Herhuisvesting na sloop Ervaringen van bewoners uit herstructureringsgebieden
Gemeente Utrecht April 2006
Colofon
Uitgave Afdeling Bestuursinformatie Sector Bestuurszaken Gemeente Utrecht Postbus 16200 3500 CE Utrecht 030 286 1350
[email protected] in opdracht van Afdeling Wonen Dienst DSO Gemeente Utrecht internet www.onderzoek.utrecht.nl rapportage Suzanne Wolf Gemma Vriens Informatie Suzanne Wolf 030) 286 1341 Bronvermelding Het overnemen van gegevens uit deze publicatie is toegestaan met de bronvermelding: Bestuursinformatie, gemeente Utrecht April 2006
Samenvatting
Vertrekkers uit sloopwoningen zijn na de verhuizing naar een andere woning een stuk positiever over die woning en woonomgeving dan over de achtergelaten woning. Bijna een vijfde van de bewoners wil echter zeker terug naar de oude buurt en nog eens ruim een kwart twijfelt. Naarmate de bewoners meer informatie hebben gekregen zijn ze vaker tevreden over hun keuzemogelijkheden. De bewoners begrijpen de (schriftelijke) informatie echter niet altijd goed. Over de persoonlijke begeleiding zijn ze tevreden. Echter, vooral onder Marokkaanse en Turkse bewoners is vaak niet bekend dat er persoonlijke begeleiding beschikbaar is. Dit zijn de belangrijkste conclusies uit een onderzoek onder vertrekkers uit sloopwoningen tussen 2000 en mei 2005. Op basis van een enquête en een groepsgesprek is antwoord gevonden op de vraag hoe vertrekkers uit een zevental sloopcomplexen hun nieuwe woning en woonomgeving waarderen en hoe ze het proces rond hun herhuisvesting hebben ervaren.
Vertrekkers opgelucht over sloop, ontevreden over toekomst De vertrekkers uit sloopwoningen hebben relatief lang in hun woning gewoond en kenden een sterke sociale binding in de buurt, ook tussen allochtonen en autochtonen. Desondanks zijn ze ontevreden over het imago van hun oude buurt en over de sociale veiligheid. De oude buurt wordt met het rapportcijfer 5,7 gewaardeerd. Hun vorige woning waarderen ze met slechts een 5,3. Ze hebben dan ook veel klachten over de technische staat en over het onderhoud door de woningcorporatie. De bewoners begrijpen dat het nodig is om te slopen. Toen de bewoners hoorden dat er concrete sloopplannen waren, reageerden de meesten opgelucht omdat ze hun oude woning konden verlaten, maar waren ze onzeker over wat hun te wachten stond.
Ontevredenheid over beheer tijdens aanloopperiode tot verhuizing Over de periode van bekendmaken van de concrete sloopplannen tot de daadwerkelijke verhuizing bestaat veel ontevredenheid bij de vertrekkers. Men is met name ontevreden over het onderhoud van de woning, maar ook over het dagelijks toezicht in de buurt en het schoonhouden. Tegenover de tijdelijke bewoning door ‘plankers’ staat men positief. Toen de sloop eenmaal was begonnen, was men vooral ontevreden over het schoonhouden van de buurt. Vertrekkers uit recentere projecten zijn wat vaker tevreden dan de mensen die al enige jaren geleden zijn vertrokken. Figuur 1 – Rapportcijfer voor de oude en nieuwe woning en buurt 5,3
woning
oud
7,0
nieuw
5,7
buurt
6,8
0
1
2
3
Bron: Bestuursinformatie
3
Herhuisvesting na sloop, Gemeente Utrecht
4
5
6
7
8
9
10
Bewoners meer tevreden over woning en buurt De nieuwe woning is duidelijk een vooruitgang ten opzichte van de vorige. Het rapportcijfer voor de woning is van 5,3 tot 7,0 gestegen. De kwaliteit van de woning wordt met een 6,7 gewaardeerd en de grootte met een 7,0. De buurt krijgt een 6,8. Achteraf is men vaker tevreden over de verhuizing dan vooraf. De helft van de vertrekkers hield bij het zoeken naar een nieuwe woning rekening met de buurt. Deze groep is het meest tevreden over zowel de woning als de buurt. Degenen die niet bewust voor een bepaalde woning of buurt hebben gekozen zijn het vaakst ontevreden. Bij de keuze van de buurt is de afstand tot voorzieningen het belangrijkst.
Onzekerheid over terugkeer oude buurt De meeste bewoners zijn tevreden over hun nieuwe buurt al is het soms even wennen. Bijna een vijfde wil zeker en nog eens ruim een kwart wil misschien terug naar de oude wijk. De woningcorporaties houden bij het plannen van de nieuwbouw rekening met de terugkeerwens van de bewoners. Ten tijde van het onderzoek zijn er echter nog geen woningen aangeboden waarbij de vertrekkers uit de sloopwoningen voorrang krijgen. De bewoners, vooral degenen die zeggen in een tijdelijke woning te wonen, maken zich ondertussen zorgen over de betaalbaarheid van de nieuwe woningen en zijn daarom onzeker over hun kans om terug te keren. De vertrekkers geven zelf aan dat ze vooraf meer praktische informatie hadden willen hebben over de terugkeermogelijkheden. Tenslotte kan worden geconcludeerd dat de herstructurering tot veel verhuisbewegingen leidt. Door -waar mogelijk- vóór de sloop al nieuwe woningen te bouwen kan het aantal verhuisbewegingen beperkt worden.
Meer informatie leidt tot meer tevredenheid Hoewel vertrekkers zelf aangeven voldoende te weten over toewijzingsregels, blijkt dat er veel onduidelijkheid bestond. Ook blijkt dat naarmate de vertrekkers meer informatie kregen de tevredenheid over hun keuzemogelijkheden toenam. Over de regels rond een DUO-urgentie bestond echter veel onduidelijkheid. De vertrekkers zijn wel goed op de hoogte van de mogelijkheden van een zoekprofiel. Bovendien ondersteunt de internetsite van WoningNet de bewoners. Het is namelijk niet mogelijk om een woning te kiezen die niet passend is. In het algemeen geldt dat Marokkanen en Turken zich het slechtst geïnformeerd voelden, autochtone Nederlanders gemiddeld en Surinamers het best.
Grote gezinnen vinden verhuiskostenvergoeding te laag Over de verhuiskostenvergoeding wordt vooral door grotere gezinnen geklaagd, omdat zij de vergoeding te laag vinden. Ook vinden bewoners het vreemd dat, na verhuizing naar een tijdelijke woning, bij terugkeer naar de oude buurt een lagere vergoeding geldt voor de tweede verhuizing. Zij krijgen daardoor de indruk dat de woningcorporatie niet wil dat ze terugkeren naar de oude buurt.
Niet altijd duidelijk of informatie goed begrepen wordt De vertrekkers moeten in een kort tijdsbestek veel keuzes maken. Een goede communicatie met de woningcorporatie en voldoende informatie over de keuzemogelijkheden, regels en procedures zijn daarbij onontbeerlijk om de aanpassing aan de nieuwe situatie te bevorderen. Soms is het echter
4
Herhuisvesting na sloop, Gemeente Utrecht
niet duidelijk of de bewoners voldoende informatie hebben gekregen en of zij het goed hebben begrepen.
Bewoners ondersteunen beslissing tot slopen De bewoners zijn tevreden met de wijze waarop de draagvlakmeting is gehouden, omdat zij over het algemeen ook voor sloop zijn. De beslissing om te slopen op zich staat niet ter discussie. De kritiek van bewoners richt zich meer op de wijze en tijdstip waarop zij informatie krijgen, en de kansen die geboden worden. Ze vinden dat ze te weinig inspraak hebben gehad in de plannen.
Tevreden over persoonlijke begeleiding De vertrekkers zijn erg tevreden over de persoonlijke begeleiding. Ook uit de literatuur blijkt dat een goede begeleiding het aanpassingsproces kan vergemakkelijken. Sommige bewoners, met name Marokkanen en Turken, weten echter niet dat er persoonlijke begeleiding beschikbaar is. De persoonlijke consulent kan daarom het best de vertrekkers actief benaderen.
5
Herhuisvesting na sloop, Gemeente Utrecht
Inhoudsopgave
Samenvatting
3
Inleiding
9
1
De oude woning en woonomgeving
11
2
De aanloopperiode tot aan de sloop
15
3
De nieuwe woning en woonomgeving
17
4
Het zoeken naar de nieuwe woning
25
5
Communicatie met de bewoners
29
Bijlage I Respons
7
Herhuisvesting na sloop, Gemeente Utrecht
33
Inleiding
Als gevolg van De Utrechtse Opgave (DUO) worden in herstructureringsgebieden woningen gesloopt. Een belangrijke factor hierbij is de herhuisvesting van bewoners uit sloopcomplexen. Sloop en herbouw leidt tot een verbetering van de woontechnische kwaliteit van de woningen, tegelijkertijd heeft deze herstructurering belangrijke, sociale gevolgen. Groepen bewoners die behoorlijk honkvast zijn moeten op zoek naar een andere woning. Zij komen als ‘nieuwkomer’ terecht in buurten waar de bewoners elkaar al kennen en een eigen cultuur hebben ontwikkeld.
• •
Dit rapport zal de volgende twee vragen beantwoorden: wat de waardering is van vertrekkers voor hun nieuwe woonsituatie (woning en buurt); hoe zij het proces rond hun herhuisvesting hebben ervaren. Hierbij zal worden ingezoomed op de informatievoorziening, het beheer tijdens de uitplaatsingsperiode en elementen van het algemeen sociaal plan, zoals de voorrangsregelingen, het zoekprofiel, de tijdelijke verhuizing, de inspraak, de verhuiskostenvergoeding en de draagvlakmeting. De conclusies in dit rapport zijn gebaseerd op een enquête en een groepsgesprek onder vertrekkers uit onderstaande herstructureringsprojecten: Een aantal kenmerken van de onderzochte DUO-projecten Project
Corporatie
Datum urgentie
Pedagogenbuurt en
Mitros
09-01-2001
Minister Talmastraat Hooft Graaflandstraat Heringastraat Heemstedelaan Bakhuizen van den Brinkstraat Constant Erzeijstraat
Portaal Mitros Mitros Mitros Portaal Mitros
09-01-2001 11-06-2004 12-11-2004 01-10-2004 01-07-2004 5-03-2005
Aantal urgenties }416 25 31 6 38 24
Bron: Woningnet en afdeling Wonen, gemeente Utrecht
De voormalige bewoners uit het grootste project, de Pedagogenbuurt, zijn al voor 2003 geherhuisvest. Dit betekent dat het verhuisproces al enigszins is bezonken. De bewoners uit de andere projecten zijn in de loop van 2005 verhuisd. Bij deze groep ligt de verhuizing nog vers in het geheugen. Dit verschil heeft echter geen effect op de resultaten van het onderzoek. Bewoners kunnen kiezen of zij direct naar een definitieve woning willen doorverhuizen of dat zij tijdelijk naar een tussenwoning verhuizen om na nieuwbouw terug te keren naar hun oude buurt. Om gebruik te kunnen maken van hun terugkeerrechten moeten vertrekkers dit bij hun huuropzegging aangeven. In dit onderzoek is alleen gevraagd om men naar een tijdelijke woning is verhuisd, niet of men ook daadwerkelijk als terugkeerder staat ingeschreven. Van alle vertrekkers zegt 40% in een tijdelijke woning te wonen, 60% zegt dat zij naar hun definitieve woning zijn verhuisd. Van de vertrekkers uit de Pedagogenbuurt woont eenderde (nog) in een tijdelijke woning. Meer over de respondenten leest u in de bijlage.
9
Herhuisvesting na sloop, Gemeente Utrecht
Leeswijzer In het eerste hoofdstuk wordt de woonsituatie vóór de sloop beschreven. Vervolgens wordt beschreven hoe het proces gedurende de periode tussen bekendmaking van de concrete sloopplannen tot de verhuizing verliep. Het derde hoofdstuk gaat over de tevredenheid met de nieuwe woning en buurt. Er wordt ook een vergelijking gemaakt met de situatie vóór de sloop. Hoofdstuk 4 gaat over het zoeken naar een nieuwe woning en de informatie waar de vertrekkers over beschikten. In het laatste hoofdstuk wordt gekeken op welke wijze er met de bewoners is gecommuniceerd en hoe ze werden begeleid.
10
Herhuisvesting na sloop, Gemeente Utrecht
1 De oude woning en woonomgeving
De vertrekkers uit sloopwoningen hebben relatief lang in hun woning gewoond en kenden een sterke sociale binding in de buurt, ook tussen allochtonen en autochtonen. Desondanks zijn ze ontevreden over het imago van hun oude buurt en over de sociale veiligheid. De oude buurt wordt met het rapportcijfer 5,7 gewaardeerd. Hun vorige woning waarderen ze met slechts een 5,3. Ze hebben dan ook veel klachten over de technische staat en over het onderhoud door de woningcorporatie. De bewoners begrijpen dat het nodig is om te slopen. Toen de bewoners hoorden dat er concrete sloopplannen waren, reageerden ze opgelucht omdat ze hun woning konden verlaten, maar waren ze ook onzeker over wat hun te wachten stond.
Voor de sloop waren vertrekkers erg honkvast Ongeveer de helft van de onderzochte bewoners is afkomstig uit de Pedagogenbuurt. Deze bewoners wonen inmiddels al enkele jaren in hun nieuwe woning. Voor de mensen uit de andere projecten geldt dat de verhuizing nog vers in het geheugen ligt. De bewoners afkomstig uit een DUO-herstructureringsproject woonden vaak al lang in dezelfde buurt. Bijna de helft woonde langer dan 10 jaar in de buurt, 22% van alle bewoners zelfs meer dan 20 jaar. De vertrekkers hebben ook een erg lange periode in dezelfde woning gewoond, beduidend langer dan de gemiddelde Utrechter. Onderstaand figuur laat dit zien. Van alle vertrekkers woont 18% meer dan 20 jaar op hetzelfde adres. Deze honkvastheid heeft belangrijke gevolgen voor de sociale samenhang in de betreffende wijken. Figuur 2 – Woonduur in één woning van bewoners uit DUO-projecten en gemiddeld in Utrecht (2005)
bew oners uit DUO-projecten
minder dan 1 jaar
gemiddeld in Utrecht 1-2 jaar 3-5 jaar 5-10 jaar 10-20 jaar meer dan 20 jaar 0
5
10
15
20
25
30
Bron: Bestuursinformatie
Van de bewoners heeft 14% maximaal 2 jaar in de woning gewoond. Drie procent is zelfs minder dan 1 jaar voordat de bewoner te horen kreeg dat de woning gesloopt werd in de woning getrokken. Onduidelijk is of deze mensen bij de verhuizing al wisten dat hun woning gesloopt zou worden.
11
Herhuisvesting na sloop, Gemeente Utrecht
Ontevredenheid over het imago en de sociale veiligheid in de oude buurt Ondanks de lange woonduur van velen, zijn zij niet erg tevreden over de buurt. Qua algemene tevredenheid scoort de vorige woonbuurt een 5,7 als rapportcijfer. Over de verkeersveiligheid en de afstand tot de voorzieningen is men het meest tevreden. Over andere aspecten van de buurt is men echter minder tevreden. Vooral het imago, de sfeer en het uiterlijk van de oude buurt worden slecht gewaardeerd. Ook de sociale veiligheid wordt met een 5 magertjes gewaardeerd. Figuur 3 –Tevredenheid over de vorige buurt
buurt in het algemeen
5,7
verkeersveiligheid
6,0
voorzieningen
6,0
de sfeer
5,5
ligging t.o.v. centrum 5,5 uiterlijk van de buurt
5,3
sociale veiligheid
5,0
imago
4,7
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Bron: Bestuursinformatie
Vertrekkers uit de Bakhuizen van den Brinkstraat, en in minder mate uit de Heringastraat, zijn het positiefst over hun vorige woonomgeving. Dit komt voornamelijk door de afstand tot de voorzieningen, de centrumligging en het imago van hun oude buurt. Bewoners afkomstig uit de Pedagogenbuurt zijn het meest negatief. De sfeer en sociale veiligheid worden slecht beoordeeld. Ook over het imago, het uiterlijk en de afstand tot het centrum waren ze erg ontevreden. Deze laatste drie aspecten werden ook door voormalige bewoners van de Minister Talmastraat slecht gewaardeerd.
Sterke onderlinge band in herstructureringsbuurt Uit opmerkingen van de bewoners blijkt dat er tijdens de fase voor de sloop sprake was van een sterke onderlinge band. De etnische bevolkingssamenstelling in de DUO-buurten was erg divers. Het hoge aandeel allochtonen lijkt juist tot onderlinge contacten geleid te hebben. Autochtone bewoners vertelden hun allochtone buren bijvoorbeeld wat er in de brieven van de woningcorporatie stond. Verschillende autochtone en/of hoger opgeleide bewoners melden spontaan dat hun allochtone ex-buren moeite hadden met formulieren en het begrijpen van de procedures omtrent de herhuisvesting. Een deel van de autochtone bewoners kreeg hierdoor een soort gidsfunctie.
Oude woningen in extreem slechte technische staat Uit bovenstaande blijkt dat de bewoners niet zo tevreden waren over hun oude buurt. Over hun voormalige woning zijn zij echter nog negatiever. De vorige woning kreeg 5,3 als rapportcijfer. Er waren veel klachten over de technische toestand van de woning: de woningen waren vochtig en koud. Toen de woningcorporatie eenmaal van plan was om te gaan slopen werden de woningen niet meer onderhouden, aldus de bewoners. Dat het gebrek aan onderhoud extreem kan uitpakken blijkt uit opmerkingen van de bewoners: “Ik kon weken niet in mijn berging komen, zo hoog stond het water.”
12
Herhuisvesting na sloop, Gemeente Utrecht
en “Door al die vochtproblemen was in de winter de buitendeur vaak vastgevroren en moesten we er samen met de buren tegenaan duwen, anders konden we er niet uit.” De slechte technische staat gaf veel ongerief. Zo waren de verwarmingskosten voor de bewoners veel hoger en was de woning niet geschikt voor mensen met gezondheidsklachten (astma). Een bewoner geeft aan dat ze 600 euro per jaar extra kwijt was aan het warm stoken van haar vochtige woning. De bewoonster oppert dat, als de woningcorporatie niet meer in de sloopwoningen wil investeren, de extra kosten, zoals de extra uitgaven voor verwarming, door de woningcorporatie zouden kunnen worden vergoed.
Bewoners begrijpen noodzaak tot sloop Uit het groepsgesprek blijkt dat men het eens is met de sloop omdat de woningen technisch gezien zo verouderd waren, dat het niet meer mogelijk was om ze op te knappen. Sloop was ook in hun ogen de enige oplossing. Enerzijds hebben de bewoners het gevoel dat de woningcorporatie door middel van achterstallig onderhoud ervoor zorgt dat zij vóór sloop stemmen, anderzijds beseffen zij ook dat ook zonder achterstallig onderhoud de woningen technisch zodanig verouderd zijn (geen vluchtweg bij brand bijvoorbeeld) dat slopen de enige optie is. Ook uit de resultaten van de diverse sociale plannen blijkt dat de meerderheid van de bewoners voor sloop was.
Opluchting en onzekerheid na mededeling van sloop Eenderde van de bewoners wilde vóór de sloopplannen al verhuizen. Onder allochtonen en grote gezinnen was het aandeel dat al wilde verhuizen hoger. Toen de sloopplannen bekend werden gemaakt en de bewoners hoorden dat ze naar een andere woning moesten verhuizen vond 43% dat prettig nieuws, 22% van alle bewoners vond het zelfs zeer prettig. Daar staat tegenover dat een bijna even grote groep het juist (zeer) onprettig vond om te horen dat ze moesten verhuizen. Bewoners geven aan dat ze zich tweeslachtig voelden toen het nieuws met betrekking tot de sloop bekend werd gemaakt. Enerzijds waren ze erg opgelucht omdat ze hun woning konden verlaten, anderzijds waren ze angstig voor wat in het verschiet ligt. De informatievoorziening was zeker in de beginperiode nog schaars of onduidelijk. Zeker bij mensen in een kwetsbare financiële positie riep dat onzekerheid op: hoe duur wordt mijn volgende woning, krijg ik een verhuisvergoeding, kan ik de verhuizing en inrichting wel betalen? Maar ook: Wat betekent de verhuizing voor mijn kinderen? Ruim de helft van de bewoners gaf aan vóór de sloop te lang niet te hebben geweten waar ze aan toe waren. Bewoners in de Pedagogenbuurt hoorden jaren achtereen dat de woning gesloopt zou worden, maar wisten niet wanneer dat zou gebeuren. “Men raakte langzamerhand gewend aan het idee”, aldus een bewoonster. Bij de 55-plussers verkeerde zelfs driekwart in onzekerheid. Ook vinden mensen met een lagere opleiding vaker dat ze te weinig informatie kregen dan mensen die een hogere opleiding hebben gevolgd. Opvallend is dat in de Hooft Graaflandstraat en Heringastraat bijna iedereen aangeeft te lang in onzekerheid te hebben verkeerd. In het hoofdstuk over communicatie gaan we dieper in op deze gevoelens van onzekerheid en de gevolgen daarvan.
13
Herhuisvesting na sloop, Gemeente Utrecht
14
Herhuisvesting na sloop, Gemeente Utrecht
2 De aanloopperiode tot aan de sloop
Gedurende de periode van bekendmaken van de concrete sloopplannen tot de daadwerkelijke verhuizing bestaat veel ontevredenheid bij de vertrekkers. Men is met name ontevreden over het onderhoud van de woning, maar ook over het dagelijks toezicht in de buurt en het schoonhouden. Tegenover de tijdelijke bewoning door ‘plankers’ staat men positief. De vertrekkers van recente projecten zijn vaker tevreden over de periode voor de sloop dan mensen die al enige jaren terug uit huis zijn geplaatst. Als de sloop eenmaal is begonnen is men vooral ontevreden over het schoonhouden van de buurt.
Ontevreden over onderhoud woning, tevreden over ‘plankers’ In de periode na bekendmaking van de concrete plannen tot sloop zijn de bewoners duidelijk ontevreden over het onderhoud van de woning, het dagelijkse toezicht en het schoonhouden van de buurt. Tegenover de huismeester en het wooncomfort staat men positiever. De bewoning door tijdelijke bewoners ‘plankers’ roept betrekkelijk weinig weerstand op: “Zolang er plankers wonen, is er nog licht in de buurt, als de ramen eenmaal zijn dichtgespijkerd wordt het zo donker”. Een groot deel van de bewoners staat neutraal tegenover hun aanwezigheid en zo’n 30% is zelfs (zeer) positief over de tijdelijke bewoning. Figuur 4 – Tevredenheid van bewoners gedurende de aanloopperiode tot de verhuizing
het w ooncomfort het onderhoud van de w oning het dagelijkse toezicht de huismeester het schoonhouden van de buurt de bew oning door tijdelijke bew oners 0%
10%
20%
zeer tevreden
30%
40%
tevreden
50% neutraal
60%
70%
o ntevreden
80%
90%
100%
zeer o ntevreden
Bron: Bestuursinformatie
Vertrekkers nu meer tevreden over de aanloopperiode naar sloop Van de bewoners vindt 49% dat toen de mensen weggingen het beheer slecht werd. Opvallend is dat vooral de bewoners uit de Pedagogenbuurt en Minister Talmastraat veel vaker ontevreden zijn over het beheer door de woningcorporatie, toen andere mensen in de straat al weggingen, dan mensen die recenter zijn vertrokken. Voor alle aspecten in het bovenstaande figuur geldt dat gedurende de aanloopperiode de vertrekkers van recentere projecten beduidend vaker tevreden zijn dan
15
Herhuisvesting na sloop, Gemeente Utrecht
de vertrekkers uit de eerdere projecten. Ongetwijfeld speelt mee dat in de latere projecten de aanloopperiode tot sloop korter was dan vier jaar geleden in de Pedagogenbuurt.
Tijdens sloop vooral ontevreden over schoonhouden buurt Tijdens de sloop was men het meest ontevreden over het schoonhouden van de buurt. Nog geen vijfde deel van de bewoners was hier tevreden over, terwijl 42% hier ontevreden over was. Ook het ophalen van grofvuil ging niet naar tevredenheid. Een schone buurt wordt belangrijk gevonden vanwege ongedierte. Over de bereikbaarheid van de woning tijdens de sloop was men wel tevreden. Gedurende het proces voorafgaand aan de sloop bleek zojuist dat de eerste vertrekkers vaker ontevreden waren. Ook als de sloop eenmaal gestart is zijn de recent uit huis geplaatsten iets vaker tevreden. Figuur 5 – Tevredenheid van bewoners tijdens de sloopperiode
het schoonhouden van de buurt de bereikbaarheid van de w oning grofvuil ophalen 0%
10% zeer tevreden
Bron: Bestuursinformatie
16
Herhuisvesting na sloop, Gemeente Utrecht
20%
30% tevreden
40%
50%
neutraal
60%
70%
o ntevreden
80%
90%
zeer o ntevreden
100%
3 De nieuwe woning en woonomgeving
De nieuwe woning is duidelijk een vooruitgang ten opzichte van de vorige. Het rapportcijfer voor de woning is van 5,3 tot 7,0 gestegen. De kwaliteit van de woning wordt met een 6,7 gewaardeerd en de grootte met een 7,0. Ook de buurt wordt beter gewaardeerd. De oude buurt kreeg een 5,7 de nieuwe een 6,8. Achteraf is men vaker tevreden over de verhuizing dan vooraf. De meeste bewoners zijn tevreden over hun nieuwe buurt al is het soms wennen. Bijna een vijfde wil zeker en nog eens ruim een kwart wil misschien terug naar de oude wijk. De woningcorporaties houden bij het plannen van de nieuwbouw rekening met de terugkeerwens van de bewoners. Ten tijde van het onderzoek zijn er echter nog geen woningen aangeboden waarbij de vertrekkers uit de sloopwoningen voorrang krijgen. De bewoners, vooral degenen die zeggen in een tijdelijke woning te wonen, maken zich ondertussen zorgen over de betaalbaarheid van de nieuwe woningen en zijn daarom onzeker over hun kans om terug te keren. De vertrekkers geven zelf aan dat ze vooraf meer praktische informatie hadden willen hebben over de terugkeermogelijkheden. Tenslotte kan worden geconcludeerd dat de herstructurering tot veel verhuisbewegingen leidt. Door -waar mogelijk- vóór de sloop al nieuwe woningen te bouwen kan het aantal verhuisbewegingen beperkt worden.
Waardering woning van 5,3 naar 7,0 De bewoners zijn duidelijk meer tevreden over hun nieuwe woning. De huidige woning wordt gewaardeerd met een 7,0 terwijl de vorige woning een 5,3 kreeg. Van de bewoners vindt 59% qua woning vooruit te zijn gegaan, is 20 procent achteruitgegaan en 21% gelijk gebleven. De kwaliteit van de nieuwe woning krijgt een 6,7 en de grootte van de nieuwe woning een 7,0. Bewoners zijn vooral tevreden over de centrale verwarming en de isolatie in de nieuwe woning. Degenen die naar een ééngezinswoning zijn verhuisd zijn erg tevreden over de ruimte en de tuin. Van degenen die al in een ééngezinswoning zaten is tweederde weer in een eengezinswoning teruggekeerd, één op de tien gaat naar een seniorenwoning en één op de zeven komt in een galerijflat terecht. Van de huishoudens in een flat zonder lift is een vijfde in een ééngezinswoning gaan wonen. Bewoners vinden de nieuwe huur wel hoog, maar zijn tevreden over hun woning. Voor de nieuwe woning krijgt 45% van de bewoners huursubsidie of huurtoeslag. Volgens de normen van de huurinkomentabel zijn de huren (na aftrek van de huurtoeslag) passend bij het inkomen. Desondanks valt de nieuwe huur vaak hoger uit.
Waardering buurt van 5,7 naar 6,8 Ook over de nieuwe buurt is men meer tevreden dan over de oude. De oude buurt werd met een 5,7 gewaardeerd, de nieuwe met een 6,8. De helft van de bewoners geeft aan qua buurt vooruit te zijn gegaan. Circa 20% meent achteruit te zijn gegaan en 30% ziet weinig verschil.
17
Herhuisvesting na sloop, Gemeente Utrecht
Figuur 6 – Tevredenheid met de vorige respectievelijk de nieuwe buurt, rapportcijfer voor diverse aspecten nieuwe buurt - algemeen
vorige nieuw e
uiterlijk v an de buurt v oorzieningen ligging t.o.v . centrum v erkeersv eiligheid sociale v eiligheid sfeer imago 0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Bron: Bestuursinformatie
De afstand tot (winkel)voorzieningen en de ligging ten opzichte van het centrum krijgen een rapportcijfer boven de 7. Ook het imago (6,4), de sfeer (6,5) en de sociale veiligheid (6,5) scoren voldoende. Bovendien wordt de nieuwe woonbuurt duidelijk hoger gewaardeerd dan de oude.
Achteraf positiever over de verhuizing dan vooraf Voor de sloop stond 45% van de vertrekkers positief tegenover de verhuizing en 41% negatief. Na de verhuizing was 56% van de vertrekkers positief en nog maar 29% negatief. Opvallend is wel dat sommige mensen, die vooraf het idee te om te verhuizen (zeer) prettig vonden, dat achteraf onprettig vonden en omgekeerd. Van de vertrekkers die het prettig tot zeer prettig vonden dat ze moesten verhuizen vond achteraf circa 15% het (zeer) onprettig. Voor deze groep bewoners heeft de gedwongen verhuizing met bijbehorende voorrangsregelingen waarschijnlijk niet geresulteerd in wat zij er vooraf van verwacht hadden. Vaak gaat het om allochtone bewoners, een groep die tevoren al relatief vaak van plan was om te verhuizen, en deze gedwongen verhuizing aanvankelijk als een kans zag. Men verwachtte na gedwongen verhuizing in een betere woning terecht te komen, maar “je gaat van de ene krotwoning naar de volgende.” aldus een vertrekker. Daar staat tegenover dat van degenen die vooraf tegen de verhuizing opzagen achteraf circa eenderde wel tevreden was. “Ik zou nooit verhuisd zijn, ware het niet dat ik nu vanwege de sloop gedwongen werd. Maar nu ik in deze ruime, riante woning woon zou ik beslist niet meer terug willen.” Onder degenen die vooraf negatief stonden tegenover het verhuizen zijn veel ouderen. Na de verhuizing zijn ouderen nog steeds iets vaker ontevreden dan jongeren, maar het verschil is beduidend afgenomen. Mogelijk komt dit doordat met name ouderen intensief zijn begeleid. In het hoofdstuk over communicatie gaan we nader in op de effecten van persoonlijke begeleiding.
18
Herhuisvesting na sloop, Gemeente Utrecht
Mening over verplichte verhuizing in verband met de sloop van de oude woning vooraf
achteraf
zeer prettig
21
25
prettig
24
31
geen mening
14
16
onprettig zeer onprettig
20 21
15 14
100
100
Totaal Bron: Bestuursinformatie
Helft bewoners hield rekening met buurt bij zoeken naar woning Bij het zoeken naar een nieuwe woning is soms rekening gehouden met de woning (27%), soms met de buurt (21%) en soms met beide (24%). Daarnaast is er een groep (29%) die niet bewust voor de woning of buurt heeft gekozen. Figuur 7 – Aandeel bewoners dat bewust gekozen heeft voor de woning of buurt
niet 28%
woning en buurt 24%
buurt 21%
woning 27%
Bron: Bestuursinformatie
Wie bewust kiest voor de buurt is vaak tevreden over woning en buurt Mensen die bewust kiezen voor een buurt of voor de combinatie buurt en woning zijn na de verhuizing het meest tevreden. Zij zijn vooral vaker tevreden over de buurt in het algemeen (7,6), de sociale veiligheid (7,1), de sfeer (7,1) en het imago (7,1). Maar ook de woning krijgt een hoog rapportcijfer (7,2). Wie bij de keuze alleen op de woning let, is na de verhuizing meer tevreden over de woning (7,2). De waardering voor de nieuwe buurt krijgt een 6,3 als rapportcijfer.
19
Herhuisvesting na sloop, Gemeente Utrecht
Figuur 8 – Rapportcijfer voor de buurt voor en na de verhuizing, onderscheiden naar bewuste keuze voor de buurt, woning, beide of geen van beide
voor deze buurt
voor na
voor deze w oning
voor deze w oning en deze buurt
niet
0
1
2
3
4
5
6
7
8
9
10
Bron: Bestuursinformatie
Wie niet bewust voor woning of buurt kiest achteraf vaker ontevreden Een grote groep (28%) heeft niet bewust gekozen voor een buurt of woning. Deze groep vertrekkers is het minst tevreden na de verhuizing. Met name qua buurt zijn deze bewoners, naar eigen beleving, nauwelijks vooruit gegaan. De vorige buurt wordt met een 5,9 gewaardeerd, de huidige met een 6,2. Interessant is dat de groep die niet bewust voor een woning of buurt koos, iets vaker tevreden was met de oude buurt dan degenen die wel bewust voor een woning of buurt kozen. Veel respondenten geven aan weinig keuze te hebben gehad en een woning (en buurt) te hebben geaccepteerd omdat ze het idee hadden dat ze geen betere woning konden krijgen. “Ik heb deels gekozen vanuit haast: de urgentie is één jaar geldig en er is geen garantie dat na deze woning een betere woning beschikbaar komt“. “Deze woning hebben we toegewezen gekregen. We hebben geen gepaste woning gekregen. De buurt is absoluut niet naar mijn zin.”
Opvallend is dat Marokkanen, Turken en Surinamers bij het zoeken naar een nieuwe woning weinig rekening hielden met de buurt. “Mijn Turkse buren hebben de formulieren onvoldoende begrepen. Ik vind dat ze te weinig zijn gewezen op hun rechten. Ze woonden al 20 jaar in de woning en zouden dus ook zonder urgentie in aanmerking kunnen komen voor een woning in een goede wijk. Nu hebben ze te lang gewacht, waardoor hun een woning is aangeboden in Overvecht.”,
aldus een buurman. Verder is er een sterke samenhang met opleiding: hoger opgeleiden kozen vaker bewust voor de woning en buurt, lager opgeleiden maakten vaker geen bewuste keuze. Ook werklozen kozen in de helft van de gevallen niet bewust voor een buurt of woning. Alleenstaanden hebben meer op de buurt dan de woning zelf gelet. Ook 65-plussers kozen bewust voor een buurt. Bewoners in een tijdelijke woning kiezen niet bewust voor een woning of buurt. Gezien de tijdelijke aard van hun bewoning is dat natuurlijk niet verwonderlijk. Daar staat tegenover dat een tijdelijke bewoning jaren kan voortduren.
Woningtype woning belangrijkste aspect bij keuze woning Bij het zoeken naar een nieuwe woning was de keuze tussen een eengezinswoning of een flat het belangrijkste aspect aan de woning. In de tweede plaats speelde de huurprijs een rol. Vertrekkers hebben dus liever een duurdere eengezinswoning dan een goedkopere flat. Bewoners die bewust voor een bepaalde woning (en eventueel buurt) kozen, hebben naast het woningtype ook goed gelet op de kwaliteit van de woning. De groep die niet bewust voor de woning of buurt heeft gekozen heeft zich in de helft van de gevallen laten leiden door de vrijgekomen woningen van WoningNet. Ook lette deze groep vaker op de huurprijs.
20
Herhuisvesting na sloop, Gemeente Utrecht
Figuur 9 – Aspecten waarmee rekening is gehouden bij de keuze van een nieuwe woning door alle vertrekkers en door vertrekkers die bewust voor een woning hebben gekozen type w oning
de huurprijs
kw aliteit van de w oning allen
w oningaanbod van w oningnet
bewust geko zen vo o r de wo ning
0
10
20
30
40
50
60
Bron: Bestuursinformatie
Afstand tot voorzieningen belangrijkst bij keuze van de buurt Voor alle bewoners is de afstand tot de (winkel)voorzieningen en, in mindere mate, de ligging ten opzichte van het centrum, het belangrijkst. Echter, degenen die bewust kiezen voor een bepaalde buurt houden ook rekening met hun familie/vrienden en de veiligheid. De afstand tot het werk, de aanwezigheid van verschillende culturen en de bevolkingssamenstelling spelen niet zo’n grote rol bij hun keuze. Figuur 10 – Buurtaspecten waarmee rekening is gehouden bij de keuze van een nieuwe woning door alle vertrekkers en door vertrekkers die bewust voor de buurt hebben gekozen
dicht bij voorzieningen ligging t.o.v. het centrum uiterlijk van de buurt veilige buurt familie/vrienden sfeer w oonde al in deze buurt bevolkingssamenstelling veel verschillende culturen dichtbij w erk
allen bewust gekozen voor buurt
imago van de buurt buurtgenoten uit vorige w ijk 0
10
20
30
40
50
60
Bron: Bestuursinformatie
Dertig procent heeft meer contact met de buren Van de bewoners geeft 30% aan na de verhuizing meer contact met de huidige buren te hebben dan met de vorige, 37% heeft minder contact met de buren. Van de bewoners uit de Pedagogen-
21
Herhuisvesting na sloop, Gemeente Utrecht
buurt, die al enige jaren geleden zijn verhuisd, geeft 41% aan meer contact met de buurgenoten te hebben en 27% minder contact. Daarentegen geven van de gezinnen met kinderen en van zowel de eerste als tweede generatie niet-westerse allochtonen zo’n 50 tot 60% aan dat ze nu minder contact met de buren hebben.
Soms moeilijk wennen aan de nieuwe buurt Dat de nieuwe buurt voor een aantal bewoners kan tegenvallen wordt ook genoemd. Men mist de sociale samenhang en de positie die men in de vorige buurt innam. Elke buurt kent zijn eigen regels en heeft een eigen cultuur. ‘Na de verhuizing kom je niet alleen in een duurdere woning terecht, in die buurt wonen ook ‘duurdere’ mensen. Die zijn toch anders. Dan voel je je minder thuis.’ Sommigen voelen dat er op hun wordt neergekeken; kinderen worden gepest. Het lijkt erop dat met name autochtone bewoners (met veel allochtone buren) in de oude wijk een spilfunctie hadden als vertaler van brieven etc. Deze rol zijn ze na de verhuizing kwijtgeraakt. Ook werd er diverse malen opgemerkt dat de nieuwe buurt minder groen was en dat er minder openbare ruimte voor kinderen was. Daarnaast zijn er ook extremere klachten over burenoverlast en criminaliteit. Een dochter van een Turkse vrouw vertelt dat haar moeder de oude buurt erg prettig vond en regelmatig met andere Turkse vrouwen in een parkje ging zitten. “Kort nadat ze naar de nieuwe woning waren verhuisd vond er een schietpartij plaats in de straat. Nu heeft ze een mooi huis, maar durft ze haar huis niet meer uit”. Ook andere bewoners gaven aan dat ze zich in de nieuwe buurt veilig te voelen
Bijna een vijfde van vertrekkers naar andere wijk wil zeker terug Tweederde van de bewoners zegt nu in een andere wijk te wonen. Ook tweederde van de bewoners vindt dat zij destijds niet genoeg keuze van woningen hadden in de wijk waar ze het liefst wilden wonen. Van degenen die nu in een andere wijk wonen wilde vóór de verhuizing 41% terug naar de oude wijk. Ook na de verhuizing wil bijna de helft van deze groep zeker (17%) of misschien (28%) terug naar de oude wijk. Van degenen die aangeven een tijdelijke woning te bewonen wil tweederde zeker (27%) of misschien (39%) terug naar de oude wijk. Eenderde wil dat niet. Van alle nieuwe bewoners wil 16% op korte termijn naar een andere buurt verhuizen. Bij de bewoners van een tijdelijke woning is dit voor 58% van de huishoudens het geval.
Onzekerheid tijdens het wachten op terugkeer Van de vertrekkers zegt 40% nu een tijdelijke woning te bewonen. In de Minister Talmastraat betreft het meer dan 70% en in de Bakhuizen van den Brinkstraat nog geen 20%. Van de vertrekkers uit de Pedagogenbuurt, die in 2003 is gesloopt, woont, naar eigen zeggen, 41% in een tijdelijke woning. Tijdens het proces van uit huis plaatsen kregen de vertrekkers de keuze tussen terugkomen in de oude buurt (en voor een poos in een tijdelijke woning wonen) of naar een andere buurt verhuizen. Zoals gezegd heeft 40% geopteerd voor terug naar de buurt. Bij deze keuze hebben zij zich niet gerealiseerd dat de nieuwe woningen ook met huurtoeslag veel duurder zijn dan de oude woningen. Voor de Pedagogenbuurt geldt bovendien dat ten tijde van het sloopbesluit nog niet bekend was hoeveel huurwoningen er teruggebouwd zouden worden en in welke prijsklasse. Ook waar deze informatie wel in het sociaal plan staat, hebben velen het waarschijnlijk niet gelezen. De woningcorporatie heeft hen niet specifiek hiervoor gewaarschuwd.
22
Herhuisvesting na sloop, Gemeente Utrecht
“Ze zeiden tegen mij, u heeft 8000 euro, binnen 3 jaar zijn de woningen klaar en dan kom je terug en krijg je een gezinswoning”. Deze meneer woont nu 4 jaar in een tijdelijke woning. Hij heeft recentelijk in de krant gelezen dat er woning in zijn oude buurt worden opgeleverd. Van de woningcorporatie heeft hij geen informatie ontvangen. Het betreft hier namelijk de duurdere eengezinswoningen. De goedkopere appartementen waarbij de terugkeerders voorrang krijgen zijn ten tijde van het onderzoek nog niet opgeleverd. Hij wilde via de internetsite van WoningNet op deze woningen reageren, maar hij kan de woningen niet selecteren omdat zijn inkomen te laag is. Hij denkt daardoor dat hij weliswaar voor een tijdelijke woning gekozen heeft, maar geen zicht meer heeft op een doorverhuizing.
Onvoldoende informatie tijdens wachten op terugkeer bij tijdelijke bewoners Ook andere bewoners geven aan dat ze na verhuizing naar hun tijdelijke woning tot de conclusie kwamen dat ze misschien niet kunnen terugkeren. “Er is ons voorgehouden dat wij voorrang zouden hebben bij terugkeer. Wij betaalden toen 300 gulden. Nu zijn de sociale huurwoningen bijna 600 euro per maand. Dus … wie kunnen er waarschijnlijk terug? Niet ik, in ieder geval. Ik voel me grof misleid! Al toen ik er in 1992 kwam wonen werd mij die mooie nieuwe woning voorgehouden. Maar ja, wat kan je doen?” (onderstreping door respondent). Een aantal bewoners heeft een klacht bij woningcorporatie Mitros ingediend, omdat ze denken dat ze vanwege de hogere huurprijzen niet terug kunnen keren naar de oude buurt. Soms verwachten bewoners terug te kunnen keren naar een sociale huurwoning terwijl hun inkomen te hoog is. “Mijn man en ik zijn in 2002 verhuisd. Mitros heeft ons beloofd terug te kunnen komen, daarom hebben we niet moeilijk gedaan en hebben we deze woning maar voor tijdelijk genomen. Het was ons duidelijk gemaakt dat de inkomsten van mijn man en mij geen belemmering zou zijn.“
Bovengenoemde voorbeelden toen aan dat als inwoners niet regelmatig geïnformeerd worden zij de verkeerde conclusies trekken over hun mogelijkheden tot terugkeer. Bewoners regelmatig blijven informeren terwijl zij wachten op hun volgende woning leidt ertoe dat zijn vertrouwen houden in hun terugkeer. Ook is het van belang dat bewoners erop gewezen worden dat een veranderende inkomens- of gezinssituatie van invloed is op hun terugkeermogelijkheden en dat zij de woningcorporatie daarom van wijzigingen op de hoogte moeten stellen.
Bij nieuwbouw vóór sloop minder verhuisbewegingen Door -waar mogelijk- al vóór de sloop sociale huurwoningen in de buurt te bouwen wordt rechtstreeks doorstromen naar een permanente woning mogelijk, waardoor er minder verhuisbewegingen in de buurt ontstaan. Door de sloop van oude woningen en het bouwen van nieuwe woningen ontstaan immers, niet altijd gewenste, verhuisbewegingen. Daarom zal de sloop van het 2e blok bij de Heringastraat en de woningen in ‘Het Kleine Wijk ‘ in Ondiep pas starten na oplevering van nieuwe woningen in de buurt. (Kleinhans, (2005). “Sociale implicaties van herstructurering en herhuisvesting”, pag. 211).
23
Herhuisvesting na sloop, Gemeente Utrecht
24
Herhuisvesting na sloop, Gemeente Utrecht
4 Het zoeken naar de nieuwe woning
Hoewel vertrekkers zelf aangeven voldoende te weten over toewijzingsregels, blijkt dat er veel onduidelijkheid bestond. Ook blijkt dat naarmate de vertrekkers meer informatie kregen de tevredenheid over hun keuzemogelijkheden toenam. Over de regels rondom een DUOurgentie bestond echter veel verwarring. De mogelijkheden van een zoekprofiel waren wel helder voor de vertrekkers. Bovendien ondersteunt de internetsite van WoningNet de bewoners. Het is namelijk niet mogelijk om een woning te kiezen die niet passend is. In het algemeen geldt dat Marokkanen en Turken zich het slechtst geïnformeerd voelden, autochtone Nederlanders gemiddeld en Surinamers het best. Over de verhuiskostenvergoeding wordt vooral door grotere gezinnen geklaagd, omdat zij de vergoeding te laag vinden. Ook vinden bewoners het vreemd dat na verhuizing naar een tijdelijke woning, bij terugkeer naar de oude buurt een lagere vergoeding geldt. Zij krijgen daardoor de indruk dat de woningcorporatie niet wil dat ze terugkeren naar de oude buurt.
Tevreden over algemene informatie Om voor een woning in aanmerking te komen, is het nodig dat men zich eerst bij WoningNet inschrijft. Van de bewoners vindt 80% dat hij/zij voldoende informatie heeft gekregen over inschrijven bij WoningNet. Tweederde zegt ook voldoende informatie te hebben gekregen over de geldigheid en nut van een stadsvernieuwingsurgentie.
Meer tevredenheid als men meer informatie krijgt Bijna de helft van de bewoners vind dat ze met hun stadsvernieuwingsurgentie de woning konden krijgen die ze wilden hebben. Van degenen die voldoende geïnformeerd zijn over de geldigheid en het nut van een stadsvernieuwingsurgentie was 58% tevreden over de mogelijkheden van hun urgentie, maar van degenen met onvoldoende informatie was 61% ontevreden. Van alle bewoners weet 40% niet wat de gevolgen zijn bij het weigeren van een woning.
Grote onduidelijkheid over DUO-urgentie Omdat de vertrekkers afkomstig zijn uit een DUO-sloopwoning hebben ze, naast de gewone stadsvernieuwingurgentie, ook recht op een DUO-urgentie. Deze regeling gold niet voor de vertrekkers uit de Pedagogenbuurt. Aan de vertrekkers uit de latere projecten is gevraagd of zij voldoende hulp en informatie met betrekking tot de DUO-urgentie hebben gekregen. Ook is gevraagd of zij weten wat de rechten van bewoners uit DUO-woningen zijn. Een kleine 60% van deze groep zegt voldoende informatie te hebben gekregen. Op de vraag of zij weten wat de rechten van vertrekkers uit DUOsloopwoningen zijn antwoordt echter bijna de helft van de bewoners dat niet te weten. Eenderde van de mensen zegt het wel te weten. Opvallend is dat, van de mensen die aangeven wél informatie te hebben gehad over de DUO-urgentie, 40% aangeeft toch niet goed te weten wat hun rechten zijn. In totaal is dus bij ongeveer tweederde van alle vertrekkers niet geheel duidelijk welke keuzemogelijkheden ze met hun DUO-urgentie verkrijgen.
25
Herhuisvesting na sloop, Gemeente Utrecht
Ook uit het groepsgesprek bleek dat degenen die dachten dat ze het wisten, het niet met elkaar eens waren. Er waren diverse ideeën over een DUO-urgentie en de specifieke voorrangsregeling voor bewoners uit DUO-sloopwoningen. Onduidelijk was of het gaat om een urgentie waarmee men voorrang krijgt op een woning in dezelfde wijk, een aanvullende urgentie die extra kansen geeft of een urgentie die kan worden gebruikt voor een tijdelijke woning en waardoor de gewone stadsvernieuwingsurgentie vervalt. Ook was niet duidelijk of de opgebouwde woonduur behouden blijft bij gebruik van een DUO-urgentie. Onder de bewoners was ook niet duidelijk welke rechten men als woningzoekende heeft. Bijna 40% van de bewoners kreeg volgens eigen zeggen onvoldoende informatie over wat de gevolgen waren bij weigering van een woning.
Mogelijkheden zoekprofiel zijn wel duidelijk Tweederde van de vertrekkers vind dat de werking van zijn/haar zoekprofiel duidelijk was uitgelegd door WoningNet: een bewoner die in een flat op de 2e etage woonde mocht zoeken naar een andere flat op dezelfde hoogte of hoger. Wie in een eengezinswoning woonde mocht weer op een eengezinswoning reageren. Door binnen het zoekprofiel te reageren werd de opgebouwde woonduur behouden. Bijna de helft van de bewoners was ook (zeer) tevreden met het toegekende zoekprofiel. Eenderde was ontevreden. Opvallend is dat van degenen die voldoende informatie hadden over het gebruik van het zoekprofiel tweederde tevreden is en van degenen met onvoldoende informatie tweederde ontevreden is. Eenderde van de bewoners vond dat ze niet de gewenste woning konden krijgen met de verkregen urgentie. Dit had deels te maken met het toegekende zoekprofiel: het type woning waarvoor men voorrang had gekregen en met de wijk waarin de urgentie geldig was. Deels was het algehele aanbod van WoningNet niet naar wens. De helft van alle bewoners vindt dat er in Utrecht niet genoeg geschikte woningen beschikbaar waren om uit te kunnen kiezen. Een ander probleem dat door bewoners werd genoemd is dat, als huishoudens gedurende het proces groter worden, zij nog steeds recht hebben op een woning gebaseerd op de oorspronkelijke huishoudensgrootte. Dit is echter niet juist, bij toewijzing wordt uitgegaan van de meest recente huishoudensgrootte.
Dankzij internet gemakkelijk om passende woning te selecteren Men kon door middel van internet of via een woonbon op woningen van WoningNet reageren. Door op internet naar woningen te zoeken merkte men meteen op welke woningen men wel of niet mocht reageren. Als een woning niet passend was (qua inkomen, huishoudensomvang etc.), was het namelijk niet mogelijk deze woning te selecteren. Toch heeft 20% van de huishoudens wel eens op een verkeerde woning gereageerd. Tweederde van de huishoudens is dat niet overkomen. Het kwam ook voor dat men (via internet) op bepaalde woningen reageerde, terwijl achteraf bleek dat men deze woning toch niet kon krijgen vanwege de te hoge huur. Naarmate de sloop naderde ging de corporatie volgens sommige bewoners soepeler met de regels om en kon wel een duurdere woning worden verkregen. Door de tijdsdruk kwam men dan in de beleving van de bewoner in een kwalitatief slechtere woning terecht vergeleken met wanneer vanaf het begin op een woning in deze prijsklasse had kunnen reageren. Omgekeerd kwam het ook voor dat een bewoner een woning kreeg die volgens de begeleider niet passend was: “Mijn begeleider zei dat ik niet in aanmerking kwam voor mijn huidige woning. Via een reactie op de woonkrant kreeg ik het wel”.
26
Herhuisvesting na sloop, Gemeente Utrecht
Marokkanen en Turken slechtst geïnformeerd, Surinamers het best Figuur 11 – Aandeel voldoende informatie ontvangen over onderstaande onderwerpen 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
Nederland
over mogelijkheden van uw zoekprofiel
over geldigheid en nut van een stadsvernieuw ingsurgentie
M aro kko
Turkije
over geldigheid en nut van een DUO-urgentie
Suriname, Nederlandse A ntillen, A ruba
over gevolgen bij w eigeren van een w oning
Bron: Bestuursinformatie
Surinamers, Antillianen en Arubanen geven vaker dan gemiddeld aan voldoende geïnformeerd te zijn over hun rechten en mogelijkheden, zelfs vaker dan autochtone Nederlanders. Marokkaanse en Turkse vertrekkers vinden het vaakst dat ze onvoldoende informatie hebben gekregen. Een vertrekker merkt hier het volgende over op:”Ik heb zelf geen bijzondere begeleiding nodig gehad, maar vond de begeleiding van oudere & allochtone buurtbewoners ernstig tekortschieten.“ (onderstreping door respondent).
Grotere gezinnen vinden verhuiskostenvergoeding te laag Ruim eenderde van de bewoners vindt dat de verhuiskostenvergoeding onvoldoende was. In het bijzonder grote gezinnen geven aan het bedrag onvoldoende te vinden. Dit is niet onlogisch. Als een groot gezin verhuisd, of als men naar een grote woning verhuist zijn de inrichtingskosten immers hoger dan voor een klein huishouden of een kleine woning. Iedereen krijgt echter hetzelfde bedrag. Verschillende malen wordt ook opgemerkt dat men (nog) geen onkostenvergoeding heeft ontvangen of dat een lager bedrag is ontvangen. “Doordat het verhuisgeld niet op tijd overgemaakt werd, liep ik heel veel stress op – moest viavia het geld voor de verhuizing bij elkaar scharrelen. Pas 5 weken na mijn opzegging en indienen van klachten werd het geld overgemaakt.”
Bewoners concluderen dat terugkeer naar de oude buurt niet gewenst is Degenen die naar een tijdelijke woning verhuizen om vervolgens in de oude buurt terug te keren, krijgen op basis van het sociaal plan voor de eerste verhuizing een hoger bedrag dan voor de tweede. De bewoners concluderen daaruit dat de corporatie het belangrijk vindt dat ze uit de te slopen woning vertrekken, maar dat de tweede verhuiskostenvergoeding onvoldoende is om terug te verhuizen en dat het dus waarschijnlijk niet de bedoeling is dat men terugkeert.
27
Herhuisvesting na sloop, Gemeente Utrecht
28
Herhuisvesting na sloop, Gemeente Utrecht
5 Communicatie met de bewoners
De vertrekkers moeten in een kort tijdsbestek veel keuzes maken. Een goede communicatie met de woningcorporatie en voldoende informatie over de keuzemogelijkheden, regels en procedures zijn daarbij onontbeerlijk om de aanpassing aan de nieuwe situatie te bevorderen. Soms is het echter niet duidelijk of de bewoners voldoende informatie hebben gekregen en of zij het goed hebben begrepen. De bewoners zijn tevreden met de wijze waarop de draagvlakmeting is gehouden, omdat zij over het algemeen ook voor sloop zijn. De beslissing om te slopen op zich staat niet ter discussie. De kritiek van bewoners richt zich meer op de wijze en tijdstip waarop zij informatie krijgen, en de kansen die geboden worden. Ze vinden dat ze te weinig inspraak hebben gehad in de plannen. De vertrekkers zijn erg tevreden over de persoonlijke begeleiding. Ook uit de literatuur blijkt dat een goede begeleiding het aanpassingsproces kan vergemakkelijken. Sommige bewoners, vooral Marokkanen en Turken, weten echter niet dat er persoonlijke begeleiding beschikbaar is. De persoonlijke consulent kan daarom het best de vertrekkers actief benaderen.
Grote veranderingen leiden tot stress Als eenmaal besloten is tot sloop over te gaan krijgen de bewoners informatie over de sloopplannen van de Woningcorporatie. In een kort tijdsbestek moeten ze zich op een nieuwe woning gaan oriënteren. Sommige bewoners hebben een groot deel van hun leven in de oude woning doorgebracht. Willen ze weer terug naar de oude wijk? En kan het ook? Er moeten formulieren worden ingevuld, folders worden gelezen, bijeenkomsten bijgewoond. In de buurten waar gesloopt wordt wonen veel allochtonen die weinig of geen Nederlands spreken. Bewoners moeten zich inschrijven bij WoningNet. Ze krijgen een zoekprofiel, een stadsvernieuwingsurgentie en/of een DUO-urgentie. Snappen ze de regels en procedures om een woning te kunnen krijgen? En vervolgens moeten ze een woning gaan zoeken. Ze maken kosten voor de verhuizing, het inrichten van de nieuwe woning en de vaak hogere huur. Ze moeten wennen aan een nieuwe buurt met nieuwe buren. Zij en hun kinderen moeten een nieuw sociaal leven opbouwen in de nieuwe buurt. Met andere woorden: De gedwongen verhuizing zorgt voor een inbreuk op de zekerheid en vertrouwdheid die de vertrekkers hadden. Bewoners uit sloopwoningen moeten zich informeren en keuzes maken. Er komt in een korte periode veel op de mensen af. Hoe de bewoners dit ervaren is afhankelijk van hun sociaal-economische en psychische kenmerken. Maar vooral bij de groep die liever niet weg wil, kan dit veel stress veroorzaken.
29
Herhuisvesting na sloop, Gemeente Utrecht
Figuur 12 – Aandeel bewoners dat aangeeft voldoende hulp en informatie te hebben gekregen over onderstaande onderwerpen inschrijv en bij woningnet algemene bijeenkomsten begrijpelijkheid folders v erhuiskostenv ergoeding hulp bij formulieren inv ullen uitleg huursubsidie/huurtoeslag terugkeer naar de oude wijk mogelijkheden v an uw zoekprofiel geldigheid en nut v an een stadsv ernieuwingsurgentie gev olgen bij weigeren v an een woning geldigheid en nut v an een DUO-urgentie informatie ov er het kopen v an een woning 0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
Bron: Bestuursinformatie
Onduidelijk of informatie werkelijk goed overkomt bij de bewoners Het merendeel van de bewoners heeft voldoende informatie gekregen over inschrijven bij WoningNet. Wel zijn er klachten over het betalen van inschrijfgeld voor WoningNet en het niet terugkrijgen daarvan. Eveneens hebben de inwoners genoeg informatie over de verhuiskostenvergoeding, maar klagen ze over het niet ontvangen ervan, of omdat ze minder ontvangen dan verwacht. Over terugkeer naar de oude wijk zegt 65% voldoende informatie te hebben gekregen. Achteraf blijkt echter dat een deel van de bewoners niet in de gaten had dat de woningen in hun oude buurt te duur zouden zijn. Met andere woorden: ook als de bewoners zelf aangeven over voldoende informatie te beschikken is het mogelijk dat men de regels en procedure niet goed kent. Een ander voorbeeld daarvan is de onduidelijkheid met betrekking tot een DUO-urgentie, zoals uitgelegd in het voorgaande hoofdstuk. Mening over informatieverstrekking en communicatie
De persoonlijke begeleiding was voldoende Vragen of bewoners het eens of oneens zijn met sloop is een goede manier om een draagvlakmeting te houden
zeer oneens
oneens
eens/ oneens
10
19
23
44
5
100
4
16
25 eens/ oneens
43
100
oneens
13 zeer oneens
zeer eens
eens
eens
zeer eens
Totaal
Totaal
Ik wist te lang voor de sloop niet waar ik aan toe was Ik wist niet goed wat de rechten van bewoners uit DUOsloopwoningen zijn Omdat ik de regels niet goed kende heb ik op de verkeerde woning(en) gereageerd
19
33
18
23
7
100
12
34
25
25
4
100
4
16
17
44
19
100
Ik heb geen inspraak gehad in de plannen
10
36
27
22
5
100
Wijze van draagvlakmeting sloop acceptabel voor bewoners Voordat de woningcorporatie kan besluiten woningen te slopen houdt zij eerst een draagvlakmeting onder de bewoners. Als de meerderheid van de bewoners voor sloop is, kan tot sloop worden overgegaan. Op de stelling ‘Vragen of bewoners het eens of oneens zijn met sloop is een goede manier om een draagvlakmeting te houden’. Heeft 93% antwoord gegeven en 7% niet. Dit betekent dat het me-
30
Herhuisvesting na sloop, Gemeente Utrecht
rendeel van de bewoners waarschijnlijk bekend is met de term ‘draagvlakmeting’. Ruim de helft vindt de enquête onder de bewoners een goede manier om draagvlak te meten en een kwart heeft geen mening. De weerstand tegen deze methode is dus gering (20%). De beslissing om te slopen op zich staat niet ter discussie. De kritiek van de bewoners richt zich meer op de wijze en tijdstip waarop zij informatie krijgen, en de kansen die geboden worden. Bijna de helft van de bewoners vindt dat hij/zij onvoldoende inspraak heeft gehad in de plannen voor de nieuwbouw, een kwart heeft daar geen duidelijke mening over. Er is nauwelijks verschil tussen de diverse sloopprojecten.
Bewoners zijn positief over persoonlijke begeleiding Bijna de helft van de bewoners is positief over de ontvangen persoonlijke begeleiding. Ruim een kwart vindt de begeleiding onvoldoende. Uit de onderzoeksresultaten blijkt dat persoonlijk contact positief heeft bijgedragen aan de waardering achteraf. Er zijn echter bewoners, met name Marokkanen en Turken, die niet wisten dat persoonlijk begeleiding beschikbaar was. Daar staat tegenover dat 65-plussers vaak wel persoonlijke hulp krijgen.
Goede begeleiding kan aanpassen aan nieuwe woonomgeving vergemakkelijken Goede informatie en inzicht in hun keuzemogelijkheden kan de verhuizing succesvoller laten verlopen. Ruim de helft van de bewoners vindt dat zij te lang voor de sloop niet wisten waar ze aan toe waren. Vertrekkers uit de Pedagogenbuurt gaven aan dat verhalen over sloop zo lang de ronde deden dat men eraan gewend raakte. Gedurende deze tijd ging het leven in de oude woning wel gewoon door. Uit een onderzoek van Kleinhans en Kruythoff (2002, “Spoor van vertrekkers”) blijkt dat het proces rondom de herhuisvesting van invloed is op de waardering van de nieuwe woonsituatie. Een onzorgvuldig proces, beperkte inspraak door de bewoners en slechte begeleiding kan ertoe leiden dat bewoners zich moeilijker aanpassen aan de nieuwe omgeving.
Persoonlijk contact nodig om allochtonen te benaderen Niet-westerse allochtonen zijn over het algemeen moeilijker te bereiken in verband met taalproblemen. Dit geldt voornamelijk voor de eerste generatie. Marokkanen en Turken die in het buitenland zijn geboren geven relatief vaak aan over onvoldoende informatie te beschikken. Dit geldt voor vrijwel elke vorm van informatie. “Ik kreeg wel een brief van de woningcorporatie, maar die kon ik niet lezen. Ik heb hem toen maar weggegooid.”, vertelde een in Marokko geboren man. Op de vraag hoe hij dan wist dat zijn woning gesloopt werd, antwoordde hij dat zijn buurman hem dat de volgende dag vertelde. Bij de tweede generatie speelt het taalprobleem veel minder. Bovendien blijkt in de praktijk dat allochtone kinderen veel zaken voor hun ouders regelen. Zowel Marokkanen en Turken als nietwesterse allochtonen uit kleinere migrantengroepen geven aan persoonlijke informatie of informatie in eigen taal te waarderen. Opvallend is dat Surinaamse vertrekkers over het algemeen juist erg goed geïnformeerd zijn.
31
Herhuisvesting na sloop, Gemeente Utrecht
Figuur 13 – Aandeel dat vindt voldoende geïnformeerd te zijn over onderstaande onderwerpen 100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
Nederland
over algemene bijeenkomsten
over begrijpelijkheid folders
Marokko
over hulp bij formulieren invullen
Turkije
Suriname, Nederlandse Antillen, Aruba
over inschrijven bij w oningnet
over terugkeer naar de oude w ijk
Bron: Bestuursinformatie
Actieve benadering door woonconsulent voorkomt frustraties Uit een onderzoek van Kleinhans naar sloop in diverse gemeenten bleek dat persoonlijk contact tussen huurder en woningcorporatie duidelijk leidt tot meer tevredenheid. In onder andere NieuwHoograven is destijds per brief persoonlijke begeleiding aangeboden. De bewoners gingen er echter vanuit dat de woonconsulent het contact zou initiëren en zijn er daarom niet op ingegaan. Actief persoonlijke hulp aanbieden heeft meer voordelen. Veel bewoners in sloopwoningen zijn allochtoon en praten gebrekkig Nederlands of steunen voor de taal op hun kinderen. Anderen zijn laag opgeleid of ouder. Dit betekent dat schriftelijke informatie niet goed terechtkomt; vaak wordt het niet begrepen, vaak wordt het niet eens gelezen. Om op basis van de schriftelijke informatie strategische beslissingen te nemen, is nog moeilijker. Ook hebben bewoners zelf niet altijd in de gaten of ze de informatie goed hebben begrepen. Als achteraf blijkt dat procedures anders zijn kan dit tot frustraties leiden (Kleinhans, R.J. (2005) ‘Sociale implicaties van herstructurering en herhuisvesting’). Een voorbeeld hiervan is dat er in het sociaal plan staat hoeveel sociale huurwoningen er na de sloop gebouwd zullen worden en in welke huurklasse. Deze kennis wordt door de bewoners niet gekoppeld aan hun kans op terugkeer. Dergelijke informatie kan daarom beter persoonlijk met de bewoners worden gecommuniceerd.
32
Herhuisvesting na sloop, Gemeente Utrecht
Bijlage I Respons
De enquête is naar 459 huishoudens gestuurd. Van deze huishoudens kunnen 43 niet in het onderzoek betrokken worden vanwege overlijden of verhuizing. Er zijn 182 enquêtes teruggekomen. Daarmee bedraagt de netto-respons 44%. Omdat de respondenten via WoningNet zijn benaderd, zitten er geen huishoudens tussen die naar een koopwoning of een woning buiten de regio zijn verhuisd. Het is onbekend hoe groot deze groep is. Aantallen vertrekkers tot 15-8-2005, aantal respondenten en percentage per DUO-project Aantal vertrekkende huishoudens
Aantal respons
% respons
365 22 30 6 26 10
104 10 21 1 14 7 21 182
28 45 70 17 54 70 44
Pedagogenbuurt en Minister Talmastraat Hooft Graaflandstraat Bakhuizen van den Brinkstraat Heemstedelaan Heringastraat: Const. Erzeijstraat onbekend Totaal netto
416
Totaal
459
Bron: Bestuursinformatie
Onderstaand figuur laat zien dat de verdeling van de respondenten over de diverse buurten overeenkomt met de werkelijke verdeling van vertrekkers uit sloopwoningen. Het overgrote deel van de vertrekkers uit een sloopwoning is afkomstig uit de Pedagogenbuurt (79%). Ook voor de respondenten in dit onderzoek geldt dat het grootste deel uit deze buurt komt (67%). Figuur 14 – Verdeling van alle huishoudens in de DUO-gebieden en van de respondenten naar herstructureringsproject
DUO-gebieden 6% 2% 7%
respondenten
1%
4% 1% 79%
9%
5%
13%
6%
67%
Pedagogenbuurt (incl. Talmastraat) Hooft Graaflandstraat Bakhuizen van de Brinkstraat Heringastraat Constant Erzeijstraat Heemstedelaan
Bron: afd. WoningNet en Bestuursinformatie
Hieronder een aantal kenmerken van de respondenten:
33
Herhuisvesting na sloop, Gemeente Utrecht
Ruim de helft van de respondenten is allochtoon. Respondenten met een partner met een andere etniciteit zijn ingedeeld bij ‘gemengd/anders/weet niet’. Het kan bijvoorbeeld gaan om een TurksNederlands of Surinaams-Marokkaans huishouden. Ook de kleinere etnische groepen zijn bij deze groep ingedeeld. Onderstaande figuren tonen de leeftijdsverdeling van de respondenten naar etniciteit, huishoudenssamenstelling, leeftijd en dagelijkse bezigheid.
Figuur 15 – Respondenten naar etniciteit van het huishouden
Figuur 16 – Respondenten naar huishoudenssamenstelling
6% 17%
10%
Nederlands
37%
samenwonend/echtpaar, zonder kind(eren) thuis
Turks
samenwonend/echtpaar, met kind(eren) thuis
6% Marokkaans
éénouder, met kind(eren) thuis
28% Surinaams/Antiliaans/ Arubaans
17%
7%
anders
gemengd/anders/weet niet
53%
Figuur 17 Respondenten naar leeftijd
ik woon alleen
19%
Figuur 18 – Respondenten naar dagelijkse bezigheid 4% 2% 5%
14%
10%
tot 29 jaar
werkend minder dan 20 uur per week werkend meer dan 20 uur per week werkloos/werkzoekend
11%
30-44 jaar 14% 45-55 jaar
arbeidsongeschikt
15%
gepensioneerd 55-64 jaar
huisvrouw/huisman
44% 18%
65 jaar of ouder
Bron: Bestuursinformatie
34
Herhuisvesting na sloop, Gemeente Utrecht
studerend 14%
49%