kletsnat naar huis, een kwartier gaan. Thuis kregen ze me toch weer proper en konden z’er eens goed mee lachen!!! Verhaaltje nr 8 Dit verhaaltje gaat over onze Jos zijn eerste communie. Ons moeder had hem op een stoel gezet met zijn kostuumpje al aan, het was een pakje dat steeds terug gebruikt werd. Daar moest hij stil blijven staan zodat zij zichzelf kon aankleden, maar hij had nog zin om te eten dus nam hij uit de zak met bloemsuiker het bovenste, dus de korreltjes en begon er lekker van te eten. Maar dit kon hij niet verzwijgen want het hele pakje was van voor in het wit veranderd. Dit vond ons moeder nog niet het ergste en poetste het pakje snel proper, maar hij had gegeten voordat hij naar de mis ging en dat was het grootste drama. Men mocht vroeger voor men naar de mis ging niet eten, dus onze Jos heeft zijn katholiek leven niet juist ingezet! Verhaaltje nr 9 Onze Fons was ook nog eens kwaad op mij. Ik zag hem afkomen, ik ging op de loop en liep rap bij ons Jeanne in het keetje ( dat heette toen zo ). Er lag een hoop hout binnen en ik trapte recht in een plank met een geroeste nagel en die plank bleef in mijn voet zitten. Ons Jeanne droeg me binnen, kwakte me op een stoel, trok die nagel uit mijn voet, en dan moest ik met mijn voet in een emmer met sodawater gaan zitten. Daar kwam geen dokter bij, dat ging zo wel genezen! Verhaaltje nr 10 Er stond bij ons een grote boom aan het fietskot en tegen die muur waren briketten getast. Ons moeder zei tegen de jongens : “ Zeker niet in de boom kruipen hé, want dat is veel te gevaarlijk! “. Maar op een keer was onze Flor boven in die boom gekropen. Onze Fons liep vlug naar binnen en riep: “ Moeder rap want onze Flor zit in die boom “. Ons moeder kwam afgelopen en riep dat onze Flor rap uit die boom moest komen. Maar hij durfde niet, ons moeder riep nog eens , maar Flor kwam niet. Ons moeder pakte een briket van den hoop en gooide die in den boom, maar wie kreeg die briket op zijn kop? Onze Fons natuurlijk! Die moest toen weer verzorgd worden en onze Flor kon rustig uit die boom komen! Verhaaltje nr 11 Wij hadden altijd veel kleine kuikentjes, ze stookten daar met een stoofke met een grote kap erover, dat was lekker warm. Het was zondag, ons Liza en ik zaten daar in het kiekeskot bij de kuikentjes. Dat was zo schoon, maar onze Flor kwam ons roepen voor het lof en wij zegden : “ Ja seffens “ . Onze Flor kwam ons nog eens roepen : “ Vooruit het is tijd! “, maar we bleven nog wat zitten. En wat deed onze Flor? Hij draaide de deur op slot en ging naar het lof. En wij zaten daar opgesloten en geraakten in paniek. Toen zagen we het kiekensgat en ons Liza zei : “Probeer daar door te kruipen “. Ons Liza duwde een paar keer tegen mijn achterwerk en dat lukte. Toen heb ik haar verlost. Of we nog op tijd waren voor het lof weet ik niet meer! Verhaaltje nr 12 Toen ik mijn plechtige communie deed had ik ook weer tegenslag. De mis was al om half zeven en we moesten een kwartier te voet gaan. Ons Jeanne had mij héél schoon aangekleed. Ik had een lichtblauw kleedje aan en ik mocht ons Jeanne haar horloge aandoen. Ik zo fier als een pauw te voet weg. Ik was nog niet ver hoor, en ik zag een fiets aankomen. Ik stapte van de borduur en viel recht in een plas water. Wat nu gedaan? Ik terug naar huis, ons Jeanne trok mijn kleed uit, waste het voornaamste uit in een emmer sop en zette het strijkijzer op de Leuvense stoof zo dat ze het kleedje nog wat kon droogstrijken. Haar horloge kreeg ik niet meer aan. Hoe ik toen in de kerk geraakt ben weet ik niet meer, maar ik kwam veel te laat! Ik kreeg flink wat kijven van de zuster, maar ons moeder zei : “ Laat ze maar gerust want ze is in het slijk gevallen! “. Maar die schone dag was naar de knoppen en ik had geen foto!!! Verhaaltje nr 13 Ja, we moesten van thuis ook alle zondagen naar het lof. Op nen keer, er lag zéér veel sneeuw. Onze Jos, Fons en vrienden waren al sneeuwballen aan het gooien. Ze zagen ineens de nonnekes
buitenkomen “ één voor één “ , gelijk eendjes achter elkaar en die mannen begonnen allemaal naar die nonnekes hun kap te gooien, maar die vluchtten gewoon de kerk binnen! Verhaaltje nr 14 Ik zat op een keer schoenen te kuisen en dat waren er veel hoor! Op nen keer kwam er een ventje binnen leuren met blink. Ons Jeanne zei tegen hem : “ Laat ons Martha maar eens ruiken of het goeie is “. Hij deed een doos open en hield dat onder mijn neus, maar wat deed ons Jeanne? Ze duwde onder zijn hand en héél mijn gezicht vol blink. Dat ventje werd héél kwaad op ons Jeanne, ik dacht dat ze een klap zou krijgen. Maar ze kocht rap enkele dozen en hij was content! Verhaaltje nr 15 We moesten op een keer naar het veld in het Scham gaan kappen. Onze Fons riep : “ Ginder ne grote haas!!! “ Hij pakte zijn kapper goed vast en gooide van ver naar die haas, recht op zijne kop en die was op slag dood. Ons moeder kon weer een goeie pot eten klaar maken. Verhaaltje nr 16 Maar ik had ons Jeanne ook wel eens zitten hoor! We zaten allemaal aan het middageten en ik dacht bij mezelf : “ Ik zal zien dat ik rap gedaan heb “, want ik zag het al aankomen die hele grote afwas, ik of ons Liza moesten het doen. Ik wilde er stillekes onderuit muizen, maar ons Jeanne ging achter mij aan. Ik kroop door de tuin en ze kon mij niet krijgen. Ze viel en héél haar knie lag open, ze moest me maar gerust laten hé en zelf de afwas doen. Poets wederom poets dacht ik. Verhaaltje nr 17 Wij waren met velen. Dat maakte dat elke dag een strijd was om te overleven. Iedereen moest meewerken om alles draaiende te houden. Ons moeder zorgde achter de schermen voor iedereen. Zij was een echte moeder, niet alleen voor haar kroostrijk gezin, maar voor iedereen ! Zij was een echte volksvrouw, geliefd door velen. Zij was vele jaren ’s morgens als eerste wakker en ’s avonds als laatste naar bed. Iedereen was welkom. Immers, wat maakte het uit… de koffiepot stond steeds op de stoof ( en vaders theepot met ernaast een pakje losse thee van Laane’s op de rand van de schouw ), goei boter op tafel en vers galettenbrood, een stuk droge worst of een goed stuk paterskaas van de Achelse abdij. Een pan spek of worst was vlug gebakken. Moeder was overtuigd : iemand die hard werkt van ’s morgens tot ’s avonds moet goed eten. Zij kreeg ook veel hulp van ons Jeanne, Zij was de tweede moeder voor ieder van ons. Ze stond mee klaar om het huishouden te doen, zussen en broers op tijd naar school te laten gaan, wondjes verzorgen,… Toen waren de gezinnen véél groter en moesten de oudste kinderen zéér snel volledig meedraaien in het huishouden, de zaken en het mee opvoeden van de andere kinderen. Verhaaltje nr 18 Ons vader kon soms ook wel eens kloppen vertellen hoor. We zaten met heel den hoop aan tafel in het keukentje, vader in de zetel aan de stoof en er kwam iemand binnen, een jonkman uit Wezel geloof ik, een koopman. En die begonnen wat te buurten over van alles en nog wat en ineens zei mijn vader : “ Zeg ik weet nog een héél goei vrouwke zitten voor jou. “ Die jonkman dacht na en zei héél langzaam : “ Zouden er wel goei zijn, Frans? “ Ik schoot in de lach, ik kreeg van onze Leon een flinke trap onder tafel door. Ik ging maar stillekes lopen en het duurde niet lang of ze waren allemaal buiten. ( om eens goed door te lachen zeker ). Verhaaltje nr 19 Om ons te amuseren maakte vader van alles. Een touw aan een dikke boomtak, een plank van onder en we konden touteren. Hij maakte ook een schuifaf, het was nogal een ruwe plank van het zolder. Ook veel buurtjongens kwamen mee glijden op de schuifaf, maar hun broeken waren allemaal vlug kapot! Hij maakte ook stelten van een boomstaak, een lat ertegen en dat ging héél goed. Een wiel van een fiets en we konden repen. Vader maakte ook een wipper, een grote paal op die draaiboom op de werf, dat ging ook heel goed. Als onze Fons en Jos op de wipper zaten werd er afgesproken, degene die eerst afstapt moest de andere naar beneden laten. Maar onze Fons vergat dat wel eens, hij stapte af en onze Jos met nen boenk naar beneden. Joppen deden we ook. Jopschijven maakten onze mannen zelf op de Leuvense stoof. In een blinkdoos deden ze wat lood om te smelten en als ze koud geworden waren hadden ze schone jopschijven.
Verhaaltje nr 20 Wij moesten vroeger ook met de hondenkar naar de koeien in de wei ( waar nu het voetbalveld is ). Maar onze hond was gestorven en vader zei: “ Dan moet er iemand van jullie in gaan staan. “ Dus ik moest de hondenkar trekken, ons Liza liep ernaast en onze Fons erachter om te duwen over al die kasseien. Hij zei: “ Martha, ik zal jou eens laten springen. “ Hij duwde dan achter op de kar en ik sprong op en neer, dat was héél plezant!!! Maar toen duwde hij zo hard dat ik omhoog vloog over de kar weg en onze Fons zat eronder. Ons Liza moest alles weer terug in orde brengen, en alles was ook weer goed afgelopen. Verhaaltje nr 21 Ons Liza en ik reden ’s zondags naar een vriendin aan de Duiventoren. Het was kermis op de Nieuwmoer en we vroegen aan haar moeder of we naar de kermis mochten, het was in de namiddag. En ja, wij te voet door smalle paadjes naar Nieuwmoer. Het was nog oorlog en er was niet veel te doen. Ja hoor, daar stonden de schommels, dit kostte niet veel en al goed want we hadden niet veel kermisgeld. Wij om de beurt in de schommel met twee. Eerst betalen en die man deed ons dan in gang en dan deed hij ons stoppen. Na een tijdje kwam er weer een schommel vrij, ik en ons Liza sprongen er weer in, maar we moesten weer eerst betalen. Ik had geen geduld, we deden onszelf in gang. We gingen zo hard van de ene kant naar de andere, dat we ondersteboven tegen het zeil hingen. Het zal wel een schoon zicht geweest zijn, maar die man werd zo kwaad. Hij deed ons stoppen en zei : “ Ge weet niet wat ge doet, zo gevaarlijk, en vooruit eruit, ge moogt er nooit meer in!!!! “ Van betalen sprak hij niet meer, hij was erg geschrokken! Verhaaltje nr 22 Onze Flor had eens tandpijn en ons Jeanne ging ermee naar Antwerpen naar de tandarts. Eerst een tijdje wachten in de wachtkamer en toen was onze Flor aan de beurt. Toen de tandarts aan zijn tand begon, viel onze Flor in zwijm. “ Da’s niks “ zei de tandarts “ nu kan ik goed doortrekken, hij voelt er nu toch niks van! “ Verhaaltje nr 23 Onze Stan en Sooi hadden ook nog eens wat uitgestoken. Ze waren eens braaf aan het spelen met mais, ze begonnen er aan te snuiven en die mais bleef aan hun neus hangen. Ze zeiden tegen elkaar : “ Kijk bellekens! “ en ze snoven nog wat harder en die mais schoof helemaal in hun neus. Toen kwamen ze binnen en ons Jeanne heeft nogal wat moeten doen om die mais er terug uit te krijgen, want ze kregen al een dikke neus! Verhaaltje nr 24 Er was bij ons altijd zoveel te doen, zelfs onze Jan moest schuren en dweilen en ook ons liza hielp al goed met stoppen, naaien, wassen en strijken. Maar dagelijks die grote afwas van 13 man, daar was ik toch verschrikkelijk bang voor!!! Verhaaltje nr 25 Op ne keer zaten we ’s avonds allemaal binnen in de keuken. Onze Sooi was er niet bij, maar ineens precies een geweerschot! Onze Stan wist wel dat onze Sooi aan het prutsen was met oorlogsrommel. Dus hij vloog snel naar buiten, recht naar de garage. Onze Sooi hevig bloedend, hij had een kogel doorgezaagd, geloof ik! De kogel was ontploft en de helft vloog in zijn hand. Recht naar dokter Francken, maar die kon er niets aan doen. ’s Anderendaags is er in het ziekenhuis dat stuk uitgesneden. Verhaaltje nr 26 10 mei, de oorlog breekt uit en vader en moeder hadden de vorige oorlog al meegemaakt. Ze zaten al met veel schrik en vader zei om te gaan vluchten naar Toon Van Der Mast in de bossen. Paard en kar gereed gemaakt en zoveel er kon op de kar en de rest met de fiets en één er achterop. Maar daar aan ’t kapelleke zagen we de duitsers aankomen. Vader zei : “Vlug, omdraaien langs de Steenpaal en naar de Heiblok! “ Bij Van de Zande mochten we binnen en we zijn dan op stoelen blijven zitten tot ’s anderendaags. Toen ging ons vader met ons Jeanne terug naar huis om te zien hoe het erbij stond, en ja de Duitsers waren al op de werf. Vader kwam ons zeggen om terug naar huis te komen en zo hebben we 4 jaar met de Duitsers gezeten!
Verhaaltje nr 27 Onder den oorlog moesten wij ook van alles doen. We hadden een paar koeien en de beste melk deden we in een melkbus. Die legden we tegen de grond op een baal en dan op ons knieen schommelen tot er boter op kwam liggen. Soms duurde het héél lang, maar het was héél goede boter en dan hadden we botermelk. Onze Leon en Flor maakten van haver havermout en van gerst gort, dat deden we dan in de botermelk en dan hadden we lekkere gortepap. Verhaaltje nr 28 Stan en Sooi leerden voor kleermaker bij Rampaert in Roosendaal. Met de bus kregen ze gemakkelijk controle en ze hadden lappen stof nodig. Ons moeder zei : “ Liza en Martha, jullie brengen dat maar met de fiets naar Roosendaal. Ge doet die stof maar onder uw plooirok, daar zien ze niks van! “ Ja , we waren al in Nispen en ik zeg tegen ons liza : “ Ginder komen douanen aan, niks zeggen hé.” We moesten stoppen : “ Hebt ge iets bij? “ Ik zei : “ Neen, niets! “ maar ze zagen aan ons Liza dat we wel wat bij hadden. We moesten mee, ergens dicht aan de kerk en daar moesten we ons uitkleden en die lappen stof waren we kwijt. Ons Liza kon beter thuis blijven, want ze was veel te bang om te smokkelen. Verhaaltje nr 29 Onder de oorlog was er genoeg panharing. Ons Jeanne en Liza zouden de vis al kuisen om er pekelharing van te maken, daar moest ajuin bij. Ik moest naar Nispen om een zak ajuin , maar op de terugweg hield de douane me tegen en zei: “ Waar hebt ge die ajuin gehaald? “ We mochten van vader zeker niemand verraden , dus zweeg ik en moest ik mee naar het kantoor in Nispen, ajuin afgeven en , gemeen van de douane, mee naar de Grensstraat waar de Duitsers zaten. Daar moest ik mijn fiets achterlaten en te voet naar huis om 100 frank te gaan halen. Terug te voet naar de Grensstraat om de 100 frank af te geven, toen kreeg ik mijn fiets terug en kon ik naar huis. Hoe het met die pekelharing is afgelopen dat weet ik niet meer! Verhaaltje nr 30 Ja, bij ons was het ook flink werken. Vader huurde grond en dan moesten er zeer veel patatten gezet worden, wel 2 hectare geloof ik, om ze daarna te verkopen. Flor maakte de putjes en wij met een bakje onder de arm lieten in ieder putje een zetter vallen. Met het scheutje omhoog en dan deed de volgende de putjes toe. In de grote vakantie moesten we de patatten uitdoen. Flor uitkappen, de volgende het loof afdoen en de volgende op de knieen de patatten uitdabben. Daarna in rijen gooien en als ze droog waren oprapen. Dat veld was tegen Holland gelegen, waar ge die huizekes van ’t Schijf ziet staan. Het was oorlog en de anderen waren allemaal al naar ’t patattenveld. Ik moest de boterhammen meenemen en was wat later. Onze Marcel zat achter op mijne fiets en daar sprong ineens een Duitser uit het bos met een grote hond. Hij riep: “ Halt! “ Ik schrok geweldig, hij dacht waarschijnlijk dat ik smokkelde. Ik wees naar de mannen in het veld en met gebaren legde ik uit dat ik naar hen moest. Gelukkig zat onze Marcel achter op mijne fiets en mocht ik door. Die Duitser met zijne hond noemden ze de schrik van Putte. Die had daar al iemand doodgeschoten, geloof ik. Hij was nadien naar Essen gestuurd. Ik was doodsbang en onze Marcel muisstil! Verhaaltje nr 31 Ons Jeanne was al getrouwd en ze ging met Jos ne keer naar Lourdes, maar ze had een varken in het kot en ze vroeg aan ons Liza : “ Gij zult terwijl we weg zijn dat varken wel verzorgen en in de gaten houden, hé? Want het is een vervelende, die komt altijd met zijn poten over het muurke hangen. “ Ze waren naar Lourdes vertrokken en op ne keer zag ons Liza dat varken met zijne kop over het muurke hangen. Zij dacht : ik zal dat eens rap afleren, ze gaf dat varken met een stok een tik op zijne kop. Maar ocharme, ze sloeg dat varken toch van haar zelve zeker! Ze dacht dat het dood was, maar na een tijdje bekwam het en ging rustig in zijn kot liggen. Verhaaltje nr 32 Ons Liza en ik gingen ook eens met de trein naar de markt in Kapellen. Ons Liza had geen fietsslot bij en ik zei: “ Dat is niks, we doen ze met mijn fietsslot aan mekaar. “ Nu waren we gerust en gingen naar de markt. We waren ’s middags terug in Essen, ik zocht naar mijn sleuteltje, maar vond het niet meer. Ons Liza was er niet blij mee en wilde naar huis. We droegen de fietsen al naar de straat, maar dat ging niet zo gemakkelijk. Ik zei : “Ik zal naar een winkel gaan en hulp vragen. Ik vroeg aan
die man of hij eventjes mee wilde komen met een grote tang om dat slot door te knippen. Hij zei : “ Kom er maar mee tot hier.” Ik zei : “ Dat kan niet want de fietsen hangen aan elkaar! “ Maar we moesten dat toch zo maar doen. Ik terug naar ons Liza en zei dat we zelf moesten komen. Wij zo goed als het ging die twee fietsen meegesleurd. Het was wel héél moeilijk, maar ik kon toch mijn gelach niet houden. Toen we aan de winkel kwamen zei ik tegen hem : “ We zijn er! “ Hij kwam met zijn grote tang en knipte het slot door. Hij had toch beter eventjes meegekomen, vindt ge dat ook niet? Maar ik heb nooit meer een fietsslot gebruikt! Verhaaltje nr 33
Nog niet gepubliceerd… Verhaaltje nr 34 Ik was nog zéér klein, maar kon toch al een beetje schrijven, en er waren al wat kinderen die een Nieuwjaarsbrief gingen schrijven in de klas. Toen ik van school kwam stopte ik bij Liske Mop haar winkel en vroeg om een Nieuwjaarsbrief. Het was een schone, dus kon ik met Nieuwjaar ook mijn brief aflezen voor mijn ouders, met alle lieve woorden. Ik schreef : “ Mijn allerliefste ouders, ik wens U een Zalig en Gelukkig Nieuwjaar “. Maar mijn Nieuwjaarsbrief van bij Liske Mop is nog steeds niet betaald! Verhaaltje nr 35 Ik was ongeveer 16 jaar. In de vakantie kwam Pastoor Cools bij ons binnen en vroeg aan ons moeder : “ Kan er iemand van jullie meisjes rondgaan om te ontvangen voor de Heilige Kindsheid? “. Dat was voor ieder kind tot 12 jaar of 14 jaar, denk ik 0,25 centiem per kind. Als er dan een kindje gestorven was moesten de kinderen een rood lint met een medaillon aandoen, om naar de Kerk te gaan voor de begrafenis. Ons moeder zei : “ Dat zal ons Martha wel doen! “. Ik heb dit verschillende jaren gedaan. Ieder kind was lid en ik moest dat allemaal in een boekje opschrijven, en als ik mijn toer gedaan had, alles afgegeven aan Pastoor Cools, en dat was héél goed in orde, kreeg ieder kind altijd een beeldeken en een medaillon van de H. Kindsheid. Ik ging ook bij de mensen die niet naar de Kerk gingen , maar hun kinderen waren allemaal lid en zo heb ik héél den Uil rondgereden. Zo was ik ook eens bij Leon Van Loon, nonkel van Hilda van onze Jos. Leon en enkele gasten waren op de werf aan het dorsen en ik ging bij Josefa Van Looveren binnen om te ontvangen voor de H. Kindsheid, maar toen ik buiten kwam, dacht ik : “ Wat zitten die mannen daar allemaal te lachen? “. Ik pakte mijn fiets en wat hoorde ik daar? “Miauw, miauw” Ik deed het zakje van mijn fiets open en ja daar zaten twee jonge katjes te miauwen. Ik dacht, wat nu, die neem ik zeker niet mee, ik zal die stoere mannen eens een lesje leren! Ik pakte die twee katjes vast en zwierde ze van ver terug naar die mannen, toen konden ze niet meer lachen. Ik had wel spijt voor die katjes maar die komen toch altijd op hun pootjes terecht zeggen ze. Toen kon ik mijn toer weer verder doen, en ik denk dat die mannen er uiteindelijk geen plezier van hebben gehad! Verhaaltje nr 36 Een verhaal van onze Jos. Hij was 10 jaar. De Duitsers kwamen ons land binnen vallen. De mannen bij ons waren duivenmelkers. De Commissaris kwam op de werf en zei : “ De duiven moeten allemaal dood! “. Ons Jeanne en Flor deden ze het kopje af en ze hadden bijna een volle mand en die duivenoogjes die U dan aankijken, dat is triestig! Dan er maar soep van gekookt en aan de geburen ook wat weggegeven, want een diepvries bestond er nog niet. Bij Peeters hadden ze ook duiven en ze moesten ze ook dood doen, maar dat deden ze niet, want eigenlijk konden ze nog wat opbrengen. Dus Leon Peeters en onze Jos reden met de duiven naar de Mon een kiekenpoelier op den Hoek. Hij gaf er 0,25 centiem per stuk voor. Dan weer op de fiets terug naar huis, toen ze in de Beliestraat kwamen, zagen ze daar vliegtuigen over komen. Onze Jos en Leon zeiden tegen elkaar : “ Wat laten die allemaal vallen? “ . Maar het waren bommen die op Essen vielen! Toen zijn ze vol schrik thuis aangekomen. De oorlog was begonnen!!! Tegen de avond gingen we slapen, vader zei : “ We blijven niet binnen want het is te gevaarlijk, neem allemaal uw deken mee!”. Vader, moeder en 11 kinderen zijn allemaal open en bloot achter in de wei blijven liggen. Lang afwachten, wat er allemaal kon gebeuren met die vliegtuigen boven ons. Met al die beschietingen en bommen boven Essen. Vader was bezorgd voor zijn gezin, en toen zijn we gaan vluchten! Verhaaltje nr 37
Ons Liza en ik gingen altijd te voet naar school, maar Leon Brouwers een gebuur had een nieuwe fiets gekregen. Hij liet die fiets aan ons zien, en ik riep : “ Wat zijt ge toch ne stoefer! “. Hij werd zo kwaad op mij en kwam op me af gereden, maar wie reed hij omver, ons Liza natuurlijk. Zij heeft er een litteken aan haar knie aan overgehouden, en eigenlijk was het wéér mijn schuld! Verhaaltje nr 38 Onze Stan en Sooi reden naar de vakschool om tekenles te volgen, ze reden met de fiets en onze Stan zat bij onze Sooi achter op het stoeltje. Maar door de oorlog was op het Heuvelplein alles kapot en was de weg zéér slecht. Onze Sooi is daar gevallen, ze hebben hem naar huis gebracht. Jerom Suykerbuyk met de Engelsen geloof ik. Toen moest hij naar het ziekenhuis in Essen, hij huilde van de pijn. Zijn heup was gebroken, ze legden hem in bed met een zwaar gewicht aan zijn voet, zo moest dat maar aan elkaar groeien. Zijn been bleef korter, hij heeft zéér veel afgezien en uiteindelijk was alles helemaal verkeerd in mekaar gegroeid! Verhaaltje nr 39 Toen onze Marcel trouwde was het feest boven in de garage. Er zal wel een kok geweest zijn om te koken. In een andere kamer stonden vele koude schotels klaar, en ons Jeanne zei tegen Hilda : “ Gaat het beeldje voor op de taart eens halen, het staat in de kamer ( met koude schotels ) op de schouw. Hilda was nog een klein meisje en liep naar die kamer recht naar de schouw, maar wat een ramp ze viel plat over die koude schotels. Ze begon erg te wenen. We hebben dat toen goed opgelost en hebben alles zo goed het ging bij elkaar geraapt en terug op de schotels gelegd. Het eten was héél lekker en er heeft niemand iets van gemerkt en Hilda was ook getroost. Verhaaltjes nr 40 t.e.m. 42
Nog niet gepubliceerd…
Verhaaltjes nr 43 Op een keer toen de weg helemaal was opengebroken, en het werkvolk was flink bezig met werken. Ons Jeanne ging nog even naar de wc voor zij naar ons moeder vertrok. Zij stapte te voet tussen al die mannen door en ze zeiden allemaal een goede dag en dit met een brede glimlach. Zij kwam bij ons moeder aan en zei : “ Die mannen van de weg zijn ook vriendelijk! “. Ons moeder zei : “ Dat kan ik geloven, ge hebt uw kleed vanachter in uw broek zitten! “. Of het een schoon broekske was dat weet ik niet hé. Ze was nu zo verlegen en ze durfde bijna niet meer naar huis te gaan en keek dus maar de andere kant op.