Heb jij het ook zo warm?
Europese Commissie
Deze publicatie werd uitgegeven door het Directoraat-Generaal Milieuzaken en is verschenen in de officiële talen van de Europese Unie. De publicatie is eveneens beschikbaar op de website van het Directoraat-Generaal Milieuzaken voor Jeugd en Milieu: http://europa.eu.int/comm/environment/youth/index_nl.html
Scenario: Benoît Coppée Illustraties: Nicolas Viot Techische realisatie: Qwentes KANTOR
Europe Direct helpt u antwoord te vinden op uw vragen over de Europese Unie Een nieuw gratis nummer:
00 800 6 7 8 9 10 11
Meer gegevens over de Europese Unie vindt u op Internet via de Europaserver (http://europa.eu.int). Bibliografische gegevens bevinden zich aan het einde van deze publicatie. Luxemburg: Bureau voor officiële publicaties der Europese Gemeenschappen, 2005 ISBN 92-894-8898-0 © Europese Gemeenschappen, 2005 Overneming met bronvermelding toegestaan.
Printed in Belgium GEDRUKT OP GERECYCLEERD PAPIER
De brandende zon schroeide de bomen en de heuvels bruin. Op het TV nieuws was het volgende bericht te geweest: “Het is opvallend warm in het stadje Merlijn, zo warm dat wetenschappers zich ernstige zorgen maken. Volgens hen heeft de hittegolf waarschijnlijk te maken met de verandering van het klimaat. De nooddiensten vragen iedereen erg voorzichtig te zijn. In dit extreem droge weer is het gevaarlijk om vuur te maken in het bos...”.
1
Tom was buiten aan het spelen: wat was het toch heerlijk rustig in de natuur! Plots scheurde het geloei van een sirene de stilte aan stukken. WIE-AA-WIE-AA! Een brandweerwagen zoefde voorbij, en daarna nog één, en nog één! In de verte klom een zuil van rook hoger en hoger de hemel in. Wat een ramp: dat moest een bosbrand zijn, vlak buiten het stadje Merlijn. De angst greep Tom bij de keel.
2
Hij dacht aan zijn vriendinnetje, Lila het vosje, en hoopte vurig dat de vlammen haar niet in het nauw hadden gedreven. Hij spurtte naar de plek waar de rook vandaan kwam. Het leek wel een slagveld, waar brandweerlui in vol ornaat ten strijde trokken tegen een roodgloeiend monster. Met hun lange brandslangen spoten ze tonnen water in de gloed. Overal waar je keek hing een dik, zwart rookgordijn. De rook kroop in Toms keel en sneed bijna zijn adem af: snel bedekte hij zijn mond met zijn T-shirt.
3
Een brandweerman riep: “Het vuur heeft zich te ver verspreid! Er zit niet genoeg water in de brandweerwagens om het helemaal te blussen!” De baas van de brandweerploeg keek achter zich in de richting van de rivier. Er lag een heel ernstige uitdrukking over zijn gezicht. “Door dit droge weer is er niet meer genoeg rivierwater over”, zei hij. “Ik zie geen oplossing.” Tom keek snel om zich heen. “Lila! Waar ben je?”, riep hij. “Lila! LILAAAA!” Precies op dat moment kwam Lila het vosje op hem toe gelopen en streek met haar pels langs Toms benen. “Lila! Ik ben zo blij dat je niets is overkomen!”, riep Tom dolgelukkig uit.
4
Maar er was Lila wel degelijk iets overkomen: ze zag er doodsbang uit. Onafgebroken drukte ze haar snuitje tegen Toms benen en draaide ze in kringetjes om hem heen. Plots trok ze met haar tandjes aan de broekspijp van één van de brandweerlui. Max – zo heette hij – hurkte naast haar neer. “Wat is er, kleintje?”, vroeg hij. “Wat wil je ons vertellen?”
5
Lila maakte zachte, klaaglijke geluidjes. Het leek wel of ze Max wilde meelokken. Plots ging ze er als een pijl uit een boog vandoor, ...in de richting van de vuurgloed. Ze rende een smal pad op en verdween tussen de bomen. Een gordijn van vlammen schoof achter haar dicht. Max probeerde haar met grote passen bij te houden. Hij sprong door het vuurgordijn en verdween uit het zicht. En toen was er niets meer, alleen nog het geloei en geknetter van de vlammen. “LILA!”, schreeuwde Tom. “WEES VOORZICHTIG!!”
6
De baas van de brandweerploeg stapte op Tom toe. “Maak je geen zorgen”, zei hij. “Max is de beste brandweerman van het hele land. Lila is in goede handen. Het probleem is dat we water nodig hebben, en wel heel snel!” Op dat moment dacht Tom aan de grot daar in de buurt, waar een geheime bron ontsprong! Opgewonden vertelde hij het tegen de baas. “Ben je daar zeker van?”, vroeg die. “Absoluut!”, knikte Tom stellig.
7
De baas van de brandweerploeg lachte tevreden. “Prima!”, zei hij. “We nemen die brandweerslang daar mee en dan breng jij me naar die bron van jou. Trouwens: hoe heet je eigenlijk?” “Tom”, zei Tom. “Waarom is het eigenlijk zo warm tegenwoordig?”, vroeg Tom, terwijl ze samen koers zetten naar de grot. “Op de televisie zeggen ze dat...”
8
“Ja, dat heb ik ook gehoord”, zei de baas. “Het probleem is dat onze planeet warmer aan het worden is. Het klimaat verandert en daarom krijgen we hittegolven zoals nu. En stormen, overstromingen en allerlei andere natuurrampen. Het ijs op de noordpool en de zuidpool is aan het smelten, net als de gletsjers op hoge bergen, zoals de Alpen. Het smeltwater komt in de rivieren en in de zee terecht, zodat het peil van het zeewater gaat stijgen. Sommige eilanden en kustgebieden zullen waarschijnlijk na verloop van tijd onder het water verdwijnen en een aantal landen zal helemaal bedekt worden door woestijn als het klimaat warmer blijft worden.”
9
“Maar waarom gebeurt dat allemaal?”, vroeg Tom. De baas van de brandweerploeg moest van het praten en lopen naar adem happen, maar deed toch zijn best om de vraag van Tom te beantwoorden. “Je weet vast wel dat auto’s, vliegtuigen, fabrieken en dergelijke rook en uitlaatgassen produceren, of niet, Tom?” “Ja hoor.” “Een aantal van die gassen noemen we ‘broeikasgassen’. Ze stijgen op naar de atmosfeer en vormen daar een soort doorzichtige gasbel rond de aarde. De warmte van de zon, wordt in de atmosfeer door de broeikasgassen vastgehouden en kan niet meer ontsnappen – net als in een broeikas, waar de warmte door de kas wordt vastgehouden en de planten sneller doet groeien. Het probleem is dat wij te veel broeikasgassen produceren en het op aarde dus alsmaar warmer wordt. Snap je?” “Ja”, zei Tom. “Als ik het dus goed begrijp, is er iets mis met het weer.” Inmiddels waren ze bij de grot aangekomen. Tom juichte van vreugde. “Ik help u wel even met die brandslang!”, bood hij stralend aan.
10
Tom greep het uiteinde van de slang stevig beet en trok de grot in. Nauwelijks een paar tellen later galmde zijn stem uit de duisternis: “KLAAA-AAR!! WAA-TER-ter-ter-er!!” De baas gaf de boodschap meteen door aan zijn mannen: “POMPEN MAAR, JONGENS!!”
11
De slang zoog zich helemaal vol met het water uit de bron. “Goed gedaan, Tom!”, riep de baas. “Hiermee kunnen we de brand volledig blussen: prachtig!” Tom kwam net uit de grot gekropen. Door de modder op zijn gezicht heen kon je zien dat hij straalde. Hij ging naast de baas zitten, keek hem aan en vroeg: “Dus dan is de mens verantwoordelijk voor de verandering van het klimaat?”
12
Er viel een korte stilte vóór de baas van de brandweerploeg het woord nam: “Inderdaad, Tom. De broeikasgassen komen uit onze auto’s, onze vliegtuigen, onze fabrieken, zelfs uit onze brandweerwagens. We zijn dus allemaal mee verantwoordelijk.” Tom dacht diep na. Als het zo zat, wat kon hij dan doen om te voorkomen dat die gassen in de atmosfeer terechtkwamen en de aarde opwarmden? Hij vroeg het de baas. “Je kan je vader en moeder vragen de auto wat minder vaak te gebruiken. Een mens kan net zo goed lopend of met de bus of de fiets naar het werk of naar school.” “Dank u voor de tip!”, zei Tom. “Vanaf nu neem ik de fiets naar school!”
13
“Je kan er ook voor zorgen dat je slaapkamerraam dicht is terwijl de verwarming aanstaat, Tom. Ketels van de centrale verwarming produceren namelijk ook broeikasgassen én we moeten allemaal ons steentje bijdragen om energie te besparen.” “Dat spreekt voor zich”, vond Tom. “Nou, het zou je verbazen hoeveel warmte in onze huizen verloren gaat. Door kieren van deuren en ramen die niet goed sluiten komt tocht naar binnen die de temperatuur in huis doet dalen. En wat doen we dan? We draaien de verwarming hoger en meer verwarming betekent meer broeikasgassen.” “Zo had ik het nooit bekeken”, moest Tom bekennen. “Interessant! Wat kan ik nog meer doen?”
14
“Het licht uitschakelen als je het niet echt nodig hebt, want elektriciteit wordt gemaakt in elektriciteitscentrales die ook broeikasgassen produceren. Dus vóór je ‘s ochtends naar school vertrekt, moet je altijd even controleren of je slaapkamerlicht uit is.” “Doe ik!”, knikte Tom. “Wat nog meer?” “Je kan je ouders vragen om elektriciteit te kopen die door de wind of de zon is opgewekt... ‘Hernieuwbare energie’ heet dat, omdat de wind steeds opnieuw blaast en de zon steeds opnieuw weer schijnt... en de energie dus niet opraakt. Bovendien produceren de wind en de zon geen broeikasgassen.”
15
Plots scheeuwde iemand dwars door hun gesprek heen. “WE ZIJN TERUG!” Het was Max de brandweerman en hij had Lila het vosje bij zich: allebei waren ze veilig en wel uit het brandende bos teruggekeerd! Tom en de baas van de brandweerploeg konden hun vreugde niet op: wat geweldig dat ze terug waren én dat de brandweerlui het vuur eindelijk onder controle kregen, dankzij het water uit de geheime bron! De uitputting was op Max’ zwartgeblakerde gezicht af te lezen. Met tranen in de ogen en een trilling van ontroering in zijn stem, toonde hij wat hij van Lila moest redden: in zijn armen lagen vier kleine vossenjongen! Lila vlijde haar kopje tegen Tom aan. “Dus dat wilde je ons vertellen, Lila”, fluisterde hij in haar oor. De baas tikte Tom zachtjes op zijn hoofd. “Blijkbaar, Tom. Ze wilde dat we haar jongen zouden redden. En dankzij jou en haar...” Een lichtflits deed hem zijn woorden inslikken. Het was een fotograaf, op de voet gevolgd door de burgemeester van het stadje Merlijn. De burgemeester stapte op de baas van de brandweerploeg af en schudde hem energiek de hand. FLITS! Nog een foto. “Wat een hitte!”, zei de burgemeester. FLITS! Hij bukte zich en nam Tom op zijn arm. FLITS! De burgemeester veegde het zweet van zijn voorhoofd met een zakdoek. FLITS! “Goed gedaan!”, zei de burgemeester. “Dankzij u allen, uw moed en doorzettingsvermogen, is de bosbrand bij onze stad geblust. Ik wil u vanuit het diepst van mijn hart bedanken en u deze medailles opspelden...” 16
FLITS! Lila, Tom and Max – met de vier vossenjongen nog in zijn armen – lopen naar de burgemeester. Tom neemt het woord: “Meneer de burgemeester, deze arme vossenjongen zijn vandaag bijna gestorven... en waarom? Omdat ons klimaat verandert. Daarom vind ik dat u deze medailles moet geven aan de mensen die onze planeet proberen te redden!”
17
FLITS! Nog een foto. “Meen je dat, Tom?”, vraagt de burgemeester verwonderd. “Maar ik dacht... Ik bedoel: ik wilde gewoon...” Toen nam de baas van de brandweerploeg het woord. “Meneer de burgemeester, wij zijn brandweerlui. We hebben gewoon gedaan wat we moeten doen: ons werk. Maar Tom heeft gelijk. Het klimaat wordt warmer en deze bosbrand past bij die ontwikkeling. Waarschijnlijk zijn wij mensen de oorzaak. Het klimaat verandert wel degelijk!
18
Na deze woorden nam de baas van de brandweerploeg Lila’s jongen in zijn armen en knuffelde ze zachtjes. Wat een schatjes! FLITS! Nog een foto. “Ik heb een idee”, zei Tom. “Waarom geven we die medailles niet aan iedereen die elke dag de fiets naar het werk of naar school neemt, die zonne- en windenergie gebruikt, die zijn auto thuis laat en de bus neemt? Geef een medaille aan iedereen die meehelpt dat er minder broeikasgassen worden uitgestoten. Dát zijn de echte helden!” De burgemeester keek Tom goedkeurend aan. “Dat is een schitterend idee!”, beaamde hij. “Ik maak er meteen werk van!”
19
De brand was geblust. ‘s Ochtends stonden de kranten van het stadje Merlijn bol van de foto’s: de burgemeester met de baas van de brandweerploeg, Max met een brede grijns naast zijn brandweerwagen, en eentje van een vermoeide Tom. Maar de favoriete foto van alle lezers was ongetwijfeld die van Lila met haar vier zogende jongen: veilig en wel... net op het nippertje gered...
20
Europese Commissie HEB JIJ HET OOK ZO WARM? Luxemburg: Bureau voor officiële publicaties der Europese Gemeenschappen 2005 — 20 blz. — 16,2 x 22,9 cm ISBN 92-894-8898-0
Copies van deze publicatie zijn zolang de voorraad strekt gratis verkrijgbaar bij: Europese Commissie Directoraat-generaal Milieu Informatiecentrum (BU-9 0/11) B-1049 Brussel Fax: 32-2 299 61 98 E-mail:
[email protected]
KH-64-05-838-NL-C