(H)eerlijke horeca: tevreden zaak
tevreden
klant,
0. Inleiding Een sector met meerwaarde in de samenleving De horeca heeft een grote economische, culturele en sociale meerwaarde. De sector creëert een pak jobs, is lokaal sterk verankerd en zorgt voor een warme samenleving met ruimte voor ontmoeting, genieten en cultuur. Het is een zeer arbeidsintensieve sector waar heel wat laaggeschoolden, allochtonen en jongeren werken. Het is een sector waar uiteenlopende activiteiten onder vallen. Onder de horeca vinden we het café naast de kerktoren, maar evengoed restaurants, hotels, cateringbedrijven of vakantieverblijven. De sector bestaat hoofdzakelijk uit micro, kleine en middelgrote ondernemingen, maar telt ook enkele multinationals. Groen wil de grote verscheidenheid van de horecasector koesteren. Het landschap mag niet verschralen tot vooral grote ketens. Het groeiende aanbod van streekrestaurants, dorpscafés, vernieuwende foodconcepten, en eetgelegenheden die gezonde, kwaliteitsvolle en verse gerechten aanbieden moet duurzaam kunnen bloeien. Een sector met uitdagingen Maar de sector heeft het moeilijk, zwartwerk tiert er welig en producten zijn niet altijd even duurzaam. De reacties die gepaard gaan met de invoering van de witte kassa geven aan dat in de horeca al te veel zwartwerk plaatsvindt, deels ook door mensen zonder geldige verblijfspapieren of zonder arbeidsvergunning. Een verwitting van de sector is daarom hoogdringend en zal ten goede komen aan wie op een eerlijke manier wil ondernemen. Tegelijkertijd trekken ook bonafide ondernemers aan de alarmbel: hoewel ze voorstander zijn van de invoering van de witte kassa, signaleren ze dat het momenteel zeer moeilijk is om volledig in het wit te werken. Werkgevers signaleren dat zwartwerk vaak een antwoord is op de hoge loonkost in deze arbeidsintensieve sector. De hoge loonkost wordt immers veel minder dan in andere, meer technologische sectoren, gecompenseerd door productiviteitswinsten of prijsstijgingen. Ook de complexe reglementering rond alle verschillende statuten en de nood aan flexibele inzet van personeel blijken belangrijke knelpunten te zijn. Oordeelkundig gebruik van grondstoffen en voedseloverschotten is niet alleen vanuit ecologische overwegingen, maar ook voor de rendabiliteit van de horeca een uitdaging. Banen in de horeca zijn anno 2015 niet aantrekkelijk genoeg, waardoor veel vacatures al te lang niet ingevuld raken en er een groot verloop is. Het is van alle sectoren die met de laagste lonen. Twee op drie horecawerknemers werkt aan een bruto-maandloon van maximaal 2100 euro. Verder ligt de kwaliteit van jobs in de horeca ook lager dan de gemiddelde job. Vooral op het vlak van leermogelijkheden, taakvariatie, arbeidsomstandigheden en werk-privébalans scoort de sector niet goed. Het personeel vindt de fysieke belasting van de job en de onregelmatige werkuren het meest belastend.
2 Een sector die een duurzame toekomst verdient Net zoals de andere partijen wil Groen de overgang naar de witte kassa voor de sector mogelijk maken. Maar dit willen we niet doen op basis van een patchwork van goedkope mini-jobs, flexi-jobs en overuren die het allemaal nodeloos complex maken en bovendien een duurzaam personeelsbeleid in de horeca onmogelijk maken. Een horecaplan moet zowel de loonkost op een structurele manier verminderen als een aantrekkelijk antwoord zijn op de vraag naar kwaliteit van werk van het horecapersoneel. De rendabiliteit in de sector verbeteren we met een ondernemingsvriendelijk klimaat, aandacht voor een duurzaam grondstoffengebruik en investeringen in de competenties van horecapersoneel. In plaats van een lineaire loonlastenverlaging die veel geld kost maar weinig jobs creëert, wil Groen een structurele loonlastenverlaging doorvoeren gericht op de onderste helft van de lonen. Dat zou niet alleen voor de horeca, maar ook voor alle andere arbeidsintensieve sectoren een oplossing zijn, waar werkgevers, werknemers en overheid allemaal bij winnen. Flexibele inzet van het personeel is essentieel in de horeca. Horecapersoneel vraagt meer duidelijkheid, inspraak en respect voor hun werkschema. Een toekomstplan voor de sector moet ook hier rekening mee houden wil het nog goede arbeidskrachten vinden. Flexibilisering moet op een doordachte manier gebeuren, niet op de onbezonnen liberale manier met flexijobs. Groen legt daarom een alternatief “horecaplan” voor om de horeca op een duurzame manier te laten bloeien en het zwartwerk daadwerkelijk om te zetten naar duurzame jobs.
Voorstellen van de huidige regering rond loonkosten en arbeidstijden voor de horeca illustreren de inefficiëntie van hun keuzes in het algemeen economisch beleid Deze regering zet in op een loonkostenverlaging. Tot zover gaat Groen mee in de regeringsplannen, België kampt in arbeidsintensieve sectoren met te hoge loonkosten en ziet hierdoor een groot potentieel aan jobcreatie verloren gaan. Om die reden verwacht Groen dat een loonkostenverlaging meer tewerkstelling genereert. Arbeid wordt goedkoper, waardoor we nieuwe arbeidsplaatsen creëren of waardoor tewerkstelling minder snel zal worden afgebouwd. Hoe je de loonkosten verlaagt is van belang voor het succes van deze inspanning. Een gerichte verlaging van de loonkosten op de laagste lonen zorgt volgens het Planbureau voor de helft meer bijkomende arbeidsplaatsen als een lineaire verlaging. Dat is niet zo onlogisch. De loonkostenhandicap hypothekeert de job van de productiearbeider veel meer dan die van zijn baas. Arbeidsintensieve sectoren als de horeca of de bouwsector hebben meer nood aan een loonkostvermindering. Wanneer je beslist om selectief de loonkosten te verminderen voor deze groepen van werknemers, dan heb je het meeste effect. Zoals het Planbureau suggereert is een focus op de loonhoogte een zeer goede keuze om de loonkost te verminderen bij die groepen die er het meest bij gebaat zijn. Toch kiezen N-VA, CD&V en Open VLD ervoor om de loonkost voor alle werknemers, ongeacht hun sector of loon, te verminderen. Hierdoor vermindert de loonkost voor bedrijven inderdaad, maar is de jobcreatie verwaarloosbaar. Immers, door het feit dat de inspanning gespreid wordt over alle werknemers is de inspanning voor de groepen die er echt baat bij hebben onvoldoende sterk. Op 4 februari 2015 heeft het Planbureau tijdens een Hoorzitting de regering al gewaarschuwd dat er met dit beleid niet de beoogde 80.000 banen zullen gecreëerd worden, en dat de verwachte jobcreatie 5 keer lager zal liggen.
Horecaplan Groen februari 2015
3 De volledig foute keuzes van de regering worden niet alleen door deze evaluatie door het Planbureau duidelijk gemaakt, ook de plannen van staatssecretaris Bart Tommelein voor de horeca illustreren dit indirect. Doordat de horecasector, een typevoorbeeld van een sector met relatief lage lonen, nauwelijks kan profiteren van de aangekondigde lineaire loonkostverminderingen dreigt banenverlies. En moet achteraf met oplapwerk een gerichte aanpak voor de sector uitgewerkt worden. Wanneer men kiest voor een lageloonfocus over alle sectoren heen is jobcreatie wel gegarandeerd én een extra loonkostinspanning voor de horeca overbodig.
Werkgeversbijdragevermindering: regering versus Groen 0,35 0,30 0,25 Groen
0,20
Plan regering 0,15
Huidig model
0,10 0,05 1.100 1.210 1.430 1.650 1.870 2.090 2.310 2.560 3.000 3.850 4.950
Bruto-maandloon
De figuur illustreert hoe je de loonkosten wél op een efficiënte manier kan verlagen, en vergelijkt de keuze die Groen in het Zuurstofplan uitwerkte met het plan van de huidige regering. In het regeerakkoord staat letterlijk: “vóór het einde van de legislatuur zal ze het basispercentage van de werkgeversbijdragen verminderen met het objectief om een basispercentage van 25% te bereiken. Het is de bedoeling dat geen enkele werkgever er op verliest na deze hervorming, evenwel met inachtneming van de competitiviteitswet (b.v. 450 mio lage lonen). De de facto reeds bestaande tarieven onder de 25% (b.v. lage lonen, hoge lonen, eerste 5 aanwervingen,…) blijven behouden.” De zwarte streepjeslijn in de figuur illustreert wat dit betekent, namelijk dat enkel de hogere lonen een bijdragevermindering kunnen verwachten van de huidige regering. De groene lijn illustreert de keuze van Groen, waar net het tegenovergestelde gebeurt. Groen vermindert de loonkost van de lonen onder de 2800 euro, en dus voor ongeveer alle werknemers en werkgevers in de horeca (zie ook verder in de nota). Voor de allerlaagste lonen komt de loonkost zelfs op 0 euro. We illustreren de aanpak voor een kelner met een brutoloon van 1850 euro. In het Groen model ligt de loonkost voor de werkgever 190 euro per maand lager dan in het huidig model. Voor deze werknemer ligt de werkgeversbijdrage ten gevolge van bestaande verminderingen ook nu al lager dan 25%. De plannen van de regering om de patronale lasten te verlagen in de richting van 25% zullen voor deze kelner dus geen impact hebben. Ook het oplapwerk van de regering voor welbepaalde werknemers in de horeca (zoals bij voorbeeld een RSZ-vrijstelling van 500 euro op kwartaalbasis voor 5 vaste werknemers) blijft minder interessant dan het Groen plan (dat niet enkel voor de eerste vijf obers, maar voor alle obers met een brutoloon van 1850 euro per kwartaal een vermindering van 3*190 euro of 570 euro voorziet). Voorbeeld van een kelner met een brutoloon van 1850 euro
Horecaplan Groen februari 2015
4
Huidig model
Voorstel Michel I
Voorstel Groen
Brutoloon
1850 euro
1850 euro
1850 euro
Werkgeversbijdrage
592 euro (32%)
592 euro (32%)
592 euro (32%)
Structurele vermindering (133 euro)
-133 euro
-133 euro
X
Structurele bijdragevermindering voor lage lonen
-26 euro
-26 euro
X
Maximale loonkost van 25%
x
n.v.t.
X
Loongerelateerde korting
x
x
-349 euro
Totale werkgeversbijdrage
433 euro (of 23%)
433 euro (of 23%)
243 euro (of 13%)
Loonkost
2283 euro
2283 euro
2093 euro
1. Geen mini-jobs, maar een forse loonlastenverlaging voor duurzame jobcreatie Bij de invoering van de witte kassa wijst de sector op het grootste knelpunt van de horeca, met name de hoge loonkost. Maar de maatregelen die staatssecretaris Bart Tommelein voorstelt kunnen onmogelijk een echte verduurzaming van de horecasector in de hand werken. Het blijft een mikmak van maatregelen om vooral de mini-en flexi-jobs (bijverdieners), gelegenheidsarbeid en overuren goedkoper te maken. Deze maatregelen dreigen van de horeca een tweederangs-sector te maken op de arbeidsmarkt die steeds moeilijker geschikt personeel zal vinden. Selectieve loonlastenverlaging het best voor werkgevers in de horeca Groen stelt daarentegen een structurele en drastische loonlastenverlaging voor. In de plaats van de federale lineaire lastenverlaging, wil Groen de werkgeversbijdragen gevoelig verlagen voor de onderste helft van de lonen. Hoe lager het loon, hoe groter de korting. Voor de laagste lonen valt de werkgeversbijdrage op nul. Daar het overgrote deel van de werknemers in de horeca een voltijds equivalent loon heeft van minder dan 2800 euro heeft deze aanpak voor de horeca in het bijzonder een gunstig effect. In een tweede figuur hernemen we de vergelijking tussen de plannen van deze regering en Groen met betrekking tot het hervormen van de werkgeversbijdrage, en illustreren we met balkjes de impact van deze plannen in de totale economie én in de horeca. In de horeca verdient 66% van alle werknemers minder dan 2100 euro, terwijl dat voor slechts 27% van alle werknemers samen geldt (gegevens RSZ). Dat bevestigt wat we eerder aangaven, met name dat de keuze voor een selectieve loonkostvermindering voor arbeidsintensieve sectoren als de horeca in het bijzonder interessant is. Het geraamde effect voor de horeca van de plannen van deze regering enerzijds en die van Groen anderzijds lopen dan ook sterk uit elkaar. Waar de plannen van deze regering de huidige loonkost in de horeca van 762 miljoen euro vermindert met 32 miljoen euro, zorgt het Groen zuurstofplan voor een loonkostvermindering met 174 miljoen euro.
Horecaplan Groen februari 2015
5
0,35
35,0
0,30
30,0
0,25
25,0
0,20
20,0 0,15
15,0
0,10
10,0
Horeca-werknemers Alle werknemers Werkgeversbijdrage nu Werkgeversbijdrage regering Werkgeversbijdrage Groen
7000
4950
3850
3003
2563
2310
2090
1870
-
1650
0,0
1430
0,05
1210
5,0
Werkgeversbijdrage
40,0
1100
Aandeel werknemers
Wekgeversbijdragehervorming: impact voor de horeca
Bruto-maandloon
Groen opteert met andere woorden voor een verlaging van de loonkost van alle gepresteerde uren van de werknemer, niet enkel voor een verlaging van de loonkost van de gepresteerde overuren, de uren die een werknemer die elders al minimum 4/5 werkt, bijklust in de horeca of de eerste vijf werknemers in een horecazaak. In dit model is de loonkost van een vaste werknemer gelijk aan die van een jobstudent. We maken met andere woorden de standaardtewerkstelling in de horeca minstens even interessant als de flexijob. Werken in de horeca moet kunnen voor wie flexibiliteit wil, maar zeker ook voor wie meer zekerheid wil. Het Groen model zou resulteren in een véél lagere gemiddelde patronale bijdrage. Daardoor neemt Groen de prikkel voor zwartwerk weg, en zal werken in het wit voor het gros van de horecazaken een evidentie worden. Voorstel
Gevolg
Horecaplan Tommelein Loonkost verlagen door overuren, mini-jobs en flexi-jobs goedkoper te maken
Alternatief Groen Loonkost verlagen door alle uren van de werknemers met lagere lonen goedkoper te maken:
Goedkopere overuren van 180 naar 360 uren. Gelegenheidsarbeid van 100 naar 200 dagen. Flexijobs voor wie minstens 4/5e werkt en gaat bijverdienen in de horeca.
Wie in drukke periodes langer werkt, moet de kans krijgen om te recupereren op een ander moment. De grens van 180 overuren ligt boven die van andere sectoren, en volstaat. Verschillende jobs combineren kan zonder probleem. De RSZ-bijdrage hangt af van de hoogte van het (voltijdse) loon, niet van het aantal (over)uren dat men presteert. Meer jobcreatie. Transparanter, want alle uren van een medewerker worden gelijk belast. Flexibiliteit organiseren kan op een eenvoudige manier met alle bestaande en nieuwe werknemers.
Minder jobcreatie, want focus op goedkopere overuren. Minder transparant, want atypische banen en overuren worden anders belast dan gewone uren. Flexibiliteit organiseren wordt ingewikkeld.
Horecaplan Groen februari 2015
6 Flexibele jobs met perspectief op doorstroom naar reguliere banen Het is van belang te benadrukken dat Groen de bestaande flexibiliteit in de horecasector niet in vraag stelt. De horeca moet rekening kunnen houden met wisselende weersomstandigheden of een grillige vraag van de consument, en dat kan enkel door flexibele arbeidsregelingen die werkgevers in staat stellen op een soepele manier in te spelen op de kortstondige en wisselende behoefte aan inzetbare arbeidskrachten op piekmomenten. Gelegenheidsarbeid, uitzendarbeid en studentenarbeid kunnen frequent aangesproken worden, en de bestaande regelingen respecteren een subtiel evenwicht tussen zekerheid en flexibiliteit. Recent onderzoek heeft aangetoond dat flexibele banen op de arbeidsmarkt belangrijk zijn om werkzoekenden aan een baan te helpen, maar het is van belang dat die arbeidsmarkt een perspectief op zekerheid voorhoudt. Dat heeft een belangrijk effect op het welzijn van mensen. Als er uitzicht op doorstroming bestaat, is de combinatie van een tijdelijke baan met andere negatieve kenmerken geen probleem. Pas als doorstroming naar een goede vaste baan een onhaalbaar perspectief wordt, is het welzijnsverlies aanzienlijk (van der Meer en Wielers, 2014). Voor het welzijn van mensen is het met andere woorden van belang flexibilisering én een perspectief op doorstroom samen mogelijk te maken. De regering heeft enkel oog voor het flexibiliseren van werk. Voor Groen ligt de uitdaging erin om de kostprijs van de flexijobs niet lager te maken dan van standaardtewerkstelling . De horeca kampt immers ook met een structureel tekort aan personeel, en het beste antwoord hierop is het interessanter maken van de reguliere tewerkstelling zodat flexibel horecapersoneel een reëel perspectief kan krijgen op doorstroom naar deze reguliere banen. -
-
-
Uitzendarbeid is mogelijk bij een ‘tijdelijke vermeerdering van het werk’, het is met andere woorden een prima antwoord op de flexibiliteitsvraag van horecazaken. De positie van deze medewerkers kan versterkt worden door een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur mogelijk te maken tussen een uitzendkantoor en een uitzendkracht, een vraag van de uitzendsector zelf waar Groen zich achter schaart. Zo krijgen deze flexibele werknemers meer zekerheid over hun inzet en inkomen, en zullen ze gemakkelijker toegang krijgen tot opleiding en bijscholing. Horecazaken zelf zullen gebaat zijn doordat uitzendkrachten met meer contractuele zekerheid langer beschikbaar zullen blijven voor dit soort werk. Gelegenheidsarbeid in de horecasector wordt gebruikt wanneer iemand in dienst genomen wordt voor een maximumduur van twee opeenvolgende dagen. Wanneer gelegenheidswerk een zekere systematiek krijgt, dan zou een deeltijdse tewerkstelling een beter alternatief zijn. Ook hier wil Groen het regulier contract (van deeltijdse tewerkstelling) even interessant maken dan de flexijob (van gelegenheidsarbeid), waardoor meer voor de eerste optie gekozen wordt waar dat kan. Neem het voorbeeld van een werkgever die elke vrijdag en zaterdag een beroep doet op dezelfde gelegenheidsarbeiders. Omwille van de loonkost verkiezen werkgevers op de huidige arbeidsmarkt structurele gelegenheidsarbeid boven reguliere deeltijdarbeid. Met deeltijdarbeid zouden deze werknemers beter af zijn op het vlak van een aantal sociale rechten. Groen kiest ervoor om de loonhoogte van deeltijdse (en voltijdse) werknemers als basis te nemen voor de bepaling van de patronale lasten. Deze gelegenheidswerknemers vinden we vaak in de laagste loonklassen, waardoor de keuze voor een deeltijdse reguliere tewerkstelling voor dit soort werknemers voor de werkgever goedkoper wordt en voor de werknemer een betere bescherming biedt. Ook de werkgeversgroepering kan een antwoord bieden in de horeca om flexibiliteit en werkzekerheid te combineren. De werkgeversgroepering is een wettelijk systeem dat de
Horecaplan Groen februari 2015
7 gedeelde tewerkstelling van personeel organiseert. Ondernemingen kunnen zich groeperen om collectief personeel in dienst te nemen en er een beroep op te doen. Op die manier kunnen zij aan pooling doen wat betreft hun behoeften aan gespecialiseerd personeel (zoals techniekers, informatici of loodgieters) of bijvoorbeeld een vervangingspool organiseren met ervaren personeel voor tijdelijke of deeltijdse opdrachten (bijvoorbeeld voor grote opdrachten voor een cateringbedrijf of extra veel reservaties in een restaurant). De werkgevers winnen omdat zij beroep kunnen doen op bekwame mensen wanneer ze nodig hebben en de betrokken werknemers genieten van een vaste verloning en vaste tewerkstelling. De vorige regering heeft het systeem sterk versoepeld, maar het is nog steeds te weinig gekend en wordt amper toegepast. De huidige regering wil het systeem opnieuw evalueren. Groen pleit ervoor om dit instrument nog beter uit te werken en vooral ook beter bekend te maken. Niet alleen de werkgever, ook de werknemer krijgt van Groen een extra. Groen wil een loonbonus geven aan iedereen wiens voltijds equivalent brutoloon lager ligt dan het mediaanloon.
Loonbonus van Groen 180
18%
160
16%
140
14%
120
12%
100
10%
80
8%
60
6%
40
4%
20
2%
0
Loonbonus Groen (in €, linkeras) Netto loonsverhoging door loonbonus (in %, rechteras)
0% 1100
1210
1430
1650
1870
2090
2310
2560
3000
3850
4950
Bruto-maandloon
Hierdoor zal werken voor de medewerkers met de laagste lonen aantrekkelijker worden en nemen we het push-effect weg richting het noodgedwongen presteren van overuren om aan een redelijk loon te raken. In een figuur kan je zien dat het er voor de laagste lonen met de loonbonus van Groen op een significante manier wordt opgetrokken. Voor de allerlaagste lonen zou deze inspanning een veelvoud van de 12,5 euro extra betekenen die de huidige regering in 2015 aan werknemers geeft met een hogere forfaitaire aftrek van de beroepskosten. We gaven eerder al aan dat twee derde van het horecapersoneel een loon heeft van maximaal 2100 euro, al deze werknemers krijgen er met de Groene plannen maandelijks minstens 75 euro netto bij. Op die manier maken we het voor mensen extra aantrekkelijk om te kiezen voor de horeca.
2. Flexibel maar werkbaar werk voor horecapersoneel Voor Groen kan het best dat werknemers in de horeca gedurende drukke periodes langere werkweken presteren. Maar Groen hecht ook veel belang aan de gezondheid van werknemers en de kwaliteit van het werk. Overuren kunnen niet iedere dag en moeten gecompenseerd worden in minder drukke periodes. Dat is gezond voor de werknemer, maar ook voor de horecazaak. Een zaak is op lange termijn
Horecaplan Groen februari 2015
8 niet gediend met opgebrande of zieke medewerkers, of met werknemers die door vermoeidheid een arbeidsongeval veroorzaken. In dit kader stelt Groen voor de in 2013 geactualiseerde afspraken rond de flexibilisering van arbeidstijden als kader te hanteren. We stellen vast dat de horecasector nu al de basisafspraken rond flexibiliteit in de meest ruime zin interpreteert. Zo wordt de maximale wettelijke ruimte voor overwerk mogelijk gemaakt: in 2014 werd de zogenaamde interne grens al opgeschoven van 65 uren tot 143 uur en wordt ook het overurenkrediet (uren die niet ingehaald maar uitbetaald kunnen worden) tot 143 uren opgetrokken. Horecazaken die al werken met de geijkte kassa kunnen dit krediet zelfs optrekken tot 180 uren. Dit betekent met andere woorden dat de horeca aan een buitengewone vermeerdering van werk of bij een onvoorziene noodzakelijkheid al op een zeer ruime manier een beroep kan doen op het bestaande personeel. De facto kan de gemiddelde werkweek hierdoor opgetrokken worden van 38 naar 42 uren. We wijzen er nogmaals op dat door de radicale vermindering van de loonkost en de verhoging van de nettolonen zoals Groen voor ogen heeft (zie hoger), de druk zowel bij werkgevers als werknemers zal verkleinen om langere werkuren te draaien en men gemakkelijker extra medewerkers zal kunnen aanwerven. Werken in de horeca zal hierdoor een aantrekkelijker imago krijgen, waardoor meer mensen zich zullen geroepen voelen om te solliciteren voor een job in de horeca. Hierdoor maakt Groen een meer duurzame ontwikkeling van de horeca mogelijk. De horeca kampt niet alleen met extreem drukke periodes, maar ook met zeer rustige momenten. We benadrukken dat deze momenten in eerste instantie moeten aangesproken worden om overuren te compenseren, en het horecapersoneel te laten recupereren van periodes waarin overuren gedraaid werden. Bij extreem lange periodes met weinig werk kan de sector het bestaande systeem van tijdelijke werkloosheid nog meer aanspreken. De sector zelf stelt dat de gelijke verloning van “dode” of “wacht”uren een handicap is bij de overgang naar de witte kassa. Immers, deze wachturen worden bij de invoering van een witte kassa als normale werkuren geregistreerd terwijl de productiviteit op dat moment zeer beperkt is. Groen stelt voor dat de sociale partners uit de horecasector samen een regeling uitwerken rond deze uren.
3. Een ondernemingsvriendelijk klimaat Meer en beter ondernemerschap in de horecasector willen we bereiken door in te zetten op vier pijlers: - Administratieve en fiscale vereenvoudiging: de geregistreerde kassa moet leiden tot een vereenvoudiging op het vlak van boekhouding en controles. Administratieve formaliteiten moeten tot het minimum beperkt worden. Groen wil een uniek loket voor alle verplichtingen en een doeltreffend e-government. - De invoering van de witte kassa maakt een meer efficiënte controle mogelijk. Er kunnen op basis van een analyse van de gegevens via het geregistreerde kassasysteem meer gerichte controles gebeuren. Eerlijk ondernemen kan enkel in een klimaat waar concurrenten die in het zwart werken aangepakt worden. Het is daarom van belang dat men na de invoering van de witte kassa garandeert dat er gecontroleerd wordt op zwartwerk in de sector. Bij het bestaan van een reële pakkans zal eerlijk ondernemen in de horeca de norm worden.
Horecaplan Groen februari 2015
9 - Ondersteunings- en financieringskanalen toegankelijker maken voor KMO’s. Betere informatieverstrekking en begeleiding voorzien vanuit laagdrempelige ondernemershuizen en de managementvaardigheden van horeca-uitbaters versterken. Vooral bij starters is een goede begeleiding geen overbodige luxe. - Aandacht voor vernieuwende en duurzame businessmodellen in de horeca, zoals coöperatieve ondernemingsvormen, werkgeversgroeperingen, combinatiemodellen (zoals de wasbar), pop-up restaurants, … - Brouwerijcontracten. Brouwerijcontracten vormen vaak een belangrijk knelpunt voor de rendabiliteit van Belgische cafés en restaurants. Ze houden horeca-uitbaters immers in een wurggreep door drankafnameverplichtingen te koppelen aan een handelshuurovereenkomst. Groen wil dat voorwaarden op het vlak van minimale afname en exclusieve bevoorrading onmogelijk worden gemaakt. Op Europees niveau pleit Groen voor het opheffen van de uitzondering op de concurrentieregels die werd gemaakt in het kader van de Europese verordening van 20 april 2010 voor brouwerijen met een marktaandeel kleiner dan 30%. Het is ook belangrijk dat startende ondernemers goed worden geïnformeerd over de mogelijke valkuilen van dergelijke overeenkomsten. 4. Kosten drukken door duurzaam energie-, water- en afvalbeheer De horeca kan nog een pak kosten besparen door meer in te zetten op energie-efficiëntie, hernieuwbare energie, duurzaam watergebruik en een duurzaam afvalbeheer. Groen wil daarvoor de nodige ondersteuning voorzien. Er moet een horeca-routeplan worden uitgewerkt voor een duurzaam energie- en grondstoffengebruik. In dat kader worden het actieplan en de bewustmakingscampagnes rond energie-efficiëntie in de horeca, die in het voorjaar van 2014 werden opgestart, uitgebreid, verdiept en uitgerold. In plaats van minder middelen, moet de Vlaamse regering meer middelen voorzien voor de ondersteuning van energiebesparende investeringen bij KMO’s. De terugverdieneffecten van deze investeringen zijn immers niet alleen voor de ondernemingen, maar ook voor de overheid en de samenleving groot. Groen pleit er dan ook voor om de steunpercentages in het kader van de Ecologiepremie Plus, die in 2014 werden verlaagd, opnieuw op 10 tot 30% te brengen. Ook de extra steun (ecobonus) die je krijgt na het uitvoeren van een energiescan wordt opgetrokken van 3 naar 10%. De mogelijkheden om met verschillende bedrijven op één locatie samen strategische ecologiesteun aan te vragen (voor grotere projecten) wordt versoepeld: verschillende horecazaken die vlakbij elkaar gelegen zijn, kunnen hier ook instappen. De verhoogde investeringsaftrekken voor investeringen in energie-efficiëntie en de groene waarborg-regeling om KMO’s toegang te geven tot financiering van groene investeringen, worden uitgebreid. De toegang tot energy service companies (esco’s) en derdebetalerssystemen, wordt veel vlotter gemaakt. Er komen duidelijkere steunmaatregelen voor verbeteringsinvesteringen op vlak van waterbesparing, in overleg met de waterleidingsmaatschappijen (bijv. installatie van doorstroombegrenzers op kranen). Horecabedrijven die minder vuil water lozen of hun vuilvracht aanzienlijk verminderen, krijgen een forse bonus.
Horecaplan Groen februari 2015
10 Er worden stimuli gegeven om afval te voorkomen en geen grondstoffen te verspillen (“cradle to cradle” – principe). Zo bijvoorbeeld een verdere reductie van het verpakkingsafval. In tweede instantie wordt het scheiden van afvalstromen zoveel mogelijk aangemoedigd. In overleg met de gemeenten kan bekeken worden in hoeverre het afval van horecabedrijven (dat als bedrijfsafval beschouwd wordt) voor een deel toch ook terecht kan op containerparken.
5. Voedselverspilling vermijden Ook op het vlak van voedselverspilling is er in de horeca nog werk aan de winkel. Volgens Eurostat zou de horeca instaan voor 14% van alle verspilde voedsel. Sensibilisering, vorming en uitwisseling met concrete tips over hoe voedselverspilling tegen te gaan spelen hierbij een belangrijke rol. Lokale initiatieven doen ondertussen meer dan sensibilisering alleen. In Gent is het sinds kort mogelijk om ‘restorestjes’ mee naar huis te nemen, in Brussel en Luik kan je een gelijkaardig Rest-O-Pack krijgen in deelnemende restaurants. Daarnaast hebben een aantal Brusselse horecazaken al aangegeven te willen werken met niet-verkochte producten van lokale boeren. Deze initiatieven blijven vaak hangen in een lokale of experimentele fase, omdat financiële drempels teveel het gratis weggeven van voedselresten belemmeren. Groen zal in het Federaal parlement initiatieven ondernemen om alvast die financiële drempels weg te werken. Groen stelt voor dat de Vlaamse en Brusselse regering samen met de horecasector voor de hele regio efficiënte plannen van aanpak opstellen, met duidelijke afspraken over realistische en precieze doelstellingen om in de sector voedselverspilling tegen te gaan, zoals voorzien in de engagementsverklaring ‘Samen tegen voedselverlies’ van de vorige Vlaamse Regering en het Vlaamse voorstel van resolutie betreffende voedselverspilling en onnodige voedselverliezen dat op 4 december 2014 door de Commissie voor Landbouw, Visserij en Plattelandsbeleid werd aangenomen.
6. Stimuleren van het gebruik van verse, lokale en seizoensgebonden producten Steeds meer horecazaken leveren inspanningen om gezonde gerechten aan te bieden op basis van duurzame en lokale producten. Linken worden gelegd met lokale leveranciers, stadslandbouw, zelfpluktuinen, enz. Ook klanten vinden dit meer en meer belangrijk. Dit is een positieve evolutie die vanuit de overheid een duw in de rug verdient. Goede praktijken op dat vlak moeten meer in de kijker worden geplaatst en netwerken en initiatieven die deze praktijken aanmoedigen en verder verspreiden moeten worden gestimuleerd. Er is nood aan meer sensibilisering, kennisuitwisseling, vorming en begeleiding rond duurzaam ondernemen in de horeca. Tegelijkertijd moet er een halt worden toegeroepen aan grote winkelketens (zoals Ikea) die gerechten aanbieden aan dumpingprijzen, waardoor ze de eerlijke concurrentie verstoren en een neerwaartse druk zetten op de kwaliteit in de horeca. Deze lokvogelpraktijken hebben een pervers effect in de sectoren die van restauratie hun belangrijkste activiteit maken. De Europese regelgeving maakt deze praktijken vandaag mogelijk. Groen wil dat de Europese regels hierrond bijgestuurd worden.
7. Opleiding op de werkvloer valoriseren
Horecaplan Groen februari 2015
11 Werkgevers in de horeca worden gesensibiliseerd en ondersteund om een meer actieve rol te spelen in de opleiding van hun personeel. Horeca Vorming Vlaanderen onderneemt reeds een aantal initiatieven samen met opleidingsverstrekkers en organiseert op initiatief van de sociale partners kosteloos opleidingen voor werknemers in de sector. Groen pleit ervoor om samenwerking en afstemming tussen onthaalbureau, volwassenenonderwijs, Syntra, OCMW en VDAB verder uit te bouwen. Verder wil Groen dat Horeca Vorming, net als andere sectorale opleidingsfondsen, de activiteiten uitbreidt met advies rond het personeels- en competentiebeleid voor werkgevers in de horeca. Sectorale opleidingsfondsen zijn perfect geplaatste organisaties voor het uitwerken van dit soort advies. Groen stelt voor dat de overheid convenanten afsluit met sectorale opleidingsfondsen over de uitbouw van hun dienstverlening in deze richting. Ook bestaande maatregelen zijn voor de horeca in het bijzonder nog te weinig gekend. Een Individuele BeroepsOpleiding (IBO) is een interessante tewerkstellingsmaatregel waarbij een werkzoekende gedurende één tot zes maanden een opleiding volgt op de werkvloer en daarbij een inkomen ontvangt dat een normaal loon benadert. De werkgever betaalt geen loon en geen RSZ, maar is na de opleiding verplicht een contract van onbepaalde duur aan te bieden. Sinds werkgevers na afloop van de beroepsopleiding nu ook een contract van bepaalde duur mogen aanbieden (aanpassing van de regeling sinds oktober 2013), neemt het aantal IBO-contracten toe. Tijdens de eerste zes maanden van 2014 werden er in de horecasector 571 IBO-contracten afgesloten. Groen pleit ervoor om deze maatregelen meer bekend te maken in de horecasector. Nieuwkomers zijn gebaat bij een snelle instroom op de arbeidsmarkt. De horeca biedt daartoe veel kansen en leent zich goed om ‘Nederlands op de werkvloer’ aan te bieden. Een taalinstructeur van de VDAB zorgt ervoor dat de opleiding is aangepast aan het niveau Nederlands van de anderstalige medewerkers. Hij geeft de opleiding in de zaak en tijdens de werkuren. De focus ligt niet op de theorie maar op de praktijk waarbij de cursisten correct Nederlands leren spreken in concrete werksituaties. Nederlands op de Werkvloer kost zo’n € 75 euro per uur, wat voor kleine horecazaken te veel is. Groen pleit voor bijkomende ondersteuning van Horeca Vorming Vlaanderen om de opleidingskost op zich te nemen.
8. Concretere oplossingen voor knelpunten op de arbeidsmarkt De horecasector telt heel wat knelpuntberoepen. Een aantal beroepen uit de sector zijn ‘basisberoepen’ als hotelreceptionist, kamerjongen/meisje, hulpkok of keukenmedewerker in een grootkeuken. Om het probleem van dit soort knelpuntvacatures beter aan te pakken wil Groen dat de VDAB en Actiris niet alleen de toeleiding van werkzoekenden naar openstaande vacatures versterken, maar ook werkgevers meer ondersteunen en sensibiliseren om deze vacatures ingevuld te krijgen. De paradox op de arbeidsmarkt waarbij er enerzijds veel werkzoekenden geen job vinden en er anderzijds veel vacatures niet ingevuld raken, wordt op dit moment in hoofdzaak aangepakt door werkzoekenden te activeren, hen op te leiden en aan te sporen op vacatures in te gaan. Deze begeleiding kan nog beter. Maar ook een flankerend beleid is nodig, dat de vacatures activeert. Waar nodig moet de aanwervingsdrempel lager liggen en/of moeten kandidaten intensief worden begeleid tijdens een inwerkperiode. Daarom werken VDAB en Actiris een sluitende aanpak voor deze vacatures voor ‘basisberoepen’ uit, en garanderen we werkgevers dat een vacature na een aanvaardbare periode ingevuld kan worden door een competente kandidaat.
Horecaplan Groen februari 2015
12 Andere knelpuntberoepen, als chef kok of maître d’hotel zijn eerder ‘doorgroeifuncties’, functies die je pas na een relevante ervaring op de werkvloer kan uitoefenen. Voor deze functies is een doorgedreven samenwerking met partnerorganisaties uit de sector (Horeca Vorming, CVO’s) aangewezen.
9. Lokale beleidsplannen met aandacht voor de horeca Horecazaken floreren doorgaans in een lokale context. Ze leven bij gratie van een bruisende stad of gemeente, lokale evenementen, een gastvrije omgeving, etc. Horeca en gemeenten hebben elkaar nodig. Een stad heeft baat bij een levendig, gevarieerd en kwaliteitsvol horeca-aanbod. Een aantrekkelijke horeca vraagt een horecavriendelijk kader vanwege de stad of gemeente. In lokale beleidsplannen garandeert de gemeente dat er op een correcte manier plaats gemaakt wordt voor zowel het dorpscafé als ‘sociale’ horeca zoals jeugdhuizen, sociale economie of fakbars in studentensteden.
10. Horeca speelt een rol voor toerisme en erfgoedbeheer Een gecoördineerd toerisme- en promotiebeleid kan voor de horeca een belangrijke duw in de rug betekenen. De Vlaamse en Belgische eet-, drink- en tafelcultuur moet meer worden uitgespeeld als belangrijke troef in zowel de binnen- als de buitenlandpromotie. Culinaire en internationale uitwisselingen die de Belgische gastronomie en producten internationaal beter op de kaart zetten moeten worden ondersteund. Ook de volkscafés verdienen een hernieuwde aandacht. Vanuit de vaststelling dat er heel wat volkscafés de deuren sloten lanceerde Volkskunde Vlaanderen vzw begin 2008 het project ‘Hart voor volkscafés'. Met het project wilde Volkskunde Vlaanderen vzw het belang van het levende volkscafé als sociale ontmoetingsplaats en haar waarde als cultureel erfgoed blijvend onder de aandacht brengen. Dit soort zaken daadwerkelijk erkennen als cultureel erfgoed kan de overlevingskansen versterken. Zo openen we de mogelijkheid om noodzakelijke instandhoudingswerken in deze zaken te ondersteunen vanuit de overheid.
Horecaplan Groen februari 2015