SLOOP IN DE FALGABUURT ?
JENNY VERMEEREN
m.m.v.: HENK HEEGER TON HOENDERDOS ANS METSELAAR
Vandalisme, Criminaliteit en Volkshuisvesting
5 Delftse Universitaire Pers
':2D \ S
SLOOP IN DE FALGABUURT?
Bibliotheek TU Delft
1111111111111 1719365
C
VANDALISME, CRIMINALITEIT EN VOLKSHUISVESTING
Onderzoeksinstituut voor Technische Bestuurskunde (OTB) Technische Universiteit Delft Thijsseweg 11 2629 JA Delft
5
SLOOP IN DE FALGABUURT? HOE VERLOEDERING EN KLEINE CRIMINALITEIT LEIDDEN TOT HET BESLUIT DEZE BUURT IN DEN HELDER TE SLOPEN
Jenny Vermeeren m.m. v. Henk Heeger Ton Hoenderdos Ans Metselaar
Delftse Universitaire Pers, Delft 1989
De serie 'Vandalisme, Criminaliteit en Volkshuisvesting' wordt uitgegeven door: Delftse Universitaire Pers Stevinweg I 2628 CN Delft telefoon: (015) 783254 In opdracht van: OTB Thijsseweg 11 2629 J A Delft
CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG Vermeeren, J. Sloop in de Falgabuurt? / J. Vermeeren. - Delft: Delftse Universitaire Pers • .- lIl. - (Vandalisme, criminaliteit en volkshuisvestingj nr. 5) Uitg. van het Onderzoeksinstituut voor Technische Bestuurskunde (OTB), Technische Universiteit, Delft. - Met lito opg. ISBN 90-6275-555-0 SISO 719.22 UDC (343.3/.7:911.375) (492 1780) NUGI 655 Trefw.: criminaliteit en woonmilieuj Falgabuurt (Den Helder)j onderzoek. Copyright 1989 by J. Vermeeren No part of this book may be reproduced in any form by print, photoprint, microfilm or any other means without permission from the publisher, Delft University Press, Delft The Netherlands.
INHOUD
VOORWOORD 1.
INLEIDING EN PROBLEEMSTELLING •••••••••••••••••••••••••• 1 1.1. Achtergrond ••••••••••••••••••••••••.••••••••••••.•••••• 1 1.2. Probleemstelling •••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• 1 1.3. Opzet van het rapport •••••••••••.••••••••••••••••••••••• 3 1.4. Werkwijze •••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• 3
2.
GESCHIEDENIS VAN DE FALGABUURT •••••••••••••••••••••••• 6
3.
FYSIEKE EN SOCIALE WooNOMGEVING •••••••••••••••••••••• 13 3.1. Fysieke woonomgeving •••••••••••••••••••••••••••••••••• 13 3.1.1. Inleiding •••••••..•.•.••••••••••••••.••••••••••• 13 3.1.2. Complexkenmerken •••••••••••••••••••••••••••••• 13 3.1.3. S.emi-openbare ruimten •••••••••••••••• .• ••••••••• 17 3.1.4. Directe woonomgeving ••••••••••••••••••••••••••• 18 3.1.5. Technisch beheer door de verhuurder ••••••••••••••• 21 3.1.6. Waardering fysieke woonomgeving door bewoners •••••••••••••••••••••••••••••••••• 24
3.2. Sociale woonomgeving •••••••••••••••••••••••••••••••••• 28 3.2.1. Inleiding ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• 28 3.2.2. Huishoudenskenmerken ••••••••••••••••••••••••••• 29 3.2.3. Toewijzingsbeleid ••••••••••••••••••••••••••••••• 33 3.2.4. Betrokkenheid van de bewoners bij de buurt ••••••••• 35 3.3. Samenvatting ••••.••••••••••••••••••••••••••••••••••••• 38 4.
VORMEN VAN CRIMINALITEIT EN VERLOEDERING •••••••••••• 41 4.1. Inleiding •••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• 41 4.2. Inbraak en diefstal ••••••••••••••••••••••••••••••••••••• 41 4.3. Vandalisme, overlast en verloedering •••••••••••••••••••••• 45 4.4. Overige delicten ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• 50 4.4.1. Geweldsmisdrijven •••••••••••••••••••••••••••••• 50 4.4.2. Drugsproblematiek •••••••••••••••••••••••••••••• 50 4.5. Angst en onveiligheidsgevoelens •••••••••••••••••••••••••• 51 4.6. Daders •••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••••• 52 4.7. Samenvatting •••••.••.••••••••••••••••••••••••••••••••• 53
5.
VERLOEDERING EN KLEINE CRIMINALITEIT; EEN NADERE ANALYSE . .................................... 55 5.1. Inleiding ••••••••••••••••••••••••••••••••••••••.••••••• 55 5.2. Kleine criminaliteit en verloedering in relatie tot de semi-openbare ruimten •••••••••.••••••••••••••••••••• 56 5.3. Kleine criminaliteit en verloedering in relatie tot de woning ............................................. 57 5.4. Kleine criminaliteit en verloedering in relatie tot de directe woonomgeving •••••••••••••••••••••••••••••••• 58 5.5. Kleine criminaliteit en verloedering in relatie tot het technisch beheer van Woningstichting Den Helder .•••••••••••.•••••.••••••••••••••••••••••••• 59 5.6. Kleine criminaliteit en verloedering in relatie tot de bewonerskenmerken •..••••••••••••••••••••••••••••••• 59 5.7. Kleine criminaliteit en verloedering in relatie tot het toewijzingsbeleid ••••••••••• • ••••••••••••••.•••••••• 60 5.8. Kleine criminaliteit en verloedering in relatie tot de betrokkenheid van de bewoners ••.•••••••• • •••..••••.•• 60 5.9. Slotbeschouwing ••••••••••••••••••••••••••••••...•.•••• 61
6.
MAATREGELEN . ........................................... 63 6.1. Inleiding •••••••••••••.•••••••••••••••••••••••••••••••• 63 6.2. Inspraakgroep Sociaal Plan •••.•••••••••••••••••••••••••• 63 6.3. Maatregelen gericht op woning en flat blok • • ••••••••••••••. 67 6.4. Maatregelen gericht op de woonomgeving •••••••••••••••••• 70 6.5. Buurtpreventieproject •••••••••.•••••••••••••.••••.••••• 71 6.6. Maatregelen gericht op het vergroten van de betrokkenheid van de bewoners ...•.•••.•.•..•..••••.••••• 75 6.7. Slotbeschouwing ••••.••.•.••••.•••••••••••••••.•• • ••••• 76
7•
SAMENVATTING . ........................................... 77
8.
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN .......................... . 83 8.1. Inleiding ••..•••.•••••.••••••••••.••••••••••••.••••.••• 83 8.2. Conclusies ••••..••••••••.••.•.••••••••.••••.•.•.•••••• 83 8.3. Aanbevelingen ••••••.•.••••••••••.••••••...••..•...••.• 87
BIJLAGEN ..................................................... 91 1. Huishoudenskenmerken volgens OTB-enquête 1985 .•••.•.••.....•. 93 2. Overzicht inbraken Falgabuurt, 1 januari 1983 - 1 januari 1988 ••••.•••••••.•.••••.•••••••••.••• 95 3. Tijdschema Sociaal Plan Falgabuurt ..•••...•••••••.••...•••.•••. 96 LITERA TUUR .................................................. 97
VOORWOORD
De verontrustende toename van de kleine criminaliteit die vanaf begin jaren '80 waarneembaar is, heeft geleid tot het, in 1985 door het kabinet Lubbers vastgestelde, beleidsplan 'Samenleving en Criminaliteit'. In dit beleidsplan wordt sterk de nadruk gelegd op de bestuurlijke preventie van de kleine criminaliteit. In navolging van dit beleidsplan werd, eveneens in 1985, de 'Stuurgroep Bestuurlijke Preventie van Criminaliteit' (SBPC) in het leven geroepen. Deze stuurgroep, resultaat van een samenwerking tussen de ministeries van Binnenlandse Zaken en Justitie, heeft als taak proefprojecten gericht op de preventie van criminaliteit op te zetten. In het preventiebeleid nemen de crimininaliteitsproblemen die samenhangen met de gebouwde omgeving en ruimtelijke inrichting een belangrijke plaats in. Op dit vlak is door de stuurgroep een aantal proefprojecten en experimenten opgezet. Tevens worden in opdracht van de stuurgroep enkele onderzoeksprojecten uitgevoerd. Een van deze projecten is het onderzoek Kleine criminaliteit en naoorlogse etagebouw' dat uitgevoerd wordt door het Onderzoeksinstituut voor Technische Bestuurskunde (OTB) van de Technische Universiteit Delft. Binnen dit onderzoek worden enkele proefprojecten geëvalueerd, die in het kader van het bestuurlijke preventiebeleid zijn uitgezet. Het betreft de experimenten in Capelle aan den IJssel, Delft en Den Helder. Hiernaast wordt een aantal maatregelen, gericht op het tegengaan van de kleine criminaliteit in de Bijlmermeer, geëvalueerd. Bovendien zijn studies verricht naar het snelle verval van de complexen 'de Tjalk' in Lelystad en 'Hoptille' in de Bijlmermeer • Naast genoemde case-studies worden in thematische onderzoeken het toewijzingsbeleid en het functioneren van huismeesters nader belicht. Het onderzoeksproject 'Kleine criminaliteit en naoorlogse etagebouw' is verbonden met het onderzoeksprogramma Stedelijke Netwerken; een samenwerkingsverband van drie onderzoeksinstituten, namelijk het Instituut voor Ruimtelijk Onderzoek (IRO) van de Rijksuniversiteit van Utrecht, het Centrum voor Grootstedelijk Onderzoek (CGO) van de Universiteit van Amsterdam en het aTB, verbonden aan de Technische Universiteit te Delft. De begeleidingscommissie van het onderzoeksproject bestaat uit de volgende leden: mevr. J. Junger-Tas (WODC) (voorzitter), mevr. A. Vroege (NCIV), M. van Oostrom (MVROM), R. de Vries (SBPC), R. van Putten (NWR), M. Kromwijk (VNG) en H. Spickenheuer (WODC).
Het rapport 'Sloop in de Falgabuurt?' is het vijfde deel uit de OTB-reeks 'Vandalisme, criminaliteit en volkshuisvesting'. In dit rapport staan twee zaken centraal. Allereerst de vraag waarom zich nu juist in de Falgabuurt in Den Helder problemen van kleine criminaliteit en verloedering voordeden. Ten tweede wordt ingegaan op de maatregelen die getroffen werden om deze problemen tegen te gaan. In vervolgonderzoek, dat eind 1989 uitgevoerd wordt, zullen deze getroffen maatregelen geëvalueerd worden. Tot slot wil ik de leden van de begeleidingscommissie en mijn collega's van het OTB bedanken voor het kritisch doorlezen van de teksten en het leveren van commentaar. Tevens bedank ik alle betrokkenen in Den Helder, met name mevr. Kos, coördinatrice van het Buurtpreventieproject Falga, voor hun medewerking.
Jenny Vermeeren Delft, mei 1989
1
INLEIDING EN PROBLEEMSTELLING
1.1. Achtergrond De Falgabuurt maakt onderdeel uit van de naoorlogse stadsuitbreiding van Den Helder. Deze buurt werd eind jaren vijftig gebouwd en omvat een aanzienlijk groot aantal flatblokken van vier bouwlagen. In het midden van de jaren zeventig ontstonden in deze buurt de eerste problemen; met name in die flatblokken die ontsloten worden via een galerij. Korte tijd werd overwogen om deze galerijflatblokken, gelegen in de Grevelingen- en Eendrachtstraat, te slopen. Deze sloopplannen werden echter aan de kant gezet; het verval proces ging verder. De problemen verergerden toen. Deze problemen waren enerzijds van technische en stedebouwkundige en anderzijds van meer sociale aard. Leefbaarheidsproblemen zoals vandalisme, verpaupering, criminaliteit en concentratie van drugsgebruikers zorgden ervoor dat de Falgabuurt een uiterst slechte naam kreeg in Den Helder. Daadwerkelijke maatregelen om de problemen te bestrijden bleven lange tijd uit. Totdat Woningstichting Den Helder in 1986 opnieuw besloot tot sloop over te gaan. Elf van de dertien galerijflatblokken dienden over circa tien jaar gesloopt te worden. Op korte termijn kregen deze flatblokken een beperkte opknapbeurt. Het sloopbesluit van de Woningstichting heeft geleid tot een reeks van maatregelen gericht op het leefmilieu in de buurt. Hiertoe behoort een, door de Stuurgroep Bestuurlijke Preventie van Criminaliteit gesubsidieerd, Buurtpreventieproject dat tot doel heeft de (kleine) criminaliteit tegen te gaan en angstgevoelens onder de bewoners te verminderen. Intussen zijn stemmen opgegaan om het sloopbesluit te herzien. Dit besluit werkt het slagen van de maatregelen tegen en bewoners wensen duidelijkheid op korte termijn. In de loop van 1989 wordt een nieuwe, 'definitieve' beslissing over de buurt genomen.
1.2. Probleemstelling De centrale probleemstelling van het onderzoek 'Kleine criminaliteit en naoorlogse etagebouw' is door Bentvelsen en Van der Zon (I987) als volgt geformuleerd: "Welke factoren zijn vanuit het beheer van woning en woonomgeving in met name de volkshuisvestingssector manipuleerbaar, zodat de kleine criminaliteit afneemt c.q. voorkomen kan worden?"
- 1-
De probleemstelling is opgedeeld in drie groepen onderzoeksvragen: 1. Problemen Welke vormen van kleine criminaliteit komen waar voor; wie of wat zijn de slachtoffers c.q. de doelen; waarom komt de kleine criminaliteit op bepaalde plaatsen voor; wat zijn de kosten voor de verschillende betrokkenen en wat zijn de kenmerken van de sociale en fysieke woonomgeving? 2. Maatregelen Wat zijn in het kader van het beheer door toegelaten instellingen de mogelijkheden om de kleine criminaliteit te bestrijden; welke andere betrokkenen kunnen tegen de kleine criminaliteit optreden; welke socioen techno preventieve maatregelen zijn mogelijk; wat zijn de kosten van de maatregelen en wat zijn de mogelijke financieringsbronnen? 3. Effecten van de maatregelen Wat zijn de effecten van de maatregelen op de kleine criminaliteit; wat zijn de effecten van de maatregelen op de sociale en fysieke woonomgeving en wat zijn de effecten en de kosten en baten per betrokken organisatie, groep? Bij de beantwoording van deze probleemstelling staat de relatie tussen kleine criminaliteit en verloedering enerzijds en de kenmerken van de fysieke en sociale woonomgeving anderzijds centraal. In onderstaand werkmodel is de probleemstelling voor het OTB-onderzoek weergegeven.
fase ti
fase I
i
i
I j I I I I I 15oeiole en fysieke ! - - > I kleine I I _eving I<-----lcrfmlnalltelt I I I I I' 'I j
i
i
i
i
..vi
t
I
1<potentiële) I I daders I
L
I
I
I ""atrOiOloo I. i I I I I . socioprevetltief I 150elale en fY5Iekef--->I kleine I I I . technopreventlef I I I angevlng I~crlmlnalfteitl I I . conblnatle I I' 'I
1i
fase 111
t,
i
i
I<potentieel) object,l I slachtoffer I
.j, i
I <potentiële) I
I I
__ L_
L
_
daders
_
'" L
I __
,
I
I
I<potentieel) object,l I slachtoffer I
__
J
relaties die in dit onderzoek centraal staan relaties die niet het onderwerp van studie zijn, maar als gegeven worden beschouwd
Afb. l.I.
Werkmodel
Een drietal fases zijn binnen dit werkmodel te onderscheiden. Fase I heeft betrekking op de situatie voorafgaand aan het treffen van maatregelen: de kenmerken van de sociale en fysieke woonomgeving en van de criminaliteit, - 2-
die zich daar voordoet, worden beschreven. Fase II gaat in op de maatregelen die getroffen worden en in fase III worden de effecten van de maatregelen bekeken. Deze effecten kunnen worden onderscheiden worden in effecten die vooraf verwacht kunnen worden en effecten die achteraf gemeten kunnen worden. In dit rapport wordt bekeken welke factoren ertoe hebben bijgedragen dat de Falgabuurt in Den Helder in de beruchte vervalspiraal (Prak, e.a., 1984) terecht kwam, met als mogelijk einde de sloop van de buurt (fase 1 van het werkmodeO. Voorts worden de maatregelen onder de loep genomen die tot 1 januari 1989 zijn getroffen om de leefbaarheid te vergroten en vandalisme, verloedering en criminaliteit tegen te gaan (fase 11). Over de effecten hiervan kan nog niet zoveel gezegd worden. De start van de evaluatie van de maatregelen (fase III van het werkmodeI) is eind 1989 gepland.
1.3. Opzet van het rapport De opzet van dit rapport komt overeen met de andere rapporten uit de serie 'Vandalisme, Criminaliteit en Volkshuisvesting'. Hoofdstuk 2 zet in het kort op een rij wat er allemaal in, de Falgabuurt is gebeurd en omvat de geschiedenis van de buurt. In hoofdstuk 3 komen de fysieke en de sociale woonomgeving aan bod: de woningen, de woonomgeving, het onderhoud, de bewoners, het toewijzingsbeleid en de waardering voor het wonen in de Falgabuurt. Hoofdstuk 4 schetst de verschillende aspecten van criminaliteit en verloedering. Hoofdstuk 5 vormt een nadere analyse van de problemen en het proces van verval in de buurt. Hiertoe wordt een relatie gelegd tussen de eerder omschreven omgevingskenmerken en aspecten van criminaliteit. Daarmee vormt dit hoofdstuk een nadere analyse van de problemen en het proces van verval in de buurt. Hoofdstuk 6 gaat over de maatregelen die getroffen worden, los van de sloop die nog ter discussie staat. Deze maatregelen zijn gericht op de woningen, op de woonomgeving, op de bewoners, op het toewijzingsbeleid en op buurtpreventie. Hoofdstuk 7 vat het een en ander samen en het rapport eindigt tenslotte in hoofdstuk 8 met de conclusies en aanbevelingen.
1.4. Werkwijze De Falgabuurt in Den Helder heeft al geruime tijd de aandacht in diverse onderzoeken, uitgevoerd door het OTB. De problematiek van deze buurt vormde een van de cases die behandeld werden tijdens het confrontatiecollege Volkshuisvesting/NIROV-studiedagen rond het thema "Exploitatieproblemen naoorlogse woningen", gehouden op 23 en 24 mei 198q (Groetelaers, e.a., 1984). Gegevens uit de dossiers van Woningstichting Den Helder m.b.t. bewonerskenmerken en mutaties, daterend uit 1983, zijn binnen het OTB door Henk Heeger verwerkt. In 1985 is door Ans Metselaar en Ton Hoenderdos, in samenwerking met de bewoners vertegenwoordiging stichting 'Streven naar Beter Leven' en het opbouwwerk, een bewonersenquête uitgevoerd en verwerkt.
- 3-
Binnen het onderzoek 'Sociale aspecten in de naoorlogse etagebouw' (ongepubliceerd), dat in 1986 van start ging, is nagegaan wat de aard, de ontwikkeling en de achtergronden waren van de sociale problemen die zich in de Falgabuurt voordeden. Een belangrijk onderdeel daarvan vormde de beschrijving van de besluitvorming en de opinies van de betrokken participanten ten aanzien van de aanpak van de Falgabuurt. In dit voorgaande onderzoek werd gewerkt met een referentiecomplex. Indien van toepassing worden in dit rapport de resultaten ter vergelijking meegenomen. De gegevensverzameling voor dit deel van het onderzoek had betrekking op de periode tot 1 januari 1988. Uitgaande van het al aanwezige materiaal is voor het in dit rapport beschreven onderzoek dieper ingegaan op de problemen die zich voordoen op het gebied van criminaliteit en verloedering. Aanvullende informatie is verkregen door dossieronderzoek bij Woningstichting Den Helder en bij de gemeentepolitie Den Helder, uit de verslagen van de diverse overleggroepen en uit gesprekken met verschillende personen.
- 4-
2
GESCHIEDENIS VAN DE FALGABUURT
De galerijflats van het Grevelingencomplex en de Eendrachtstraat maken deel uit van een uitbreidingsplan dat vlak na WO IJ door de gemeente Den Helder ontwikkeld is. Deze uitbreiding, Nieuw Den Helder, werd gepland om de groeiende bevolking een onderdak te kunnen bieden; de stad was immers door het Rijk aangewezen als concentratiepunt van marine-activiteiten. Het westelijk deel van Nieuw Den Helder is het eerst gerealiseerd. Deze wijk kenmerkt zich door zijn overwegende laagbouwbebouwing. Slechts aan de rand van de wijk zijn een aantal flats neergezet. De tweede fase van het uitbreidingsplan, Nieuw Den Helder-Oost, is anders van opzet en heeft een afwijkend bebouwingskarakter. Flatbebouwing overheerst het beeld van dit stadsdeel. Het totale uitbreidingsplan Nieuw Den Helder, in totaal circa 6.000 woningen, is in de jaren 50 gebouwd. Bij de opzet van de wijk ging men er vanuit dat de wijk selfsupporting moest zijn. Hiertoe zijn over de wijk een aantal winkelcentra verspreid. Als gevolg van de nieuw verkregen status als marinestad nam in de jaren direct na deze beslissing de Helderse bevolking in omvangrijke mate toe. Logischerwijs woonde in de jaren '60 en begin jaren '70 veel marinepersoneel in Nieuw Den Helder. De bevolkingssamenstelling wijzigde zich echter sterk toen halverwege jaren '70 de tweede stadsuitbreiding, De Schooten, zijn voltooiing naderde. Een massale verhuisbeweging van marinepersoneel van Nieuw Den Helder naar De Schooten kwam op gang. Dit gold met name voor het hogere marinepersoneel. Het lagere kader van de marine verhuisde van de flatwoningen naar de vrijgekomen laagbouwwoningen in Nieuw Den Helder. Een aantal landelijke ontwikkelingen bracht grote wijzigingen in de bevolkingssamenstelling van de flatwoningen teweeg. Deze ontwikkelingen, gecombineerd met het gegeven dat met name de galerijflatwoningen voor grote aantallen woningzoekenden onder aan de woninghiërarchie staan en bovendien binnen de Helderse woningmarktsituatie relatief goedkoop zijn, leidden ertoe dat de woningen veelal werden toegewezen aan woningzoekenden die een laag inkomen hadden en/of snel de beschikking over woonruimte wilden hebben. Dientengevolge vestigden zich midden jaren zeventig nogal wat personen van buitenlandse afkomst (met name uit Suriname), veel jongeren, veel één-oudergezinnen en gescheiden alleenstaande mannen en vrouwen, in de galerijflatwoningen van het Grevelingencomplex en de Eendrachtstraat. Midden jaren '70 werd Woningstichting Den Helder geconfronteerd met de eerste problemen. Van buurtbewoners kwamen klachten over geluidsoverlast (vnl. van feesten). Pogingen om de woningen wat vaker aan ouderen toe te wijzen mislukten en de buurt kreeg een 'fluisterende' naam over zich. Het dubieuze imago werd versterkt, toen korte tijd later het probleem van - 5-
___ ._____-=___-_.-._=====_=_==-=_= _=. ===-=.- = - .._c :-: .
. -_. --------- .,.-._.__ .._-----_ _-- -
Schaal
Afb. 2.1.
1 ; 50.000
Wijkindeling Den Helder
-6 -
-,: ---:.:::-=
-----
drugsgebruik zijn intrede deed. Midden jaren zeventig maakte Woningstichting Den Helder zich voor het eerst zorgen over de toekomst van de flatwoningen. In zijn nieuwjaarsrede van 1976 stelde de Heer Westerdijk, toenmalig voorzitter van Woningstichting Den Helder, dat de flatblokken in de Grevelingen-, Eendracht- en Eemstraat op termijn gesloopt moesten worden. Deze sloopplannen waren niet zozeer op financieel-economische maar op sociaal-maatschappelijke gronden gebaseerd. Op de na sloop beschikbaar komende grond zou nieuwbouw op economisch verantwoorde wijze uitstekend mogelijk zijn. Naar aanleiding van de ondervonden problemen werd door de woningstichting een Commissie Hoogbouw ingesteld die tot taak had de woonsituatie in het betrokken gebied te analyseren en onderzoek te doen naar verbeteringsmogelijkheden. Deze commissie is echter niet verder gekomen dan het opstellen van een aantal uitgangspunten die moesten gelden bij de aanpak van de flats. Een jaar later, in 1977, ziet de woningstichting af van de sloopplannen. Inmiddels had zij onderzoek verricht naar vier verschillende modellen tot aanpak van de flatwoningen. Deze vier modellen waren achtereenvolgens beperkte renovatie, eenvoudige renovatie, hoogwaardige renovatie gecombineerd met nieuwbouw, en sloop in combinatie met vervangende nieuwbouw. Elk van deze vier modellen werd op dat moment te kostbaar gevonden. Het midden jaren zeventig gestarte proces, dat leidde tot een eenzijdige bevolkingssamenstelling, voltrok zich verder. De verhuurbaarheid van de woningen nam verder af, het aantal mutaties nam toe. Een verzoek tot verlaging van de huren van de galerijflatwoningen, in 1978 ingediend bij het Ministerie van VRO, werd afgewezen. De problemen verergerden zich. Met een keuken- en badkamerrenovatie trachtte de woningstichting in 1981 het proces te keren. De keuken werd vergroot door het wegbreken van de muur tussen keuken en droogcel en een nieuw aanrechtblok werd aangelegd (afb. 2.1.). De verbetering van de badcel kwam neer op het aanbrengen van nieuw tegelwerk. Tegelijk met deze ingreep werd de electrische installatie gemoderniseerd en zijn de trappenhuizen opgeknapt (spuit- en schilderwerk). In totaal werd voor deze maatregelen een huurverhoging van f 44,50 per maand doorberekend aan de bewoners. Een relatief hoog percentage nam deel aan deze renovatie. De verhuurbaarheid van de woningen werd er echter niet beter van. Begin jaren '80 werden zowel de woningstichting als de bewoners geconfronteerd met een groot aantal problemen: A. Woonomgeving en situatie van het complex: - de woonomgeving van de flatblokken wordt als saai, eentonig en monotoon ervaren; - de vuIlnisafvoer (m.n. de vuilcontainers) is ontoereikend; - er is een gebrek aan parkeerplaatsen; - in de woonomgeving van de flatblokken is te weinig nuttig bruikbaar openbaar groen aanwezig; - er is ontevredenheid bij bewoners over het uiterlijk van de flats en het uitzicht vanuit de woningen.
- 7-
B. Bouwtechnische en woontechnische gebreken aan de woning: - de kelderbergingen worden als angstaanjagend ervaren; de woonvorm, galerijflats, is niet erg geliefd. Zeker niet nu de woningmarkt in Den Helder ruimer is geworden en er een groot aantal eengezinshuizen in de wijk Drooghe Weert gebouwd zijn; de keuken is te klein; de natte cel is te klein; de woningen zijn gehorig; er is veel lawaaioverlast van de galerij; er is veel tocht; de woningen zijn vochtig; de muren hebben een matige kwaliteit; er leven veel klachten onder de bewoners over de wijze waarop het onderhoud door de woningstichting gepleegd wordt. C. Sociale problemen: - er is veel overlast door verhuizing; er is veel overlast door lawaai (muziek, contactgeluid, honden); er is veel vandalisme; er is sprake van een concentratie van drugsgebruikers in de flats; er is sprake van een groot aantal inbraken. In bijna de helft van de bergingen is weleens ingebroken. Ook inbraken in woningen komen regelmatig voor; er is geen sociale controle, geen huismeester aanwezig; de gemeenschappelijke ruimten worden niet als eigen ervaren; er is sprake van een proces van sociale verloedering dat moeilijk te keren is. D. Financiële problemen: - de stookkosten voor bewoners zijn hoog; relatief veel onderhoud aan gemeenschappelijke ruimten; ongunstig prijs-kw ali tei tsverhouding; groot aantal mutaties, die hoge beheerkosten en veel mutatieonderhoud met zich brengen; de huurprijs van de galerijwoningen is hoger dan die van de door bewoners meer gewaardeerde nabij gelegen portiekwoningen. Om een oplossing te vinden voor deze problemen werd in 1984 de hulp ingeroepen van architect F. Verwey. Deze kreeg tot taak om een (technische) totaal aanpak te ontwikkelen tot verbetering van de flatblokken van de stedebouwkundige situatie en van de woonomgeving. Opmerkelijk is dat zijn opdracht zich beperkte tot de flatblokken behorende tot het Grevelingencomplex. Aan de problematiek in de Eendrachtstraat werd geen aandacht besteed. Bedoeling van Woningstichting Den Helder was om na ontwikkeling van een aanpak van het Grevelingencomplex een gelijksoortige aanpak voor de galerijflatblokken in de Eendrachtstraat op te zetten en uit te voeren. Verwey streefde binnen zijn plannen naar een integrale aanpak van de problemen rondom het Grevellngencomplex. Deze problemen waren zijns inziens onder te verdelen in: - bouw technische problemen: nieuwe kozijnen, isolatie, etc.; - 8-
Bestaande stedebouwkundige situatie Greve1ingenstraat
Voorstel tot overkapping Greve1ingenstraat
Voorstel tot onderlinge koppeling van de bouwblokken
Voorstel tot sloop van gedeelten van de bouwblokken
Afb.
2.2. Bestaande stedebouwkundige situatie Grevelingenstraat en mogelijke aanpassingen zoals voorgesteld door F. Verwey - 9-
- sociale problemen: vandalisme, verpaupering, concentratie van drugsgebruikers; - woontechnische problemen: plattegronden, differentiatie; - stede bouwkundige problemen: parkeren, ontsluitingen en woonomgeving; - de negatieve beleving van de gebouwde omgeving: de eenvormigheid, het monotone. Op basis van zijn probleemanalyse is door Verwey een aantal voorstellen in de vorm van studiemodellen tot verandering van woningen en woonomgeving ontwikkeld. Verwey was van mening dat de door hem voorgestelde ingrepen, die vooral betrekking hadden op de bouwtechnische en stedebouwkundige staat, in ieder geval gepaard zouden moeten gaan met maatregelen zoals aanpassing van het toewijzingsbeleid en een ander gemeentelijk drugsbeleid. De specifieke bouwtechnische en stedebouwkundige problemen waarmee Verwey zich geconfronteerd zag, waren: - de vloeren zijn vastgestort aan de galerijplaten, waardoor geluidsoverlast voor bewoners ontstond; - de bestaande bergingen worden door de lange, donkere gangen en de spaarzame verlichting als onveilig ervaren; - het openbaar groen in de wijk wordt noch als "gebruiks-" noch als "visueel" groen aantrekkelijk ervaren; - het tekort aan parkeerplaatsen. Binnen de studiemodellen werd door Verwey aandacht besteed aan deze punten. De verschillende ontwikkelde modellen hadden een ingrijpende verandering van de bestaande situatie tot gevolg. Uit de verschillende modellen is na overleg tussen de diverse betrokken partijen een verbeteringsvoorstel geselecteerd dat door Verwey verder uitgewerkt is. Dit voorstel hield een aanpassing van de blokken aan de Marsdiepstraat in, zodat deze geschikt zouden worden voor ouderen boven de 50 jaar en een verbouwing van de twee flatblokken bij de Volkerakstraat tot portiekflats. Deze vier blokken zouden eerst aangepakt worden en vervolgens zou bekeken worden, wat er in de toekomst met de vier, meer naar binnen gelegen blokken zou gebeuren. De plannen zijn door Verwey verder uitgewerkt en begroot. Er is een aanbesteding geweest. Na enkele bezuinigingen bedroegen de totale bouwkosten (inclusief bijkomende kosten en 19% BTW) per woning f 39.156,40. De totale stichtingskosten bedroegen per woning f 44.984,72. Hierin waren tevens de stichtingskosten van de keukenrenovatie van 1981 opgenomen. Woningstichting Den Helder wilde namelijk de forse huurverhoging over deze keukenrenovatie enigszins compenseren met de huurverhoging over de nieuwe verbeteringen. Begin '86 zag Woningstichting Den Helder echter alsnog af van de plannen. Oorzaken hiervan waren volgens Verwey een interne (persoonlijke) machtstrijd tussen voor- en tegenstanders van de voorgestelde plannen binnen Woningstichting Den Helder en de angst van de Woningstichting om te investeren. In 1986 neemt Woningstichting Den Helder, na 10 jaar, een duidelijke beslissing over de toekomst van de wijk. Deze beslissing houdt in dat de galerijflatwoningen van de twee flatblokken - 10 -
aan de Marsdiepstraat gerenoveerd zullen worden en dat de overige 11 flatblokken binnen een termijn van 8 tot 12 jaar gesloopt zullen worden. Deze elf te slopen blokken krijgen, volgens deze beslissing, een 'financiële injectie' van f 8.000,-- per woning. Dit om de woningen gedurende de periode tot de sloop leefbaar te houden. Inmiddels zijn de renovatie- en verbeteringswerkzaamheden uitgevoerd. Na bekendmaking van de sloopplannen is de Falgabuurt geconfronteerd met een stortvloed van maatregelen. Een inspraakgroep werd door de gemeente Den Helder ingesteld, waarvan een groot aantal betrokkenen deel uitmaakte. Doel van deze inspraakgroep was het opstellen van een beleidsplan dat moest leiden tot het tegengaan van de verpaupering. Inmiddels zijn de werkzaamheden van deze inspraakgroep beëindigd. Een flink aantal aanbevelingen werd opgesteld, de eerste concrete maatregelen zijn uitgevoerd en een tweetal overJeggroepen is ingesteld. Eén overJeggroep richt zich op het beheer en onderhoud van de flatblokken en van de woonomgeving. De tweede overJeggroep besteedt aandacht aan de problemen rondom veiligheid, criminaliteit en vandalisme. In dit kader is in oktober 1987 een door het Rijk gesubsidieerd Buurtpreventieprojekt Falga van start gegaan. Dlt buurtpreventieproject heeft een looptijd van 3 jaar en loopt tot eind 1990. Hoewel Woningstichting Den Helder in 1986 een duidelijke beslissing nam over de toekomst van de flatblokken, nl. de sloop érvan, wordt door verschillende betrokken participanten erop aangedrongen dit sloopbesluit te herzien. Het sloopbesluit beïnvloedt immers het slagen van de verschillende maatregelen in negatieve zin. Het gegeven dat men slechts tijdelijk in de woning en woonomgeving zal wonen, geeft de bewoners weinig stimulans om zich in te zetten voor de opbouw van de buurt. Voorgesteld werd dan ook om Of van sloop af te zien Of om op kortere termijn tot sloop over te gaan. Woningstichting Den Helder heeft onder druk van de overige betrokkenen min of meer officieel toegezegd in 1989 de uiteindelijke beslissing hieromtrent te nemen. Tot dan blijft de toekomst van de elf galerijflatblokken in de Grevelingen- en Eendrachtstraat nog steeds onzeker.
- 11 -
I
-;,
/
)-"
., '/ /
c ____·-- --
I
i I
Afb. 3.1.
Ligging van het complex t.o.v. het centrum van Den Helder - 12 -
3 FYSIEKE EN SOCIALE WOONOMGEVING
3.1. Fysieke woonomgeving 3.1.1. Inleiding Bij de hiernavolgende beschrijving van de fysieke woonomgeving wordt allereerst aandacht besteed aan de daadwerkelijk zichtbare kenmerken van deze fysieke woonomgeving in de Falgabuurt. Ingegaan wordt op de complexkenmerken, de semi-openbare ruimten en de directe woonomgeving. Het technisch beheer van de verhuurder, dat van invloed is (geweest) op de huidige staat van de woningen komt vervolgens aan bod. Tenslotte zal ingegaan worden op de waardering van de beschreven kenmerken, zoals die in de aTB-enquête van 1985 is gemeten. 3.1.2. Complexkenmerken De flats van het Grevelingencomplex en de Eendrachtstraat staan in de Falgabuurt, voorheen de Grevelingenbuurt genaamd. Deze buurt maakt deel uit van Nieuw Den Helder-Oost en wordt omsloten door de Haringvlietstraat, de Volkerakstraat, de Texelstroomlaan en de Eemstraat. Door de ligging nabij het stadscentrum en de aanwezigheid van het winkelcentrum Falga was de Falgabuurt aanvankelijk een redelijk gewilde buurt. In de loop der tijd heeft de buurt echter een slechte naam gekregen door de problemen die er zich voordeden. De problemen concentreerden zich voornamelijk in de galerijflats aan de Grevelingenstraat, en hadden zo'n negatieve invloed op de reputatie van de buurt, dat besloten is de naam Grevelingenbuurt te wijzigen in Falgabuurt. De 348 galerijflatwoningen van het Grevelingencomplex en de Eendrachtstraat vormen samen met 404 portiekwoningen een complex van 752 flatwoningen. Dit complex was onderdeel van het ontwikkelingsplan Nieuw Den Helder en is in de jaren 1957/1958 in opdracht van de gemeente Den Helder gebouwd. De gemiddelde bewoningsdatum van het complex is 24 juni 1958. In de Falgabuurt staan naast de flatwoningen nog ca. 80 eengezinshuizen. De 752 flatwoningen in de Falgabuurt zouden voorzien in de huisvesting van lager marinepersoneel. De 752 woningen zijn gebouwd volgens het MUWI-systeem. Dit systeem is ontwikkeld door Bouw- en aannemersbedrijf l'vIuys en de Winter B.V. uit Rotterdam. Het MUWI-systeem is een stapelbouwmethode, waarbij de bouwmuren worden samengesteld uit holle lichtbetonblokken die in halfsteensverband worden gestapeld en later worden gevuld met beton. De vloeren worden samengesteld uit voorgespannen betonbalkjes en holle vullichamen van lichtbeton. Uitgangspunt bij de ontwikkeling van het systeem - 13 -
is geweest dat alle elementen door twee man zijn te hanteren. In een later stadium, toen galerij- en betonplaten als geprefabriceerde elementen en de vertrekbrede binnenwandelementen hun intrede deden, kon men echter niet ontkomen aan torenkranen. In een periode van 10 jaar zijn in Nederland 30.000 woningen in het MUWIsysteem gebouwd (vnl. in West-Nederland). Hiervan staan er ca. 1.800 in Den Helder. Na de bouw van de woningen zijn deze door de gemeente overgedragen aan Woningstichting Den Helder.
: ' .
:
N
'~ " ~S......
"
la 8gbouw~
.
portiekfl a t s . ~. ,
;.
galerij flats
~
~------------------------------------~ Afb. 3.2.
Straatindeling Falgabuurt
De 348 galerijflatwoningen worden in dit rapport onderverdeeld in twee complexen, te weten:
- 14 -
1. Het Grevelingencomplex; dit zijn in totaal acht fIatblokken, waarvan er zes aan de Grevelingenstraat en twee aan de Marsdiepstraat liggen. Het Grevelingencomplex bestaat uit in totaal 208 woningen. 2. De Eendrachtstraat; vijf flatblokken met in totaal 140 woningen zijn gelegen aan deze straat. Alle 13 flatblokken hebben in totaal vier woonlagen, met daaronder een halfverdiepte onderbouw, waarin zich de bergingen bevinden. De helft van de fIatblokken van het Grevelingencomplex heeft zes woningen per woonlaag; in totaal dus 24 woningen per flatblok. De overige vier flatblokken van het Grevelingencomplex en de vijf flatblokken van de Eendrachtstraat hebben één woning meer per woonlaag en in totaal 28 woningen per blok. Twee woningtypen zijn bij de galerijflatwoningen te onderscheiden. Circa driekwart van het totaal aantal woningen heeft dezelfde plattegrond en omvat drie kamers. De overige woningen zijn vierkamerwoningen. De plattegrond daarvan is een variant op die van de driekamerwoningen. In 1981 zijn van het merendeel van de woningen de keuken en de badkamer gerenoveerd. Dit is de enige wijziging in de plattegrond van de woningen die is doorgevoerd.
0 I
J:
"F ~
H=
te
Afb. 3.3.
t-
~ r-
~
VerWijder~n J wand
Plattegronden 3- en 4-kamerwoning en wijziging in plattegrond t.g.v. keuken renovatie
In tabel 3.1. is de differentiatie van het gehele complex en uitgesplitst naar deelcom plexen weergegeven.
- 15 -
-~~~~-~~--------~-~--------------
---------------
De bruto huuropbouw van de twee woningtypen is in tabel 3.2. opgenomen. De bruto huur voor een driekamerwoning bedraagt f 325,34- per maand, voor een vierkamerwoning f 383,17 (peildatum 1 juli 1986). Binnen de woningmarkt in Den Helder zijn deze huren relatief laag. Tabel 3.1.
Woningdifferentiatie van het gehele complex en uitgesplitst naar deelcomplexen totale complex
Grevelingencomplex
Eendrachtstraat
aantal won.
abs.
rel.
abs.
rel.
abs.
rel.
3-kamer 4--kamer
259 89
7426
15454-
7426
105 35
75 25
totaal
34-8
100
208
100
14-0
100
Bron: Woningstichting Den Helder Tabel 3.2.
Bruto huur per woningtype per 1 juli 1986 (in guldens) 3-kamerwoning
4-kamerwoning
nettohuur geiser verlichting CAS schoonmaken
301,59 6,00 5,75 5,00 7,00
347,08 6,00 5,75 5,00 7,00
brutohuur
325,34-
370,83
Bron: Woningstichting Den Helder Tabel 3.3.
Vergelijking huren van 3- en 4-kamerwoning in de Grevelingenstraat (per 1 juli '86)
woningen punten netto netto huur huur p. mnd. p. pnt.
bruto huur p. pnt.
min. red. huur p. mnd.
harm. kloof p. mnd.
max. red. huur p. mnd.
3-kamerwoning
83,0
301,59
3,63
3,92
24-9,83
-51,76
4-33,83
4--kamerwoning
97,0
34-7,08
3,71
3,95
291,97
-55,11
513,07
Bron: Woningstichting Den Helder - 16 -
Met de huren per 1 juli 1986 is een aantal gemiddelden berekend betreffende de netto huur, de minimaal redelijke huur, de maximaal redelijke huur en de netto en bruto huur per woningwaarderingspunt. De gemiddelde waarden zijn berekend voor een drie- en vierkamerwoning, met een gemiddeld aantal punten in de Grevelingenstraat. In tabel 3.3. zijn deze waarden weergegeven. De netto en bruto huur per punt lopen voor beide woningtypes niet ver uiteen. De minimaal redelijke huur wordt berekend door het totale puntenaantal te vermenigvuldigen met f 3,01. Bij de berekening van de maximaal redelijke huur worden de eerste 80 punten vermenigvuldigd met f 5,20 en de resterende punten met f 5,71. De som van beide vermenigvuldigingen levert de maximaal redelijke huur. De harmonisatiekloof wordt berekend door de netto huur af te trekken van de minimaal redelijke huur. De netto huren van de driekamerwoningen liggen gemiddeld ruim f 50,-boven minimaal redelijk. Het verschil tussen minimaal redelijk en netto huren van de vierkamerwoningen bedraagt f 55,--. Voor beide woningtypen overtreffen de huren de minimaal redelijke huur dus duidelijk. 3.1.3. Semi-openbare ruimten De woningen van het Grevelingencomplex en de Eendrachtstraat worden ontsloten via een galerij. Vanuit de hoofdentree bereikt men via het trappenhuis de galerijen. Naast dit trappenhuis bij de hoofdentree heeft elk flatblok een noodtrappenhuis aan de kopgevel. Via beide trappenhuizen zijn de bergingen in de halfverdiepte onderbouw te bereiken. Voor fietsen,
Afb. 3.4.
Afb. 3.5.
Oorspronkelijke bergingsgang - 17 -
De entree tot de bergingsgangen
".",.,.
.
brommers e.d. is aan de kopgevel een heUingbaan aangebracht. Alle 24 of 28 bergingen van een flatblok lagen oorspronkelijk aan één lange bergingsgang. Oorspronkelijk waren de toegangsdeuren vergrendeld. In de loop der tijd zijn de meeste sloten echter verdwenen of al dan niet moedwillig buiten werking gesteld. Ook de electrische installatie functioneerde meestal niet. Modernisering hiervan in 1981 heeft niet tot het gewenste effect geleid. De hierbovengenoemde semi-openbare ruimten waren dan ook voor iedereen toegankelijk. In de loop van 1987 is deze situatie veranderd. De twee flatblokken aan de Marsdiepstraat hebben in dat jaar een renovatie ondergaan. Een van de zwaartepunten van deze renovatie lag bij het afsluiten van de semi-openbare ruimten. De bergingsgang is in tweeën gedeeld en afgesloten met een (vergrendelde) toegangsdeur. Hetzelfde geldt voor de galerijen. Ook deze zijn gecompartimenteerd en afgesloten. De electrische installatie is vervangen en de toegangsdeur tot het flatblok is opnieuw vergrendeld. Eenmaal in het trappenhuis kan men niet meer vanzelfsprekend op de galerijen en/of in de bergingsgangen komen. Ook in de overige elf flatblokken, die een minder ingrijpende opknapbeurt kregen, is de toegankelijkheid van de bergingsgangen verminderd.
3.1.4.
Directe woonomgeving
De flatblokken van het Grevelingencomplex en de Eendrachtstraat zijn loodrecht op de straat geplaatst, op gelijke afstand van elkaar. De entree tot de flatblokken bevindt zich op korte afstand tot de straat. De terreinen tussen de flatblokken zijn ingericht als openbaar groen met een enkele speel voorziening voor kleine kinderen. Het openbaar groen wordt door de bewoners nauwelijks gebruikt en vervult slechts een kijkfunctie. Onder de bewoners van de flatwoningen leeft onvrede over het onderhoud van het openbaar groen. In de plantsoenen ligt nogal wat zwerfvuil. Over het algemeen is men van mening dat het openbaar groen slecht onderhouden wordt. Ondanks het feit dat er in de Falgabuurt verschillende woningtypen voorkomen (zie hiervoor ook afb. 3.2.), wordt de directe woonomgeving door de bewoners als monotoon ervaren. Het stratenpatroon en de straatindeling, m.n. de omgeving van de Grevelingen- en Eendrachtstraat vindt men over het algemeen nogal saai. Bovendien nodigen de straten uit tot te hard rijden. Door het op verschillende plaatsen in de buurt aanbrengen van verkeersdrempels is dit probleem grotendeels verholpen. De vuilafvoer geschiedt zowel in de Grevelingenstraat als in de Eendrachtstraat door in de straat geplaatste vuilcontainers. In de Grevelingenstraat blijkt echter de capaciteit van de containers, o.a. door gebruik van bewoners uit de omliggende buurten, onvoldoende te zijn. Het tekort aan vuilniscontainers ter plaatse bij het winkelcentrum Falga versterkt dit probleem. Door de onvoldoende capaciteit komt vuilnis vaak naast de containers terecht, wat weer zwerfvuil als gevolg heeft. De slordige indruk die de Grevelingenstraat hierdoor wekt, wordt nog verder versterkt door het feit dat de vuil containers willekeurig in de straat zijn geplaatst. In de Eendrachtstraat is dit probleem ondervangen door het plaatsen van betonnen 'cocons' om de vuilcontainers. - 18 -
Afb. 3.6.
Entree tot de galerijflats
Afb. 3.7.
Galerij - 19 -
Afb. 3.8. en 3.9.
Indruk woonomgeving galerijflats Grevelingenstraat - 20-
Parkeren geschiedt zowel in de Grevelingen- als in de Eendrachtstraat op straat. Het aantal parkeerplaatsen in beide straten is ontoereikend, zodat geparkeerde auto's de nodige overlast veroorzaken. Winkelvoorzieningen zijn in de Falgabuurt volop aanwezig; op loopafstand van het complex bevindt zich het Falgawinkelcentrum en ook in de Marsdiepstraat zijn een aantal winkels gevestigd. Het centrum van Den Helder is met het openbaar vervoer goed bereikbaar. Tot de niet-commerciële voorzieningen, die in de Falgabuurt aanwezig zijn, behoren het buurthuis, de Eendracht, de info flat van de bewonersorganisatie Stichting Streven naar Beter Leven (SNBL) in de Grevelingenstraat, het Trefcentrum en de Karel Doormanschool. 3.1.5.
Technisch beheer door de verhuurder
Woningstichting Den Helder is eigenaar en beheerder van de galerijflatwoningen van het Grevelingencomplex en de Eendrachtstraat. In het midden van de jaren zeventig deden zich de eerste grote problemen voor. Aanvankelijk gingen toen stemmen op de flats maar te slopen, een beslissing waar in maart 1977 weer op teruggekomen werd. Deze ideeën hadden invloed op het uitgevoerde onderhoud. Over de periode tot 1978 zijn echter helaas geen cijfers meer beschikbaar. De enige gespecificeerde onderhoudsgegevens die beschikbaar waren, hebben betrekking op de periode 1978-1980 en 1981-1982 (volgens een overzicht ontvangen van Woningstichting Den Helder). Deze uitgaven betreffen het gepleegde onderhoud aan de 348 galerijflats van het Grevelingencomplex en de Eendrachtstraat. In tabel 3.4. zijn deze onderhoudswerkzaamheden en bedragen opgenomen. De posten 'onderzoek naar eventuele renovatie' en keuken/douche verbetering' zijn ten onrechte door de Woningstichting als onderhoudskosten opgevoerd. Deze beide posten komen immers ten laste van de ABR. Wanneer we deze posten aftrekken van de totale kosten, is in de jaren 1978-1982 in totaal f 1.563.000,-- aan onderhoud aan de 348 galerijflats uitgegeven. Per woning is f 4.491,-- aan onderhoud uitgegeven, oftewel bijna f 900,-- per woning per jaar. De storting in het onderhoudstonds bedroeg in die jaren in totaal f 2.507,-(waarvan in 1978: f 452,--, in 1979: f 474,--, in 1980: f 499,--, in 1981: f 530,-- en in 1982: f 552,--). De overschrijding van de norm bedraagt per woning f 4.491,-- - f 2.507,-- = f 1.984,-- (gemiddeld f 396,80 per woning per jaar). De keuken- en doucheverbetering in 1981 is de eerste buitengewone bouwtechnische verandering die aan de galerijflatwoningen gerealiseerd is.
- 21 -
Tabel 3.4.
Overzicht onderhoudswerkzaamheden en -bedragen in de periode 1978-1982 (in guldens)
jaren
onderhoudswerkzaamheden
1978-1980
timmerwerk metselwerk stucwerk elektrische installaties rioleringen schilderwerk loodgieterswerk geisers onderzoek naar eventuele renovatie deuren meterkast nokkenschakelaars elektrische voorzieningen vervanging glas div. werkzaamheden en inhuren daarvoor van vaklieden schades aarding reparaties aan leeggekomen woningen galerij vloeren
1981-1982
keuken/ doucheverbetering riolering vervangen bestrating briefkasten mechanische ventilatie balkonhekken werkzaamheden onderhoudsdienst af: 50% x 1.574.000,--
Totaal
onderhoudsbedragen (in f)
32.000,-8.000,-33.000,-90.000,-18.000,-127.000,-30.000,-7.000,-28.000,-7.000,-7.000,-7.000,-6.000,-62.000,-15.000,-27.000,-94.000,-218.000,-1.574.000,-- 1) 163.000,-34.000,-41.000,-370.000,-17.000,-150.000,-3.165.000,-- 1) -787.000,-2.378.000,--
1) de keuken/doucheverbetering wordt voor 50% gefinancierd door een kostendekkende huurverhoging voor de bewoners en voor 50% uit de ABR.
Bron: Woningstichting Den Helder Begin jaren 80 leeft er onder de bewoners een groot aantal klachten over de bouwtechnische staat van de woningen. De woningen zijn erg gehorig; bewoners vinden o.a. veel lawaaioverlast van de galerij; men heeft veel last van vocht en tocht; door het geringe isolatieniveau heeft men hoge stookkosten. Bovendien is er sprake van een groot aantal inbraken; in bijna de helft van de bergingen is weleens ingebroken en ook inbraken in woningen ko m en re gelm ati g voor. - 22 -
Een aantal van deze gesignaleerde problemen zijn ondervangen met de renovatie van de twee flatblokken aan de Marsdiepstraat en een onderhoudsingreep bij de overige elf flatblokken. De totale stichtingskosten van de renovatie bedroegen f 38.063,83 per woning. De subsidiëring geschiedde volgens de MG 86-32. De huurverhoging na renovatie bedroeg f 38,15. De maatregelen die getroffen werden, richtten zich op het beter afsluiten van entree, galerijen en bergingen, het compartimenteren van de galerijen en bergingsgang, het verstevigen van de bergingsdeuren en het verbeteren van de isolatiewaarde van de flatblokken. De onderhoudsingreep die begin 1988 is uitgevoerd in de overige flatblokken, vergde een investering van circa f 8.000,-- per woning. De totale investering, circa f 2,5 miljoen, werd onttrokken aan de ABR. De nadruk bij deze ingreep lag op het verbeteren van de isolatie en het beter afsluiten van de bergingen en de bergingsgang. Naast de genoemde bouwtechnische problemen wordt de woningstichting bovendien geconfronteerd met hoge beheerkosten. De kosten die aan mutatieonderhoud per woning worden besteed, verschillen niet van die, welke aan andere woningen van de woningstichting worden besteed. Het aantal mutaties is echter relatief wel hoger. Sinds enige tijd is de oude standaardprocedure bij mutatieonderhoud (controleren hang- en sluitwerk) voor het gehele bezit uitgebreid. In de nieuwe procedure wordt ook het binnenschilderwerk meegenomen. Deze extra kosten worden gemaakt om de serviceverlening aan de bewoners te vergroten. Gezien de omvang van het mutatieonderhoud is besloten deze categorie onderhoud niet meer door de eigen onderhoudsdienst te laten uitvoeren maar door externe bedrijven. Als bijkomend voordeel wordt genoemd dat de medewerkers van de Technische Dienst niet meer met de (evt.) schade in de woningen geconfronteerd worden. (Dit leverde in het verleden immers nogal wat frustraties op). Relatief hoge bedragen worden uitgegeven aan onderhoud van collectieve ruimtes. Dit onderhoud is noodzakelijk door het veelvuldig plaatsvinden van vandalisme in en het onoordeelkundig gebruik van deze algemene ruimtes. Ook het voorkomen van kleine criminaliteit verhoogt de onderhoudskosten. Hoe hoog de totale onderhoudskosten van het Grevelingencomplex en de Eendrachtstraat zijn, is niet exact bekend. In ieder geval komen ze hoger uit dan de ervoor gereserveerde gelden. In vergelijking met de rest van het bezit vormen de galerijflatwoningen wat dat betreft echter geen uitzondering. Bij de helft van het woningbezit van de woningstichting komt men op een termijn van 25 jaar nauwelijks rond met het voor onderhoud gereserveerde geld. Per 1 januari 1986 krijgt één van de medewerkers van de onderhoudsdienst als taak het verrichten van onderhoud in de algemene ruimtes van de flatblokken van het Grevelingencomplex, de Eendrachtstraat, de Volkerakstraat en de Eendrachtstraat. Op deze wijze wordt schade eerder hersteld en de overlast ervan voor de bewoners verminderd. Volgens deze onderhoudsmedewerker is na uitvoering van de renovatieplannen en de onderhoudsingrepen het aantal vernielingen duidelijk afgenomen. Vernieling echter komt nog veelvuldig voor. Naast de vaste wekelijkse schoonmaakronde - 23 -
worden dan ook regelmatig extra schoonmaakwerkzaamheden door hem verricht.
3.1.6. Waardering fysieke woonomgeving door bewoners In 1985 is in een enquête van het OTB in samenwerking met de stichting 'Samenwerkings Opbouw Orgaan' (SOO) en de stichting 'Streven Naar Beter Leven' (SNBL), de bewoners, die op dat moment in de Falgabuurt woonden, gevraagd een uitspraak te doen omtrent de waardering van een aantal aspecten van hun woonsituatie. Het oordeel is gemeten d.m.v. een vijfpuntsschaal waarop bewoners hun tevredenheid per onderwerp konden geven. De enquête strekte zich uit over de bewoners van alle voorkomende woningtypen in de Falgabuurt (galerijflatwoningen, portiekflatwoningen en een gezinshuizen). In de rest van deze paragraaf worden de reacties van de bewoners van de galerij- en portiekflatwoningen besproken. Bij de galerijflatwoningen wordt onderscheid gemaakt tussen de bewoners van het Grevelingencomplex en de Eendrachtstraat. Om de waardering van de bewoners te kunnen relateren, zijn ter vergelijking de antwoorden van de bewoners van de portiekflats opgenomen. Oordeel ol/er woning en flatblok Slechts een van de aspecten van de woonsituatie, die in de enquête aan de orde kwamen, had betrekking op de woning zelf. Dit aspect, de woninggrootte, is het punt dat zowel door de bewoners van de galerijflats als die van de portiekflats het meest gewaa-rdeerd werd van de woonsituatie. Slechts 8,9% van de bewoners van de portiekflats was ontevreden tot zeer ontevreden over de grootte van de woning. Voor de galerijflats zijn deze percentages iets hoger, nl. voor het Grevelingencomplex: 13,3% en voor de Eendrachtstraat: 16,6%. De hoge waardering voor de woninggrootte hangt waarschijnlijk nauw samen met het feit dat relatief veel woningen door een- en tweepersoonshuishoudens worden bewoond. Over aspecten met een collectief karakter is men duidelijk minder te spreken. Dit bleek uit de waardering van de entreehal, de brievenbussen, de bergingen en de galerij. De helft van de bewoners van de portiekflats is tevreden over de entreehal. Bewoners van galerijflatwoningen denken hier anders over. In het Grevelingencomplex was 69,1% ontevreden tot zeer ontevreden. In de Eendrachtstraat is dit percentage nog hoger, nl. 75%. Nog minder waardering hebben de bewoners van de galerijflatwoningen voor de bergingen in de onderbouw. Onder de bewoners van de Eendrachtstraat is slechts 5,7% hierover tevreden. Ook de Grevelingenstraat scoort niet hoog; 18,4% is tevreden. Opmerkelijk is het grote verschil met de portiekflats. Slechts 16,2% van de bewoners van deze flat is ontevreden of zeer ontevreden over de bergingen. Vooruitlopend op paragraaf 5.2., waarin de relatie tussen kleine criminaliteit en de semi-openbare ruimten wordt aangegeven, kan hierbij opgemerkt worden dat de geringe waardering voor de kelderberging samenhangt met de onveiligheidsgevoelens die men vooral in de berging heeft èn het grote aantal inbraken dat in deze bergingen plaatsvindt. Alleen de bewoners van de galerijflat werd hun mening gevraagd over de brievenbussen en de galerij. De beoordeling hiervan door de bewoners van het Grevelingencomplex verschilde niet zoveel van die van de Eendrachtstraat. - 21~ -
PERCelTAGE
10
20
50
30
70
60
110
!IO
100
IHJOTTE lOllIG
IA12. ~' "' "' "' "' "' "' "' "' "' "' "' "' "' "' ""J:53.1
21.2
11.5
2O .B :::N9.7 _ T 1A12.S=n-'""',,"""""""",,'"' ""\.J..5O.1 1'(: I'!IITIEKFUTS
17 . 7~
V
AIB.Sn.' " ' "' "' "' "'"' "' "' "' "' " ' "' "' "' " ' "' ""f56.8"N EHTIEEHAL FUT
~'[I3.3
T ~'i: I'!IITIEKFUTS
IS .S
31 .9
17. 9
37.1
25.4
50.7.
V /~'"'"'"'"'"'"'"'"'"'"'"'""\.(44.ti'C
18.2
IS.9
12.B
IIUEVEIIlJSSEN
22.5
~
IS.3_2O.0.
ft..." " " " " " " " " "J:37 . 4 EEIIIlAOITSTRAAT
20.0
15.7
27.1
,,"" " " " " " " '"'-J 37.2 1lERGIN6
t-.."" EEIIIlAOITSTRAAT
17.5N: 9.6 ~2O.2
0:
51.S.
17. 1
70.1.
I'!IITIEKFUTS /[12.5],"-""""""""""""""""'\[56.01'(:
18.2 : l I 9 . 0 _
tlJISVUIL-AfVlER /l12.2..r"-"""""""""""""",,'-1..52 • 1 1'(:
IS.3:l119.S_
EEIIIlAOITSTRAAT
25.0
22 .1.
"'-" " " "" " " " " "" '\[41.11'1110.3 I'!IITIEKFUTS V
/
;(IB.9Th""""""""""""""""""J:!17 .5 1'11 10.4 lHEIHlII VEIH1IUR
21.5_15.3.
27.9
iI1\.'"'"'"'"'"'"'"'\.J. 32.5 EEIIIlAOITSTRAAT
26.B
-0,.'"'"'"'\J 23.9
26.4
I'!IITIEKFUTS 119.3]'1\."''''''''''''''''''''''''''''''''''"\.(44.0
20.9.
29.9
~14.0_
BALERIJ
V1--.'"'"'"~22. 3
24. 1
EEIIIlAOITSTRAAT
23.2
27.7. 39.2.
2O.3~IB . S
' "'"'"" 21.7 L'(:
10
20
30
40
50
60
70
110
!IO
100
PERCelTAGE
Afb. 3.10.
Oordeel over woning en flatgebouw, bron: enquête OTB, 1985 - 25 -
Over de galerij was 25% van de bewoners van het Grevelingencomplex tevreden, en iets meer dan de helft ontevreden. In de Eendrachtstraat is het aantal ontevreden bewoners iets hoger, nl. 57,9%. Voor de waardering van de brievenbussen geldt dat ongeveer 4-0% ontevreden en 37% tevreden is. Naast een oordeel over technische aspecten van woning en flatblok is ook naar de waardering van het door de verhuurder verrichte onderhoud en naar die van de huisvuilafvoer gevraagd. Over de huisvuilafvoer is het grootste deel van de bewoners van het Grevelingencomplex en de portiekflats tevreden. Dit in tegenstelling tot de bewoners van de Eendrachtstraat, waar bijna de helft ontevreden tot zeer ontevreden is met de huisvuilafvoer. Dit verschil in waardering kan waarschijnlijk worden verklaard uit het feit dat, op het moment dat de enquête gehouden is, in de Grevelingenstraat al wel voorzieningen m.b.t. de huisvuilafvoêr getroffen waren en in de Eendrachtstraat nog niet. Inmiddels zijn in laatstgenoemde straat ook vuilcontainers geplaatst. Ondanks de geplaatste vuilcontainers is er met name in de Grevelingenstraat veel zwerfvuil aanwezig (par. 3.1.4-.). De vuilcontainers hebben dit probleem niet weggenomen. Ook over het door de verhuurder verrichte onderhoud zijn de bewoners van de galerijflatwoningen het minst tevreden. Ontevreden tot zeer ontevreden is de helft van de bewoners van de galerijflats. Voor het Grevelingencomplex zijn deze percentages lager (21,6% ontevreden, 15,3% zeer ontevreden). Het verschil met de portiekflats is aanzienlijk: slechts 16,8% is ontevreden tot zeer ontevreden. Uit afb. 3.10. waarin alle bovenbeschreven aspecten van de woonsituatie zijn opgenomen, blijkt dat de bewoners van de Eendrachtstraat over alle aspecten het minst tevreden waren. Het minst te spreken is men over zaken met een collectief karakter. De waardering van de bewoners van de Grevelingenstraat lag steeds iets hoger. Er zijn opmerkelijke verschillen in waardering tussen bewoners van de galerijflats en die van de portiekflatwoningen te constateren bij de beoordeling van de entreehal van de flat, de bergingen en het onderhoud door de verhuurder. Oordeel over de woonomgeving Drie aspecten die betrekking hadden op de directe woonomgeving van het complex, werden in de enquête van het OTB aan de orde gesteld. Deze aspecten waren het uiterlijk van de woningen en van het flatblok, het openbaar groen en het uitzicht vanuit de woningen. Afb. 3.11. geeft aan dat er een duidelijk verschil in waardering van het uiterlijk en het uitzicht vanuit de woningen bestaat tussen galerijflatbewoners en portiekflatbewoners. Een zeer gering gedeelte van de bewoners van de portiekflats is over deze twee aspecten ontevreden. Dit in tegenstelling tot de bewoners van de galerijflats. Van beide complexen, Grevelingencomplex en Eendrachtstraat, is meer dan de helft ontevreden over het uiterlijk van de flatblokken. Iets meer dan 50% van de bewoners van de Eendrachtstraat heeft een lage waardering voor het uitzicht vanuit de woningen. In de Grevelingenstraat is dit percentage lager maar bedraagt dit toch nog 4-2,2%. Het openbaar groen wordt door minder dan de helft van de bewoners positief beoordeeld. In het Grevelingencomplex is 27,8% ontevreden tot zeer ontrevreden; in de portiekflats is dit percentage 34-,5% en in de Eendrachtstraat zelfs 4-4-,3%.
- 26 -
Afb. 3.11.
Oordeel over de woonomgeving
o
10
20
40
PERCENTAGE 50 60
70
BQ
90
100
70
BQ
90
100
UlTEILl.J<
o
10
20
40
50 60 PERCENTAGE
ZEER TEVREDEN
taITRAAL
cz::::zJ
83333
Bron: enquête OTB, 1985
Oordeel over de woonlasten Opmerkelijke verschillen in waardering van woonlasten zijn te constateren tussen bewoners van de galerijflatcomplexen en bewoners van de portiekflats. Uit afb. 3.12. blijkt dat de huur door bijna driekwart van de bewoners van het Grevelingencomplex en 68% van de Eendrachtstraat hoog of te hoog bevonden wordt. Dit ondanks het feit dat de huren binnen de Helderse woningmarkt relatief laag zijn. Voor wat betreft de huren van de portiekflats wordt deze mening gedeeld door 1/3 van haar bewoners. Een zelfde vergelijking gaat op voor de waardering van de servicekosten. De percentages zijn wat lager. Van de bewoners van het Grevelingencomplex vindt 63,6% de servicekosten te hoog, van de Eendrachtstraat 56,4% en van de portiekflats 29,8%. - 27 -
Afb. 3.12.
Oordeel over de woonlasten PERCENTAGE
o
iO
20
30
40
50
60
70
HO
90
iOO
35.2 EENJWMSTRAAT
41.8 67.4
0
iO
20
30
40
50
60
70
80
90
PERCENTAGE
TE tIIOG
tIIOG
AEIE.I.J<
LAAG
r::z::zJ
rs::s:SJ
EHE3
B8888888
J
Bron: enquête OTB, 1985 3.2. Sociale woonomgeving 3.2.1. Inleiding In de eerste jaren na de oplevering werden de woningen in de Falgabuurt vooral bewoond door marinegezinnen; de flats door de onderofficieren en de eengezinshuizen door de officieren. In de jaren zeventig vond er een nieuwe stadsuitbreiding plaats in De Schooten. De oplevering van een groot aantal woningen in De Schooten leidde tot aanzienlijke verhuisbewegingen, vanuit Nieuw Den Helder naar De Schooten, alsmede binnen Nieuw Den Helder: van hoog- naar laagbouw. Deze doorstroming viel samen met de volgende ontw ikkelingen: - de komst van veel rijksgenoten uit de West naar Nederland, kort voor en na het onafhankelijk worden van Suriname in 1975; - de verlaging van de leeftijd waarop men zich voor een woning kon laten inschrijven tot 18 jaar; - de snelle toename van het aantal echtscheidingen. Gevolg van alle ontwikkelingen was dat nieuwe categorieën woningzoekenden, die aangewezen waren op goedkopere woningen, gebruik gingen maken - 28 -
van het vrijkomen van de flats in Nieuw Den Helder-Oost, hetgeen leidde tot een wijziging van de bevolkingssamenstelling in geheel Nieuw Den Helder-Oost. Midden jaren 70 waren er dan ook een aantal signalen die erop duidden dat de buurt minder geliefd werd. Deze signalen zijn achtereenvolgens: - een geruchtenstroom dat de buurt in snel tempo verpauperde; - een toenemend aantal woningzoekenden dat de aanbieding van een woning in met name de Grevelingenstraat niet aannam; - het toewijzen van leegkomende flats in de Grevelingenstraat voornamelijk aan sociaal zwakkeren, veelal alleenstaand; - een hoge verhuisfrequentie in het betrokken gebied, vooral in de Grevelingenstraat; - uitingen van onvrede over de woonsituatie zoals die door bewonerscommissies in overleg met het bestuur van de woningstichting naar voren werden gebracht. Deze onvrede had betrekking op zowel het fysieke aspect van de woonsituatie (de woning zelf en de woonomgeving) als het sociale aspect (de buren en buurtbewoners). De hierboven beschreven trend heeft zich in de daaropvolgende jaren doorgezet. In de hiernavolgende paragrafen zal al1ereerst aandacht besteed worden aan de huishoudenskenmerken. Deze zijn voor een belangrijk deel bepaald door het toewijzingsbeleid, dat in paragraaf 3.2.3. aan de orde komt. Tenslotte zal ingegaan worden op de betrokkenheid van de bewoners met de buurt. 3.2.2.
Huishoudenskenmerken
Van een tweetal bronnen is gebruik gemaakt bij de hiernavolgende beschrijving. Al1ereerst is gebruik gemaakt van de in 1985 door het OTB in samenwerking met SNBL uitgevoerde bewonersenquête. Naast de bewoners van de galerijflatwoningen zijn toen ook de bewoners van de portiekflat- en laagbouw woningen in de Falgabuurt geënquêteerd. De huishoudens kenmerken van de bewoners van de portiekflatwoningen zijn in onderstaand overzicht meegenomen om een vergelijking met die van de bewoners van de galerijflatwoningen mogelijk te maken. De tweede bron vormt de inventarisatie van bewonersgegevens volgens opgave bij intrek in de woning, die door Woningstichting Den Helder eind november 1987 is uitgevoerd. De kanttekening, die bij deze bron gemaakt moet worden, is dat na intrek in de woning, door veranderingen in o.a. huishoudenssamenstelling, inkomenspositie e.d., één (of meer) huishoudenskenmerk(en) gewijzigd kunnen zijn. Vergelijking van de resultaten van beide bronnen is niet zonder meer mogelijk. De twee flatblokken aan de Marsdiepstraat, die onderdeel uitmaken van het Grevelingencomplex, zijn niet in de inventarisatie van de woningstichting meegenomen. Deze inventarisatie richtte zich al1een op bewonerskenmerken van de Grevelingen- en Eendrachtstraat. Aantal bewoners
In de enquête van het OTB is de respondenten gevraagd het aantal personen per huishouden op te geven. - 29-
Hieruit is de gemiddelde woningbezetting (1985) af te leiden, zoals die in tabel 3.5. is weergegeven. Deze gemiddelde woningbezetting kan worden vermenigvuldigd met het aantal galerij- en portiekflatwoningen. In het Grevelingencomplex (totaal 208 woningen) komt men dan op een aantal van 422 bewoners. In de Eendrachtstraat (140 woningen) woonden volgens deze berekeningswijze in totaal 255 bewoners en in de portiekflats (404 woningen) 793 bewoners. Tabel 3.5.
Gemiddelde woningbezetting voor de galerij- en de portiekflats in 1985 en 1987 gemiddelde woningbezetting
GreveIingencomplex Eendrachtstraat portiekflats
1985
1987
2,0 1,8 2,0
1,2 x 1,3 onbekend
x excl. Marsdiepstraat Bronnen: enquête OTB, 1985 en Woningstichting Den Helder, 1987 De eind november 1987 door Woningstichting Den Helder uitgevoerde inventarisatie van gegevens over de bewoners in de Grevelingen- en Eendrachtstraat leverde een opmerkelijk lagere gemiddelde woningbezetting op. Gedeeltelijk ligt hieraan de medio 1986 doorgevoerde wijziging van het toewijzingsbeleid m.b.t. de vierkamerwoningen in het Grevelingencomplex en de Eendrachtstraat aan ten grondslag. Vanaf juni '86 komen alleenstaanden nu ook in aanmerking voor het huren van een vierkamerwoning in dit complex. (Tot die tijd werden deze woningen toegewezen aan huishoudens van minimaal twee personen. Door het ontbreken van kandidaten voor de vierkamerwoningen is men overgegaan tot een versoepelde toewijzingsregeling voor dit woningtype.) Volgens deze inventarisatie woonden in de 156 flatwoningen van de Grevelingenstraat 183 personen (124 mannen en 59 vrouwen). De gemiddelde woningbezetting in deze straat bedroeg op dat moment 1,2. In totaal 175 personen (118 mannen en 57 vrouwen) waren gehuisvest in de 140 woningen in de Eendrachtstraat. De gemiddelde woningbezetting was in deze straat dan ook iets hoger, nl. 1,3. Het totale aantal bewoners in de Grevelingen- en Eendrachtstraat bedroeg 358 personen. Ondanks het feit dat in de inventarisatie de galerijflatwoningen aan de Marsdiepst raat (in totaal 52 woningen) niet zijn betrokken, is het verschil in aantal bewoners aanzienlijk. Samenstelling van de huishoudens De lage gemiddelde woningbezetting is een indicatie van het feit dat zowel in de galerijflats als in de portiekflats relatief veel één- en tweepersoonshuishoudens wonen. - 30 -
Volgens de OTB-enquête in 1985 bedraagt het aantal één- en tweepersoonshuishoudens voor alle flatwoningen meer dan 70% van het totaal aantal huishoudens. Voor het Grevelingencomplex is dit 72,6%, voor de portiekflats 77,8% en voor de Eendrachtstraat zelfs 85,3%. Voor alle flatwoningen geldt dat tenminste 1/3 deel van de woningen wordt bewoond door huishoudens van 1 persoon. Ondanks het feit dat in het Grevelingencomplex en de Eendrachtstraat ongeveer dezelfde differentiatie naar woninggrootte voorkomt (27% vier- en 73% driekamerwoningen in het Grevelingencomplex tegen 25% vier- en 75% driekamerwoningen in de Eendrachtstraat), verschillen ze qua huishoudenssamenstelling. In het Grevelingencomplex zijn er relatief meer drie persoonshoudens, terwijl het aantal huishoudens van twee personen in de Eendrachtstraat verhoudingsgewijs groter is, nl. 48,5% tegen 39,3% in de Grevelingenstraat. Na 1985 is het percentage éénpersoonshuishoudens in de galerijflatwoningen toegenomen. Dit is nog versterkt door een verandering in het toewijzingsbeleid m.b.t. de vierkamerwoningen in het Grevelingencomplex en de Eendrachtstraat. Eind november 1987 bedraagt, volgens de inventarisatie van Woningstichting Den Helder, het aantal eenpersoonshuishoudens in de_Grevelingenstraat maar liefst 83,0% van het totale aantal huishoudens in deze straat. Het aantal tweepersoonshuishoudens is dientengevolge flink gedaald en bedraagt volgens deze gegevens nog slechts 15,7%. In de Eendrachtstraat zijn er eind november 1987 relatief wat minder eenpersoonshuishoudens (77,1%) en relatief wat meer tweepersoonshuishoudens (20,7%) dan in de Grevelingenstraat, maar toch nog veel meer alleenstaanden dan in 1985. Leeftijd van de bewoners
Een overzicht van de leeftijdsopbouw van alle bewoners van de galerijflatwoningen biedt de inventarisatie van de woningstichting. Eind november 1987 behoorde 90% van het totale aantal bewoners in deze twee straten tot de leeftijdscategorie van 18 tlm 50 jaar. Slechts 4,2% van de bewoners was jonger dan 18 jaar en 5,6% was ouder dan 50 jaar. Ruim 60% van het totale aantal bewoners was ouder dan 18 en jonger dan 30 jaar. Bewoningsduur
De gemiddelde bewoningsduur van de bewoners die in 1985 geënquêteerd zijn, bedraagt voor het Grevelingencomplex 3,7 jaar, voor de flats in de Eendrachtstraat 3,0 jaar en voor de portiekflats 5,9 jaar. De woonduur is in de portiekflats dus langer dan in het Grevelingencomplex en de Eendrachtstraat. Met name in het complex Eendrachtstraat wonen relatief veel nieuwkomers. Uit de resultaten van de enquête blijkt dat in de jaren 1983 en 1984 veel mensen in een woning van de desbetreffende complexen zijn komen wonen. De inventarisatie van Woningstichting Den Helder laat zien dat de gemiddelde bewoningsduur , peildatum eind november 1987, veel korter is. In de Grevelingenstraat woonde men op dat moment gemiddeld 1,4 jaar in de woning. De gemiddelde bewoningsduur in de Eendrachtstraat lag een fractie - 31 -
hoger en bedroeg 1,5 jaar. Volgens deze gegevens woont ca. 39% van de bewoners korter dan 1 jaar in de Grevelingen- en/of Eendrachtstraat. Driekwart van de bewoners woont maximaal 3 jaar in deze twee straten en slechts 13% langer dan 5 jaar. Afgaande op de verschillen in bewoningsduur , die uit beide bronnen naar voren komen, kan geconcludeerd worden dat tussen 1985 en 1987 een groot aantal mutaties heeft plaatsgevonden. Dit grote aantal mutaties vormt mede een verklaring voor de grote verschillen in huishoudenskenmerken, die uit de vergelijking van de beide bronnen naar voren komen.
Nationaliteit Uit de enquêteresultaten is naar voren gekomen dat ruim 1/3 van de hoofdbewoners afkomstig is uit Den Helder. De geboorteplaats voor 3/4 van de hoofdbewoners van de galerijflats ligt binnen Nederland (Grevelingencomplex: 78,8%, Eendrachtstraat 78,5%). Voor de bewoners van de portiekflats is dit percentage aanzienlijk hoger (94,3%). Wanneer de percentages van het aantal personen die buiten Nederland geboren zijn, worden vergeleken met de percentages van de hoofdbewoners met een andere nationaliteit dan de Nederlandse, blijkt dat deze niet met elkaar overeenkomen. Een verklaring hiervoor is gelegen in het feit dat een groot deel van de bewoners van Surinaamse afkomst de Nederlandse nationaliteit heeft behouden. De gegevens, die verkregen zijn uit het bestand van Woningstichting Den Helder, geven inzicht in de verdeling van het aantal personen van buitenlandse herkomst. Iets meer dan een kwart van de bewoners van de galerijflatwoningen in de Grevelingenstraat is van buitenlandse afkomst; in de Eendrachtstraat is dat percentage 19,3%. Bron van inkomen Minder dan de helft van de bewoners van de galerijflatwoningen ontving in 1985 loon uit arbeid. Voor de bewoners van de portiekflats is dit percentage iets hoger, nl. op 52,7%. Het aandeel respondenten dat een uitkering kreeg, is in alle drie onderscheiden complexen vrij hoog. Het laagste aandeel respondenten met een uitkering wordt gevonden in de portiekflats: 48,1%. In de Eendrachtstraat treffen we het grootste aandeel, nl. 65,2%. Het soort uitkering verschilt tussen de galerijflatcomplexen en de portiekflats. In het Grevelingencomplex en in de Eendrachtstraat hebben relatief veel respondenten, die een uitkering ontvangen, een werkloosheids- en/of bijstandsuitkering. Dit geldt voor 90% van de bewoners van de Eendrachtstraat en voor ruim 85% voor de bewoners van het Grevelingencomplex. Voor de bewoners van de portiekflats is dit aantal lager. Tweederde van deze bewoners heeft een werkloosheids- en/of bijstandsuitkering. Het overige gedeelte (1/3) heeft een AOW-uitkering, al dan niet gecombineerd met pensioen of RWW. Het feit dat men individuele huursubsidie ontvangt, geeft een indicatie van de hoogte van het inkomen. In de Eendrachtstraat ontving in 1985 44% van de respondenten IHS. In het Grevelingencomplex was dit percentage 36%. Van de bewoners van de portiekflats ontving niet meer dan 25% IHS.
- 32-
3.2.3. Toewijzingsbeleid De bewonerssamenstelling van een complex wordt in belangrijke mate bepaald door het toewijzingsbeleid. Woningen uit de sociale huursector in Den Helder worden toegewezen door een toewijzingscommissie. Hierin hebben een vertegenwoordiger van de gemeentelijke dienst Stadsontwikkeling en een vertegenwoordiger van Woningstichting Den Helder zitting. Na de aanschaffing van een computer in 1982 heeft de oorspronkelijke taakstelling van de toewijzingscommissie plaatsgemaakt voor die van een urgentiecommissie. De woningzoekende wordt getoetst aan een door de gemeenteraad vastgestelde puntentabel en vervolgens ingeschaald in het geautomatiseerde wachtlijstenbestand. Door de toewijzingscommissie vindt ook de volgordebepaling plaats, in geval dat meer huishoudens met een gelijk aantal punten voor een bepaalde woning in aanmerking komen. Naast de toewijzingscommissie bestaat in Den Helder ook een commissie Woonruimteverdeling. Het dagelijks bestuur van Woningstichting Den Helder, het College van B&W, de Koninklijke Marine en de toewijzingscommissie zelf zijn hierin vertegenwoordigd. Deze beleidscommissie toetst het toewijzingsbeleid aan de hand van ontwikkelingen op de woningmarkt en past, indien nodig, de richtlijnen hieraan aan. Bovendien controleert deze commissie de toewijzingscommissie. In de nabije toekomst zal naar verwachting de beleidscommissie vervangen worden door een bestuurscommissie Woonruimteverdeling waarin de verschillende instanties opgenomen zijn. Deze nieuwe bestuurscommissie past binnen de structuur van adviesraden die men binnen de gemeente wil vormen. Het daadwerkelijke toewijzen van woningen gebeurt in Den Helder volgens de nieuwe woonruimteverordening. In deze woonruimteverordening is een ontsnappingsclausule opgenomen. Deze clausule houdt in dat in het geval er geen kandidaten zijn voor bepaalde woningen een ad-hoc beleid gevolgd kan worden. Zo'n ad-hoc beleid is vanaf medio 1984 van toepassing op de toewijzing van vierkamerwoningen in de galerijflatblokken van het Grevelingencomplex en de Eendrachtstraat. Om in Den Helder een vierkamerwoning te kunnen huren, moet het huishouden dat deze woning wil betrekken, normaliter uit minimaal 2 personen bestaan. De vierkamerwoningen van de flats van het Grevelingencomplex en de Eendrachtstraat kunnen sinds medio 1984 ook verhuurd worden aan 2 of 3 alleenstaanden gezamenlijk. Toen halverwege 1986 echter bleek dat er geen tweepersoonshuishoudens ingeschreven stonden voor een flatwoning in de Falgabuurt, werd het toewijzingsbeleid nog verder versoepeld. Vijftig huishoudens die wel ingeschreven stonden voor een flatwoning maar dan in een andere buurt, werden aangeschreven. Toen hierop echter geen reactie kwam, is besloten het beleid te wijzigen en ook de vierkamerwoningen toe te wijzen aan alleenstaanden. Indien er echter een meerpersoonshuishouden is dat in aanmerking wenst te komen voor een vierkamerwoning, krijgt dit huishouden voorrang op een alleenstaande. Gevolg van deze versoepeling in het toewijzingsbeleid is dat sinds 1986 de gemiddelde woningbezetting in de galerijflats van het Grevelingencomplex en de Eendrachtstraat waarschijnlijk verder zal dalen. Een toenemend aantal alleenstaanden zal zich in vierkamerwoningen van deze complexen vestigen.
- 33-
Ter bevordering van een integratie in de Helderse samenleving worden de etnische en kulturele minderheden zoveel mogelijk verspreid over de ge. meente gehuisvest. Primair wordt echter rekening gehouden met de persoonlijke woonwens van de woningzoekende. Gebleken is dat woningzoekenden die tot deze bevolkingsgroepen behoren, op korte afstand van elkaar wensen te wonen. Door de toewijzingscommissie wordt een soort spreidingsbeleid gevolgd t.o.v. het onderscheid man/vrouw. Een alleenstaande vrouw bijvoorbeeld zal niet snel in de Falgabuurt geplaatst worden, tenzij dit haar uitdrukkelijke wens is. Gezien de drugsproblematiek in de wijk worden sinds 1987 bewoners van wie bekend is dat ze drugs gebruiken en overlast bezorgen, als huurder geweigerd. In de Falgabuurt speelt de bewonersorganisatie SNBL hierbij een signalerende rol. Wanneer bijvoorbeeld door buurtbewoners gesignaleerd wordt dat er iemand in de Falgabuurt dreigt te komen wonen, van wie bekend is (door tips van omwonenden) dat deze persoon drugs gebruikt, wordt door SNBL aan de gemeente gevraagd deze persoon geen woning toe te wijzen. Dergelijke verzoeken worden niet zonder meer ingewilligd door de gemeente of door Woningstichting Den Helder. Aangetoond dient te worden dat zo'n persoon ook daadwerkelijk overlast veroorzaakt, hetgeen in de praktijk de nodige problemen oplevert. Een persoon die gerangschikt kan worden onder de combinatie 'drugsgebruik en overlast' wordt overigens niet alleen in de Falgabuurt geweerd, maar in het gehele bezit van Woningstichting Den Helder, en zal moeten uitwijken naar de particuliere woningmarkt. Regelmatig komt het voor dat deze personen gaan inwonen in de Falgabuurt. Drugsgebruikers komen dan alsnog in de Falgabuurt terecht. Drugsgebruikers die overlast veroorzaken, kunnen naar aanleiding van klachten van omwonenden uit hun woning gezet worden. Meestal wordt zo'n persoon uit de woning gezet op grond van het feit dat hij geen huur betaalt. Slechts eenmaal is het voorgekomen dat iemand uitgezet is wegens het veroorzaken van overlast. De indruk bestaat echter dat tot nu toe het aantal drugsgebruikers in het Grevelingencomplex en de Eendrachtstraat alleen maar is toegenomen. Het 'schoonvegen' van de Visbuurt in Den Helder, begin 1987, en het tegelijkertijd door Woningstichting Den Helder in de openbaarheid brengen van het feit dat een galerijflatwoning in de Falgabuurt direct beschikbaar was, zijn de twee meest duidelijk aanwezige oorzaken die tot deze toename geleid hebben. Woningstichting Den Helder wil uit financiële overwegingen geen leegstand in de flatwoningen en wil deze zoveel mogelijk verhuren. Zij overweegt dan ook om lege woningen, van het Grevelingencomplex en de Eendrachtstraat die via de gangbare toewijzing niet meer verhuurd kunnen worden op de vrije markt aan te bieden. Vooral bij de bewoners en SNBL bestaat grote weerstand tegen deze vrije verhuur. Het moment van het plaatsen van een advertentie zal zo lang mogelijk uitgesteld worden. De gemeente wil eveneens leegstand zoveel mogelijk voorkomen, maar ziet zich daarbij in bepaalde gevallen wel geplaatst voor zaken die een nauwe relatie hebben met de openbare orde en het spreidingsbeleid. Doordat het verkrijgen van woonruimte in de Falgabuurt zowel in het verleden als te- 34 -
genwoordig gemakkelijker is dan elders in Den Helder, heeft dit tot gevolg dat veel urgente woningzoekenden op woonruimte in deze buurt zijn aangewezen. Door de verhuur van de woningen op de vrije markt zal deze ontwikkeling zich in de toekomst doorzetten.
3.2.4.
Betrokkenheid van de bewoners bij de buurt
De betrokkenheid van de bewoners bij hun buurt wordt aan de hand van een viertal aspecten weergegeven: a. - het oordeel over en contacten met flat- en buurtbewoners, b. - het bestaan van bewonersorganisaties in de Falgabuurt, c. - de verhuisgeneigdheid van de bewoners, en tenslotte d. - de mutatiegraad en leegstand.
a. Oordeel over medebewoners Bij het oordeel over de medebewoners wordt onderscheid gemaakt tussen de meest betrokkenen, nl. de buren en de overige flatbewoners, en de bewoners uit de buurt. In afb. 3.13. is af te lezen dat voor alle drie de complexen geldt dat men minder te spreken is over de buurtbewoners dan over de directe buren. Bewoners van de portiekflats kunnen over het algemeen veel beter met elkaar overweg dan bewoners van de galerijflats. Bijna 60% van de bewoners van de portiekflats tegen 32% in het Grevelingencomplex en 27% in de Eendrachtstraat kan over het algemeen "goed met iedereen opschieten". De sociale contacten tussen bewoners onderling zijn in de Eendrachtstraat slechter dan in de Grevelingenstraat. Meer dan de helft van de bewoners van de Eendrachtstraat "bemoeit zich met niemand" (45,7%) of had "met sommige bewoners weleens moeilijkheden" (6,2%). Voor het Grevelingencomplex bedroegen deze percentages achtereenvolgens 37,3% en 10,3%. b. Stichting 'Streven naar beter leven' (SNBL) In november 1981 zochten enkele wijkverpleegkundigen, die in de wijk Nieuw Den Helder werkten, contact met opbouwwerkers van het SOO (Stichting Samenievings Opbouworgaan). Aanleiding hiervoor was dat zij vonden dat er een groot aantal problemen waren in en rond de flats aan o.a. de Grevelingenstraat. Samen met een opbouwwerker is toen een plan gemaakt om de problemen aan te pakken. Na enkele informatiebijeenkomsten werd een actiegroep gevormd die zich 'Steun ons streven naar beter leven' noemde. Later werd deze naam veranderd in 'Streven naar beter leven' (SNBL) en ging de actiegroep over in een stichting. Het doel dat deze stichting voor ogen heeft, is allereerst het opheffen van de slechte naam van de Grevelingenbuurt, zodat de bewoners de buurt niet langer als doorgangsbuurt zien, maar er langer blijven wonen. Verder streeft zij een verbetering van het woon- en leefmilieu van de bewoners van de Grevelingenstraat en de Eendrachtstraat e.o. na en behartigt ze de belangen van de bewoners in deze straten. De ondersteuning die SNBL krijgt van het opbouwwerk (Stichting Samenievings Opbouworgaan, SOO), is financieel en adviserend en duurt zolang SNBL aangeeft dit nodig te hebben.
- 35-
Afb. 3.13.
Oordeel over medebewoners PEfEENTASE
o
tO
20
30
o
tO
20
30
50
60
70
80
90
tOO
50
60
70
80
!IQ
tOO
PEfEENTASE lEI1TRAAl
EB333
Bron: enquête OTB, 1985 Maatregelen waarmee SNBL zich bezighoudt, zijn het deelnemen aan de werkgroepen van de inspraakgroep, het activeren van de bewoners en het zoeken van blokvertegenwoordigers in de Falgabuurt. Deze laatsten zullen in de toekomst een beter contact met de bewoners en een snellere klachtenafhandeling kunnen bewerkstelligen. Als maatregelen voor de toekomst ziet men dan ook het totstandbrengen van een goede onderhoudsorganisatie binnen de buurt en de bevordering van de zeggenschap van bewoners. In de sinds 1 oktober 1986 in de Grevelingenstraat ingerichte infoflat vindt SNBL haar huisvesting. Meer malen per week worden in deze flat spreekuren gehouden. Bewoners uit de Falgabuurt kunnen hier terecht met vragen op huisvestings- en maatschappelijk gebied. Hiernaast organiseert SNBL incidenteel themabijeenkomsten over onderwerpen die betrekking hebben op de woonsituatie. Begin 1987 is in samenwerking met andere organisaties een burenhulpdienst opgezet. Deze burenhulpdienst wil voorzien in kleine werkzaamheden ten behoeve van buurtbewoners, waarvoor men bij bestaande instellingen niet terecht kan. De vestiging van de Stichting Streven Naar Beter Leven in een flat van de Grevelingenstraat maakt dat SNBL vooral bekendheid geniet bij de bewoners van de galerijflats. Het bestaan van de bewonersorganisatie - 36-
werkt wel bevorderlijk voor de contacten van de bewoners onderling en daarmee voor de betrokkenheid met de buurt. Een kanttekening die hierbij gemaakt moet worden, is dat de bewonersorganisatie niet representatief is voor de gehele buurt. Een drietal organisaties van etnische en culturele bevolkingsgroepen hebben vanaf het najaar van 1986 een eigen onderkomen in het Trefcentrum aan de Dintelstraat. Deze drie organisaties zijn stedelijk georganiseerd en verzorgen activiteiten ten behoeve van de Hindoestaanse, Antilliaanse en Surinaamse bevolkingsgroepen uit Den Helder. Gezien het grote aantal bewoners, afkomstig uit de etnische en culturele bevolkingsgroepen, leveren de activiteiten van deze organisaties ook een belangrijke bijdrage aan het sociaal-cultureel activiteitenpakket voor de Falgabuurtbewoners. Verhuisgeneigdheid In de enquête is de bewoners de vraag gesteld of men wilde verhuizen en zo ja, waarheen. Bij de bewoners van de galerijflatcomplexen is de wens om te verhuizen het meest verbreid. Hierbij spannen de bewoners van de Eendrachtstraat de kroon met slechts 7% van de respondenten die antwoordden niet te willen verhuizen. De verhuisdrang onder de bewoners van de portiekflats is iets minder, maar meer dan de helft van hen (54%) wil weg. Een groot deel van de respondenten die aangaven te willen verhuizen, wil op korte termijn verhuizen (65% in het Grevelingencomplex, 51 % in de Eendrachtstraat en 44% in de portiekflats). Men verhuist het liefst naar een eengezinshuis. Zeer gewenst zijn achtereenvolgens een eigen tuin, lagere huren en andere buren. Over de haalbaarheid van het verlangen naar een woning volgens zijn/haar woonwens is men redelijk positief. Van de bewoners van het Grevelingencomplex verwacht 26,7% op korte termijn naar hun 'droom woning' te kunnen verhuizen. Voor de Eendrachtstraat en de portiekflats is dit percentage 18,8%. Circa 40% van de bewoners van de drie complexen verwacht op lange termijn verhuisd te zijn. Slechts een klein gedeelte van de bewoners verwacht dat een woning met de eigenschappen, die door hen gewenst genoemd worden, voor hen niet haalbaar is (Grevelingencomplex 12,9%, Eendrachtstraat 14,5%, portiekflats 15,5%).
Omtrent het aantal daadwerkelijk ingeschreven woningzoekenden geeft de inventarisatie van de woningstichting een goed beeld. Eind november 1987 stond circa 16% van de hoofdbewoners van de Grevelingenstraat als woningzoekende bij het Buro Huisvesting geregistreerd. Voor de Eendrachtstraat lag dit percentage op 18%. Meer dan de helft van deze ingeschreven woningzoekenden stond op de desbetreffende datum nog geen jaar ingeschreven. Een relatief hoog percentage van het aantal ingeschreven woningzoekenden (totaal 38%) zocht al 2 jaar of langer actief naar andere woonruimte. Ook onder de ingeschreven woningzoekenden is het eengezinshuis als toekomstige woonvorm favoriet. De helft geeft hier de voorkeur aan. Echter ook de voorkeur voor een flatwoning is niet onaanzienlijk. Circa 40% geeft dit als gewenste woonvorm op. Dat men over de wijk Nieuw Den Helder redelijk tevreden is, blijkt uit het feit dat 60% van de woningzoekenden deze wijk als eerste voorkeur noemt. Ruim 2/3 van deze groep woningzoe- 37 -
kenden heeft voorkeur voor een woning in het oostelijk deel van Nieuw Den Helder, waarin ook de Grevelingen- en Eendrachtstraat liggen.
d. Mutatiegraad en leegstand De mutatiegraad is een objectief meetbaar gegeven dat een indruk kan geven van de waardering door de bewoners van de woning en van de woonsituaties. Ruim 44 procent van de woningen in de Grevelingen- en Eendrachtstraat wisselde tussen 1958 en november 1987 zeven keer of meer van inwoners. Circa 15% van het totale aantal woningen in deze twee straten muteerde zelfs negen keer of meer. De gemiddelde mutatiegraad van de galerijflatwoningen in de Grevelingen- en Eendrachtstraat bedroeg eind november 1987 6,4. Opvallend is dat de mutatiegraad in de Grevelingenstraat hier boven lag (meer dan 7). De mutatiegraad in de Eendrachtstraat lag wat lager en bedroeg 5,5. Gemiddeld één keer per 4,3 jaar nam in de Grevelingenstraat een ander huishouden zijn intrek in een woning en een keer per 5,4 jaar wisselde een woning in de Eendrachtstraat van huishouden. Het aantal ingeschreven woningzoekenden is in relatie met het aantal mutaties relatief gering. Een van de conclusies die in de inventarisatie van Woningstichting Den Helder genoemd worden, is dan ook dat veel mensen uit de Grevelingen- en Eendrachtstraat verhuizen, zonder tussenkomst van Buro Huisvesting. De leegstand in de galerijflatwoningen is tot eind 1987 minimaal (0-1 woning). Na het bekend maken van het sloopbesluit, nam de leegstand toe en in augustus 1986 stonden 12 galerijflatwoningen leeg, om daarna weer tot het voormalige (lage) niveau te dalen. Tussen november 1987 en januari 1988 stijgt de leegstand relatief sterk (aantal leegstaande woningen per 1 januari 1988: 10). Onduidelijk is wat de oorzaak van deze relatief forse toename is.
3.3. Samenvatting De bouw vorm van de galerijflatwoningen in de Grevelingen-, Eendracht- en Marsdiepstraat brengt een groot aantal semi-openbare ruimten met zich mee. Deze semi-openbare ruimten, met name de entree en de bergingsgangen worden door bewoners laag gewaardeerd. De directe woonomgeving van de flatblokken is monotoon. Het groen tussen de flatblokken wordt niet of nauwelijks gebruikt en fungeert als kijkgroen. Bovendien is er door de onvoldoende capaciteit van de vuilcontainers veel zwerfvuil aanwezig in de straat en in het openbaar groen. Dit draagt er toe bij dat de bewoners over het algemeen ontevreden zijn over dit openbaar groen. De slordige indruk die de straten bieden, wordt nog versterkt door het tekort aan parkeerplaatsen, wat tot gevolg heeft dat auto's her en der geparkeerd worden. De door Woningstichting Den Helder relatief hoge kosten, die aan onderhoud worden uitgegeven, hebben niet tot een bevredigend resultaat geleid. Het onderhoud door de verhuurder wordt negatief beoordeeld. De grootte van de woning wordt positief beoordeeld. Het merendeel van de bewoners vindt de totale huur, die ze voor de woning moeten betalen, echter te hoog. Dit is te - 38 -
wijten aan de hoge stookkosten, die het wonen in de galerijflatwoningen duur maken. De tevredenheid met de woninggrootte hangt samen met de geringe gemiddelde woningbezetting. Deze is de afgelopen jaren sterk afgenomen (van 2,8 tot 2,0 in 1985 tot 1,3 tot 1,2 in 1987). De lage gemiddelde woningbezetting duidt op de aanwezigheid van relatief veel één- en tweepersoonshuishoudens. De sterke toename van het aantal kleine huishoudens is mede beïnvloed door een versoepeling van het toewijzingsbeleid in 1986. Het merendeel van de bewoners is 30 jaar of jonger. Het aandeel van de bewoners onder de 18 en boven de 50 jaar is sterk ondervertegenwoordigd. Een vijfde van de bewoners is van buitenlandse afkomst. De betrokkenheid van bewoners met hun woonomgeving is gering. Dit uit zich in het geringe aantal sociale contacten, de hoge verhuisgeneigdheid en de hoge mutatiegraad. Uit de resultaten van de OTB-enquête blijkt dat 40 tot 80% van de bewoners weinig contact heeft met andere bewoners uit het flatblok. Meer dan de helft van de bewoners wenst te verhuizen. Een klein gedeelte hiervan staat ook officieel als woningzoekend ingeschreven bij buro Huisvesting van de gemeente Den Helder. Dat de hoge verhuisgeneigdheid ook daadwerkelijk tot verhuizingen leidt, blijkt uit de hoge mutatiegraad (in 1987 bedroeg deze voor de Grevelingen- en Eendrachtstraat gemiddeld 6,4). De leegstand in het Grevelingencomplex en de Eendrachtstraat was tot eind 1987, met uitzondering van de periode na het sloopbesluit, zeer gering en varieerde van 0 tot 1 woning. Eind 1987 is een forse stijging, oplopend tot 10 leegstaande woningen per 1 januari 1988, waarneembaar. Ter bevordering van de betrokkenheid onder de bewoners is in 1981, op initiatief van enkele wijkverpleegkundigen en met behulp van het opbouwwerk, de bewonersstichting 'Streven naar Beter Leven' opgericht. Naast het streven naar grotere betrokkenheid van de bewoners bij de buurt, wil deze stichting het woon- en leefmilieu in de buurt verbeteren en behartigt ze de belangen van de bewoners in de Grevelingen- en Eendrachtstraat.
- 39 -
4 VORMEN VAN CRIMINALITEIT EN VERLOEDERING
4.1. Inleiding
De mate waarin kleine criminaliteit en verloedering voorkomen in de Falgabuurt - en dan met name in het Grevelingencomplex en de Eendrachtstraat - komt in dit hoofdstuk aan bod. Deze beschrijving behelst zowel de feitelijk aanwezige kleine criminaliteit als de angstgevoelens, die onder de bewoners leven. Allereerst wordt ingegaan op de delicten inbraak en diefstal (par. 4.2.), de hoeveelheid vandalisme en vervuiling in de flatblokken en de mate waarin door bewoners overlast ondervonden wordt (par. 4.3.). In paragraaf 4.4. komen de overige in de Falgabuurt voorkomende, delicten aan de orde. Met name de drugsproblematiek blijkt een niet onbelangrijke rol te spelen binnen de algehele problematiek in de Falgabuurt. Onveiligheidsgevoelens, die leven onder de bewoners, worden in paragraaf 4.5. beschreven. Aan de delictplegers wordt in paragraaf 4.6. slechts kort aandacht besteed. Door het beperkte beschikbare materiaal is een uitgebreide bespreking niet mogelijk. Paragraaf 4.7. geeft de hoofdpunten van dit hoofdstuk kort weer. 4.2. Inbraak en diefstal
Omtrent diefstal c.q. inbraak waren de meeste gegevens voorhanden. Gebruikte bronnen zijn allereerst de statistieken van de gemeentepolitie Den Helder. De verwachting is dat het beeld, dat hieruit af te leiden is, een betrouwbare weergave is van de werkelijkheid. Het opmaken van een procesverbaal is immers een vereiste voor het, in geval van diefstal en/of inbraak, uitkeren van schade door een verzekeringsmaatschappij. Bij de beschrijving van de omvang van het delict diefstal is zijdelings gebruik gemaakt van een onderzoek van het Regionaal Bureau Voorkoming Misdrijven uit Alkmaar naar de geregistreerde criminaliteit in de Falgabuurt (1988). Dit onderzoek had betrekking op een beperkt aantal straten in de Falgabuurt in de jaren 1986, 1987 en 1988 (tot meD. De OTB-enquête uit 1985 vormt de tweede bron. Deze enquête is onder de bewoners van een aantal straten in de Falgabuurt gehouden. In een aantal vragen uit deze enquête werd de bewoners gevraagd in hoeverre men met het voorkomen van kleine criminaliteit geconfronteerd werd. Een vergelijking tussen de gegevens uit beide bronnen is niet goed mogelijk. De resultaten uit de enquête zijn immers niet verder onder te verdelen in tijdsperioden en zijn bovendien subjectieve beoordelingen.
- 41 -
Van een vijftal jaren, 1 januari 1983 tot en met december 1987, zijn de statistieken van de gemeentepolitie Den Helder doorgenomen. De wijze van registratie van aangiftes in Den Helder is handmatig. De statistieken over de jaren 1983 t/m 1985 bevatten alleen de delicten inbraak en diefstal uit woningen en gebouwen. Vanaf 1986 zijn ook inbraken in en diefstal van auto's weergegeven. Een overzicht van het absolute aantal inbraken c.q. diefstallen in het Grevelingencomplex, de Eendrachtstraat en de gehele Falgabuurt is af te lezen in onderstaande tabellen. Tabel 4.1.
Aantal gespecificeerde diefstallen c.q. inbraken in de Falgabuurt over de periode jan. 1983 t/m dec. 1987 jaar 1983
1984
1985
1986
woningen niet woongebouwen auto's telefooncellen
101 15 n.v.t. n.v. t.
60 7 n.v.t. n.v.t.
58 5 n.v.t. n.v.t.
50 7 9
totaal Falgabuurt (y)
116
67
63
66
1987 96 19
41 2 16/j.
Bron: statistieken gemeentepolitie Den Helder Tabel 4.2.
Aantal gespecificeerde diefstallen c.q. inbraken in het Grevelingencomplex, de Eendrachtstraat en de Falgabuurt over de periode jan. 1983 t/m dec. 1987 jaar
Grevelingenstraa t extra: van/uit auto's Eendrachtstraat extra: van/uit auto's Marsdiepstraat extra: van/uit auto's totale complex (x) x/ y x 100%
1983
1984
1985
1986
1987
48
17
15
24
27
19
6
2
5
12 1 15 1 6
34 9 19 2 3 7
78
46
39
35
74
67,2%
68,7%
61,9%
53,0%
45,1%
Bron: statistieken gemeentepolitie Den Helder
- 42-
Het aantal inbraken in het gehele complex neemt absoluut gezien af in de periode van 1983 tot en met 1986. In 1987 is daarentegen een enorme toename waarneembaar, ook als we de auto-inbraken buiten beschouwing laten. Vooral in de Grevelingenstraat is in dat jaar het aantal inbraken meer dan verdubbeld t.o.v. het jaar ervoor. Een tweetal verschuivingen lijken plaats te vinden; ten eerste vindt in 1987 het merendeel van de inbraken niet meer in het Grevelingencomplex of de Eendrachtstraat plaats, maar in de overige straten van de Falgabuurt en ten tweede is het aantal inbraken c.q. diefstallen van en uit auto's sterk toegenomen. Deze laatste categorie inbraken maakt pas vanaf 1 januari 1986 deel uit van de registratie bij de gemeentepolitie Den Helder. Gezien de korte tijdsperiode dat dit delict geregistreerd wordt, zijn echt duidelijke ontwikkelingen binnen deze categorie inbraken nog niet waar te nemen. In bijlage 2 is een overzicht van het aantal inbraken per straat van de Falgabuurt opgenomen. Hieruit blijkt dat het aantal inbraken in die straten, waarin portiekflatblokken staan, is toegenomen. Relatief weinig inbraken vinden plaats in straten met uitsluitend laagbouwwoningen. Bij de inbraken in het Grevelingencomplex en de Eendrachtstraat is een verdere onderverdeling naar het doelwit van de inbraak mogelijk. Onderscheid kan worden gemaakt naar een drietal categorieën nl. inbraak/diefstal uit woningen, uit bergingen en van/uit auto's. Voor wat betreft de verhouding inbraken in woningen tot inbraken in bergingen is een duidelijke trend waarneembaar. Meer dan driekwart van de inbraken, gepleegd in het Grevelingencomplex en de Eendrachtstraat, vindt in 1983 plaats in de bergingen. In de jaren na 1983 neem t dit percentage langzaam af en vanaf 1986 zijn de woningen zelf dan ook relatief het vaakst doelwit van inbraak. In de Grevelingenstraat vindt deze omslag een jaar eerder plaats. De verschuiving in doelwit van de kelder berging naar de woning hangt nauw samen met het gebruik van de kelder berging door de bewoners. De gebruiksfrequentie van de kelderberging door de bewoners van de verschillende galerijflatcomplexen is niet erg hoog. Circa 9% van de bewoners geeft aan maar een paar keer per jaar in de berging te komen, terwijl 10% er zelfs nooit komt. Met name onder de bewoners van de Eendrachtstraat komt een relatief hoog percentage nooit in de kelderberging. Uit de resultaten van de bewoners-enquête uit 1985, blijkt verder dat ongeveer een kwart van de bewoners van de Grevelingenstraat de kelder berging voor opslag van waardeloos materiaal gebruikt. In de Eendrachtstraat is dit percentage nog hoger; ruim 38% van de bewoners van deze straat bewaart spullen met weinig of geen waarde in hun berging. Het grote aantal inbraken in de kelderbergingen is hiervan de achterliggende oorzaak. Bovendien leidt het niet gebruiken van de kelderberging voor opslag van waardevolle spullen weer tot een tegenreaktie bij de (potentiële) daders, die hun doelwit verleggen naar objecten waar meer te halen valt.
Het aantal inbraken gerelateerd aan het aantal woningen geeft de gemiddelde inbraakkans per woning. In tabel 4.3. zijn deze waarden voor het gehele complex en de diverse deelcomplexen over de verschillende jaren - 43 -
rUllI_
-
.,.'
_ ' · 'cuIWI ' .
MI-
weergegeven. In de periode 1983 t/m 1986 is het aantal inbraken per 100 woningen afgenomen. In 1987 is t.o.v. 1986 ruim een verdubbeling opgetreden. In 1983 werd relatief het vaakst ingebroken in de Grevelingenstraat. In de drie jaren die daarop volgden, 1984 t/m 1986, verschoof het zwaartepunt naar de Eendrachtstraat. In 1987 was vooral het complex in de Grevelingenstraat weer het mikpunt. Tabel 4.3.
Aantal inbraken per 100 woningen over de periode 1983 t/m 1987 jaar
1983
1984
1985
1986
1987
Grevelingenstraat Marsdiepstraat Eendrachtstraa t
30,8 11,5 17,1
10,9 3,8 19,3
9,6 9,6 13,6
6,7 11,5 12,1
20,6 19,2 15,0
gehele complex
22,4
13,2
11,2
8,6
21,3
Bron: statistieken gemeentepolitie Den Helder Deze cijfers kunnen vergeleken worden met de landelijke cijfers, verzameld via de Enquête Slachtoffers Misdrijven (ESM). Uit de enquête is de gemiddelde inbraakkans per woning voor de jaren 1983, 1984 en 1986 bekend. De gemiddelde inbraakkans per woning voor heel Nederland bedroeg in 1983 2,5%, in 1984 2,4% en in 1986 2,7%. Uit tabel 4.3. blijkt dat zowel voor het gehele complex als voor de verschillende deekomplexen de kans op inbraak in de woning, de gemiddelde inbraakkans per 100 woningen zeer ruim overschrijdt. De bewoners van het Grevelingencomplex en de Eendrachtstraat zijn gemiddeld veel vaker slachtoffer van inbraak c.q. diefstal dan de gemiddelde Nederlander. Deze in tabel 4.3. vermelde inbraakkans per woning hoeft niet overeen te komen met het daadwerkelijk aantal inbraken, waarmee een bewoner geconfronteerd is gedurende zijn/haar bewoningsduur in het complex. Meer inzicht hierin wordt verschaft door de antwoorden van de respondenten op enkele van de enquêtevragen. Aan de bewoners werd gevraagd, hoe vaak ingebroken was in hun woning en/of kelderberging. Tabel 4.4. geeft een overzicht in hoeverre men met inbraak in berging en woning geconfronteerd is. Uit de tabel blijkt dat, tot het tijdstip dat de enquête uitgevoerd werd (1985), inbraken in woningen minder vaak voorkwamen dan inbraken in kelderbergingen. De Eendrachtstraat scoorde het hoogste percentage inbraken in woningen (15,3%). In de Grevelingenstraat had 8,8% een- of meermalen te maken gehad met inbraak in de woning. Het aantal kelderinbraken in het Grevelingencomplex en de Eendrachtstraat was nagenoeg gelijk. Ter vergelijking zijn ook de antwoorden van de bewoners van de portiekflats opgenomen. Bij de portiekflats was het aantal kelderinbraken beduidend lager. - 44 -
Tabel 4.4.
nooit Ix 2x 3x meer dan 3x meermalen totaal N
Inbraak in woning en berging gedurende bewoningsduur (in % van het aantal respondenten) Grevelingencomplex
Eendrachtstraat
portiekflats
woning
berging
woning
berging
woning
berging
91,2 7,0 0,9
61,0 4,2 6,9
81,3
1,4 2,8
53,2 25,0 6,8 5,4 2,8 6,8
94,6
0,9
52,2 22,6 7,8 6,1 6,1 5,2
100%
100%
100%
100%
100%
100%
114
115
72
72
112
112
}5.3 }lg.g
Bron: enquête OTB, 1985 In de politiestatistieken wordt vermeld op welke wijze ingebroken is in de woning dan wel in de berging. De gegevens geven een indruk van de stevigheid van het object. Bij de inbraken in de bergingen van het Grevelingencomplex en de Eendrachtstraat werd in het merendeel van de gevallen (75,6%) ingebroken door het intrappen van de bergingsdeur. Andere gebruikte methoden zijn het gebruik van een valse sleutel en het forceren van het slot in de bergingsdeur. De wijze van inbraak in de woningen daarentegen geeft een gedifferentieerder beeld. Van de in totaal 98 keer dat in de periode 1983 tot en met december 1987 ingebroken werd in de woningen, gebeurde dit in 20,4% van de gevallen via het balkon. Het binnendringen in de woning gebeurde verder via het intrappen van de voordeur (15,3%), het gebruiken van een valse sleutel (14,3%), het inslaan van een raam (19,296) en via een bovenlicht (11,2%). Uit het onderzoek van het Regionaal Bureau Voorkoming Misdrijven uit Alkmaar (1988) blijkt dat de buit bij woninginbraken voornamelijk bestaat uit beeld- en geluidapparatuur, geld of cheques. Uit de kelderberging worden voornamelijk fietsen en gereedschappen gestolen. 4.3. Vandalisme, overlast en verloedering In deze paragraaf wordt aandacht besteed aan het optreden van vandalisme, overlast en verloedering in de woningen zelf, in het flatblok en in de directe woonomgeving. Een eerste indruk van het voorkomen van deze aspecten geeft tabel 4.5. In - 45-
deze tabel zijn de reacties opgenomen die de bewoners van de flatcomplexen in de Falgabuurt gaven op de vraag in hoeverre men overlast ondervond van aspecten zoals vervuiling, vandalisme, lawaai en graffiti.
Tabel 4.5.
Percentage bewoners dat klachten heeft t.a.v. een aantal aspecten, 1985
vervuiling, rommel vandalisme galerijlawaai burenlawaai straatlawaai graffiti
Grevelingencomplex
Eendrachtstraat
portiekflats
80,7 69,4 66,7 65,1 39,8 36,6
82,6 81,2 53,6 49,3 39,3 55,2
63,6 33,7 40,6 21,4 4,4
Bron: enquête OTB, 1985 Zeer veel respondenten hadden klachten over vervuiling en rommel. De bewoners van met name de galerijflats ondervonden daarnaast veel hinder van vandalisme. Klachten t.a.v. graffiti kwamen relatief wat minder vaak voor maar zijn toch niet onaanzienlijk. Opvallend is dat bijna geen van de respondenten van de portiekflats melding maakte van klachten over graffiti. Dat komt daar kennelijk niet of nauwelijks voor. In het Grevelingencomplex hebben erg veel bewoners klachten over geluidsoverlast. Dit is dan geluidsoverlast van de galerij, van de buren en in mindere mate van de straat. Onder de bewoners van de Eendrachtstraat zijn er iets minder klachten over lawaaihinder (ca. 55%). Voor de portiekflats is dit percentage nog lager, nl. 41%. Een tweede registratiebron vormt het aantal meldingen van bewoners aan de alarmcentrale in Den Helder. In de periode van juni 1986 tot oktober 1987 is door bewoners uit de Falgabuurt in totaal 90 maal melding gemaakt van overlast c.q. hinder. Van deze 67 meldingen waren er 11 afkomstig van bewoners uit de Eendrachtstraat en 2 van bewoners uit het Grevelingencom plex. In 4 van de 13 gevallen ondervond men over last van jongeren die zich ophielden in de kelderbergingen. In totaal 5 maal werd een vernieling gemeld, 1 maal overlast van crossmotoren, 1 maal hinder van vuurwerk en 1 maal was er sprake van baldadige jeugd, die zich in de direkte omgeving van de flatgebouwen ophield. Van vernielingen en vandalisme in woningen, flat blokken en in de directe woonomgeving wordt nauwelijks aangifte gedaan bij de politie. Het delict vernielingen maakt vanaf 1 januari 1986 onderdeel uit van de registratie van delicten bij de gemeentepolitie Den Helder. In de jaren 1986 en 1987 werd in totaal 35 keer melding gemaakt van vernielingen in de Falgabuurt. - 46-
Vervuiling in de directe woonomgeving Slechts 1 van deze meldingen betrof een vernieling die zich voordeed in de Grevelingenstraat en betrof de vernieling aan een auto. Een volledig exacte weergave van de kosten die Woningstichting Den Helder moet maken ten gevolge van schade door vandalisme, is niet mogelijk. De geregistreerde kosten, veroorzaakt door mutaties, door slechte bewoning en door vandalisme geven naar verwachting wel een edelijk betrouwbare indicatie. Probleem is echter dat de onderhoudskosten t.g.v. mutatie en slechte bewoning niet voor 100% zuiver van elkaar zijn te scheiden. In principe omvat het mutatie-onderhoud een standaardpakket werkzaamheden, welke nodig zijn om de woning na mutatie weer in een verhuurbare staat te brengen. Eind 1986 is de standaardprocedure voor mutatie-onderhoud voor het gehele bezit van Woningstichting Den Helder uitgebreid. Naast het controleren van de installaties en het hang- en sluitwerk, wat al binnen de oude procedure viel, wordt in de nieuwe procedure ook het binnenschilderwerk meegeno'men. De overige werkzaamheden, die bij een mutatie moeten worden verricht om de woning in de gewenste staat te brengen en in principe te verre- 47 -
kenen zijn met de vertrekkende bewoners, vallen onder de kostenpost 'schade slechte bewoning'. De werkzaamheden die binnen deze categorie onderhoudskosten vallen, betreffen het herstellen van schade door moedwillige vernielingen en/of onoordeelkundig gebruik van de woning. Hoewel theoretisch gezien tussen beide kostenposten een duidelijk onderscheid bestaat, blijkt dit in de praktijk nogal vertroebeld te zijn. Dit blijkt uit tabel 4.6. Er bestaan opmerkelijk grote verschiHen in beide categorieën onderhoud tussen de jaren 1986 en 1987. Onder de derde onderhoudspost 'Schade ten gevolge van vandalisme' valt het herstellen van moedwillige vernielingen in de semi-openbare ruimten van de flatblokken. Tabel 4.6. geeft een overzicht van de onderhoudskosten t.g.v. mutatie, slechte bewoning en vandalisme voor complex 39.46 en voor het gehele bezit van Woningstichting Den Helder. (Complex 39.46 omvat naast het Grevelingencomplex en de Eendrachtstraat ook de portiekflatblokken in de Falgabuurt.) Hoewel de vermelde onderhoudskosten betrekking hebben op totaal 752 woningen, wordt verondersteld dat het overgrote deel van de genoemde onderhoudskosten ten laste kan worden gebracht van de 348 galerijflatwoningen in het Grevelingencomplex en de Eendrachtstraat. Tabel 4.6.
Overzicht kosten t.g.v. mutatie-onderhoud, schade slechte bewoning en schade door vandalisme voor complex 39.46 en het gehele woningbezit (in f 1.000,-), 1986 en 1987
mutatie-onderhoud schade slechte bewoning schade vandalisme totaal 1)
1986
1987
39.461) gehele (a) bezit in % (a) (b) van (b)
39.461) gehele (a) bezit in % (a) (b) van (b)
143,4 21,8
422,9 34% 73,3 30%
18,9 153,5
397,0 5% 391,1 39%
7,2 172,4
21,6 33% 517,8 33%
8,6 181,0
29,8 29% 817,9 22%
Complex 39.46 omvat het Grevelingencomplex, de Eendrachtstraat en portiekflatblokken in de Falgabuurt. ,
Bron: Woningstichting Den Helder Zoals al eerder gesteld, zijn er opmerkelijke verschiHen in uitgaven t.b.v. de verschillende categorieën onderhoud in de jaren 1986 en 1987. De kosten van mutatie-onderhoud aan complex 39.46 in 1987 zijn extreem laag. Waarschijnlijk is dit te wijten aan tussentijdse wijziging van de registratie. Absoluut gezien zijn de kosten, veroorzaakt door slechte bewoning, zowel voor complex 39.46 als voor het gehele bezit sterk gestegen. De onderhoudskosten t.g.v. mutatie, slechte bewoning en vandalisme blijken een niet onbeduidend deel uit te maken van de bedragen die in totaal door de - 48-
woningstichting voor al haar complexen aan deze drie posten worden uitgegeven. Het aandeel van complex 39.46 in de totaal gemaakte kosten bedraagt voor mutatie-onderhoud in 1986 34% en in 1987 5%. Voor schade slechte bewoning neemt het aandeel in 1987 (39%) ten opzichte van 1986 met circa 10%-punt toe. Voor schade ten gevolge van vandalisme is uit de tabel een afname van 33% in 1986 naar 29% in 1987 te constateren. Hierbij moet echter de kanttekening gemaakt worden, dat vanaf eind 1986 / begin 1987 een medewerker van de onderhoudsdienst belast is met het herstellen van schade door vandalisme in de flatcomplexen in de Falgabuurt. Deze medewerker besteedt, volgens eigen zeggen, circa 25 uur van zijn werkweek in het Grevelingencomplex, de Eendrachtstraat, de Volkerakstraat en de Eemstraat. Zijn werkzaamheden worden niet verder uitgesplitst en worden geregistreerd onder "uitgaven onderhoud". Volgens de medewerker is het aantal vernielingen in de semi-openbare ruimten van de flatblokken aanzienlijk afgenomen na de uitvoering van de renovatie in de flatblokken van de Marsdiepstraat en de onderhoudsplannen in de overige flatblokken in de Grevelingen- en Eendrachtstraat. Vervuiling komt in deze flatblokken nog relatief vaak voor. Wanneer echter de verschillende uitgavenposten worden gerelateerd aan het aantal woningen, zoals in tabel 4.7. is weergegeven, blijkt dat Woningstichting Den Helder, met uitzondering van het mutatie-onderhoud in 1987, voor alle drie de uitgavenposten relatief veel meer besteedt per woning in het complex 39.46 dan per woning van het gehele bezit. Complex 39.46 omvatte in de jaren 1986 en 1987 752 woningen. Het totale bezit van woningstichting Den Helder bedroeg per 1-1-1986 11.543 woningen en per 1-1-1987 11.418 woningen. Tabel 4.7.
Overzicht kosten t.g.v. mutatie-onderhoud, schade slechte bewoning en schade door vandalisme per woning van complex 39.46 en per woning van het gehele bezit (in guldens), 1986 en 1987 1986
1987
39.461)
gehele bezit
39.46
gehele bezit
mutatie-onderhoud schade slechte bewoning schade vandalisme
190,7 29,0 9,6
36,6 6,4 1,9
25,1 204,1 11,4
34,8 34,3 2,6
totaal
229,3
44,9
240,6
71,6
1) Complex 39.46 omvat het Grevelingencomplex, de Eendrachtstraat en
de portiekflatblokken in de Falgabuurt. Bron: Woningstichting Den Helder
- 49 -
In tabel 4.8. is weergegeven welk gedeelte van de kosten ten gevolge van schade door vandalisme is besteed in het Grevelingencomplex en de Eendrachtstraat en aan welke onderdelen de herstelwerzaamheden zijn verricht. Absoluut en relatief zijn de kosten veroorzaakt door vandalisme in 1987 t.o.v. 1986 afgenomen voor de galerijflatblokken. De uitgaven voor reparaties van bij inbraak beschadigde kelderdeuren en vernielingen aan de verlichting in keldergangen, galerijen en trappehuizen vormen in 1986 het overgrote deel van de totale onder deze uitgavenpost vallende kosten. Ook in 1987 zijn de uitgaven ten behoeve van herstel van de verlichting relatief erg hoog. De uitgavencategorie reparaties aan kelderdeuren is daarentegen aanzienlijk gedaald in dit jaar. Het afsluiten van de kelderbergingsgangen en het verstevigen van de kelderdeuren (maatregelen die binnen de onderhoudsplannen vielen) hebben deze daling bewerkstelligd. Tabel 4.8.
Overzicht kosten t.g.v. schade door vandalisme in het Grevelingencomplex en de Eendrachtstraat (in guldens), 1986-1987 1986
1987
kelderdeuren verlichting semi-openb. ruimten bellen/intercom overig onbekend
2240,54 2176,40 531,76 601,98
903,00 2566,97 421,97
--,-
175,--
Totaal Grevelingencomplex en Eendrachtstraat
5746,18
4066,75
Totaal complex 39.46
7226,91
8625,50
--,-
Bron: Woningstichting Den Helder 4.4. Overige delicten 4.4.1. Geweldmisdrijven In de enquête is gevraagd of leden van het huishouden van de respondent, de respondent zelf of zijn of haar bezoek wel eens slachtoffer zijn geweest van een geweldmisdrijf. Bewoners en/of bezoek van de portiekflats zijn verhoudingsgewijs vaak slachtoffer, nl. 17,6%. Een klein verschil is er met de bewoners van de Eendrachtstraat; van hen is 15,6% slachtoffer geweest van een geweldmisdrijf. Voor het Grevelingencomplex bedraagt dit percentage 11,7%. In de meeste gevallen wordt aangifte gedaan bij de politie. 4.4.2. Drugsproblematiek Door verschillende participanten wordt de drugshandel, die in de flatblokken van de Grevelingenstraat en Eendrachtstraat plaatsvindt, als een van de grootste problemen van de Falgabuurt genoemd. Harde cijfers hierover zijn echter niet beschikbaar. Bovendien spreken de verschillende partici- 50 -
panten, wanneer het de mate betreft waarin de drugshandel zich voordoet, elkaar tegen. De indruk bestaat dat drugshandel zich momenteel concentreert in de Eendrachtstraat. (Volgens een schatting van een betrokken medewerker bij de gemeente wordt circa 10% van de woningen in deze straat bewoond door drugsdealers en is circa een derde van de bewoners verslaafd aan alcohol dan wel drugs). De resultaten van de aTB-enquête bevestigen dit beeld. In tabel 4.9. is een overzicht opgenomen waarin aangegeven is in welke mate de bewoners gezien of gemerkt hebben dat drugsgebruik, drugshandel, heling of prostitutie voorkwamen in of rond het complex. Het merendeel van de respondenten in de galerijflatwoningen is geconfronteerd met drugsgebruik c.q. drugshandel. Wanneer afgegaan wordt op het aantal bewoners dat hiermee geconfronteerd is, blijkt de situatie in de Eendrachtstraat er in ongunstige zin uit te springen. Het aantal malen dat men gezien heeft dat heling en prostitutie voorkomen, is relatief lager maar toch niet gering. Uit diverse gesprekken kwam naar voren dat na 1985 de situatie zich verder heeft verslechterd. Tabel 4.9.
Percentage van bewoners dat gezien heeft dat drugsgebruik, drugshandel, prostitutie en/of heling voorkomt in of rond het complex Grevelingencomplex (in %)
drugsgebruik drugshandel heling prostitutie
71,8 64,4 27,4 11,4
(N)
Eendrachtstraat (in %)
110 101 73 70
75,8 67,2 36,5 13,0
(N)
portiekflats (in %)
(N)
66 64 52 46
48,0 38,0
98 92
7,5
80
Bron: enquête aTB, 1985
4.5. Angst en onveiligheidsgevoelens Naast het daadwerkelijk voorkomen van kleine kriminaliteit, zijn er minder goed meetbare, subjectieve gegevens. Hiertoe behoren de angst- en on veiligheidsgevoelens die onder de bewoners leven. In de enquête is de bewoners gevraagd op welke plaatsen men zich onveilig voelt. De meeste bewoners van de galerijflatcomplexen (ruim 80% van de respondenten) noemen één of meer plaatsen in hun directe woonomgeving waar zij zich 's avonds in het donker onveilig voelen. Dit in tegenstelling tot de bewoners van de portiekflats waar 40% van de respondenten antwoordt zich nergens onveilig te voelen. Voor wat betreft de plaatsen waar men zich onveilig voelt, springt bij de galerijflats de kelderberging er in ongunstige zin uit. Ook in het trappenhuis voelen velen zich onveilig (ca. 40%). Kenmerkend is dat dit beide plaatsen zijn met een semi-openbaar karakter, voor iedereen toegankelijk en waar, zeker 's avonds, weinig sociale controle is - 51 -
door passanten e.d. Plaatsen die verder nog door bewoners van de galerijflats genoemd werden, zijn "in de hal", "op de galerij" en "buiten het flatgebouw". De situatie van het Grevelingencomplex is vergelijkbaar met die van de Eendrachtstraat. Over het algemeen voelen de bewoners van de Eendrachtstraat zich onveiliger. In de kelder van de Eendrachtstraat voelt zelfs 84% van de respondenten zich onveilig.
Tabel 4.10. plaats
Percentage respondenten dat zich in het donker onveilig voelt op plaatsen in en rond het complex, 1985
Greve1ingencomplex
in de kelder 75,4 in het trappenhuis 41,2 buiten het flatgebouw in de hal 28,9 op de galerij 17,5
Eendrachtstraat
portiekflats
83,8 45,6 32,5 29,4 17,6
27,8 9,3 35,3
34,3
5,6
Bron: enquête OTB, 1985 Uit tabel 4.10. blijkt dat bewoners van de portiekflats zich over het algemeen onveilig voelen op plaatsen die buiten het flatgebouw gelegen zijn. Echter, ook in de kelder van de portiekflats voelen nog vrij veel respondenten (28%) zich in het donker onveilig.
4.6. Daders Het achterhalen van de daders van de gepleegde delicten stuitte op de nodige problemen. Slechts van een gering aantal van de bij de politie geregisteerde delicten (vnl. inbraak c.q. diefstal) is de dader opgespoord. De registratie in de politiestatistieken is niet zodanig dat hiervan eenvoudig afgeleid kon worden of de dader(s) al dan niet woonachtig waren/zijn in de flatblokken van het Grevelingencomplex en de Eendrachtstraat en wat hun motieven waren tot het plegen van het delict. Betrokkenen wijzen als veroorzakers van overlast vrij vaak volwassenen uit de flatwoningen zelf en uit de buurt aan. De aanwezigheid van drugsdealers in de flatwoningen en dan met name de groep mensen die zij aantrekken, wordt als een van de belangrijkste oorzaken van het voorkomen van vandalisme, vervuiling en overlast gezien. Het hoge percentage drugsgebruikers onder de bewoners brengt een hoog percentage potentiële daders met zich.
- 52 -
4.7. Samenvatting
De bewoners van de Grevelingenstraat en de Eendrachtstraat in de Falgabuurt zijn in de jaren 1983 t/m 1987 met een groot aantal inbraken geconfronteerd. Dit blijkt uit de politiestatistieken en uit de enquête die door het OTB in 1985 gehouden is. In de periode 1983 tot 1988 lag de inbraakkans per woning fors boven het landelijk gemiddelde. Voor 1986 was de kelderberging relatief het vaakst doelwit van de inbraak; vanaf 1986 werden de woningen het mikpunt. Deze verschuiving in doelwit hangt nauw samen met de afname van het gebruik van de kelderbergingen. Onder de bewoners .leven veel klachten over vervuiling en rommel, overlast en vandalisme. Sprake is vooral van lawaaioverlast, afkomstig van buren en van de galerij. Het veelvuldig voorkomen van vandalisme brengt voor Wo- . ningstichting Den Helder hoge kosten met zich. Per woning van het complex werd in 1986 ruim vijf maal zoveel uitgegeven aan mutatie-onderhoud, schade t.g.v. slechte bewoning of aan schade t.g.v. vandalisme, dan er gemiddeld per woning van het bezit aan het totaal van deze drie kostenposten werd uitgegeven. In 1987 waren deze bedragen per woning van het complex absoluut gestegen, echter, gerelateerd aan de uitgaven per woning van het gehele bezit was er een daling te constateren. De uitgave per woning van het complex waren nog ruim drie maal zo hoog a.ls de uitgaven per woning van het gehele bezit. Reparaties aan kelderdeuren en van de verlichting van de semi-openbare ruimten eisten zowel in 1986 a.ls in 1987 het merendeel van de uitgaven op. Ook andere vormen van criminaliteit en daarmee samenhangende verschijnselen doen zich voor in de Falgabuurt. Hiertoe behoren geweldsmisdrijven, drugsgebruik, drugshandel, heling en prostitutie. Met name drugshandel en drugsgebruik komen veelvuldig voor. In de flatblokken van het Grevelingencomplex en de Eendrachtstraat wonen een groot aantal drugsdealers en drugsgebruikers. De aanwezigheid van drugsdealers en de groep mensen die zij aantrekken, wordt a.ls een van de belangrijkste oorzaken van het zich voordoen van overlastsituaties, en van het voorkomen van vandalisme en vervuiling gezien. Bovendien brengt het hoger percentage drugsgebruikers onder de bewoners een hoog percentage potentiële daders met zich. De situatie in de galerijflatwoningen in de Falgabuurt is ongunstiger dan in de portiekflatwoningen. Respondenten van de OTB-enquête uit 1985 die in de portiekflats wonen, zijn relatief veel minder vaak met inbraak geconfronteerd en ondervinden minder last van vervuiling, rommel, vandalisme en lawaaioverlast. Ook voor wat betreft angst- en onveiligheidsgevoelens is er een duidelijk verschil waarneembaar. Bewoners van het Grevelingencomplex en de Eendrachtstraat voelen zich in het donker relatief veel vaker onveilig. Met name in de semi-openbare ruimten, zoals het trappenhuis en de kelderberging, voelt men zich onveilig.
- 53 -
5 VERLOEDERING EN CRIMINALITEIT; EEN NADERE ANALYSE
5.1. Inleiding
De relatie tussen kleine criminaliteit en verloedering enerzijds en de fysieke en sociale woonomgeving anderzijds wordt in dit hoofdstuk nader geanalyseerd. Aan de hand van de in de twee voorgaande hoofdstukken beschreven kenmerken van de fysieke en sociale woonomgeving en de gegevens m.b.t. criminaliteit en verloedering wordt bekeken in welke mate de woonomgeving het optreden van kleine criminaliteit beïnvloedt. De effecten van genomen en te nemen maatregelen kunnen op basis van deze analyse geraamd worden. Een handvat voor een nadere analyse van de relatie tussen kleine criminaliteit en de gebouwde omgeving wordt geboden in "Kleine criminaliteit in de naoorlogse etagebouwj verkenning en onderzoeksopzet", deel I in de serie Vandalisme, Criminaliteit en Volkshuisvesting (Bent velsen en Van der Zon, 1987). Hierin wordt, binnen de relatie fysieke woonomgeving en criminaliteit, de mogelijkheid om een delict te plegen centraal gesteld. Deze mogelijkheid is afhankelijk van de toegankelijkheid èn de stevigheid van een object. Het centrale begrip bij de relatie tussen de sociale woonomgeving en criminaliteit vormt de sociale controle. Door Bentvelsen en Van der Zon wordt de sociale controle met een tweetal onderverdelingen nader gespecificeerd. De eerste onderverdeling gaat nader in op de status van de sociale controle. Onderscheid wordt gemaakt in de informele sociale controle (door bewoners, passanten e.d.), de semi-formele sociale controle (door huismeester e.d.) en de formele sociale controle (door politie en bewakingsdiensten). De informele sociale controle wordt afhankelijk gesteld van een aantal voorwaarden. De sociale samenhang in een buurt, straat of flatblok is in belangrijke mate bepalend voor de intensiteit van de sociale controle. Ook zijn de (regelmatige) aanwezigheid van mensen en de zichtbaarheid van het object van belang. Bovendien moeten bewoners en passanten kunnen begrijpen dat er sprake is van een delict: zij moeten de wil of moed hebben om te reageren en zij moeten de mogelijkheid hebben om in te grijpen. (Bentvelsen en Van der Zon, 1987, pag. 41). Deze laatste voorwaarde is bovendien van belang bij het tweede onderscheid dat gemaakt wordt tussen de effectieve sociale controle en de daderperceptie van de sociale controle. De effectieve sociale controle geeft de daadwerkelijk uitgevoerde sociale controle aan. De daderperceptie van sociale controle geeft de mate aan waarin de dader zich laat beïnvloeden door de sociale controle. Een kanttekening die door Bentvelsen en Van der Zon hierbij wordt gemaakt, is dat deze daderperceptie vooral een rol speelt
- 55 -
bij inbrekers en minder ;;terk opgaat voor plegers van vandalisme en geweld, waaronder sexueel geweld. Voorts merken Bentvelsen en Van der Zon op dat sociale processen en fysieke mogelijkheden niet strikt van elkaar gescheiden kunnen worden. Beide zijn in zekere mate afhankelijk van elkaar en beinvloeden elkaar wederzijds. De mogelijkheden tot sociale controle zijn voor een belangrijk deel fysiek bepaald en andersom zijn de effecten van de fysieke maatregelen mede afhankelijk van sociale processen (m.n. het woongedrag van de bewoners speelt hierbij een belangrijke rol). In de paragrafen 5.2. t/m 5.7. wordt de relatie tussen kleine criminaliteit en verloedering enerzijds en de fysieke en sociale woonomgeving anderzijds toegespitst op de kenmerkende aspecten van de fysieke en sociale woonomgeving. Dit onderscheid kan echter niet strikt doorgevoerd worden; de verschillende aspecten overlappen elkaar. De samenhang ertussen wordt belicht in de slotbeschouwing van dit hoofdstuk. 5.2. Kleine criminaliteit en verloedering in relatie tot de semi-openbare ruimten Semi-openbare ruimten komen in het Grevelingencomplex en de Eendrachtstraat veelvuldig voor. De hoofdentree met daarin de brievenbussen, de trappenhuizen, de galerijen maar ook de bergingsgangen behoren hiertoe. De in het voorgaande hoofdstuk beschreven kleine criminaliteit en verloedering concentreren zich voor een groot deel in deze semi-openbare ruimten. De electrische bedrading van deze ruimten wordt regelmatig vernield, zodat de entree, de trappenhuizen, de galerijen en de bergingsgangen vaak tijdelijk niet verlicht zijn. Vernielingen aan brievenbussen en bellentableau in de hoofdentree vormen een volgend probleem. Voorts komt in de hoofdentree van de flatblokken vernieling, rommel en graffiti regelmatig voor. De bergingsgang is, binnen de semi-openbare ruimten, de plaats waar de meeste criminaliteit en verloedering geconcentreerd is. Naast het voorkomen van vervuiling en rom meI ondervinden veel bewoners hinder van drugsverslaafden die zich in de bergingsgang ophouden. Herhaaldelijk kwam het ook voor dat in de bergingen gewoond werd. Ook voor 'rondzwervende' jeugd vormden de bergingsgangen van het Grevelingencomplex en de Eendrachtstraat een aantrekkelijke plaats om te vertoeven. De deuren van de bergingen waren makkelijk te vernielen en het aantal inbraken in bergingen is hoog. Gezien de problematiek is het dus niet verwonderlijk dat meer dan driekwart van de bewoners van het Grevelingencomplex en de Eendrachtstraat zich onveilig voelt in de kelderbergingen en bergingsgangen. Ook de overige semi-openbare ruimten worden door bewoners genoemd als plaatsen waar men zich in het donker onveilig voelt. De mogelijkheden om in de semi-openbare ruimten van het Grevelingencomplex en de Eendrachtstraat een delict te plegen zijn volop aanwezig. Hoewel oorspronkelijk de toegangsdeuren tot de trappenhuizen vergrendeld waren, zijn de meeste sloten na verloop van tijd verdwenen of werken niet meer. De semi-openbare ruimten waren hierdoor ook voor niet-bewoners makkelijk toegankelijk. De ontsluitingswijze van de bergingsgangen (zowel - 56 -
bereikbaar via het hoofd- als via het noodtrappenhuis) maakte een goede vluchtroute mogelijk. Hierdoor werd de kans om betrapt te worden nog eens extra beperkt. Door de geringe stevigheid van de verschillende objecten -armaturen, deuren, beUentableaux en brievenbussen-, waren deze gemakkelijk te vernielen. In de bergingsgangen is de sociale controle gering. Deze bergingsgangen zijn noch vanuit de woningen, noch vanaf de trappenhuizen, galerijen of vanuit de hoofdentree zichtbaar. Bovendien werden de kelderbergingen door de problemen die zich hier voordeden, in de loop der jaren steeds minder gebruikt. Hierdoor verminderde de bezoeksfrequentie van de bewoners aan de kelderbergingen en nam de informele sociale controle gelijktijdig af. Gezien de onveiIigheidsgevoelens die bewoners hebben in de overige semiopenbare ruimten, is de verwachting dat zij daar slechts kortstondig zuUen verblijven. De sociale contacten tussen bewoners onderling zijn over het algemeen matig, zodat een 'niet-bewoner' niet als zodanig herkend wordt. Mogelijke delictplegers zullen dan ook moeilijk door bewoners herkend worden. Ook de semi-formele en de formele sociale controle is gering. In het Grevelingencomplex en de Eendrachtstraat is geen huismeester werkzaam en ook de politie (wijkagent) beperkt de dagelijkse controle tot de straat. Een regelmatige controle-ronde door de bergingsgangen is volgens de wijkagent ineffectief. Door de goede ontsnapping~mogelijkheden kunnen de delictplegers makkelijk vluchten. Bijkomend punt is dat de bergingsgangen 'privé-bezit' zijn van de bewoners (en geen openbaar gebied), waardoor de wijkagent het bezwaarlijk vindt om daar regelmatig te surveiUeren. De resultaten van de OTB-enquête uit 1985 geven een indruk van de daadwerkelijke sociale controle. Slechts 9% van de bewoners van zowel het Grevelingencomplex als de Eendrachtstraat antwoordde niet te zullen ingrijpen wanneer ze merkten dat er in hun flatblok of straat iets vernield was. Het merendeel van de bewoners grijpt wel in. Men waarschuwt of de politie of de woningstichting of andere bewoners. Een klein gedeelte probeert zelf de daders te achterhalen of repareert het vernielde zelf. Geconcludeerd kan worden dat men vooral ingrijpt wanneer iets al vernield is en men er ook daadwerkelijk overlast van ondervindt. Gezien de geringe sociale contacten zal men een (mogelijke) dader meestal niet herkennen en dus niet direct ingrijpen, wanneer deze een delict pleegt. Omdat het zicht op de semi-openbare ruimten beperkt is, kunnen daders redelijk ongestoord hun gang gaan. Dit geldt in sterke mate voor de bergingsgangen in de halfverdiepte bouwlaag onder de woningen. Door de lage gebruiks- en bezoeksfrequentie maken deze gangen een verlaten indruk. Mocht toch iemand onverwachts in de bergingsgang komen, dan kan de dader snel ontsnappen.
5.3. Kleine criminaliteit en verloedering in relatie tot de eigen woning Hoewel de berging strikt genomen ook tot de woning behoort, zijn de zich daar voordoende problemen meegenomen in de beschrijving van de relatie tussen kleine criminaliteit en semi-openbare ruimten. Door het grote aantal inbraken in bergingen is de gebruiksfrequentie van deze bergingen afgeno- 57 -
men. De bergingen werden vaak alleen nog maar gebruikt voor de opslag van waardeloos materiaal. Gevolg was dat inbrekers hun doelwit gingen verleggen. Het aantal inbraken in woningen nam dan ook toe. De woningen bereikt men vanuit de hoofdentree, via het trappenhuis en de galerij: alle drie semi-openbare ruimten die algemeen toegankelijk zijn. Vanaf de galerij kan men door het intrappen van de voordeur, het inslaan van een raam of een bovenlicht betrekkelijk eenvoudig in de woning komen. De sociale controle vanuit de woningen is door de ligging van de woonkamer aan de niet-galerij zijde beperkt. Op de mogelijke herkenning van niet-bewoners/vreemden op de galerij is in de vorige paragraaf al ingegaan. Bij circa een vijfde deel van het totaal aantal inbraken in de woningen, is men de woning binnengekomen via het balkon. Aangenomen mag worden dat dit vooral de inbraken in woningen op de eerste woonlaag betreft. Het zicht op deze woningen wordt beperkt door de beplanting in het tussen de flatblokken liggende openbaar groen. Deze openbare groenvoorzieningen tussen de flatblokken zijn nauwelijks verlicht. De relatief hoge uitgaven die de woningstichting spendeert aan onderhoud ten gevolge van slechte bewoning zijn een aanwijzing voor het feit dat de normen voor woongedrag van de bewoners van de galerijflatwoningen ook in dit opzicht afwijken van de gemiddeld aanvaarde norm.
5.4. Kleine criminaliteit en verloedering in relatie tot de directe woonomgeving Een eerste probleem dat in het oog springt bij de directe woonomgeving, is de aanwezigheid van zwerfvuil in de straat en het openbaar groen. Dit speelt vooral in de Grevelingenstraat. In paragraaf 3.1.3. is al beschreven dat de capaciteit van de in deze straat aanwezige vuilcontainers onvoldoende is, hetgeen mede veroorzaakt wordt door het feit dat de containers ook gebruikt worden door niet-buurt bewoners en voor vuilafvoer uit het nabije Falga winkelcentrum. De aanwezigheid van dit zwerfvuil beïnvloedt het woongedrag van de bewoners. Bewoners zullen minder geneigd zijn op te ruimen en bekommeren zich over het algemeen minder over de woonomgeving. Het openbaar groen wordt niet gebruikt door de bewoners. Het slechte onderhoud door de gemeente draagt hiertoe extra bij. Parkeren in de Grevelingen- en Eendrachtstraat geschiedt op straat in de daarvoor bestemde vakken. Vanuit de woningen zijn de geparkeerde auto's slecht zichtbaar. Deze zichtbaarheid neemt verder af, naarmate de woningen dichter bij het noodtrappenhuis -en dus verder van de straat- gelegen zijn. De zichtbaarheid wordt verder beperkt door het geringe aantal lantaarnpalen. Beide aspecten vergroten de mogelijkheden om in een auto in te breken of vernielingen aan te brengen. Het aantal auto-inbraken wordt vanaf 1986 bij de gemeentepolitie Den Helder geregistreerd en was in 1987 relatief erg hoog. Geconcludeerd kan worden dat het voorkomen van verloedering en kleine criminaliteit in de directe woonomgeving beïnvloed wordt door de fysieke woonomgeving. De beschreven problemen leiden tot een geringere betrokkenheid van de bewoners; dit heeft weer tot gevolg dat vooral de verloedering toeneemt. - 58 -
5.5. Kleine criminaliteit en verloedering in relatie tot het technisch beheer van Woningstichting Den Helder
Het technische beheer -met name de onzekerheid over de toekomst van de flatblokken- beïnvloedt in sterke mate de betrokkenheid van de bewoners van het Grevelingencomplex en de Eendrachtstraat. AI in 1976 wordt door Woningstichting Den Helder gesproken over mogelijke sloop van de flatblokken. Hoewel deze sloopplannen een jaar later, volgens de krant, weer van de baan zijn, doemen ze halverwege de jaren tachtig weer op. Men besluit dan op termijn te gaan slopen. Direct gevolg van deze sloopplannen is dat de bewoners in de wetenschap verkeren dat ze slechts tijdelijk in hun woning zullen wonen en over niet al te lange termijn zullen verhuizen. Dit gegeven draagt ertoe bij dat de betrokkenheid van de bewoners met hun woning en woonomgeving gering is. Bewoners zullen moeilijk te bewegen zijn zich actiever voor hun woonomgeving in te zetten. De geringe betrokkenheid werkt niet bevorderend voor de contacten tussen bewoners onderling en beïnvloedt de informele sociale controle negatief. De geringe betrokkenheid met de eigen woonomgeving wordt nog versterkt door het feit dat een groot percentage van de bewoners ontevreden is over het door Woningstichting Den Helder uitgevoerde onderhoud. De door de woningstichting gedane onderhoudsuitgaven blijken niet tot een voor bewoners aanvaardbare kwaliteit van de fysieke woonomgeving te leiden. 5.6. Kleine criminaliteit en verloedering in relatie tot de bewonerskenmerken
Midden jaren zeventig veranderde in korte tijd de bewonerssamenstelling van het Grevelingencomplex en de Eendrachtstraat. Werden de woningen voorheen grotendeels bewoond door onderofficieren van de Koninklijke Marine, halverwege de jaren zeventig start een ontwikkeling die zich tot op heden voortzet. Het aantal alleenstaanden neemt toe, steeds meer jongeren vestigen zich in de woningen, er is een toename van etnische minderheden waarneembaar en ook het percentage sociaal-economisch zwakkeren wordt groter. De mutatiegraad in de flatblokken is hoog en door ingeschreven woningzoekenden wordt een woning in het Grevelingencomplex en de Eendrachtstraat vaak bij voorbaat al geweigerd. De bewoners die er wel kwamen te wonen, hadden vaak of geen alternatieve huisvestingsmogelijkheden en/of probeerden na vestiging in de flatwoningen weer zo snel mogelijk te verhuizen. Opmerkelijk is dat deze ontwikkeling in geringere mate opging voor de twee flatblokken aan de Marsdiepstraat. De zich snel wijzigende bevolkingssamenstelling leidde tot geringe sociale contacten. Het woongenot nam voor veel bewoners af door de overlast die ondervonden wordt door afwijkende leefculturen van de verschillende bevolkingsgroepen. Veel overlast wordt bovendien veroorzaakt door het grote aantal drugsdealers in de woningen en de daarbij behorende toeloop van verslaafden.
- 59 -
5.7. Kleine criminaliteit en verloedering in relatie tot het toewijzingsbeleid Het toewijzingsbeleid is mede bepalend geweest voor de huidige bewonerssamenstelling. Door de bouw van eengezinshuizen in Den Helder kwam voor met name de bewoners uit hogere inkomenscategorieën een eengezinshuis als alternatief bereikbaar. Deze bewoners verhuisden dan ook in groten getale uit de flatwoningen. Een galerijwoning in het Grevelingencomplex en de Eendrachtstraat was door de veranderde marktomstandigheden voor ingeschreven woningzoekenden snel beschikbaar. In Den Helder is sinds enkele jaren geen sprake meer van kwantitatieve woningnood, maar van kwalitatieve woningnood. Onder invloed van de ruimer wordende woningmarkt enerzijds en anderzijds op grond van het feit dat Woningstichting Den Helder uit financieel oogpunt leegstand in de galerijflatwoningen wil voorkomen, zijn de toewijzingsregels halverwege 1986 versoepeld. Vanaf dat moment komt een alleenstaande ook in aanmerking voor een vierkamerwoning in de Grevelingen- en Eendrachtstraat. Door deze versoepeling is het percentage alleenstaanden in de wijk gestegen. Mochten ondanks deze versoepeling nog verhuurbaarheidsproblemen optreden, dan is Woningstichting Den Helder voorstander van verhuur via de vrije markt. Verder wordt door de woningstichting niet of nauwelijks geselecteerd. Het door de woningstichting ruchtbaarheid geven aan het feit dat de galerijflatwoningen in de Falgabuurt voor woningzoekenden binnen korte termijn beschikbaar waren, viel samen met andere ontwikkelingen in Den Helder, waardoor de instroom van sociaal-economisch zwakkeren, waaronder nogal wat (drugs)verslaafden, in de flatwoningen toenam. In plaats van het stoppen of tegengaan van de geconstateerde ontwikkeling met behulp van een selectieve(re) toewijzing, heeft Woningstichting Den Helder, op financiële gronden, gekozen voor een soepelere toewijzing en daarmee het proces versterkt (of zelfs versneld).
5.8. Kleine criminaliteit en verloedering in relatie tot de betrokkenheid van de bewoners Al eerder is geconstateerd dat de betrokkenheid van de bewoners met hun sociale èn fysieke woonomgeving gering is. De sociale controle is hierdoor beperkt en het toezicht wordt slechts minimaal uitgeoefend. De hoge mutatiegraad en de korte gemiddelde bewoningsduur maken duidelijk dat veel bewoners slechts kort in het Grevelingenkomplex en de Eendrachtsstraat wonen. Ook de huidige bewoners wensen op korte termijn te vertrekken, gezien de hoge verhuisgeneigdheid. Desondanks bestaat er een bewonersorganisatie, SNBL, die zich met name inzet voor de verbetering van de woonsituatie. Hoewel de resultaten van de activiteiten van SNBL zichtbaar zijn, is deze bewonersorganisatie niet representatief voor de bewonerssamenstelling in de galerijflatwoningen en lijkt haar achterban gering. Voor een periode van vier jaar is een opbouwwerkster aangesteld die tot taak heeft de contacten tussen de bewoners onderling te bevorderen. Het slagen van deze werkzaamheden wordt echter nadelig beïnvloed door het sloopbesluit van de woningstichting. Met het vooruitzicht dat men - 60-
slechts tijdelijk in de buurt zal wonen, zal men als bewoner over het algemeen minder geneigd zijn zich te bekommeren over de huidige woonsituatie.
5.9. Slotbeschouwing Zowel de daadwerkelijke, objectief meetbare, criminaliteit als de subjectieve criminaliteit zijn in het Grevelingencomplex en de Eendrachtstraat niet gering. Beide vormen van criminaliteit concentreren zich grotendeels in de semi-openbare ruimten van de flatblokken. De mogelijkheid om in deze ruimten een delict te plegen is groot; iedereen kan vrij in- en uitlopen, sloten werken niet meer. Bovendien is de stevigheid van de objecten gering. Een deur is voor inbrekers makkelijk te forceren; brievenbussen, electrische bedrading e.d. zijn door vandalen makkelijk te vernielen. De pakkans is relatief laag. Vluchtmogelijkheden zijn in ruime mate aanwezig en het zicht vanuit de woning en op de semi-openbare ruimten is gering. Een groot gedeelte van de bewoners voelt zich onveilig in de semi-openbare ruimten, met name in de bergingsgang en het trappenhuis. Gevolg hiervan is dat de verblijfsduur in deze ruimten tot een minimum beperkt blijft en de bergingen in veel gevallen alleen nog maar gebruikt worden voor de opslag van waardeloos materiaal. De informele sociale controle door passanten is gering. De flatblokken hebben geen huismeester, dus ook de semi-formele sociale controle ontbreekt. Formele sociale controle wordt door de politie niet uitgeoefend; zij beschouwt de situatie in het Grevelingencomplex en de Eendrachtstraat als een gegeven. Door de geringe sociale controle nemen de mogelijkheden voor (potentiële) daders toe, het aantal delicten wordt groter, de onveiligheidsgevoelens van de bewoners nemen toe, gebruik van de semi-openbare ruimten wordt verder beperkt en de sociale controle neemt af. Gesteld kan worden dat de objectieve en subjectieve criminaliteit elkaar wederzijds be invloeden en versterken. Hiermee is geenszins een verklaring gevonden voor het feit waarom de criminaliteit zich juist in dit complex voordoet. Om dat te verklaren is het van belang de hele ontwikkeling die het complex in de loop der jaren heeft meegemaakt, te bekijken. In de jaren na de oplevering van de galerijflatwoningen deden zich geen opzienbarende problemen voor in het complex. In het midden van de jaren '70 trad hierin echter een verandering op. De bouw van een uitbreidingswijk met voornamelijk laagbouwwoningen bracht binnen de Helderse woningmarkt een verhuisbeweging tot stand. Dit gecombineerd met een aantal landelijke ontwikkelingen (komst van veel rijksgenoten uit Suriname naar Nederland, verlaging van leeftijdsgrens voor ingeschreven woningzoekenden naar 18 jaar, toename van het aantal echtscheidingen) en het feit dat galerijflatwoningen tot de minst geliefde woningen behoren, heeft na verloop van tijd geleid tot een eenzijdige bevolkingssamenstelling. De woningen waren relatief goedkoop en snel beschikbaar. Gevolg was dat voornamelijk mensen met lage inkomens en personen die weinig alternatieven hadden, in de galerijflatwoningen terecht kwamen. In de tweede helft van de jaren '70 deed het drugsprobleem zijn intrede in de flats. De verschillende bevol- 61 -
J
kingsgroepen (jongeren, etnische minderheden, drugsverslaafden) veroorzaakten door hun specifieke leefgewoonten overlast voor buren en buurtbewoners. De reputatie van de galerijflatwoningen verslechterde. Bewoners voor wie een alternatief bereikbaar werd, verhuisden. Voornamelijk waren dit bewoners die tot de hogere inkomenscategorieën behoorden. De mutatiegraad van het complex nam toe. Dit proces werd versterkt door het financieel-economisch denken van de beheerder van de woningen. Woningstichting Den Helder wil de leegstand zoveel mogelijk voorkomen. De toewijzingsregels worden verruimd. Ondertussen werd het algemeen bekend dat je 'als je geen overlast veroorzaakt', direct in de galerijflatwoningen terecht kan. Een niet gering percentage van de bewoners is verslaafd aan drugs dan wel aan alcohol. Het aantal (potentiële) daders onder de bewoners is niet gering. Het grote aantal mutaties en de overlast die men ondervindt, heeft tot een geringe betrokkenheid onder de bewoners geleid. De wil om toezicht te houden is beperkt en is zelfs minder geworden door de wantoestanden in de buurt ('niets helpt'). Het sloopbesluit van de woningstichting heeft het proces nog eens versterkt. Eén oorzaak voor het ontstaan van de kleine criminaliteit is niet aan te wijzen. Wel staat vast dat de hierboven beschreven (met elkaar vervlochten) aspecten aan het ontstaan en de toename ervan hebben bijgedragen.
- 62-
6 MAATREGELEN
6.1. Weiding
Het bekend maken van de plannen van Woningstichting Den Helder om de twee flatblokken aan de Marsdiepstraat te renoveren en de overige elf flatblokken van het Grevelingencomplex en de Eendrachtstraat op termijn te slopen, vormde aanleiding voor een stortvloed van maatregelen, gericht op het verbeteren van de woonsituatie in de Falgabuurt. Tegelijkertijd met de bekendmaking van de sloopplannen werd door de gemeente Den Helder een inspraakgroep in het leven geroepen. Deze inspraakgroep, genaamd 'Sociaal Plan Falga' kreeg als taak mee te werken aan een gelijknamig gemeentelijk beleidsplan dat een oplossing moet bieden voor de vele problemen. De plannen van Woningstichting Den Helder werden in het taakveld van de inspraakgroep ingepast en daarmee vormt het Sociaal Plan Falga het algemene kader waarbinnen alle maatregelen vallen. In dit hoofdstuk wordt allereerst ingegaan op de activiteiten van de inspraakgroep (par. 6.2.). In de paragrafen 6.3. en 6.4. komen achtereenvolgens de maatregelen die getroffen zijn, of worden aan de flatblokken en de woonomgeving zelf aan de orde. Paragraaf 6.5. is gewijd aan het buurtpreventieproject dat voortgekomen is uit het Sociaal Plan Falga. Aan de maatregelen, gericht op het verbeteren van de sociale structuur van de wijk, wordt in paragraaf 6.6. aandacht besteed en in de laatste paragraaf van dit hoofdstuk wordt een samenvattend overzicht gegeven.
6.2. Inspraakgroep Sociaal Plan In mei 1986 is door de gemeente Den Helder ten behoeve van een integrale aanpak van de problemen in de Falgabuurt een inspraakgroep met de naam 'Sociaal Plan Falgabuurt' in het leven geroepen. De gemeente Den Helder is overgegaan tot het instellen van de inspraakgroep na herhaald aandringen van buurtbewoners en gemeenteraadsleden, dat de problemen zouden moeten worden aangepakt. De installatie van de inspraakgroep viel samen met het bekend maken van de renovatie- en sloopplannen van de Woningstichting Den Helder. Nadat door de woningstichting een besluit genomen was over de toekomst van de flats, werd de gemeente in feite gedwongen medewerking te verlenen aan een oplossing van de problemen in de Falgabuurt. De taak die de inspraak groep gekregen had, was mee te werken aan de voorbereiding van een gemeentelijk beleidsplan, dat als doel heeft te voorkomen, dat: - er verdergaande verarming in de wijk optreedt; - de bewoners zich niet meer in de wijk thuisvoelen; - 63 -
- er een eenzijdig samengestelde bevolking komt te wonen. In de inspraakgroep hadden instanties zitting die, in meer of mindere mate, geconfronteerd werden met de problematiek in de Falgabuurt. Hiertoe behoren Woningstichting Den Helder, de wijkvereniging Stichting 'Streven Naar Beter Leven', buurtbewoners, vertegenwoordigers van de gemeentelijke diensten Welzijn, Stadsontwikkeling en Openbare Werken en de wethouders Post (Openbare Werken) en Van Eeden (Welzijn). Behalve de direct betrokkenen nam ook een flink aantal ondersteunende instanties deel aan de inspraak groep, te weten de stichting Samenwerking Opbouw Orgaan (SOO), het platform etnische culturele bevolkingsgroepen Den Helder, stichting begeleiding Jeugd- en Jongerenwerk (Jeenjebe), de Helderse vereniging voor buurt-, wijk- en speeltuinwerk, de Karel Doormanschool en de Nicolaasparochie. De coördinatie van de inspraakgroep lag bij de dienst Welzijn. Voor het opsteUen van een beleidsplan was een termijn gesteld van 1,5 jaar. Met het opsteUen van een aantal aanbevelingen t.a.v. de verbetering van de woning en woonomgeving beëindigde de inspraakgroep eind september 1987 haar werkzaamheden. Na het bekend worden van het besluit van Woningstichting Den Helder (nl. renovatie van 2 blokken en sloop van de overige 11) leek de instelling van een inspraakgroep op dat moment weUicht achterhaald. De gedachte echter dat de wijk ook gedurende de periode voorafgaand aan de sloop leefbaar moet blijven en het feit dat het beleidsplan zich niet specifiek zou richten op verbetering van de Grevelingen- en Eendrachtsstraat maar op de gehele Falgabuurt, waren voor de gemeente voldoende aanleiding om toch over te gaan tot de instelling van de inspraakgroep. Op de eerste bijeenkomst van de inspraakgroep, eind juni 1986, zijn het reglement en de methode van aanpak besproken. Afgesproken is toen om met twee subgroepen verder te werken. Een sociale werkgroep met als taak het ontwikkelen van een aanpak voor de verbetering van het woonklimaat; een technische werkgroep zou zich voornamelijk richten op de technische verbeteringen die binnen de renovatie- en onderhoudsplannen van de woningstichting passen. Achtergrond van de splitsing in twee werkgroepen was de gedachte dat zo een praktische, eenvoudige en sneUe werkwijze mogelijk was. Bovendien zouden de renovatiewerkzaamheden op het moment van oprichting van de inspraakgroep nog even op zich laten wachten. De sociale werkgroep kon al eerder van start gaan met het ontwikkelen van plannen. Naast de algemene coördinatie werd de dienst Welzijn belast met het secretariaat van de algemene inspraakgroep en dat van de sociale werkgroep. De afdeling SO (stadsontwikkeling) verzorgde het secretariaat van de technische werkgroep. Voor de desbetreffende werkgroepen is een aantal aandachtspunten opgesteld. Tot deze aandachtspunten is men gekomen via voorsteUen, gedaan door de woningstichting, SNBL, SOO en enkele buurtbewoners. Van elk aandachtspunt binnen het plan van aanpak zijn in een tijdschema de overlegfase, de beslissingsfase en de uitvoeringsfase weergegeven. Bij elk aandachtspunt is aangegeven tussen welke instanties/personen overleg gevoerd diende te worden. (zie hiervoor bijlage 3). De uitvoering van de activiteiten kan echter, afhankelijk van de aard ervan over meer jaren doorlopen. Dit geldt bijv. voor de ontwikkelde voorsteUen m.b.t. het toewijzingsbeleid. - 64 -
Elke werkgroep richtte zich binnen haar aandachtsgebied op enkele specifieke punten. Binnen de technische werkgroep lag de nadruk op: 1. verbeteren flats Grevelingen- en Eendrachtstraat 2. renovatie flats Marsdiepstraat 3. de woonomgeving 4. verkeerssituatie 5. toewijzingsbeleid. Binnen de sociale werkgroep werd aandacht geschonken aan: 1. instellen informatiewinkel 2. contacten bewoners 3. veiligheid 4. maatschappelijke hulp en organisatie 5. recreatie. Het lag niet in de taakstelling van de inspraakgroep een totaalplan voor de Falgabuurt te ontwikkelen. Klaarblijkelijk ontbrak (en ontbreekt nog steeds) een duidelijk toekomstbeeld van de buurt. De procedure van de planontwikkeling was als volgt: wanneer tussentijds binnen de werkgroepen voor één van de aandachtspunten plannen of activiteiten ontwikkeld waren, werden deze binnen de gehele inspraakgroep besproken en vervolgens met kostenconsequenties voorgelegd aan de gemeenteraad, die er dan over besliste. Binnen de gemeente Den Helder is geen speciaál budget gereserveerd voor de aanpak van de Falgabuurt. Voor de financiering van plannen en activiteiten werd of wordt in bepaalde gevallen geld onttrokken aan het stads vernieuwingsfonds. Is dit niet mogelijk, dan worden de kosten van de maatregelen opgenomen als post op de begroting van de desbetreffende dienst. Tijdens het inspraakproces zijn al een aantal zaken gerealiseerd, die moeten leiden tot verwezenlijking van de doelstelling, zoals: - in gebruikneming van de infoflat Falga door SNBL; - drainage speelterrein Marsdiepstraat; - renovatie van de twee flatblokken aan de Marsdiepstraat; - verbetering van de overige elf flatblokken in de Grevelingen- en Eendrachtstraat; - organisatie van een buurtdag; - videoprojekt voor de buurtbewoners; - klussenbus van de Woningstichting, bemand door een vaste onderhoudsmedewerker; - aanstelling opbouwwerkster voor een periode van 3 jaar; - verplaatsing van de brievenbussen in de galerijflatblokken van de hoofdentree, naar de galerij; - aanbrengen van verlichting achter de flats. Eind september 1987 vond de laatste bijeenkomst plaats van de inspraakgroep Sociaal Plan Falgabuurt. Het eindresultaat van de inspraak groep is een achttiental maatregelen, volgens het eindverslag van de inspraak groep, op grond van een onderzoek naar de leefbaarheid in de Falgabuurt, dat uitgevoerd is door het Ondersteuninginstituut Noord-Holland en de adviezen van de technische werkgroep. Onderstaande aanbevelingen zijn overgenomen uit het eindverslag. Kanttekening hierbij is dat bij enkele van deze aanbevelingen minderheidsstandpunten zijn ingenomen.
- 65 -
Algemene aanbevelingen 1. Om het opbouw proces van de Falgabuurt een kans te geven dient het sloopbesluit in 1990 heroverwogen te worden. Afhankelijk van de ontwikkelingen ten aanzien van onder andere de sociale integratie, de afname van vandalisme en criminaliteit en de verhuurbaarheid van de flats, dient het besluit teruggenomen te worden dan wel aangehouden te worden waarbij eventueel op kortere termijn tot sloop wordt overgegaan. 2. In ieder geval dienen de volgende twee (uitvoerende) themagerichte overleggroepen te worden ge installeerd: a. rond het beheer en het onderhoud van de flatgebouwen en van de omgeving van de flats, straten en plantsoenen; b. rond onveiligheid, criminaliteit en vandalisme. 3. De inspraak groep Sociaal Plan Falgabuurt wordt omgevormd tot een overleggroep, waarin ook het gemeentebestuur participeert. Dit bestuurlijk overleg houdt onder meer voortgang, afstemming en samenhang van de afzonderlijke themagerichte overleggroepen in de gaten en komt minimaal één keer per kwartaal bij elkaar. Aanbevelingen ten aanzien van de woonsituatie: 4. De stichting wijkbelangen Streven Naar Beter Leven- dient, als bewonersvertegenwoordigend orgaan en ondersteund door de opbouwwerkster, te streven naar een vertegenwoordiger/ster per flatgebouw. N.B. Hierbij wordt bijzondere aandacht aan de etnische minderheden geschonken. 5. De aanstelling van een participatiemedewerkster bij de Woningstichting is noodzakelijk om binnen deze organisatie voorwaarden te scheppen voor een adekwate afhandeling van de voorstellen uit het overleg met de stichting wijkbelangen Streven Naar Beter Leven. 6. De Woningstichting dient ter financiering van extra beheermaatregelen voor de galerijflats een jaarlijkse reserve op te nemen. 7. De besteding van deze gelden dient onder andere op voordracht van de overleggroep (stichting wijkbelangen Streven Naar Beter Leven, opbouwwerkster, Woningstichting) door het bestuur van de Woningstichting plaats te vinden. 8. Het zelf aanbrengen van verbeteringen door de bewoners in de flatgebouwen dient gestimuleerd te worden. 9. Een (Falga)buurtgericht preventieprojekt, waarin vertegenwoordigers van de Woningstichting, de stichting wijkbelangen Streven Naar Beter Leven, etnische bevolkingsgroepen, politie, gemeentebestuur, de stichting Jeenjebe (Jeugd- en jongeren begeleiding), winkeliersvereniging en de opbouwwerkster deelnemen, dient buurtgerichte voorlichting en preventiemaatregelen te ontwikkelen en uit te (laten) voeren. Aanbevelingen ten aanzien van het beheer van de omgeving van de flats, straten en plantsoenen: 10. In een periodiek overleg tussen plantsoenendienst, reiniging en buurtorganisaties dient een aangepast onderhoudsschema ontwikkeld te worden, dat beter aansluit op de voortdurende vervuiling van de buurt. (Zie aanbeveling 2, ad a). - 66 -
11. Aanpassingswerken straatwerk Volkerakstraat/Kilstraat/Grevelingenstraat. Kosten: f 56.700,-. 12. Plantsoenen algemeen. 13. Containers (6 stuks in de Grevelingenstraat, 5 stuks in de Mark- en Zoom straat, 5 stuks in de Volkerakstraat, 1 in de Krammerstraat). Kosten: 17 x f 7.000,--= f 119.000,-. 14. De plaatsing van een vuilcontainer nabij het winkelcentrum is noodzakelijk. 15. Verbetering openbare verlichting parkeerterrein Dintelstraat. Kosten: f 9.570,--. 16. De uitbreiding van speelmogelijkheden in de buurt in de vorm van een multi-culturele speeltuin is wenselijk. Kosten: f 30.000,--.
Aanbevelingen ten aanzien van het bevorderen van kontakten tussen de bewoners: 17. Een regelmatig verschijnend buurtkrantje, dat in gezamenlijkheid door de buurtorganisaties wordt uitgegeven, kan de bewoners beter op de hoogte stellen van de verschillende aktiviteiten in en verbeteringen van de buurt. Kosten per jaar: f 10.000,--. 18. Het bestuur van buurthuis De Eendracht dient in staat gesteld te worden de vrijkomende ruimte in het buurthuis te gebruiken voor aktiviteiten voor volwassenen en jongeren. Deze aanbevelingen zijn voorgelegd aan de gemeenteraad. Op de eerste aanbeveling na ging de gemeenteraad zonder meer akkoord.
6.3. Maatregelen gericht op woning en flatblok Renovatie Marsdiepstraat De renovatiewerkzaamheden aan de twee flatblokken aan de Marsdiepstraat zijn in 1987 uitgevoerd en kunnen grofweg onderverdeeld worden in een drietal categorieën. De eerste categorie richt zich op het verminderen van de toegankelijkheid van de flatblokken. Door middel van verticale en horizontale splitsing is een portiekachtige ontsluiting ontstaan. Van deze twee was de horizontale splitsing de minst omvangrijke; deze ingreep beperkte zich tot het aanbrengen van een intercom en een bellentableau en het opnieuw afsluiten van de toegangsdeuren tot de trappehuizen, de galerijen en tot de bergingsgangen. De verticale splitsing vroeg verdergaande ingrepen, nl.: - het verbeteren van het bestaande trappenhuis: Na renovatie waren de kelderbergingen ook met fiets, bromfiets e.d. bereikbaar via de aangebrachte, nieuwe hellingsbaan. - het bestaande noodtrappenhuis aan de kop gevel werd verbouwd tot een tweede hoofdentree. Hiertoe werd de oorspronkelijke entree tot het noodtrappenhuis aan de zijde van de kopgevel dichtgemaakt. Ook de hellingbaan aan deze kopgevelzijde (buiten het flatblok) is verdwenen. Het
- 67 -
Mb. 6.1.
Plattegronden na renovatie
L JI!±-:= --
®
f
--
·~ :.t
:
';t :
·R
.~ , -.:=
.;t:
L~~.' ®
,~ .
j
IË! ) F"=.;=. -,",~
"z f~
~ ëi ~
~~-
.-
(f)
~
0
z
z ~
r{(t@
t·
"-®
,
,
"
!~
.~
,
',"I
....
.~ .
.~
z
ifg
~
~
I!\'
,
~ "" .2-
Ij; '
~
I~
..
.~
(~ .
I~'
,
. ={=:g: @)
,~
I -
= ._..
I
'"a:z
.~.
Ol
Ei
a:
Ol
= =--=
~
ffi
Bron: Woningstichting Den Helder. - 68-
@
.,+-
-- r!:' ; ~ ~,
:>
~
rr-
0
I
, . .......
=
,~
.. -r'
-~
Z
,., .·I,!:
1... ,1.
r: !i;:
:i: I::
llL,
~
~
nieuwe tweede hoofdtrappenhuis is net als het bestaande hoofdtrappenhuis bereikbaar vanuit de Marsdiepstraat. Vanuit dit trappenhuis zijn de kelderbergingen te bereiken met een aangebrachte nieuwe hellingbaan. - zowel de galerijen als de kelderbergingsgang zijn in tweeën gedeeld. Op de galerijen is een "doortrapbaar" schot geplaatst. De scheiding in de bergingsgang is vormgegeven in metselwerk. De tweede categorie maatregelen, richtte zich op het verhogen van de veiligheid en dan met name op het tegengaan van inbraak in de kelderbergingen. Maatregelen die hiertoe zijn getroffen, zijn het bekleden (verstevigen) van de bergingsdeuren met 10 mm multiplex, het schilderen van de keldergangen in een lichte kleur, het aanbrengen van infraroodlampen in de bergingsgang en het aanbrengen van draadglas en een ventilatierooster in de kelderramen. De laatste categorie maatregelen richt zich op het verbeteren van het isolatieniveau van de flatblokken. De kopgevels zijn bekleed met isolatiemateriaal. De kozijnen zijn vernieuwd en voorzien van isolatieglas. De mechanische ventilatie is verbeterd door het aanbrengen van een individuele mechanische ventilatie voorzien van een warmteterugwinningssysteem. Naast de hiervoor beschreven maatregelen bestaat voor de bewoners de mogelijkheid om alsnog, waar dit in 1981 niet gebeurd is, keuken en badkamer te laten renoveren. Deze renovatie is identiek aan die in 1981 en ook de huurverhoging erover is gelijk gesteld aan het niveau van de huurverhoging, zoals die op dat moment gold voor bewoners die destijds wel deelgenomen hebben aan de badkamer- en keukenrenovatie. Door alle bewoners is aan de renovatie deelgenoinen. Kosten De stichtingskosten van de renovatie bedragen gemiddeld f 38.063,83 per woning, in totaal bijna twee miljoen gulden. De financiering geschiedt volgens de MG 86-32. Het plan zou voor de bewoners een gemiddelde huurverhoging van f 48,75 per maand inhouden. Verder uitgesplitst naar woningtype zou de huurverhoging voor een 3-kamerwoning f 46,21 en voor een 4-kamerwoning f 55,19 bedragen. De werkelijke huurverhoging, die na de renovatie doorgevoerd wordt, bedraagt echter f 38,15. Reden voor de Woningstichting Den Helder om een lagere werkelijke huurverhoging door te voeren ligt, zoals eerder opgemerkt, in het feit dat men momenteel de huurverhoging over de keuken- en badkamerrenovatie van 1981 onevenredig hoog vindt. Bij het vaststellen van de werkelijk door te voeren huurverhoging is deze hoge huurverhoging gecompenseerd met de huurverhoging over de huidige verbeteringen, zodat deze laatste huurverhoging minder geworden is. Verbeteringen overige flatblokken De op korte termijn te slopen flatblokken hebben in de eerste helft van 1988 een onderhoudsbeurt gehad. Met deze onderhoudsingreep verwacht de woningstichting de komende tien jaar (de periode tot de sloop) beheers matig en bouwtechnisch te kunnen overbruggen. De maatregelen die tot dit plan behoorden, spitsten zich vooral toe op extra onderhoud aan de gemeenschappelijke ruimten. De keldergangen en trappenhuizen werden grondig
- 69 -
opgeknapt en geschilderd. Evenals bij de renovatieplannen werden de bergingsgangen in tweeën gesplitst, d.m.v. een metselwerk scheidingswand. De bergingsdeuren werden verstevigd, en van betere sloten voorzien. Hetzelfde geldt voor de toegangsdeur tot de bergingsgang. De kelderingangen werden voor (brom)fietsen beter toegankelijk gemaakt. Hiertoe werd in het hoofdtrappenhuis een helling baan aangebracht. Per galerij werden aan beide zijden de brievenbussen opgehangen en tenslotte werden de leuningen in het trappenhuis met zand gevuld. Dit laatste ter bestrijding van de geluidsoverlast. Naast deze maatregelen werd onderhoud gepleegd aan de woning. Dit hield in: een beperkte isolatie van de gevels, het aanbrengen van nieuwe tochtprofielen, het schilderen van de buitenkant van de woning en het vernieuwen van de borstweringen aan de galerij zijde. Tenslotte werden de kopgevels van de flatblokken geïsoleerd. Kosten De kosten van de onderhoudsbeurt bedroegen f 8000,- per woning. De totale investering, ca f 2,3 miljoen, werd onttrokken uit de ABR van Woningstichting Den Helder. De bewoners van de 296 galerijwoningen hoefden geen huurverhoging te betalen over de aangebrachte verbeteringen. Klussenbus woningstichting met vaste onderhoudsmedewerker Per 1 september 1986 is in de Falgabuurt een vaste onderhoudsmedewerker werkzaam die de flatblokken in de Grevelingen-, Eendracht-, Volkerak- en Eemstraat onder zijn beheer heeft. Deze onderhoudsmedewerker houdt controlerondes in de flatblokken en verricht kleine reparaties aan defecte onderdelen. Ontstane schade wordt hierdoor sneller verholpen. Reparaties die niet door hem zelf kunnen worden uitgevoerd, worden doorgegeven aan de woningstichting (sneller dan voorheen). Ook worden door de onderhoudsmedewerker extra schoonmaakwerkzaamheden verricht, als blijkt dat de wekelijkse schoonmaakrondes niet voldoen. De onderhoudsmedewerker is circa 25 uur van zijn werkweek werkzaam in de flatcomplexen die onder zijn beheer vallen. 6.4. Maatregelen gericht op de woonomgeving Een subwerkgroep van de inspraakgroep 'Sociaal Plan', de technische werkgroep, hield zich tijdens het inspraakproces bezig met de aanpak van een aantal gesignaleerde knelpunten in de woonomgeving. Het voortzetten van de werkzaamheden van deze technische werkgroep vormde een van de aanbevelingen van deze inspraakgroep (aanbeveling 2a). Het overleg binnen de technische werkgroep spitst zich toe op de woonomgeving, met name op de, voortgezette, aspecten genoemd in de aanbevelingen 10 tlm 16 (zie pag. 66). Zijdelings wordt, binnen deze werkgroep, ook aandacht besteed aan technische problemen die zich in de semi-openbare ruimten van de flatblokken voordoen. Het toewijzingsbeleid, dat tijdens het inspraakproces ook tot de aandachtspunten van deze werkgroep behoorde, wordt in het voortgezette overleg niet meer meegenomen en valt zelfs geheel buiten het formele overlegcircuit. De stichting SNBL, de opbouwwerkster, Woningstichting Den Helder, een - 70 -
vertegenwoordiger van het platform etnisch-culturele bevolkingsgroepen en vertegenwoordigers van gemeentelijke diensten hebben zitting in deze werkgroep. Afgaande op de verslagen, verloopt het overleg tussen de verschillende betrokkenen moeizaam en leidt slechts zelden tot resultaten. De geringe beschikbare geldelijke middelen hebben tot gevolg dat voorgestelde maatregelen regelmatig naar de toekomst worden doorgeschoven. 6.5. Buurtpreventieproject Een van de aandachtspunten binnen het sociaal plan betrof het verminderen van de kleine criminaliteit en het verhogen van de veiligheid van de bewoners van de Falgabuurt. Hiertoe had zich binnen de subgroep woonklimaat van de inspraakgroep, een groepje gevormd dat zich richtte op de drugsproblematiek, het voorkomen van vandalisme en de onveiligheidsgevoelens onder de bewoners. Op voorstel van de gemeente zijn deze werkzaamheden verder uitgebouwd tot een (gesubsidieerd) buurtpreventieproject (BPP). Op 15 oktober 1987 is een coördinatrice aangesteld en is een start gemaakt met het opzetten van het buurtpreventieproject. Dit buurtpreventieproject Falga loopt over een periode van 3 jaar (tot eind 1990). Alvorens in te gaan op de invulling van het BPP in de Falgabuurt, wordt eerst aandacht besteed aan het gemeentelijke kader, waarbinnen het BPP Falga past. Gemeentelijk kader Het buurtpreventieproject Falga valt onder het gemeentelijk projectplan "Samenleving en Criminaliteit". Het College van B & \V van Den Helder heeft in november 1987 ingestemd met het voornemen te komen tot een gemeentelijk projekt "Samenleving en Criminaliteit" en met de invoering van een passende projektstructuur • Het projekt "Samenleving en Criminaliteit" wordt gezien als een "actieplan om middels bestuurlijk preventiebeleid te komen tot beperking van vandalisme en kleine criminaliteit". Voor de uitvoering van dit plan wordt enerzijds gebruik gemaakt van gemeentelijke middelen en anderzijds van subsidies, die in het kader van het landelijk beleidsplan "Samenleving en Criminaliteit" van de rijksoverheid zijn verkregen. Met het oog op de looptijd van het landelijke beleidsplan Cl 985-1990), loopt het gemeentelijk project voorlopig tot 1990. Het gemeentelijk projectplan is gebaseerd op het landelijk beleidsplan en vormt in feite een op de plaatselijke situatie te Den Helder afgestemde vertaling ervan. Binnen het gemeentelijk projectplan kunnen een negental deelprojekten worden onderscheiden. Naast het buurtpreventieproject in de Falgabuurt heeft men de volgende projecten voor ogen: - project NS-station Den Helder-Zuid; - instelling van 'Bureau Halt', waardoor de mogelijkheden van het leggen van een relatie tussen dader en delict uit preventief en/of repressief oogpunt worden vergroot; - experiment intensieve aanpak problematiek randgroepjongeren en drugsverslaafden; - voorlichting op scholen voor basis- en voortgezet onderwijs; - introductie huismeesters; - 71 -
- aanpak winkeldiefstallen; - centraal meldingspunt vandalisme; - bevorderen van snelle en passende afhandeling van bij vandalisme-schade aanwezige verhaalsmogelijkheden. Niet al deze deelprojecten bevinden zich momenteel in de uitvoerende fase. Met name voor de deelprojecten 'Bureau Halt', voorlichting op scholen, introductie huismeesters, aanpak winkeldiefstallen, centraal meldingspunt vandalisme en 'verhaal' is men zich aan het oriënteren op de mogelijke invulling en financiering ervan. Ten behoeve van het gemeentelijk projectplan is een organisatiestructuur opgezet. Deze projectorganisatie bestaat uit een stuurgroep (sturing van de projecten), een ambtelijke werkgroep (advisering en bewerkstelligen onderlinge samenhang van de verschillende projecten) en een coördinatiepunt (centraal aanspreekpunt). In onderstaand schema is deze organisatiestructuur vormgegeven. Afb. 6.2.
Schema organisatiestructuur project "Samenleving en Criminaliteit"
CollegeB &: W
Stuurgroep
Deelprojektgroepen
Bron: Beleidsplan "Samenleving en Criminaliteit", gemeente Den Helder Binnen elke deelprojectgroep vervult een gemeentelijke dienst, afdeling of instelling een voortrekkersrol. Voor het buurtpreventieproject is dit de afdeling algemene zaken. Buurtpreventieproject Falga; inhoudelijk
Volgens de algemene definitie kan een buurtpreventieproject omschreven worden als "een buurtgericht project waarin buurtbewoners ,en politie samenwerken, met het doel bepaalde vormen van criminaliteit en de angst voor criminaliteit te verminderen" (landelijk Buro Voorkoming Misdrijven). Stapsgewijs kan dit doel gerealiseerd worden door: a. het uitvoeren van preventieve maatregelen door individuele bewoners en b. het uitvoeren van collectieve preventieve maatregelen door de buurt waardoor - 72 -
c. de sociale integratie wordt vergroot en d. de informele sociale controle toeneemt en uiteindelijk e. bepaalde vormen van criminaliteit (in omvang) afnemen en de angst voor criminaliteit vermindert. Het uiteindelijke doel van een BPP is, volgens het Buro Voorkoming Misdrijven, dat na enkele jaren buurtpreventie in het leven van elke dag is verweven. Het Buro Voorkoming Misdrijven biedt in haar gelijknamige publicatie een raamwerk voor de invull1ng van een buurtpreventie project. De belangrijkste deelnemers aan het BPP in de Falgabuurt zijn de gemeente, de bewoners en de politie. Het BPP heeft in eerste instantie betrekking op de straten waarin de galerijflatblokken staan, te weten de Grevelingenen Eendrachtstraat. Wanneer in deze twee straten het BPP gestart is, zal het project uitgebreid worden naar de overige straten van de Falgabuurt. In oktober 1987 is men begonnen met een inventarisatie van de zich in de buurt voordoende criminaliteitsproblemen. Hiertoe zijn een aantal gesprekken gevoerd met gemeentelijke diensten en is door het regionaal bureau Voorkoming Misdrijven uit Alkmaar (dit bureau vervult tevens een adviserende rol bij het BPP Falga) een inventarisatie van bij de gemeentepolitie Den Helder geregistreerde delicten gemaakt (mei 1988). In een enquête is de bewoners van de galerijflatwoningen gevraagd naar hun ervaringen met kleine criminaliteit in de buurt, naar hun onveiligheidsgevoelens en hun bereidheid mee te werken aan het BPP Falga. In eerste instantie beperkte deze enquête zich tot de galerijflatblokken van het Grevelingencomplex (Marsdiep- en Grevelingenstraat). Enige tijd later is deze enquête ook uitgevoerd in de Eendrachtstraat. De enquêtes zijn huis aan huis afgegeven en weer opgehaald. Voordeel van deze werkwijze was dat een indruk verkregen wordt van het type bewoners in beide straten. Ruim 26% van de afgeven enquêtes in de Grevelingenstraat (136 bewoonde woningen) en circa 47% van de 51 afgegeven enquêtes in de Marsdiepstraat werd ingevuld en ingeleverd. De belangrijkste conclusies uit deze enquête zijn achtereen volgens: - gezien het grote aantal bewoners dat last heeft van de zich voordoende problemen, dient het BPP zich niet alleen te richten op het verminderen van de onveiligheidsgevoelens maar dient binnen het BPP ook aandacht besteed te worden aan het werkelijk tegengaan van criminaliteit en overlast; - bewoners in de Grevelingenstraat hebben vooral klachten over vervuiling, onveilige plekken, inbraak, geluidsoverlast en vernieling. Bewoners van de Marsdiepstraat ondervinden veel overlast van vervuiling, geluidsoverlast, verkeersonveiligheid, inbraak en onveilige plekken. De mate waarin men overlast ondervindt, verschilt echter. Over het algemeen hebben de bewoners van de Marsdiepstraat minder te kampen met criminaliteit en overlast dan de bewoners van de Grevelingenstraat; - het merendeel van de respondenten zei in de enquête bereid te zijn mee te werken aan een BPP; - in totaal zeven bewoners verklaarden bereid te zijn als flatcontactpersonen op te treden; - een overzicht van maatregelen waaraan men zou willen meewerken en van ideeën geuit door de bewoners over mogelijke oorzaken en oplossingen voor de problemen in de buurt, straat of wijk. - 73 -
Het slagen van een buurtpreventieprojekt is in belangrijke mate afhankelijk van de bereidheid onder de bewoners om mee te werken. Op dit vlak verschilt het BPP Falga sterk van het 'gemiddelde' BPP in Nederland. Voorwaarde bij het starten van een BPP is immers dat de bewoners zich betrokken voelen bij hun buurt (circa 70% van de bewoners moet volgens de norm bereid zijn deel te nemen). Eigenlijk hadden de bewonersenquête en de probleeminventarisatie dan ook plaats moeten vinden voordat het BPP van start ging. Omdat juist de afwezigheid van betrokkenheid met hun woning en woonomgeving als een van de grootste problemen gezien wordt, is het verbeteren ervan voor de coördinatrice van het BPP een van haar eerste taken. Zij werkt wat dit aspect betreft dan ook nauw samen met de in de Falgabuurt werkzame opbouwwerkster (geldt m.n. voor de eerder beschreven enquête en de aansteUing van de flatcontactpersonen). Inmiddels is een aantal bewoners daadwerkelijk bereid gevonden als flatcontactpersoon op te treden. Een netwerk van flatcontactpersonen is inmiddels in het leven geroepen. Dit netwerk is een zelfstandige werkgroep binnen de bewonersstichting SNBL, en wordt begeleid door de opbouwwerkster en de coördinatie van het BPP Falga. Met de flatcontactpersonen vindt regelmatig overleg plaats. Deze flatcontactpersonen fungeren als aanspreekpunt voor de overige bewoners van een flatblok. Naast het verbeteren en vergroten van de sociale contacten in de buurt, zal het doel van hun werkzaamheden zijn dat zij, door een directe relatie met de politie, het ingrijpen van de politie bij zich voordoende delicten bespoedigen. Op korte termijn hoopt men met een systeem van meldingskaarten te gaan werken. Op deze meldingskaarten kan door bewoners aangegeven worden door wie, waar en wanneer een delict gepleegd wordt. Deze formulieren worden ingeleverd bij de flatcontactpersoon die dan de verkregen informatie doorgeeft aan de politie. Samen met de flatcontactpersonen zijn preventierondes gehouden. Op grond van deze inventarisatie naar onveilige plekken in flatblok en directe woonomgeving zijn oplossingen aan de desbetreffende instantie doorgegeven. In overleg tussen het netwerk van flatcontactpersonen en de woningstichting is afgesproken om, bij wijze van experiment, in één flatblok te starten met het aanpakken van alle problemen die zich voordoen. Tot dit experiment, genaamd Actie "Schoon Blok" is overgegaan omdat men het ondoenlijk vond om al1e problemen in alle flatblokken tegelijkertijd aan te pakken. Doel van deze actie, waarvan het de bedoeling was dat zij begin 1989 van start ging, is om één flatblok, te weten het flatblok Grevelingenstraat 2 tot en met 48, letterlijk en figuurlijk schoon te vegen, en om vervolgens aan de hand van de opgedane ervaringen de overige flatblokken in de Grevelingen-, Eendracht- en Marsdiepstraat aan te pakken. Tijdens de actie wordt aandacht besteed aan problemen die zich voordoen in en rond de woningen zelf, het flatblok en de directe omgeving van het flatblok. Bedoeling is dat aan de actie wordt deelgenomen door de direct betrokkenen; de woningstichting, de politie, de gemeentelijke plantsoenendienst, de dienst Openbare Werken, stichting SNBL, de flatcontactpersonen, de coördinatie van het BPP Falga en de opbouwwerkster van de Falgabuurt. De bereidheid van de politie (m.n. de wijkagent) om mee te werken aan het BPP is gedurende de looptijd van het project groter geworden. Een bezoek - 74 -
van de flatcontactpersonen aan het bureau van de gemeentepolitie Den Helder heeft bijgedragen tot de onderlinge contacten. Afspraken zijn gemaakt over de werkwijze bij melding van een delict door de flatcontactpersonen. Tot op heden is het daadkrachtig optreden van de gemeentepolitie in de Falgabuurt minimaal. De gemeentepolitie Den Helder voert een speerpuntenbeleid, maar de Falgabuurt is niet een van deze speerpunten. De situatie in de Grevelingen- en Eendrachtstraat wordt door de gemeentepolitie min of meer als een gegeven beschouwd. Hoewel het niet binnen het taakveld van een BPP valt, houdt de coördinatrice zich, naast eerder beschreven werkzaamheden, ook bezig met het be invloeden van de besluitvorming rondom het Grevelingencomplex en de Eendrachtstraat. Het sloopbesluit van Woningstichting Den Helder bemoeilijkt immers het vergroten van de betrokkenheid onder de bewoners en het werven van flatcontactpersonen. Kosten Het BPP wordt gesubsidieerd door de Stuurgroep Bestuurlijke Preventie van Criminaliteit. Voor een periode van drie jaar is jaarlijks f 32.000,- beschikbaar gesteld ten behoeve van een coördinerend ambtenaar en apparaatskosten. Hiernaast is er een bedrag van f 2500,- beschikbaar voor projectondersteuning en wordt gebruik gemaakt van de faciliteiten van het regionaal buro 'Voorkoming Misdrijven" uit Alkmaar (vnl. advisering). Maatregelen die als oplossingen worden aangedragen, worden voorgelegd aan de desbetreffende instantie, die na overleg deze maatregelen moet financieren. 6.6. Maatregelen gericht op het vergroten van de betrokkenheid van de bewoners Infoflat SNBL In november 1986 is de infoflat van de bewonersorganisatie Stichting SNBL geopend. De informatiewinkel is gesitueerd in een flat aan de Grevelingenstraat. De flat is door Woningstichting Den Helder beschikbaar gesteld aan SNBL. Door SNBL wordt een symbolische huurprijs van f 25,- per jaar betaald. Voor de inrichting van het infocentrum en de aanleg van de c.v.-installatie is door de gemeente een krediet ter beschikking gesteld van ca. f 18.500,-. De overige kosten (ca. f 7500,--) worden door Woningstichting Den Helder gefinancierd. Vanuit de informatiewinkel wordt informatie gegeven over het project Falgabuurt. Hiernaast worden er spreekuren van de verschillende instellingen gehouden. Verder kan de ruimte dienen als vergaderruimte e.d. voor het bestuur van SNBL en de inspraakgroep 'Sociaal Plan' en haar subgroepen. Kontakten bewoners Voor een periode van drie jaar is in de Falgabuurt een opbouwwerkster aangesteld met een sociaal-contactuele taak. Deze taak houdt in het opbouwen van een goed contact met de bewoners, het activeren van de bewoners, belangenbehartiging, het bijwonen van de vergaderingen van SNBL e.d. Een - 75-
van de werkzaamheden, waarmee de opbouwwerkster zich bezighoudt en die al tot enig resultaat heeft geleid, is het opzetten van een netwerk van straatvertegenwoordigers (in samenwerking met de coördinatrice van het buurtpreventieproject). Ter bevordering van de bewonerscontacten hebben inmiddels een tweetal activiteiten plaatsgevonden. De eerste is de feestelijke opening van de infoflat aan de Grevelingenstraat, waaraan een dag van de buurt gekoppeld was. Een tweede project was een videoproject voor de bewoners. Met name voor dit laatste project was het moeilijk om voldoende deelnemers te vinden.
6.7. Slotbeschouwing De in de voorgaande paragrafen beschreven maatregelen kunnen onderverdeeld worden naar technopreventieve en sociopreventieve maatregelen. Door Bentvelsen en Van der Zon wordt in deel I van deze serie Vandalisme, Kriminaliteit en Volkshuisvesting een nadere definitie van deze begrippen gegeven. Technopreventieve maatregelen hebben voornamelijk betrekking op de fysieke gesteldheid van de omgeving. Zowel de maatregelen gericht op het verminderen van de toegankelijkheid als die op het verhogen van de stevigheid vallen hieronder. Sociopreventieve maatregelen daarentegen zijn erop gericht sociale drempels te verhogen. In dit onderzoek wordt vooral aandacht besteed aan de externe drempels. Deze zijn erop gericht potentiële daders van het plegen van delicten te laten afzien, omdat de kans gepakt of herkend (op het moment van delictpleging of korte tijd later) te worden groot is. De externe drempel is vooral sociaal gericht, omdat het 'gepakt of herkend' worden door andere mensen moet gebeuren. Puntsgewijs volgt hier een indeling van de maatregelen naar techno- enlof sociopreventief.
Technopreventieve maatregelen: - renovatie Marsdiepstraat - verbeterplannen overige blokken - verplaatsing brievenbussen naar de galerijen - aanbrengen verlichting achter de flats - inventarisatie onveilige plekken (BPP) Sociopreventieve maatregelen: - inrichting informatieflat - aanstellen opbouwwerkster - organisatie activiteiten voor bewoners - flatcontactpersonen c.q. netwerk van straatvertegenwoordigers - bewonersenquête (BPP) Combinatie socio- en technopreventief: - instellen klussenbus van de woningstichting met vaste onderhoudsmedewerker - actie "Schoon Blok" (BPP)
- 76-
7
SAMENV A TTIN G
Om de te verwachten groeiende bevolking van Den Helder een onderdak te kunnen bieden, werd in de jaren '50 binnen de gemeente Den Helder het uitbreidingsplan Nieuw Den Helder ontwikkeld en gerealiseerd. De voorziene bevolkingstoename was mede het gevolg van het feit dat Den Helder door het Rijk was aangewezen als concentratiepunt van marine-aktiviteiten. De flatblokken van het Grevelingencomplex en de Eendrachtstraat, welke onderdeel uitmaken van het laatst gerealiseerde deel van het uitbreidingsplan, werden oorspronkelijk grotendeels bewoond door marinepersoneel. Het Grevelingencomplex en de Eendrachtstraat omvatten 348 woningen in dertien nagenoeg identieke flatblokken. Deze dertien flatblokken hebben elk vier woonlagen en een halfverdiepte bergingslaag. De woningdifferentiatie is eenzijdig (75% drie- en 25% vierkamerwoningen). De woningen worden ontsloten via een galerij, bereikbaar via één van de twee trappenhuizen. De bergingen, eveneens te bereiken via de trappenhuizen liggen aan één lange bergingsgang. De huren zijn gezien de Helderse woningmarktsituatie relatief laag; door de hoge stookkosten worden de woonlasten door bewoners over het algemeen toch als hoog ervaren. De stedebouwkundige situering van de flatblokken is weinig gevarieerd. Tussen de flatblokken bevinden zich de openbare binnenterreinen, ingericht als groenvoorziening met een enkele speelvoorziening. De directe woonomgeving van de flatblokken maakt een vervuilde en verloederde indruk. Het onderhoud van het openbaar groen is ontoereikend; de onvoldoende capaciteit van de vuilnisafvoer draagt bij tot de aanwezigheid van zwerfvuil. Hiernaast is er zowel in de Grevelingen- als in de Eendrachtstraat een tekort aan parkeerplaatsen. Door Woningstichting Den Helder (de eigenaar van de flatwoningen) worden relatief hoge bedragen aan onderhoud uitgegeven. Desondanks zijn de bewoners ontevreden over het gepleegde onderhoud • . De oorspronkelijke bevolkingssamenstelling wijzigde zich midden jaren '70 sterk. Mede als gevolg van de bouw van eengezinshuizen elders in Den Helder trokken gezinnen uit de flatwoningen weg. Hun plaats werd ingenomen door een toenemend aantal jonge één- en tweepersoonshuishoudens, leden van etnische minderheidsgroepen, waaronder relatief veel personen met een uitkering. De bevolkingssamenstelling heeft zich in de loop der tijd weinig evenwichtig ontwikkeld. De gemiddelde woningbezetting nam sterk af. Dit proces werd halverwege jaren '80 nog versterkt door de doorgevoerde versoepeling van het toewijzingsbeleid. Hierdoor werd het voor alleenstaanden ook mogelijk om in aanmerking te komen voor het huren van een vierkamerwoning. Door de verruiming van de toewijzingscriteria, de beperkte - 77 -
vraag en dus korte wachttijd nam het aantal bewoners van het complex dat snel een woning nodig had en over geen alternatieven kon beschikken, toe. Ook het aantal drugsgebruikers steeg mede ten gevolge van het door Woningstichting Den Helder ruchtbaarheid geven aan het feit dat, wanneer men geen overlast veroorzaakte, een woning in het Grevelingencomplex en de Eendrachtstraat snel beschikbaar was. Door het grote aantal mutaties en de sterk wisselende bewonerssamenstelling is de betrokkenheid van de bewoners met hun woonomgeving gering. Het aantal contacten tussen bewoners onderling is beperkt. Ook de onzekere toekomst van de flatwoningen (het sloopbesluit) draagt niet bij tot een grotere betrokkenheid. De verhuisgeneigdheid onder de bewoners is groot en de gemiddelde bewoningsduur is sterk gedaald (van ca. 3,5 jaar in 1985 tot 1,5 jaar in 1987). Kleine criminaliteit en verloedering Vanaf 1983 zijn cijfers beschikbaar omtrent het aantal gepleegde diefstallen en inbraken, zoals die bij de politie aangegeven zijn. Tussen 1983 en 1986 is een absolute afname van het aantal inbraken te constateren; gevolgd door een sterke absolute toename in 1987. Tot '1985/1986 waren de bergingen relatief het vaakst doelwit van deze inbraken. Hierdoor nam de gebruiks- en bezoeksfrequentie van de bergingen af waarna de delictplegers hun activiteiten verlegd hebben naar de woningen. Dat het aantal inbraken relatief groot is blijkt uit het gegeven dat de gemiddelde inbraakkans per woning in hoge mate de door het CBS berekende gemiddelde landelijke inbraakkans overschrijdt. Graffiti en vandalisme droegen bij tot de achteruitgang van de flatblokken.
Ook andere vormen van criminaliteit en verloedering kwamen in het Grevelingencomplex en de Eendrachtstraat veelvuldig voor. Onder de bewoners leefden veel gevoelens van onbehagen over vervuiling, rom meI en geluidsoverlast. Een niet gering percentage was (volgens de door het OTB gehouden bewonersenquête) wel eens slachtoffer geweest van een geweldsmisdrijf (10%-15% in 1985). Volgens schattingen is een derde deel van de bewoners verslaafd aan alcohol dan wel aan drugs en wordt ca. 10% van de woningen bewoond door drugsdealers. (Uit de OTB-enquête kwam dan ook naar voren dat het merendeel van de respondenten wel eens geconfronteerd is met drugshandel c.q. drugsgebruik). Bewoners voelden zich relatief vaak onveilig in de kelder bergingen en de trappenhuizen (resp. 80% en 43%). Relatief hoge kosten werden door de woningstichting uitgegeven aan mutatie-onderhoud, het herstellen van schade ten gevolge van slechte bewoning (betreft de woningen zelf) en aan onderhoud ten gevolge van vandalisme (wat voornamelijk in de semi-openbare ruimten plaatsvindt), Het hoge percentage verslaafden onder de bewoners brengt een hoog percentage (potentiële) daders met zich mee. Aan de vraag waarom de kleine criminaliteit zich juist in de flatblokken van het Grevelingencomplex en de Eendrachtstraat concentreerde, ligt een samenhangend complex van oorzaken aan ten grondslag. De flatblokken - 78 -
hebben een groot aantal semi-openbare ruimten, die zeer kwetsbaar zijn. In deze semi-openbare ruimten is het relatief gemakkelijk om een delict te plegen. De bergingsgangen, de entree, de galerijen en de trappenhuizen zijn makkelijk toegankelijk; de oorspronkelijk aanwezige sloten zijn in de loop van de tijd verdwenen of werken niet meer. Bovendien is er geen of beperkt zicht op deze ruimten vanuit de woningen. Ook de informele sociale controle is gering door het slechts kortstondig verblijven van bewoners in deze ruimten. Door het grote aantal inbraken is de gebruiks- en de bezoeksfrequentie van de bergingen sterk afgenomen. De onveiligheidsgevoelens van de bewoners in deze ruimten zijn groot. Ook de semi-formele en de formele sociale controle is klein. Een huismeester is niet aanwezig en er is nauwelijks controle van de politie. De politie beschouwt de bergingsgangen als privégebied van de bewoners en treedt daar liever niet op. Naast de bovengenoemde fysieke kenmerken, zijn ook de sociale kenmerken van de woonomgeving van invloed op het proces van verloedering en kleine criminaliteit. Na het midden van de jaren '70 was er sprake van een sterke wijziging van de bevolkingssamensteHing. Het woongenot voor bewoners daalde door de overlast ondervonden door afwijkende leefculturen van de verschillende bevolkingsgroepen. De impopulariteit van de fIats nam voortdurend toe. Mensen voor wie een woonalternatief bereikbaar werd, verhuisden. Het imago van het complex verslechterde, de mutatiegraad nam toe. Door de hoge mutatiegraad nam het aantal contacten tussen bewoners onderling af. Dit proces werd versterkt door het financieel-economisch handelen van de beheerder van de woningen. Om leegstand zoveel mogelijk te voorkomen, werden de toewijzingsregels versoepeld. Ondertussen werd het algemeen bekend dat je 'als je geen overlast veroorzaakt', direct in de galerijflatwoningen terecht kon. Een niet gering percentage van de bewoners is verslaafd aan drugs of aan alcohol. Het aantal (potentiële) daders onder de bewoners is aanzienlijk. Door het grote aantal mutaties en door de overlast die ondervonden wordt, is de betrokkenheid onder de bewoners afgenomen. De wil om toezicht te houden is beperkt ('niets helpt'). Het sloopbesluit van de woningstichting heeft nog bijgedragen aan de versterking van dit proces. Maatregelen Daadwerkelijke maatregelen om de problemen in de Falgabuurt tegen te gaan, bleven lange tijd uit. Deze situatie veranderde in 1986 toen Woningstichting Den Helder besloot om de twee beter verhuurbare fIatblokken aan de Marsdiepstraat te renoveren en de overige elf galerijflatblokken in de Grevelingen- en Eendrachtstraat te slopen. Als reactie op dit sloopbesluit en na aandringen van bewoners uit de buurt werd door de gemeente een inspraakgroep 'Sociaal Plan Falga' in het leven geroepen. Deze inspraakgroep kreeg als taak een gemeentelijk beleidsplan, gericht op het instandhouden en verbeteren van de leefbaarheid in de Falgabuurt voor te bereiden. Deze inspraakgroep ging halverwege 1986 van start. De renovatieplannen en de verbeteringsingreep voor de op termijn te slopen woningen werden in het sociaal plan ingepast. Hiermee vormde het Sociaal Plan Falga het kader waarbinnen alle maatregelen vielen. Binnen de inspraakgroep werd een technische en een sociale werkgroep opgericht, die tot taak kre- 79 -
gen om maatregelen te ontwikkelen voor gesignaleerde problemen in respectievelijk de technische en de sociale woonomgeving. In september 1987 beëindigde de inspraakgroep haar werkzaamheden. Haar eindresultaat was een voorstel voor een achttiental maatregelen. Tijdens het inspraakproces is een aantal maatregelen reeds uitgevoerd. De belangrijkste hiervan zijn: - De twee flatblokken aan de Marsdiepstraat zijn gerenoveerd. Door het ombouwen van het noodtrappenhuis werd een tweede hoofden tree gecreëerd. Het bestaande trappenhuis werd verbeterd. De bergingsgangen en galerijen werden gecompartimenteerd. Bergings- en toegangsdeuren werden verstevigd en van betere sloten voorzien. De keldergangen werden opgeknapt en de kelderramen werden voorzien van draadglas met een ventilatierooster. Hiernaast werden enkele isolatiemaatregelen doorgevoerd. De kosten van de renovatie bedroegen f 38.000,- per woning. Voor de bewoners werd een uiteindelijke huurverhoging van f 38,15 doorgevoerd. De overige elf flatblokken kregen een onderhoudsingreep van f 8000,- per woning. Het accent binnen deze ingreep lag op extra onderhoud van de gemeenschappelijke ruimten. De bergingsgangen werden opgeknapt, geschilderd en in tweeën gesplitst. De bergingsdeuren en de toegangsdeuren tot de bergingsgang werden verstevigd en van beterè sloten voorzien. Ook de warmte-isolatie van deze flatblokken werd verbeterd. Een informatieflat Falga werd ingericht in een van de woningen in de Grevelingenstraat en in gebruik genomen door de bewonersstichting 'Streven Naar Beter Leven' (SNBL). Naast het geven van voorlichting over de buurt, worden hier spreekuren van verschillende instellingen gehouden. Door de gemeente is een extra opbouwwerkster aangetrokken voor een periode van 3 jaar. Deze opbouwwerkster heeft tot taak het verbeteren van de sociale contacten onder de bewoners. Door Woningstichting Den Helder is een klussenbus ingericht, bemand met een vaste onderhoudsmedewerker voor de Falgabuurt. Deze onderhoudsmedewerker houdt controlerondes in de flatblokken en verricht kleine reparaties. Door de gemeente is op de binnenterreinen achter de flats extra verlichting aangebracht. Tot de aanbevelingen van de inspraakgroep behoorde het instellen van twee (uitvoerende) themagerichte overleggroepen. Eén overleggroep houdt zich bezig met het beheer en onderhoud van de flatblokken en hun directe woonomgeving. Dit overleg heeft echter tot 1 januari 1989 geen directe resultaten opgeleverd. De werkzaamheden van de tweede overleggroep, gericht op het thema 'onveiligheid, criminaliteit en vandalisme' werden op voorstel van de gemeente verder uitgebouwd tot een (gesubsidieerd) buurtpreventieproject (BPP). Een buurtpreventieproject wordt gedefinieerd als 'een buurtgericht project waarin buurtbewoners en politie samenwerken, met het doel bepaalde vormen van criminaliteit en de angst voor criminaliteit te verminderen' (Landelijk Buro Voorkoming Misdrijven). Belangrijkste deelnemers aan het project zijn de gemeente, de bewoners en de politie. In okto- 80 -
ber 1987 werd voor het BPP Falga een coördinatrice aangetrokken en het project ging eind 1987 van start. Eerst werden de zich in de buurt voordoende criminaliteitsproblemen in kaart gebracht. In de Grevelingenstraat is huis aan huis een enquête uitgevoerd met het doel om voorlichting te geven, de problemen te inventariseren en de medewerking van bewoners te polsen. Een netwerk van flatcontactpersonen is opgericht. Deze flatcontactpersonen hebben tot taak de sociale contacten in de buurt te verbeteren en het ingrijpen van de politie, bij optredende delicten te bespoedigen. Het netwerk van flatcontactpersonen is een zelfstandige werkgroep binnen de bewonersstichting SNBL en wordt begeleid door de coördinatrice van het BPP Falga en door de opbouwwerkster. Bedoeling is de werkzaamheden van het BPP uit te breiden naar de Eendrachtstraat en vervolgens naar de gehele Falgabuurt. De actie 'Schoon Blok' tenslotte, een experiment in een van de flatblokken van de Grevelingenstraat heeft tot doel het letterlijk en figuurlijk schoonvegen van dit flatblok. Deze actie houdt in dat in één fIatblok zaken als zwerfvuil en graffiti èn personen, die overlast veroorzaken, worden verwijderd. Het BPP Falga wordt gesubsidieerd door de Stuurgroep Béstuurlijke Preventie Criminaliteit. Van deze subsidie wordt de coördinerend ambtenaar betaald, alsmede de apparaatskosten en een kleine vergoeding voor projectondersteuning. Maatregelen die als oplossingen worden aangedragen, worden voorgelegd aan de desbetreffende instanties.
- 81 -
8 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
8.1. Inleiding In dit hoofdstuk wordt ingegaan op conclusies, die uit de eerste fase van dit onderzoek in de Falgabuurt getrokken kunnen worden. Voor een evaluatie van de maatregelen is het nu nog te vroeg. Eind 1989 zal hiernaar door het OTB onderzoek verricht worden. Wel kunnen de effecten van de maatregelen, die tot 1 januari 1989 getroffen zijn worden geschat. Allereerst wordt op de afzonderlijke maatregelen ingegaan, daarna zal aandacht worden besteed aan de aanpak in zijn geheel, in feite het totale kader waarbinnen de afzonderlijke maatregelen vallen. Hierbij wordt een relatie gelegd tussen de in hoofdstuk 5 genoemde oorzaken en de in hoofdstuk 6 beschreven maatregelen. Vervolgens zal aandacht worden besteed aan de inbreng van de verschillende participanten in de aanpak van de wijk. Tenslotte wordt de centrale probleemstelling, zoals die in de inleiding is verwoord, beantwoord. In paragraaf 8.3 komt een aantal aanbevelingen, gebaseerd op de conclusies, aan de orde.
8.2. Conclusies De verschillende getroffen maatregelen Bij de getroffen maatregelen kan onderscheid gemaakt worden tussen techna- en sociopreventieve maatregelen. De getroffen technopreventieve maatregelen zullen geanalyseerd worden naar de mate waarin zij de mogelijkheid tot het plegen van een delict verkleinen. Trefwoorden hierbij zijn het verbeteren van de stevigheid en het verkleinen van de toegankelijkheid. Bij de sociopreventieve maatregelen staat het vergroten van de betrokkenheid van bewoners bij hun leefomgeving en daarmee het bevorderen van de sociale controle centraal. Deze sociale controle kan verder onderverdeeld worden naar formele, semi-formele en informele sociale controle. De technopreventieve maatregelen die aan de flatblokken getroffen zijn, maken onderdeel uit van de renovatie van de twee flatblokken aan de Marsdiepstraat en van de verbeteringsingreep van de overige elf flatblokken. Inhoudelijk sluiten beide ingrepen aan bij de geconstateerde relatie tussen het voorkomen van kleine criminaliteit en verloedering enerzijds en de kenmerken van de fysieke woonomgeving anderzijds. Nadruk bij beide ingrepen ligt op de semi-openbare ruimten. De stevigheid van de toegangsdeuren is vergroot en door het compartimenteren van de bergingsgangen (in alle dertien flatblokken) en de galerijen (van de twee flatblokken aan de Marsdiepstraat) is de toegankelijkheid verkleind en zijn de vluchtmogelijkheden be- 83 -
perkt. Het verplaatsen van de brievenbussen van de hoofdentree naar de galerijen brengt met zich dat deze voor delictplegers minder en voor bewoners beter in het zicht liggen. Door al deze technopreventieve maatregelen is de mogelijkheid om een delict te plegen in de semi-openbare ruimten afgenomen. Probleem blijft dat het zicht vanuit de woningen op deze ruimten niet verandert. Dit feit is echter onlosmakelijk verbonden met de bouwvorm van de flatblokken. Door het aanbrengen van extra verlichting achter de flats, de enige technopreventieve maatregel die tot op heden in de woonomgeving is doorgevoerd, zal een (eventuele) delictpleger beter zichtbaar zijn. De laatste technopreventieve maatregel heeft tevens een sociopreventief karakter. De instelling van een klussenbus met een vaste onderhoudsmedewerker, die dagelijks inspecties houdt in de dertien flatblokken, draagt bij aan het sneller repareren van schade ten gevolge van vandalisme. De overlast voor bewoners wordt verminderd en erosie-vandalisme wordt tegengegaan. Ondanks het feit dat binnen de werkzaamheden van deze onderhoudsmedewerker de nadruk ligt op het technische aspect, wordt door zijn aanwezigheid de semi-formele sociale controle verhoogd. De overige sociopreventieve maatregelen die getroffen zijn, zijn gericht op het vergroten van de betrokkenheid van de bewoners met hun woonomgeving. De inrichting van een informatiewinkel, waarin de bewonersstichting Streven naar Beter Leven zitting heeft, de huis aan huis gehouden bewonersenquête, en de organisatie van activiteiten voor de buurtbewoners dragen bij tot de communicatie tussen bewoners en tot het verbeteren van hun onderlinge relaties. Ook de werkzaamheden van de aangestelde opbouwwerkster zijn gericht op het bevorderen van de sociale contacten en daarmee het vergroten van de betrokkenheid van de bewoners bij hun buurt. Het vergroten van de betrokkenheid van de bewoners draagt indirect bij aan de informele sociale controle. Het QPzetten van een netwerk van flatcontactpersonen bevordert tevens de informele sociale controle. Een tweetal maatregelen zijn in deze beschouwing niet meegenomen. Deze twee maatregelen, het besluit om elf flatblokken te slopen en de actie 'Schoonblok', zijn beide zeer drastisch van aard en moeilijk als technoen/of sociopreventief zijn te karakteriseren. Deze maatregelen komen nader aan bod in de bespreking van de aanpak in zijn geheel. Aanpak als geheel
Bij de beoordeling van de aanpak als geheel wordt bekeken in hoeverre de getroffen maatregelen aansluiten bij het in hoofdstuk vijf genoemde geheel van factoren, die tot het optreden van kleine criminaliteit en verloedering geleid hebben. De technopreventieve maatregelen zijn een antwoord op een aantal van de in hoofdstuk vijf genoemde kwetsbare kenmerken van de fysieke woonomgeving. Toch blijven enkele problemen in de fysieke woonomgeving nog onopgelost. Dit zijn met name de aanwezigheid van zwerfvuil in de Grevelingenst raat en in het openbaar groen tussen de flatblokken in deze straat en de zichtbaarheid van de geparkeerde auto's. De capaciteit van de vuilcontainers blijft onvoldoende. Ook de zichtbaarheid van de geparkeerde auto's
is niet verbeterd. Een tweede categorie oorzaken had betrekking op de kwetsbare sociale aspecten van de woonomgeving. De zich snel wijzigende bevolkingssamenstelling heeft geleid tot een geringe sociale controle. Voor veel bewoners nam het woongenot af door de overlast die ondervonden werd door de afwijkende leefculturen van de verschillende bevolkingsgroepen en de aanwezigheid van het grote aantal drugsdealers en de daarbij behorende toeloop van verslaafden. Het gevoerde toewijzingsbeleid heeft in sterke mate hiertoe bijgedragen. Door het verruimen hiervan nam het aantal 'probleemhuishoudens' alleen maar toe. Het door Woningstichting Den Helder afgekondigde sloopbesluit oefent bovendien een negatieve invloed uit op de betrokkenheid van de bewoners met zowel hun fysieke als hun sociale woonomgeving. Het geheel der maatregelen overziend, kan men concluderen dat de verschillende tot nu toe getroffen techno- en sociopreventieve maatregelen inhoudelijk aansluiten op een deel van de problemen. Van een integrale aanpak van de problemen is echter geen sprake. Een aantal problemen, met name die welke van grote invloed zijn op het voorkomen van kleine criminaliteit wordt niet of nauwelijks aangepakt. Zo wordt weinig ondernomen tegen de aanwezigheid van het relatief grote aantal drugsdealers- en gebruikers en hun klanten. De actie Schoonblok, waarbij een flatblok letterlijk en figuurlijk schoongeveegd zal worden, zal naar verwachting leiden tot een verschuiving en concentratie van de problemen in de andere flatblokken. Destijds heeft het toewijzingsbeleid bijgedragen aan de huidige concentratie van drugsdealers en drugsgebruikers. Hiernaast zijn de problemen in de woonomgeving onderbelicht. Het vergroten van de betrokkenheid van de bewoners heeft zowel vanuit het opbouwwerk als vanuit het buurtpreventieproject Falga intensieve aandacht. Het door Woningstichting afgekondigde sloopbesluit oefent een negatieve invloed uit op deze intenties. Bewoners zullen daarom geneigd zijn zo snel mogelijk te verhuizen en zullen zich slechts weinig bekommeren om hun woonomgeving. Een conclusie die zich opdringt is dat enerzijds de aanpak in zijn geheel niet volledig aansluit op de gesignaleerde problemen en de achterliggende oorzaken en dat anderzijds sommige maatregelen elkaar tegenwerken. Inbreng van de verschillende participanten Hoewel het verval in de flatblokken in de Grevelingen-, Eendracht- en Marsdiepstraat al vroegtijdig door Woningstichting Den Helder werd gesignaleerd - in 1976 werd serieus gesproken over sloop van de flatwoningen duurde het nog vrij lang voordat echt ingegrepen werd. Ongeveer 10 jaar later kwam men tot duidelijke plannen m.b.t. de aanpak van de problemen in de flatblokken. Opvallend is dat de nadruk bij Woningstichting Den Helder binnen de planvorming ligt op het bouwtechnische aspect. Dit sluit aan bij de financiële mogelijkheden, die een woningcorporatie ter beschikking staan, bij de aanpak van haar bezit. De beweegreden van de woningstichting om in te grijpen, is vooral gebaseerd op financieel-economische motieven. De verhuurbaarheid van de woningen, die tot haar bezit behoren, staat voorop. Vanuit dat gezichtspunt ' is de keuze voor het renoveren van de - 85-
(beter verhuurbare) flatblokken aan de Marsdiepstraat en het doorvoeren van een beperkte ingreep in de (minder goed verhuurbare) overige elf flatblokken te verantwoorden. Ook de verruiming van het toewijzingsbeleid past binnen dit beleid. Echter, een volledig beleid ten aanzien van een wijk, omvat meer dan alleen verhuur of renovatie. Gewild of ongewild wordt de verhuurder betrokken bij de sociale ontwikkelingen in zijn woningen. Na de bekendmaking van de sloopplannen en op aandringen van de bewonersstichting in de buurt is een inspraakgroep, op initiatief van de gemeente, in het leven geroepen. De doelstelling van deze inspraakgroep was een beleid te ontwikkelen dat aan het leefklimaat binnen de buurt aandacht zou besteden. Opvallend is dat het niet tot de taakstelling van deze inspraakgroep behoorde om een totaalplan voor de Falgabuurt te ontwikkelen. Een duidelijk toekomstbeeld van de buurt ontbreekt, hetgeen deels veroorzaakt wordt door de onzekerheid over de toekomst van de buurt. Juist deze onzekerheid brengt voor de gemeente immers problemen met zich ten aanzien van de formulering van haar beleid. De gesignaleerde knelpunten in de buurt vormden de uitgangspunten voor de inspraakgroep. Het eindresultaat was een pakket van deels al uitgevoerde, deels nog uit te voeren maatregelen. Door de afwezigheid van een duidelijk toekomstbeeld van de wijk ontbreekt het kader waarbinnen alle maatregelen moeten passen, hetgeen heeft geleid tot weinig samenhang tussen de verschillende maatregelen en zelfs tot het tegen elkaar in werken van maatregelen. Na de beëindiging van het inspraakproces werden twee overleggroepen ingesteld. Met name binnen de eerste overleggroep, die zich bezighoudt met het onderhoud en het beheer van de flatblokken en hun woonomgeving, verloopt het besluitvormingsproces moeizaam. Maatregelen zijn tot op heden nauwelijks uitgevoerd. Het besluitvormingsproces in deze overleggroep wordt bemoeilijkt door het ontbreken van voldoende leiding en mandaat van de leden. Of gemaakte afspraken uiteindelijk tot uitvoering leiden, is afhankelijk van anderen (b.v. de gemeentelijke diensten). Ook de ter beschikking staande financiële middelen zijn beperkt. De tweede overleggroep, gericht op het tegengaan van onveiligheid, criminaliteit en vandalisme, is beter toegerust. Zij kent een coördinator die verantwoordelijk is voor de ontwikkeling en uitvoering van het beleid. De plaats van deze coördinator binnen het gemeentelijk apparaat is redelijk onafhankelijk. Dit vergroot de mogelijkheden om daadwerkelijk maatregelen door te voeren. Geheel onafhankelijk is deze overleggroep niet; dit geldt met name als zij voorstellen doet die door anderen moeten worden uitgevoerd. Een derde participant, die naast de beheerder en de gemeente betrokken is bij de aanpak van criminaliteit en verloedering in de Falgabuurt, is de gemeentepolitie Den Helder. Hoewel de bereidheid van de gemeentepolitie om mee te werken aan het Buurtpreventieproject Falga is toegenomen, valt de Falgabuurt niet binnen het zogenaamde 'speerpunten'beleid van de gemeentepolitie. Vanuit de zijde van de politie krijgt deze buurt geen extra aandacht.
- 86 -
Geconstateerd kan worden dat de aanpak van de Falgabuurt bij geen van de participanten prioriteit lijkt te hebben. Hierin is een belangrijke oorzaak gelegen voor het ontbreken van effectieve maatregelen c.q. effectief beleid. De probleemstelling van dit onderzoek ("welke factoren zijn vanuit het beheer van de woning en woonomgeving in met name volkshuisvestingssector manipuleerbaar, zodat de kleine criminaliteit afneemt c.q. voorkomen wordt?") kan na de eerste fase van dit onderzoek voor een deel beantwoord worden. Het is vooral de gebouwde omgeving die relatief eenvoudig gemanipuleerd kan worden. Met name door de woningstichting wordt de gebouwde omgeving als een aangrijpingspunt gezien om de kleine criminaliteit en verloedering te verminderen. Voor de woningstichting is het verminderen van de kleine criminaliteit niet het belangrijkste uitgangspunt; hoogste prioriteit ligt bij een goede verhuurbaarheid van de woningen. Woningstichting Den Helder richt zich, tot nu toe, op het technisch beheer van het complex. Het doorvoeren van uitsluitend bouwtechnische maatregelen die dienen te leiden tot een afname van de kleine criminaliteit en verloedering, lijkt samen te hangen met de nadruk die binnen de corporatie gelegd wordt op het technisch beheer van de woningvoorraad, met het feit dat zij beschikt over een (bijna uitsluitend) technisch apparaat en met het feit dat technische verbeteringrepen door de overheid gesubsidieerd worden. Een aantal problemen waarmee men in de Falgabuurt geconfronteerd wordt, behoren tot andere beleidsterreinen (welzijnswerk, opbouwwerk) en vallen strict genomen buiten het taakveld van een corporatie. Inbreng van de participanten, die zich op deze beleidsterreinen begeven, is gewenst. Het starten van de inspraakgroep Falga en de daaruit voortgekomen twee overleggroepen, elk met een eigen specifiek aandachtsveld, kan gezien worden als een poging daartoe. Vanuit de volkshuisvestingssector zijn de mogelijkheden om de betrokkenheid van bewoners te stimuleren en daarmee de informele sociale controle te vergroten, gering. Door het instellen van een vaste onderhoudsmedewerker in de Falgabuurt, die fungeert als een soort huismeester, wordt getracht de semi-formele controle te vergroten. Een corporatie beschikt wel over de mogelijkheid om de bevolkingssamenstelling van een complex te be invloeden. Het toewijzingsbeleid is hiervoor het geschikte instrument. In de Falgabuurt hebben aanpassingen van het toewijzingsbeleid echter een negatieve invloed gehad; in die zin dat door de doorgevoerde versoepeling het aantal huishoudens dat in een kwetsbare positie verkeert èn het aantal (potentiële) daders is toegenomen. Een selectiever toewijzingsbeleid had daarentegen deze ontwikkeling wellicht kunnen tegenhouden. Het laatste jaar probeert de woningstichting een meer selectief plaatsingsbeleid te voeren.
8.3. Aanbevelingen De eerste aanbeveling, ligt zeer voor de hand, maar is niettemin bijzonder essentieel: een duidelijker beslissing over de toekomst van de buurt is nood- 87 -
zakelijk. Zoals bij de conclusies al aan de orde kwam, werkt het sloopbesluit, dat in 1986 werd afgekondigd, het succes van de maatregelen tegen. Aankondiging van sloop werkt immers zelf vervalbevorderend; de betrokkenheid van de bewoners wordt er negatief door beïnvloed. Twee mogelijkheden leiden tot een duidelijker toekomst van de buurt; ofwel de elf flatblokken worden op korte(re) termijn gesloopt, ofwel het sloopbesluit wordt herzien. Een combinatie van beide is ook mogelijk door bijvoorbeeld een aantal flatblokken op kortere termijn te slopen en voor de overige flatblokken het sloopbesluit te herzien. Het slopen van de flatblokken op korte termijn leidt enerzijds tot kapitaalvernietiging, anderzijds kan het tot effect hebben dat de problemen zullen verschuiven en zich mogelijk concentreren in een ander kwetsbaar gedeelte in de woningvoorraad van Den Helder. (Gezien het feit dat Woningstichting Den Helder een monopoliepositie vervult op de sociale huurwoningenmarkt in Den Helder, is het aannemelijk dat zij zelf met deze, mogelijk optredende, gelijksoortige problemen wordt geconfronteerd). Bij doorvoering van het sloopbesluit zal de woningstichting met deze verschuiving van de problemen rekening moeten houden en haar beleid moeten afstemmen op de voorkoming ervan. Tijdige signalering van de problemen èn tijdig ingrijpen is dan geboden. Voor de Falgabuurt zelf geldt bij dit alternatief dat de maatregelen, die momenteel getroffen worden, de pijn in de buurt zullen verzachten. Bij de tweede optie, het herzien van het sloopbesluit, dient de aandacht, die nu aan de buurt geschonken wordt, nog verder geïntensiveerd te worden. Door het intrekken van het sloopbesluit worden de mogelijkheden om het sociale opbouwproces in de buurt te bevorderen vergroot. De huidige aanpak draagt echter nog onvolkomenheden en tegenstrijdigheden in zich die weggenomen dienen te worden. Het vergroten van de leefbaarheid van de wijk dient bij de aanpak voorop te staan. Een aantal ingrediënten die kunnen leiden tot het vergroten van de betrokkenheid van de bewoners en die bijdragen aan het bevorderen van het leefklimaat, zijn in de buurt al aanwezig. De samenwerking tussen de coördinatrice van het buurtpreventieproject Falga en de opbouwwerkster is hierop gericht en verdient voortgezet te worden. Vanuit de gemeentepolitie Den Helder dient zorg gedragen te worden voor het (snel) reageren op meldingen van de flatcontactpersonen. Gebeurt dit niet, dan zal de interesse van deze personen voor de uitoefening van hun taak snel afnemen. Het is van belang dat deze personen resultaat zien van hun werkzaamheden. Het onderhoud van de flatblokken en de woningen dient door de corporatie op peil gehouden te worden. Om een snellere afhandeling van klachten mogelijk te maken en het contact tussen de woningstichting en de bewoners te bevorderen, zou de vaste onderhoudsmedewerker 'spreekuur' kunnen houden in de informatieflat van de stichting 'Streven naar Beter Leven'. Door de gemeente dient het openbaar groen op peil gebracht en gehouden te worden. Verwijdering van het aanwezige zwerfvuil is noodzakelijk. Het plaatsen van een extra vuilcontainer draagt hier toe bij. Overwogen zou kunnen worden de reinigingsdienst van de gemeente vaker langs te laten komen.
- 88 -
De leefbaarheid van de buurt dient een belangrijk aandachtspunt te zijn bij het toewijzingsbeleid voor de Falgabuurt. Het is van belang, dat er meer kennis is over de woningzoekenden. Een belangrijke rol kan het intake-gesprek hierbij spelen. Voorkomen moet worden dat zich in de Falgabuurt nog meer (mogelijke) probleem huishoudens vestigen. Hiernaast verdient het dringend aanbeveling het drugsprobleem in de Falgabuurt aan te pakken. Door politie dient intensief opgetreden te worden tegen dealers die overlast veroorzaken. Daarnaast zal vanuit het sociaalmaatschappelijk werk aan de begeleiding c.q. opvang van verslaafden in de Falgabuurt aandacht besteed moeten worden. Een kanttekening die hierbij gemaakt moet worden, is dat het oplossen van de drugsproblematiek op zichzelf zeer moeilijk is. Er is sprake van een maatschappelijk probleem. Bovenstaande aanbevolen maatregelen dienen goed op elkaar afgestemd te worden. De huidige organisatievorm in de Falgabuurt is een stap in de goede richting, maar dient verzwaard te worden. Gedacht kan worden aan een buurtprojectgroep, waarin alle participanten zitting hebben met meer zeggenschap dan nu het geval is. Een belangrijke rol dient hierin weggelegd te zijn voor de bewoners. De noodzaak om extra financiële middelen voor de buurt in te zetten, lijkt onafwendbaar. De gemeente zou geld beschikbaar kunnen stellen uit het stadsvernieuwingsfonds. Het is duidelijk dat het herzien van het sloopbesluit politieke keuzes binnen de gemeente met zich brengt. Van gemeentezijde zal men bereid moeten zijn tot het doen van extra investeringen in de Falgabuurt. Zowel de gemeente als de corporatie, beide vanuit een andere invalshoek, dragen zorg voor het bevorderen van de leefbaarheid in de buurt. Kort samengevat is het van belang dat allereerst een duidelijke visie te ontwikkelen die door alle partijen gedragen wordt, dat alle betrokken partijen hun inbreng dienen te hebben in de ontwikkeling en uitwerking van de plannen en dat deze partijen bereid moeten zijn voldoende prioriteit aan dit probleem te schenken. Voor wat betreft de toekomst van deze buurt moeten nog vele beslissingen genomen worden. Voorlopig gaat de Falgabuurt nog een onzekere toekomst tegemoet.
- 89 -
BIJLAGEN
- 91 -
.. ".,
BIJLAGE I Tabel b.l.
Huishoudenskenmerken volgens OTB-enquête 1985 Procentuele verdeling van de huishoudens naar woninggrootte over de verschillende flatwoningen in de Falgabuurt
aantal personen per huishouden 1 2 3 4 5 6 7
33,3 39,3 20,5 6,0
Eendrachtstraat 36,8 48,5 10,3 4,4
-,-
-,-,-
-,-
totaal
Tabel b.2.
Grevelingencomplex
portiekflats 35,2 42,6 13,9 7,4 0,9
0,9
-,-
-,-,-
100,0
100,0
100,0
Procentuele verdeling leeftijdsopbouw hoofdbewoners van de flatwoningen in 1985
leeftijdsgroep (in jaren) 11-20 21-30 31-40 41-50 51-65 65+
Grevelingencomplex 1,8 57,8 23,9 7,3 5,5 3,7
Eendrachtstraat 14,1 54,9 14,1 2,8 11,3 2,8
portiekflats 4,8 57,1 11,4 7,6 7,6 11,4
Tabel b.3 Overzicht van bewoners naar jaar van intrek in de flatwoningen (in
jaar van intrek 1958-1969 1970-1979 1980 1981 1982 1983 1984 1985 gemiddelde bewoningsduur
GreveUngencomplex
Eendrachtstraat
-,-
portiekflats
3,5 14,9 7,9 9,6 14,0 24,6 21,9 3,5
12,5 2,8 12,5 8,3 20,8 27,8 15,3
10,0 26,4 8,2 8,2 7,3 22,7 10,9 6,4
3,7 jaar
3,0 jaar
5,9 jaar
- 93 -
Tabel b.4 Procentuele verdeling naar geboorteplaats van de hoofdbewoners van de flatwoningen in Den Helder in 1985 geboorteplaats Den Helder Noord-Holland, overig Nederland, overig buiten Nederland
Grevelingencomplex 38,9 14,8 24,1 22,2
Eendrachtstraat 35,2 11,3 31,0 22,5
portiekflats 41,9 16,2 36,2 5,7
Tabel b.5 Overzicht van de bron van inkomsten van de hoofdbewoners van de flatwoningen in 1985 (in %) loon uit arbeid Grevelingencom plex Eendrachtstraat portiekflats
46,9 39,1 52,7
Bron: enquête OTB, 1985
- 94 -
uitkering 59,6 65,2
48,1
BIJLAGE 2
Overzicht inbraken Falgabuurt, 1 januari 1983 - 1 januari 1988
l. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12.
Beerzestraat Dintelstraat Dommelstraat Eemstraat Eendrachtstr. Grevelingenstr. Haringvlietstr. Kilstraat Krammerstraat Marktstraat Marsdiepstraat Runstraat 13. Volkerakstr. 14. Zandkreekweg 15. Zoomstraat
1983
1984
1985
1986
W 0
W 0
W 0 1
W 0
4
2
-
3 27 17 -
4 24 48 -
2 1
6 19 15 -
-
2
1 3 5
13 6
8
8
-
1
6
3
A
3
2 2
1987
2
5 1 15 12 1
1 1
2
-
-
2
2 6
-
7 1 2
-
-
2
W 0 1 3 2
A
7 19 34 2 2 1 3 1 7 12 3
11 2 9 1
7 2 8
TOTAAL
116
67
63
66
164
waarvan in: - woningen - niet woongebouwen - auto's - telefooncellen
101 15 n.v.t. n.v.t.
60 7 n.v.t. n.v.t.
58 5 n.v.t. n.v.t.
50 7
96
A: inbraken in auto's T: inbraken in telefooncel 0: inbraken in niet-woningen W: inbraken in woningen
Bron: statistieken gemeentepolitie Den Helder
- 95 -
9
19 47 2
-
-
T
1
4 1 7 7 2 2
1
-
--
~-
tIIJEK'l'IIH Tl!C!NISOIB IIERKGROI!P Grevel~- en Eenc!rachtstraat ProbleaDStelling": Wat te verbeteren? zodat de klachten over de woning verm1.ncSeren.
Renovatie flats Marsdiepstraat (52
U
1986
Verbeteren flats
~)
* bewoners *SNBL * woningstichting
* bewoners * SNBL
el
JMR
OVERLEG PARTNBItS
1987
1988
1989
r'
1990 tI. 1996
~
~
tTl IN
.. Woningstichting
Woonanqevin!!
* gemeentelijke diensten
- Speelgelegenheid - Straatverlichting - VUilconta1.ners
~
Verkeerssituatie , met name: - Grevel1ngen en Eendrachtstraat
* """"""'" * SNBL
- Kruising ZandkreekwegjVolkerakstraat
*
Toewijzingsbeleid
.. SNBL * woningstichting
Aandachtspunten '
Leegstand voorkcmen, premiäring, gedifferentieerde bevolkingsopbouw
*
gemeentelijke diensten
toewijzingscx:mnissie
\D 0\ SOCIALE WERKGROEP
Informatlewinkel - Inrtchting (k=tenraming) - Tijdelijke professionele ondersteuning - Aktivi te! ten progranma
* bewoners * SNBL * S.O.O. * woningstichting
Kontakten bewonen Netwerk van straat:vertegenwoordiyere
*
bewoners
Veiligheid, aandachtspunten: Drugsproblematiek, agressie. rol politie
*
Con1n1ssaria van Politie beroepskracht
* beroepskracht
* *
* diverse instellingen .. straatvertegenwoordigers: * beroepskracht
Rekreatie ~tivlteiten organiseren?
* * *
•
•
goedkeuring
~~
Geregeld overleg nodig en afspraken formal1sera'l
•
~
~
8.
:C;:E
~
beroepskracht sportverenigingen
~~
i
~g:
~///~
buurthui.a "oe Eendracht"
..,O"-i ... go: ~~ ~ ~ ~~ :I
~
straatvertegenwoordigers
MaatschaE2!l1jke hull:!: en .informatie Welke organisaties 1nschak:elen?
~VOO_d1J1g
I~
* bewoners * SNBL
Aandachtspunten:
- Groenvoorzieningen
uitvoering
i
.~
.
0.
Q.
i
3
...~ ~
~
LITERATUUR
Algemeen Architektenburo Frans Verwey (23 september 1983), studie Hoogbouw Den Helder, ongepubliceerd. Architektenburo Frans Verwey (29 februari 1984), voorlopig ontwerp renovatie/studie Grevelingenstraat e.o., ongepubliceerd. Bentvelsen, Th. en F. van der Zon (1987), Kleine kriminaliteit en naoorlogse etagebouw; verkenning en onderzoeksopzet, Delft (DUP) • . Berghuis, B. en S. Essers (1987), Criminaliteitsniveau stabiliseert in 1986, in: SE"C, no. 4, uitgave WODC, Ministerie van Justitie. Bureau LCVM (Landelijk Coördinator Voorkoming Misdrijven) (1986), Attentie Buurtpreventie - informatie, Den Haag. Bureau LCVM (1988), Handreiking buurtcoördinatoren, Den Haag. Decker, P. de (1987), Gebouwde omgeving en criminaliteit; enkele kritische beschouwingen met betrekking tot de revival van het fysisch determinisme, in: Planologische Discussiebijdragen 1987, Delft (DUP). Dekker, A. (1986), Woonwensen en woonwensregistratie in Den Helder, Woningstichting Den Helder, ongepubliceerd. Eeden, J. van, Problemen met MUWI-flats in Den Helder in: Exploitatieproblemen naoorlogse woningen, deel 2, Groetelaers e.a., Delft (DUP). Gemeente Den Helder (1987), Aktieplan om middels bestuurlijk preventiebeleid te komen tot beperking van vandalisme en kleine criminaliteit, Den Helder, ongepubliceerd. Heeger, H. en F. van der Zon (1988), Nieuw Engeland Hoogvliet, perspectieven voor een naoorlogs woongebied in Rijnmond, Delft (DUP). Hoenderdos, A.L.M. (1987), Problemen van wooncomplexen; een verkennende analyse van een aantal probleemgevoelige woningcomplexen in het kader van gedecontreerd onderzoek van DGVH, Den Haag (Ministerie van VROM).
- 97 -
Kayen, L. (1984), persbericht hoogbouwproblematiek Den Helder, Den Helder, Woningstichting Den Helder. Knol, P. Cl 984), Onderzoek in en oplossingen voor de Grevelingenbuurt, in: Exploitatieproblemen naoorlogse woningen deel 2, Groetelaers e.a., Delft (DUP). Korthals Altes, H.K. (1987), Hoogbouw gewogen ••• all you need is lov, Amsterdam (Bureau Criminaliteits Preventie). Ondersteuningsinstituut Noord-Holland (1987), Wonen in de Falgabuurt; een onderzoek naar de leefbaarheid van een buurt in Nieuw Den Helder Oost, Haarlem, ongepubliceerd. Prak, N.L. en H. Priemus (1984), Model om verval van naoorlogse woningen beter te voorspeIlen, Bouw, 40, nr. 25. Savorin Lohman, P. de, A. van Dijk en P. van Soomeren (1986), Gebouwde omgeving en criminaliteit deel 1, Amsterdam, (Bureau Criminaliteits Preventie). Stichting Jeenjebe (Jeugd- en jongerenbegeleiding) Cl 985), Met de rug naar Nederland en de blik op de einder; een inventariserend onderzoek naar de jongerenproblematiek in Den Helder, Den Helder, ongepubliceerd. Soomeren, P. van (1987), Criminaliteit en gebouwde omgeving, Den Haag (Ministerie van VROM). Vermeeren, J. m.m.v. H. Heeger, A. Hoenderdos en A. Metselaar (1988), Sloop in de Falgabuurt: een onderzoek naar de ontwikkelingen tot 1987 van deze naoorlogse woonbuurt in Den Helder, Delft, ongepubliceerd. Verwey, F.B., MUWI-flats in Den Helder, in: Exploitatieproblemen naoorlogse woningen deel 2, Groetelaers e.a., Delft (DUP). Overige informatiebronnen Delictgegevens Gemeentepolitie Den Helder Gemeente Den Helder, verslag informatiebijeenkomst Sociaal Plan, d.d. 24 mei 1986. Gemeente Den Helder, afd. Welzijn, advies aan wethouder Van Eeden en wethouder Post inzake het Sociaal Plan voor de buurt rondom de Grevelingen- en Eendrachtstraat, 5 februari 1986. Gemeente Den Helder, brief aan bewoners van de Falgabuurt inzake het opstarten van de inspraakgroep Sociaal Plan, 7 mei 1986.
- 98 -
Gemeente Den Helder, notulen van de com miSSie van advies en bijstand voor de Ruimelijke Ordening en Milieuhygiëne, 14 april 1986. Gemeente Den Helder, verslagen vergaderingen inspraakgroep Sociaal Plan, d.d. 20 augustus 1986, 17 september 1986, 15 oktober 1986, 17 juni 1987,30 september 1987. Gemeente Den Helder, verslagen technische werkgroep van de inspraakgroep Sociaal Plan Falgabuurt, d.d. 3 september 1986, 29 september 1986, 3 november 1986, 8 januari 1987, 19 februari 1987, 23 april 1987, 10 maart 1988, 11 mei 1988, 8 september 1988. Gemeente Den Helder, bureau huisvesting, notitie betreffende verdeling flatwoningen in de Falgabuurt, 21 november 1986. Gemeente Den Helder, afdeling Stadsontwikkeling, notitie toewijzingsbeleid Falgabuurt, 17 september 1986. Gemeente Den Helder, buurtindeling Den Helder en bevolkingsstatistieken, 31 december 1985. Gemeente Den Helder, Migratie naar gezinsverband in het jaar 1985 voor de buurten 44 en 45 en de wijk 4. Gemeente Den Helder, notitie 'Huisvestingsbeleid en de Falgabuurt', 1987. Gemeente Den Helder, concept Gemeentelijk projektplan 'Samenleving en criminaliteit', 1987. Gemeente Den Helder, brief inzake Buurtpreventieproject Falgabuurt, verslag van de enquête, 17 februari 1988. Gemeente Den Helder; notitie 'Netwerk van kontaktpersonen', 1988. Gemeente Den Helder, brief aan de bewoners van het flatblok Grevelingenst raat 2 t/m 48, inzake actie 'Schoon-Blok', januari 1989. Regionaal Bureau Voorkoming Misdrijven Noord-Holland Noord, notitie geregistreerde criminaliteit in Den Helder, 1988. SNBL, ontstaansgeschiedenis Stichting 'Streven naar Beter Leven', 3 juni 1982. SNBL, notitie 'Stichting in oprichting', datum onbekend. SNBL, 't Rivierenkompas, 3e jaargang nr. 5, 1987. SNBL, SOO, uitkomsten bewonersenquête 1985, september 1986. Woningstichting Den Helder, verslag bewonersvergadering d.d. 29 juli 1986.
- 99 -
Woningstichting Den Helder, verslag bespreking tussen hoofd bewonerszaken en SNBL over infocentrum in de Falgabuurt, 2 juli 1986. Woningstichting Den Helder, interne notitie m.b.t. inrichting info-centrum Falgabuurt, 2 juli 1986. Woningstichting Den Helder, brief aan de bewoners van de flats aan de Grevelingen- en Eendrachtstraat te Den Helder, betreffende het onderhoud, 16 januari 1981. Woningstichting Den Helder, voorstel aktie plan Falgabuurt, 12 juni 1986. Woningstichting Den Helder, verslag informatiebijeenkomsten 31 oktober 1984 en 14 november 1984. Woningstichting Den Helder, brief aan college van B&W betreffende Sociaal Plan Falgabuurt, 12 mei 1986. Woningstichting Den Helder, brief aan de bewoners van een gedeelte van komplex 39, 46, 23 april 1986. Woningstichting Den Helder, jaarverslagen over de jaren 1982 en 1985. Woningstichting Den Helder, Onderzoek bewoners en woningzoekenden Falgabuurt, januari 1988. Woningstichting Den Helder, weergave van een kennismakingsgesprek op 26 september 1988 tussen de woningstichting en netwerk van flatvertegenwoordigers Falga, oktober 1988.
Dagbladartikelen 'Afbraak flatgebouwen is onvermijdelijk', Helderse Courant, 12 januari 1976. 'Afbraak flats', Helders Weekblad, 23 januari 1976. 'Vijftien jaar oude flats slopen', Helderse Courant, 19 maart 1976. 'Flats in Den Helder niet tegen de vlakte', Helderse Courant, 15 maart 1977. 'Inspraak groep in de Falgabuurt', Helderse Courant, 1 mei 1986. 'Falgabuurt neemt nieuwe onderkomens in gebruik', Helderse Courant, 13 oktober 1986. - 100 -
'Woningstichting wil eventueel Falga opbouwwerk financieren', Helderse Courant, 17 november 1986.
- 101 -
De op de volgende pagina vermelde uitgaven van de Delftse Universitaire Pers zijn verkrijgbaar via de erkende boekhandel of rechtsstreeks te bestellen bij: Delftse Universitaire Pers Stevinweg 1 2628 eN Delft telefoon: (015) 783254
- 102 -
SERIE: VANDALISME, CRIMINALITEIT EN VOLKSHUISVESTING
Delen uit deze serie: 1. KLEINE KRIMINALITEIT EN NAOORLOGSE ETAGEBOUW Verkenning en onderzoeksopzet Theo Bentvelsen en Frans van der Zon (1987) 2. HOPTILLE: EEN IDEALISTISCH WOONCONCEPT OP TILT Analyse van het verval van een woningcomplex in de Amsterdamse Bijlmermeer en de effectiviteit van de getroffen maatregelen Frank Wassenberg (1988) 3. OPKOMST EN ONDERGANG VAN DE TJALK Analyse van het verval van een woningcomplex in Lelystad Hanneke van der Ven (1989) 4. DE REHABILITATIE VAN DE GILLESWIJK IN DELFT Een onderzoek naar het verval en herstel van een naoorlogse wijk Frans van der Zon (1989) (verschijnt binnenkort) 5. SLOOP IN DE FALGABUURT? Hoe verloedering en kleine criminaliteit leidden tot het besluit deze buurt in Den Helder te slopen. Jenny Vermeeren (1989) 6. HOOGBOUW EN SOCIALE VEILIGHEID IN CAPELLE AAN DEN IJSSEL Een inventarisatie-onderzoek bij acht naoorlogse komplexen Michel Coenen (1989)
- 103 -
JII!I!IIIII!I"IIIIMIII"·
W ' "UIIIIlrl IIIII'''''''"''I 1II1"1II11II'h'''"''II! I JII,!
ll
UJ"I!.l "LLIJ.UIJIIJJIIJJIIIl"IJIIIIIIJIIIIIIIW"jlllll"W"'W"II"II"IW"IIIIW"1II """,""111111""·"" .l!.WlIWiIILIIlWIlIWillWJJ.JWlJlÜ1!U1~ ,.
.,111 "I " I I '3:)\ D 5-~~"""''''''~.l.'
11I
.I.I'
... J"I!I . !lII U, l ltlt! I"
",
"
,_. . be Falgabuurt is een wijk in Den Helder, gebouwd in de jaren vijftig. .... !<enmerkend voor deze wijk is het grote aantal flatblokken van vier ,. -' bou}Vlagen: deels ontsloten via portieken, deels via galerijen. Met name in deze laatste groep flatblokken ontstonden in de jaren 70 de eerste problemen. Deze problemen werden zo ernstig, dat reeds in 1976 werd aangekondigd de flats op termijn te slopen. Een jaar later zag me..~, -dáar echter van af, hetgeen niet betekende dat de problemen verdwenen waren. Deze namen daarentegen alleen maar toe. Prciblemen waar men mee te kampen had, waren enerzijds van technische en stedebouwkundige en anderzijds van meer sociale aard. Leefbaarheidsproblemen zoals vandalisme, verpaupering, criminaliteit en concentratie van drugsgebruikers zorgden ervoor dat de Falgabuurt een uiterst slechte naam kreeg binnen de Heldérse woningmarkt. Na een tiental jaren van onzekerheid omtrent de toekomst van de buurt. nam Woningstichting Den Helder in 1 986 een 'helder' besluit: 11 van de 13 flatblokken zouden binnen een periode van 8 à 12 jaar worden gesloopt. Tot die tijd wordt de buurt leefbaar gehouden door middel van een opknapbeurt van de woningen en door een reeks van ' maatregelen gericht op het leefmilieu. Het sloopbesluit heeft echter grote protesten bij bewoners opgeroepen. Deze wensen duidelijkheid op korte termijn. Een nieuwe 'definitieve' beslissing over de toekomst van de buurt zal in 1989 genomen worden.
ONDERZOEKSINSTITUUT VOOR TECHNISCHE BESTUURSKUNDE TECHNISCHE UNIVERSITEIT DELFT