2007-2008 blauwe zaal wo 7 november 2007 Sol Gabetta cello / Henri Sigfridsson piano
2007-2008 Viool / Cello do 13 september 2007 Antje Weithaas viool / Silke Avenhaus piano vr 21 september 2007 Miklós Perényi cello / Dénes Várjon piano wo 7 november 2007 Sol Gabetta cello / Henri Sigfridsson piano do 10 januari 2008 Natascha Prischepenko viool / Plamena Mangova piano do 22 mei 2008 Yossif Ivanov viool / Itamar Golan piano
Viool / Cello Sol Gabetta cello Henri Sigfridsson piano
Pictogrammen DeSingel
AUDIO
gelieve uw GSM uit te schakelen
De inleidingen kan u achteraf beluisteren via www.desingel.be Selecteer hiervoor voorstelling/concert/tentoonstelling van uw keuze. reageer & win
Op www.desingel.be kan u uw visie, opinie, commentaar, appreciatie, … betreffende het programma van deSingel met andere toeschouwers delen. Selecteer hiervoor voorstelling/ concert/tentoonstelling van uw keuze. Neemt u deel aan dit forum, dan maakt u meteen kans om tickets te winnen.
Bij elk concert worden cd’s te koop aangeboden door ’t KLAverVIER, Kasteeldreef 6, Schilde, 03 384 29 70 > www.tklavervier.be
foyer deSingel enkel open bij avondvoorstellingen in rode en/of blauwe zaal open vanaf 18.40 uur kleine koude of warme gerechten te bestellen vóór 19.20 uur broodjes tot net vóór aanvang van de voorstellingen en tijdens pauzes Hotel Ramada Plaza Antwerp (Desguinlei 94, achterzijde torengebouw ING) > Restaurant HUGO’s at Ramada Plaza Antwerp open van 18.30 tot 22.30 uur > Gozo-bar open van 10 uur tot 1 uur, uitgebreide snacks tot 23 uur deSingelaanbod: tweede drankje gratis bij afgifte van uw toegangsticket
Robert Schumann (1810-1856) Fantasiestücke, opus 73 > Zart und mit Ausdruck > Lebhaft, leicht > Rasch, mit Feuer Dmitri Sjostakovitsj (1906-1975) Sonate voor cello en piano in d, opus 40 > Allegro non troppo > Allegro > Largo > Allegro
11’
24’
pauze César Franck (1822-1890) Sonate voor cello en piano in A (bewerking van de Sonate voor viool en piano) > Allegretto ben moderato > Allegretto > Recitativo - Fantasia: Ben moderato - Molto lento > Allegretto poco mosso
inleiding door Rudy Tambuyser, 19.15 uur, foyer begin 20.00 uur pauze omstreeks 20.40 uur einde omstreeks 21.35 uur teksten programmaboekje Rudy Tambuyser coördinatie programmaboekje deSingel
30’
De geschiedenis herhaald? De geschiedenis herhaalt zich. Dat is een platitude van jewelste en het is dan ook een slecht idee er een tekst van welk allooi dan ook mee te beginnen. Maar goed, het is met die platitude zoals met haar onderwerp: ze is er nu eenmaal. Zou het? De platitude is, net zoals de geschiedenis waarover ze het heeft, te vermijden. Beide snijden we immers zelf aan. In haar moedertaal gelezen herhaalt de geschiedenis niet, maar wórdt ze herhaald. Proeft u zelf het verschil tussen “de geschiedenis herhaalt zich” (domme, domme geschiedenis) en “de geschiedenis wordt herhaald” (verdorie, wie heeft dát nu weer gedaan?). Lezer dezes vindt het allicht ongepast, in de laatste ogenblikken voor een concert nog met dergelijke huis-, tuin- en keukenfilosofische bedenkinkjes te worden lastiggevallen. Maar in het kader van het programma dat Sol Gabetta en Henri Sigfridsson u vanavond voorzetten, snijden ze wel degelijk hout. Twee van de drie gespeelde werken zijn immers niet voor cello en piano geschreven.
Robert Schumann © Heinz Winckelmann
Wat heeft dat met geschiedenis en haar herhaling te maken? Welnu, zowel de ‘Fantasiestücke’ voor klarinet en piano van Robert Schumann (1810-1856) als de sonate voor viool en piano van César Franck (1822-1890) zijn romantische werken, die zoals gezegd vanavond een arrangement voor cello en piano wor-
den aangemeten. Schumann schreef de celloversie zelf; van Francks sonate keurde de componist zelf nog een contemporaine transcriptie goed (door Jules Delsart), maar vanavond hoort u een recente versie van de jonge cellist Gavriel Lipkind, vorig seizoen nog in deSingel te gast. Nu was het in de romantiek bijzonder ongepast voor een componist de instrumentatie van een werk open te laten - of om er zelfs nog maar de geringste twijfel omtrent te vertonen. Dat was ooit anders geweest. Alleen al het feit dat in renaissance en barok de bezetting van de continuopartij haast nooit werd voorgeschreven, liet voor eenzelfde stuk al uiteenlopende sonore effecten toe. Maar het ging verder. Een fetisjwerk uit de renaissance zoals de ‘Mariavespers’ van Monteverdi draagt op vele plaatsen een open instrumentatie. Zelfs Johann Sebastian Bach, wiens oudste zoon toch een van de architecten van de ‘Sturm und Drang’, zeg maar van de protoromantiek was, tilde nog niet zwaar aan concrete instrumentatie, gezien het gemak waarmee hij hobo- in vioolconcerti en die weer in klavecimbelwerken omschreef. Het maakt de zeldzame momenten dat er wél obligaatpartijen zijn alleen maar sterker: een hobo in duet met een zanger, een trompet voor feest of plechtstatigheid, een viola d’amore voor een apocriefe bezinning op de kruisdood volgens Johannes.
Niks daarvan in de romantiek. We bevinden ons hier in de era bij uitstek van de egokunstenaar, van wie het vermogen, het hoogstpersoonlijke in hoogst algemene en liefst transcendentale categorieën onder te brengen - dat wil dus zeggen: het absoluut toxische met het vermeend hygiënische te verzoenen hem niet alleen een mythische status, maar jammer genoeg ook een aura van onfeilbaarheid oplevert. Onfeilbaarheid in die zin dat zijn werk ondeelbaar is, te nemen of te laten en in een hogere zin niet voor verbetering vatbaar. Het einde van de pragmatiek was het begin van de psychologie. Een aspect daarvan is dat in de negentiende eeuw het concept klankkleur een betekenisniveau bereikte dat geen vrijheidsgraden in de bezetting meer toeliet. Een muziekstuk moest uniciteit uitstralen, geen flexibiliteit. Visie en visioen werden gretig met elkaar verward, want van de compositorische inval moest een zeer precieze akoestische identiteit deel uitmaken. Een stuk mocht twijfel uitdrukken, graag zelfs, maar dan wel op een onverdeeld affirmatieve, zelf- en trefzekere manier. Wat in een kunstwerk ‘ad libitum’ was, moest wel onecht zijn. Het doet wat denken aan de seriëlen van de jaren vijftig en zestig, die de romantiek nochtans hartstochtelijk verfoeiden. Ook met hen wordt vandaag meewarig gelachen, nu alles weer even ‘ad libitum’ geworden is. De geschiedenis wordt herhaald.
Karikatuur van César Franck aan het conservatorium van Parijs.
Toen Schumann in 1849 de drie korte fantasiestukken schreef voor klarinet, altviool, viool of cello met klavierbegeleiding, is dat allicht hier en daar gezien als een bevestiging van zijn vaak genoemde onhandigheid in het instrumenteren. Wie van hem houdt, weet
echter beter. Enigszins atypisch voor een romanticus, hoewel - paradoxaal genoeg - typerend voor de allergrootsten van de negentiende eeuw, is dat Schumann essentieel meerstemmig dacht. Meermaals schreef hij aan kunstbroeders dat een ‘idee’ zich veelal bij hem aandiende als een korte, gelaagde cluster. De oerromanticus dacht in contrapunt; dat stemt tot nadenken. In die context wordt het alleszins logisch dat het Schumann op gezette tijden weinig kon schelen aan welk instrument welke stem werd toevertrouwd. De juiste tessituur, dat is al heel wat. Ook niet vergeten dat Schumann initieel een pianist was en dat veel van zijn akoestisch abstractievermogen allicht daarop terug te voeren is. De pianist moet veel verbeelding hebben, omdat zijn instrument er geen heeft. Veel verbeelding moet het ook hebben gevergd, in de revolutionaire sfeer die in 1949 in Dresden heerste een artistiek zo vruchtbaar jaar te beleven. Behalve deze drie miniaturen zagen onder meer de ‘Waldszenen’ opus 82, het ‘Adagio en Allegro’ voor hoorn en piano, het orkeststuk met vier hoorns, het ‘Requiem für Mignon’ en vele koorwerken het licht. De vanavond gespeelde triptiek was niet meer dan een tussendoortje. De oorspronkelijke titel luidde overigens ‘Soiréestücke’. Een interludium bij de sociale gelegenheden die de door Schumann zo geliefde Heine als steeds met een angel beschreef: “Genoeg licht voor verlichting, genoeg spiegels om jezelf in te zien, genoeg volk voor verhitting en genoeg suikerwater met ijs om weer af te koelen.” Chauvinisme is veelal onuitstaanbaar, tenzij het zo subjectief is dat het schattig wordt. Of tenzij er retorisch profijt aan
Dmitri Sjostakovitsj omstreeks 1935 © uitgeverij Sovetski Kompozitor
te onttrekken valt, natuurlijk. Welaan: de pleger van de meest geliefde sonate van de Franse romantiek, die allicht daarmee in samenhang wel eens de ‘Franse Brahms’ wordt genoemd, was eigenlijk een Belg. Weliswaar was men in 1822, het geboortejaar van César Franck, voor de definitie van het gebied België nog aangewezen op wat Julius Caesar er even voordien mee bedoelde, maar tegen de tijd dat de aspirant-musicus zich van Luik naar Parijs begaf, vierde het kleine koninkrijk toch al zijn eerste lustrum. De sonate werd ondanks haar inderdaad enigszins Duits aandoende ernst, breedvoerigheid en architectuur een onmiddellijk - en na haar creatie in 1886 blijvend - succes. Ze werd door de componist aan de grote Belgische violist Eugène Ysaÿe geschonken als huwelijksgeschenk en heeft ook in de literatuur het eeuwige leven sinds Proust haar - anoniem - beschreef in zijn ‘Du côté de chez Swann’. Tegen die tijd was Franck een gerespecteerde, zelfs in bepaalde kringen toonaangevende figuur in de Franse muziekwereld. Dat was niet vanzelfsprekend. Vandaag is het relatief eenvoudig, in zijn muziek de hand van een hartstochtelijk en liefdevol ambachtsman te herkennen, maar in zijn tijd hield Franck er evengoed ideeën in verband met harmonie en vormleer op na die in het streng academische Parijse wereldje van toen zonder meer progressief genoemd konden worden. Ideeën die weliswaar sterk ontwikkeld, maar qua geest herkenbaar doorwerkten in het oeuvre van Debussy, die even zijn leerling was. We laten Debussy, in de hoedanigheid van zijn nochtans agressief kritische alter ego ‘Monsieur Croche Antidilettante’,
aan het woord over de meester: “[…] Als hij een mooie harmonie had gevonden maakte dat zijn hele dag goed. […] Er is overigens veel over zijn genie gesproken zonder dat tot uitdrukking kwam wat zo uniek aan hem is: zijn onschuld. Deze man, die niet gelukkig was, miskend ook, had zo’n onwankelbaar goede kinderziel dat hij de verdorvenheid van het mensdom en de ongerijmdheden van het dagelijkse leven zonder bitterheid kon gadeslaan. […] Het is of hij voor de muziek neerknielt in het diepste gebed dat ooit door een sterveling is gepreveld. […] Franck is de muziek voortdurend toegewijd, het is alles of niets, geen macht ter wereld kan hem bewegen een naar zijn mening juiste en noodzakelijke frase te onderbreken, hoe lang deze ook is. Het is zuivere illusie, die geen ruimte laat voor een snik als de waarachtigheid ervan niet bij voorbaat is aangetoond. Hier schaart Franck zich naast de grote meesters die een weloverwogen gebruik van de klank maken, zonder er meer van te verlangen dan hij te bieden heeft. […]” Merk in die laatste zin hoezeer Debussy in Francks werk eigenlijk het einde van de romantiek al aangekondigd zag. En besef, voor een goed begrip, dat Debussy in het artikel (uit het tijdschrift ‘Gil Blas’ van 13 april 1903) Francks zuiverheid uitzet tegen Wagners doortraptheid. Maar dat is uiteraard een ander verhaal. De Sonate voor cello en piano opus 40 van Dmitri Sjostakovitsj (19061975) is binnen dit programma een volkomen apart verhaal. Enig transitiekarakter ontbreekt, want het werk is expliciet voor cello geschreven. Ook louter psy-
chologisch staat het los van de romantici Schumann en Franck: Sjostakovitsj schreef deze onverdeeld twintigsteeeuwse sonate in 1934, dat wil zeggen onder Stalin. Overigens is de sonate een tijdgenoot van twee van Sjostakovitsj’ sleutelwerken: ze komt net na de opera ‘Lady Macbeth’ van Mtsensk, die de componist op een open bedreiging vanwege het regime kwam te staan (de beschuldiging van formalisme kostte menige kunstenaar in die dagen het leven) en net voor de Vijfde Symfonie, die hem eerherstel bracht. Aan beide grote werken zijn er reminiscenties in de cellosonate te vinden. De sonate was een opdracht van een vriend van Sjostakovitsj, de concertorganisator Viktor Koebatski, die zelf cello speelde. Hij verzorgde de première van het werk samen met de componist op kerstdag in Sint-Petersburg, toen Leningrad. De vier delen van de sonate lezen als een pedagogisch verantwoord overzicht van de verschillende houdingen die in retorisch opzicht als typisch voor Sjostakovitsj kunnen worden beschouwd. Het ‘Allegro non troppo’ wordt aangesneden in laatromantische stijl - Rachmaninov, die in 1917 al eieren voor zijn geld had gekozen, had nog een kleine tien jaar te leven. In het scherzo, een ‘Allegro’, horen we de sarcastische of anderszins impertinente toon die we vandaag zo kenmerkend vinden voor Sjostakovitsj. Het ‘Largo’ is dan weer langzaam en weemoedig declamatorisch, je hoort er zo een strofe van Poesjkin bij en het is niet zo’n gek idee dat Dmitri dat zelf ook gedaan zou hebben. De finale, tenslotte, is een ware duivelsrit, een perpetuum met een duizelingwekkende hoofdrol voor de piano.
Niet wat je een salonstuk noemt, maar goed, dat predikaat schrapte zoals gezegd Schumann al in 1849. Na rijp beraad, zoals u zodadelijk zelf kan horen.
Sol Gabetta De Argentijnse celliste Sol Gabetta (°1981) studeerde in Madrid en in Basel bij Ivan Monighetti. Ze studeerde af bij David Geringas aan de Musikhochschule Hanns Eisler in Berlijn. In 2004 won ze de Crédit Suisse Young Artist Award, waaraan een concert verbonden was met de Wiener Philharmoniker olv. Valery Gergiev op het Luzern Festival. Nog hetzelfde jaar won ze een beurs van de Borletti-Buitoni Trust. Sol Gabetta gaf concerten met het Rotterdam Philharmonisch olv. Leonard Slatkin, Nationaal Orkest van Spanje, London Chamber Orchestra, BBC National Orchestra of Wales, Hallé Orchestra, Kremerata Baltica, Münchner Kammerorchester olv. Christoph Poppen, Kammerorchester Basel olv. Christopher Hogwood, … In 2006 verscheen haar debuut cd op het label Sony met werken van Tsjaikovski en Ginastera met het Radio Symphonieorchester München olv. Ari Rasilainen. Haar vaste kamermuziekpartners zijn de pianist Henri Sigfridsson en de violiste Patricia Kopatsjinskaja. Sol Gabetta leidt haar eigen festival ‘Solsberg’ in Olsberg bij Basel. Sinds oktober 2005 is ze als docente verbonden aan de Musik Akademie Basel. Sol Gabetta bespeelt een cello van G.B. Guadagnini uit 1759. www.solgabetta.com Henri Sigfridsson De Finse pianist Henri Sigfridsson (°1974) begon zijn muzikale opleiding aan het Conservatorium in Turku. Hij zette zijn studies verder aan de Sibelius Academie in Helsinki en bij Pavel Gililov aan de Musikhochschule van Keulen. Hij volgde tevens masterclasses bij Lazar Berman aan de Franz Liszt Academie in Weimar. In 1994 won Sigfridsson de eerste prijs op de Franz Liszt Wedstrijd in Weimar en het jaar daarop won hij de ‘Nordic Soloists Competition’, een van de meest prestigieuze muziekprijzen in Scandinavië. In 2000 behaalde hij de tweede prijs en de publieksprijs op de Géza Anda Wedstrijd in Zürich. Sigfridsson gaf concerten met toonaangevende orkesten als Zürich Tonhalle Orchester, St Petersburg Philharmonia, Orchestre National de Lille, Camerata Academica Salzburg, Budapast National Philharmonic Orchestra en hij speelde onder leiding van Vladimir Ashkenazy, Howard Shelley, Osmo Vänskä, … Hij speelde solorecitals in de grote concertzalen van Japan en Europa, waaronder de Wigmore Hall in Londen, het Konzerthaus in Berlijn en het Konzerthaus in Wenen. Hij was te gast op de grote muziekfestivals van Luzern, Lockenhaus, Bad Kissingen, Styriarte, Klavier Festival Ruhr e.a. In kamermuziekverband geeft Sigfridsson geregeld concerten met onder anderen Gidon Kremer, Isabelle van Keulen, Patricia Kopatsjinskaja, Leonidas Kavakos, Quirine Viersen, Johannes Moser en Sol Gabetta.
Binnenkort in deSingel Frank Peter Zimmermann viool Antoine Tamestit altviool Christian Poltéra cello vr 16 nov 2007 / blauwe zaal / 20 uur
F Schubert Strijktrio in Bes, D471 L van Beethoven Strijktrio in G, opus 9 nr 1 W A Mozart Divertimento in Es, KV563
inleiding Yves Knockaert / 19.15 uur / foyer €20, €15 / €15, €10 (-25/65+) / €8 (<19 jaar)
2007-2008 architectuur theater dans muziek deSingel Desguinlei 25 / B-2018 Antwerpen ma > vr 10 > 19 uur / za 16 > 19 uur www.desingel.be
[email protected] T +32 (0)3 248 28 28 F +32 (0)3 248 28 00