14 AUGUSTUS 1969. - Koninklijk besluit tot bepaling van de voorwaarden tot uitoefening van de beroepswerkzaamheid van behanger-plaatser van wand- en vloerbekledingen in de kleine en middelgrote handels- en ambachtsonderneming. Gelet op de wet van 24 december 1958, waarbij beroepsuitoefeningsvoorwaarden kunnen worden ingevoerd in de ambachts-, de kleine en middelgrote handels- en de kleine nijverheidsondernemingen, gewijzigd bij de wetten van 6 maart en 8 juli 1964; Gelet op het koninklijk besluit van 15 april 1959 tot uitvoering van de wet van 24 december 1958, gewijzigd door het koninklijk besluit van 4 december 1964; Gelet op het verzoekschrift ingediend door het Belgisch nationaal Verbond der meestersbehangers, meubel- en woningstoffeerders, de Belgische Federatie van meester-schilders en sierschilders en het Nationaal Verbond der vrije meesterschilders en woninginrichters, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 1 november 1968; Gelet op het gunstig en met redenen omkleed advies, uitgebracht door de Hoge Raad voor de middenstand op 12 februari 1969, de Nationale Professionele Kamer en de Nationale Interprofessionele Kamer gehoord; Gelet op het advies van de Raad van State; Op de voordracht van Onze Minister van Middenstand, Hebben Wij besloten en besluiten Wij : Artikel 1. - KB 19-05-1972, art. 2 - De beroepswerkzaamheid van behanger-plaatser van wand- en vloerbekledingen mag als hoofd- of bijberoep slechts worden uitgeoefend in een kleine of middelgrote handels- of ambachtsonderneming voor zover is voldaan aan de in dit besluit bepaalde eisen. Art. 2. § 1. Het beroep van behanger-plaatser van wand- en vloerbekledingen, in de zin van dit besluit, oefent uit hij die, voor rekening van derden, gewoonlijk en op zelfstandige wijze alle werken uitvoert in woningen of gebouwen ter bekleding : a) hetzij van muren of binnenmuren, zelfs indien deze kunnen worden weggenomen of uit lichte materialen vervaardigd zijn, van deuren of zolderingen bij middel van materialen als papier, over hun volledige oppervlakte geplakte textielprodukten, sierleder, "feltbaseprodukten", linoleum, vaste rubberprodukten of vaste synthetische produkten, met name de plastieken stoffen : b) hetzij van vloeren bij middel van materialen als "felt-baseprodukten", linoleum, vaste rubberprodukten, over hun volledige oppervlakte geplakte textielprodukten of vaste synthetische produkten, met name de plastieken stoffen; of deze werken doet uitvoeren door zijn werkkrachten. Onder "felt-baseprodukten" dienen te worden verstaan de wand- of vloerbekledingen bestaande uit viltzeil of gebitumineerd karton waarop een verf- en/of een vernislaag werd aangebracht. § 2. Vallen niet onder de toepassing van dit besluit de werkzaamheden vermeld onder § 1 indien zij worden uitgevoerd : a) voor het toneeldecorbedrijf; b) voor het reclamedecorbedrijf.
Art. 3. De in artikel 1 bedoelde ondernemingen zijn die welke een jaarlijks gemiddelde van niet meer dan vijftig werknemers te werk stellen. Art. 4. - KB 19-05-1972, art. 3 - Het getuigschrift bedoeld bij artikel 5 van de wet van 15 december 1970 mag aan een persoon die de beroepswerkzaamheid van behanger-plaatser van wand- en vloerbekledingen wenst uit te oefenen slechts worden uitgereikt voor zover onder de bij hetzelfde artikel bepaalde voorwaarden, bewezen wordt dat al de hierna opgesomde kennis werd voldaan : 1° de kennis van bedrijfsbeheer bedoeld bij artikel 8 van het koninklijk besluit van 25 februari 1971 tot vaststelling van de uitvoeringsmaatregelen van de wet van 15 december 1970; 2° de volgende beroepskennis : A) Warenkennis : herkomst, kenmerken en eigenschappen, gebruik en handelsmaten van : bekledingsmaterialen : behangsel- en dergelijk papier, grondpapier (voeringspapier), gewoon papier, luxepapier, geperst papier, effen mat en gevernist papier, namaakpapier, lincrusta, speciaal papier zoals : salubra, tekko, fluweelpapier, lederpapier en stropapier, sierleder, feltbaseprodukten, linoleum, rubberprodukten, textielprodukten, die over hun volledige oppervlakte worden geplakt, vaste synthetische produkten, met name de plastieken stoffen; isolerende materialen, kleefstoffen en verdunningsmiddelen, egalisatie- en onderhoudsprodukten, inzonderheid : vochtwerende produkten : bladtin, bitumen, verven, roofing en plastiekprodukten; gips, plamuur, schuurpapier, puimsteen, tengellatten, behangsellinnen, glasvlies, spijkers, draadnageltjes, schroeven, aluinpoeder, terpentijn, gemalen wit, lijnolie, droogsel, hechtingslaag. B) Kennis der bedrijfsuitrusting : Benaming, eigenschappen, gebruik, transport en onderhoud van de volgende gereedschappen : linomessen, passers, kitstrijkers, hamers, lino- en houtschaaf, knipen trektangen, schroevedraaiers, handzaken, smetkoord, krijt, meters, handstoffers, winkelhaken, plamuurmessen, scharen, plakspanen, truwelen, vochtigheidsmeters, afschrijvers, brandlampen, walsen, snijmachine voor tegels, zakjes zand, schrapers, puimsteen, amerilsteen, handboren, doorslag, waterpas, klein afrolapparaat, emmers en vervoermiddelen, behangerstafels, behangersborstels en andere borstels, sponsen, zachte doeken, plooibare en massieve staven, linealen, zinkband en glaslat, behangersmes en andere messen, linealen met snijapparaat, schietlood, rubberrol voor naden, kaplos, koevoet, houtbeitels, verstelbak, rechte en gebogen naalden, rawplug, drevel, handrol en zachte borstel met lange steel, gasfles, ladders en trapbanken. Schoonstomer, elektrische handboormachine en elektrische schuurmachine, lasapparaten voor plastiek, elektrische schaar, lijmspuiten, nagelpistolen. C) Technische kennis : Kennis van de werkzaamheden die het plaatsen van bekledingen vooraf dienen te gaan : onderzoek van de te bekleden oppervlakte, ontvetten, stofvrij en vochtwerend maken, aanbrengen van warmte- en geluidsisolering, verwijderen van oude bekledingen, egalisatie der te bekleden oppervlakten;
D)
E)
F)
G)
Kennis van het plaatsen der bekledingen : uitleggen, afschrijven, snijden, lijmen, walsen, passend maken en lassen der naden; plaatsen van tegels, trekken van hartlijnen; afschrijven, aanpassen en plakken (recht, schuin en ingelegd werk); plaatsen van plastieken, houten en metalen profielen; plaatsen van trapbekledingen; decoratieve schikking van het behang; plaatsen van grondpapier, plaatsen van de andere bekledingen; Kennis van het onderhoud der voormelde bekledingen. Theoretische kennis : 1. Stijlleer : Grondbegrippen over de stijlen vanaf de Renaissance tot en met de hedendaagse vormgeving. Onderscheiding van deze stijlen in het interieur en in de versieringsmotieven van de bekledingen. 2. Kleurenleer : Hoofdkleuren, tweeledige en aanvullende kleuren. Waarde van de kleuren : warme, koude en neutrale kleuren. Kleurenharmonie en -contrast. Kleurentoepassing in het interieur. 3. Planlezen en kennis der conventionele tekens. Beroepstekenen : Opmeten en tekenen op schaal. Werkplan. Opmaken van een schets van uitvoering. Beroepshygiëne en beroepsveiligheid : Gevaren bij het gebruik van materialen en gereedschap, inzonderheid van licht ontvlambare en giftige produkten : te nemen voorzorgsmaatregelen. Eerste hulp bij ongevallen. Wetten en reglementen : Rechten, verplichtingen en aansprakelijkheid van het ondernemingshoofd. Eenvoudige begrippen van sociaal recht in verband met de arbeidsovereenkomst voor werklieden en bedienden, het leercontract, het stelsel der sociale zekerheid en de reglementering op de arbeidsbescherming, de hygiëne en de veiligheid.)
Art. 5. - KB 19-05-1972, art. 4 § 1. Onverminderd de bepalingen van artikel 8, § 1 van de wet van 15 december 1970, moeten worden geacht het bewijs van de kennis van het bedrijfsbeheer te leveren, de houders van een van de akten opgesomd in artikel 6, a, van dezelfde wet of in artikel 32 van het koninklijk besluit van 25 februari 1971 tot vaststelling van de uitvoeringsmaatregelen van die wet. § 2. Onverminderd dezelfde bepalingen moeten worden geacht het bewijs van de beroepskennis te leveren, de houders van een van de volgende akten : 1° een diploma, een brevet of een eindgetuigschrift van een afdeling van een technische school of leergang of van een beroepsschool of -leergang dat beantwoordt aan het beoogd beroep dan wel aan het beroep van aannemer van schilderwerken voor zover het melding maakt van een cursus met betrekking tot wand- en vloerbekleding; 2° een diploma of een eindgetuigschrift van een afdeling van een hogere secundaire technische school of leergang, dat beantwoordt aan het beroep van woninginrichter, van woningstoffeerder of van binnenhuisarchitect;
3° een getuigschrift van geschooldheid, geviseerd door de Minister of de Staatssecretaris die de Middenstand onder zijn bevoegdheid heeft, dat beantwoordt aan het beroep van wand- en vloerbekleder of aan het beroep van aannemer van schilderwerken voor zover dit getuigschrift eveneens melding maakt van geschooldheid hetzij als wandbekleder hetzij als vloerbekleder; 4° een getuigschrift van patroonsbekwaamheid, geviseerd door de Minister of de Staatssecretaris die de Middenstand onder zijn bevoegdheid heeft, dat beantwoordt aan het beroep van woninginrichter of van woningstoffeerder; 5° een getuigschrift waaruit het slagen blijkt voor een examen over de beroepskennis opgesomd in artikel 4, 2° van dit besluit, vóór een centrale examencommissie waarvan de leden zijn benoemd door de Minister of de Staatssecretaris die de Middenstand onder zijn bevoegdheid heeft. (Deze akten kunnen evenwel slechts in aanmerking worden genomen voor zover de houder ervan ouder is dan vijfendertig jaar op de dag van de beslissing van het bureau van de Kamer voor ambachten en neringen of van de Vestigingsraad, of voor zover hij een praktische leertijd van twee jaar heeft doorgemaakt in een afdeling van een technische of beroepsschool of in een technische of beroepsleergang betreffende het beroep van behanger-plaatser van wand- en vloerbekledingen, aannemer van schilderwerken, woninginrichter, woningstoffeerder of binnenhuisarchitect. Het leerjaar moet ten minste tweehonderd uren werkelijke praktijk omvatten.) - KB 03-10-1978, art. 8 § 1. (De leertijd kan eveneens worden doorgemaakt bij een in het beroep van aannemer van schilderwerken, van woninginrichter, van woningstoffeerder, van binnenhuisarchitect gevestigd patroon, of in een handelsonderneming, of in een openbare dienst waar de aanvrager het beroep daadwerkelijk heeft uitgeoefend als verantwoordelijke van een dienst "behangenplaatsen van wand- en vloerbekledingen" of als werkman-behanger-plaatser van wand- en vloerbekledingen. Het bewijs van deze leertijd moet geleverd worden door middel van een getuigschrift uitgereikt door de afdeling van de technische of beroepsschool of van de technische of beroepsleergang, of door hoofden van de handelsonderneming of van de openbare dienst waarin de leertijd is doorlopen. De handtekening van het ondernemingshoofd moet worden gelegaliseerd door de burgemeester van de gemeente waar de leertijd werd verricht.) - KB 0202-1982, art. 1. Indien het bedoelde getuigschrift niet kan worden voorgelegd, mag het bewijs dat de leertijd werkelijk werd doorgemaakt, worden geleverd door enig ander rechtsmiddel. § 3. (Onverminderd dezelfde bepalingen, moeten ook worden geacht het bewijs van de beroepskennis te leveren, de houders van één van de volgende akten met betrekking tot het beroep van aannemer van schilderwerken, woninginrichter of woningstoffeerder : a) een diploma, een brevet of een eindgetuigschrift van een afdeling van een technische of beroepsschool of van een technische of beroepsleergang; b) een getuigschrift van geschooldheid, geviseerd door de Minister of de Staatssecretaris tot wiens bevoegdheid de Middenstand behoort.
Deze akten worden slechts in aanmerking genomen voor zover de houder ervan ouder is dan vijfendertig jaar of een praktische leertijd van twee jaar heeft doorgemaakt, waarvan één jaar in een afdeling van een technische of beroepsschool of in een technische of beroepsleergang waarvan het programma voor dit schooljaar ten minste tweehonderd uren werkelijke praktijk betreffende de activiteit van schilder, woninginrichter of woningstoffeerder voorschrijft, en één jaar in een afdeling van een technische of beroepsschool, of in een technische of beroepsleergang waarvan het programma ten minste tweehonderd uren werkelijke praktijk met betrekking tot de in artikel 2, § 1, van dit besluit bedoelde activiteiten voorschrijft. (De leertijd kan eveneens worden doorgemaakt, gedurende één jaar, hetzij bij een in beroep van aannemer van schilderwerken, woninginrichter of woningstoffeerder gevestigd patroon, hetzij in een openbare dienst of in een handelsonderneming die deze werkzaamheden voor eigen noden uitvoert en gedurende één jaar, hetzij bij een in het beroep van behanger-plaatser van wand- en vloerbekledingen gevestigd patroon, hetzij in een openbare dienst of een handelsonderneming welke die werkzaamheden voor eigen noden uitvoert.) ) - KB 03-10-1978, art. 8 § 2 - KB 0202-1982, art. 1. Het bewijs van deze leertijd moet geschieden in dezelfde voorwaarden als deze voorgeschreven zijn in § 2 van dit artikel. § 4. Moeten eveneens geacht worden het bewijs van de kennis van het bedrijfsbeheer te leveren zij die blijk geven van een handels- of ambachtspraktijk beoefend naar de modaliteiten en in de voorwaarden bepaald bij het artikel 6, b of c van de wet van 15 december 1970 en bij de artikelen 34, 35 of 36 van het koninklijk besluit van 25 februari 1971. § 5. Moeten eveneens geacht worden het bewijs van de beroepskennis te leveren zij die bewijzen gedurende ten minste vijf jaar in de loop van de tien jaren die hun aanvraag om getuigschrift voorafgaan : a) hetzij als ondernemingshoofd te hebben uitgeoefend één of meerdere werkzaamheden, beoogd in artikel 2 van dit besluit, of zonder door een arbeidsovereenkomst te zijn gebonden het dagelijks beheer te hebben waargenomen van een onderneming of een inrichting waar die werkzaamheden werden uitgeoefend; b) hetzij aan de uitoefening van één of meerdere van dezelfde werkzaamheden te hebben deelgenomen als bediende in een leidende functie, als helper van een ondernemingshoofd of als werkman die gedurende twee jaar tenminste behoorde tot de categorie van geschoolde werklieden zoals die vastgelegd is, op het vlak van het berekenen van de regelingslonen, bij de collectieve arbeidsovereenkomsten in het Nationaal Paritair Comité voor het bouwbedrijf gesloten en algemeen verbindend verklaard bij koninklijk besluit; c) hetzij aan de in artikel 2 van dit besluit beoogde werkzaamheden te hebben deelgenomen in leidende functies van technische aard, of als in deze werkzaamheden geschoold arbeider, wanneer die werkzaamheden worden uitgevoerd in een openbare dienst of in een handelsonderneming die ze verricht voor de eigen noden van de dienst of de onderneming.) De ondernemingshoofden kunnen op deze bepaling slechts aanspraak maken voor zover zij in het handelsregister waren ingeschreven gedurende gans de tijdruimte bepaald in lid 1 van deze paragraaf. Wanneer zij overeenkomstig de bij het koninklijk besluit van 20 juli 1964, gecoördineerde wetten betreffende het handelsregister werden ingeschreven, dient de inschrijving de rubrieken te vermelden die met de vereiste werkzaamheid of werkzaamheden overeenstemmen. In geen geval mag een werkzaamheid in aanmerking genomen worden die verricht werd door een persoon van minder dan achttien jaar oud.
Het bewijs van deze werkzaamheid moet geleverd worden door middel van de stukken bedoeld bij de artikelen 34, § 2, 35, § 2, of 36, § 2 van het koninklijk besluit van 25 februari 1971 voor zover deze stukken de aard van de bewuste werkzaamheid en, in de gevallen bedoeld onder littera b) hierboven, de vereiste functies of categorieën nauwkeurig aanduiden. Wordt die nauwkeurige aanduiding niet gegeven, dan kan het aanvullend bewijs van de overeenstemming van de werkzaamheid en, in voorkomend geval, van de vereiste functie of categorie geleverd worden door enig ander rechtsmiddel, met inbegrip van getuigenverklaring voor zover die uitgaan ofwel van een openbaar organisme of organisme van openbaar nut dat het bevestigde feit op een voor de aanvraag gelegen tijdstip en bij de uitvoering van zijn eigen taak heeft vastgesteld, ofwel in voorkomend geval, van een werkgever van de aanvrager. (Indien de werkzaamheid ononderbroken werd uitgeoefend, mag zij een aanvang hebben genomen vóór de tien jaar, op voorwaarde dat zij een einde neemt in de loop van die periode.) - KB 02-02-1982, art. 4. Art. 6. - KB 19-05-1972, art. 5 - Onverminderd de vrijstelling waarin artikel 19, § 3 van de wet van 15 december 1970 voorziet, vallen niet onder toepassing van de gestelde eisen inzake kennis, de natuurlijke personen die van 1 november 1964, tot in november 1968, regelmatig en onder leiding en toezicht van een derde hebben deelgenomen aan een der werkzaamheden die vallen binnen het toepassingsgebied van dit besluit, zoals dit bepaald is in artikel 2, en die zulks bewijzen door middel van een attest dat hun werd uitgereikt door het gemeentebestuur ingevolge een aanvraag die werd ingediend vóór de datum van de inwerkingtreding van deze bepaling. Art. 7. (opgeheven) - KB 19-05-1972, art. 5. Art. 8. Onze Minister van Middenstand is belast met de uitvoering van dit besluit
(Opgeheven) - KB 1999-04-27/44, art. 17, 002; Inwerkingtreding : onbepaald. (NOTA 1 : Blijf van toepassing in sommige gevallen en gedurende een bepaalde periode, zie KB 1999-04-27/44, art. 17, §§ 2 en 3) (NOTA 2 : KB 1999-04-27/44 wordt door KB 2000-10-02/33, art. 1, ingetrokken)