hergebruik fietsroute ARCAM architectuurroute 10 Deze fietsroute gaat langs zestien gebouwen en plekken in het centrum van Amsterdam. De projeten hebben gemeen dat ze allen op een bijzondere manier zijn hergebruikt. De fietsroute start bij de Ven Gendthallen in Amsterdam-Oost en eindigt bij Hotel De Windketel in Amsterdam-West. De route duurt ongeveer twee uur.
Dit document is een fragment van de ‘Hergebruik Fietsroute’, een route die incl. geluidsfragementen en meer beeldmateriaal is opgenomen in de architectuur app UAR. Hierin zijn meerdere routes en diverse gebouwbeschrijvingen te vinden. UAR is een initiatief van het Nai. ARCAM en Bureau Monumenten & Archeologie (BMA) vormen de Amsterdamse redactie.
A: Werkspoorhallen, B: Oosterkerk, C: ARCAM, D: Pakhuis Wilhelmina, E: Pakhuis De Zwijger, F: Uitkijkpunt naar Groot Laboratorium, G1: Westerdokseiland, G2: Cafe-restaurant OPEN, G3: Koloniaal Etablissement, H: Uitkijkpunt naar NDSM-werf, I1 Korthals Altes, I2: Betonnen Silo, J: Tussen de Bogen, K: Willemspoort, L: Westergasfabriek, M: Hotel De Windketel
De architectuur-app UAR is gratis te downloaden in de Android Market en de App Store. Zie voor meer info: arcam.nl arcam.nl/architectuurgids
intro
ARCAM/Charlotte Labrie Hergebruik van gebouwen is van alle tijden. Gebouwen verloren immers altijd al regelmatig hun functie. De afgelopen decennia komen er echter meer vierkante meters vrij dan ooit: kerken, postkantoren, boerderijen, fabrieken, pakhuizen en industrieterreinen worden ouderwets en raken buiten gebruik. Zonder onderhoud raken deze gebouwen en complexen snel vervallen. Omdat dit onderhoud echter kostbaar is, is het noodzakelijk een nieuwe functie te vinden die de lasten kan dragen. Leegstand is zodoende geen goede optie. Sloop is de afgelopen jaren een nog minder gewenste optie geworden: betrokken buurtbewoners, krakers, kunstenaars die een gebouw tijdelijk betrekken of belangenorganisaties komen bij een dreigende sloophamer regelmatig in actie. En ook overheden zien de laatste jaren de voordelen van duurzaam behoud.
gebouwen
A: De Van Gendthallen 1897-1922, A.L. van Gendt De Werkspoorhallen, ofwel de Van Gendthallen, vormen samen een vijf gebouwen tellend complex. Het geheel werd in 2001 Rijksmonument, om twee belangrijke redenen. Ten eerste zijn de vijf hallen in verschillende fasen gebouwd waardoor ook verschillende architectuurhistorische stromingen in één complex gevat zijn.
Om een leegstaand gebouw te kunnen hergebruiken moet het voor een nieuwe functie geschikt worden gemaakt. Bij dit transformatieproces komen veel partijen kijken: een nieuwe exploitant, een architect en monumentenzorg. Juist door de betrokkenheid van zoveel personen en partijen is hergebruik vaak ingewikkeld. Want wat voor nieuwe functie zou er gevonden kunnen worden? En hoe ver moet men het oude gebouw veranderen ten behoeve van de nieuwe functie? De antwoorden op deze vragen en daarmee de resultaten van herbestemmingen zijn zeer divers. Zo is bij Pakhuis de Zwijger aan de Piet Heinkade rigoureus ingegrepen in het gebouw om het opnieuw te kunnen gebruiken en het in te passen in de nieuwe omgeving. De Van Gendthallen op het Oostenburgereiland zijn nog wel volledig intact, maar hebben daardoor ook nog de oorspronkelijke gesloten uitstraling naar de buurt. Naast deze twee voorbeelden, doet deze route nog veertien andere hergebruikprojecten aan, die voornamelijk het verhaal vertellen van het rijke Amsterdamse industrieverleden, en laten zien hoe dit deel uitmaakt van het Amsterdam van het heden en de toekomst.
Drie hallen zijn in 1897 gebouwd en doen door de opbouw en details denken aan romaanse architectuur. De vierde hal uit 1903 is nog in dezelfde stijl gebouwd, maar kent al minder detaillering. De vijfde en laatste hal dateert uit 1905 en wordt gekenmerkt door weinig architectonische details en pure functionaliteit. Daarnaast heeft het complex grote cultuurhistorische waarde. Het eiland Oostenburg, waarop de Van Gendthallen liggen, kent een lange industriële traditie: de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) legde hier vanaf 1660 scheepswerven, pakhuizen, kantoren en magazijnen aan. In bodem onder de hallen zijn hiervan nog archeologische sporen te vinden. Na de opheffing van de VOC behield het gebied dezelfde industriële bestemming. Onder andere het bedrijf Werkspoor vestigde zich hier, en gaf A.L. Van Gendt de opdracht tot het ontwerp van de hallen. Zodoende is het complex te plaatsen in de industriële historie van Oostenburg. In het midden van de jaren negentig verloren de hallen hun functie. Eigenaar Stadgenoot verhuurt de hallen nu op tijdelijke basis, zodat de duizenden vierkante meters benut kunnen worden. Over een duurzame bestemming moeten verschillende betrokken partijen nog overeenstemming vinden.
De redding kwam door protesten van buurtbewoners en de daaropvolgende intrek van verschillende welzijnsinstellingen in het gebouw. Deze hebben echter recent de kerk weer verlaten.
B: Oosterkerk 1671, A.Dortsman en D. Stalpaert De Oosterkerk is eind zeventiende eeuw gebouwd, als één van de vier grote kerken in de stad. Het gebouw is in sobere stijl opgetrokken en valt op door de robuuste hoge muren. In 1963 kwam de kerk door bouwvalligheid leeg te staan, en werd deze met sloop bedreigd.
C: ARCAM 2003, René van Zuuk ARCAM, het architectuurcentrum van Amsterdam, verhuisde in 2003 uit de 17e-eeuwse stadsturfhuizen aan het Waterlooplein naar een nieuw gebouw aan de Prins Hendrikkade. Het gebouw van René van Zuuk heeft aan de zijde van het Oosterdok een glazen gevel die uitzicht biedt op de omgeving en de architectonische en stedebouwkundige veranderingen die zich er voltrekken.
D: Pakhuis Wilhelmina 1892, onbekende architect Dankzij een groep kunstenaars, die in de jaren tachtig dit pand kraakte om er te wonen en werken, staat Pakhuis de Wilhelmina er nog. In 1994, toen sloop dreigde,
Leegstaande kerken zijn in heel Nederland een probleem: per week verliezen er twee à drie hun functie. Het is echter lastig om een kerk een nieuwe bestemming te geven, voornamelijk omdat een kerk voor velen een plek van veel waarde blijft. Praktisch werpt de vorm van de meeste kerken ook problemen op: welke nieuwe bestemming past zowel bij het oorspronkelijke karakter van het bouwwerk als bij de vorm van het gebouw? Het platform Nieuw Leven voor Oude Gebouwen vraagt iedereen om suggesties te doen voor een nieuwe bestemming voor de Oosterkerk. Op de website van dit initiatief werden onder andere de transformatie tot grand café, moskee, buurthuis, woningen of dependance van het Scheepvaartmuseum voorgesteld.
Strikt genomen is dit geen geheel nieuw gebouw maar eigenlijk een ver doorgevoerde verbouwing. De kolommen en de vloeren van het NEMO-paviljoen dat hier stond, zijn geïntegreerd en hebben nog één verdieping boven zich gekregen. René van Zuuk heeft zodoende de oude structuur ingezet om het nieuwe architectuurcentrum te creëren. Hierbij heeft hij het oude paviljoen enkel als basis gebruikt om tot een nieuw en spannend ontwerp te komen. De interne organisatie van het gebouw is complex. Voorzieningen als trappen, lift en receptie zijn samengebracht in een compacte kern, waardoor daaromheen vrije, open ruimtes zijn ontstaan voor exposities, kantoren en vergaderruimten. Doordat de verschillende lagen via vides met elkaar in verbinding staan, zijn alle ruimten voelbaar onderdeel van het grote geheel. Een huid van met zink gecoat aluminium is zo over het gebouw gevouwen dat de entree aan de stadszijde een spectaculaire vorm heeft gekregen. Het resultaat is een gebouw dat in uiterlijk uiting geeft aan de nieuwe functie van architectuurcentrum.
zij zich in Stichting de Wilhelmina en maakten zij zich hard voor behoud van dit pand. Ze slaagden uiteindelijk in hun missie: het pakhuis werd gerenoveerd en biedt nog steeds atelierruimte aan veel kunstenaars. Dit concept leidde tot het zogenaamde broedplaatsenbeleid, dat kunstenaars in staat stelt via Bureau Broedplaatsen een goedkoop atelier te krijgen in een leegstaand pand. Pakhuis de Wilhelmina heeft nooit een monumentenstatus gekregen waardoor zeer dicht naast het pand nieuwbouw ontwikkeld kon worden.
Woon- en kantoorgebouw Chicago werd in 2007 opgeleverd en helt over het historische pand heen waarmee veel vloeroppervlak gewonnen is. Het resultaat is dat het herbestemde pakhuis en de nieuwbouw samen één gebouw lijken te vormen. De meningen zijn verdeeld over de integratie van nieuw en oud.
Daarbij is de betonnen draagconstructie van het gebouw erg bijzonder. Voor de gemeente was de aanleg van de brug echter noodzaak, en zodoende was er één oplossing: de brug moest door het pakhuis heen worden aangelegd. Als gevolg hiervan verzwakte de constructie van het pand en werd deze bedreigd met sloop.
E: Pakhuis de Zwijger 1933-1934, J. de Bie Leuveling Tjeenk & K. Bakker Pakhuis de Zwijger stond in 2001 letterlijk in de weg: door de ontwikkeling van het voormalig Oostelijk Havengebied tot woonwijken, werd de Jan Schaeferbrug gebouwd, welke exact moest uitkomen op de plek waar het bijzondere pakhuis stond. Veel partijen streefden naar behoud van het pakhuis, omdat het de industriële geschiedenis van het gebied vertegenwoordigde.
Door tussenkomst van Stadsherstel en het Cuypersgenootschap kreeg het gebouw in 2001 de status van Rijksmonument. Om het pand te behouden voor de toekomst werd restauratie-architect Van Stigt aangesteld om de herbestemming tot cultureel pakhuis te realiseren. De aanleg van de brug had al een grote verandering van het Pakhuis geëist. Van Stigt wijzigde verder daarom uiterlijk zo min mogelijk. Binnenin werden wel nog grote ingrepen gedaan: zo werden de vloeren van de derde en vierde verdiepingen volledig weg gebroken om een grote zaal te creëren. Sommige architectuurliefhebbers vinden dat het monumentale Pakhuis te sterk is aangetast, met name door de Jan Schaeferbrug.Tegelijkertijd is Pakhuis de Zwijger een belangrijke culturele locatie geworden in het Oostelijk Havengebied. Het bewijst daarmee dat voor veel mensen een sterk gewijzigd gebouw nog steeds van grote waarde kan zijn.
Uiteindelijk is besloten de toren Overhoeks en het Groot Laboratorium te behouden en de andere gebouwen af te breken. Tegenstanders van deze sloop stellen dat de historische eenheid van het terrein hiermee grotendeels is verdwenen. Vanuit een praktisch oogpunt is het echter niet altijd mogelijk de bestaande bebouwing als uitgangspunt te nemen.
F: Groot Laboratorium 1929-1939, onbekende architect Tegenover het Centraal Station, ligt op de Noordelijke IJ-oever het voormalige Shell-terrein waarvan de toren Overhoeks de blikvanger is. Naast deze flat staat het voormalige Groot Laboratorium van Shell: een statig en groot gebouw, goed zichtbaar vanaf Centraal Station. Door de verkoop van het terrein door Shell in 2005, kwam het gebied in aanmerking voor herontwikkeling. BMA maakte naar aanleiding hiervan een rapport over het terrein en deed de aanbeveling 9 karakteristieke gebouwen te behouden en een nieuwe functie te geven.
In het geval van het Shell-terrein was het moeilijk te integreren met de nieuwe woonbestemming. Terry van Dijk van projectbureau Noordwaarts zegt hierover: ‘Er is een keuze gemaakt voor de meest karakteristieke gebouwen, die zich goed leenden voor een nieuwe functie. Negen gebouwen behouden was in dit gebied geen optie. Er is een afweging gemaakt tussen de ontwikkeling van een stedelijk gebied en het behoud van gebouwen. Daarbij is gekozen voor behoud van twee gebouwen.’ De toren Overhoeks en het Groot Laboratorium zullen zodoende geïntegreerd worden in het nieuwe gebied. De toren zal waarschijnlijk een bedrijfsverzamelgebouw gaan worden. Over het laboratorium is nog geen duidelijkheid. De vraag is welke functie zowel goed bij de omgeving als bij de vorm en de monumentale waarden van het gebouw zal passen.
In de loop der tijd werd de dijk steeds ‘dikker’: land werd aan beide kanten toegevoegd om huizen en andere gebouwtjes voor arbeiders een plek te bieden.
G1: Het Westerdokseiland 1834 Het Westerdokseiland is in 1834 aangelegd vanuit praktisch oogpunt. Van oorsprong was dit een dijk, die moest voorkomen dat het IJ bij een verkeerde windrichting zou dichtslibben. In de loop van de negentiende eeuw veranderde de dijk steeds meer in industrieel gebied: kades, pakhuizen, vemen en grote steigers werden aangelegd zodat alle voorzieningen aanwezig waren om grote maatschappijen te laten aanmeren.
In 1916 werd de dijk aan beide kanten verder uitgebreid door de Nederlandse Spoorwegen, om de spoorwegcapaciteit te vergroten. In korte tijd was het een echt eiland geworden, waar voornamelijk gewerkt, maar ook gewoond werd door werknemers van de haven of de spoorwegen. Toen in de jaren zestig de havenactiviteiten naar het Westelijk Havengebied vertrokken werd het Westerdokseiland een stuk rustiger. Sporen van het industrieverleden werden grotendeels gesloopt en stadsnomaden, kunstenaars, oude schippers en krakers gebruikten de nog overeind staande gebouwtjes om in te wonen en werken. Bovendien meerden vele woonboten aan, waardoor het eiland een diverse gemeenschap kende. Dat niet alleen gebouwen worden hergebruikt wordt aangetoond door het Westerdokseiland, dat als gebied een nieuwe bestemming heeft gekregen. De oude industriële bebouwing is volledig verdwenen en vervangen door nieuwbouw. Dergelijke beslissingen zorgen soms echter voor weerstand en discussie.
Aan de opdracht waren scherpe beperkingen verbonden: zo mocht het ontwerp niet uitsteken ten opzichte van de brug, moest het integreren met de oude constructie en bovendien zo transparant mogelijk zijn.
G2: Café-restaurant OPEN 2008, De Architecten Cie. Aan de rand van alle nieuwigheid op het Westerdokseiland, doemt een eerste overblijfsel uit het rijke verleden van dit terrein op: spoorbrug 19s, die aan de zuidkant van het eiland de treinen ooit een weg van en naar het Centraal Station bood. Omdat de gemeente dit markante historische object graag wilde behouden voor de stad werd in 2006 een ontwerpwedstrijd uitgeschreven die architectenbureaus uitdaagde de spoorbrug te transfor-
De Architekten Cie. beantwoordde uiteindelijk de ontwerp-opdracht het beste en het resultaat is sinds februari 2008 te bewonderen. De spoorbrug is nog volledig herkenbaar, maar er bovenop is een lichte constructie geplaatst waarin café-restaurant OPEN is gevestigd. Wanneer de ramen open gaan veranderen de rechte zijkanten in een speels oppervlak. Van alle hergebruiken in deze route heeft deze veruit de minste discussie gekend. De brug was zonder de toevoeging van het caférestaurant dan ook een onbegrijpelijk object geweest in deze nieuwe omgeving. Door het hergebruik is echter een stukje van het industrieverleden bewaard gebleven en heeft het object weer een betekenis in het heden. Net als vroeger past het ook nu weer goed in de omgeving. Enerzijds wat betreft architectuur: de samenhang met het grote woonblok ernaast is speels en tegelijkertijd harmonieus. Anderzijds past een café-restaurant wat betreft functie ook naadloos in de nieuwe bestemming van het Westerdokseiland als woon- en werkomgeving.
G3: Koloniaal Etablissement 1911-1913, P.H. van Niftrik Aan de oostkant van het Westerdokseiland wordt nog volop verder gebouwd, op een stukje land dat ooit is toegevoegd om het Koloniaal Etablissement een plek te bieden. Dit complex, gebouwd in 1909, werd gebouwd voor de Keuringsdienst voor Koloniale Waren, en huistvestte vervolgens de Waterpolitie.
In 2009 is het gebouw, na een lange en ingewikkelde strijd, gesloopt. Hoewel er vele suggesties zijn gedaan voor hergebruik van het pand, was het niet in te passen in het volledig nieuwe IJ-dock. Voorstanders van behoud van het pand droegen voornamelijk de industriële geschiedenis als argument aan, waarvan het Koloniaal Etablissement een icoon is.
Tegenstanders gaven veelal aan dat het pand architectonisch niet bijzonder genoeg was en dat het belang van ontwikkeling voorop moest staan. Voor de liefhebbers van het oude Koloniaal Etablissement is er enige troost: de resten worden hergebruikt in de bouw van de Chocoladefabriek, aan de oostkant van het Centraal Station.
De bakstenen silo Korthals Altes werd in 1897 gebouwd uit angst voor hongersnood wanneer de stad ten tijde van oorlog onbereikbaar zou worden voor voedselaanvoer.
I1: Korthals Altes 1897, J. Klinkhamer en A.D. van Gendt De graansilo’s op de Silodam waren er bijna niet meer geweest. Dankzij enorm veel maatschappelijke betrokkenheid en inzet van de buurt en particulieren staan deze moderne ‘kathedralen’, zoals ze destijds door de Amsterdamse bevolking genoemd werden, er nog. De oude silo’s bieden een interessante gelegenheid om de samenkomst van de oude vorm en een nieuwe functie te belichten.
I2: Betonnen Silo 1952, G. en J.D. Postma In 1952 werd naast het gebouw van Klinkhamer nog een betonnen silo gebouwd. Hoewel de andere silo in 1992 Rijksmonument is geworden, heeft het betonnen gebouw, ontworpen door de gebroeders Postma, deze bescherming nooit gekregen.
Hoewel het pand enkel vanuit functionaliteit werd gebouwd, speelden voor de architect Jacob Klinkhamer esthetische zaken ook absoluut een rol. Klinkhamer vond zijn inspiratie met name in gotische architectuur: de architect bestudeerde middeleeuwse stadspoorten en burchten voor zijn ontwerp van de silo. In het uiterlijk van de silo van Klinkhamer was het burchtachtige karakter erg goed terug te zien. In 1987 werden de graansilo’s overbodig en dreigden plannen tot sloop. Twee jaar later werd het gebouw echter gekraakt en werden er onder andere ateliers, feestzalen en galeries gevestigd. Toen de silo in 1990 werd aangemerkt als Rijksmonument, werd de herbestemming tot woon- en werkflat in gang gezet. Deze transformatie vereiste dat het gebouw een opener karakter krijgen: de dichte muren zijn open gebroken en vervangen door ramen. Het resultaat is dat de oorspronkelijke gesloten uitstraling van het gebouw is verdwenen, maar hier tegenover staat dat het gebouw behouden is én nog steeds een duurzame functie heeft. De
Toch is restauratiearchitect Van Stigt op dezelfde manier omgesprongen met beide bouwwerken: het oorspronkelijke karakter moest zoveel mogelijk behouden blijven, terwijl tegelijkertijd er flinke veranderingen moesten worden doorgevoerd om de nieuwe functie mogelijk te maken. De silo van de gebroeders Postma was zelfs nog geslotener dan die van Klinkhamer: het muuroppervlak was vlak en raamloos. Om het in oorsprong functionele gebouw nieuw leven te geven moest de gehele gevel worden voorzien van ramen zonder af te doen aan het karakter van het gebouw. Restauratie-architect André van Stigt bereikte dit door verticale banen weg te nemen uit de gevel. De ramen die hier ontstaan liggen iets dieper dan de wand van de silo, en zijn bovendien iets smaller, waardoor het oorspronkelijke grijze oppervlak van de wand blijft overheersen ten opzichte van de raampartijen. In het interieur is eveneens geprobeerd het karakter van het gebouw in stand te houden. Zodoende is er gekeken naar welke invulling het best gegeven kon worden aan de specifieke ruimtes, om zo min mogelijk ingrepen te hoeven doen in het oorspronkelijke gebouw.
In 1878 werd de spoorlijn van Den Helder naar Amsterdam in gebruik genomen, waarop in 1923 de lijn tussen Amsterdam en Zaandam volgde. De vier sporen die als gevolg hiervan langs de Haarlemmer Houttuinen lopen bieden treinen nog steeds over twee viaducten een weg van en naar het Centraal Station. In de jaren negentig werd besloten de vier sporen uit te breiden tot zes.
J: Tussen de Bogen 1878 - 1999, A. Zeinstra & T. Ploeg
Op voorstel van verschillende buurtbewoners is besloten de ruimte onder de bogen te benutten. Architecten Anke Zeinstra en Tijmen Ploeg maakte een ontwerp waarin glazen puien de bogen afschermen waardoor per boog 70 m2 ruimte ontstaat. Tussen 1994 en 1999 werd het project gerealiseerd. Verschillende creatieve bedrijven zijn nu onder de bogen gevestigd. Aan de kant van de nieuwste spoorlijn biedt een galerij toegang tot andere ruimtes, die gelegen zijn onder het viaduct uit de jaren negentig. Tussen de verschillende sporen is boven-
Toen het in 1866 de oorspronkelijke functie van accijnskantoor verloor, werd het in gebruik genomen als politie- en brandweerpost. Hoewel sloop enkele malen dreigde, werd er ook hierna telkens weer een nieuwe functie gevonden.
K: Willemspoort 1840, C. Alewijn Dat hergebruik al langer bestaat dan het afgelopen decennium, bewijst de geschiedenis van deze poort.
Aan het einde van de jaren zestig werd de poort voor de laatste maal door sloop bedreigd, door de aanleg van de verkeersweg langs de Haarlemmer Houttuinen. Het bleef echter bij plannen en sinds 1970 is de Willemspoort rijksmonument. Een stevige renovatie was echter nodig: het gebouw werd overeind gehouden door stutpalen. Om de restauratie betaalbaar te houden werd ervoor gekozen de poort de functie van sociale woningbouw te geven. Het interieur van de poort is ten behoeve van deze nieuwe functie flink aangepakt: muren, trappen, deuren en kozijnen werden geplaatst. Het exterieur kon in oorspronkelijke vorm hersteld worden..
In 1883 werd de gasfabriek aangelegd door de Imperial Continental Gas Associaton (ICGA), om vervolgens in 1898 te worden overgenomen door de Gemeente Amsterdam. Vanaf het begin van de eeuwwisseling begon de gasproductie echter af te nemen: eerst omdat de gemeente langzaam over ging op gas van de hoogovens van IJmuiden, later door de vondst van aardgas in Slochteren. In 1967 stopte de gasproductie definitief, waarna het gebied tot 1992 gebruikt werd door het Gemeentelijk Energiebedrijf voor onderhoud en opslag.
L: Westergasfabrieksterrein Het Westergasfabriekterrein is bij velen de afgelopen jaren bekend geworden als een mengeling van groen stadspark en oude bakstenen fabrieksgebouwen, waar verschillende horecagelegenheden en creatieve bedrijven zich hebben gevestigd. Maar het terrein is met andere bedoelingen ingericht.
De architectuur van de fabriek, naar ontwerp van architect Isaac Gosschalk, is toegespitst op de industriële functie. Tegelijkertijd streefde Gosschalk naar ‘voor het oog aangename vormen’. De gebouwen worden daarom gekenmerkt door rode bakstenen en sierlijke details. De waardering voor dit erfgoed is nog jong. Toen in 1967 de fabriek stopte met produceren, werd bijvoorbeeld gelijk de helft van de gebouwen afgebroken. In de jaren zeventig lagen er plannen om ook de rest te slopen,
Dertien van de gebouwen op het Westergasfabriekterrein staan nu op de Rijksmonumentenlijst. Niet alleen herwaardering van het erfgoed heeft een rol gespeeld. Ook de sterk vervuilde bodem was een factor van betekenis: hierdoor kon er bijvoorbeeld geen woonwijk op deze plek gebouwd worden. De aanleg van een park
Door de vestiging van culturele bedrijven en kunstenaars op dit terrein in de jaren negentig, is in 2000 besloten de fabrieksgebouwen ook op de lange termijn cultureel te bestemmen. Sindsdien is het Westergasfabriekterrein een ontmoetingsplek in de stad en hangt er een heel andere sfeer dan een eeuw geleden.
Bij de ontwikkeling van het GWL-terrein tot ECO-buurt was er lange tijd nog geen bestemming voor de voormalige industriële gebouwen.
M: Windketelhuis 1897, onbekende architect Het Windketelhuis is een sterk voorbeeld van de kracht van particulier initiatief. Het gebouwtje kwam in 1897 tot stand als onderdeel van het terrein van de Gemeente Waterleidingen (GWL).
Ook het Windketelhuis stond leeg. Nadat een groep buurtbewoners succesvol het voormalig magazijn van het GWL-terrein een nieuwe functie had gegeven, besloten zij zich te vereniging in Coöperatie de Windketel om ook dit gebouwtje te voorzien van een nieuwe bestemming. De Stichting kocht het pand en gaf architect Paul Westerman de opdracht een hotel te realiseren. Westerman wist op inventieve wijze het kleine gebouwtje te transformeren. Hierbij vergrootte hij het vloeroppervlak van 16 m2 tot 48 m2, door de toevoeging van twee extra verdiepingen. Dikwijls ligt het initiatief tot de toekenning van de Monumentenstatus niet bij erfgoedkenners en -specialisten. Vele Amsterdamse gebouwen in deze route, waaronder het Windketelhuis, zijn immers monument geworden dankzij de inzet van buurtbewoners, krakers of kunstenaars. een park was eigenlijk de enige optie.